MIELE FN 26062 User Manual [nl]

Page 1
Gebruiks- en montagehandleiding Diepvriezer
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BE M.-Nr. 10 361 370
Page 2
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ...................................................................4
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 13
Energie besparen ................................................................................................14
Beschrijving van het toestel ............................................................................... 16
Bedieningspaneel.................................................................................................. 16
Accessoires ......................................................................................................... 18
Bijgeleverde accessoires....................................................................................... 18
Bij te bestellen accessoires................................................................................... 18
Isolatieplaat ......................................................................................................18
Ingebruikneming van het toestel .......................................................................19
Koeltoestel in- en uitschakelen.......................................................................... 20
Bij langdurige afwezigheid .................................................................................... 20
De juiste temperatuur ......................................................................................... 21
Temperatuur instellen ............................................................................................ 21
Temperatuurweergave........................................................................................... 22
De functie "SuperFrost"...................................................................................... 23
Functie SuperFrost............................................................................................ 23
SuperFrost inschakelen .................................................................................... 23
SuperFrost uitschakelen...................................................................................23
Temperatuur- en deuralarm................................................................................ 24
Temperatuuralarm ................................................................................................. 24
Deuralarm.............................................................................................................. 24
Het voortijdig uitschakelen van de zoemer ........................................................... 24
Het wijzigen van instellingen..............................................................................25
Instellingsmodus ................................................................................................... 25
Vergrendeling in-/uitschakelen..................................................................... 26
Invriezen en bewaren .......................................................................................... 27
Maximale vriescapaciteit....................................................................................... 27
Wat gebeurt er bij het invriezen van verse levensmiddelen? ................................ 27
Diepvriesproducten bewaren ................................................................................ 27
Zelf levensmiddelen invriezen ............................................................................... 28
De accessoires gebruiken .................................................................................... 30
Diepvriesplateau............................................................................................... 31
Isolatieplaat ......................................................................................................31
De binnenruimte indelen ....................................................................................... 32
Page 3
Inhoud
Ontdooien............................................................................................................. 33
Reiniging en onderhoud...................................................................................... 34
Aanwijzingen voor het reinigingsmiddel................................................................ 34
Het koeltoestel voor de reiniging voorbereiden..................................................... 35
Binnenkant en toebehoren reinigen....................................................................... 35
Front en zijkanten reinigen..................................................................................... 36
Ventilatieopeningen reinigen ................................................................................. 36
Deurdichting reinigen ............................................................................................ 36
De compressor en het metalen rooster aan de achterkant reinigen ..................... 37
Het in gebruik nemen van het koeltoestel na het reinigen .................................... 37
Nuttige tips.......................................................................................................... 38
Geluiden en de oorzaken ervan .........................................................................43
Service en garantie ............................................................................................. 44
Elektrische aansluiting........................................................................................ 45
Aanwijzingen voor de plaatsing ......................................................................... 46
Plaats van opstelling ............................................................................................. 46
Luchttoevoer en luchtafvoer.................................................................................. 47
De meegeleverde afstandhouders monteren ........................................................ 47
Het toestel plaatsen .............................................................................................. 48
Koeltoestel inbouwen in een kastenrij................................................................... 49
Afmetingen van het toestel.................................................................................... 50
Draairichting van deur veranderen .................................................................... 51
De deurgreep verwijderen ..................................................................................... 51
Het verwijderen van de toesteldeur....................................................................... 52
De onderste lagersteun verplaatsen ..................................................................... 52
De bovenste lagersteun verplaatsen..................................................................... 53
Veerklem en lagerbout verplaatsen....................................................................... 54
Het monteren van de deur..................................................................................... 54
Het terugplaatsen van de deurgreep..................................................................... 55
Toesteldeuren uitlijnen........................................................................................ 56
Page 4

Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Dit koeltoestel voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsbepalin­gen. Een verkeerd gebruik kan nochtans tot lichamelijk letsel en materiële schade leiden.
Lees daarom de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door, voordat u het koeltoestel in gebruik neemt. Daarin vindt u belangrijke instructies met betrekking tot de montage, de veilig­heid, het gebruik en het onderhoud. Dit is in het belang van uw veiligheid en voorkomt schade aan het koeltoestel.
Wanneer deze niet worden opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die daarvan het gevolg is.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding zodat u deze kunt doorgeven aan een eventuele volgende bezitter!

Juist gebruik

Dit koeltoestel is uitsluitend bedoeld voor gebruik in het huishou-
den en gelijkaardige omgevingen. Het is niet bestemd voor gebruik buiten.
Gebruik het koeltoestel uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden:
om levensmiddelen te koelen en te bewaren, om diepvriesproducten te bewaren, om verse levensmiddelen in te vriezen en om ijsblokjes te maken. Elk ander gebruik is niet toegelaten.
Page 5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Het koeltoestel is niet geschikt voor het bewaren en koelen van
geneesmiddelen, bloedplasma, laboratoriumpreparaten of andere gelijkaardige stoffen of producten die ten grondslag liggen aan de richtlijn betreffende medische hulpmiddelen. Door een verkeerd ge­bruik van het koeltoestel kunnen producten worden beschadigd of bederven. Bovendien is het koeltoestel ook niet geschikt voor ge­bruik in explosieve omgevingen. Miele is niet verantwoordelijk voor schade die werd veroorzaakt doordat het toestel voor andere doeleinden werd gebruikt of ver­keerd werd bediend.
Personen die door hun fysieke, zintuiglijke of geestelijke mogelijk-
heden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn het koeltoestel veilig te bedienen, moeten bij de bediening in het oog worden gehouden. Deze personen mogen het koeltoestel enkel onder toezicht bedie­nen, wanneer hen is uitgelegd hoe ze het veilig kunnen gebruiken en wanneer ze begrijpen welke risico's eraan verbonden zijn.

Kinderen in het huishouden

Kinderen jonger dan acht jaar moeten uit de buurt van het koel-
toestel worden gehouden, tenzij ze constant in het oog worden ge­houden.
Kinderen vanaf acht jaar mogen het koeltoestel zonder toezicht
gebruiken, maar alleen als ze weten hoe het werkt en wat voor ge­vaar zij lopen wanneer ze het fout bedienen. Kinderen moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen beseffen.
Kinderen mogen het koeltoestel niet zonder toezicht reinigen of
onderhouden.
Houd kinderen die in de buurt van het koeltoestel komen in het
oog. Zorg ervoor dat ze nooit met het koeltoestel spelen.
Page 6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten het bereik van kinderen.

Technische veiligheid

Het koelmiddelcircuit is op lekkage gecontroleerd. Het koeltoestel
voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften en de relevante EU-richtlijnen.
Dit koeltoestel bevat het koelmiddel isobutaan (R600a), een na-
tuurlijk gas dat het milieu weinig belast, maar wel brandbaar is. Het beschadigt de ozonlaag niet en verhoogt ook het broeikaseffect niet. Maar het gebruik van dit milieuvriendelijk koelmiddel heeft wel geleid tot meer lawaai als het koeltoestel aanstaat. Er kunnen afgezien van de geluiden van de compressor stromingsgeluiden in het hele koel­circuit optreden. Deze effecten zijn helaas niet te vermijden, maar hebben geen invloed op de capaciteit van het koeltoestel. Let er bij het transport en bij de inbouw/plaatsing op dat geen onder­delen van het koelcircuit worden beschadigd. Vrijkomend koelmiddel kan oogletsel veroorzaken! In geval van beschadiging:
– vermijd open vuur of ontstekingsbronnen,
– ontkoppel het koeltoestel van het elektriciteitsnet,
– verlucht gedurende enkele minuten het vertrek waarin het koel-
toestel staat en
– neem contact op met de dienst Herstellingen aan huis van Miele.
Hoe meer koelmiddel er in een toestel voorhanden is, hoe groter
het vertrek moet zijn waar het koeltoestel wordt opgesteld. In te klei­ne vertrekken kan zich bij lekkage een brandbaar mengsel van gas en lucht vormen. De kamer moet per 8 g koelmiddel minstens 1 m groot zijn. De hoeveelheid koelmiddel staat op het typeplaatje bin­nenin het toestel.
3
Page 7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Vergelijk voordat u het koeltoestel aansluit de aansluitgegevens
(zekering, spanning en frequentie) op het typeplaatje met die van het elektriciteitsnet. Deze moeten beslist overeenkomen zodat het koel­toestel niet beschadigd raakt. Deze moeten beslist overeenkomen. Raadpleeg bij twijfel een elektri­cien.
De elektrische veiligheid van het koeltoestel is uitsluitend gegaran-
deerd, als het wordt aangesloten op een aardingssysteem dat vol­gens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze funda­mentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elek­trische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
Het koeltoestel kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als
het op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
Wanneer de aansluitkabel is beschadigd, moet deze door een
door Miele erkende vakman/vakvrouw worden vervangen om gevaar voor de gebruiker te voorkomen.
Meervoudige stopcontacten of verlengsnoeren bieden niet vol-
doende veiligheid (brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aanslui­ten van het koeltoestel op het elektriciteitsnet.
Wanneer er vocht op spanningvoerende delen of de elektriciteits-
kabel komt, kan dat kortsluiting veroorzaken. Gebruik het koeltoestel daarom niet in ruimtes waar met water wordt gespetterd (bijv. gara­ge, waskeuken etc.).
Dit koeltoestel mag niet op een niet-stationaire locatie (bijv. op een
schip) worden gebruikt.
Beschadigingen aan het koeltoestel kunnen uw veiligheid in ge-
vaar brengen. Controleer het toestel op zichtbare beschadigingen. Een beschadigd koeltoestel mag niet in gebruik worden genomen.
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet het
koeltoestel van het elektriciteitsnet zijn afgekoppeld. Het koeltoestel is van het elektriciteitsnet afgekoppeld als:
Page 8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
– de zekeringen van de elektrische installatie zijn uitgeschakeld of
– de schroefzekering van de elektrische aansluiting er geheel is uit-
gedraaid of
– de stekker uit het stopcontact is getrokken. Trek bij elektriciteits-
kabels met stekker niet aan de elektriciteitskabel, maar bij de stekker om de verbinding met het elektriciteitsnet te verbreken.
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- en repa-
ratiewerkzaamheden kan de gebruiker ernstig gevaar lopen. Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een door Miele geautoriseerde vakman / vakvrouw worden uit­gevoerd.
Garantieclaims komen te vervallen als het koeltoestel niet door
Miele technici wordt gerepareerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele onderdelen kunnen wij ga­randeren, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
Page 9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Efficiënt gebruik

