Afdrukken vanaf een flash-station..........................................................................................................79
Ondersteunde flashstations en bestandstypen ................................................................................................ 79
Afdrukken vanaf een flash-station....................................................................................................................80
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij.....................................................81
Afdruktaken opslaan op de printer................................................................................................................... 81
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij .............................................................. 82
Pagina's met informatie afdrukken.........................................................................................................83
Lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken ............................................................................................ 83
Menu Help.............................................................................................................................................130
Geld besparen en het milieu een handje helpen.......................................132
Papier en toner besparen......................................................................................................................132
Energie besparen...................................................................................................................................133
Help bij transport..................................................................................................................................158
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat gemakkelijk
bereikbaar is.
Plaats dit product niet in de buurt van water of in vochtige omgevingen.
LET OP—KANS OP LETSEL: Dit product maakt gebruik van een laser. het toepassen van bedieningswijzen,
aanpassingsmethoden of procedures anders dan in deze publicatie worden beschreven, kan blootstelling aan
gevaarlijke straling tot gevolg hebben.
Dit product maakt gebruik van een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Door de hitte kan het
afdrukmateriaal bepaalde stoffen afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen
voor het selecteren van afdrukmaterialen worden besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
LET OP—KANS OP LETSEL: De lithiumbatterij in dit product moet niet worden vervangen. Wanneer de
lithiumbatterij niet juist wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar. Een lithiumbatterij mag niet opnieuw
worden opgeladen, uit elkaar worden gehaald of worden verbrand. Gooi gebruikte lithiumbatterijen weg
volgens de aanwijzingen van de fabrikant en houd hierbij de plaatselijke regelgeving in acht.
LET OP—HEET OPPERVLAK: Het binnenste van de printer is mogelijk erg warm. Om letstel te voorkomen, moet
u een heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt.
LET OP—KANS OP LETSEL: Zorg ervoor dat u papier afzonderlijk in elke lade plaatst om instabiliteit van de
apparatuur te voorkomen. Houd alle overige laden gesloten tot u ze nodig hebt.
LET OP—KANS OP LETSEL: De printer weegt meer dan 18 kg en moet door twee of meer getrainde
personeelsleden worden opgetild.
LET OP—KANS OP LETSEL: Volg voordat u de printer verplaatst deze richtlijnen om te voorkomen dat u zich
bezeert of dat de printer beschadigd raakt.
• Schakel de printer uit en trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
• Koppel alle snoeren en kabels los van de printer.
• Als er twee of meer optionele finishers zijn geïnstalleerd, verwijder de finishers dan één voor één van de printer.
Opmerkingen:
– Verwijder de bovenste finisher het eerst.
– Om de finisher te verwijderen, houdt u de finisher aan beide zijden vast en trekt u de hendels omhoog om
de finisher te ontgrendelen.
• Als de printer geen onderstel met zwenkwielen heeft, maar wel is uitgerust met optionele laden, dan verwijdert u
die laden.
Opmerking: Schuif de hendel aan de rechterzijde van de lade naar de voorkant van de lade tot deze vastklikt.
• Gebruik bij het tillen van de printer de handgrepen aan de zijkanten.
• Let erop dat uw vingers zich niet onder de printer bevinden wanneer u het apparaat neerzet.
• Zorg dat er voldoende ruimte vrij is rondom de printer.
• Gebruik alleen het netsnoer dat bij dit product is geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd vervangend
onderdeel.
Informatie over veiligheid7
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakelt u
deze ook uit en koppelt u de kabels los van de printer.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Om het risico op elektrische schokken te vermijden, trekt u de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact en koppelt u alle kabels los die op de printer zijn aangesloten voor u de
buitenkant van de printer reinigt.
Gebruik alleen het netsnoer dat bij dit product is geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd vervangend onderdeel.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: controleer of alle aansluitingen (zoals Ethernet- en
telefoonaansluitingen) correct op de aangegeven poorten zijn aangesloten.
Dit product is samen met specifieke onderdelen van de fabrikant ontwikkeld, getest en goedgekeurd volgens strikte,
wereldwijd geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk
zichtbaar. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet snijden, draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten
op het snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder
druk komt te staan. Zorg dat het netsnoer niet bekneld raakt tussen twee objecten, zoals een meubelstuk en
een muur. Als een van deze dingen gebeurt, is er een kans op brand of elektrische schokken. Controleer het
netsnoer regelmatig op dergelijke problemen. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voor u het
netsnoer controleert.
Laat onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de gebruikersdocumentatie worden beschreven, uitvoeren
door een servicevertegenwoordiger.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Tijdens onweer moet u dit product niet installeren en geen elektrische
verbindingen leggen of kabels en snoeren zoals een netsnoer, fax of USB-kabel aansluiten.
LET OP—KAN OMVALLEN: Voor configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig ter
bevordering van de stabiliteit. Als u meerdere invoeropties gebruikt, dient u een printerstandaard of een
printerbasis te gebruiken. Als u een printer met een soortgelijke configuratie hebt aangeschaft, hebt u mogelijk
aanvullende onderdelen nodig. Zie
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
www.lexmark.com/multifunctionprinters voor meer informatie.
Omgaan met de printer8
Omgaan met de printer
Informatie zoeken over de printer
Gewenste informatieBron
Eerste installatie-instructies:
• De printer aansluiten op
• De printersoftware installeren
Extra installatieopties en instructies voor
het gebruik van de printer:
• Papier en speciaal afdrukmateriaal
selecteren en bewaren
• Papier in de printer plaatsen
• Printerinstellingen configureren
• Documenten en foto's weergeven en
afdrukken
• De printersoftware instellen en
gebruiken
• De printer configureren in een
netwerk
• De printer onderhouden
• Problemen oplossen
Instructies voor:
• De printer aansluiten op een
Ethernet-netwerk
• Verbindingsproblemen met de
printer oplossen
Installatiedocumentatie: de installatiedocumentatie wordt bij de printer geleverd en
tevens verkrijgbaar op de website van Lexmark op
Gebruikershandleiding en Naslagkaart: de handleidingen staan op de cd Software en
documentatie.
Ga voor updates naar onze website op
Handleiding netwerken- Open de cd Software en documentatie en ga na ar Documentatie
voor printer en software in de map Pubs. Klik in de lijst met publicaties op de koppeling
Handleiding netwerken.
http://support.lexmark.com.
http://support.lexmark.com.
Hulp bij de printersoftwareHulp voor Windows of Mac: open een printersoftwareprogramma of –toepassing en klik
vervolgens op Help.
?
Klik op
Opmerkingen:
• De Help wordt automatisch geïnstalleerd met de printersoftware.
• De printersoftware bevindt zich in de map van het printerprogramma of op het
bureaublad, afhankelijk van uw besturingssysteem.
om contextgevoelige informatie te bekijken.
Omgaan met de printer9
Gewenste informatieBron
De nieuwste aanvullende informatie,
updates en klantenondersteuning:
• Documentatie
• Stuurprogramma's downloaden
• Ondersteuning via live-chat
• Ondersteuning per e-mail
• Telefonische ondersteuning
GarantieverklaringGarantie-informatie varieert per land of regio:
Lexmark ondersteuningswebsite—
Opmerking: Selecteer uw land of regio en selecteer vervolgens uw product om de
juiste ondersteuningssite weer te geven.
De telefoonnummers voor ondersteuning en kantooruren voor uw regio of land kunt u
terugvinden op de ondersteuningswebsite of op het garantiebewijs dat u bij de printer
hebt ontvangen.
Noteer de volgende gegevens (deze vindt u op de bon en op de achterkant van de printer)
en houd deze bij de hand wanneer u contact met ons opneemt. We kunnen u dan sneller
helpen.
• Typenummer van apparaat
• Serienummer
• Aankoopdatum
• Winkel waar apparaat is aangeschaft
• In de VS: zie de beperkte garantievoorwaarden die bij uw printer zijn geleverd of ga
http://support.lexmark.com.
naar
• In andere landen of regio's: raadpleeg de gedrukte garantie die bij de printer is
geleverd.
http://support.lexmark.com
Een plaats voor de printer bepalen
LET OP—KANS OP LETSEL: De printer weegt meer dan 18 kg en moet door twee of meer getrainde
personeelsleden worden opgetild.
Houd bij het plaatsen van de printer rekening met ruimte voor het openen van laden, kleppen en panelen. Als u van
plan bent optionele onderdelen te installeren, moet u hier ook voldoende ruimte voor vrijhouden. Het volgende is
belangrijk:
• Plaats de printer in de buurt van een goed geaard en eenvoudig toegankelijk stopcontact.
• Zorg ervoor dat de luchtstroom in de ruimte voldoet aan de laatste herziening van de ASHRAE 62-norm of de CEN/TC
156-norm.
• Plaats de printer op een vlakke, stevige en stabiele ondergrond.
• Houd de printer:
– schoon, droog en stofvrij;
– uit de buurt van rondslingerende nietjes en paperclips;
– uit de buurt van de directe luchtstroom van airconditioners, warmtebronnen of ventilators;
– uit de buurt van direct zonlicht en extreme vochtigheidswaarden;
• Houd rekening met de aanbevolen temperaturen en voorkom schommelingen:
Omgevingstemperatuur15,6 tot 32,2 °C
Temperatuur voor opslag -40 tot 43 °C
• Laat de volgende aanbevolen hoeveelheid ruimte vrij rondom de printer voor een goede ventilatie:
Omgaan met de printer10
5
4
1
3
2
1Rechterkant 305 mm (12 inch)
2Voorkant508 mm (20 inch)
3Linkerkant305 mm (12 inch)
4Achterkant305 mm (12 inch)
5Bovenkant115 mm (4,5 inch)
Printerconfiguraties
Basismodel
1
2
4
3
1Standaarduitvoerlade
2Bedieningspaneel van de printer
3Universeellader
4Standaardlade voor 250 of 550 vel (lade 1)
Omgaan met de printer11
Volledig geconfigureerd model
LET OP—KAN OMVALLEN: Voor configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig ter
bevordering van de stabiliteit. Als u meerdere invoeropties gebruikt, dient u een printerstandaard of een
printerbasis te gebruiken. Als u een printer met een soortgelijke configuratie hebt aangeschaft, hebt u mogelijk
aanvullende onderdelen nodig. Zie
De volgende illustratie toont het maximale aantal optionele finishers en laden dat door de printer wordt ondersteund.
Meer informatie over andere opstellingen vindt u op
8
www.lexmark.com/multifunctionprinters voor meer informatie.
www.lexmark.com/multifunctionprinters.
1
7
Hardware-optieAlternatieve hardware-optie
1Nietfinisher
2
6
5
4
3
• Optionele uitvoerlade
• Postbak met 4 laden
2Postbak met 4 laden
• Optionele uitvoerlade
• Hoge-capaciteitsuitvoerlader
• Nietfinisher
3Onderstel met zwenkwielen Geen
42100 vel, lade voorGeen
5550 vel, lade voorLade voor 250 vel
6Lade voor 250 vel550 vel, lade voor
7Postbak met 4 ladenOptionele uitvoerlade
8Optionele uitvoerladePostbak met 4 laden
Omgaan met de printer12
In een opstelling met twee of meer optionele finishers:
• De nietfinisher moet zich altijd in de bovenste positie bevinden.
• De hoge-capaciteitsuitvoerlader moet zich altijd in de onderste positie bevinden.
• De uitvoerlade is de enige finisher die op een hoge-capaciteitsuitvoerlader kan worden geplaatst.
• De uitvoerlade en mailbox kunnen in willekeurige volgorde worden geplaatst.
Bij het gebruik van optionele laden:
• Gebruik altijd een onderstel met zwenkwielen als de printer wordt uitgerust met een lade voor 2100 vellen.
• De lade voor 2100 vellen moet altijd als onderste onderdeel worden gebruikt.
• Er kunnen maximaal vier optionele laden in combinatie met de printer worden gebruikt.
• De optionele laden voor 250 en 550 vellen kunnen in willekeurige volgorde worden gebruikt.
Bedieningspaneel van de printer gebruiken
1
10
OnderdeelFunctie
1Display
2Knop Selecteren (Select)De wijzigingen die zijn aangebracht in de printerinstellingen verzenden.
3PijltoetsenOmhoog, omlaag, naar links of naar rechts bladeren.
4ToetsenblokCijfers, letters of symbolen invoeren.
5Slapen (knop)De slaapstand of sluimerstand inschakelen.
9
• De printerstatus weergeven.
• De printer configureren en bedienen.
Met de volgende handelingen wordt de slaapstand uitgeschakeld:
• Druk op een van de printerknoppen.
• Trek lade 1 naar buiten of plaats papier in de universeellader.
• Open een klep of paneel.
• Verzend een afdruktaak vanaf de computer.
• Voer een reset uit met uit- en inschakelen via de aan/uit-schakelaar.
• Sluit een apparaat aan op de USB-poort van de printer.
2
8
3
4
7
5
6
6Knop Stoppen of Annuleren Alle printeractiviteiten beëindigen.
7Knop Terug (Back)Terugkeren naar het vorige venster.
8Startscherm (knop)Naar het startscherm gaan.
