Miele K 2316 S User manual

Gebruiks- en montage-aanwijzing
voor de koelkast K 2316 S
Lees beslist de gebruiksaanwijzing voordat u uw apparaat plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt onnodige schade aan uw apparaat. M.-Nr. 05 248 450
T
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Het in- en uitschakelen van de koelkast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Bij langere afwezigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
De juiste temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
. . . in de koelruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Temperatuuraanduiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
De functie "Superkoeling". . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Het inruimen van levensmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Het indelen van de binnenruimte
Het verplaatsen van plateaus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Plateau dat uit twee delen bestaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Het verplaatsen van deurvakken en deurvakken voor flessen . . . . . . . . . . . . . . . 13
Het verschuiven van de fleshouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Het koelen en bewaren van levensmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Waar u op moet letten bij het koelen en bewaren van levensmiddelen . . . . . . 14
Het ontdooien van de koelkast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Het reinigen van de koelkast. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Het reinigen van de buitenkant, de binnenruimte en de toebehoren . . . . . . . . . . 16
Het reinigen van de ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Het reinigen van de deurdichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Het reinigen van het metalen rooster aan de achterkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Nuttige tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
2
Inhoudsopgave
Technische Dienst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Plaats van opstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Klimaatklasse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Luchttoevoer en luchtafvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Het bevestigen van het handvat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Het plaatsen van het apparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Het stellen van het apparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Het veranderen van de draairichting van de deur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Het onderbouwen van de koelkast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
3
Algemeen
Algemeen
b Temperatuurregelaar
Controlelampje voor de Superkoeling
c d Superkoeling - toets
Plateaus (met glas of met spijlen)
g h Gootje voor het dooiwater en
afvoeropening voor het dooiwater
i Groenten- en fruitladen
e Temperatuuraanduiding koelzone
Lichtcontactschakelaar
f
Boter- en kaasvak
j k Eierrekje l Deurvakken m Binnenverlichting n Fleshouder
4
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Het verpakkingsmateriaal
De verpakking beschermt het apparaat tegen transportschade. Het verpakkingsmateriaal is uitgekozen met het oog op de geringe belasting van het milieu en de mogelijkheden voor afvalverwerking.
Door hergebruik van verpakkingsmate­riaal wordt er op grondstoffen be­spaard en wordt er minder afval gepro­duceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking in het algemeen terug.
Het afdanken van het apparaat
Afgedankte apparaten bevatten meest­al nog waardevolle materialen. Zet uw apparaat daarom niet zomaar bij het grof vuil, maar informeer bij uw handelaar of het mogelijk is het appa­raat terug te geven. Is dit niet mogelijk, informeer dan bij de gemeente of bij een grondstoffenhande­laar naar mogelijkheden voor herge­bruik van het materiaal (bijv. schrootver­werking).
Let erop dat de buisleidingen van uw apparaat niet worden beschadigd, wan­neer dit wordt weggebracht om op vak­kundige wijze en zonder het milieu al te veel schade te berokkenen te worden verschroot. Dan kan men er zeker van zijn dat koelmiddelen die zich in het koelsysteem bevinden niet in het milieu terechtkomen.
Neem ook de aanwijzingen in het hoofdstuk: "Veiligheidsinstructies en waarschuwingen" in acht.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Deze koelkast voldoet aan de voor­geschreven veiligheidsmaatregelen. Door ondeskundig gebruik kunnen personen echter letsel oplopen en kan er materiële schade ontstaan.
Lees deze gebruiksaanwijzing daar­om eerst aandachtig door voordat u dit apparaat voor het eerst gebruikt. Hierin vindt u belangrijke instructies met betrekking tot de inbouw, de veiligheid, het gebruik en het onder­houd van het apparaat.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing en geef deze door aan de eventuele volgende eigenaar van de koelkast.
Efficiënt gebruik
Deze koelkast is uitsluitend be­stemd voor huishoudelijk gebruik.
Gebruik deze koelkast uitsluitend
voor het koelen en bewaren van le­vensmiddelen. Gebruik voor andere doeleinden is on­toelaatbaar en kan gevaarlijk zijn. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die is ontstaan door ge­bruik voor andere doeleinden dan hier aangegeven of door een foutieve bedie­ning.
