Miele KFN 12943 SD edt, KFN 12943 SD cs User Manual [nl]

Gebruiksaanwijzing en montagehandleiding
Koel-vriescombinatie met NoFrost-systeem en DynaCool KFN 12943 SD edt/cs
Lees in elk geval de ge­bruiksaanwijzing voor u het toestel opstelt, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel.
nl-BE
M.-Nr. 09 435 770
Inhoud
Beschrijving van het toestel .........................................4
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu ...........................6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ..................................7
Hoe kunt u energie besparen? ......................................16
Toestel in- en uitschakelen .........................................18
Koelzone afzonderlijk uitschakelen .................................19
Bij langdurige afwezigheid ..........................................19
De juiste temperatuur .............................................20
...indekoelzone .................................................20
...indevrieszone.................................................20
Temperatuur instellen ..............................................20
Temperatuurindicator ..............................................21
Mogelijke temperatuurinstellingen ..................................21
Waarschuwingssysteem ...........................................23
Temperatuuralarm..................................................23
Deuralarm........................................................23
Superfrost en DynaCool gebruiken ..................................24
Functie Superfrost .................................................24
DynaCool m .....................................................25
Levensmiddelen in de koelzone bewaren .............................26
Verschillende koelgedeelten .........................................26
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden....................27
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt ...................28
Levensmiddelen juist bewaren .......................................28
Fruit en groenten................................................28
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten .............................28
De binnenruimte indelen ...........................................29
De legplaten verplaatsen............................................29
Tweedelige legplaat ...............................................29
Opdienset/flessenrek verplaatsen .....................................30
Universele box ....................................................30
De flessenhouder verschuiven .......................................31
Invriezen en bewaren..............................................32
Maximaal invriesvermogen ..........................................32
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren? ..............32
2
Inhoud
Zelf levensmiddelen invriezen ........................................33
Tips voor het invriezen ...........................................33
Verpakken.....................................................33
Voor u levensmiddelen in het toestel legt.............................34
Levensmiddelen in het toestel leggen ...............................34
Grote levensmiddelen in het toestel leggen .............................34
Vrieskalender .....................................................35
Ingevroren levensmiddelen ontdooien .................................35
IJsblokjes maken ..................................................36
Drank snel koelen .................................................36
Automatisch ontdooien............................................37
Reiniging en onderhoud ...........................................38
Binnenruimte, toebehoren ...........................................39
Toesteldeuren, zijwanden ...........................................40
Ventilatieopeningen ................................................41
Deurdichting .....................................................41
Achterzijde - metalen rooster.........................................41
Wat gedaan als...?..............................................42
Waar bepaalde geluiden vandaan komen .............................45
Service After Sales/garantie ........................................46
Duur en voorwaarden van de garantie ...............................46
Gegevens voor testinstellingen .....................................47
Elektrische aansluiting ............................................48
Opstelinstructies .................................................49
Opstelplaats......................................................49
Klimaatklasse ..................................................49
Luchttoevoer en -afvoer.............................................50
Toestel met bijgeleverde wandafstandhouders ..........................50
Toestel opstellen ..................................................50
Toestel nivelleren ..................................................51
................................................................51
Toesteldeur ondersteunen...........................................51
De draairichting van de deuren veranderen ...........................53
Toesteldeuren uitlijnen ............................................59
Het toestel inbouwen..............................................60
3
Beschrijving van het toestel
a Inschakeltoets voor het inschakelen
van het complete toestel en aan-uittoets voor het afzonderlijk in- en uitschakelen van de koelzone
b Toets en controlelampje voor de
dynamische koeling ("DynaCool")
c Toets voor het instellen van de
temperatuur in de koelzone
d Temperatuurindicator voor de
koelzone
e Temperatuurindicator voor de
vrieszone
f Toets voor het instellen van de
temperatuur in de vrieszone
g Toets en controlelampje voor
"Superfrost"
h Uitschakeltoets voor het
waarschuwingssignaal en waarschuwingscontrolelampje
i Hoofdtoets voor het in- en
uitschakelen van het complete toestel
4
a Ventilator
b Binnenverlichting
c Boter- en kaasvak
d Eierhouder/opdienset
e Legplaat
f Gootje en
afvoeropening voor het dooiwater
g Fruit- en groentebakken
h Flessenhouder
i Flessenrek
j Vriesladen met vrieskalender
Beschrijving van het toestel
5
Uw bijdrage tot bescherming van ons milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor transportschade. Er werd materiaal gekozen dat door het milieu wordt verdragen en opnieuw kan worden benut.
Door de verpakking weer in kringloop te brengen, wordt er grondstof gespaard en verkleint de afvalberg. Geef deze stoffen dus niet met het gewone vuilnis mee. Breng ze liever naar het dichtstbijzijnde gemeentelijk containerpark. Waar u dat vindt, komt u zeker bij uw gemeentebestuur aan de weet.
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische apparaten bevatten vaak nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functioneren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde behandeling kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Verwijder het afgedankte apparaat dan ook nooit met het gewone afval.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken van uw oud toestel, neem dan contact op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10, website: www.recupel.be
of
uw gemeentebestuur als u uw toestel naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intussen kindveilig wordt bewaard voor u het laat wegbrengen.
6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Dit toestel voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsvoorschriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter letsel oplopen en kan er schade optreden aan het toestel.
Lees deze gebruiks- en montageaanwijzing daarom eerst aandachtig door voordat u het toestel in gebruik neemt. U vindt er belangrijke opmerkingen omtrent opstelling, veiligheid, gebruik en onderhoud. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan het toestel.
Miele is niet aansprakelijk voor schade die ontstaan is doordat deze opmerkingen niet in acht werden genomen.
Bewaar de gebruiks- en montageaanwijzing en geef ze door aan wie het toestel eventueel na u gebruikt!
Juist gebruik
Dit toestel is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
~
gelijkaardige omgevingen. Dit toestel is niet bestemd voor gebruik buiten.
Gebruik het toestel uitsluitend in huishoudelijke context voor het
~
koelen en bewaren van levensmiddelen, het bewaren van diepvriesproducten, het invriezen van verse levensmiddelen en het maken van ijsblokjes. Gebruik voor andere doeleinden is niet toegelaten.
7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Het toestel is niet geschikt voor het bewaren en koelen van
~
geneesmiddelen, bloedplasma, laboratoriumpreparaten of andere gelijkaardige stoffen of producten die ten grondslag liggen aan de EU-richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen. Verkeerd gebruik van het toestel kan leiden tot aantasting of bederf van de bewaarde producten. Bovendien is het toestel niet geschikt voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen. Miele is niet verantwoordelijk voor schade die wordt veroorzaakt door een ander gebruik dan wat hier wordt vermeld of door foutieve bediening.
Personen die door hun fysieke, zintuiglijke of geestelijke
~
mogelijkheden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn dit toestel veilig te bedienen, moeten bij de bediening in het oog worden gehouden. Deze personen mogen het toestel zonder toezicht bedienen, maar alleen wanneer hun de bediening van het toestel zo uitgelegd is dat ze het veilig kunnen bedienen. Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen en begrijpen.
Kinderen in het huishouden
Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het toestel
~
worden gehouden, tenzij ze constant in het oog worden gehouden.
Kinderen vanaf acht jaar mogen het toestel zonder toezicht
~
bedienen, maar alleen wanneer hun de bediening ervan zo uitgelegd is dat ze het toestel veilig kunnen bedienen. Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen en begrijpen.
Kinderen mogen het toestel niet zonder toezicht reinigen of
~
onderhouden.
Hou kinderen die in de buurt van het toestel komen in het oog.
~
Laat kinderen nooit met het toestel spelen.
8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gevaar voor verstikking! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen
~
in verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en daardoor verstikken. Hou kinderen uit de buurt van verpakkingsmateriaal.
Technische veiligheid
Controleer vóórdat het toestel wordt geplaatst, of het toestel aan de
~
buitenkant zichtbaar beschadigd is. Is dat het geval, neem het toestel dan in geen geval in gebruik. Een beschadigd toestel kan uw veiligheid in gevaar brengen!
Is de aansluitkabel beschadigd, laat deze dan vervangen door een
~
vakman of vakvrouw die door Miele erkend is. Zo vermijdt u risico's voor wie het toestel gebruikt.
Dit toestel bevat het koelmiddel isobutaan (R600a), een natuurlijk
~
gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is. Het is niet schadelijk voor de ozonlaag en draagt niet bij tot het broeikaseffect. Het gebruik van dit milieuvriendelijke koelmiddel veroorzaakt wel een lichte verhoging van het werkingsgeluid. Naast werkingsgeluiden van de compressor kunnen er ook stromingsgeluiden te horen zijn die afkomstig zijn van het koelcircuit. Deze effecten zijn jammer genoeg niet te vermijden, maar hebben geen invloed op de prestaties van het toestel. Let er bij het transporteren en het opstellen van het toestel op dat geen enkel onderdeel van het koelcircuit beschadigd raakt. Wegspattend koelmiddel kan tot oogletsels leiden! Bij beschadiging:
Vermijd open vuur of ontstekingsbronnen,
trek de stekker uit het stopcontact,
verlucht het vertrek waarin het toestel staat gedurende enkele minuten, en
neem contact op met de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Hoe meer koelmiddel er in een toestel zit, hoe groter de ruimte
~
moet zijn waarin het toestel wordt opgesteld. Bij een eventueel lek kan er in een te kleine ruimte een brandbaar mengsel van gas en lucht ontstaan. Per 8 g koelmiddel moet het vertrek minstens 1 m hoeveelheid koelmiddel is aangegeven op het typeplaatje in het toestel.
Een veilige werking van het toestel is alleen dan gewaarborgd als
~
het toestel overeenkomstig de gebruiksaanwijzing gemonteerd en aangesloten werd.
Voordat u het toestel aansluit, dient u eerst de aansluitgegevens
~
(spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het elektriciteitsnet te vergelijken. Deze gegevens dienen absoluut overeen te stemmen. Anders treedt er schade op aan uw toestel. Vraag bij twijfel inlichtingen aan een elektricien.
3
groot zijn. De
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen geen verlengkabels of
~
stopcontactenblokken om het toestel aan te sluiten. Die bieden niet voldoende veiligheidsgaranties. Er bestaat onder andere gevaar voor oververhitting.