Omgaan met de printer13
OnderdeelFunctie
9IndicatielampjeDe status van de printer controleren.
10USB-poortFlashstation aansluiten op de printer.
Opmerking: alleen de USB-poort aan de voorzijde ondersteunt flashstations.
Uitleg over de kleuren van de slaapknop en de indicatielampjes
De kleuren van de slaapknop en indicatielampjes geven een bepaalde printerstatus of -toestand aan.
Kleur van het indicatielampje en bijbehorende printerstatus
indicatielampje Printerstatus
UitDe printer is uitgeschakeld of de sluimerstand van de printer is actief.
Knippert groen De printer is bezig met opwarmen, met het verwerken van gegevens of met afdrukken.
Brandt groenDe printer staat aan, maar is niet actief.
Knippert roodDe printer vereist interventie door de gebruiker.
Kleur van het lampje van de slaapknop en bijbehorende printerstatus
Slaapknop, lampje vanPrinterstatus
UitDe printer is uitgeschakeld, niet actief of staat in de stand Gereed.
Brandt oranjeDe printer bevindt zich in de slaapstand.
Knippert oranjeDe sluimerstand van de printer wordt in- of uitgeschakeld.
Knippert oranje volgens een langzaam patroon waarbij de
knop 0,1 seconde brandt en 1,9 seconde uit gaat.
De sluimerstand van de printer is actief.
Extra printer instellen14
Extra printer instellen
Interne opties installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
Beschikbare, interne opties
• Geheugenkaart
– DDR3 DIMM
– Flash-geheugen
• Lettertypen
• Firmwarekaarten
– Formulieren en streepjescode
– PRESCRIBE
– IPDS
Opmerking: Voor deze taak hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
1 Verwijder de toegangsklep van de controllerkaart.
1
2
Extra printer instellen15
2 Gebruik een schroevendraaier om de schroeven van de afdekplaat van de controllerkaart los te draaien.
3 Verwijder de plaat.
1
2
Extra printer instellen16
4 Onderstaande illustratie geeft aan waar de juiste aansluiting te vinden is:
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk
beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen oppervlak op de printer aan voordat u
een elektronisch onderdeel of aansluiting van de controllerkaart aanraakt.
1
2
3
1LexmarkConnector voor Internal Solutions Port of vaste schijf van printer
2Connector voor optionele kaart
3Connector voor geheugenkaart
5 Zorg dat de schroeven zich voor de openingen in de afdekplaat bevinden en bevestig de afdekplaat opnieuw.
2
1
Extra printer instellen17
6 Draai de schroeven van de afdekplaat vast.
7 Bevestig de toegangsklep opnieuw.
1
2
Geheugenkaart installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen voorwerp aan voordat u de elektrische componenten of
aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
Extra printer instellen18
Een optionele geheugenkaart kan afzonderlijk worden aangeschaft en op de controllerkaart worden bevestigd.
1 Open het toegangspaneel van de controllerkaart.
Zie “Toegang verkrijgen tot de controllerkaart.” op pagina 14 voor meer informatie.
2 Haal de geheugenkaart uit de verpakking.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan. Hierdoor kunt u de
kaart beschadigen.
3 Breng de uitsparing (1) op de geheugenkaart op één lijn met de ribbel (2) op de connector.
1
2
4 Druk de geheugenkaart in de connector en druk de kaart in de richting van de wand van controllerkaart tot deze
op zijn plaats klikt.
5 Bevestig de afdekplaat van de controllerkaart en sluit vervolgens de toegangsklep van de controllerkaart.
Extra printer instellen19
Een Internal Solutions Port installeren
De controllerkaart ondersteunt één optionele LexmarkInternal Solutions Port (ISP).
Opmerking: Voor deze taak hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen voorwerp aan voordat u de elektrische componenten of
aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
1 Open het toegangspaneel van de controllerkaart.
Zie “Toegang verkrijgen tot de controllerkaart.” op pagina 14 voor meer informatie.
2 Als er momenteel een optionele vaste schijf van een printer is geïnstalleerd, moet u die eerst verwijderen.
Zie “Vaste schijf van de printer verwijderen” op pagina 29 voor meer informatie.
3 Verwijder de ISP-kit uit de verpakking.
1
4
1ISP-oplossing
2Schroef voor het bevestigen van de plastic beugel aan de ISP
3
2
3Schroeven voor het bevestigen van de ISP-montagebeugel aan de beschermkap van de controllerkaart
4Plastic beugel
Extra printer instellen20
4 Verwijder de metalen klep van de ISP-opening.
a Draai de schroef los.
b Til de metalen klep omhoog en trek deze volledig naar buiten.
123
5 Lijn de uiteinden van de plastic beugel uit met de openingen op de controllerkaartbehuizing en druk vervolgens de
plastic beugel op de controllerkaartbehuizing totdat deze vastklikt.
Opmerking: Zorg ervoor dat de plastic beugel volledig is vergrendeld en dat de plastic beugel goed vastzit op de
controllerkaartbehuizing.
Extra printer instellen21
6 Installeer de ISP op de plastic beugel.
Opmerking: Houd de ISP schuin boven de plastic beugel zodat alle overhangende aansluitingen door de ISP-
opening in de controllerkaartbehuizing worden geleid.
7 Laat de ISP zakken richting de plastic beugel totdat de ISP zich tussen de geleiders van de plastic beugel bevindt.
Extra printer instellen22
8 Gebruik de meegeleverde duimschroef voor de ISP om de plastic beugel aan de ISP te bevestigen.
Opmerking: Draai de schroef rechtsom, voldoende om de ISP op zijn plaats te houden, maar draai deze nog niet
volledig vast.
9 Bevestig de twee meegeleverde schroeven om de montagebeugel van de ISP vast te maken aan de beschermkap
van de controllerkaart.
10 Draai de duimschroef op de ISP vast.
Let op—Kans op beschadiging: Draai deze niet te strak aan.
Extra printer instellen23
11 Sluit de interfacekabel van de ISP-oplossing aan op de aansluiting op de controllerkaart.
Opmerking: De pluggen en aansluitingen zijn met kleuren gemarkeerd.
Een optionele kaart installeren
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u
deze ook uitschakelen en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen oppervlak aan voordat u de elektronische componenten
of aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
1 Open het toegangspaneel van de controllerkaart.
Zie “Toegang verkrijgen tot de controllerkaart.” op pagina 14 voor meer informatie.
2 Haal de optionele kaart uit de verpakking.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan.
Extra printer instellen24
3 Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen (1) aan de onderkant op gelijke hoogte met de uitsparingen
(2) in de controllerkaart.
1
2
4 Druk de kaart stevig op zijn plaats zoals op de afbeelding te zien is.
Let op—Kans op beschadiging: Een onjuiste installatie van de kaart kan schade veroorzaken aan de kaart en de
controllerkaart.
Opmerking: De connector van de kaart moet over de gehele lengte in aanraking zijn met de controllerkaart.
5 Sluit de toegangsklep van de controllerkaart.
Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, is het wellicht nodig om
de opties handmatig toe te voegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor
afdruktaken. Zie “Beschikbare opties bijwerken in het printerstuurprogramma” op pagina 38 voor meer
informatie.
Extra printer instellen25
Vaste schijf van printer installeren
Opmerking: Voor deze taak hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen voorwerp aan voordat u de elektrische componenten of
aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
1 Open het toegangspaneel van de controllerkaart.
Zie “Toegang verkrijgen tot de controllerkaart.” op pagina 14 voor meer informatie.
2 Haal de vaste schijf van de printer uit de verpakking.
3 Kijk waar de juiste connector zich op de controllerkaart bevindt.
Opmerking: Als er een optionele ISP is geïnstalleerd, dient de vaste schijf van de printer op de ISP te worden
geïnstalleerd.
Extra printer instellen26
U installeert de vaste schijf van een printer als volgt op de ISP:
a Verwijder de schroeven waarmee de montagebeugel aan de vaste schijf van de printer is bevestigd en verwijder
vervolgens de montagebeugel.
b Lijn de afstandbussen van de vaste schijf van de printer uit met de openingen in de ISP en druk de vaste schijf
van de printer omlaag totdat de afstandbussen op de goede plaats klikken.
Waarschuwing voor installatie: Houd de printplaats bij de zijkanten vast. Druk niet op het midden van de
vaste schijf van de printer en raak het ook niet aan. Hierdoor kunt u de kaart beschadigen.
c Plaats de plug van de interfacekabel van de vaste schijf in de aansluiting op de ISP.
Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.
Extra printer instellen27
Het rechtstreeks in de controllerkaartbehuizing installeren van een vaste schijf van een printer gaat als volgt:
a Lijn de afstandbussen van de vaste schijf uit met de openingen in de controllerkaartbehuizing en druk de vaste
schijf omlaag totdat de afstandbussen op de goede plaats zitten.
Waarschuwing voor installatie: Houd de printplaats bij de zijkanten vast. Druk niet op het midden van de
vaste schijf van de printer en raak het ook niet aan. Hierdoor kunt u de kaart beschadigen.
Extra printer instellen28
b Gebruik de twee meegeleverde schroeven om de montagebeugel van de vaste schijf vast te zetten.
c Plaats de plug van de interfacekabel van de vaste schijf in de aansluiting op de controllerkaart.
Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.
Extra printer instellen29
Vaste schijf van de printer verwijderen
Opmerking: Voor deze taak hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
Let op—Kans op beschadiging: De elektronische componenten van de controllerkaart raken gemakkelijk beschadigd
door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen oppervlak aan voordat u de elektronische componenten
of aansluitingen van de controllerkaart aanraakt.
1 Open het toegangspaneel van de controllerkaart.
Zie “Toegang verkrijgen tot de controllerkaart.” op pagina 14 voor meer informatie.
2 Koppel de interfacekabel van de vaste schijf van de printer los van de controllerkaart, zonder deze los te koppelen
van de vaste schijf. Als u de kabel wilt loskoppelen, knijpt u eerst de peddel op de plug van de interfacekabel in om
de vergrendeling los te maken voordat u de kabel eruit trekt.
Extra printer instellen30
3 Verwijder de schroeven waarmee de vaste schijf van de printer is vastgezet.
4 Verwijder de vaste schijf van de printer.
5 Leg de vaste schijf van de printer opzij.
Extra printer instellen31
Hardwareopties installeren
Volgorde van installatie
LET OP—KANS OP LETSEL: De printer weegt meer dan 18 kg (40 lb) en moet door twee of meer getrainde
personeelsleden worden opgetild.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
LET OP—KAN OMVALLEN: Voor configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig ter
bevordering van de stabiliteit. Als u meerdere invoeropties gebruikt, dient u een printerstandaard of een
printerbasis te gebruiken. Als u een printer met een soortgelijke configuratie hebt aangeschaft, hebt u mogelijk
aanvullende onderdelen nodig. Zie
Installeer de printer en eventuele hardwareopties die u hebt aangeschaft in de onderstaande volgorde:
• Onderstel met zwenkwielen
• Lade voor 2100 vel of opvulplaatje
• Optionele lade voor 250 of 550 vel
• Printer
www.lexmark.com/multifunctionprinters voor meer informatie.
Zie voor meer informatie over het installeren van een onderstel met zwenkwielen, een optionele lade voor 550 of 250
vel, opvulplaatje of lade voor 2100 vel de installatiekaart die bij de optie is geleverd.
Optionele laden installeren
LET OP—KANS OP LETSEL: De printer weegt meer dan 18 kg (40 lb) en moet door twee of meer getrainde
personeelsleden worden opgetild.
LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Als u toegang tot de controllerkaart wilt of optionele hardware of
geheugenapparaten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, moet u de printer uitschakelen en de stekker
uit het stopcontact trekken voor u doorgaat. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schakel
deze dan ook uit en koppel de kabels los van de printer.
LET OP—KAN OMVALLEN: Voor configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig ter
bevordering van de stabiliteit. Als u meerdere invoeropties gebruikt, dient u een printerstandaard of een
printerbasis te gebruiken. Als u een printer met een soortgelijke configuratie hebt aangeschaft, hebt u mogelijk
aanvullende onderdelen nodig. Zie
1 Schakel de printer uit met de aan-uitschakelaar en trek de stekker uit het stopcontact.
www.lexmark.com/multifunctionprinters voor meer informatie.
Extra printer instellen32
2 Pak de optionele lade uit en verwijder al het verpakkingsmateriaal.
3 Trek de lade volledig uit de basiseenheid.
4 Haal het verpakkingsmateriaal uit de lade.
5 Schuif de lade in de basiseenheid.
6 Plaats de lade in de buurt van de printer.
7 Lijn de optionele lade uit met het onderstel met zwenkwielen.
Opmerking: Vergrendel de wieltjes van het onderstel zodat de printer stevig op de grond staat.
Extra printer instellen33
8 Lijn de printer uit met de lade en laat de printer langzaam op zijn plaats zakken.
Opmerking: Optionele laden grijpen in elkaar als ze worden gestapeld.
Extra printer instellen34
9 Sluit het netsnoer aan op de printer, steek de stekker in een geaard stopcontact en schakel de stroom in.
Extra printer instellen35
Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele opties zijn geïnstalleerd, is het wellicht nodig om de opties
handmatig toe te voegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken. Zie
“Beschikbare opties bijwerken in het printerstuurprogramma” op pagina 38 voor meer informatie.