Technische veiligheid
Deze koelkast bevat het koelmid-
del Isobutan (R600a). Dit is een natuurlijk gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is. Let er bij het transport en bij de plaat­sing van het apparaat op dat er geen onderdelen van het koelsysteem wor­den beschadigd. Door vrijkomend koelmiddel kan men oogletsel oplopen. Wordt het koelsysteem toch bescha­digd: – vermijd dan open vuur of andere
brandhaarden, – trek de stekker uit het stopcontact, – lucht het vertrek waar het apparaat
staat enkele minuten lang door – en neem contact op met de Techni-
sche Dienst.
Hoe meer koelmiddel een koelkast
bevat, des te groter moet het ver­trek zijn waarin de koelkast wordt opge­steld. Wanneer het vertrek te klein is kan zich bij een eventuele lek een brandbaar mengsel van gas en lucht vormen. Per 8 g koelmiddel moet het vertrek
3
minstens 1 m De hoeveelheid koelmiddel die de koel­kast bevat staat op het typeplaatje in de binnenkant van het apparaat.
groot zijn.
Voordat u uw koelkast aansluit
dient u altijd de aansluitgegevens (zekering, spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het elektrici­teitsnet te vergelijken. Deze moeten beslist overeenkomen, omdat de koelkast anders beschadigd raakt. Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
De elektrische veiligheid van de
koelkast is uitsluitend gegaran­deerd als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende veiligheidsbepalingen is geïn- stalleerd. Het is zeer belangrijk dat aan deze fun­damentele veiligheidsvoorwaarde is vol­daan. Laat de huisinstallatie bij twijfel door een vakman controleren. De fabrikant kan niet aansprakelijk wor­den gesteld voor schade die is ont­staan door een ontbrekende of beschadigde aarddraad (bijv. een elek­trische schok).
Een veilig gebruik van de koelkast
is alleen dan gegarandeerd, wan­neer het apparaat wordt gemonteerd en aangesloten volgens de instructies die in de gebruiksaanwijzing staan.
Installatie- en onderhoudswerk-
zaamheden als ook reparaties mo­gen alleen door erkende vakmensen worden uitgevoerd. Ondeskundig uitgevoerde installatie­en onderhoudswerkzaamheden, als ook ondeskundig uitgevoerde repara­ties kunnen groot gevaar opleveren voor de gebruiker waarvoor de fabri­kant niet aansprakelijk kan worden ge­steld.
Er staat alleen dan geen elektri-
sche spanning op de koelkast als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
– als de hoofdschakelaar van de huis-
installatie is uitgeschakeld,
– of als de stekker uit het stopcontact
is getrokken. Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
De koelkast mag niet via een ver-
lengsnoer op het elektriciteitsnet worden aangesloten. Met verlengsnoeren kan een veilig ge­bruik van het apparaat niet worden ge­waarborgd in verband met het gevaar voor oververhitting.
Gebruik
Bewaar geen stoffen in de koelkast
die drijfgassen of andere verstui­vingsmiddelen bevatten. Wanneer de thermostaat wordt inge­schakeld kunnen vonken ontstaan. Deze kunnen licht ontvlambare produc­ten tot explosie brengen.
Plaats dranken met een hoog alco-
holpercentage alleen rechtop en al­tijd goed gesloten in de koelkast in ver­band met explosiegevaar.
Wanneer u levensmiddelen eet die
te lang zijn bewaard, loopt u het ri­sico voedselvergiftiging op te doen. De bewaartijd hangt van vele factoren af, zoals de versheid en kwaliteit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop ze worden bewaard. Neem de bewaartips van de levensmid­delenfabrikanten in acht en houd in de gaten tot welke datum de levensmidde­len uiterlijk houdbaar zijn.
Gebruik geen scherpe voorwerp-
ten om
rijp- en ijslagen te verwijderenen vastgevroren ijsbakjes en/of vast-
gevroren levensmiddelen los te wrik-
ken. Als u dat doet beschadigt u de verdam­pers en functioneert de koelkast niet meer.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Plaats wanneer u wilt ontdooien
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsappa­raten of kaarsen in de koelkast. Als u dat doet raakt het kunststof be­schadigd.
Gebruik geen ontdooisprays of an-
dere middelen om te ontdooien. Deze kunnen explosieve gassen vor­men, ze kunnen oplosmiddelen of drijf­gassen bevatten die het kunststof be­schadigen of ze kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid.
Behandel de deurdichting niet met
olie of vet. Als u dat doet dan wordt de deurdich­ting in de loop van de tijd poreus.