De elektrische veiligheid van dit toestel wordt enkel gewaarborgd
~
als het wordt aangesloten op een volgens de voorschriften geïnstalleerd aardsysteem. Het is heel belangrijk dat aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde is voldaan. Laat de elektrische installatie in uw woning bij twijfel door een elektricien controleren. De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade die werd veroorzaakt doordat de aardleiding onderbroken was of gewoon ontbrak. Er bestaat in dat geval onder andere gevaar voor elektrische schokken.
10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Installatie-, onderhouds- en herstellingswerken mogen alleen
~
worden uitgevoerd door vakmensen die door de fabrikant erkend zijn. Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of herstellingswerken kunnen er voor de gebruiker aanzienlijke risico's ontstaan waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Laat u het toestel tijdens de garantieperiode herstellen, dan mag
~
dat enkel gebeuren door een technicus die door de fabrikant erkend is. Anders is er bij schade achteraf geen aanspraak meer op garan tie.
Tijdens installatie-, onderhouds- en herstellingswerken moet het
~
toestel van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Het toestel is pas stroomloos indien aan een van deze voorwaarden werd voldaan:
– De stekker van het toestel is uitgetrokken.
Trek daarbij niet aan de kabel, wel aan de stekker.
-
– De desbetreffende zekering in de zekeringkast is uitgeschakeld.
Laat defecte onderdelen enkel vervangen door originele
~
Miele-wisselstukken. Enkel dan bent u zeker dat ze ten volle voldoen aan de eisen die Miele qua veiligheid stelt.
Dit toestel mag niet op niet-vaste plaatsen (bijv. op een schip)
~
worden gebruikt.
11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Veilig gebruik
Raak bevroren levensmiddelen niet met natte handen aan. Uw
~
handen zouden kunnen vastvriezen. U kunt zich verwonden!
Neem nooit ijsblokjes en ijslolly's, met name waterijsjes, in de
~
mond als u ze net uit de vrieszone hebt gehaald. Door de zeer lage temperatuur van de bevroren levensmiddelen kunnen uw lippen of tong vastvriezen. U kunt zich verwonden!
Gedeeltelijk of volledig ontdooide levensmiddelen mogen niet
~
opnieuw worden ingevroren. Verbruik deze levensmiddelen zo snel mogelijk, want de levensmiddelen verliezen hun voedingswaarde en bederven. Ontdooide levensmiddelen kunt u opnieuw invriezen nadat u ze hebt gekookt of gebraden.
Bewaar geen explosieve stoffen of producten met brandbare
~
drijfgassen (bijv. spuitbussen) in het toestel. Als de thermostaat wordt ingeschakeld, kunnen er vonken ontstaan. Die kunnen ontvlambare mengsels tot ontploffing brengen.
Gebruik geen elektrische toestellen in het toestel (bijv. om softijs
~
te maken). Er kunnen vonken ontstaan. Ontploffingsgevaar!
Plaats dranken met een hoog alcoholpercentage enkel rechtop
~
en goed afgesloten in de koelzone. Ontploffingsgevaar!
Bewaar geen blikjes en flessen met koolzuurhoudende dranken
~
of vloeistoffen die kunnen bevriezen in de vrieszone. De blikjes of flessen kunnen uit elkaar springen. U kunt zich verwonden en er kan schade ontstaan!
Als u flessen snel in de vrieszone wenst te koelen, moet u ze
~
uiterlijk na één uur weer uit de vrieszone halen. De flessen kunnen ontploffen. U kunt zich verwonden en er kan schade ontstaan!
12
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als u levensmiddelen eet die te lang bewaard werden, bestaat er
~
gevaar voor voedselvergiftiging. De bewaarduur is afhankelijk van diverse factoren, zoals de versheid en kwaliteit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop ze worden bewaard. Hou rekening met de bewaarinstructies en de verbruikstermijnen van de fabrikant van de levensmiddelen!
Gebruik geen voorwerpen met scherpe punt of rand om
~
rijm- en ijslagen te verwijderen,
vastgevroren bakjes voor ijsblokjes en levensmiddelen los te
wrikken.
Als u dat doet, beschadigt u de koelelementen en functioneert het toestel niet meer correct.
Plaats nooit elektrische verwarmingstoestellen of kaarsen in het
~
toestel om het te ontdooien. De kunststof zou beschadigd raken.
Gebruik geen ontdooisprays of producten om ijs te verwijderen.
~
Die kunnen immers explosieve gassen vormen, ze kunnen oplosmiddelen of drijfgassen bevatten die de kunststof aantasten of ze kunnen de gezondheid schaden.
Gebruik voor het ontdooien en reinigen van het toestel in geen
~
geval een stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met onderdelen van het toestel die onder spanning staan en zo een kortsluiting veroorzaken.
Behandel de deurdichting niet met olie of vet.
~
Daardoor wordt de deurdichting na verloop van tijd poreus.
13
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als u in het toestel of in de deur vet- of oliehoudende
~
levensmiddelen bewaart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlopend vet of uitlopende olie niet in contact komt met de kunststofonderdelen. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
Dek de ventilatieopeningen van het toestel niet af.
~
Als deze openingen afgedekt zijn, kan er geen goede luchtcirculatie plaatsvinden. Het stroomverbruik stijgt en schade aan onderdelen kan niet worden uitgesloten.
Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse
~
(bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder- en bovengrens moeten worden gerespecteerd. De klimaatklasse is vermeld op het typeplaatje aan de binnenzijde van het toestel. Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor gedurende een lange tijd stilstaat, zodat het toestel de vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
Voor roestvrijstalen toestellen geldt het volgende:
Kleef nooit herkleefbare notes (post-its), doorzichtige plakband,
~
ondoorzichtige plakband of andere kleefmiddelen op het gecoate oppervlak van de deur. De coating zou daardoor beschadigd raken en haar beschermende werking tegen vuil verliezen.
De hoogwaardige oppervlaktecoating van de deur is gevoelig
~
voor krassen. Zelfs koelkastmagneten kunnen krassen veroorzaken.
14
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Wat met een afgedankt toestel?
Vernietig het deurslot van uw toestel als u het afdankt.
~
Op die manier voorkomt u dat spelende kinderen zich in het toestel opsluiten, wat levensgevaarlijk kan zijn.
Beschadig geen onderdelen van het koelcircuit, bijv. door
~
koelmiddelkanalen van het verdampsysteem open te prikken,
buizen te knikken,
oppervlaktecoatings weg te krabben,
Wegspattend koelmiddel kan tot oogletsels leiden.
15
Hoe kunt u energie besparen?
Normaal energieverbruik Verhoogd energieverbruik
Opstellen/wachten In een verluchte ruimte. In een gesloten,
niet-verluchte ruimte.
Thermostaatinstel ling
Beschermd tegen rechtstreekse zonnestralen.
Niet naast een warmtebron (verwarmingselement, fornuis).
Bij een ideale kamertemperatuur van ongeveer 20 °C.
Dek de luchttoevoeropeningen niet af. Verwijder regelmatig het stof van de luchttoevoeropeningen.
Verwijder minstens 1 keer per jaar het stof van de compressor en het metalen rooster (warmtewisselaar) aan de achterzijde van het toestel.
-
Koelzone 4 tot 5 °C Vrieszone -18 °C
Bij rechtstreekse zonnestralen.
Naast een warmtebron (verwarmingselement, fornuis).
Bij een hogere omgevingstemperatuur.
Als de luchttoevoeropeningen afgedekt zijn of onder het stof zitten.
Wanneer er zich stof heeft opgehoopt op de compressor en het metalen rooster (warmtewisselaar).
Bij een hoge instelling: Hoe lager de temperatuur in de zones, hoe hoger het energieverbruik!
16
Hoe kunt u energie besparen?
Normaal energieverbruik Verhoogd energieverbruik
Gebruik Laat de schuifladen, legplaten
en rekken zoals ze waren toen het toestel werd geleverd.
Open de deur alleen indien nodig en altijd zo kort mogelijk.
Schik de levensmiddelen in het toestel.
Neem een koeltas mee wanneer u boodschappen doet en leg de levensmiddelen snel in het toestel.
Plaats levensmiddelen die u uit het toestel haalt altijd zo snel mogelijk terug, voordat ze te veel opwarmen.
Laat warme gerechten en dranken eerst buiten het toestel afkoelen.
Plaats levensmiddelen goed verpakt of goed afgedekt in het toestel.
Als u de deur vaak en langdurig opent, treedt er koudeverlies op en stroomt er warme omgevingslucht naar binnen. Het toestel probeert te koelen en de compressor werkt langdurig.
Warme gerechten en levensmiddelen die opgewarmd zijn tot buitentemperatuur, brengen warmte in het toestel. Het toestel probeert te koelen en de compressor werkt langdurig.
Wanneer vloeistoffen in de koelzone verdampen en condenseren, leidt dat tot verlies van het koelvermogen.
Leg ingevroren producten in de koelzone om ze te ontdooien.
Doe de vakken niet te vol zodat de lucht kan circuleren.
17
Toestel in- en uitschakelen
Vóór het eerste gebruik
Beschermfolie
De roestvrijstalen lijsten op de rekken en legplaten zijn van een folie voorzien om ze bij het transport te beschermen. Bij een roestvrijstalen toestel zijn de roestvrijstalen deur en eventueel ook de zijwanden voorzien van een beschermfolie.
Trek de beschermfolie pas weg
^
nadat u het toestel op zijn plaats hebt opgesteld.
Reiniging
^ Reinig de binnenruimte en het
toebehoren. Gebruik daarvoor lauw water. Wrijf daarna alles droog met een doek.
Toestel inschakelen
Met de hoofdtoets rechts kunt u de koelzone en de vrieszone tegelijk inschakelen. Dit is ook mogelijk via de inschakeltoets links.
Druk rechts op de hoofdtoets.
^
De temperatuurindicator voor de koelzone geeft de ingestelde temperatuur weer. De temperatuurindicator voor de vrieszone en het waarschuwingscontrolelampje knipperen tot de temperatuur in de vrieszone koud genoeg is.
Het toestel begint te koelen en de binnenverlichting in de koelzone gaat aan wanneer de deur wordt geopend.
Om zeker te zijn dat de temperatuur laag genoeg is, dient u het toestel enkele uren te laten voorkoelen voordat u voor het eerst levensmiddelen in het toestel plaatst. Pas wanneer de temperatuur in de vrieszone laag genoeg is (minstens
-18 °C) plaatst u levensmiddelen in de vrieszone.