Het koeltoestel is voor een bepaalde klimaatklasse (kamertempe-
ratuur) geconstrueerd waarvan de grenzen niet mogen worden over­schreden.De klimaatklasse staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw koeltoestel. Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor voor langere tijd afslaat, zodat het toestel de vereiste temperatuur niet kan aanhouden.
Sluit de ventilatiegleuven niet af om te voorkomen dat de luchtge-
leiding niet goed functioneert,het stroomverbruik stijgt en onderdelen beschadigd raken.
Indien u vet- of oliehoudende levensmiddelen in het koeltoestel of
de deur van het toestel bewaart, voorkom dan dat evt. uitlopend vet of olie in aanraking komt met kunststof delen van het koeltoestel. Hierdoor kunnen spanningsscheuren in de kunststof ontstaan waar­door de kunststof knapt of scheurt.
Bewaar geen stoffen in het koeltoestel die drijfgassen of andere
verstuivingsmiddelen bevatten. Wanneer de thermostaat wordt inge­schakeld kunnen vonken ontstaan. Deze kunnen licht ontvlambare producten tot explosie brengen.
Gebruik geen elektrische toestellen in dit koeltoestel, bijv. voor het
maken van ijs. Dit om vonken en een explosie te voorkomen.
Bewaar geen blikjes en flessen in de diepvrieszone die koolzuur-
houdende dranken bevatten of vloeistoffen die kunnen bevriezen. In dat geval kunnen de blikjes en flessen uit elkaar springen, kunt u let­sel oplopen en kan het toestel beschadigd raken.
Haal flessen die u in de diepvrieszone hebt gelegd om snel te koe-
len er na maximaal één uur weer uit. Dit om te voorkomen dat de flessen uit elkaar springen, dat u letsel oploopt en dat het toestel be­schadigd raakt.
Raak ingevroren levensmiddelen en metalen onderdelen niet met
natte handen aan om letsel aan uw handen te voorkomen.
Page 10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Nuttig ijsblokjes en ijslolly's, vooral waterijsjes, nooit meteen nadat
u ze uit de diepvrieszone heeft gehaald om letsel aan lippen en tong te voorkomen.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen niet op-
nieuw in. Gebruik deze levensmiddelen zo snel mogelijk omdat ze anders aan voedingswaarde verliezen en bederven. Als ontdooide le­vensmiddelen worden gekookt of gebraden kunnen ze wel opnieuw worden ingevroren.
Wanneer u levensmiddelen eet die te lang zijn bewaard, loopt u
het risico om voedselvergiftiging op te lopen. De bewaartijd hangt van vele factoren af, zoals de versheid en kwali­teit van de levensmiddelen en de temperatuur waarop ze worden be­waard. Neem de bewaartips en de uiterste houdbaarheidsdatum van de levensmiddelenfabrikanten in acht.
Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat ga-
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemon­teerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of pro­ductaansprakelijkheid.
10
Page 11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Reiniging en onderhoud

Behandel de deurdichting niet met olie of vet om te voorkomen
dat deze in de loop van de tijd poreus wordt.
Gebruik voor het ontdooien en reinigen van het toestel nooit een
stoomreiniger, aangezien stoom in aanraking kan komen met span­ningvoerende delen van het koeltoestel en zo kortsluiting veroorza­ken.
Scherpe of kantige voorwerpen kunnen de verdamper bescha-
digen en functioneert het toestel niet meer correct. Gebruik geen voorwerpen met scherpe punt of rand.
– rijp- en ijslagen te verwijderen,
– en vastgevroren ijsbakjes en/of vastgevroren levensmiddelen los
te wrikken.
Plaats wanneer u wilt ontdooien nooit elektrische verwarmings-
toestellen of kaarsen in het toestel om te voorkomen dat het kunst­stof beschadigd raakt.
Gebruik geen ontdooisprays of andere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen vormen, oplosmiddelen of drijfgas­sen bevatten die het kunststof beschadigen of schadelijk zijn voor de gezondheid.

Transport

Het toestel moet altijd rechtop en in de transportverpakking wor-
den vervoerd.
Het koeltoestel is erg zwaar. Vraag daarom iemand u te helpen
met het vervoeren ervan. U zou zich kunnen verwonden en er zou schade kunnen ontstaan.
11
Page 12
Opmerkingen omtrent uw veiligheid

Wat te doen wanneer u het toestel afdankt

Maak het slot onbruikbaar om te voorkomen dat kinderen in het
koeltoestel ingesloten kunnen raken en in levensgevaar komen.
Vrijkomend koelmiddel kan oogletsel veroorzaken. Beschadig
geen delen van het koelsysteem, bijv. door
– koelmiddelkanalen van de verdamper open te prikken,
– buisleidingen om te buigen,
– beschermende lagen af te krabben.

Symbool op de compressor (afhankelijk van het model)

Deze waarschuwing is alleen voor de recycling van belang. Bij normaal gebruik bestaat er geen gevaar!
Het is levensgevaarlijk, de olie in de compressor in te slikken of in
te ademen.
12
Page 13

Een bijdrage aan de bescherming van het milieu

Het verpakkingsmateriaal

De verpakking beschermt het koude­toestel tegen transportschade. Het ver­pakkingsmateriaal is uitgekozen met het oog op een zo gering mogelijke belas­ting van het milieu en de mogelijkheden voor recycling.
Door hergebruik van verpakkingsmateri­aal wordt er op grondstoffen bespaard en wordt er minder afval geproduceerd. Uw vakhandelaar neemt de verpakking over het algemeen terug.

Het afdanken van het oude toestel

Oude elektrische en elektronische toe­stellen bevatten meestal nog waarde­volle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die nodig zijn ge­weest om de toestellen goed en veilig te laten functioneren. Wanneer u uw oude toestel bij het gewone afval doet of er op een andere manier niet goed mee omgaat, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Doe uw oude toestel daarom nooit bij het gewone huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inza­meldepot voor elektrische en elektro­nische oude toestellen.
Let erop dat de buisleidingen van uw koeltoestel niet worden beschadigd, totdat het op vakkundige en milieu­vriendelijke wijze wordt verschroot. Alleen dan kunt u er zeker van zijn dat de koelmiddelen in het koelsysteem en de olie in de compressor niet in het mili­eu terechtkomen.
Het oude toestel moet tot die tijd buiten het bereik van kinderen worden opge­slagen. Zie voor meer informatie hier­over het hoofdstuk: "Veiligheidsinstruc­ties en waarschuwingen" van de ge­bruiksaanwijzing.
13
Page 14

Energie besparen

Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Plaatsing en on­derhoud
Temperatuur­instelling
Plaats het toestel in een ge­ventileerde ruimte.
Stel het toestel niet bloot aan zonnestralen.
Plaats het toestel niet naast een warmtebron.
Bij een ideale omgevings­temperatuur van ca. 20 °C.
Dek ventilatieroosters niet af en maak ze regelmatig stof­vrij.
Compressor en metalen rooster (warmtewisselaar) aan de achterwand van het toestel worden minstens 1x per jaar stofvrij gemaakt.
Diepvrieszone: -18°C Bij lage temperatuurinstel-
In gesloten, niet geventileer­de ruimtes.
Direct blootgesteld aan zon­nestralen.
Naast een warmtebron (ver­warming, fornuis).
Bij een hoge omgevingstem­peratuur.
Met ventilatieroosters die zijn afgedekt of vol zitten met stof.
Compressor en metalen rooster (warmtewisselaar) aan de achterwand van het toestel zitten vol met stof.
ling: hoe lager de tempera­tuur in de koel-, resp. diep­vrieszone, des te hoger het energieverbruik.
14
Page 15
Normaal energieverbruik Te hoog energieverbruik
Gebruik Plaats de plateaus, laden en
vakken zoals bij levering.
Energie besparen
Open de deur alleen indien nodig en zo kort mogelijk. Leg levensmiddelen bij het inruimen meteen op de goede plek.
Neem bij het boodschappen doen een koeltas mee en leg de levensmiddelen zo snel mogelijk in het toestel. Plaats levensmiddelen die u uit het toestel neemt zo snel mogelijk weer terug, voordat ze warm worden. Laat war­me gerechten en dranken eerst buiten het toestel af­koelen.
Leg de levensmiddelen al­leen afgedekt of verpakt in het toestel.
Zorg ervoor dat vakken en laden niet te zwaar worden beladen, zodat de lucht kan circuleren.
Deur vaak en lang openen betekent koudeverlies en in­stroom van warme lucht in het toestel. Het toestel heeft tijd nodig om daartegenop te koelen en de compressor moet langer werken.
Zijn levensmiddelen nog warm wanneer ze in het koeltoestel worden gelegd, ontstaat er warme lucht in het koeltoestel. Het toestel heeft tijd nodig om daarte­genop te koelen en de com­pressor moet langer werken.
Wanneer vloeibare stoffen in de koelzone condenseren, neemt de koelcapaciteit af.
Als de luchtcirculatie af­neemt, wordt de koelcapaci­teit minder.
15
Page 16

Beschrijving van het toestel

Bedieningspaneel

a
Aan-/uit-toets
b
SuperFrost - toets
c
Display Als het toestel een tijdje niet bediend wordt, wisselt de lichtsterkte van het display automatisch naar de inge­stelde sterkte. Zodra er een toets aangeraakt wordt, brandt het display op maximale sterkte.
d
Vergrendelingssymbool
e
Menusymbool (Instelmodus: Lichtsterkte van het display wijzigen, vergrendeling in-/uitschakelen)
f
Alarm - symbool
g
Temperatuurweergave
h
Temperatuurtoets
i
Toets voor het uitschakelen van de zoemer
j
SuperFrost - symbool
k
Symbool lichtsterkte display
16
Page 17
Beschrijving van het toestel
a
Bedieningspaneel met display
b
NoFrost module
c
Bovenste diepvrieslade te gebruiken als diepvriesplateau
d
Diepvriesladen (aantal afhankelijk van het model)
De grepen bovenaan en de wieltjes on­deraan aan de achterkant van het appa­raat maken de opstelling van het appa­raat gemakkelijk.
Schematische afbeelding
17
Page 18

Accessoires

Bijgeleverde accessoires

Bakje voor ijsblokjes

Bij te bestellen accessoires

Het Miele-assortiment omvat tal van handige accessoires, alsmede reini­gings- en onderhoudsmiddelen die spe­ciaal op uw koeltoestel zijn afgestemd.
Bij te bestellen accessoires kunt u bij Miele (zie achterin deze gebruiksaan­wijzing), in de webshop van Miele of bij de Miele-vakhandelaar verkrijgen.