Als u de optionele laden wilt verwijderen, schuift u de vergrendeling aan de rechterkant van de printer naar voren tot
deze op zijn plaats klikt en verwijdert u de gestapelde laden een voor een en van boven naar beneden.
Kabels aansluiten
LET OP—KANS OP LETSEL: Tijdens onweer moet u dit product niet installeren en geen elektrische verbindingen
aanleggen, bijvoorbeeld voor de faxfunctie, of kabels en snoeren aansluiten, zoals een netsnoer of USB-kabel.
Sluit de printer aan op de computer met een USB-kabel of een ethernetkabel.
Zorg dat de volgende items met elkaar overeenkomen:
• het USB-symbool op de kabel met het USB-symbool op de printer
• de juiste ethernetkabel op de ethernetpoort
• de juiste parallelle kabel bij de parallelle poort
Extra printer instellen36
6
1
2
3
4
5
OnderdeelTot
1Parallelle poortSluit de printer aan op de computer.
Opmerking: Dit kan ook worden gebruikt bij het installeren van een optionele ISP
(Internal Solutions Port).
2USB-poortBevestig een optionele draadloze netwerkadapter.
3EthernetpoortSluit de printer aan op een netwerk.
4USB-printerpoortSluit de printer aan op de computer.
5VeiligheidsslotBevestig een vergrendeling waarmee de controllerkaart wordt beveiligd.
6Aansluiting van de stroomkabel
van de printer
Sluit de printer aan op een goed geaard stopcontact.
Let op—Kans op beschadiging: Raak tijdens het afdrukken de USB-kabel, draadloze netwerkadapters of het
aangegeven deel van de printer niet aan. Dit kan leiden tot gegevensverlies of een storing.
De kabels organiseren
Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar als u optionele laden en een onderstel met zwenkwielen hebt aangeschaft.
Plaats nadat u de Ethernet-kabel en het stroomsnoer hebt bevestigd de kabels netjes in de daarvoor bestemde ruimte aan de
achterzijde van de printer.
Extra printer instellen37
De printersoftware instellen
De printersoftware installeren
Opmerkingen:
• als u de printersoftware eerder hebt geïnstalleerd op deze computer en de software opnieuw moet installeren,
moet u de huidige software eerst verwijderen.
• Sluit alle geopende programma's voor u de printersoftware installeert.
1 Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd.
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps > Uitvoeren > typ D:\setup.exe > OK.
Extra printer instellen38
Windows 7 of lager:
a
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
Macintosh
Klik op het pictogram van de cd op het bureaublad.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
3 Klik op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
Beschikbare opties bijwerken in het printerstuurprogramma
Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, moet u wellicht de opties handmatig
toevoegen aan het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken.
Voor Windows-gebruikers
1 Open de printermap.
Windows 8
Vanuit de charm Zoeken, typ uitvoeren, en navigeer dan naar:
Toepassingenlijst >Uitvoeren > typ control printers >OK
Windows 7 of eerdere versies
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ control printers in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
2 Voer een van de volgende handelingen uit, afhankelijk van uw apparaat:
• Houd het pictogram van de printer die u wilt bijwerken ingedrukt.
• Klik met de rechtermuisknop op de printer die u wilt bijwerken.
3 Voer een van de volgende handelingen uit in het menu dat nu verschijnt:
• Voor Windows 7 of latere versies, kies Printereigenschappen.
• Voor eerdere versies, kies Eigenschappen.
4 Klik op het tabblad Configuratie.
5 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik op Nu bijwerken - Printer vragen.
• Voeg onder Configuratieopties eventuele handmatig geïnstalleerde hardwareopties toe.
6 Klik op Toepassen.
Extra printer instellen39
Voor Macintosh-gebruikers
1 Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
2 Voeg eventuele geïnstalleerde hardwareopties toe en klik op OK.
Netwerkfunctionaliteit
Opmerkingen:
• Koop voordat u de printer op een draadloos netwerk aansluit een MarkNet N8350 draadloze netwerkadapter.
Voor informatie over het installeren van de draadloze netwerkadapter, raadpleegt u het de handleiding van de
adapter.
• Een SSID (Service Set Identifier) is een naam die is toegewezen aan een draadloos netwerk. Wireless Encryption
Protocol (WEP) en Wi-Fi Protected Access (WAP), WPA2 en 802.1X-RADIUS zijn beveiligingstypen die in een
netwerk worden gebruikt.
Configuratie van printer op een Ethernet-netwerk voorbereiden
Als u de printer wilt configureren voor een Ethernet-netwerk, moet u de volgende gegevens verzamelen voordat u
begint:
Opmerking: als uw netwerk automatisch IP-adressen toewijst aan computers en printers, gaat u verder met de
installatie van de printer.
• Een geldig en uniek IP-adres voor de printer
• De netwerkgateway
• Het netwerkmasker
• Een persoonlijke naam voor de printer (optioneel)
Opmerking: Met een persoonlijke naam voor de printer kunt u de printer herkennen op het netwerk. U kunt de
standaardnaam gebruiken of zelf een naam opgeven die u makkelijk kunt onthouden.
U hebt een Ether net-kabel nodig om de printer a an te sluiten op het netwerk en een beschikbare netwerkpoort waarmee
u de printer fysiek aansluit op het netwerk. Gebruik een nieuwe netwerkkabel om problemen met een beschadigde
kabel te voorkomen.
Printer installeren op een Ethernet-netwerk
Voor Windows-gebruikers
1
Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd.
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps > Uit > typ: D:\setup.exe > OK
Windows 7 of lager:
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
3 Klik op Installeren en volg de aanwijzingen op het scherm.
4 Selecteer Ethernet-verbinding en klik op Doorgaan.
5 Sluit de Ethernet-kabel aan wanneer dit wordt aangegeven.
6 Selecteer de printer in de lijst en klik op Doorgaan.
Opmerking: Als de geconfigureerde printer niet wordt weergegeven in de lijst, klikt u op Zoekopdracht wijzigen.
7 Volg de aanwijzingen op het scherm.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Stel in dat de DHCP-server van het netwerk een IP-adres toewijst aan de printer.
2 Zoek het IP-adres van de printer met een van de volgende manieren op:
• Via het bedieningspaneel van de printer
• Vanuit het gedeelte TCP/IP in het menu Netwerk/poorten
• Door een netwerkconfiguratiepagina of pagina met menu-instellingen af te drukken of en het gedeelte TCP/IP
te controleren
Opmerking: u hebt dit IP-adres nodig bij de toegangsconfiguratie voor computers op een ander subnet dan de
printer.
3 Installeer het printerstuurprogramma op de computer.
a Plaats de cd Software en documentatie in de computer en dubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
b Volg de aanwijzingen op het scherm.
c Kies een bestemming en klik op Ga door.
d Klik in het scherm Eenvoudige installatie op Installeer.
e Voer het gebruikerswachtwoord in en klik vervolgens op OK.
Alle benodigde toepassingen worden geïnstalleerd op de computer.
f Klik op Sluit wanneer de installatie is voltooid.
Extra printer instellen41
4 Voeg de printer toe.
• Voor afdrukken via IP:
a Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
– Systeemvoorkeuren > Afdrukken en scannen
– Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen
b Klik op +.
c Klik op de tab IP.
d Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en klik op Voeg toe.
• Voor afdrukken via AppleTalk:
Opmerkingen:
– controleer of AppleTalk is ingeschakeld op de printer.
– Deze functie wordt alleen ondersteund in Mac OS X 10.5.
a Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren > Afdrukken en faxen
b Klik op + en ga naar:
AppleTalk > selecteer uw printer > Voeg toe
Configuratie van printer op een draadloos netwerk voorbereiden
Opmerkingen:
• Zorg dat uw draadloze netwerkadapter geïnstalleerd is op de printer en correct werkt. Raadpleeg voor meer
informatie de instructies die bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd.
• Zorg dat uw toegangspunt (draadloze router) is ingeschakeld en correct werkt.
Zorg dat u volgende gegevens bij de hand hebt voor u de printer configureert voor een draadloos netwerk:
• SSID: de SSID wordt ook wel de netwerknaam genoemd.
• Draadloze modus (of Netwerkmodus): de modus is infrastructuur of ad-hoc.
• Kanaal (voor ad-hocnetwerken): het kanaal wordt standaard ingesteld op automatisch voor
infrastructuurnetwerken.
Voor sommige ad-hocnetwerken is de instelling Automatisch ook vereist. Raadpleeg de systeembeheerder als u
niet zeker bent over het kanaal dat u moet selecteren.
• Beveiligingsmethode: er zijn vier opties voor de beveiligingsmethode:
– WEP-sleutel
Als uw netwerk meerdere WEP-sleutels gebruikt, kunt u maximaal vier sleutels opgeven in de daarvoor
bestemde plaatsen. Selecteer de sleutel die momenteel wordt gebruikt op het netwerk door de standaardsleutel
voor WEP-verzending te selecteren.
– Vooraf gedeelde sleutel/wachtwoord voor WPA/WPA2
WPA bevat codering als een extra beveiligingsniveau. U kunt kiezen uit AES of TKIP. Codering moet op de router
en op de printer zijn ingesteld voor hetzelfde type anders kan de printer niet communiceren op het netwerk.
– 802.1X–RADIUS
Als u de printer installeert op een 802.1X-netwerk hebt u mogelijk de volgende gegevens nodig:
• Verificatietype
• Interne-verificatietype
Extra printer instellen42
• Gebruikersnaam en wachtwoord van 802.1X
• Certificaten
– Geen beveiliging
Als uw draadloze netwerk geen beveiliging gebruikt, hebt u geen beveiligingsgegevens.
Opmerking: het is onverstandig om een niet-beveiligd draadloos netwerk te gebruiken.
Opmerkingen:
– Als u de SSID van het netwerk waarop de computer is aangesloten niet weet, start u het hulpprogramma voor
de draadloze netwerkadapter van de computer en zoekt u de netwerknaam op. Raadpleeg de documentatie bij
het toegangspunt of neem contact op met uw systeembeheerder als u de SSID of de beveiligingsinformatie van
uw netwerk niet kunt vinden.
– Raadpleeg de documentatie of de Embedded Web Server van het toegangspunt of neem contact op met de
systeembeheerder om de vooraf gedeelde sleutel of het wachtwoord voor WPA/WPA2 voor het draadloze
netwerk te achterhalen.
Printer aansluiten met de wizard voor draadloze configuratie
Controleer het volgende voor u begint:
• Er is een draadloze netwerkadapter in de printer geïnstalleerd, deze is aangesloten en werkt correct. Raadpleeg
voor meer informatie de instructies die bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd.
• De Ethernet-kabel is losgemaakt van de printer.
• Actieve NIC is ingesteld op Auto. Als u de functie wilt instellen op Auto, gaat u naar:
>Instellingen > >Netwerk/poorten > >Actieve NIC > >Auto >
Opmerking: schakel de printer uit en wacht minstens vijf seconden voor u printer weer inschakelt.
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
3 Open een webbrowser en geef het IP-adres van het toegangspunt op in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
4 Open de WPS-instellingen. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie die bij het toegangspunt is geleverd.
5 Voer de pincode van acht cijfers in en sla de instelling op.
De printer verbinden met een draadloos netwerk met de Embedded Web Server
Controleer het volgende voor u begint:
• De printer is tijdelijk aangesloten op een Ethernet-netwerk.
• Op uw printer is een draadloze netwerkadapter geïnstalleerd en deze werkt correct. Raadpleeg voor meer
informatie de instructies die bij de draadloze netwerkadapter zijn geleverd.
1 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Extra printer instellen44
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Netwerk/poorten >Draadloos.
3 Wijzig de instellingen zodat deze overeenkomen met de instellingen van uw toegangspunt (draadloze router).
Opmerking: zorg ervoor dat u de juiste waarden voor SSID, beveiligingsmethode, vooraf gedeelde sleutel of
wachtwoord, netwerkmodus en kanaal opgeeft.
4 Klik op Verzenden.
5 Schakel de printer uit en koppel de Ethernet-kabel los. Wacht vervolgens ten minste vijf seconden voor u de printer
weer inschakelt.
6 U kunt controleren of de printer verbonden is met een netwerk door een pagina met netwerkinstellingen af te
drukken. Kijk vervolgens in het gedeelte Netwerkkaart [x] of de status Aangesloten is.
Poortinstellingen wijzigen na het installeren van een nieuw netwerk Interne
'Solutions' Poort (ISP)
Wanneer een nieuwe Lexmark ISP (Internal Solutions Port) in de printer wordt geïnstalleerd, moeten de
printerconfiguraties worden bijgewerkt op computers die toegang hebben tot de printer omdat de printer een nieuw
IP-adres krijgt toegewezen. Alle computers die toegang tot de printer hebben, moeten worden bijgewerkt met dit
nieuwe IP-adres.
Opmerkingen:
• Als de printer een vast IP-adres heeft, hoeft u geen wijzigingen door te voeren in de configuratie van de diverse
computers.