18
Toestel in- en uitschakelen
Toestel uitschakelen
Druk rechts zo lang op de hoofdtoets
^
tot de beide temperatuurindicatoren uitgaan.
De binnenverlichting gaat uit. De koeling is uitgeschakeld.
Koelzone afzonderlijk uitschakelen
U kunt de koelzone afzonderlijk uitschakelen terwijl de vrieszone ingeschakeld blijft. Dit is bijv. interessant wanneer u op vakantie bent.
^ Druk links zo lang op de aan-uittoets
voor de koelzone tot de temperatuurindicator voor de koelzone dooft.
Bij langdurige afwezigheid
Als u het toestel gedurende lange tijd niet gebruikt, gaat u als volgt te werk:
schakel het toestel uit,
^
trek de stekker uit of schakel de
^
desbetreffende zekering in uw zekeringenkast uit,
reinig het toestel en
^
laat de toesteldeuren op een kier
^
staan om geurvorming te vermijden.
Als het toestel bij langdurige afwezigheid wordt uitgeschakeld maar niet gereinigd, bestaat er gevaar voor schimmelvorming als de deuren gesloten blijven.
De binnenverlichting gaat uit. De koelzone is uitgeschakeld.
De temperatuurindicator voor de vrieszone blijft aan.
Koelzone weer inschakelen
^
Druk links opnieuw op de aan-uit toets.
De temperatuurindicator voor de koelzone gaat aan. De koelzone begint te koelen en de binnenverlichting wordt ingeschakeld wanneer de deur wordt geopend.
-
19
De juiste temperatuur
Bij het bewaren van levensmiddelen is een juiste temperatuurinstelling zeer belangrijk. Levensmiddelen bederven snel door de aanwezigheid van micro-organismen. Dat proces kan door de juiste bewaartemperatuur worden verhinderd of vertraagd. De temperatuur beïnvloedt de groeisnelheid van de micro-organismen. Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer dit proces verloopt.
De temperatuur in het toestel stijgt
als u vaak en gedurende lange tijd
de toesteldeur opent,
– hoe meer levensmiddelen er worden
bewaard,
– als de verse levensmiddelen warm
zijn,
– als de omgevingstemperatuur van
het toestel hoog is. Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse (bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder- en bovengrens moeten worden gerespecteerd.
...indekoelzone
We raden een koeltemperatuur van
5°Caan in het midden van het toestel.
...indevrieszone
Om verse levensmiddelen in te vriezen en ze langdurig te bewaren, is een temperatuur van -18 °C vereist. Bij die temperatuur komt de groei van micro-organismen in hoge mate tot stilstand. Zodra de temperatuur boven
-10 °C stijgt, begint de ontbinding door de micro-organismen. De levensmiddelen kunnen dan minder lang worden bewaard. Daarom mogen geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen pas opnieuw worden ingevroren nadat u ze hebt verwerkt (door ze te koken of braden). Door de hoge temperaturen worden de meeste micro-organismen gedood.
Temperatuur instellen
De temperatuur voor de koel- en vrieszone kunt u instellen met de toets voor het instellen van de temperatuur.
^
Druk zo vaak op de toets voor het instellen van de temperatuur tot de gewenste temperatuur op de temperatuurindicator wordt weergegeven.
20
De eerste keer dat u erop drukt, wordt de temperatuur die u het laatst hebt ingesteld, knipperend weergegeven.
Bij het instellen wijzigt de temperatuur in stijgende zin. Als de hoogste instelling is bereikt, keert de temperatuurindicator terug naar de laagste instelling.
De juiste temperatuur
Als u een nieuwe temperatuur instelt, wordt deze na korte tijd automatisch opgeslagen. Het controlelampje naast de ingestelde temperatuur voor de koelzone brandt. Het controlelampje naast de ingestelde temperatuur voor de vrieszone knippert totdat deze bereikt is.
Binnen de weergegeven temperatuurbereiken voor de koel­en vrieszone kunt u een tussentemperatuur instellen.
Deze instellingsmogelijkheid wordt geïllustreerd in het volgende voorbeeld:
Stel dat u voor de vrieszone een temperatuur tussen -15 °C en -18 °C wilt instellen:
^ Druk zo vaak op de toets voor het
instellen van de temperatuur tot
-15 °C op de temperatuurindicator wordt weergegeven.
^ Druk nogmaals op de toets voor het
instellen van de temperatuur en hou deze ca. 5 seconden ingedrukt.
De tussentemperatuur binnen het kleine temperatuurbereik is ingesteld. Dit is echter niet zichtbaar op de temperatuurindicator.
Temperatuurindicator
De temperatuurindicator op het bedieningspaneel geeft altijd de
gewenste temperatuur weer.
Mogelijke temperatuurinstellingen
De temperatuur kan als volgt worden ingesteld:
In de koelzone van 1 °C tot 9 °C.
In de vrieszone van -15 °C tot -32 °C.
Het bereiken van de laagste temperatuur is afhankelijk van de opstelplaats en van de omgevingstemperatuur. Bij een hoge omgevingstemperatuur kan de laagste temperatuur niet altijd worden bereikt.
De desbetreffende
temperatuurindicator knippert
wanneer een andere temperatuur wordt ingesteld.
De ingestelde temperatuur op de
temperatuurindicator voor de vrieszone knippert ook wanneer
de temperatuur in de vrieszone niet binnen het weergeefbare temperatuurbereik ligt,
de temperatuur in de vrieszone met verschillende graden gestegen is (hiermee wordt koudeverlies aangegeven).
Tegelijkertijd knippert het waarschuwings-controlelampje.
21
De juiste temperatuur
Een kortstondig koudeverlies vormt geen probleem als dit ontstaat doordat
de deuren van het toestel één keer
gedurende lange tijd geopend blijven, bijv. om grote hoeveelheden levensmiddelen te plaatsen of uit het toestel te halen,
u verse levensmiddelen invriest.
Als de temperatuur gedurende langere tijd warmer was dan -18 °C, controleert u of de ingevroren levensmiddelen gedeeltelijk of volledig ontdooid zijn. Als dat het geval is, dient u deze levensmiddelen zo snel mogelijk te verbruiken!
22
Het toestel is voorzien van een waarschuwingssysteem, zodat de temperatuur in de vrieszone niet ongemerkt kan stijgen. Dit systeem geeft ook een waarschuwingssignaal wanneer de toesteldeuren te lang open staan. Zo voorkomt u energieverlies.
Waarschuwingssysteem inschakelen
Het waarschuwingssysteem is altijd automatisch actief. Het hoeft niet extra te worden ingeschakeld.
Temperatuuralarm
Stijgt de vriestemperatuur te hoog, dan weerklinkt er een waarschuwingssignaal en knipperen tegelijkertijd de temperatuurindicator voor de vrieszone en het waarschuwingscontrolelampje. De ingestelde temperatuur bepaalt wanneer het toestel een temperatuurbereik als te warm identificeert.
Het alarm (combinatie van het knipperen en het akoestische waarschuwingssignaal) wordt bijv. geactiveerd
als bij het herschikken en uitnemen van ingevroren levensmiddelen te veel warme kamerlucht in het toestel stroomt,
als u een grote hoeveelheid levensmiddelen invriest,
na een stroomonderbreking.
Waarschuwingssysteem
Als de temperatuur gedurende langere tijd warmer was dan -18 °C, controleert u of de ingevroren levensmiddelen gedeeltelijk of volledig ontdooid zijn. Als dat het geval is, dient u deze levensmiddelen zo snel mogelijk te verbruiken!
Zodra het ingestelde temperatuurbereik in de vrieszone weer bereikt is, wordt het waarschuwingssignaal uitgeschakeld en branden de temperatuurindicator en het waarschuwingscontrolelampje constant.
Deuralarm
Als de toesteldeuren langer dan 60 seconden open blijven staan, weerklinkt een waarschuwingssignaal. Zodra de toesteldeur wordt gesloten, wordt het waarschuwingssignaal uitgeschakeld.
Waarschuwingssignaal vroeger uitschakelen
Als het waarschuwingssignaal u stoort, kunt u het vroeger uitschakelen.
^
Druk op de uitschakeltoets voor het waarschuwingssignaal.
Het waarschuwingssignaal wordt uitgeschakeld. De temperatuurindicator en het waarschuwingscontrolelampje blijven knipperen tot de alarmtoestand is beëindigd. Daarna branden ze constant. Hiermee is het waarschuwingssysteem weer gebruiksklaar.
23
Superfrost en DynaCool gebruiken
Functie Superfrost
Om verse levensmiddelen optimaal in te vriezen, dient u eerst de functie "Superfrost" in te schakelen.
Op die manier worden de levensmiddelen snel doorvroren en blijven de voedingswaarde, de vitamines, het uiterlijk en de smaak behouden.
Uitzonderingen:
Als u reeds ingevroren
levensmiddelen in het toestel plaatst.
– Als u dagelijks slechts maximaal 2 kg
levensmiddelen in het toestel legt.
Superfrost inschakelen
De functie "Superfrost" dient u 6 uur vóór het plaatsen van de in te vriezen
levensmiddelen in te schakelen. Als u het maximale invriesvermogen wenst te gebruiken, dient u 24 uur vooraf de functie "Superfrost" in te schakelen!
Superfrost uitschakelen
De functie "Superfrost" wordt automatisch na ca. 65 uur uitgeschakeld. Het controlelampje gaat uit en het toestel werkt weer met het normale koelvermogen.
Om energie te sparen, kunt u de functie "Superfrost" zelf uitschakelen zodra er een constante temperatuur van minstens -18 °C in de vrieszone bereikt is.
Druk op de toets voor "Superfrost",
^
zodat het controlelampje uitgaat.
De koeling van het toestel werkt weer op het normaal vermogen.
^
Druk op de toets voor "Superfrost", zodat het controlelampje aangaat.
De temperatuur in het toestel daalt, want het toestel werkt met het maximale koelvermogen.