Sluit de ventilatieroosters van het
apparaat niet af. Als deze roosters geblokkeerd zijn kan er geen goede luchtgeleiding plaatsvin­den, waardoor het stroomverbruik stijgt en bepaalde onderdelen van de koel­kast kunnen beschadigen.
De koelkast is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een klimaatklasse is een kamertemperatuur­bereik, waarbinnen de temperatuur zich moet bewegen en waar deze niet boven of onder mag liggen. De klimaatklasse van uw koelkast staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw apparaat. Een te lage temperatuur heeft tot ge­volg dat de koelkast voor langere tijd af­slaat zodat het apparaat de vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
Gebruik voor het ontdooien en rei-
nigen van de koelkast nooit een stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met de­len van het apparaat die onder span­ning staan en zo kortsluiting veroor­zaken.
Wat te doen wanneer u het apparaat afdankt
Voorkom dat kinderen zich bij het
spelen insluiten en in levensgevaar komen.
Haal de stekker uit het stopcontact
en maak de aansluitkabel onbruik­baar.
Beschadig geen delen van het
koelsysteem, bijv. door – koelmiddelkanalen van de verdam-
per open te prikken;
buisleidingen om te buigen;beschermende lagen af te krabben.
Als er koelmiddel uit spuit kan dat oog­letsel veroorzaken.
Wanneer de veiligheidsinstructies niet worden opgevolgd kan de fabri­kant niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die daar even­tueel het gevolg van is.
8
Het in- en uitschakelen van de koelkast
Het in- en uitschakelen van de koelkast
Voor het eerste gebruik
Reinig de binnenkant van de koel­kast en de toebehoren. Gebruik daar­voor lauwwarm water met een beetje reinigingsmiddel.
Wrijf daarna alles met een doek droog.
Het inschakelen van de koelkast
Draai de temperatuurregelaar vanuit stand "0" op één van de andere stan­den.
In de temperatuuraanduiding knippert er kort een 8, waarna er een streep be­gint te branden. Het apparaat begint te koelen. Wanneer de deur wordt geopend gaat de binnenverlichting aan.
Bij langere afwezigheid
Wanneer u de koelkast vrij lange tijd niet meer gebruikt, doe dan het volgen­de.
Schakel het apparaat uit. Trek de stekker uit het stopcontact. Reinig het apparaat. Laat de deur van het apparaat iets
openstaan om te voorkomen dat er luchtjes ontstaan.
Wordt het apparaat in zulke geval­len wel uitgeschakeld, maar niet ge­reinigd en niet opengezet, bestaat het gevaar dat zich schimmel vormt.
Het uitschakelen van de koelkast
Draai de temperatuurregelaar vanuit stand "1" terug op stand "0".
De temperatuuraanduiding gaat uit. De koeling en de binnenverlichting zijn uitgeschakeld.
9
De juiste temperatuur
De juiste temperatuur
. . . in de koelruimte
Het is voor de houdbaarheid van de le­vensmiddelen zeer belangrijk dat de juiste temperatuur wordt ingesteld. Door micro-organismen bederven de le­vensmiddelen erg snel. De tempera­tuur beïnvloedt de snelheid waarmee de micro-organismen groeien. Hoe la­ger de temperatuur, des te langer het duurt voordat de levensmiddelen be­derven. Wanneer u voor het bewaren van le­vensmiddelen de juiste temperatuur instelt kunt u daarmee bederf voorko­men of vertragen.
Daarom adviseren wij een koeltempe­ratuur van 5 °C.
De temperatuur in het apparaat wordt hoger, naarmate
Het instellen van de tempera­tuur
De temperatuur kunt u instellen met be­hulp van de temperatuurregelaar.
Draai de temperatuurregelaar op een stand tussen de 1 en 7.
Hoe hoger de stand aan de tempera­tuurregelaar, des te lager de tempera­tuur in het apparaat.
Wij adviseren één van de middelste standen.
Wanneer de deur van het apparaat zeer vaak open wordt gedaan, grote hoeveelheden levensmiddelen in de koelruimte worden gelegd of de omge­vingstemperatuur hoog is, adviseren wij een stand van 4 tot 7.
– de deur van het apparaat vaker
wordt geopend en de deur langer geopend blijft;
– er meer levensmiddelen worden op-
geslagen;
– de temperatuur van de net opgesla-
gen levensmiddelen hoger is;
– de omgevingstemperatuur hoger is.