• Als de computers zijn geconfigureerd om de netwerknaam te gebruiken (en dus niet een IP-adres), hoeft u de
configuratie van de computers niet te wijzigen.
• Als u een draadloze ISP toevoegt aan een printer die daarvoor was geconfigureerd voor een ethernetverbinding,
zorg er dan voor dat het ethernetnetwerk is verwijderd voordat u de printer configureert voor draadloos
gebruik. Als de printer met het ethernetnetwerk is verbonden, zal de draadloze configuratie kunnen worden
voltooid, maar is de draadloze ISP niet actief. Om de draadloze ISP te activeren, verbreekt u de verbinding van
de printer met het ethernetnetwerk en zet u de printer uit en weer aan.
• Er kan maar één netwerkverbinding actief zijn. Om te schakelen tussen de ethernet- en de draadloze verbinding,
moet u de printer uitschakelen en de kabel aansluiten (om over te schakelen naar een ethernetverbinding) of
verwijderen (om over te schakelen naar een draadloze verbinding). Vervolgens zet u de printer weer aan.
Voor Windows-gebruikers
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
Extra printer instellen45
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Open de printermap.
Windows 8
Vanuit de charm Zoeken, typ Uitvoeren, en navigeer dan naar:
Toepassingenlijst >Uitvoeren > typ control printers >OK
Windows 7 of eerdere versies
a Klik op of klik op Start en dan op Uitvoeren.
b Typ control printers in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
3 Voer een van de volgende acties uit om de printer die veranderd is te selecteren:
• Houd het pictogram van de printer ingedrukt, en kies vervolgens Printereigenschappen.
• Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Printereigenschappen (Windows 7 of
latere versies) of Eigenschappen (oudere versies).
Opmerking: Als er meer dan één exemplaar van de printer is, werk dan alle exemplaren bij met het nieuwe IP-
adres.
4 Klik op de tab Ports (Poorten).
5 Selecteer de poort in de lijst en klik op Poort configureren.
6 Typ het nieuwe IP-adres in in het veld “Printernaam of IP-adres”.
7 Klik op OK >Sluiten.
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer op het bedieningspaneel van de printer. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Voeg de printer toe.
• Voor afdrukken via IP:
a Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
– Systeemvoorkeuren >Afdrukken en scannen
– Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
b Klik op +.
c Klik op de tab IP (Papier/Afwerking).
d Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en klik op Voeg toe.
• Voor afdrukken via AppleTalk:
Extra printer instellen46
Opmerkingen:
– controleer of AppleTalk is ingeschakeld op de printer.
– Deze functie wordt alleen ondersteund in Mac OS X 10.5.
a Ga in het Apple-menu naar:
Systeemvoorkeuren >Afdrukken en faxen
b Klik op + en ga naar:
AppleTalk >en selecteer de printer >Toevoegen
Serieel afdrukken instellen
Gebruik serieel afdrukken om zelfs af te kunnen drukken als de computer ver uit de buurt van de printer staat of om
met een lagere snelheid af te drukken.
Na installatie van de seriële poort of communicatiepoort (COM-poort), configureert u de computer en de printer. Zorg
ervoor dat u de seriële kabel op de COM-poort van uw printer hebt aangesloten.
1 Stel de parameters op de printer in.
a Via het bedieningspaneel van de printer navigeert u naar het menu voor de poortinstellingen.
b Zoek het menu voor de seriële-poortinstellingen en pas de zo nodig instellingen aan.
c Sla de gewijzigde instellingen op en druk een pagina met menu-instellingen af.
2 Installeer het printerstuurprogramma.
a Haal een exemplaar op van het installatiepakket voor de software.
• Via de cd Software en documentatie die bij de printer is geleverd
Wacht totdat het installatievenster wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk als u de cd Software en documentatie gebruikt en het installatievenster niet wordt
weergegeven:
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ D:\setup.exe >OK
Windows 7 of lager:
1
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ D:\setup.exe in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
Opmerking: D is de letter van uw cd-rom- of dvd-rom-station.
c Klik op Installeren.
d Volg de instructies op het scherm.
e Selecteer Geavanceerd en klik op Doorgaan.
f Selecteer een poort in het dialoogvenster Printerinstellingen configureren.
Extra printer instellen47
g Als de printer niet wordt weergegeven in de lijst, klikt u op Vernieuwen of bladert u naar:
Poort toevoegen > selecteer een poorttype > voer de vereiste gegevens in >OK
h Klik op Doorgaan >Voltooien.
3 Stel de parameters voor de COM-poort in.
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de seriële parameters instellen voor de COM-poort die
is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
Opmerking: De seriële parameters van de COM-poort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters
die zijn ingesteld op de printer.
a Open Apparaatbeheer.
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ devmgmt.msc >OK
Windows 7 of lager:
1
Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ devmgmt.msc in het vakje van Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
b Dubbelklik op Poorten (COM LPT) om de lijst met beschikbare poorten uit te breiden.
c Voer een van de volgende handelingen uit:
• Houd de rechtermuisknop ingedrukt op de COM-poort waarop u de seriële kabel hebt aangesloten
(bijvoorbeeld: COM1).
• Klik met de rechtermuisknop op de COM-poort waarop u de seriële kabel hebt aangesloten (bijvoorbeeld:
COM1).
d Kies Eigenschappen in het menu dat wordt weergegeven.
e Stel op het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de parameters die u ook hebt ingesteld op de
printer.
Controleer de seriële instellingen van de pagina met menu-instellingen voor de printerinstellingen.
f Klik op OK en sluit alle dialoogvensters.
g Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren.
Printerconfiguratie controleren
Pagina met menu-instellingen afdrukken
Druk een pagina met menu-instellingen af om de huidige menu-instellingen te bekijken en te controleren of de
printeropties correct zijn geïnstalleerd.
Opmerking: Als u geen wijzigingen hebt aangebracht in de instellingen van de menu-items, worden alle
standaardinstellingen weergegeven op de pagina met menu-instellingen. Als u andere instellingen hebt geselecteerd
en opgeslagen in de menu's, worden de standaardinstellingen vervangen door door de gebruiker gekozenstandaardinstellingen. Een door de gebruiker gekozen standaardinstellingen blijft van kracht tot u het menu
opnieuw opent, een andere waarde selecteert en deze opslaat.
Extra printer instellen48
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Instellingen > >Rapporten > >Pagina met menu-instellingen >
Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken
Als de printer op een netwerk is aangesloten, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een
netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij de configuratie van
het afdrukken via een netwerk.
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
2 Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om een oplossing voor dit
probleem en druk daarna nog een pagina met netwerkinstellingen af.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen49
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen
De keuze en de verwerking van papier en speciaal afdrukmateriaal kunnen de betrouwbaarheid van het afdrukken
beïnvloeden. Raadpleeg “Voorkomen van papierstoringen” op pagina 163 en “Papier bewaren” op pagina 73 voor
meer informatie.
Papierformaat en papiersoort instellen
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
2 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de papierlade of invoerlade en druk op .
3 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar het papierformaat en druk op .
4 Blader met de pijl omhoog of omlaag naar de papiersoort en druk op om de instellingen te wijzigen.
Instellingen voor Universal papier configureren
Het universele papierformaat is een door de gebruiker gedefinieerde instelling waarmee u kunt afdrukken op
papierformaten die niet vooraf zijn ingesteld in de printermenu's.
Opmerkingen:
• Het kleinste ondersteunde universele formaat is 70 x 127 mm (2,76 x 5 inch) voor eenzijdig afdrukken en
105 x 148 mm (4,13 x 5,83 inch) voor dubbelzijdig afdrukken (duplex).
• Het grootste ondersteunde universele formaat is 216 x 356 mm (8,5 x 14 inch) voor eenzijdig en dubbelzijdig
afdrukken.
• Wanneer wordt afgedrukt op papier van minder dan 210 mm (8,3 inch) breed, drukt de printer af op een lagere
snelheid om schade aan het verhittingsstation te voorkomen.
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
Papier in de lade voor 250 vel of 550 vel plaatsen
LET OP—KANS OP LETSEL: Zorg ervoor dat u papier afzonderlijk in elke lade plaatst om instabiliteit van de
apparatuur te voorkomen. Houd alle overige laden gesloten tot u ze nodig hebt.
1 Trek de lade uit de printer.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen50
Opmerkingen:
• Als u papier van het formaat Folio, Legal of Oficio plaatst, tilt u de lade een klein stukje op en trekt u deze
vervolgens volledig naar buiten.
• Verwijder nooit laden wanneer een taak wordt afgedrukt of als het bericht Bezig op het bedieningspaneel
verschijnt. Dit kan een papierstoring veroorzaken.
2 Druk de breedtegeleider in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het gebruikte papierformaat tot de
geleider vastklikt.
1
2
Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met de aanduiding voor papierformaat onder in de lade.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen51
3 Ontgrendel de lengtegeleider, druk de nokjes van de geleider samen en schuif de geleider naar de juiste positie
voor het formaat papier dat u wilt plaatsen.
1
2
3
Opmerkingen:
• Vergrendel de lengtegeleiders voor alle papierformaten.
• Stel de geleiders in op de juiste positie met de aanduiding voor papierformaat onder in de lade.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen52
4 Buig de vellen enkele malen en waaier ze uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een vlakke ondergrond de
stapel recht.
5 Plaats de stapel papier met de afdrukzijde naar beneden in de printer.
Opmerking: Controleer of het papier op de juiste wijze is geplaatst.
• Er zijn verschillende methoden voor het plaatsen van briefhoofdpapier, afhankelijk van of er een optionele
nietfinisher is geïnstalleerd.
Zonder optionele nietfinisher Met optionele nietfinisher
ABC
Enkelzijdig afdrukkenEnkelzijdig afdrukken
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen53
Zonder optionele nietfinisher Met optionele nietfinisher
ABC
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
ABC
• Als u voorgeperforeerd papier plaatst voor gebruik met de nietfinisher, zorg er dan voor dat de gaten aan de
lange zijde van het papier zich aan de rechterzijde van de lade bevinden.
Enkelzijdig afdrukkenDubbelzijdig afdrukken
ABC
Opmerking: Als de gaten aan de lange zijde van het papier zich aan de linkerzijde van de lade bevinden, kan
het papier vastlopen.
• Schuif het papier niet in de lade. Plaats het papier zoals in de afbeelding is aangegeven.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen54
• Zorg dat het papier niet boven de doorgetrokken lijn voor de maximale stapelhoogte uitkomt.
Let op—Kans op beschadiging: Bij een te volle lade kan het papier in de printer vastlopen.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen55
• Als u karton, etiketten, of andere typen speciaal afdrukmateriaal gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat het
papier onder de stippellijn is; dit is de lijn voor maximale stapelhoogte voor ander afdrukmateriaal.
6 Pas voor aangepast papier of papier van het formaat Universal de papiergeleiders zo aan dat de geleiders de
zijkanten van de papierstapel net raken en vergrendel vervolgens de lengtegeleider.
7 Plaats de lade terug.
8 Geef de soort en het formaat van het papier in de lade op in het menu Papier op het bedieningspaneel van de
printer.
Opmerking: Stel de juiste waarden in voor papiersoort en -formaat om papierstoringen en problemen met de
afdrukkwaliteit te voorkomen.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen56
De lade voor 2100 vel laden
LET OP—KANS OP LETSEL: Zorg ervoor dat u papier afzonderlijk in elke lade plaatst om instabiliteit van de
apparatuur te voorkomen. Houd alle overige laden gesloten tot u ze nodig hebt.
1 Trek de lade uit de printer.
2 Pas de breedte- en lengtegeleiders aan.
Papier van het formaat A5 plaatsen
a Trek de breedtegeleider omhoog en schuif deze naar de juiste positie voor A5-papier.
1
L
G
L
C
F
O
O
I
L
O
F
R
LT
4
A
5
A
L
G
L
C
F
O
I
O
L
O
F
R
LT
4
A
5
A
2
L
G
L
C
F
O
O
I
L
O
F
R
LT
4
A
5
A
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen57
b Druk de lengtegeleider in en schuif de geleider naar de positie voor A5-papier tot de geleider vastklikt.
c Verwijder de A5-lengtegeleider uit de houder.
1
2
1
d Plaats de A5-lengtegeleider in de betreffende sleuf.
Opmerking: Druk op de A5-lengtegeleider tot deze vastklikt.
2
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen58
Papier van het formaat A4, Letter, Legal, Oficio en Folio plaatsen
a Trek de breedtegeleider omhoog en schuif de geleider in de juiste positie voor het papierformaat dat u wilt
plaatsen.
1
LGL
OFC
FOLIO
LTR
4
A
5
A
L
G
L
C
F
O
I
O
L
O
F
R
T
L
4
A
5
A
2
LGL
OFC
FOLIO
LTR
A4
A5
b Verwijder de A5-lengtegeleider als deze nog aan de lengtegeleider is bevestigd. Ga verder met stap d als er geen
A5-lengtegeleider is bevestigd.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen59
c Plaats de A5-lengtegeleider in de houder.
1
2
d Druk de lengtegeleider in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het gebruikte papierformaat tot de
geleider vastklikt.