24
Superfrost en DynaCool gebruiken
DynaCool m
Zonder de dynamische koeling (DynaCool) ontstaan verschillende koelgedeelten in de koelzone ten gevolge van de natuurlijke luchtcirculatie (de koude, zware lucht daalt naar het onderste gedeelte). Als u levensmiddelen in het toestel plaatst, kunt u rekening houden met deze verschillende koelgedeelten (zie rubriek "De koelzone goed gebruiken"). Als u echter een grote hoeveelheid gelijkaardige levensmiddelen wenst te bewaren (bijv. voor een feestje), kunt u met de dynamische koeling voor alle legplaten een relatief gelijkmatige temperatuur verkrijgen, zodat alle levensmiddelen in de koelzone ongeveer even sterk worden gekoeld. De temperatuur kan nog steeds worden ingesteld met de temperatuurregelaar.
U dient erop te letten dat de ventilatorgleuven aan de achterzijde van het toestel niet worden afgedekt. Anders zal de temperatuur niet gelijkmatig worden verdeeld.
Dynamische koeling uitschakelen
Omdat het energieverbruik iets toeneemt wanneer de dynamische koeling is ingeschakeld, dient u de dynamische koeling in normale omstandigheden weer uit te schakelen.
Druk op de toets voor de dynamische
^
koeling m, zodat het controlelampje uitgaat.
Wanneer de deur wordt geopend, wordt de ventilator automatisch tijdelijk uitgeschakeld!
De dynamische koeling moet worden ingeschakeld bij
– een hoge kamertemperatuur (vanaf
ca. 30 °C) en
een hoge luchtvochtigheid.
Dynamische koeling inschakelen
^
Druk op de toets voor de dynamische koeling, zodat het controlelampje aangaat.
25
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
Verschillende koelgedeelten
Door de natuurlijke luchtcirculatie is de temperatuur in de koelzone niet overal gelijk. De koude, zware lucht daalt naar het onderste gedeelte van de koelzone. Gebruik de verschillende koelgedeelten wanneer u levensmiddelen in het toestel plaatst!
Dit is een toestel met dynamische koeling waarbij er in het toestel een gelijkmatige temperatuur heerst wanneer de ventilator draait. Tussen de verschillende koelgedeelten zijn er minder uitgesproken temperatuurverschillen.
Warmste gedeelte
Het warmste gedeelte van de koelzone bevindt zich bovenaan in het voorste gedeelte en in de toesteldeur. Gebruik dat gedeelte bijv. om boter te bewaren, zodat ze gemakkelijk smeerbaar blijft, en voor kaas, zodat hij zijn aroma niet verliest.
Koudste gedeelte
Het koudste gedeelte van de koelzone bevindt zich direct boven de fruit- en groentebakken (afhankelijk van het mo del) of de fruit- en groentebak (afhankelijk van het model) en aan de achterwand.
Gebruik deze gedeelten voor alle gevoelige en snel bederfbare levensmiddelen, zoals:
– vis, vlees, gevogelte,
– worst, kant-en-klaargerechten,
– gebak en gerechten met eieren of
room,
-
26
vers deeg, taart-, pizza- en quichedeeg,
kaas en andere producten op basis van melk,
in folie verpakte, bereide groenten en in het algemeen alle verse levensmiddelen waarvan de minimale houdbaarheidsdatum is gebaseerd op een bewaartemperatuur van minstens 4 °C.
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
Bewaar geen explosieve stoffen en geen producten met brandbare drijfgassen (bijv. spuitbussen) in het toestel. Gevaar voor ontploffing!
Sterke drank met een hoog alcoholpercentage enkel rechtop en goed afgesloten in het toestel plaatsen.
Als u in het toestel of in de deur vet­of oliehoudende levensmiddelen bewaart, dient u ervoor te zorgen dat eventueel uitlopend vet of uitlopende olie niet in contact komt met de kunststofonderdelen. Er kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan, zodat die barst of scheurt.
Levensmiddelen die zeker niet gekoeld mogen worden
Niet alle levensmiddelen kunnen in de koelkast bij temperaturen onder 5 °C bewaard worden, doordat ze gevoelig zijn voor koude. Afhankelijk van het levensmiddel, kunnen het uitzicht, de consistentie, de smaak en/of het vitaminegehalte van een levensmiddel veranderen wanneer het koel wordt bewaard.
Onder andere de volgende levensmiddelen zijn gevoelig voor koude:
– ananas, avocado's, bananen,
granaatappels, mango's, meloenen, papaja's, passievruchten, citrusvruchten (zoals citroenen, sinaasappels, mandarijnen, grapefruit),
De levensmiddelen mogen niet tegen de achterwand komen. Ze kunnen anders aan de achterwand vastvriezen.
Plaats de levensmiddelen niet te dicht tegen elkaar zodat er gemakkelijk lucht tussen kan circuleren.
Dek de ventilator op de achterwand niet af. Die is belangrijk voor het koelvermogen!
– fruit dat nog verder moet rijpen,
– aubergines, augurken, aardappelen,
paprika's, tomaten, courgettes,
harde kazen (zoals parmezaan en bergkaas).
27
Levensmiddelen in de koelzone bewaren
Waarop moet u letten wanneer u levensmiddelen koopt
De belangrijkste voorwaarde om levensmiddelen lang te kunnen bewaren, is hun versheid. Dat is van het grootste belang voor de bewaartijd van de producten. Let ook op de houdbaarheidsdatum en de juiste bewaartemperatuur. De koelketen mag indien mogelijk niet onderbroken worden. Let er bijv. op dat de levensmiddelen niet te lang in een warme auto blijven liggen. Tip: Neem een koeltas mee wanneer u boodschappen doet en leg de levensmiddelen bij thuiskomst snel in het toestel.
Levensmiddelen juist bewaren
Levensmiddelen moet u altijd afgedekt of verpakt bewaren. Zo vermijdt u dat
de levensmiddelen vreemde geuren opnemen of gaan uitdrogen. Tegelijk voorkomt u de overdracht van eventuele kiemen. Dat is vooral belangrijk bij het bewaren van dierlijke levensmiddelen. Een correcte instelling van de temperatuur en een aangepaste hygiëne kunnen de houdbaarheid van de levensmiddelen aanzienlijk verlengen.
Fruit en groenten
Fruit en groenten kunt u wel onverpakt in de fruit- en groentebakken (afhankelijk van het model) of de fruit­en groentebak (afhankelijk van het mo­del) bewaren.
Levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten
28
Merk op dat levensmiddelen die rijk zijn aan eiwitten sneller bederven. Schaal- en schelpdieren bederven bijvoorbeeld sneller dan vis, terwijl vis sneller bederft dan vlees.
De binnenruimte indelen
De legplaten verplaatsen
U kunt de legplaten in de koelzone in overeenstemming met de hoogte van de te koelen levensmiddelen verplaatsen.
Til de legplaat eventjes op en trek ze
^
iets naar voren. Schuif ze met de uitsparing over de steunribben en verplaats ze naar boven of naar onderen.
De achterste boord van de legplaat moet naar boven wijzen zodat de levensmiddelen niet tegen de achterwand rusten en daaraan kunnen vastvriezen.
Schuifstoppen voorkomen dat de legplaten ongewild uit het toestel getrokken worden.
Tweedelige legplaat
Om hoge waren, zoals hoge flessen of recipiënten, te kunnen plaatsen, is er een tweedelige legplaat, waarvan u het voorste deel voorzichtig onder het achterste deel kunt schuiven:
^
til voorzichtig de achterste helft van de glazen legplaat omhoog.
^
til gelijktijdig de voorste helft van de glazen plaat lichtjes op en schuif die vervolgens voorzichtig onder de achterste helft.
Om de tweedelige legplaat te verplaatsen,
neemt u de twee halve glazen platen
^
uit het toestel,
plaatst u de twee houders links en
^
rechts op de steunribben op de gewenste hoogte,
^ en schuift u de glazen platen na
elkaar in het toestel. De glazen plaat met de aanslagboord moet achteraan liggen!
Op geleiders gemonteerde fruit- en groenteladen
De fruit- en groenteladen zijn op geleiders gemonteerd en kunnen helemaal uit het toestel getrokken worden om ze te vullen of leeg te maken. De rolplaten kunnen uit het toestel genomen worden om ze te reinigen.
29
De binnenruimte indelen
Opdienset/flessenrek verplaatsen
Neem de hangschaal langs boven uit
^
het roestvrijstalen frame.
Schuif het roestvrijstalen frame naar
^
omhoog en neem dat langs voren weg.
Plaats het roestvrijstalen frame op
^
een willekeurige plaats in het toestel. Zorg er daarbij voor dat het goed op de verhogingen vastgedrukt wordt.
^ Sommige roestvrijstalen houders
kunnen gemakkelijker worden verwijderd en teruggeplaatst als u de roestvrijstalen houder samen met de achterste boord vastpakt en langs boven verwijdert.
^
Plaats de hangschaal in het roestvrijstalen frame.
Universele box
In de universele box kunnen levensmiddelen bewaard en ook opgediend worden.
De universele box bestaat uit een diepe schaal a en een platte schaal b ­beide schalen kunnen als hangschalen in het roestvrijstalen frame geplaatst worden.
Wanneer u de universele box wilt gebruiken om levensmiddelen op te dienen,
^ plaatst u de platte schaal b in het
roestvrijstalen frame en gebruikt u de diepe schaal als deksel a.
Zo kunt u de universele box helemaal uit de houder nemen en hem samen met de levensmiddelen direct op de tafel plaatsen.
U kunt de hangschalen helemaal uit de opdienset halen om ze te vullen of leeg te maken en ze dan weer op hun plaats zetten. Op die manier kunt u de hangschalen ook samen met de levensmiddelen direct op de tafel plaatsen.
30
De flessenhouder verschuiven
U kunt de flessenhouder naar rechts of naar links verschuiven. Daardoor zitten de flessen beter vast als de deur wordt geopend en gesloten.
De flessenhouder kan helemaal worden weggenomen (bijv. om hem te reinigen):
Schuif daarvoor de voorste rand van
^
de flessenhouder omhoog en klik hem uit het toestel.
De binnenruimte indelen
31
Invriezen en bewaren
Maximaal invriesvermogen
Om de levensmiddelen zo snel mogelijk tot in de kern in te vriezen, mag het maximale invriesvermogen niet worden overschreden. Het maximale invriesvermogen binnen 24 uur is vermeld op het typeplaatje "Invriesvermogen ...kg/24 u".
Het maximale invriesvermogen dat vermeld staat op het typeplaatje is gebaseerd op de norm DIN EN ISO 15502.