De koelkast is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een kli­maatklasse is een temperatuurbe­reik, waarbinnen de kamertempera­tuur zich moet bewegen en waar deze niet boven of onder mag liggen.
10
Temperatuuraanduiding
De temperatuuraanduiding geeft bij normaal gebruik de gemiddelde tempe­ratuur in het apparaat aan.
Ligt de temperatuur in het apparaat niet in het bereik dat in de temperatuur­aanduiding mogelijk is, d.w.z. tussen de 2 en 9 °C, brandt er in de tempera­tuuraanduiding alleen een streep.
Door de natuurlijke luchtcirculatie zijn er in het apparaat plaatsen die warmer of kouder zijn dan de aangegeven tem­peratuur. Dat is geen storing, maar nor­maal. Gebruik deze verschillende tempera­tuurzones om de levensmiddelen op de juiste plek in de koelkast op te slaan.
De functie "Superkoeling"
Het gebruik van de superkoe­ling
Met behulp van de functie "Superkoe­ling" daalt de temperatuur in de koel­ruimte zeer snel tot ongeveer 2 °C.
Het gebruik van de superkoeling is vooral dan aan te raden, wanneer u gro­te hoeveelheden verse levensmiddelen of drank opslaat en snel wilt laten afkoe­len.
Het inschakelen van de superkoeling
Druk op de toets voor de superkoe­ling.
Daarna begint het controlelampje van deze toets te branden.
De functie "Superkoeling"
Het uitschakelen van de superkoeling
De superkoeling wordt automatisch na ca. 6 uur uitgeschakeld. Het controlelampje gaat uit en de koel­capaciteit van het apparaat is weer nor­maal.
Om energie te besparen kunt u de su­perkoeling zelf uitschakelen zodra de levensmiddelen of dranken koel ge­noeg zijn.
Druk op de toets voor de superkoe­ling.
Daarna gaat het controlelampje van deze toets uit.
De koelcapaciteit van het apparaat is weer normaal.
De temperatuur in het apparaat daalt doordat de koelcapaciteit van het appa­raat maximaal is.
11
Het inruimen van levensmiddelen
Het inruimen van levensmiddelen
Door de natuurlijke luchtcirculatie ont­staan er in de koelruimte zones met ver­schillende temperaturen.
De koude, zware lucht zakt in het on­derste gedeelte van het apparaat.
Maak bij het inruimen van de levens­middelen van deze verschillende koudezones gebruik.
Verdere tips voor het inruimen van le­vensmiddelen
Bewaar op de plateaus van boven naar beneden: Brood en banket, reeds bereide ge­rechten, zuivelproducten, vlees, vis en worst.
Bewaar in de groenten- en fruitladen groenten en fruit.
De koelste zones bevinden zich aan de achterwand en boven de groenten­en fruitladen. Gebruik de koelzone boven de groen­tenladen voor levensmiddelen die mak­kelijk bederven, bijv. vlees, worst en vis.
De minst koele zone bevindt zich hele­maal boven tegen de deur. Gebruik deze zone voor het opslaan van boter zodat deze smeerbaar blijft en voor kaas zodat deze zijn aroma niet verliest.
Wanneer u groenten en fruit in één lade bewaart, houdt u er dan reke­ning mee dat er natuurlijke gassen vrijkomen die invloed kunnen heb­ben op de houdbaarheid van ande­re levensmiddelen.
Bewaar in de deur van de koelkast van boven naar beneden: boter, kaas, blikken, kleine flessen, tubes, grote flessen, pakken zuivel.
Zet geen culinaire olie in de koel­kastdeur. Wanneer u dat doet kunnen er scheuren in het kunststof materiaal van de deur ontstaan.
12

Het indelen van de binnenruimte

Het indelen van de binnenruimte
Het verplaatsen van plateaus
De plateaus kunt u in hoogte verstellen zodat er producten van verschillende hoogte kunnen worden neergelegd / neergezet.
Trek het plateau naar voren totdat u weerstand voelt, til het aan de voor­kant op en haal het eruit.
Zet het plateau met de achterkant naar boven op de gewenste plek, haal de voorkant omhoog en schuif het plateau naar binnen. De opstaande rand moet naar boven wijzen zodat de levensmiddelen niet met de achterwand in aanraking kun­nen komen en eraan vastvriezen.