L
G
L
C
F
O
I
O
L
O
F
R
LT
4
A
5
A
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen60
3 Buig de vellen enkele malen om ze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak
op een vlakke ondergrond de stapel recht.
4 Plaats de stapel papier met de afdrukzijde naar beneden in de printer.
Opmerking: Controleer of het papier op de juiste wijze is geplaatst.
• Er zijn verschillende methoden voor het plaatsen van briefhoofdpapier, afhankelijk van of er een optionele
nietfinisher is geïnstalleerd.
Zonder optionele nietfinisher Met optionele nietfinisher
A
B
C
ABC
Enkelzijdig afdrukken
ABC
Dubbelzijdig afdrukken
Enkelzijdig afdrukken
ABC
Dubbelzijdig afdrukken
• Als u voorgeperforeerd papier plaatst voor gebruik met de nietfinisher, zorg er dan voor dat de gaten aan de
lange zijde van het papier zich aan de rechterzijde van de lade bevinden.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen61
Enkelzijdig afdrukkenDubbelzijdig afdrukken
ABC
ABC
Opmerking: Als de gaten aan de lange zijde van het papier zich aan de linkerzijde van de lade bevinden, kan
het papier vastlopen.
• Zorg dat de stapel niet boven de lijn voor de maximale hoeveelheid uitkomt.
Let op—Kans op beschadiging: Bij een te volle lade kan het papier in de printer vastlopen.
5 Plaats de lade terug.
Opmerking: Druk de papierstapel omlaag waneer u de lade in de printer plaatst.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen62
L
LG
FC
O
IO
L
FO
LTR
4
A
5
A
6 Geef de soort en het formaat van het papier in de lade op in het menu Papier op het bedieningspaneel van de
printer.
Opmerking: Stel de juiste waarden in voor papiersoort en -formaat om papierstoringen en problemen met de
afdrukkwaliteit te voorkomen.
De universeellader vullen
1 Trek de klep van de universeellader naar beneden.
Opmerking: U dient de universeellader niet te vullen of te sluiten terwijl er een taak wordt afgedrukt.
R
LT
5
A
4
A
C
E
XE
5
B
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen63
2 Trek het verlengstuk van de universeellader uit.
R
LT
5
A
4
A
C
E
X
E
5
B
Opmerking: trek voorzichtig aan het verlengstuk tot de universeellader volledig is uitgetrokken en geopend.
3 Schuif de breedtegeleider naar de juiste positie voor het formaat van het papier dat u wilt plaatsen.
LTR
5
A
4
A
EXEC
B5
Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met de aanduiding voor papierformaat onder in de lade.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen64
R
LT
5
A
4
A
EC
X
5
E
B
4 Bereid het papier of speciale afdrukmateriaal voor om het te plaatsen.
• Buig de vellen enkele malen om ze los te maken en waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het papier niet.
Maak op een vlakke ondergrond de stapel recht.
• Houd transparanten bij de randen vast en waaier ze vervolgens uit. Maak op een vlakke ondergrond de stapel
recht.
Opmerking: Raak de afdrukbare zijde van transparanten niet aan. Zorg dat er geen krassen op komen.
5 Plaats het papier of speciaal materiaal.
Opmerking: Schuif het materiaal voorzichtig in de universeellader tot het niet meer verder kan.
• Plaats nooit papier of speciaal afdrukmateriaal van verschillende formaten en soorten tegelijk.
• Zorg ervoor dat het papier losjes in de universeellader past, vlak ligt, en niet is omgebogen of gekreukt.
• Er zijn verschillende methoden voor het plaatsen van briefhoofdpapier, afhankelijk van of er een optionele
nietfinisher is geïnstalleerd.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen65
Zonder optionele nietfinisherMet optionele nietfinisher
ABC
Enkelzijdig afdrukken
ABC
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Enkelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
ABC
ABC
• Als u voorgeperforeerd papier plaatst voor gebruik met de nietfinisher, zorg er dan voor dat de gaten aan de
lange zijde van het papier zich aan de rechterzijde van de lade bevinden.
Enkelzijdig afdrukkenDubbelzijdig afdrukken
ABC
Opmerking: Als de gaten aan de lange zijde van het papier zich aan de linkerzijde van de lade bevinden, kan
het papier vastlopen.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen66
• Zorg dat de stapel met papier of speciaal afdrukmateriaal niet uitkomt boven de aanduiding voor de maximale
stapelhoogte.
Let op—Kans op beschadiging: als de universeellader te vol is, kan het papier vastlopen.
6 Pas voor aangepast papier of papier van het formaat Universal de papiergeleiders zo aan dat de breedtegeleiders
de zijkanten van de papierstapel net raken.
7 Geef de soort en het formaat van het papier in de lade op in het menu Papier op het bedieningspaneel van de
printer.
Opmerking: Stel de juiste waarden in voor papiersoort en -formaat om papierstoringen en problemen met de
afdrukkwaliteit te voorkomen.
Laden koppelen en ontkoppelen
Laden koppelen en ontkoppelen
1 Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Het IP-adres van de printer staat op het bedieningspaneel van de printer in het gedeelte TCP/IP in het menu
Netwerken/Poorten. Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Menu Papier.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen67
3 De instellingen voor het papierformaat en de papiersoort wijzigen voor de laden die u wilt koppelen.
• Om laden te koppelen moeten het papierformaat en de papiersoort die in beide laden worden gebruikt hetzelfde
zijn.
• Om laden te ontkoppelen mogen het papierformaat en de papiersoort van de beide laden niet hetzelfde zijn.
4 Klik op Verzenden.
Opmerking: U kunt de instellingen voor het papierformaat en de papiersoort ook wijzigen via het bedieningspaneel
van de printer. Zie “Papierformaat en papiersoort instellen” op pagina 49 voor meer informatie.
Let op—Kans op beschadiging: Het papier in de lade moet overeenkomen met de naam van de papiersoort die op
de printer is toegewezen. De temperatuur van het verhittingsstation is afhankelijk van de opgegeven papiersoort. Als
de instellingen niet correct zijn geconfigureerd, kunnen er afdrukproblemen optreden.
Een aangepaste naam maken voor een papiersoort
Embedded Web Server gebruiken
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer in het gedeelte TCP/IP van het menu Netwerk/rapporten. Het IP-
adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Menu Papier >Aangepaste namen.
3 Selecteer een aangepaste naam en typ vervolgens een nieuwe aangepaste papiersoortnaam.
4 Klik op Verzenden.
5 Klik op Aangepaste soorten en controleer of de nieuwe aangepaste papiersoortnaam de aangepaste naam heeft
vervangen.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
1
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Instellingen > >Menu Papier > >Aangepaste namen
2 Selecteer een aangepaste naam en typ vervolgens een nieuwe aangepaste papiersoortnaam.
3 Druk op .
4 Druk op Aangepaste soorten en controleer of de nieuwe aangepaste papiersoortnaam de aangepaste naam heeft
vervangen.
Een aangepaste papiersoortnaam toewijzen
Embedded Web Server gebruiken
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen68
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres in het gedeelte TCP/IP van het menu Netwerk/poorten. Het IP-adres bestaat uit vier
sets met cijfers gescheiden door punten, bijvoorbeeld: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Menu Papier >Aangepaste namen.
3 Typ een naam voor de papiersoort en klik op Verzenden.
4 Selecteer een aangepaste soort en controleer of de juiste papiersoort is gekoppeld aan de aangepaste naam.
Opmerking: Normaal papier is de standaardpapiersoort voor alle aangepaste namen die door de gebruiker
worden gedefinieerd.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
1
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Instellingen > >Menu Papier > >Aangepaste namen
2 Typ een naam voor de papiersoort en druk op .
Een aangepaste papiersoortnaam toewijzen
Embedded Web Server gebruiken
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer in het gedeelte TCP/IP van het menu Netwerk/rapporten. Het IP-
adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Menu Papier >Aangepaste soorten.
3 Selecteer een aangepaste papiersoortnaam en selecteer vervolgens een papiersoort.
Opmerking: Papier is de standaardpapiersoort voor alle aangepaste namen die door de gebruiker zijn gemaakt.
4 Klik op Verzenden.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
1
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
2 Selecteer een aangepaste papiersoortnaam en selecteer vervolgens een papiersoort.
Opmerking: Papier is de standaardpapiersoort voor alle aangepaste namen die door de gebruiker zijn gemaakt.
3 Druk op .
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal69
Handleiding voor papier en speciaal
afdrukmateriaal
Opmerkingen:
• Controleer of de instellingen voor papierformaat en papiersoort correct zijn ingesteld op de computer of het
bedieningspaneel van de printer.
• Buig het speciale afdrukmateriaal, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer
plaatst.
• De printer kan mogelijk langzamer werken om schade aan het verhittingsstation te voorkomen.
• Voor meer informatie over karton en etiketten raadpleegt u de Card Stock & Labels Guide (alleen Engelstalig) op
de Lexmark website op
Speciaal afdrukmateriaal gebruiken
http://support.lexmark.com.
Tips voor het afdrukken op karton
Karton is een zwaar, eenlaags speciaal afdrukmateriaal. Veel variabele kenmerken ervan, zoals vochtgehalte, dikte en
structuur, kunnen de afdrukkwaliteit aanzienlijk beïnvloeden.
• Stel op het bedieningspaneel van de printer in het menu Papier de instellingen voor het formaat, de soort, de
structuur en het gewicht van het papier zodanig in dat deze overeenkomen met het karton dat in de lade is geplaatst.
• Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden karton aanschaft.
• Stel in de lade-instellingen de structuur en het gewicht van het papier zodanig in dat deze overeenkomen met het
karton dat in de lade is geplaatst.
• Voorbedrukt, geperforeerd of gekreukt materiaal kan de afdrukkwaliteit aanzienlijk beïnvloeden en hierdoor kan
het papier vastlopen of kunnen er problemen ontstaan met de papierinvoer.
• Buig het karton en waaier het uit om het van elkaar los te maken voordat u het in de lade plaatst. Maak op een
vlakke ondergrond de stapel recht.
Tips voor het gebruik van etiketten
• Stel op het bedieningspaneel van de printer in het menu Papier de instellingen voor het formaat, de soort, de
structuur en het gewicht van het papier zodanig in dat deze overeenkomen met de etiketten die in de lade zijn
geplaatst.
• Maak eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft.
• Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken
en het ontwerp van etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op
http://support.lexmark.com.
• Gebruik etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
• Gebruik geen etiketten met glad rugmateriaal.
• Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal70
• Gebruik geen etiketvellen waarop etiketten ontbreken. Etiketten van onvolledige vellen kunnen losraken tijdens
het afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan vervuilen.
Hierdoor kan de garantie voor de printer en de tonercartridge vervallen.
• Buig de etiketten en waaier ze uit om ze van elkaar los te maken voordat u ze in de lade plaatst. Maak op een vlakke
ondergrond de stapel recht.
Tips voor het gebruik van transparanten
• Stel op het bedieningspaneel van de printer in het menu Papier de instellingen voor het formaat, de soort, de
structuur en het gewicht van het papier zodanig in dat deze overeenkomen met de transparanten die in de lade
zijn geplaatst.
• Maak eerst een testpagina voordat u grote hoeveelheden transparanten aanschaft.
• Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
• Voorkom vingerafdrukken op de transparanten. Deze kunnen leiden tot problemen met de afdrukkwaliteit.
• Buig de transparanten en waaier ze uit zodat ze niet aan elkaar blijven plakken voordat u ze in de printer plaatst.
• Als u een grote hoeveelheid afdrukken op transparanten wilt maken, druk dan niet meer dan twintig stuks per keer
af en wacht minstens drie minuten voordat u de volgende lading print om te voorkomen dat de vellen in de lade
aan elkaar blijven plakken. U kunt transparanten ook in stapels van twintig stuks uit de lade verwijderen.
Richtlijnen voor papier
Papiereigenschappen
De volgende papiereigenschappen zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de printer. Houd
rekening met de volgende factoren voordat u afdrukt:
Gewicht
De laden en multifunctionele invoer kunnen automatisch papier invoeren met een gewicht tussen 60–176 g/m2 en met
de vezel in de lengterichting. De lade voor 2100 vel kan automatisch papier invoeren met een gewicht van maximaal
2
60–135 g/m
correct te worden ingevoerd, waardoor papierstoringen kunnen optreden.
Opmerking: Dubbelzijdig afdrukken wordt ondersteund op papier van 60–176 g/m
Krullen
Krullen is de neiging van papier om bij de randen om te buigen. Dit kan invoerproblemen veroorzaken. Papier kan
omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is blootgesteld aan hoge temperaturen. Als u papier in hete,
vochtige, koude of droge omstandigheden buiten de verpakking of in de laden bewaart, kan het papier omkrullen
voordat erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
en met de vezel in de lengterichting. Papier dat lichter is dan 60 g/m2 is mogelijk niet stijf genoeg om
2
.
Gladheid
De gladheid van papier is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Als papier te ruw is, wordt toner er niet goed
op gefixeerd. Te glad papier kan invoerproblemen of problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken. Gebruik altijd
papier met een gladheid tussen de 100 en 300 Sheffield-punten. Een gladheid tussen de 150 en 250 Sheffield-punten
geeft de beste afdrukkwaliteit.