Wat gebeurt er als verse levensmiddelen worden ingevroren?
Verse levensmiddelen moeten zo snel mogelijk volledig worden doorvroren, zodat de voedingswaarde, de vitamines, het uitzicht en de smaak behouden blijven.
Hoe langzamer de levensmiddelen worden doorvroren, hoe meer vloeistof er uit elke cel naar de tussenruimten loopt. De cellen krimpen. Tijdens het ontdooien kan slechts een deel van de voordien vrijgekomen vloeistof naar de cellen terugvloeien. In de praktijk betekent dit dat de levensmiddelen veel vocht verliezen. Dat kunt u zelf vaststellen: tijdens het ontdooien vormt er zich een grote waterplas rond het levensmiddel.
hoeveelheid vloeistof die naar de tussenruimten was gelopen, terugkeren naar de cellen, zodat het vochtverlies zeer gering is. Er vormt zich slechts een kleine waterplas!
Diepvriesproducten bewaren
Als u diepvriesproducten wenst te bewaren, controleert u tijdens de aankoop in de winkel
de verpakking op beschadigingen,
de houdbaarheidsdatum en
– de koelzonetemperatuur van de
winkeldiepvries. Als de koelzonetemperatuur warmer is dan
-18 °C, wordt de houdbaarheid van de diepvriesproducten korter.
^ Koop diepvriesproducten pas op het
einde van het winkelen, en transporteer ze in krantenpapier of in een koelzak.
^ Plaats de diepvriesproducten
onmiddellijk in het toestel.
Vries gedeeltelijk of volledig ontdooide levensmiddelen niet opnieuw in. Pas nadat u de levensmiddelen hebt verwerkt (koken of braden), kunt u ze opnieuw invriezen.
Als het levensmiddel snel wordt doorvroren, heeft de celvloeistof minder tijd om uit de cellen naar de tussenruimten te lopen. De cellen krim pen veel minder. Tijdens het ontdooien kan de kleine
32
-
Invriezen en bewaren
Zelf levensmiddelen invriezen
Vries uitsluitend verse levensmiddelen in perfecte staat in!
Tips voor het invriezen
Onderstaande levensmiddelen
kunnen worden ingevroren: vers vlees, gevogelte, wild, vis, groenten, kruiden, onbewerkt fruit, zuivelproducten, bakkerijproducten, resten van gerechten, eigeel, eiwit en talrijke kant-en-klaargerechten.
De volgende levensmiddelen zijn
niet geschikt om in te vriezen: druiven, sla, radijsjes, rammenas, zure room, mayonaise, eieren in hun schaal, uien, volledige onbewerkte appels en peren.
– Om de kleur, de smaak, het aroma
en de vitamine C te behouden, moet u groenten blancheren voor u ze invriest. Doe de groenten in porties gedurende 2-3 minuten in kokend water. Neem de groenten daarna uit het water en koel ze snel in koud water af. Laat de groenten uitdruppen.
Mager vlees is beter geschikt om in te vriezen dan vet vlees en kan veel langer worden bewaard.
Plaats telkens een folie uit kunststof tussen koteletten, steaks, schnitzels enz. Zo vermijdt u dat ze tot één blok samenvriezen.
Rauwe levensmiddelen en geblancheerde groenten mag u voor het invriezen niet kruiden en zouten. Bereide levensmiddelen kruidt of zout u maar lichtjes. De
smaakintensiteit van sommige kruiden verandert tijdens het invriezen.
Warme schotels of dranken laat u
eerst buiten het toestel afkoelen, om te voorkomen dat reeds bevroren levensmiddelen gedeeltelijk ontdooien en dat het stroomverbruik stijgt.
Verpakken
Vries de levensmiddelen per portie
^
in.
Geschikte verpakking
- Kunststoffolie
- Zakjes en buisfolie uit polyethyleen
- Aluminiumfolie
- Diepvriesdozen
Ongeschikte verpakking
- Pakpapier
- Perkamentpapier
- Cellofaan
- Vuilniszakjes
- Gebruikte winkelzakjes
^
Druk de lucht goed uit de verpakking.
^
Sluit de verpakking goed af met
- elastiekjes
- kunststofclips
- touw of
- koudebestendige kleefband.
Zakjes en buisfolie uit polyethyleen kunt u ook met een folielasapparaat dichtlassen.
^
Noteer de inhoud en de invriesdatum op de verpakking.
33
Invriezen en bewaren
Voor u levensmiddelen in het toestel legt
Als u meer dan 2 kg verse
^
levensmiddelen dient in te vriezen, dient u enige tijd vooraf de functie "Superfrost" in te schakelen (zie "Superfrost gebruiken").
De levensmiddelen die al in het toestel liggen, krijgen zo een koudereserve.
Levensmiddelen in het toestel leggen
U kunt de levensmiddelen overal in de vrieszone invriezen.
Plaats grote hoeveelheden rechtstreeks op de glazen platen, omdat de levensmiddelen daar zeer snel en dus degelijk worden ingevroren. Daartoe kunt u de twee bovenste vriesladen uit­nemen. Als u de bovenste vrieslade uitneemt, dient u erop te letten dat de ventilatorgleuven aan de achterzijde van het toestel niet worden afgedekt. Ze zijn belangrijk voor een goede werking!
Leg de levensmiddelen droog in het
^
toestel om te vermijden dat ze aan elkaar of aan het toestel vastvriezen.
In te vriezen levensmiddelen mogen niet in aanraking komen met reeds ingevroren levensmiddelen. Anders zouden deze ontdooien.
Grote levensmiddelen in het toestel leggen
Als u grote levensmiddelen zoals een gans of wild in het toestel wilt plaatsen, kunt u ook de glazen platen tussen de vriesladen uitnemen.
^ Daartoe dient u de twee bovenste
vriesladen uit te nemen en de glazen platen lichtjes optillen en langs voren uittrekken!
De onderste vrieslade moet altijd in het toestel blijven.
Elke vrieslade en elke glazen plaat kan met maximaal 25 kg worden belast!
^
Plaats de levensmiddelen naast elkaar op de bodem van de vries laden of op de glazen platen in de vrieszone, zodat de levensmiddelen zo snel mogelijk tot in de kern worden ingevroren.
34
-
Invriezen en bewaren
Vrieskalender
De vrieskalender op de vrieslade geeft de gebruikelijke bewaartijd in maanden weer voor verschillende soorten levensmiddelen, op voorwaarde dat ze vers in het toestel worden ingevroren.
Bij in de handel verkrijgbare diepvriesproducten is de bewaarduur aangegeven op de verpakking.
2 - 3 maanden: Gebak, ijs, eenpansgerechten
3 - 5 maanden: Vis, champignons, brood
6 - 8 maanden: Varkensvlees, kalfsvlees, gevogelte
10 - 12 maanden: Rundvlees, fruit, groenten
Ingevroren levensmiddelen ontdooien
Ingevroren levensmiddelen kunt u op verschillende manieren ontdooien:
in de microgolfoven,
in de gewone oven met de functie
"Hetelucht" of "Ontdooien",
bij kamertemperatuur,
in de koelkast (de afgegeven koude
wordt gebruikt om de levensmiddelen te koelen),
in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen licht ontdooid in een hete pan worden gelegd.
Fruit kan bij kamertemperatuur in de verpakking of in een afgedekte schotel worden ontdooid.
Groenten kunnen over het algemeen bevroren in kokend water worden gedaan of in heet vet worden gestoofd. Wegens de gewijzigde celstructuur is de bereidingstijd iets korter dan bij verse groenten.
Vries gedeeltelijk of volledig ontdooide levensmiddelen niet opnieuw in. Pas nadat u de levensmiddelen hebt verwerkt (koken of braden), kunt u ze opnieuw invriezen.
35
Invriezen en bewaren
IJsblokjes maken
Vul het bakje voor ijsblokjes voor drie
^
kwart met water en plaats het op de bodem van een vrieslade.
Gebruik een stomp voorwerp, bijv.
^
een lepelsteel, om een vastgevroren bakje voor ijsblokjes los te maken.
^ De ijsblokjes komen gemakkelijk los
uit het bakje als u het kort onder stromend water houdt.
Drank snel koelen
Als u flessen in de vrieszone plaatst om ze snel te koelen, dient u de flessen uiterlijk na 1 uur weer uit te nemen. Anders zullen de flessen ontploffen!
36
Automatisch ontdooien
Koelzone
De koelzone ontdooit automatisch.
Terwijl de compressor draait, kunnen er rijp en waterpareltjes op de achterzijde van de koelzone ontstaan. Die hoeft u niet te verwijderen omdat ze automatisch verdampen door de warmte van de compressor.
Het dooiwater loopt via een dooiwatergoot en door een dooiwaterafvoerbuis naar een verdampsysteem aan de achterzijde van het toestel.
Zorg ervoor dat het dooiwater altijd ongehinderd kan weglopen, door het gootje en de afvoeropening voor het dooiwater schoon te houden.
Vrieszone
Het toestel is uitgerust met een NoFrost-systeem, waardoor het toestel automatisch wordt ontdooid.
De geproduceerde vochtigheid zet zich af op het verdampsysteem, wordt regelmatig automatisch ontdooid en verdampt.
Door het automatisch ontdooien blijft de vrieszone altijd ijsvrij. De levensmiddelen vriezen dankzij dit speciale systeem niet vast!
37
Reiniging en onderhoud
Zorg ervoor dat er geen water in de elektronische besturing of de verlichting komt.
Er mag geen reinigingswater door de afvoeropening voor het dooiwater lopen.
Gebruik geen stoomreiniger. De stoom kan terechtkomen op onderdelen van het toestel die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Het typeplaatje in het toestel mag niet worden verwijderd. De informatie op dit plaatje is belangrijk in geval van een storing.
De roestvrijstalen toesteldeuren hebben een speciale coating, die bestand is tegen vuil. Wrijf deze niet in met het onderhoudsmiddel voor roestvrij staal. Als u dat zou doen, zijn er strepen zichtbaar!
Met het Miele-onderhoudsmiddel voor roestvrij staal kunt u vuil behoedzaam verwijderen. Telkens als u het aanbrengt, brengt u bovendien een water- en vuilafstotende beschermende film aan.