Isolatieplaat

Voor het toestel is een isolatieplaat be­schikbaar, waarmee u de diepvriesla­den die u niet gebruikt, kunt "uitscha­kelen, oftewel kunt isoleren. Daarmee kunt u energie besparen. Gebruik deze isolatieplaat wanneer u maar weinig le­vensmiddelen hoeft in te vriezen.

Universeel microvezeldoekje

Het microvezeldoekje is handig bij het verwijderen van vingerafdrukken en an­der licht vuil op roestvrijstalen fronten, panelen, ramen, meubels enz.
18
Page 19

Ingebruikneming van het toestel

Voor het eerste gebruik

Verpakkingsmateriaal

Verwijder al het verpakkingsmateriaal
uit de binnenruimte.

Beschermfolie

Als beveiliging tijdens het transport is het koeltoestel voorzien van een be­schermfolie.
Trek de beschermfolie pas weg nadat
u het koeltoestel op zijn plaats hebt opgesteld.

Reiniging en onderhoud

Volg daarvoor beslist de betreffende instructies in het hoofdstuk: "Reiniging en onderhoud".
Reinig de binnenkant van het toestel
en de toebehoren.
19
Page 20

Koeltoestel in- en uitschakelen

Koeltoestel inschakelen

Voordat u voor de eerste keer levens­middelen in het toestel legt, kunt u het toestel het beste een ca. 2 uur laten voorkoelen. Leg de levensmiddelen pas in de diep­vrieszone wanneer de temperatuur in deze zone laag genoeg is (minstens
-18 °C).
Druk op de toets .
Het toestel begint te koelen en de tem­peratuurweergave geeft de gewenste temperatuur aan. Gelijktijdig beginnen de temperatuurweergave en het alarm­symbool te knipperen, totdat de ge­wenste temperatuur is bereikt.

Koeltoestel uitschakelen

Druk op de Aan-/Uit-toets totdat het
display uit gaat.Is dat niet mogelijk, dan is de vergrendeling ingeschakeld (zie hoofdstuk: "Het wijzigen van in­stellingen", paragraaf: "Het uitscha­kelen van de vergrendeling").

Bij langdurige afwezigheid

Als het toestel bij langdurige af-
wezigheid wordt uitgeschakeld, maar niet gereinigd, bestaat er gevaar voor schimmelvorming als de deur van het toestel gesloten blijft.
Reinig het toestel.
Wanneer u het toestel langere tijd niet meer gebruikt, doe dan het volgende:
schakel het koeltoestel uit,trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar uit,
Reinig het toestel.laat de deur open staan om het toe-
stel te luchten en te voorkomen dat er geurtjes ontstaan.
De koeling is uitgeschakeld.
20
Page 21

De juiste temperatuur

Het is voor de houdbaarheid van de le­vensmiddelen zeer belangrijk dat de juiste temperatuur wordt ingesteld. Door micro-organismen bederven de le­vensmiddelen erg snel. De temperatuur beïnvloedt de snelheid waarmee de mi­cro-organismen groeien. Hoe lager de temperatuur, des te langzamer de mi­cro-organismen groeien en des te lan­ger het duurt voordat de levensmid­delen bederven. Wanneer u voor het bewaren van levensmiddelen de juiste temperatuur instelt kunt u daarmee be­derf voorkomen of vertragen.
Om verse levensmiddelen in te vriezen en om levensmiddelen over een lange tijd te bewaren is een temperatuur no­dig van -18 °C. Bij deze temperatuur is de groei van micro-organismen vrijwel uitgesloten. Zodra de temperatuur stijgt tot boven -10 °C, begint de ontbinding door micro-organismen en zijn de le­vensmiddelen minder lang houdbaar. Daarom mogen geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen pas opnieuw worden ingevroren nadat ze eerst zijn verwerkt (koken of braden). De meeste micro-organismen worden door de ho­ge temperaturen vernietigd.
De temperatuur in het toestel stijgt als
– u vaak en gedurende lange tijd de
deur van het toestel opent,
maatklasse is een temperatuurbereik waar de kamertemperatuur niet bo­ven of onder mag liggen.

Temperatuur instellen

Druk zo vaak op de temperatuurtoets,
totdat de gewenste temperatuur in de temperatuuraanduiding verschijnt.
Wanneer u voor het eerst op de toets drukt, knippert die temperatuurwaarde die het laatst is ingesteld.
Blijft u op de toets drukken, dan veran­dert de temperatuurwaarde voortdu­rend: als -32 °C bereikt is, wordt weer met -15 °C begonnen.
Binnen het aangegeven temperatuur­bereik (bijv. tussen de -15 en -18 °C) kan een iets lagere temperatuur wor­den ingesteld:
Druk zo vaak op de temperatuurtoets,
totdat in de temperatuuraanduiding
-15 °C verschijnt.
Druk nog eens ca. 5 seconden lang
op de temperatuurtoets om een lage­re temperatuur in te stellen.
De lagere temperatuur wordt overgeno­men, maar dat is in de temperatuuraan­duiding niet zichtbaar.
– er meer levensmiddelen in het toestel
worden opgeslagen;
– de temperatuur van de levensmid-
delen hoger is, wanneer ze worden opgeslagen,
– de omgevingstemperatuur hoger is.
Het koeltoestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een kli-
21
Page 22
De juiste temperatuur

Temperatuurweergave

De temperatuuraanduiding op het be­dieningspaneel geeft altijd de ge­wenste temperatuur aan.
De temperatuur is instelbaar van -15 °C tot en met -32 °C.
De temperatuuraanduiding knippert:
– De temperatuur ligt niet in het moge-
lijke temperatuurbereik, bijv. als het apparaat net ingeschakeld is.
– een andere temperatuur wordt inge-
steld,
– De temperatuur in het apparaat is een
paar graden gestegen, wat wijst op een koudeverlies.
Dit koudeverlies is geen probleem wan­neer dit is ontstaan doordat u:
– de deur van het toestel een keer vrij
lang geopend houdt, bijv. om een grote hoeveelheid diepvriesproducten in het apparaat te leggen of eruit te halen,
– verse levensmiddelen invriest.
Zodra de temperatuur tot ca. -10 °C is gedaald, brandt de temperatuuraandui­ding weer constant.
Is de temperatuur in de diep-
vrieszone vrij lange tijd hoger dan
-18 °C, controleer dan of de diep­vriesproducten geheel of gedeeltelijk zijn ontdooid.
Is dat het geval, gebruik deze levens­middelen dan zo snel mogelijk of kook of braad ze, alvorens ze op­nieuw in te vriezen!
22
Page 23

De functie "SuperFrost"

U kunt de functie Superfrost inscha­kelen.
Functie SuperFrost
Om verse levensmiddelen optimaal in te vriezen kunt u de functie SuperFrost het beste voor het invriezen van verse le­vensmiddelen inschakelen. Zo worden de levensmiddelen snel tot in de kern ingevroren en blijven voedingswaarde, vitaminen, vorm en smaak behouden.

Uitzonderingen:

– Als u reeds ingevroren levensmid-
delen in het toestel plaatst.
– Wanneer u dagelijks slechts max.
2kg verse levensmiddelen invriest.
Schakel SuperFrost 6uur voordat u de
in te vriezen levensmiddelen in het toestel legt, in. Wilt u gebruik maken van de maximale vriescapaciteit, schakel de SuperFrost
dan 24uur van te voren in.
Na het uitschakelen van de SuperFrost­functie werkt het koeltoestel weer met normaal vermogen.

SuperFrost inschakelen

Druk op de toets Superfrost . Symbool Superfrost licht op.
De temperatuur in het toestel daalt en de koelcapaciteit is nu maximaal.

SuperFrost uitschakelen

Druk op de toets Superfrost . Symbool Superfrost dooft.
De koelcapaciteit van het toestel is weer normaal.
Zodra u SuperFrost hebt ingeschakeld, werkt het koeltoestel met maximale koelcapaciteit en de temperatuur in het toestel daalt.
SuperFrost wordt automatisch na ca. 65uur uitgeschakeld. Hoe lang het duurt is afhankelijk van de hoeveelheid verse levensmiddelen die in de vries­kast is gelegd.
Tip: Om energie te sparen, kunt u Su­perFrost zelf uitschakelen zodra er een constante temperatuur van de diep­vrieszone van minstens -18°C bereikt is. Controleer de temperatuur in de diepvrieszone.
23
Page 24

Temperatuur- en deuralarm

Dit koeltoestel is uitgerust met een waarschuwingssysteem, waarmee wordt voorkomen dat de temperatuur in het toestel ongemerkt stijgt en dat er te­veel energie verloren gaat, bijv. wanneer de deur openstaat.