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal71
Vochtigheidsgraad
De hoeveelheid vocht in papier is van invloed op de afdrukkwaliteit en bepaalt tevens of het papier goed door de printer
kan worden gevoerd. Laat het papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Het papier wordt dan niet
blootgesteld aan de negatieve invloed van wisselingen in de luchtvochtigheid.
Laat het papier gedurende 24 tot 48 uur vóór het afdrukken acclimatiseren in de originele verpakking en in dezelfde
omgeving als de printer. Verleng de acclimatiseringperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg
verschilde van de printeromgeving. Dik papier kan een langere acclimatiseringsperiode nodig hebben.
Vezelrichting
De vezelrichting heeft betrekking op de uitlijning van de papiervezels in een vel papier. Vezels lopen ofwel in de
lengterichting van het papier of in de breedterichting.
Voor een gewicht van 60-176 g/m
2
kunt u het beste papier met de vezel in de lengterichting gebruiken.
Glasvezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig xerografisch papier bestaat meestal voor 100% uit chemisch behandelde houtpulp. Dit
materiaal voorziet het papier van een grote mate van stabiliteit, waardoor er minder invoerproblemen optreden en de
afdrukkwaliteit beter is. Als papier andere vezels bevat, bijvoorbeeld van katoen, kan dat eerder leiden tot problemen
bij de verwerking.
Papier selecteren
Het gebruik van het juiste papier voorkomt storingen en zorgt ervoor dat u probleemloos kunt afdrukken.
U kunt als volgt papierstoringen en slechte afdrukkwaliteit voorkomen:
• Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
• Voordat u papier plaatst, moet u weten wat de aanbevolen afdrukzijde is. Deze informatie staat meestal op de
verpakking.
• Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
• Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde lade. Dit leidt tot storingen in de
doorvoer.
• Gebruik geen gecoat papier, tenzij het speciaal is ontworpen voor elektrofotografisch afdrukken.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteren
• Gebruik papier van 60-90 g/m
• Gebruik uitsluitend formulieren en briefhoofdpapier dat is bedrukt door middel van een lithografisch of graverend
drukproces.
• Vermijd papier met een ruw of sterk vezelig oppervlak.
• Gebruik geen inkt die wordt beïnvloed door de hars in de toner. Inktsoorten op basis van water of olie zouden aan
deze vereisten moeten voldoen. Latex-inkt zou echter problemen kunnen opleveren.
• Maak eerst enkele proefafdrukken op voorbedrukte formulieren en briefhoofden die u overweegt te gebruiken
voordat u grote hoeveelheden aanschaft. Hiermee stelt u vast of de inkt op het voorbedrukte formulier of briefhoofd
de afdrukkwaliteit beïnvloedt.
• Neem in geval van twijfel contact op met uw papierleverancier.
2
met de vezel in de lengterichting.
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal72
Kringlooppapier en ander kantoorpapier gebruiken
Lexmark is een milieubewust bedrijf en stimuleert daarom het gebruik van kringlooppapier dat speciaal is geproduceerd
voor gebruik in laserprinters (elektrofotografisch).
Hoewel er niet per definitie kan worden gesteld dat alle soorten kringlooppapier correct kunnen worden ingevoerd,
test Lexmark doorlopend papiersoorten die vallen in de categorie op maat gesneden kringlooppapier voor
kopieerapparaten, die wereldwijd verkrijgbaar zijn. Deze vakkundige tests worden uiterst nauwkeurig en methodisch
uitgevoerd. Er worden veel factoren in beschouwing genomen, zowel op zichzelf als in samenwerking, waaronder de
volgende:
• Hoeveelheid hergebruikt materiaal (Lexmark test maximaal 100% van het hergebruikte materiaal.)
• De temperatuur en luchtvochtigheid (de testruimtes simuleren klimaten van overal ter wereld.)
• Vochtgehalte (papier voor zakelijk gebruik moet een laag vochtgehalte hebben: 4–5%.)
• De buigweerstand en de stijfheid van het papier zorgen voor een optimale invoer in de printer.
• Dikte (heeft invloed op de hoeveelheid papier die in een lade kan worden geplaatst)
• Ruwheid van oppervlak (gemeten in Sheffield-eenheden, heeft invloed op de afdrukhelderheid en hoe goed de
toner aan het papier hecht)
• Oppervlakfrictie (bepaalt hoe makkelijk vellen van elkaar kunnen worden gescheiden)
• Vezels en vorming (heeft invloed op omkrullen, dat weer invloed heeft op de manier waarop het papier zich door
de printer beweegt)
• Helderheid en textuur (uiterlijk en gevoel)
Kringlooppapier heeft een betere kwaliteit dan ooit. Echter, de hoeveelheid hergebruikt materiaal in papier heeft
invloed op de controle over ongewenste effecten. En hoewel het gebruik van kringlooppapier een goede manier is om
op een milieubewuste manier af te drukken, is deze methode niet perfect. De energie die nodig is om inkt te verwijderen
en om toevoegingen zoals kleuren en "lijm" te verwerken, levert vaak een grotere koolstofuitstoot op dan de productie
van normaal papier. Echter, over het geheel genomen verbetert het gebruik van kringlooppapier het
resourcemanagement.
Lexmark houdt zich bezig met verantwoordelijk papiergebruik in het algemeen, gebaseerd op de beoordeling van de
levenscycli van zijn producten. Om een beter begrip te krijgen van de invloed die printers op het milieu hebben, heeft
het bedrijf een aantal beoordelingen van levenscycli uitgevoerd en geconcludeerd dat papier de grootste bijdrage levert
(maximaal 80%) aan de koolstofuitstoot tijdens de levensduur van een apparaat (van het ontwerp tot het einde van de
levensduur). De reden hiervoor is dat de productieprocessen van papier veel energie verbruiken.
Daarom zoekt Lexmark naar manieren om klanten en partners te informeren over het minimaliseren van de invloed
van papier. Het gebruik van kringlooppapier is één manier. Het voorkomen van overmatig en onnodig papierverbruik
is een andere manier. Lexmark beschikt over de juiste middelen om klanten te helpen hun benodigde hoeveelheid
afdruk- en kopieermateriaal te minimaliseren. Daarnaast moedigt het bedrijf klanten aan om papier te kopen van
leveranciers die een bijdrage willen leveren aan duurzame bosbouw.
Lexmark keurt bepaalde leveranciers af, maar er is een lijst beschikbaar met vergelijkbare producten voor speciale
toepassingen. De volgende richtlijnen voor papierkeuze zullen de invloed van afdrukken op het milieu beperken:
1 Minimaliseer het papierverbruik.
2 Wees kritisch ten aanzien van de herkomst van houtvezel. Koop papier van leveranciers die beschikken over
certificeringen als FSC (Forestry Stewardship Council) of PEFC (The Program for the Endorsement of Forest
Certification). Deze certificeringen garanderen dat de papierleverancier houtpulp gebruikt dat afkomstig is van
boseigenaars die duurzaam en sociaal verantwoordelijk bosbeheer en herbebossing toepassen.
3 Kies het juiste papier voor uw afdrukbehoeften: normaal gecertificeerd papier van 75 of 80 g/m
lager papiergewicht of kringlooppapier.
2
, papier met een
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal73
Voorbeelden van ongeschikt papier
Onderzoeksresultaten geven aan dat de volgende papiersoorten niet geschikt zijn voor gebruik in een laserprinter:
• Chemisch bewerkt kopieerpapier dat geen carbonpapier bevat, ook bekend als papier zonder carbon
• voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer;
• voorbedrukt papier dat kan worden aangetast door de temperatuur in het verhittingsstation van de printer;
• Voorbedrukt papier waarvoor registratie (nauwkeurige positionering van het afdrukgebied op de pagina) van meer
dan ±2,3 mm (±0,9 inch) is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition; optische tekenherkenning).
In sommige gevallen kan de registratie via een softwaretoepassing worden aangepast, waardoor afdrukken op deze
formulieren toch mogelijk is.
• Papier met ruwe randen, papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak, gekruld papier
• Kringlooppapier dat niet voldoet aan de norm EN12281:2002 (Europese standaard)
• Papier lichter dan 60 g/m
• Formulieren of documenten die uit meerdere delen bestaan
2
.
Ga naar de website van Lexmark op
kunt u vinden via de koppeling Duurzaamheid.
www.lexmark.com voor meer informatie. Algemene informatie over duurzaamheid
Papier bewaren
Houd de volgende richtlijnen voor het bewaren van papier aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen en
te voorkomen dat er papierstoringen ontstaan.
• U kunt het papier het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van 21 °C en een relatieve vochtigheid
van 40 procent. De meeste fabrikanten van etiketten bevelen een omgeving aan met een temperatuur tussen 18
en 24 °C en een relatieve vochtigheid van 40 tot 60 procent.
• Zet dozen papier liever niet op de vloer, maar op een pallet of een plank.
• Zet losse pakken op een vlakke ondergrond.
• Plaats niets boven op de losse pakken met papier.
• Haal papier alleen uit de doos of verpakking als u het in de printer wilt plaatsen. De doos en de verpakking zorgen
ervoor dat het papier schoon, droog en vlak blijft.
Ondersteunde papierformaten, -soorten en -gewichten
In de volgende tabellen vindt u informatie over standaardladen en optionele papierladen en de papiersoorten die de
laden ondersteunen.
Opmerking: Voor een papierformaat dat is niet geregistreerd, selecteert u het volgende, grotere formaat in de lijst.
Door de printer ondersteunde papiersoorten en -gewichten
De printer ondersteunt papiergewichten van 60-176 g/m2.
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal74
PapiertypeLade voor 250 of 550
2100 vel, lade voorUniverseelladerDubbelzijdig
vel
Papier
Card stock (Karton)X
Papieren etikettenXX
Vinyletiketten
Etiketten voor apotheken
XX
X
Transparanten*XX
* Maak niet meer dan twintig afdrukken op transparanten achter elkaar om te voorkomen dat de vellen aan elkaar blijven plakken.
Zie “Tips voor het gebruik van transparanten” op pagina 70 voor meer informatie.
Papierformaten die door de printer worden ondersteund
1
Papierformaat
AfmetingenStandaardlade of
A4210 x 297 mm
(8,3 x 11,7 inch)
optionele lade voor 250
of 550 vel
Optionele lade
voor 2100 vel
UniverseelladerDubbelzijdig
A5148 x 210 mm
(5,8 x 8,3 inch)
A6105 x 148 mm
X
(4,1 x 5,8 inch)
JIS B5182 x 257 mm
X
(7,2 x 10,1 inch)
Letter216 x 279 mm
(8,5 x 11 inch)
Legal216 x 356 mm
(8,5 x 14 inch)
Executive184 x 267 mm
X
(7,3 x 10,5 inch)
Oficio216 x 340 mm
(8,5 x 13,4 inch)
Folio216 x 330 mm
(8,5 x 13 inch)
Statement140 x 216 mm
X
(5,5 x 8,5 inch)
1
Als het gewenste standaardpapierformaat niet kan worden ingesteld op het bedieningspaneel van de printer, kunt u in het menu
Papierformaat/-soort gangbare papierformaten selecteren die overeenkomen met de stand van de lengtegeleider in de lade. Als
het papierformaat niet beschikbaar is, selecteert u Universal of schakelt u ladeformaatdetectie uit. Neem voor meer informatie
contact op met klantenondersteuning.
2
Voor dubbelzijdig afdrukken moet de breedte voor Universal tussen 105 mm (4,13 inch) en 216 mm (8,5 inch) liggen en de lengte
tussen 148 mm (5,83 inch) en 356 mm (14 inch).
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal75
1
Papierformaat
Universal
2
AfmetingenStandaardlade of
optionele lade voor 250
of 550 vel
105 x 148 mm tot 216
x 356 mm
(4,13 x 5,83 inch tot
8,5 x 14 inch)
Optionele lade
voor 2100 vel
X
UniverseelladerDubbelzijdig
70 x 127 mm tot
XXX
216 x 356 mm (2,76 x 5
tot 8,5 x 14 inch)
1
Als het gewenste standaardpapierformaat niet kan worden ingesteld op het bedieningspaneel van de printer, kunt u in het menu
Papierformaat/-soort gangbare papierformaten selecteren die overeenkomen met de stand van de lengtegeleider in de lade. Als
het papierformaat niet beschikbaar is, selecteert u Universal of schakelt u ladeformaatdetectie uit. Neem voor meer informatie
contact op met klantenondersteuning.
2
Voor dubbelzijdig afdrukken moet de breedte voor Universal tussen 105 mm (4,13 inch) en 216 mm (8,5 inch) liggen en de lengte
tussen 148 mm (5,83 inch) en 356 mm (14 inch).
Door de finishers ondersteunde papiersoorten en -gewichten
Ondersteunde papierformaten
Papierformaat Postbak met 4 ladenOptionele uitvoerlader en hoge-capaciteitsuit-
voerlader
A6
A5
JIS B5
Executive
Nietfinisher Niet-, perforatiefinisher
XX
21
11
11
Letter
A4
Legal
Folio
Oficio
Statement
Universeel
1
De finisher stapelt het papier maar niet en perforeert het niet.