Om schade aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende middelen niet worden gebruikt om de oppervlakken te reinigen:
reinigingsmiddelen die soda,
ammoniak, zuur of chloor bevatten,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– schurende reinigingsproducten,
zoals schuurpoeder, schuurmelk, poetsstenen,
– reinigingsmiddelen met oplosmiddel,
– reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal,
afwasmiddelen voor de afwasautomaat,
ovensprays,
Gebruik voor de reiniging en het onderhoud van de andere roestvrijstalen oppervlakken van het toestel het Miele-onderhoudsmiddel voor roestvrij staal (verkrijgbaar via de Service After Sales van Miele). Dit onderhoudsmiddel bevat materiaalvriendelijke stoffen. In tegenstelling tot een reinigingsmiddel voor roestvrij staal bevat het geen polijststoffen.
38
glasreinigers,
schurende harde sponsen en borstels (bijv. schuursponsen),
speciale "wondersponsen",
scherpe metaalschrapers!
Vóór het reinigen
^
Schakel het toestel uit.
^
Trek de stekker uit of schakel de desbetreffende zekering in uw zekeringenkast uit.
Reiniging en onderhoud
Haal de gekoelde levensmiddelen uit
^
het toestel en bewaar ze op een koele plaats.
Neem alle onderdelen die uit het
^
toestel genomen kunnen worden uit het toestel om ze te reinigen.
Neem de rekken uit de roestvrijstalen
^
houders om de flessenrekken/opdiensets in de binnendeur te reinigen.
Om het roestvrijstalen gedeelte van het deksel van het boter- en kaasvak (bovenaan de binnendeur) te verwijderen, gaat u als volgt te werk:
^ Haal het boter- en kaasvak uit het
toestel.
^ Open het deksel van het boter- en
kaasvak.
Het roestvrijstalen gedeelte is bevestigd op het kunstsof deksel en kan en kan er met een zekere kracht afgehaald worden.
Ga na het reinigen in omgekeerde
^
volgorde te werk om het roestvrijstalen gedeelte weer te bevestigen op het deksel van het boter- en kaasvak.
Binnenruimte, toebehoren
Reinig het toestel regelmatig
^
(minstens 1 keer per maand).
Laat vuil niet aankoeken. Verwijder het onmiddellijk.
De binnenruimte en het toebehoren reinigt u het best met lauw water waarin u een beetje handafwasmiddel doet.
De volgende onderdelen mogen worden gereinigd in de afwasautomaat:
– het botervlootje, de eiervakjes, het
bakje voor ijsblokjes (afhankelijk van het model meegeleverd)
– de rekken/opdiensets in de binnendeur
(zonder de roestvrijstalen houders)
^
Maak langs één kant van het deksel het roestvrijstalen gedeelte van het deksel los (1.).
^
Druk de witte kunststofknoppen uit de uitsparingen (2.).
het boter- en kaasvak (zonder het roestvrijstalen gedeelte)
De roestvrijstalen houders en het roestvrijstalen gedeelte van het boter- en kaasvak van de binnendeur mogen niet worden gereinigd in de afwasautomaat!
39
Reiniging en onderhoud
De temperatuur van het gekozen afwasprogramma mag maximaal 55 °C bedragen! Kunststofonderdelen kunnen in de afwasautomaat verkleuren door contact met bepaalde natuurlijke kleurstoffen, bijv. in wortels, tomaten en ketchup. Deze verkleuring heeft geen invloed op de stabiliteit van de desbetreffende onderdelen.
Reinig de legplaten en de laden in de
^
binnenruimte met de hand. Deze mogen niet worden gereinigd in de afwasautomaat!
^ Reinig het gootje en de
afvoeropening voor het dooiwater regelmatig met een wattenstaafje of iets dergelijks, zodat het dooiwater ongehinderd kan weglopen.
^ Ga na de reiniging met een doek die
met schoon water is vochtig gemaakt over de binnenruimte en het toebehoren. Wrijf vervolgens alles droog met een doek. Laat de deuren van het toestel korte tijd openstaan.
^
Verwijder eventueel vuil met het Miele-onderhoudsmiddel voor roestvrij staal.
^
Wrijf de roestvrijstalen houders en het roestvrijstalen gedeelte van het boter- en kaasvak in elk geval na elke reiniging in met het Miele-onderhouds middel voor roestvrij staal met het oog op onderhoud. Dit beschermt de roestvrijstalen oppervlakken en het voorkomt dat de
oppervlakken weer gauw vuil worden!
Toesteldeuren, zijwanden
Vuil op de toesteldeuren en de zijwanden verwijdert u het best onmiddellijk. Als het vuil er langere tijd op inwerkt, kan het soms niet meer worden verwijderd en kunnen de oppervlakken verkleuren of wijzigingen ondergaan.
Alle oppervlakken zijn gevoelig voor krassen. Alle oppervlakken kunnen verkleuren of wijzigingen ondergaan wanneer ze in contact komen met ongeschikte reinigingsmiddelen.
^ Reinig de oppervlakken met een
schone sponsdoek, handafwasmiddel en warm water. U kunt om te reinigen ook een schone, vochtige microvezeldoek zonder reinigingsmiddel gebruiken.
^
Ga na de reiniging met een doek die met schoon water is vochtig gemaakt over deze oppervlakken. Wrijf vervolgens alles droog met een zachte doek.
Voor roestvrijstalen toestellen geldt bovendien het volgende:
Toesteldeuren
De toesteldeuren zijn veredeld met een hoogwaardige oppervlaktecoating. Deze biedt bescherming tegen vuil en vergemakkelijkt het reinigen.
40
Behandel de toesteldeuren niet met
- een reinigingsmiddel voor roestvrij staal: Als u dat zou doen, raakt de coating beschadigd!
- het Miele-onderhoudsmiddel voor roestvrij staal: Als u dat zou doen, zijn er strepen zichtbaar!
Zijwanden
Verwijder vuil met het
^
Miele-onderhoudsmiddel voor roestvrij staal.
^ Wrijf de zijwanden in elk geval na
elke reiniging in met het
Miele-onderhoudsmiddel voor roestvrij staal. Telkens als u het aanbrengt, brengt u een water- en vuilafstotende beschermende film aan. Dit beschermt de roestvrijstalen oppervlakken en het voorkomt dat de oppervlakken weer gauw vuil worden!
Ventilatieopeningen
^
Reinig de ventilatieopeningen regelmatig met een borsteltje of stofzuiger. Wanneer er zich stof ophoopt, neemt het energieverbruik toe.
Deurdichting
Behandel de deurdichting niet met olie of vet. Anders wordt ze na verloop van tijd poreus.
Reiniging en onderhoud
Reinig de deurdichting regelmatig uitsluitend met schoon water en droog ze daarna grondig met een doek.
Achterzijde - metalen rooster
Minstens 1 keer per jaar moet het stof worden verwijderd van het metalen rooster aan de achterzijde van het toestel (warmtewisselaar). Wanneer er zich stof ophoopt, neemt het energieverbruik toe.
Let er bij het reinigen van het metalen rooster op dat u geen kabels of andere componenten aftrekt, knikt of beschadigt.
Na het reinigen
^ Plaats in de koelzone alle onderdelen
terug.
^ Plaats in de koelzone de
levensmiddelen terug.
^ Steek de stekker van het toestel weer
in het stopcontact of schakel de desbetreffende zekering in uw zekeringenkast weer in, en schakel het toestel weer in.
^
Schakel de functie "Superfrost" in, zodat de vrieszone snel koud wordt.
^
Schuif de vriesladen met de levensmiddelen in de vrieszone zodra de temperatuur in de vrieszone laag genoeg is.
^
Zodra er een constante temperatuur van minstens -18 °C is bereikt in de vrieszone, schakelt u de functie "Superfrost" uit.
41
Wat gedaan als...?
Herstellingen aan elektrische toestellen mag u enkel en alleen door een vakman of vakvrouw laten uitvoeren. Door ondeskundig uitgevoerde herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's voor de gebruiker ontstaan.
Wat gedaan als...
. . . het toestel niet koelt?
Controleer of het toestel
^
ingeschakeld is. De temperatuurindicator moet branden.
^ Controleer of de stekker van het
toestel goed in het stopcontact zit.
^ Controleer of de desbetreffende
zekering in uw zekeringenkast uitgeschakeld is. Als dit het geval is, doet u een beroep op de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
...detemperatuur in de koel- of vrieszone te laag is?
...deinschakelfrequentie en inschakelduur van de compressor toenemen?
Controleer of de ventilatieroosters
^
niet afgedekt zijn of onder het stof zitten.
Controleer of het metalen rooster
^
(warmtewisselaar) aan de achterzijde van het toestel niet onder het stof zit.
De toesteldeuren werden vaak
^
geopend of er werden grote hoeveelheden verse levensmiddelen geplaatst of ingevroren.
^ Controleer of de toesteldeuren goed
sluiten.
. . . het ingevroren voedsel ontdooit omdat het te warm is in de vrieszone?
^ Is de kamertemperatuur lager dan
die waarvoor uw toestel ontworpen is?
Verhoog de kamertemperatuur.
^
Stel een hogere temperatuur in.
^
De functie "Superfrost" is nog actief, het controlelampje brandt. "Superfrost" schakelt automatisch uit na ca. 65 uur.
^
Controleer of de toesteldeuren goed dicht zijn.
^
Werd een grote hoeveelheid levensmiddelen in één keer ingevroren? Omdat de compressor daardoor zeer lang werkt, daalt de temperatuur in de koelzone automatisch.
42
De compressor schakelt minder vaak in als de kamertemperatuur te laag ligt. Daardoor kan het te warm worden in de vrieszone.
...delevensmiddelen vastgevroren zijn?
Maak de levensmiddelen los met een stomp voorwerp, bijv. een lepelsteel.
Wat gedaan als...?
...dedeur van de vrieszone niet verschillende keren na elkaar kan worden geopend?
Dit is geen storing. Door de zuigende werking kunt u de deur pas na enige tijd zonder extra moeite openen.
. . er een waarschuwingssignaal weerklinkt?
Een toesteldeur staat langer dan 60 seconden open!
Doe de toesteldeur dicht!
^
. . . het waarschuwingssignaal weerklinkt en de temperatuurindicator van de vrieszone knippert?
De vrieszone is, afhankelijk van de ingestelde temperatuur, te warm, omdat
^ de deur van de vrieszone vaak werd
geopend of grote hoeveelheden verse levensmiddelen werden ingevroren.