Temperatuuralarm

Wanneer de vriestemperatuur in het toestel te veel stijgt, beginnen de tem­peratuuraanduiding en het alarmsym­bool te knipperen. Bovendien klinkt er een zoemer.
Of het toestel een temperatuur te hoog of te laag vindt, is afhankelijk van de in­gestelde temperatuur.
Het akoestische en optische signaal wordt bijvoorbeeld gegeven als:
– u het toestel inschakelt en de tempe-
ratuur die op dat moment in een tem­peratuurzone heerst te veel verschilt van de temperatuur die u heeft inge­steld,
– u ingevroren levensmiddelen hersor-
teert of uit het toestel haalt en er daarbij te veel warme lucht binnen­stroomt,
– u een vrij grote hoeveelheid levens-
middelen invriest,
Is de temperatuur in de diep-
vrieszone vrij lange tijd hoger dan
-18 °C, controleer dan of de diep­vriesproducten geheel of gedeeltelijk zijn ontdooid.
Is dat het geval, gebruik deze levens­middelen dan zo snel mogelijk of kook of braad ze, alvorens ze op­nieuw in te vriezen!

Deuralarm

De zoemer klinkt wanneer de toestel­deur langer dan ca. 60 seconden open­staat.
Zodra de deur wordt dichtgedaan, houdt de zoemer op.

Het voortijdig uitschakelen van de zoemer

Hindert de zoemer u, dan kunt u deze voortijdig uitschakelen.
Druk op de toets voor het uitscha-
kelen van de zoemer .
De zoemer houdt op. Bij een temperatuuralarm blijft alarm­symbool branden totdat de juiste temperatuur weer is bereikt.
– u verse levensmiddelen invriest die
nog warm zijn,
– de stroom is uitgevallen;
– het koeltoestel defect is.
Zodra de alarmtoestand beëindigd is, stopt het waarschuwingssignaal en gaat het symbool voor het alarm uit.
24
Page 25

Het wijzigen van instellingen

Instellingsmodus

Bepaalde instellingen van het apparaat kunt u in de instelmodus wijzigen.
Lichtsterkte van het display wij­zigen
Vergrendeling in-/uitschakelen
De instelmodus wordt in het display met het menusymbool aangegeven.
Hierna kunt u lezen, hoe u in de instel­modus komt en hoe u de instellingen kunt wijzigen.
Lichtsterkte van het display wijzi­gen
U kunt de lichtsterkte van het display aan de omgeving aanpassen.
Mogelijk zijn 5 standen. Stand 1 is stan­daard.
Druk ca. 5 seconden op de Super-
frost - toets .
Hoe meer velden er in de temperatuur­aanduiding oplichten, hoe helderder het display is.
Druk ter bevestiging kort op de Su-
perfrost - toets .
Lichtsterktesymbool gaat knipperen. De nieuw gekozen instelling is nu be­vestigd.
U kunt nu de instelmodus verlaten: Druk op de Aan/Uit-toets ,
of wacht 5 minuten. Het menusymbool en het lichtsterk-
tesymbool gaan uit. De temperatuur­aanduiding geeft de gewenste tempera­tuur aan.
Menusymbool gaat branden. De in­stelmodus is nu geactiveerd. Vergren­delingssymbool gaat knipperen.
Druk nu op de temperatuurtoets om
de lichtsterktefunctie op te roepen.
Vergrendelingssymbool gaat uit en lichtsterktesymbool knippert.
Druk ter bevestiging kort op de Su-
perfrost - toets .
Het lichtsterktesymbool gaat bran­den.
Druk zo vaak op de temperatuurtoets
, totdat de gewenste lichtsterkte be-
reikt is.
25
Page 26
Het wijzigen van instellingen
Vergrendeling in-/uitschakelen
Met de vergrendeling kunt u voorkomen dat het toestel per ongeluk wordt uitge­schakeld:
– Het inschakelen van de vergrende­ling
Druk ca. 5 seconden op de Super-
frost - toets .
Menusymbool gaat branden. De in­stelmodus is nu geactiveerd. Vergren­delingssymbool gaat knipperen.
Druk nu kort op de Superfrost - toets
om de vergrendelingsfunctie op te roepen.
Vergrendelingssymbool gaat bran­den. De velden -15 °C en -21 °C in de temperatuuraanduiding gaan branden.
Druk nu op de SuperFrost - toets
om de vergrendelingsfunctie in te schakelen.
Vergrendelingssymbool knippert. De velden -15 °C en -21 °C in de tempera­tuuraanduiding gaan uit. Vergrende­lingssymbool brandt.
U kunt de instelmodus verlaten door
op de Aan/Uit-toets te drukken.
of

– Vergrendeling uitschakelen

Druk ca. 5 seconden op de Super-
frost - toets .
Menusymbool gaat branden. De in­stelmodus is nu geactiveerd. Vergren­delingssymbool gaat knipperen.
Druk nu kort op de Superfrost - toets
om de vergrendelingsfunctie op te roepen.
Vergrendelingssymbool gaat bran­den. Veld -18 °C in de temperatuuraan­duiding gaat branden.
Druk nu op de Superfrost - toets
om de vergrendelingsfunctie uit te schakelen.
Vergrendelingssymbool gaat knippe­ren. Veld -18 °C in de temperatuuraan­duiding gaat uit.
U kunt de instelmodus verlaten door
op de Aan/Uit-toets te drukken.
of wacht 5 minuten. Menusymbool gaat uit en de tempe-
ratuuraanduiding geeft de gewenste temperatuur aan. Vergrendelingssym­bool brandt niet meer.
wacht 5 minuten.
Het menu-symbool gaat uit en de tem­peratuuraanduiding geeft de gewenste temperatuur aan. Vergrendelingssym­bool gaat branden.
26
Page 27

Invriezen en bewaren

Maximale vriescapaciteit

Om de levensmiddelen zo snel mogelijk tot in de kern in te vriezen, mag de maximale vriescapaciteit niet worden overschreden. De maximale vriescapa­citeit binnen 24 uur staat op het type­plaatje "Vriescapaciteit ...kg/24 uur".
De maximale vriescapaciteit die ver­meld staat op het typeplaatje is geba­seerd op de norm DIN EN ISO 15502.

Wat gebeurt er bij het invriezen van verse levensmiddelen?

Verse levensmiddelen moeten zo snel mogelijk tot in de kern worden ingevro­ren. Alleen zo blijven voedingswaarde, vitaminen, vorm en smaak behouden.
Hoe langzamer de levensmiddelen in­vriezen, des meer vocht komt er uit ie­dere cel vrij. Dit vocht komt in de tus­senruimten terecht. De cellen gaan krimpen. Wanneer de levensmiddelen ontdooien komt slechts een deel van het vocht dat eerder vrijkwam in de cel­len terug. Praktisch betekent dit dat de levensmiddelen veel vocht verliezen. Dat ziet u aan de grote waterplas die zich om de levensmiddelen vormt wan­neer deze ontdooien.

Diepvriesproducten bewaren

Wilt u diepvriesproducten bewaren, controleer dan al tijdens de aankoop in de winkel:
– de verpakking op beschadigingen,
– de houdbaarheidsdatum en
– de temperatuur van de diepvrieskist
in de winkel. Als deze hoger is dan
-18°C, dan zijn de diepvriespro­ducten niet zo lang houdbaar.
Koop diepvriesproducten pas op als
u de andere boodschappen al heeft gedaan en transporteer ze in kranten­papier of in een koelzak.
Leg de diepvriesproducten thuis di-
rect in het apparaat.
Vries geheel of gedeeltelijk ont-
dooide levensmiddelen niet opnieuw in. Pas nadat u deze levensmiddelen hebt gekookt of gebraden kunt u ze opnieuw invriezen.
Als levensmiddelen snel zijn doorgevro­ren, heeft de celvloeistof minder tijd om uit de cellen naar de tussenruimten te lopen. De cellen krimpen veel minder. Tijdens het ontdooien kan de slechts geringe hoeveelheid vloeistof die naar de tussenruimten was gelopen, terug­keren naar de cellen, zodat het vocht­verlies zeer gering is. Er ontstaat slechts een kleine waterplas!
27
Page 28
Invriezen en bewaren

Zelf levensmiddelen invriezen

Vries uitsluitend verse levensmid­delen in perfecte staat in!

Houd bij het invriezen rekening met het volgende

– Volgende levensmiddelen zijn ge-
schikt om in te vriezen:
vers vlees, gevogelte, wild, vis, groenten, kruiden, onbewerkt fruit, zuivelproducten, bakproducten, voedselresten, eigeel, eiwit en talrijke kant-en-klaarproducten.
– Volgende zaken zijn niet geschikt
om in te vriezen: wijndruiven, bladsalade, radijsjes, rammenas, zure room, mayonaise, volledige eieren in de schaal, uien, hele onbewerkte appels en peren.
– Om kleur, smaak, aroma en vitamine
C te behouden kunt u groenten en fruit het beste voor het invriezen blancheren. Breng daartoe een pan water aan de kook, voeg het voedsel daar portiegewijs aan toe, laat het daar 2 - 3 minuten in liggen, haal het eruit, laat het snel in koud water af­koelen en laat het uitlekken.
– Mager vlees is beter geschikt om te
worden ingevroren dan vet vlees en het kan aanmerkelijk langer worden bewaard.
– Leg tussen koteletten, biefstukjes,
schnitzels enz. telkens een stukje huishoudfolie om te voorkomen dat stukken vlees aan elkaar vastvriezen.
– Kruid en zout verse levensmiddelen
en geblancheerde groente voor het invriezen niet. Kruid en zout reeds
bereide gerechten voor het invriezen slechts licht. Sommige kruiden veran­deren de smaakintensiteit van de ge­rechten.
– Laat warme gerechten en dranken
eerst buiten het koeltoestel afkoelen om te voorkomen dat reeds ingevro­ren levensmiddelen beginnen te ont­dooien en het energieverbruik stijgt.

Verpakken

Vries de levensmiddelen per portie in.
Geschikte verpakking
– Kunststoffolie
– Buisfolie van polyethyleen
– Aluminiumfolie
– Diepvriesdozen
Ongeschikte verpakking
– Pakpapier
– Perkamentpapier
– Cellofaan
– Afvakzakjes
– gebruikte boodschappentassen
Druk de lucht uit de verpakking.Sluit de verpakking goed af met
– Rubberringen
– Kunststof clips
– Touw of
– koudebestendig plakband.
Tip: Zakjes en buisfolie uit polyethyleen kunt u ook met een folielastoestel dicht­lassen.
28
Page 29
Invriezen en bewaren
Doe een sticker op de verpakking
met inhoud en invriesdatum.