2
De finisher niet het papier als de lange kant eerst geladen wordt.
3
De finisher niet het papier als de breedte hiervan tussen de 8,27 en 8,54 inch is maar perforeert het niet.
11
33
1
1
1
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal76
Ondersteunde papiergewichten en -soorten
PapiertypePapiergewichtPostbak met 4
laden
Optionele uitvoer-
lader en hoge-
NietfinisherNiet-, perforatiefi-
nisher
capaciteitsuitvoer-
lader
Normaal papier
90–176 g/m
(24–47 lb)
60–90 g/m
2
X
2
11
(16–24 lb)
(90 Ib)
(110 Ib)
(39 Ib)
2
X
2
X
2
X
2
X
2
11
XX
11
11
Karton
Transparant
Kringloop
163 g/m
199 g/m
2
146 g/m
90–176 g/m
(24–47 lb)
60–90 g/m
(16–24 lb)
(48 Ib)
(92 Ib)
(48 Ib)
(59 Ib)
2
X
2
X
2
X
2
X
2
X
2
XX
XX
XX
XX
11
Papieren etiketten
Vinyletiketten
Dubbelzijdig en
geïntegreerd
Polyester
Bankpost
180 g/m
300 g/m
180 g/m
220 g/m
90–176 g/m
(24–47 lb)
60–90 g/m
(16–24 lb)
Briefhoofd
90–176 g/m
(24–47 lb)
60–90 g/m
2
X
2
11
(16–24 lb)
1
De finisher stapelt het papier maar niet en perforeert het niet.
2
Maak niet meer dan twintig afdrukken op transparanten achter elkaar om te voorkomen dat de vellen aan elkaar blijven plakken.
Zie “Tips voor het gebruik van transparanten” op pagina 70 voor meer informatie.
Handleiding voor papier en speciaal afdrukmateriaal77
PapiertypePapiergewichtPostbak met 4
laden
Optionele uitvoer-
lader en hoge-
NietfinisherNiet-, perforatiefi-
nisher
capaciteitsuitvoer-
lader
Voorbedrukt
90–176 g/m
(24–47 lb)
60–90 g/m
2
X
2
11
(16–24 lb)
Gekleurd papier
90–176 g/m
(24–47 lb)
60–90 g/m
2
X
2
11
(16–24 lb)
1
De finisher stapelt het papier maar niet en perforeert het niet.
2
Maak niet meer dan twintig afdrukken op transparanten achter elkaar om te voorkomen dat de vellen aan elkaar blijven plakken.
Zie “Tips voor het gebruik van transparanten” op pagina 70 voor meer informatie.
Afdrukken78
Afdrukken
Een document afdrukken
Documenten afdrukken
1 Stel in het menu Papier op het bedieningspaneel van de printer de papiersoort en het papierformaat in op basis
van het geplaatste papier.
2 Verzend de afdruktaak:
Voor Windows-gebruikers
a
Open een bestand en klik op Bestand >Afdrukken.
b Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
c Pas zo nodig de instellingen aan.
d Klik op OK >Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
a
Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling:
1 Open een document en klik op Archief >Pagina-instelling.
2 Kies een papierformaat of maak een aangepast formaat dat overeenkomt met het geplaatste papier.
3 Klik op OK.
b Pas zo nodig de instellingen aan in het dialoogvenster Pagina-instelling:
1 Open een document en kies Archief >Druk af.
Klik zo nodig op het driehoekje om meer opties weer te geven.
2 Pas via het dialoogvenster Druk af en de voorgrondmenu's de instellingen zo nodig aan.
Opmerking: als u op een bepaalde papiersoort wilt afdrukken, stelt u de papiersoort in op het
geplaatste papier, of selecteert u de betreffende lade of lader.
3 Klik op Druk af.
Tonerintensiteit aanpassen
Embedded Web Server gebruiken
1
Open een webbrowser en typ het IP-adres van de printer in de adresbalk.
Opmerkingen:
• Controleer het IP-adres van de printer in het gedeelte TCP/IP van het menu Netwerk/rapporten. Het IP-
adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 123.123.123.123.
• Als u een proxyserver gebruikt, moet u deze tijdelijk uitschakelen zodat de webpagina correct kan worden
geladen.
2 Klik op Instellingen >Afdrukinstellingen >Menu Kwaliteit >Tonerintensiteit.
Afdrukken79
3 Pas de tonerintensiteit aan en klik op Indienen.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
1
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
• Hi-Speed USB-flashstations moeten de full-speed-standaard ondersteunen. Low-Speed USB-apparaten worden
niet ondersteund.
• USB-flashstations moeten het FAT-systeem (File Allocation Tables) ondersteunen. Apparaten die zijn
geformatteerd met NTFS (New Technology File System) of een ander bestandssysteem worden niet
ondersteund.
Aanbevolen flashstationsBestandstype
• Lexar JumpDrive FireFly (512 MB en 1 GB)
• SanDisk Cruzer Micro (512 MB en 1 GB)
• Sony Micro Vault Classic (512 MB en 1 GB)
Documenten:
• .pdf
• .xps
&Afbeeldingen:
• .dcx
• .gif
• .jpeg of .jpg
• .bmp
• .pcx
• .tiff of .tif
• .png
• .fls
Afdrukken80
Afdrukken vanaf een flash-station
Opmerkingen:
• Als u een gecodeerd PDF-bestand wilt afdrukken, moet u het wachtwoord voor het bestand invoeren via het
bedieningspaneel van de printer.
• U kunt geen bestanden afdrukken waarvoor u geen afdrukmachtiging hebt.
1 Plaats een flash-station in de USB-poort.
Opmerkingen:
• Als er een flashstation wordt geplaatst, verschijnt er in het bedieningspaneel van de printer in het pictogram
van Taken in de wacht een flashstation-pictogram.
• De printer negeert het flashstation als u het aansluit terwijl de printer een probleem heeft, zoals een storing.
• Wanneer u het flash-station aansluit terwijl de printer bezig is met het verwerken van andere afdruktaken,
verschijnt het bericht Printer is bezig. Nadat deze afdruktaken zijn verwerkt, wilt u misschien de lijst
met wachttaken bekijken om documenten vanaf uw flash-station af te drukken.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de aangegeven gedeelten van het flashstation of de printer niet aan terwijl
er wordt afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar het opslagapparaat. Er kunnen anders gegevens
verloren gaan.
Afdrukken81
2 Selecteer op het bedieningspaneel van de printer het document dat u wilt afdrukken.
3 Druk op de pijl naar links of rechts om het aantal af te drukken exemplaren op te geven druk op .
Opmerkingen:
• Verwijder het flashstation pas uit de USB-poort wanneer het document is afgedrukt.
• Als u het flash-station in de printer laat nadat u het beginscherm van het menu USB hebt verlaten, gaat u
naar Taken in wacht op het beginscherm om bestanden op het flashstation af te drukken.
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de
wachtrij
Afdruktaken opslaan op de printer
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Instellingen > >Beveiliging > >Beveiligd afdrukken > selecteer het type afdruktaak
Type afdruktaakBeschrijving
Max. ongeldige PINHiermee kunt u het aantal keren beperken dat een ongeldige pincode kan worden ingevoerd.
Opmerking: Wanneer de limiet is bereikt, worden de afdruktaken voor de betreffende gebruikersnaam en PIN verwijderd.
Vervaltijd beveiligde taakHiermee kunt u afdruktaken vasthouden op de computer tot u de pincode invoert met het bedie-
ningspaneel.
Opmerking: De pincode is ingesteld vanaf de computer. De pincode moet bestaan uit vier
cijfers tussen 0 en 9.
Vervaltijd taak herhalenHiermee kunt afdruktaken afdrukken en opslaan in het printergeheugen zodat u ze opnieuw kunt
afdrukken.
Vervaltijd taak controleren Hiermee kunt u één exemplaar van een taak afdrukken terwijl de printer de resterende
exemplaren vasthoudt. Zo kunt u controleren of de kwaliteit van het eerste exemplaar naar wens
is. Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de afdruktaak automatisch uit het printergeheugen
verwijderd.
Vervaltijd taak reserveren Hiermee kunt u afdruktaken opslaan zodat u ze op een later tijdstip kunt afdrukken. De afdruk-
taken worden bewaard tot u ze verwijdert via het menu Taken in wacht.
Opmerkingen:
• Vertrouwelijke, geverifieerde, gereserveerde en herhaalde afdruktaken kunnen worden verwijderd als de printer extra
geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere wachttaken.
• U kunt de printer zo instellen dat afdruktaken worden opgeslagen in het printergeheugen tot u de afdruktaak start
vanaf het bedieningspaneel van de printer.
• Alle afdruktaken die bij de printer zelf kunnen worden uitgevoerd door de gebruiker, worden taken in wacht genoemd.
2 Druk op .
Afdrukken82
Afdrukken van vertrouwelijke taken en andere taken in de wachtrij
Opmerking: Vertrouwelijke en gecontroleerde afdruktaken worden automatisch verwijderd uit het geheugen nadat
ze zijn afgedrukt. Herhaalde en gereserveerde taken blijven in de printer bewaard totdat u ze verwijdert.
Voor Windows-gebruikers
1
Open een bestand en klik op Bestand >Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Klik op Afdruk- en wachttaken.
4 Selecteer de soort afdruktaak (Vertrouwelijk, Herhaald, Gereserveerd of Gecontroleerd) en wijs vervolgens een
gebruikersnaam toe. Voor een vertrouwelijke afdruktaak moet u tevens een viercijferige pincode invoeren.
5 Klik op OK of Afdrukken.
6 Geef de afdruktaak vrij via het bedieningspaneel van de printer.
• Blader voor vertrouwelijke afdruktaken naar:
Taken in wacht > selecteer uw gebruikersnaam >Vertrouwelijke taken > voer de pincode in > selecteer de
afdruktaak > geef het aantal exemplaren op >Afdrukken
• Blader voor andere afdruktaken naar:
Taken in wacht > selecteer uw gebruikersnaam > selecteer de afdruktaak > geef het aantal exemplaren
op >Afdrukken
Voor Macintosh-gebruikers
1
Open een document en kies Archief >Druk af.
Klik zo nodig op het driehoekje om meer opties weer te geven.
2 Selecteer in het voorgrondmenu met afdrukopties of het voorgrondmenu Aantal en pagina's de optie Taken
doorsturen.
3 Selecteer de soort afdruktaak (Vertrouwelijk, Herhaald, Gereserveerd of Gecontroleerd) en wijs vervolgens een
gebruikersnaam toe. Voor een vertrouwelijke afdruktaak moet u tevens een viercijferige pincode invoeren.
4 Klik op OK of Druk af.
5 Geef de afdruktaak vrij via het bedieningspaneel van de printer:
• Blader voor vertrouwelijke afdruktaken naar:
Taken in wacht > selecteer uw gebruikersnaam >Vertrouwelijke taken > voer de pincode in > selecteer de
afdruktaak > geef het aantal exemplaren op >Afdrukken
• Blader voor andere afdruktaken naar:
Taken in wacht > selecteer uw gebruikersnaam > selecteer de afdruktaak > geef het aantal exemplaren
op >Afdrukken
Afdrukken83
Pagina's met informatie afdrukken
Voor meer informatie over het afdrukken van pagina's met informatie, zie “Pagina met menu-instellingen afdrukken”
op pagina 47 en “Een pagina met netwerkinstellingen afdrukken” op pagina 48.
Lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken
1 Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
2 Druk op de pijl omhoog of omlaag om een instelling te selecteren.
3 Druk op .
Opmerking: PPDS-lettertypen wordt alleen weergegeven als de PPDS-gegevensstroom is geactiveerd.
Directorylijst afdrukken
Blader op het bedieningspaneel van de printer naar:
>Instellingen >Rapporten > >Directory afdrukken >
Opmerking: Het menu-item Directory afdrukken wordt alleen weergegeven als een optionele flashgeheugenkaart of
vaste schijf in de printer is geïnstalleerd.
Afdruktaak annuleren
Afdruktaak annuleren via het bedieningspaneel van de printer
Druk op > op het bedieningspaneel.
Afdruktaak annuleren vanaf de computer
Voor Windows-gebruikers
1 Open de printermap.
Windows 8
Typ Uitvoeren in de charm Zoeken en blader naar:
Lijst met apps >Uitvoeren > typ control printers >OK
Windows 7 of lager:
a Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
b Typ control printers in het dialoogvenster Zoekopdracht starten of Uitvoeren.
c Druk op Enter of klik op OK.
Afdrukken84
2 Dubbelklik op het pictogram van de printer.
3 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
4 Klik op Verwijderen.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Ga via het Apple-menu naar een van de volgende onderdelen:
2 Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren en verwijder de taak.
Printermenu's85
Printermenu's
Menuoverzicht
Menu PapierRapportenNetwerk/poorten
Standaardbron
Papierformaat/-soort
Configuratie U-lader
Ander formaat
Papierstructuur
Papiergewicht
Papier plaatsen
Aangepaste soorten
Universal-instelling
Bin Setup (Lade-instelling)
BeveiligingInstellingenHelp
Vertrouwelijk afdrukken
Schijf wissen
Logbestand beveiligingscontrole
Datum en tijd instellen
1
Afhankelijk van de printerinstallatie wordt dit menu-item weergegeven als Pagina met netwerkinstellingen of Installatiepagina
netwerk [x].