Plateau dat uit twee delen be-
(afhankelijk van het model)
staat
Wanneer u hoge producten in het appa­raat wilt plaatsen kunt u gebruik maken van een plateau dat uit twee delen be­staat. Het voorste gedeelte kan worden verwijderd waardoor op het plateau daaronder hoge producten kunnen wor­den neergezet / neergelegd.
Het verplaatsen van deurvak­ken en deurvakken voor fles­sen
Schuif de deurvakken en deurvak­ken voor flessen naar boven en haal ze eruit.
Zet de deurvakken er op de gewen­ste plaats weer in. Zorg er daarbij voor dat ze goed vastklikken.
Het verschuiven van de fles­houder
De fleshouder kunt u naar rechts of links verschuiven. Daardoor staan de flessen steviger als u de deur van het apparaat opent en sluit.
(afhankelijk van het model)
13
Het koelen en bewaren van levensmiddelen
Het koelen en bewaren van levensmiddelen
Waar u op moet letten bij het koelen en bewaren van levensmiddelen
Maak bij het koelen en bewaren van de levensmiddelen gebruik van de verschillende koudezones. Neem ook de tips voor het inruimen van levensmiddelen in acht. Zie: "Het inruimen van levensmiddelen’.
– De levensmiddelen mogen niet met
de achterwand in aanraking komen, want in dat geval kunnen ze eraan vastvriezen.
– Bewaar geen stoffen in het apparaat
die drijfgassen of andere verstui­vingsmiddelen bevatten in verband met explosiegevaar.
– Plaats dranken met een hoog alco-
holpercentage alleen rechtop en al­tijd goed gesloten in het apparaat in verband met explosiegevaar.
– Laat warme levensmiddelen en dran-
ken afkoelen voordat u ze in het ap­paraat plaatst.
– Bewaar levensmiddelen alleen afge-
dekt of verpakt. Zo voorkomt u dat er levensmidde­lenluchtjes vrijkomen en op andere levensmiddelen worden overge­bracht en dat de levensmiddelen uit­drogen. Groenten en fruit kunnen echter onverpakt in de groenten- en fruitla­den worden bewaard.
– Plaats de levensmiddelen niet te
dicht op elkaar zodat de lucht tussen de levenmiddelen kan circuleren.
14
– Wanneer u levensmiddelen in het ap-
paraat wilt leggen of uit het apparaat wilt halen, doe de deur dan altijd maar even open, zodat de tempera­tuur in de koelzone niet stijgt. Daar­door bespaart u energie.
Voor het apparaat ongeschikte levens­middelen
Niet alle levensmiddelen zijn geschikt om in de koelzone te worden bewaard. Hiertoe behoren: – Koudegevoelig fruit en koudegevoeli-
ge groenten zoals bananen, avoca­do’s, papaya’s, passievruchten, au- bergines, paprika, tomaten en kom­kommers
Fruit dat nog niet rijp isAardappelsParmezaanse kaas
Sommige groentensoorten scheiden na­tuurlijke gassen af, wat bederf in de hand werkt. Enkele groenten- en fruit­soorten reageren bijzonder gevoelig op deze natuurlijke gassen. Daarom mo­gen niet alle groenten- en fruitsoorten samen in één lade worden bewaard.
Voorbeelden van vruchten die veel natuurlijke gassen afscheiden:
Appels, passievruchten, abrikozen, pe­ren, nectarines, perzikken, pruimen, avocado’s, papayas en vijgen.
Voorbeelden van groenten en fruit die erg gevoelig reageren op gassen van andere groenten- en fruitsoorten:
Kiwi’s, broccoli, bloemkool, spruitjes, mango’s, honingmeloen, appels, abriko- zen, komkommer, tomaten, bananen, avocado’s, peren, nectarines en perzik- ken.
Het ontdooien van de koelkast
Terwijl de koelkast in werking is, kun­nen zich aan de achterwand van de koelruimte rijp en waterpareltjes vor­men. Deze hoeft u niet te verwijderen, want de koelruimte wordt automatisch ont­dooid.
Het dooiwater loopt via het gootje voor het dooiwater en via de afvoeropening voor het dooiwater in het verdampings­systeem aan de achterkant van het ap­paraat.
Let erop dat het dooiwater altijd on­gehinderd weg kan lopen. Houd het gootje en de afvoerope­ning voor het dooiwater daarom schoon.