Voor het inruimen

Als u meer dan 2 kg verse levensmid-
delen dient in te vriezen, dient u enige tijd vooraf de functie "Superfrost" in te schakelen (zie "Superfrost ge­bruiken").
De levensmiddelen die al zijn ingevroren krijgen zo een koudereserve.

Het inruimen

De maximale beladingscapaciteit
is als volgt:
- bovenste diepvrieslade = 15 kg
- alle andere diepvriesladen = 25kg
- glasplaat = 35kg
Leg in te vriezen levensmiddelen niet tegen reeds ingevroren levensmid­delen om te voorkomen dat de laatste gaan ontdooien.
Zorg ervoor dat het materiaal waarin
de in te vriezen levensmiddelen zijn verpakt droog is, zodat ze niet aan el­kaar of aan het toestel vastvriezen.
- maximale hoeveelheid (zie typepla­tje)
Zorg dat de ventilatiesleuven op de achterwand van de diepvrieszone al­tijd vrij blijven.
Als ze afgedekt worden, neemt de koelcapaciteit af en stijgt het ener­gieverbruik.
Leg de diepvriesproducten zo op de glasplaat, dat de ventilatiesleuven niet afgedekt worden.
Als u de diepvriesladen verwijdert, moet de onderste lade altijd in het toestel blijven zitten.
Neem de onderste diepere diepvries-
laden uit het toestel.
Leg de levensmiddelen over de hele
breedte op de onderste glasplaten, zodat ze zo snel mogelijk tot in de kern worden ingevroren.
Zijn de levensmiddelen ingevroren, Leg ze dan in één van de diepvriesla-
des en schuif deze weer in het toe­stel.

- kleine hoeveelheid

Deze kan het beste in de diepere onder­ste diepvriesladen worden gelegd.
Leg de levensmiddelen over de hele
breedte op de bodem van de diep­vriesladen, zodat ze zo snel mogelijk tot in de kern worden ingevroren.
29
Page 30
Invriezen en bewaren

Diepvriesproducten ontdooien

U kunt diepvriesproducten ontdooien
– in de microgolfoven,
– in de oven bij het verwarmingssys-
teem "Hetelucht" of "Ontdooien",
– bij kamertemperatuur,
– in de koelzone (de koude die daarbij
vrijkomt kan voor het koelen van de andere levensmiddelen worden ge­bruikt),
– in de stoomoven.
Platte stukken vlees en vis kunnen gedeeltelijk ontdooid in een hete braad­pan worden gelegd.
Stukken vlees en vis zoals gehakt, kip en visfilet kunnen het beste worden ont­dooid als ze niet tegen andere levens­middelen aankomen. Het vrijgekomen vocht moet worden opgevangen en zorgvuldig worden verwijderd.
Fruit kan bij kamertemperatuur zowel in de verpakking als ook in een afgedekte schaal worden ontdooid.

Dranken snel koelen

Als u flessen snel in de vrieszone wilt koelen, dient u ze uiterlijk na één uur weer uit de vrieszone te halen. Anders kunnen ze ontploffen.

De accessoires gebruiken

Het bereiden van ijsblokjes

Vul het bakje voor ijsblokjes voor
driekwart met water. Zet het bakje op de bodem van een diepvrieslade.
Wanneer het bakje is vastgevroren,
gebruik dan een stomp voorwerp, bijv. een lepelsteel om het los te ma­ken.
Tip: Houd het bakje even onder stro­mend water, dan laten de ijsblokjes ge­makkelijk los.
Groenten kunnen over het algemeen in bevroren toestand in het kokende water worden gedaan of in heet vet worden gestoofd. Door de veranderde celstruc­tuur is de bereidingstijd iets korter dan bij verse groenten.
Vries geheel of gedeeltelijk ont-
dooide levensmiddelen niet opnieuw in. Pas nadat u deze levensmiddelen hebt gekookt of gebraden kunt u ze opnieuw invriezen.
30
Page 31
Invriezen en bewaren

Diepvriesplateau

U kunt de bovenste diepvrieslade als diepvriesplateau gebruiken.
Op het diepvriesplateau kunt u bessen, kruiden, groente en dergelijke voorzich­tig invriezen.
De in te vriezen levensmiddelen behou­den hun vorm en kunnen niet vastvrie­zen.
Leg de in te vriezen producten op het
diepvriesplateau.
Laat de producten 10 tot 12 uur stevig invriezen. Hevel ze over in een diep­vrieszak of diepvriesbakje en leg ze in de diepvriesladen.

Isolatieplaat

(Afhankelijk van het model na te bestel­len)
Voor het toestel is een isolatieplaat be­schikbaar, waarmee u de diepvriesla­den die u niet gebruikt kunt "uitscha­kelen", oftewel kunt isoleren. Daarmee kunt u energie besparen. Gebruik deze isolatieplaat wanneer u maar weinig levensmiddelen hoeft in te vriezen.
– De laden die u wilt gebruiken, moeten
zich altijd bovenin het toestel bevin­den.
– De isolatieplaat moet onder de on-
derste diepvrieslade die u wilt ge­bruiken worden geschoven.
– Hoe minder laden u gebruikt, des te
minder energie nodig is. Door de iso­latieplaat te gebruiken kunt u flink energie besparen.

Voorbeeld:

Stel u heeft maar 3 laden inclusief het diepvriesplateau nodig om levensmid­delen te bewaren.
Leg de levensmiddelen in de boven-
ste 3 laden en zorg ervoor dat alle an­dere laden leeg zijn.
Neem de vierde lade uit het toestel en
zet deze ergens anders neer.
Bewaar in de "geïsoleerde" laden
geen levensmiddelen. Er kunnen daar namelijk grote temperatuur­schommelingen optreden, waardoor de levensmiddelen kunnen bederven.
– Voor het invriezen heeft u minstens 3
diepvriesladen inclusief diepvriespla­teau nodig. Desgewenst kunt u de overige laden "uitschakelen" (isole­ren), maar niet minder dan de onder­ste 2 laden.
Schuif nu de isolatieplaat onder de
derde lade. De overige laden onderin worden nu "uitgeschakeld" (geïso­leerd).
31
Page 32
Invriezen en bewaren

De binnenruimte indelen

De laden en glasplaten van de diep­vrieszone verwijderen
Wanneer u levensmiddelen in de laden van de diepvrieszone wilt leggen of eruit wilt halen of wanneer u de laden wilt schoonmaken, kunt u ze er het beste helemaal uithalen.
Zo kunt u ook de diepvrieszone groter maken. Wanneer u een groot stuk vlees wilt invriezen, bijv. kalkoen of wildbraad, kunt u de glasplaten tussen de diep­vriesladen verwijderen.
Trek de laden naar buiten totdat u
weerstand voelt en til de laden van de geleiders.
Til de glasplaat voorzichtig op, trek
de plaat naar voren en neem haar uit het toestel.
32
Page 33
Het toestel is uitgerust met een "NoF-
rost" - systeem waarmee het toestel au­tomatisch wordt ontdooid.
Het geproduceerde vocht zet zich af op de verdamper, wordt regelmatig auto­matisch ontdooid en verdampt.
Doordat de diepvrieszone automatisch ontdooit, blijft deze altijd ijsvrij. Door dit bijzondere systeem is er geen gevaar dat de levensmiddelen beginnen te ont­dooien!

Ontdooien

33
Page 34

Reiniging en onderhoud

Zorg ervoor dat er geen water in
de elektronische besturing of de ver­lichting.
De stoom van een stoomreiniger
kan in aanraking komen met delen van het toestel die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor de reiniging geen stoomreiniger.
Er mag geen reinigingswater in de af­voeropening voor het dooiwater te­rechtkomen.
Het typeplaatje in de binnenruimte van het koeltoestel mag niet worden ver­wijderd. De gegevens zijn nodig in het geval er een storing optreedt.
Aanwijzingen voor het reini­gingsmiddel
Gebruik in de binnenruimte van het koeltoestel alleen reinigings- en on­derhoudsmiddelen die de levensmid­delen niet aantasten.
Om beschadigingen aan de oppervlak­ken te voorkomen, gebruikt u bij de rei­niging geen
– zuur-, soda-, ammoniak- of chloride-
houdende reinigingsmiddelen,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– schurende reinigingsmiddelen zoals
schuurpoeder, schuurmiddel, schuur­sponsjes,
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen,
– reinigingsmiddelen voor roestvrij
staal,
– Reinigingsmiddelen voor vaatwas-
sers,
34
– ovensprays,
– glasreinigers,
– schurende harde sponsjes en bor-
stels, zoals bijv. schuursponsjes,
– vlekkensponsjes.
– scherpe metalen schrapers!
Wij adviseren om voor het reinigen van het toestel lauwwarm water met wat af­wasmiddel te gebruiken.
Belangrijke instructies voor het reini­gen vindt u op de volgende bladzijden.
Page 35
Reiniging en onderhoud
Het koeltoestel voor de reini­ging voorbereiden
Schakel het koeltoestel uit.
De temperatuurindicator in de display gaat uit. De koeling is uitgeschakeld.
Trek de stekker uit het stopcontact of
schakel de hoofdschakelaar uit.
Haal de levensmiddelen uit het koel-
toestel en bewaar ze op een koele plaats.
Haal alle diepvriesladen en glasplaten
uit het toestel voor de reiniging.
Haal alle overige onderdelen uit het
toestel die kunnen worden verwij­derd.
Binnenkant en toebehoren rei­nigen
Reinig het toestel regelmatig. Neem vuil direct af en laat het niet opdrogen.
Reinig de binnenruimten met een
sponsdoekje, lauwwarm water en wat afwasmiddel.
Neem deuren en zijwanden daarna
met helder water af en wrijf alles met een doek droog.
De volgende onderdelen zijn niet vaat- wasmachinebestendig:
– alle laden en deksels van laden (mo-
delafhankelijk)
– de isolatieplaat (afhankelijk van het
model als accessoire verkrijgbaar)
Reinig de onderdelen die niet in de
afwasautomaat mogen worden gerei­nigd met de hand.
De volgende onderdelen zijn geschikt voor de vaatwasser:
De temperatuur van het gekozen
programma van de afwasautomaat mag maximaal 55 °C bedragen!
Kunststofonderdelen kunnen in de vaaatwasser verkleuren door contact met bepaalde natuurlijke kleurstof­fen, bijv. in wortels, tomaten en ket­chup. Deze verkleuring heeft geen in­vloed op de stabiliteit van de onder­delen.
– de plateaus (zonder lijsten)
– het bakje met ijsblokjes
Laat de deur van het toestel nog even
open staan, om het apparaat te luch­ten en geurtjes te voorkomen.
35
Page 36
Reiniging en onderhoud