^
de ventilatieroosters werden afgedekt.
...debinnenverlichting in de koelzone niet meer werkt?
Stond de toesteldeur van de
^
koelzone gedurende lange tijd open? De verlichting wordt automatisch uitgeschakeld als de deur ca. 15 minuten openstaat.
Is dat niet het geval, dan is de binnenverlichting defect.
Neem contact op met de dienst
^
Herstellingen aan huis van Miele.
De ledverlichting mag alleen door de dienst Herstellingen aan huis van Miele worden hersteld en vervangen. Onder de afdekking bevinden zich onderdelen die onder spanning staan. Gevaar voor verwonding en beschadiging!
De afdekking mag niet worden weggenomen! Er ontstaat gevaar als de afdekking beschadigd is of na beschadiging weggenomen is ­Opgepast! Kijk nooit met optische instrumenten (zoals een vergrootglas of iets dergelijks) in de straal van de laser (laserstraling van klasse 1M)!
Als de storingen verholpen zijn, brandt de temperatuurindicator van de vrieszone constant en wordt het waarschuwingssignaal uitgeschakeld.
. . . het controlelampje voor "Superfrost" samen met een lampje van de temperatuurindicator knippert?
Er zit een storing in het toestel. Neem contact op met de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
43
Wat gedaan als...?
Plaats het paneel terug en klik het
^
weer vast.
...debodem van de koelzone nat is?
De afvoeropening voor het dooiwater zit verstopt.
Reinig het gootje en de
^
afvoeropening voor het dooiwater.
Als u de storing niet kunt verhelpen aan de hand van de bovenstaande informatie, neemt u contact op met de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
Om het koudeverlies zo beperkt mogelijk te houden, laat u indien mogelijk de deuren van het toestel dicht tot de storing verholpen is.
44
Waar bepaalde geluiden vandaan komen
Heel normale geluiden
Brrrrr ... Gebrom komt van de motor (compressor). Dat kan even wat
Blubb, blubb ... Geborrel, geklots of gezoem komt van het koelmiddel dat door
Klik … U hoort een klik telkens als de thermostaat de motor in- of
Sssrrrrr ... Bij toestellen met verschillende zones of bij NoFrost-modellen kunt
Krak … Wanneer het materiaal in uw toestel uitzet kan men gekraak
Bedenk echter dat motor- en stromingsgeluiden in de koelingskringloop niet te vermijden zijn!
Geluid waaraan u vlot kan verhelpen
Geklepper, gerammel, gerinkel
Waar komen ze vandaan?
harder worden terwijl de motor ingeschakeld wordt.
de buisjes vloeit.
uitschakelt.
u een zacht geruis horen van de luchtstroming in de binnenruimte van het toestel.
horen.
Oorzaak Oplossing
Het toestel staat niet waterpas.
Stel het toestel waterpas. Schroef de voetjes in of uit het toestel of leg iets onder het toestel.
Het toestel raakt andere toestellen of meubels aan.
Laden, korven of legplaten trillen of knellen.
Flessen of recipiënten raken elkaar.
De kabelhouder hangt nog tegen de achterzijde van het toestel.
Schuif het toestel van de meubels of andere toestellen weg.
Controleer de uitneembare onderdelen en zet ze eventueel opnieuw op hun plaats.
Schuif de flessen of recipiënten wat uit elkaar.
Neem de kabelhouder weg.
45
Service After Sales/garantie
Neem bij storingen die u niet zelf kunt verhelpen contact op met
uw Miele-handelaar
of
de dienst Herstellingen aan huis van
Miele.
Het telefoonnummer van de dienst Herstellingen aan huis van Miele vindt u op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing.
Om u gericht te kunnen helpen, heeft de dienst Herstellingen aan huis van Miele het toesteltype en het serienummer van uw toestel nodig. Beide gegevens vindt u op het typeplaatje in de binnenruimte van het toestel.
Duur en voorwaarden van de garantie
De duur van de garantie bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie over de garantievoorwaarden in uw land neemt u contact op via het telefoonnummer van de dienst Consumentenbelangen (Productinformatie voor particulieren) van de N.V. Miele België.
Het telefoonnummer van de dienst Consumentenbelangen (Productinformatie voor particulieren) van Miele vindt u op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing.
46
De tests moeten volgens de van
toepassing zijnde normen en richtlijnen worden uitgevoerd.
Bij het voorbereiden en uitvoeren van de toesteltests moet ook rekening worden gehouden met de volgende gegevens van de fabrikant:
Beladingsplannen,
Opmerkingen in de gebruiks- en
montageaanwijzing.
Gegevens voor testinstellingen
47
Elektrische aansluiting
Het toestel wordt aansluitklaar geleverd voor wisselstroom van 50 Hz, 220 – 240 V.
De zekering moet minstens 10 A bedragen.
Het toestel moet worden aangesloten op een geaard stopcontact dat volgens de voorschriften is geïnstalleerd. De elektrische installatie moet uitgevoerd zijn overeenkomstig de plaatselijke voorschriften.
Het toestel moet in geval van nood snel kunnen worden losgekoppeld van het elektriciteitsnet. Daarom moet het stopcontact gemakkelijk toegankelijk zijn. Het mag zich dus niet achter het toestel bevinden.
Als het stopcontact na de inbouw niet meer toegankelijk is, moet in de installatie een scheidingsinrichting voor elke pool voorhanden zijn. Als stroomonderbrekers kunnen schakelaars worden gebruikt met een contactopening van minstens 3 mm. Denk hierbij bijvoorbeeld aan LS-schakelaars, zekeringen en contactsluiters (EN 60335).
De stekker en de aansluitkabel van het toestel mogen niet de achterzijde van het toestel raken. Anders kunnen de stekker en de aansluitkabel beschadigd raken door trillingen van het toestel. Dat kan een kortsluiting veroorzaken.
Aansluiting via een verlengkabel is niet toegestaan, aangezien verlengkabels niet voldoende veiligheidsgaranties bieden. Er bestaat onder andere gevaar voor oververhitting.
Het toestel mag niet op gelijkstroom-wisselstroommutators worden aangesloten, die bijvoorbeeld bij stroomvoorziening op zonne-energie worden gebruikt. In dat geval kunnen er zich bij het inschakelen van het toestel spanningspieken voordoen, die ertoe kunnen leiden dat het toestel wordt uitgeschakeld om veiligheidsredenen. De elektronische besturing kan beschadigd raken! De stekker van de aansluitkabel van het toestel mag niet worden vervangen door een energiebesparende stekker (bijv. van het merk SavaPlug). Hierdoor wordt de energietoevoer naar het toestel verminderd en wordt het toestel te warm.
Als de aansluitkabel moet worden vervangen, dan mag dat alleen worden uitgevoerd door een erkende vakman of vakvrouw die op de hoogte is van elektriciteitsaansluitingen.
Ook andere toestellen mogen niet worden aangesloten op stopcontacten die zich bevinden achter het toestel.
48
Gebruik geen warmteproducerende toestellen op het toestel, zoals een mini-oven, een kooktoestel met twee kookzones of een broodrooster. Het toestel kan in brand vliegen. Gevaar voor brand!
Dit toestel mag niet onmiddellijk naast ("side-by-side") een ander mo del worden opgesteld! Omdat het toestel niet met een zijwandverwarming uitgerust is, kan er bij een "side-by-side"-opstelling condenswater ontstaan! Vraag meer informatie bij uw Miele-handelaar.
Opstelplaats
Kies geen plaats direct naast een fornuis, een verwarming of in de omgeving van een venster met directe inval van zonnestralen. Hoe hoger de omgevingstemperatuur, hoe langer de compressor moet werken, waardoor er meer stroom wordt verbruikt. Een droge, ventileerbare ruimte is geschikt.
Neem de volgende opmerkingen in acht bij het opstellen van het toestel:
Het stopcontact moet gemakkelijk toegankelijk zijn in geval van nood. Het mag zich dus niet achter het toestel bevinden.
Opstelinstructies
Ook andere toestellen mogen niet
worden aangesloten op stopcontacten die zich bevinden achter het toestel.
Belangrijk! Bij een hoge luchtvochtigheid kan het vocht
condenseren en zich afzetten op de buitenoppervlakken van het toestel. Dat condenswater kan leiden tot corrosie van de buitenwanden van
­het toestel. Om dat te voorkomen, is het aanbevolen het toestel op te stellen in een ruimte die droog is en/of airco heeft. Controleer na het opstellen dat de toesteldeur goed sluit, dat de luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen niet afgedekt zijn en dat het toestel werd opgesteld zoals beschreven.
Klimaatklasse
Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse (bereik van de kamertemperatuur) waarvan de onder­en bovengrens gerespecteerd moeten worden. De klimaatklasse is vermeld op het typeplaatje aan de binnenzijde van het toestel.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
van +10 °C tot +32 °C van +16 °C tot +32 °C van +16 °C tot +38 °C van +16 °C tot +43 °C
De stekker en de aansluitkabel van het toestel mogen niet de achterzijde van het toestel raken. Anders kunnen deze beschadigd raken door trillingen van het toestel.
Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor gedurende lange tijd niet werkt. Dit kan tot te hoge temperaturen in het toestel leiden,
49
Opstelinstructies
zodat de levensmiddelen eventueel zelfs beginnen te ontdooien!
Luchttoevoer en -afvoer
De lucht aan de achterwand van het toestel wordt opgewarmd. De ventilatieroosters mogen daarom niet worden afgedekt, zodat een goede luchttoevoer en -afvoer verzekerd is. Bovendien moet het stof regelmatig van de ventilatieroosters worden verwijderd.
Toestel met bijgeleverde wandafstandhouders
Als er wandafstandhouders zijn meegeleverd bij uw toestel, moeten deze worden gebruikt om ervoor te zorgen dat het opgegeven energieverbruik wordt gerealiseerd. Wanneer de wandafstandhouders gemonteerd zijn, neemt de toesteldiepte toe met ca. 35 mm. Worden de wandafstandhouders niet gebruikt, dan brengt dat de goede werking van het toestel niet in het gedrang. Wel stijgt het energieverbruik van dit toestel in geringe mate als een kleinere afstand tot de wand wordt gebruikt.
Monteer de wandafstandhouders
^
bovenaan links en rechts op de achterzijde van het toestel.