Het ontdooien van de koelkast
15
Het reinigen van de koelkast
Het reinigen van de koelkast
Gebruik nooit zand-, soda-, zuur- of schuurmiddelhoudende reinigings­middelen of chemische oplosmidde­len. Ongeschikt zijn ook zogenaamde "schuurmiddelvrije" schuurmidde­len, daar deze doffe plekken veroor­zaken.
Let erop dat er geen water in de temperatuurregelaar of in de verlich­ting terechtkomt.
Zorg ervoor dat er geen reinigings­water door de afvoeropening voor het dooiwater loopt.
Gebruik geen stoomreiniger. Stoom kan in aanraking komen met delen van het apparaat die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Het typeplaatje in de binnenruimte van het apparaat mag niet worden verwijderd. De gegevens zijn nodig in het geval er een storing optreedt.
Voor het reinigen
Schakel het apparaat uit door de temperatuurregelaar op "0" te draai­en.
Het reinigen van de buiten­kant, de binnenruimte en de toebehoren
Deze kunt u het beste reinigen met lauwwarm water met reinigingsmiddel. Reinig de toebehoren met de hand. Het botervak kan in de afwasautomaat.
Reinig de koelruimte minstens één keer in de maand.
Reinig het gootje en de afvoerope­ning voor het dooiwater regelmatig met een wattenstaafje of iets derge­lijks, zodat het dooiwater altijd onge­hinderd weg kan lopen.
Neem de buitenkant, de binnenruim­te en de toebehoren daarna met hel­der water af en wrijf alles met een doek droog.
Laat de deur van de koelkast korte tijd openstaan.
Het reinigen van de ventilatie­roosters
Reinig de ventilatieroosters regelma­tig met een kwast of een stofzuiger.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er onnodig energie verbruikt.
Haal de te koelen producten uit de koelkast en bewaar ze op een koele plaats.
Haal alle toebehoren uit de koelkast die kunnen worden verwijderd.
16
Het reinigen van de koelkast
Het reinigen van de deurdich­ting
Behandel de deurdichting niet met olie of vet. Als u dat doet dan wordt de deurdichting in de loop van de tijd poreus.
Reinig de deurdichting regelmatig al­leen met helder water en wrijf deze daarna met een doek grondig droog.
Het reinigen van het metalen rooster aan de achterkant
Het metalen rooster aan de achterkant van het apparaat (warmtewisselaar) moet minstens eenmaal in het jaar van stof worden ontdaan. Wanneer er zich stof ophoopt wordt er onnodig veel energie verbruikt.
Het reinigen van de koelkast
Let er bij het reinigen van het meta­len rooster op dat er geen kabels of andere onderdelen worden afge­scheurd, geknikt of beschadigd.
Na het reinigen
Plaats alle toebehoren weer terug in de koelkast.
Schakel het apparaat met behulp van de temperatuurregelaar in.
Plaats de levensmiddelen weer terug in de koelkast.
Sluit de deur van de koelkast.
17
Nuttige tips
Nuttige tips
Reparaties aan elektrische appara­ten mogen alleen door vakmensen worden uitgevoerd. Wanneer dit niet gebeurt dan kan de gebruiker grote risico’s lopen.
Een aantal storingen kunt u echter zelf verhelpen.
Wat moet u doen, wanneer . . .
. . . u ongewone geluiden hoort nadat u de koelkast hebt ingeschakeld en vooral nadat u het apparaat voor het eerst in gebruik hebt genomen?
Schakel de koelkast uit en controleer of:
de koelkast stabiel en waterpas staat;
. . . de koelkast niet koelt?
Controleer of:
de temperatuurregelaar op een an­dere stand staat dan op "0";
de stekker stevig in het stopcontact zit;
de hoofdschakelaar van de elektri­sche huisinstallatie is ingeschakeld. Is dit wel het geval, neem dan con­tact op met de Technische Dienst van Miele Nederland B.V.
. . . de temperatuur in de koelruimte te laag is?
Zet de temperatuurregelaar op een lagere stand (hogere temperatuur).
de meubels die naast de koelkast staan gaan trillen als deze aanstaat;
u er bij het inbouwen van de koel­kast aan gedacht hebt dat alle delen aan de achterwand van het apparaat nergens tegenaan kunnen komen;
u de kabelhouder van de achter­wand van het apparaat hebt verwij­derd;
de uitneembare onderdelen van de koelkast stevig in het apparaat zitten;
er geen flessen of potten tegen el­kaar aan komen.