Front en zijkanten reinigen

Als verontreinigingen te lang inwer­ken, kunt u ze soms niet meer verwij­deren.
De oppervlakken kunnen verkleuren of veranderen.
Verwijder vuil op het front en de zij­wanden het best onmiddellijk.
Alle oppervlakken zijn gevoelig voor krassen en kunnen verkleuren, wan­neer ze in contact komen met onge­schikte reinigingsmiddelen.
Lees de informatie "Opmerkingen over reinigingsmiddel" aan het begin van dit hoofdstuk.
Reinig de oppervlakken met een
schone doek, lauwwarm water en rei­nigingsmiddel. U kunt ook een schoon, vochtig microvezeldoekje zonder reinigingsmiddel gebruiken.
Neem deuren en zijwanden daarna
met helder water af en wrijf alles met een doek droog.

Ventilatieopeningen reinigen

Stof op de ventilatieopeningen ver­hoogt het energieverbruik.
Reinig het ventilatierooster met een
borsteltje of een stofzuiger (gebruik daarvoor bijv. de reliëfborstel voor Miele-stofzuigers).

Deurdichting reinigen

Behandel de deurdichting / deurdich­tingen niet met olie of vet om te voorkomen dat deze in de loop van de tijd poreus wordt / worden.
Reinig de deurdichting regelmatig al-
leen met helder water en wrijf deze daarna met een doek grondig droog.
36
Page 37
De compressor en het metalen
rooster aan de achterkant rei­nigen
Let er bij het reinigen van het
metalen rooster en de compressor op dat er geen kabels of andere on­derdelen worden afgescheurd, ge­knikt of beschadigd.
Maak de compressor en het metalen rooster aan de achterkant van het toe­stel (warmtewisselaar) minstens een­maal in het jaar stofvrij. Wanneer er zich stof ophoopt wordt er onnodig veel energie verbruikt!

Het in gebruik nemen van het koeltoestel na het reinigen

Plaats de plateaus weer terug in het
koeltoestel.
Reiniging en onderhoud
Sluit het toestel weer aan en schakel
het weer in.
Schakel de SuperFrost in, zodat het
in de vriesruimte weer snel koud wordt.
Leg de ingevroren levensmiddelen
weer terug in de diepvriesladen en schuif deze weer in de diepvrieszone, zodra de temperatuur in deze zone laag genoeg is en sluit de toesteldeur.
Schakel de functie SuperFrost uit zo-
dra er een constante temperatuur van minstens -18°C in de vrieszone is be­reikt.
37
Page 38

Nuttige tips

De meeste problemen waar u in het dagelijks gebruik mee te maken zou kunnen krijgen kunt u zelf oplossen. Het volgende overzicht helpt u daarbij. Neem contact op met Miele als u de oorzaak van een probleem niet kunt vinden of het probleem niet kunt verhelpen.
Open de deur van het koeltoestel als het enigszins mogelijk is niet vóórdat de sto­ring is verholpen. Op deze manier houdt u het koudeverlies zo gering mogelijk.
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of reparatiewerk-
zaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door een
door Miele geautoriseerde vakman / vakvrouw worden uitgevoerd.
Probleem Oorzaak en oplossing
Het toestel koelt niet. Het koeltoestel is niet ingeschakeld.
Schakel het koeltoestel in.
De stekker steekt niet goed in het stopcontact of de toestelstekker steekt niet goed in de contactdoos van het toestel.
Steek de stekker in het stopcontact en de toe-
stelstekker in de contactdoos van het toestel.
De hoofdschakelaar van de elektrische huisinstallatie is wel ingeschakeld. Dit koeltoestel, een ander toestel of de huisspanning zou defect kunnen zijn.
Neem contact op met een elektricien of met de
dienst Herstellingen aan huis van Miele.
De compressor is voort­durend in werking.
De compressor slaat steeds vaker en voor steeds langere tijd aan; de temperatuur in het koeltoestel is te laag.
Geen storing! Om energie te besparen, schakelt de compressor bij een geringere koel-/vriescapaciteit op een laag toerental over. Daardoor moet de compres­sor langer werken.
De luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen zijn dicht­gezet of er zit stof op deze openingen, de compressor en het metalen rooster (warmtewisselaar) aan de ach­terkant van het toestel.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer- en luchtafvoerg-
leuven niet worden geblokkeerd.
38
Page 39
Probleem Oorzaak en oplossing
De compressor slaat steeds vaker en voor steeds langere tijd aan; de temperatuur in het koeltoestel is te laag.
Reinig de luchttoevoer- en luchtafvoeropeningen
de compressor en de warmtewisselaar regelmatig door stof te verwijderen.
De deur is vaak geopend en er zijn grote hoeveelhe­den levensmiddelen vers ingevroren.
Open de deur alleen indien nodig en zo kort moge-
lijk.
Na een tijdje keert in het toestel automatisch weer de juiste temperatuur terug.
De deuren van het toestel zijn niet correct gesloten. Misschien heeft zich in de diepvrieszone al een dikke ijslaag gevormd.
Sluit de toesteldeur.
Na een tijdje keert in het toestel automatisch weer de juiste temperatuur terug.
Als zich al een dikke ijslaag heeft gevormd, wordt de koelcapaciteit lager, waardoor het energieverbruik stijgt.
Ontdooi het toestel en reinig het.
De omgevingstemperatuur is te hoog. Hoe hoger de omgevingstemperatuur, des te langer de compressor in werking is.
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk: "Het toe-
stel plaatsen" in acht.
Er is een te lage temperatuur ingesteld. Corrigeer de temperatuur.
Er is ineens een vrij grote hoeveelheid verse levens­middelen ingevroren.
Volg de aanwijzingen in het hoofdstuk: "Het invrie-
zen en bewaren van levensmiddelen".
Controleer of u vergeten hebt om de SuperFrost uit te schakelen.
Om energie te besparen, kunt u de functie Super-
Frost zelf al eerder uitschakelen.
Nuttige tips
39
Page 40
Nuttige tips
Probleem Oorzaak en oplossing
Er vormt zich ijs op het paneel van het NoFrost­systeem.
Het LED-controlelampje achter onderaan het toestel bij de compres­sor knippert.
Dat is geen storing, maar bevroren condens. Mogelijke oorzaken zijn:
– de deur van het toestel vaak open is gedaan,
– er ineens een grote hoeveelheid verse levensmid-
delen is ingevroren.
– de luchtvochtigheid van de kamerlucht is geste-
gen.
Houd de deur van het toestel zoveel mogelijk ge-
sloten. De ijslaag wordt door het NoFrost-systeem na een paar dagen automatisch ontdooid.
Dit is geen storing! Het knipperen is normaal. De elektronica van de compressor is uitgerust met een controlelampje en foutdiagnose LED-controlelampje (afhankelijk van het model). De LED knippert regel­matig elke 15 s.
40
Page 41

Meldingen op het display

Melding Oorzaak en oplossing
In het display brandt symbool . Het toestel koelt niet, maar het kan wel gewoon worden be­diend.
In het display brandt en het lukt niet om het toestel te bedienen.
De zoemer klinkt en in het display knippert samen met de tempera­tuuraanduiding.
De demomodus is ingeschakeld. Met de demomo­dus kan de vakhandel het apparaat presenteren zon­der de koeling in te hoeven schakelen. Voor particulier gebruik is deze functie niet relevant.
Vraag bij de afdeling Klantcontacten na, hoe u de
demomodus kunt uitschakelen.
De vergrendeling is ingeschakeld. Ontgrendel het koeltoestel kort of schakelt de ver-
grendeling geheel uit. (Zie hoofdstuk: "Instellingen wijzigen", paragraaf: "Vergrendeling in-/uitscha­kelen".)
Het temperatuuralarm is geactiveerd (zie ook hoofd­stuk: "Temperatuur- en deuralarm"): De temperatuur in het toestel is te hoog of te laag. Oorzaken hiervoor kunnen bijv. zijn:
– de deur van het toestel vaak open is gedaan,
Nuttige tips
Er klinkt een waarschu­wingssignaal.
In het display knippert samen met de tem­peratuuraanduiding.
– een grote hoeveelheid levensmiddelen is ingevro-
ren, zonder dat de SuperFrost ingeschakeld is ge­weest;
– de stroom vrij lang uitgevallen is geweest.
Zorg ervoor dat de juiste temperatuur weer wordt
bereikt. Alarmsymbool dooft. Controleer daarna of de levensmiddelen geheel of gedeeltelijk zijn ontdooid en gebruik ze in dat geval zo snel mogelijk of kook of braad ze, alvorens ze opnieuw in te vriezen.
Het deuralarm gaat. Sluit de deur van de toesteldeur. De zoemer scha-
kelt uit.
Een defect in het toestel wordt aangegeven: Er is een storing.
Neem contact op met de klantendienst van Miele.
41
Page 42
Nuttige tips

Algemene problemen met het koeltoestel

Probleem Oorzaak en oplossing
De deur van de diep­vrieszone kan niet meerdere keren achter elkaar worden geopend.
De ingevroren levens­middelen zijn vastge­vroren.
Het koeltoestel voelt aan de buitenkant warm aan.
Dat is geen storing. Door de zuigende werking kunt u de deur pas na ca. 1 minuut zonder moeite openen.
De verpakking van de levensmiddelen was niet droog toen ze in het toestel werden gelegd.
Maak de ingevroren levensmiddelen met een
stomp voorwerp, bijv. met een lepelsteel los.
Dat is geen storing. Met de ontstane warmte wordt condensvorming voorkomen.
42
Page 43