Toestel opstellen
^ Verwijder eerst de kabelhouder aan
de achterzijde van het toestel.
^ Controleer of de onderdelen aan de
achterwand van het toestel nergens tegenaan kunnen komen. Buig ze zo nodig de andere kant op.
^ Schuif het toestel voorzichtig op de
daartoe voorziene plaats.
^
Plaats het toestel met de wandafstandhouders (indien gemonteerd) of met de achterwand vlak tegen de keukenwand.
50
Opstelinstructies
Toestel nivelleren
Lijn het toestel met de regelvoetjes
^
uit.
Toesteldeur ondersteunen
Draai in elk geval het regelvoetje a
^
uit tot het op de vloer rust. Draai het regelvoetje vervolgens nog eens 90° uit.
51
Opstelinstructies
ABC
KFN 12943 SD edt/cs 2020 750 mm 630 mm*
* Afmeting zonder gemonteerde wandafstandhouders. Worden de bijgeleverde wandafstandhouders gebruikt, dan neemt de toesteldiepte toe met 35 mm.
52
De draairichting van de deuren veranderen
Het toestel wordt geleverd met rechtsscharnierende deuren. Als de deuren linksscharnierend moeten zijn, moet u de draairichting van de deuren veranderen.
Om de draairichting van de deuren te veranderen, hebt u het volgende gereedschap nodig:
Voer het veranderen van de draairichting van de deuren altijd met twee personen uit.
Deurgrepen afnemen:
Als u aan de deurgreep a trekt,
^
schuift het zijgedeelte van de deurgreep b naar achteren.
^ Trek het zijgedeelte van de
deurgreep b krachtig naar achteren toe uit de geleiding.
^ Draai nu de 4 schroeven (TX 15) op
het bevestigingsplaatje los en neem de greep af.
^ Maak de afdekplaatjes aan de
andere zijde los en plaats ze op de vrijgekomen gaten.
53
De draairichting van de deuren veranderen
Toesteldeuren afnemen:
Neem de levensmiddelen uit de deurrekken.
Sluit de bovenste toesteldeur.
^
^ Neem de afdekking a af. Schuif ze
hiertoe van achteren naar voren en haal ze er vervolgens langs boven af.
^ Haal de afdekking b er langs boven
af.
Waarschuwing! Zodra u hieronder de lagersteun verwijdert, zit de bovenste toesteldeur los!
Maak het bevestigingsonderdeel f
^
los van de afdekking e. Schuif het hiertoe wat naar links en neem het vervolgens langs voren af.
Draai het bevestigingsonderdeel f
^
180°.
Plaats de afdekking e van voren af
^
op het bevestigingsonderdeel f en schuif ze naar rechts. Het opschrift moet leesbaar zijn.
Neem de afdekking g af, draai ze
^
180° en plaats ze aan de andere zijde.
^ Plaats de afdekking e samen met
het bevestigingsonderdeel f aan de andere zijde.
^
Draai de schroeven d in de bovenste lagersteun c los en trek de lagersteun langs boven af.
^
Neem de bovenste toesteldeur voorzichtig langs boven af en zet ze even opzij.
^
Maak met behulp van een schroevendraaier langs boven de afdekking e los en neem ze samen met het bevestigingsonderdeel f af. Ga hierbij voorzichtig te werk.
54
De draairichting van de deuren veranderen
Doe de onderste toesteldeur dicht.
^
Waarschuwing! Zodra u hieronder de lagersteun verwijdert, zit de onderste toesteldeur los!
^ Trek in het midden van het toestel de
lagerbout i langs boven uit.
^ Neem de onderste toesteldeur
voorzichtig langs boven af en zet ze even opzij.
^ Trek de afdekking j af.
^
Schroef de lagersteun k af, draai hem 180° en schroef hem op de tegenoverliggende zijde.
^
Trek het kunststofkapje h af en zet het 180° gedraaid terug op de lagersteun k.
^
Plaats de afdekking j op de tegenoverliggende zijde.
^ Neem de stop l uit de deurlagerbus
in de toesteldeur en plaats de stop aan de andere zijde.
^
Neem met behulp van een schroevendraaier telkens de veerklem m onderaan uit de toesteldeur en plaats ze aan de andere zijde.
55
De draairichting van de deuren veranderen
Draairichting van de toesteldeuren veranderen:
Schroef de lagersteun f aan de
^
andere zijde vast. Gebruik daartoe
Trek de volledige lagerbout a met
^
het schijfje b en het regelvoetje c langs boven uit.
^ Neem de stop d weg.
^ Draai de schroeven e los en
verwijder de lagersteun f.
^ Draai de schroef van het
lageronderdeel h op de lagersteun f wat los. Draai het in het tegenoverliggende gat van de lagersteun f en draai de schroef vervolgens weer vast.
^
Plaats de stop d in het andere gat.
^
Verwijder de afdekking g en plaats ze op de gaatjes aan de andere kant.
uitsluitend de beide buitenste langwerpige gaten. Laat de middelste schroef achterwege. Zo kunt u later via de buitenste langwerpige gaten de deur van het toestel uitlijnen.
^ Belangrijk! Draai het regelvoetje c
aan de lagerbout a er helemaal in.
^ Plaats de volledige lagerbout a met
het schijfje b en het regelvoetje c terug. Belangrijk! De nok op de lagerbout moet opnieuw naar achteren wijzen.
^
Plaats de onderste toesteldeur langs boven op de lagerbout a.
^
Doe de onderste toesteldeur dicht.
56
De draairichting van de deuren veranderen
Plaats de lagerbout i in de
^
lagersteun k in de onderste toesteldeur. De tap op de lagerbout zit daarbij in de uitsparing op de lagersteun.
Plaats de bovenste toesteldeur op de
^
lagerbout i in het midden van het toestel.
^ Sluit de bovenste toesteldeur.
^ Plaats de lagersteun c aan de
andere zijde en bevestig hem met de schroeven d. Daartoe steekt u vooraf eventueel de schroefgaten door of gebruikt u een elektrische schroevendraaier.
Plaats de afdekkingen a en b aan
^
de andere zijde.
Lijn de toesteldeur via de
^
langwerpige gaten in de onderste lagersteun uit ten opzichte van de behuizing van het toestel. Draai de schroeven vervolgens vast.
57
De draairichting van de deuren veranderen
Deurgrepen opnieuw monteren:
Let er in elk geval op dat het Hou in elk geval rekening met de volgende aanwijzingen voor de bevestiging van de deurgreep, want bij foutieve montage raakt de deurdichting beschadigd.
^ Schroef de deurgreep met de twee
voorste schroeven b eerst losjes aan de andere zijde.
zijgedeelte van de deurgreep d
tijdens het openen van de deur niet
in aanraking komt met de
deurdichting. De deurdichting zou
na verloop van tijd beschadigd
raken!
Mocht dit het geval zijn,
lijn het bevestigingsplaatje c
^
nogmaals uit met de stifttappen a tot het bevestigingsplaatje en het zijgedeelte van de deurgreep d de gewenste hoek hebben en de dichting tijdens het openen van de deur niet meer wordt geraakt.
Het bevestigingsplaatje c moet zo op de deurbehuizing liggen dat, wanneer de deur gesloten is, het bevestigingsplaatje gelijk ligt met de buitenwand van het toestel. Als dit niet het geval is,
^
draait u de twee vooraf gemonteerde stifttappen a met een inbussleutel in tot het bevestigingsplaatje c de gewenste hoek heeft.
^
Draai de 4 schroeven b goed vast.
^
Schuif het zijgedeelte van de deurgreep d vanaf de zijkant van het toestel op de geleiding van het bevestigingsplaatje tot het hoorbaar vastklikt.
58
Toesteldeuren uitlijnen
U kunt de toesteldeuren nadien uitlijnen ten opzichte van de behuizing van het toestel.
In de volgende afbeelding wordt de toesteldeur niet gesloten weergegeven, zodat u de procedure beter kunt volgen.
Lijn de onderste toesteldeur uit via de buitenste langwerpige gaten in de onderste lagersteun:
^ Verwijder de middelste schroef a
van de lagersteun.
Lijn de bovenste toesteldeur uit via de langwerpige gaten in de middelste lagersteun:
Draai beide schroeven c een beetje
^
uit.
^ Lijn de toesteldeur uit door de
lagersteun naar links of rechts te verschuiven.
^ Draai de schroeven c vervolgens
vast.
^
Draai beide buitenste schroeven b een beetje uit.
^
Lijn de toesteldeur uit door de lagersteun naar links of rechts te verschuiven.
^
Draai de schroeven b vervolgens vast. De schroef a hoeft niet opnieuw te worden ingeschroefd.
59
Het toestel inbouwen
* Bij toestellen met gemonteerde wandafstandhouders neemt de toesteldiepte toe met ca. 35 mm.
a Opzetkast
b Toestel
c Koelkast
d Wand
Het toestel kan in elke kastenrij worden ingebouwd. Om het toestel even hoog te laten komen als de kasten, kan boven het toestel een opzetkast a worden geplaatst.
Met het oog op de aan- en afvoer van de lucht moet er langs de achterzijde van het toestel een afvoerkanaal van minimum 50 mm diep voorzien worden, over de hele breedte van de opzetkast. De diameter van de verluchting onder het plafond moet minstens 300 cm
2
bedragen zodat de opgewarmde lucht ongehinderd kan wegstromen. In het andere geval moet de compressor harder werken waardoor het stroomverbruik toeneemt.
De verluchtingsopeningen mogen
niet afgedekt of afgesloten worden.
Bovendien moeten ze geregeld
gereinigd worden.
Bij inbouw met keukenkasten met genormaliseerde afmetingen (maximumdiepte van 580 mm) kan het toestel rechtstreeks naast de keukenkast worden opgesteld. De toesteldeur staat dan op 34 mm* verwijderd aan de zijkant en steekt 55 mm* uit ten opzichte van de voorkant van de keukenkast. Op deze manier kan de toesteldeur zonder problemen worden geopend en gesloten.
606162
Als u het toestel opstelt naast een wand d is aan de kant van de scharnieren tussen de wand d en het toestel b een afstand van ca. 55 mm vereist. Dit zorgt ervoor dat de deur helemaal kan worden geopend.
63
Wijzigingen voorbehouden / 1913
KFN 12943 SD edt/cs
M.-Nr. 09 435 770 / 00
Loading...