Bedenk wel dat motor- en stromingsge­luiden in het koelsysteem niet te vermij­den zijn.
Controleer of u de superkoeling hebt
uitgeschakeld. Is deze koeling niet uitgeschakeld dan brandt het controlelampje.
. . . de koelkast vaker en voor lange­re tijd aanslaat?
Controleer of:
de ventilatieroosters zijn geblok-
keerd en of er veel stof inzit;
het metalen rooster (warmtewisse-
laar) aan de achterkant van het ap-
paraat stoffig is;
u de deur van de koelkast vaak open
en dicht heeft gedaan;
de deur van de koelkast goed sluit.
18
Nuttige tips
. . . in de temperatuuraanduiding niets of alleen een streep brandt / knippert?
Controleer:
of de temperatuurregelaar staat op een stand tussen de "1" en "7".
ca. 6 uur na het inschakelen van het apparaat of er iets in de temperatuur­aanduiding staat. Alleen wanneer de temperatuur van de koelruimte tussen de 2 °C en 9 °C ligt wordt de temperatuur aan­gegeven.
. . . de binnenverlichting in de koelzo­ne niet meer functioneert?
Controleer of:
de lichtschakelaar klemt;de temperatuurregelaar op een an-
dere stand staat dan op "0".
Zo ja, dan is het gloeilampje kapot.
Trek de stekker uit het stopcontact of schakel de hoofdschakelaar van de elektrische huisinstallatie uit.
Vervang het gloeilampje.
Aansluitgegevens van het lampje:
220 – 240 V, max. 15 W, fitting E 14
Schuif de lampafdekking er weer op
en klik haar vast.
. . . de bodem van de koelruimte nat is?
De afvoeropening voor het dooiwater is verstopt.
Reinig het gootje en de afvoerope-
ning voor het dooiwater.
Kunt u een storing ook met boven­genoemde tips niet verhelpen, roep dan de hulp in van de Technische Dienst.
Open als het mogelijk is de koelkast­deur niet vóórdat de storing is ver­holpen. Op deze manier houdt u het koudeverlies zo gering mogelijk.
Pak de lampafdekking aan de achter­kant vast, druk de zijkant omhoog en trek de lampafdekking eraf c.
b
19
Technische Dienst
Technische Dienst
Neem bij storingen die u niet zelf kunt verhelpen contact op met
– uw Miele-handelaar of – met de Technische Dienst van Miele
Nederland B.V.
De telefoonnummers van diverse afde­lingen en het adres van Miele Neder­land B.V. vindt u op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing.
Geef bij het inschakelen van de Techni­sche Dienst altijd het type en het num­mer van uw apparaat door.
Beide gegevens vindt u op het type­plaatje in de binnenruimte van het ap­paraat.
Voor informatie over het Miele Service Verzekering Certificaat kunt u zich wenden tot uw Miele-vakhandelaar of de bijgevoegde folder raadplegen.
20
Elektrische aansluiting
Dit apparaat mag alleen door een er­kend elektricien op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Dit apparaat is voorzien van een aan­sluitkabel en een stekker met randaar­de, geschikt voor aansluiting op 50 Hz 220 – 240 V.
Dit apparaat mag uitsluitend worden aangesloten op een contactdoos met randaarde.
Het is het beste wanneer de contact­doos zich naast het apparaat bevindt en u er gemakkelijk bij kunt.
Dit apparaat mag uitsluitend op een huisinstallatie worden aangesloten die volgens NEN 1010 is geïnstalleerd.
De installatiegroep dient met een 10 A­zekering te worden gezekerd.
In de EU-voorschriften staat het advies om de huisinstallatie van een aardlek­schakelaar te voorzien. Daarmee kan de veiligheid nog worden vergroot.
Elektrische aansluiting
Het is niet toegestaan het apparaat met een verlengsnoer op het elektriciteits­net aan te sluiten. Met verlengsnoeren kan een veilig ge­bruik van het apparaat namelijk niet worden gewaarborgd in verband met het gevaar voor oververhitting.
Moet er aan de aansluiting op het elek­triciteitsnet of aan de aansluitkabel iets worden veranderd dan mag dat uitslui­tend door een erkend bedrijf gebeuren.