Geluiden en de oorzaken ervan

Vaak voor­komende geluiden
Brrrrr ... Dit brommende geluid komt van de motor (compressor). Wan-
Blub, blub ... Deze klotsende, gorgelende of snorrende geluiden komen van
Klik ... Dit klikkende geluid is altijd te horen wanneer de thermostaat de
Sssrrrrr ... Een licht ruisend geluid kan afkomstig zijn van de luchtstroming
Knak ... Een knakkend geluid is hoorbaar wanneer materiaal in het koel-
Houd er rekening mee dat motor- en stromingsgeluiden in het koelsysteem niet te vermijden zijn!
Geräusche Oorzaak en oplossing
Klapperende, rammelende, kletterende geluiden
Waar komen deze geluiden vandaan?
neer de motor aanslaat, klinkt dit geluid nog iets sterker.
de koelvloeistof die door de leidingen stroomt.
motor in- of uitschakelt.
in de binnenruimte van het toestel.
toestel uitzet.
De koelkast staat niet in evenwicht. Controleer dit met een wa­terpas. Zoeg met behulp van een voorwerp dat koelkast in even­wicht staat.
De koelkast staat tegen andere apparaten of meubels en dit ver­oorzaakt trillingen. Zorg voor ruimte tussen de koelkast en het andere meubel.
Laden of planken die wiebelen. Demonteer deze voorwerpen en monteer deze daarna opnieuw.
Flessen of andere glazen dit tegen elkaar liggen. Zorg voor ge­noeg ruimte tussen deze voorwerpen om zo trillingen te voorko­men.
43
Page 44

Service en garantie

Service

Voor storingen die u niet zelf kunt ver­helpen, waarschuwt u
– uw Miele-vakhandelaar of
– Miele.
De gegevens van Miele vindt u achter in deze gebruiks- en montagehandlei­ding.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet de afdeling Miele-Service weten welk type toestel u heeft en welk fabri­cagenummer het heeft.
Deze gegevens vindt u op het typepla­tje in de binnenruimte van het koeltoe­stel.
Garantietermijn en garantie­voorwaarden
De garantietermijn voor dit toestel be­draagt 2 jaar.
Voor meer informatie over de garantie­bepalingen voor uw land kunt u het bo­venstaande telefoonnummer bellen.
Het telefoonnummer vindt u achter in deze gebruiks- en montageaanwijzing.
44
Page 45

Elektrische aansluiting

Het koeltoestel wordt aansluitklaar gele­verd voor wisselstroom van 50Hz, 220 – 240V.
De zekering moet minstens 10 A bedra­gen.
Het toestel mag uitsluitend worden aan­gesloten op een contactdoos met rand­aarde en op een huisinstallatie die aan alle voorschriften voldoet (zoals NEN
1010).
Omdat in geval van nood het toestel di­rect van het elektriciteitsnet kan worden gehaald, mag de contactdoos zich niet achter het toestel bevinden en moet de­ze gemakkelijk bereikbaar zijn.
Als de gebruiker niet meer bij het stop­contact kan komen of als er sprake is van een vaste aansluiting, moet het toe­stel via een schakelaar met alle polen van de netspanning kunnen worden los­gekoppeld. De contactopening in uitge­schakelde toestand moet minimaal 3 mm bedragen. Geschikte schakelaars zijn zelf-uitschakelaars, zekeringen en relais (EN 60335).
Het is niet toegestaan om het toestel met een verlengsnoer op het elektrici­teitsnet aan te sluiten. Met verleng­snoeren kan een veilig gebruik van het koeltoestel namelijk niet worden ge­waarborgd in verband met het gevaar voor oververhitting.
Het koeltoestel mag niet op omvormers worden aangesloten die bij autonome stroomvoorzieningen zoals zonne- energie worden gebruikt. Wanneer het toestel in dat geval wordt ingeschakeld, kunnen er spanningspieken ontstaan, kan het toestel om veiligheidsredenen weer worden uitgeschakeld en kan de elektronica beschadigd raken. Het toestel mag ook niet met een spaarstekker worden gebruikt. Derge­lijke stekkers verminderen de energie­toevoer, waardoor het toestel te warm wordt.
Als de elektriciteitskabel moet worden vervangen, mag dat uitsluitend door een erkend elektricien gebeuren.
Stekker en aansluitkabel van het toestel mogen niet tegen de achterkant van het toestel aan komen, omdat ze door tril­lingen van het toestel beschadigd kun­nen raken. Dat kan kortsluiting veroor­zaken.
Ook andere toestellen mogen niet wor­den aangesloten op een contactdoos die zich aan de achterkant van dit koel­toestel bevindt.
45
Page 46

Aanwijzingen voor de plaatsing

Deze ovenfunctie is ideaal voor
het bakken van koekjes, roerdeeg, soezendeeg, bladerdeeg en appel­flappen.
Zet deze niet op het koeltoestel.
Plaats dit koeltoestel niet direct naast een ander model ("side-by-side"). Daar dit toestel geen zijwandverwar­ming heeft, kan er bij een side-by-si­de-opstelling condenswater ontstaan. Vraag uw vakhandelaar om advies.

Plaats van opstelling

Kies geen plaats direct naast een for­nuis, een verwarming of in de buurt van een raam waar de zon direct doorheen kan schijnen. Hoe hoger de kamertem­peratuur is, des te langer de compres­sor in werking en des te hoger het stroomverbruik is. Geschikt is een dro­ge ruimte waar kan worden geventi­leerd.
Let bij het plaatsen van het koeltoestel op het volgende:
Bij hoge luchtvochtigheid kan
zich condens op de buitenkant van het apparaat vormen.
Dit condenswater kan corrosie ver­oorzaken.
Om dit te voorkomen, kunt u het toe­stel het beste plaatsen in een droog vertrek of een vertrek met voldoende ventilatie.
Controleer na de inbouw of de deur van het toestel goed sluit, of de lucht ongehinderd kan worden toegevoerd en afgevoerd en of het toestel op de beschreven wijze is ingebouwd.
– Het stopcontact moet gemakkelijk
toegankelijk zijn in geval van nood. Het mag zich dus niet achter het toe­stel bevinden.
– Stekker en aansluitkabel van het
koeltoestel mogen niet tegen de ach­terkant van het toestel aan komen, omdat ze door trillingen van het toe­stel beschadigd kunnen raken.
– Ook andere toestellen mogen niet
worden aangesloten op een contact­doos die zich aan de achterkant van dit koeltoestel bevindt.
46
Page 47
Aanwijzingen voor de plaatsing

Klimaatklasse

Het toestel is geconstrueerd voor een bepaalde klimaatklasse. Een klimaat­klasse is een kamertemperatuurbereik waar de temperatuur niet boven of on­der mag liggen. Een te lage kamertemperatuur heeft tot gevolg dat de compressor voor langere tijd afslaat. Dat heeft weer tot gevolg dat de temperaturen in het toestel te hoog zijn, wat ook weer schade kan veroorzaken.
De klimaatklasse van het toestel staat aangegeven op het typeplaatje aan de binnenkant van uw koeltoestel.
Klimaatklasse Kamertempera-
tuur
SN +10 tot +32 C
N +16 tot +32 C
ST +16 tot +38 C
T +16 tot +43 C
De meegeleverde afstandhou­ders monteren
Om het geclaimde energieverbruik te bereiken en condensvorming bij hoge omgevingstemperatuur te vermijden, dient u de wandafstandhouders te ge­bruiken. Als deze worden gemonteerd, staat het toestel ca. 35 mm verder van de muur af en is het energieverbruik van dit toestel zoals aangegeven. Wanneer de wandafstandhouders niet worden gebruikt, heeft dat geen in­vloed op de werking van het toestel, maar gaat het energieverbruik iets om­hoog.
Wordt een diepvrieskast van klimaat­klasse SN bij vrij lage kamertempera­turen (tot +5°C) gebruikt, dan is een probleemloze werking gegarandeerd.

Luchttoevoer en luchtafvoer

De lucht op de achterwand van het koeltoestel wordt warm.
De ventilatieopeningen mogen
niet worden afgedekt of geblokkeerd, zodat de luchttoevoer en luchtafvoer probleemloos verloopt. Bovendien moeten ze regelmatig stofvrij worden gemaakt.
Monteer de wandafstandhouders
links en rechts naast de compressor aan de achterkant van het toestel.
47
Page 48
Aanwijzingen voor de plaatsing

Het toestel plaatsen

Vraag iemand anders u te helpen
bij het inbouwen van het toestel.
Stel het toestel alleen op als het
leeg is.
Beweeg het toestel voorzichtig
op kwetsbare vloeren om bescha­digingen van de vloer te voorkomen.
De grepen bovenaan en de wieltjes onderaan aan de achterkant van het toestel maken de opstelling van het toestel gemakkelijk.
Zet het toestel nu al zo dicht mogelijk
bij de plaats van opstelling.
Haal eerst de netaansluitkabel van de
achterkant van het toestel af.
Verwijder de kabelhouder van de ach-
terwand van het toestel.