21

Tips voor het plaatsen van het apparaat

Tips voor het plaatsen van het apparaat
Zet geen apparaten op uw kast die warmte afgeven, zoals broodroos­ters of magnetrons. Doet u dat wel dan wordt er onno­dig veel energie verbruikt.
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een for­nuis, een verwarming of in de buurt van een raam, waar de zon direct door heen kan schijnen. Hoe hoger de omgevingstemperatuur is, des te langer het apparaat staat te ronken en des te hoger het stroomver­bruik is. Geschikt is een droge ruimte waar kan worden geventileerd.
Klimaatklasse
Het apparaat is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een kli­maatklasse is een kamertemperatuur­bereik, waarbinnen de temperatuur zich moet bewegen en waar deze niet boven of onder mag liggen. De klimaatklasse van het apparaat staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw apparaat.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN
N
ST
T
+10 °C tot +32 °C +10 °C tot +32 °C +18 °C tot +38 °C +18 °C tot +43 °C
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht aan de achterwand van het apparaat wordt warm. Om een goede luchttoevoer en luchtaf­voer mogelijk te maken mogen de venti­latieroosters niet geblokkeerd zijn. De ventilatieroosters moeten bovendien regelmatig stofvrij worden gemaakt.
Het bevestigen van het hand­vat
Wanneer u de draairichting van de deur niet hoeft te veranderen kunt u nu het handvat aan de deur van het appa­raat schroeven.
Maak het handvat b met de schroe-
c op de deurgaten vast.
ven
Klik de afdekking d erop.
Een te lage temperatuur heeft tot ge­volg dat het apparaat voor langere tijd afslaat. Dat heeft weer tot gevolg dat de tempe­raturen in het apparaat te hoog zijn.
22
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Het plaatsen van het apparaat
Haal eerst de kabelhouder van de achterkant van het apparaat af.
Controleer of alle delen aan de ach­terwand van het apparaat nergens tegenaan kunnen komen. Buig eventueel in de weg zittende delen voorzichtig weg.
Schuif het apparaat voorzichtig op de daarvoor bestemde plaats.
Het stellen van het apparaat
Stel het apparaat stevig en waterpas
via de stelvoeten met de bijgevoeg-
de steeksleutel.
23
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het apparaat wordt geleverd met een rechtsscharnierende deur. Als de deur linksscharnierend moet zijn, moet u de draairichting van de deur veranderen.
Deur van het apparaat
Schroef wanneer de deur van het ap­paraat nog gesloten is de hoekschar-
c eruit, laat de deur iets zakken
nier en haal hem eraf.
Haal de afdekking b eraf en sluit
daarmee de vrijgekomen gaten aan
de andere kant af.
Haal de stop h uit het deurschar-
nierblok en zet hem er aan de ande-
re kant weer in.
Zet het handvat g er aan de andere
kant weer aan.
Plaats de deur van het apparaat op
de bovenste scharnierbout
sluit de deur.
Zet de onderste scharnierbout d
met de hoekscharnier c in het daar-
voor bestemde gat aan de onder-
kant van de deur van het apparaat
en schroef de hoekscharnier aan de
ommanteling vast.
Stel de deur van het apparaat met
behulp van de sleufgaten in de hoek-
scharnier en draai alle schroeven ste-
vig aan.
f en
Haal de vulring e en de scharnier-
d uit de hoekscharnier en
bout schroef ze in het tweede gat van de hoekscharnier.
Schroef de scharnierbout aan de bo­venkant er aan de andere kant weer aan.
24
f eruit en schroef de bout
Het onderbouwen van het apparaat
Het onderbouwen van het apparaat
Het apparaat kunt u onder het werk­blad schuiven. Eerst moet u echter het tafelblad van het apparaat verwijderen:
Draai de schroeven b aan de ach- terkant van het apparaat eruit.
Til het tafelblad aan de achterkant omhoog en verwijder het.
Voor de luchttoevoer en luchtafvoer aan de achterwand van het appa­raat is het zeer belangrijk dat er in het werkblad een ventilatieopening van minstens 140 cm
2
zit.
Het wandafsluitingsprofiel aan het werkblad mag bij een onderbouw­diepte van 600 mm maximaal 10 mm diep zijn!
252627
Wijzigingen voorbehouden / 44 / 001 NL - 3799
Dit papier bestaat uit 100 % chloorvrij gebleekte cellulose en is dus minder belastend voor het milieu.
Loading...