Het koeltoestel stellen

Plaats het koeltoestel met de bijge-
voegde steeksleutel stevig en water­pas via de voorste stelvoeten.
Controleer of de onderdelen op de
achterwand van het toestel nergens tegenaan kunnen komen. Buig even­tueel in de weg zittende onderdelen voorzichtig weg.
Schuif het toestel voorzichtig op de
daarvoor bestemde plaats.
Heeft het toestel wandafstandhou-
ders, zet het dan met de houders di­rect tegen de muur.
48
Page 49
Koeltoestel inbouwen in een
kastenrij
Aanwijzingen voor de plaatsing
c
Keukenkast
d
Wand
Voor de luchttoevoer- en luchtaf-
voeropeningen moeten de aangege­ven maten worden nageleefd. Ge­beurt dat niet, slaat de compressor steeds vaker en voor steeds langere tijd aan.
Voor de luchttoevoer- en luchtafvoer­openingen moeten de aangegeven maten worden aangehouden. Ge­beurt dat niet, slaat de compressor steeds vaker en voor steeds langere tijd aan, stijgt het energieverbruik en stijgt de werkingstemperatuur van de compressor, wat schade aan de compressor kan veroorzaken.
Neem de aangegeven tijden en tem­peraturen beslist in acht.
* Zijn de wandafstandhouders gemon­teerd, dan zijn de toestellen ca. 35 mm dieper.
Het toestel kan in elk keukenblok inge­bouwd en direct naast de keukenkast geplaatst worden. De voorkant van het toestel dient dan aan de zijkant min­stens 34 mm en in het midden minstens 55 mm uit te steken t.o.v. de voorkant van de keukenkast. Daardoor kunt u de deur van het toestel probleemloos ope­nen en sluiten. U kunt het toestel aan de hoogte van het keukenblok aanpas­sen door boven het toestel een bijbeho­rende opzetkast te plaatsen.
Wanneer het toestel naast een muur wordt geplaatst, is aan de kant waar de scharnieren zitten tussen muur en toestel een afstand van minstens 55 mm noodzakelijk. Daardoor kan de deur van het toestel probleemloos open zon­der dat de deurgreep in de weg zit.
Hoe groter de luchtafvoeropening, hoe energiezuiniger de compressor werkt.
a
Opzetkast
b
Koeltoestel
– Met het oog op de aan- en afvoer
van de lucht moet er langs de achter­zijde van de koelkast een afvoerka­naal van minimum 50 mm diep voor­zien worden, over de hele breedte van de opzetkast.
– De tussenruimte tussen het toestel of
de extra kast en het plafond moet minstens 300 cm2 bedragen, zodat
de warme lucht ongehinderd kan worden afgevoerd.
49
Page 50
Aanwijzingen voor de plaatsing

Afmetingen van het toestel

A
[mm]
FN22062ws 1250 600 630*
FN24062ws 1450 600 630*
FN26062ws 1650 600 630*
FN28062ws 1850 600 630*
* Afmeting zonder wandafstandhouders. Als de meegeleverde wandafstandhouders ge­bruikt worden, wordt het toestel 35mm dieper.
B
[mm]
C
[mm]
50
Page 51

Draairichting van deur veranderen

Het koeltoestel wordt geleverd met een rechtsscharnierende deur / met rechts­scharnierende deuren. Moet de deur / Moeten de deuren linksscharnierend zijn, verander dan de draairichting.
Het is beslist noodzakelijk dat u
iemand vraagt om u daarbij te hel­pen.
Als de deurdichting beschadigd
is, kan het voorkomen dat de deur van het toestel niet goed sluit. De koelcapaciteit neemt dan af.
In de binnenruimte vormt zich con­denswater, waardoor ijsvorming kan ontstaan.
Zorg dat u de deurdichting niet be­schadigt.
Voorbereiding
Voor het veranderen van de draairich­ting hebt u onderstaand gereedschap nodig:

De deurgreep verwijderen

Open de toesteldeur.
Trek aan de deurgreep . De zijkant
van de greep schuift naar ach­teren.
Trek de zijkant de deurgreep stevig
naar achteren uit de geleiding.
Draai nu de 4 schroeven (TX15) van
de bevestigingsplaat los en neem de deurgreep eraf.
Maak de afdekplaatjes aan de tegen-
overliggende kant los en plaats ze op de vrijgekomen gaatjes.
– de bijgevoegde steeksleutel De toesteldeur en uw vloer moeten
tegen beschadigingen worden be­schermd, leg een hiervoor geschikte ondergrond op de vloer voor het ap­paraat.
51
Page 52
Draairichting van deur veranderen
Het verwijderen van de toestel­deur
Pas op als u de bovenste toe-
steldeur verwijdert! U kunt zich ver­wonden!
Zodra u de lagersteun verwijdert, zit de bovenste deur niet meer stevig vast.
U dient de toesteldeur samen met ie­mand anders vast te houden.
Laat het apparaat met behulp van
een ander persoon voorzichtig naar achteren hellen en draai de beveili­gingsschroef uit de lagersteun rechts onder.
Open de toesteldeur.
Als de lageronderdelen (lager-
steun en lagerbout) niet stevig ge­noeg vastgeschroefd zijn, valt de deur eruit of sluit ze niet meer goed. De koelcapaciteit neemt af, in het apparaat wordt condens gevormd en deze kan bevriezen.
Schroef de lagersteun en de lager­bout goed vast.
Controleer alle schroeven en draai ze indien nodig nog beter vast.
De onderste lagersteun ver­plaatsen
Draai de schroeven los en haal la-
gersteun er af.
Pak de deur aan de kant van de
greep en onderaan vast, til de deur iets op en verwijder deze. De lager­bout met schijf komt los uit de lagersteun
Als de bout niet loskomt:
Druk dan de laberbout met schijf
van onderaf uit de lagersteun.
52
Draai de schroef van gedeelte van
de lagersteun een beetje los. Draai het in het tegenoverliggende gaatje in de lagersteun . Draai de schroef daarna weer stevig aan.
Verwijder het stopje en zet het er in
het tegenoverliggende gaatje in de la­gersteun weer in.
Trek afdekplaatje  er af.Draai schroef er uit en draai de
schroef er aan de andere kant in het buitenste gaatje weer in.
Page 53
Draairichting van deur veranderen
Draai het afdekplaatje 180° en
plaats het weer terug in de gaten aan de andere kant.
Schroef de lagersteun aan de an-
dere kant vast. Gebruik uitsluitend de beide buitenste sleufgaten. Gebruik de middelste schroefniet. Alleen zo kan de deur later via de buitenste sleufgaten worden gesteld!
De bovenste lagersteun ver­plaatsen
Draai de bovenste lagerbout er
met de bijgevoegde steeksleutel uit.
Klik de afdekplaatjes met een
sleufschroevendraaier aan de voor­kant los.
Draai de bovenste lagerbout er
met de bijgevoegde steeksleutel aan de andere kant weer in.
Zet de afdekplaatjes er aan de
daartegenoverliggende kant van ach­ter weer in en laat ze van voren vast­klikken.
Neem het stopje uit de lagerbus en
zet het er aan de andere kant weer op.
53
Page 54
Draairichting van deur veranderen
Veerklem en lagerbout ver­plaatsen
Klik de veerklem , die aan de on-
derkant van de deur zit, er met be­hulp van een sleufschroevendraaier uit en klik de klem er aan de tegen­overliggende kant weer op.
Trek de lagerbout met schijf uit
de lagerbus.
Belangrijk! De uitsparing van de schijf
moet op het nokje van de lagerbout worden geplaatst, zodat de schijf op de schijf van de lagersteun
ligt.
Plaats de lagerbout met de schijf
weer in de lagerbus aan de daarte-
genoverliggende kant. Belangrijk! Het nokje moet naar de binnenkant van de deur en de inkeping naar buiten wijzen.

Het monteren van de deur

Pak de deur vast en leid de bovenste
lagerbus naar de lagerbout boven in het toestel.
Draai de deur naar binnen en plaats
de lagerbout in de lagersteun.
Belangrijk! Draai indien nodig de lager­bout zo, dat het nokje naar de binnen­kant van de deur en de inkeping naar de buitenkant wijst. De lagerbout klikt nu vast!
Kantel het toestel met behulp van een
ander persoon voorzichtig naar ach­teren en draai de veiligheidsschroef erin. Draai de schroef met de bij­gevoegde steeksleutel vast.
Stel de deur indien nodig nog een
keer met behulp van de sleufgaten in de onderste lagersteun. Draai de schroeven daarna stevig vast.
54
Page 55
Draairichting van deur veranderen
Het terugplaatsen van de deur­greep
Pas op voor beschadiging! Als de deurgreep niet goed gemon-
teerd wordt, raakt de deurdichting beschadigd.
Lees beslist de volgende opmer­kingen over het bevestigen van de deurgreep.
Schroef de deurgreep met de beide
voorste schroeven eerst losjes aan de tegenoverliggende kant vast.
Schuif de zijkant van de deurgreep
vanaf de kant van het apparaat op de geleiding van de bevestigingsplaat, totdat de greep hoorbaar vastklikt.
De deurdichting raakt op den duur beschadigd!
Let op, dat de zijkant van de deur­greep de deurdichting niet raakt, als de deur geopend wordt.
Is dat toch het geval, doe dan het vol­gende.
Stel de bevestigingsplaat nog een
keer met de stiften , totdat de plaat en de zijkant van de deurgreep de juiste hoek hebben en de zijkant van de deurgreep niet tegen de deurdich­ting aan komt.
De bevestigingsplaat moet zo tegen het deurpaneel aanzitten, dat de plaat, wanneer de deur gesloten is, evenwijdig is aan de buitenwand van het toestel.
Is dat niet het geval: Draai dan de beide voorgemonteerde
stiften er met de inbussleutel zover in, totdat de bevestigingsplaat de juiste hoek heeft.
Draai alle 4 de schroeven stevig
vast.
55
Page 56

Toesteldeuren uitlijnen

De toesteldeur kan later ten opzichte van de ommanteling worden gesteld.
In de volgende afbeelding is de deur niet gesloten. Zo kunnen wij beter la­ten zien hoe u te werk moet gaan.
De toesteldeur stelt u met behulp van de buitenste sleufgaten in de onderste lagersteun:
Verwijder de middelste schroef in
de lagersteun.
Draai de beide buitenste schroeven
er een eindje uit.
Stel de deur door de lagersteun naar
links of rechts te verschuiven.
Draai de schroeven daarna stevig
vast. Deze schroef hoeft u er niet meer op te schroeven.
56
Page 57
Page 58
Page 59
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480 1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be Internet: www.miele.be
Duitsland Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29 33332 Gütersloh
Page 60
FN 22062 ws, FN 24062 ws, FN 26062 ws, FN 28062 ws
M.-Nr. 10 361 370 / 00nl-BE
Loading...