2
Afhankelijk van de printerconfiguratie wordt dit menu-item weergegeven als Standaardnetwerk of Netwerk [x].
Pagina Menu-instellingen
Apparaatstatistieken
Test nietapparaat
Pagina met netwerkinstellingen
Profielenlijst
Lettertypen afdrukken
Directory afdrukken
Activarapport
Algemene instellingen
Menu Flashstation
Afdrukinstellingen
Active NIC (Actieve NIC)
Standaardnetwerk
Standaard-USB
1
Parallel [x]
Serieel [x]
Instellingen SMTP
2
Alle handleidingen afdrukken
afdrukkwaliteit
Help bij afdrukken
Help afdrukmat.
Handleiding voor afdrukstoringen
Menu Map
Informatie
Aansluitingengids
Help bij transport
Help bij supplies
Printermenu's86
Papiermenu
Menu Standaardbron
OptieTot
Standaardbron
Lade [x]
U-lader
Handmatige papier-
invoer
Een standaardpapierbron instellen voor alle afdruktaken.
Opmerkingen:
• "(Lade 1) (standaardlade)" is de standaardinstelling.
• In het menu Papier moet u Configuratie U-lader instellen op Cassette om U-lader als menu-
instelling weer te geven.
• Als u papier van hetzelfde formaat en dezelfde soort gebruikt in twee laden en de laden dezelfde
instellingen hebben, worden de laden automatisch gekoppeld. Zodra een lade leeg is, wordt de
afdruktaak verder afgedrukt op afdrukmateriaal uit de gekoppelde lade.
Het formaat van het papier in de afzonderlijke papierladen opgeven.
Opmerkingen:
• "Letter" is de standaardinstelling in de VS. "A4" is de internationale standaardinstelling.
• Als u papier van hetzelfde formaat en dezelfde soort gebruikt in twee laden en de laden
dezelfde instellingen hebben, worden de laden automatisch gekoppeld. De universeellader
kan ook worden gekoppeld. Zodra een lade leeg is, wordt de afdruktaak verder afgedrukt
op afdrukmateriaal uit de gekoppelde lade.
• Het papierformaat A6 wordt alleen in lade 1 en de universeellader ondersteund.
• "Letter" is de standaardinstelling in de VS. "A4" is de internationale standaardinstelling.
• In het menu Papier stelt u Configuratie U-lader in op "Cassette" om Formaat U-lader als
menu weer te geven.
• De universeellader detecteert niet automatisch het papierformaat. Zorg ervoor dat u de
juiste waarde voor het papierformaat instelt.
Het papierformaat in de universeellader opgeven.
Opmerkingen:
• "Normaal papier" is de standaardinstelling.
• In het menu Papier stelt u Configuratie U-lader in op "Cassette" om Soort U-lader als menu
weer te geven.
Papierformaat handm. invoer
A4
A5
A6
JIS B5
Letter
Legal
Executive
Oficio (Mexico)
Folio
Statement
Universeel
Opmerking: Alleen laden en invoerladen die zijn geïnstalleerd, staan in dit menu vermeld.
Het formaat opgeven van het papier dat u handmatig plaatst.
Opmerking: "Letter" is de standaardinstelling in de VS. "A4" is de internationale standaardin-
Opmerking: Alleen laden en invoerladen die zijn geïnstalleerd, staan in dit menu vermeld.
De soort papier opgeven die u handmatig plaatst.
Opmerkingen:
• "Normaal papier" is de standaardinstelling.
• In het menu Papier stelt u Configuratie U-lader in op "Handmatig" om Papiersoort
handmatige invoer als menu weer te geven.
Menu Configuratie U-lader
OptieFunctie
Configuratie U-lader
Cassette
Handmatig
Eerste
Bepalen wanneer de printer papier moet selecteren dat in de universeellader is geplaatst.
Opmerkingen:
• Cassette is de standaardinstelling. Met de instelling Cassette configureert u de universeellader als
automatische papierbron.
• Als Handmatig is geselecteerd, kan de universeellader alleen worden gebruikt voor afdruktaken met
handmatige invoer.
• Met de instelling Eerste configureert u de universeellader als primaire papierbron.
Menu Ander formaat
OptieFunctie
Ander formaat
Uit
Statement/A5
Letter/A4
Alles in lijst
Een opgegeven papierformaat vervangen als het gewenste papierformaat niet beschikbaar is.
Opmerkingen:
• Alles in lijst is de standaardinstelling. Alle beschikbare formaten zijn toegestaan.
• De waarde Uit geeft aan dat geen andere formaten zijn toegestaan.
• Als u een ander formaat instelt, wordt de afdruktaak voortgezet zonder dat het bericht Vervang
papier wordt weergegeven.
Printermenu's89
Menu Papierstructuur
OptieTot
Normale structuur
Glad
Normaal
Ruw
Structuur karton
Glad
Normaal
Ruw
Structuur transparant
Glad
Normaal
Ruw
Struct. kringl.pap.
Glad
Normaal
Ruw
Struct etiketten
Glad
Normaal
Ruw
Geef de relatieve structuur op van het normale papier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het karton dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerkingen:
• "Normaal" is de standaardinstelling.
• Deze opties worden alleen weergegeven als karton wordt ondersteund.
Geef de relatieve structuur op van de transparanten die in een specifieke lade zijn geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het kringlooppapier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van de etiketten die in een specifieke lade zijn geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Structuur vinyletiketten
Glad
Normaal
Ruw
Structuur bankpost
Glad
Normaal
Ruw
Structuur briefhoofd
Glad
Normaal
Ruw
Structuur voorbedrukt
Glad
Normaal
Ruw
Structuur gekleurd
Glad
Normaal
Ruw
Geef de relatieve structuur op van de vinyletiketten die in een specifieke lade zijn geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het bankpostpapier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Ruw" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het briefhoofd dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het voorbedrukte papier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het gekleurde papier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Printermenu's90
OptieTot
Structuur licht
Glad
Normaal
Ruw
Structuur zwaar
Glad
Normaal
Ruw
Structuur ruw/katoen
Ruw
Structuur Aangepast [x]
Glad
Normaal
Ruw
Geef de relatieve structuur op van het lichte papier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het zware papier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het ruwe papier of katoenpapier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Ruw" is de standaardinstelling.
Geef de relatieve structuur op van het aangepaste papier dat in een specifieke lade is geplaatst.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Menu Papiergewicht
OptieTot
Gewicht normaal
Licht
Normaal
Zwaar
Het relatieve gewicht van het geplaatste normale papier opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Gewicht karton
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht transparanten
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht kringl.pap.
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht etiketten
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht vinyletiketten
Licht
Normaal
Zwaar
Het relatieve gewicht van het geplaatste karton opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van de geplaatste transparanten opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van het geplaatste kringlooppapier opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van de geplaatste etiketten opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van de geplaatste vinyletiketten opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Printermenu's91
OptieTot
Gewicht bankpost
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht briefhoofd
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht voorbedrukt
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht gekleurd
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht licht
Licht
Gewicht zwaar
Zwaar
Het relatieve gewicht van het geplaatste bankpostpapier opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van het geplaatste briefhoofdpapier opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van het geplaatste voorbedrukte papier opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van het geplaatste gekleurde papier opgeven.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Hiermee geeft u op dat het gewicht van het geplaatste papier licht is.
Hiermee geeft u op dat het gewicht van het geplaatste papier zwaar is.
Gewicht ruw/katoen
Licht
Normaal
Zwaar
Gewicht aangepast[x]
Licht
Normaal
Zwaar
Hiermee geeft u het relatieve gewicht van het geplaatste katoenpapier of ruwe papier op.
Opmerking: "Normaal" is de standaardinstelling.
Het relatieve gewicht van het geplaatste aangepaste papier opgeven.
Opmerkingen:
• "Normaal" is de standaardinstelling.
• De opties worden alleen weergegeven als de aangepaste soort wordt ondersteund.
Paper Loading (Papier plaatsen), menu
OptieTot
Karton laden
Dubbelzijdig
Uit
Kringl.pap. plaatsen
Dubbelzijdig
Uit
Opmerkingen:
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Karton als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Kringlooppapier als papiersoort dubbelzijdig worden afgedrukt.
• Uit is de standaardinstelling voor alle selecties in het menu Papier plaatsen.
• Met duplex afdrukken wordt elke afdruktaak standaard dubbelzijdig afgedrukt, tenzij enkelzijdig afdrukken wordt geselec-
teerd in Printereigenschappen of in het afdrukdialoogvenster, afhankelijk van uw besturingssysteem.
Printermenu's92
OptieTot
Etiketten laden
Dubbelzijdig
Uit
Vinyletiketten plaatsen
Dubbelzijdig
Uit
Bankpostpapier laden
Dubbelzijdig
Uit
Briefhoofdpap. laden
Dubbelzijdig
Uit
Voorbedrukt laden
Dubbelzijdig
Uit
Gekleurd papier laden
Dubbelzijdig
Uit
Licht papier plaatsen
Dubbelzijdig
Uit
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Etiketten als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Vinyletiketten als papiersoort dubbelzijdig worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Bankpost als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Briefhoofd als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Voorbedrukt als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Gekleurd als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Licht als papiersoort dubbelzijdig worden
afgedrukt.
Zwaar papier plaatsen
Dubbelzijdig
Uit
Ruw/katoen plaatsen
Dubbelzijdig
Uit
Aangepast [x] plaatsen
Dubbelzijdig
Uit
Opmerkingen:
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Zwaar als papiersoort dubbelzijdig
worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Ruw of katoenpapier als papiersoort
dubbelzijdig worden afgedrukt.
Bepalen en instellen dat alle afdruktaken met Aangepast [x] als papiersoort dubbelzijdig worden afgedrukt.
Opmerking: Aangepast [x] laden is alleen beschikbaar als de aangepaste soort wordt
ondersteund.
• Uit is de standaardinstelling voor alle selecties in het menu Papier plaatsen.
• Met duplex afdrukken wordt elke afdruktaak standaard dubbelzijdig afgedrukt, tenzij enkelzijdig afdrukken wordt geselec-
teerd in Printereigenschappen of in het afdrukdialoogvenster, afhankelijk van uw besturingssysteem.
Koppel een papiersoort of speciale materiaalsoort aan een standaardnaam of een aangepaste naam die door
een gebruiker is gemaakt met de Embedded Web Server of MarkVision
Opmerkingen:
• "Papier" is de standaardinstelling.
• U kunt alleen afdrukken maken met de aangepaste materiaalsoort als deze wordt ondersteund door de
geselecteerde lade of de universeellader.
Geef een papiersoort aan wanneer in andere menu's Kringlooppapier is geselecteerd.
Opmerkingen:
• "Papier" is de standaardinstelling.
• U kunt alleen afdrukken maken met de aangepaste materiaalsoort als deze wordt ondersteund door de
geselecteerde lade of de universeellader.
Universal Setup (Universal-instelling), menu
OptieTot
Maateenheden
Inch
Millimeter
Geef de maateenheid op.
Opmerkingen:
• In de VS wordt standaard gebruikgemaakt van inches.
• Millimeter is de internationale standaardinstelling.
TM
Professional.
Breedte Staand
3 – 8,5 inch
76 – 216 mm
Hoogte Staand
3 – 14,17 inch
76 – 360 mm
Invoerrichting
Korte zijde
Lange zijde
Stel de breedte in van de staande richting.
Opmerkingen:
• Als de ingestelde waarde groter is dan de maximale breedte, gebruikt de printer de maximaal toege-
stane breedte.
• 8,5 inch is de standaardinstelling in de VS. U kunt de breedte vergroten in stappen van 0,01 inch.
• 216 mm is de internationale standaardinstelling. U kunt de breedte vergroten in stappen van 1 mm.
Stel de hoogte in van de staande richting.
Opmerkingen:
• Als de ingestelde waarde groter is dan de maximale hoogte, gebruikt de printer de maximaal toegestane
hoogte.
• 14 inch is de standaardinstelling in de Verenigde Staten. U kunt de hoogte vergroten in stappen van
0,01 inch.
• 356 mm is de internationale standaardinstelling. U kunt de hoogte vergroten in stappen van 1 mm.
Geef de invoerrichting op als het papier in beide richtingen kan worden geladen.
Opmerkingen:
• "Korte zijde" is de standaardinstelling.
• Lange zijde wordt alleen weergegeven als de langste zijde korter is dan de maximale breedte die wordt
ondersteund in de lade.
Printermenu's94
Bin Setup (Lade-instelling), menu
OptieTot
Uitvoerlade
Standaardlade
Uitvoerlade [x]
Laden configureren
Mailbox
Koppelen
Uitvoer is vol
Koppeling optioneel
Toewijzing soort
Overlooplade
Standaardlade
Uitvoerlade [x]
Geef de standaardlade op.
Opmerkingen:
• Als meerdere laden dezelfde naam hebben, verschijnt deze naam slechts één keer in het menu.
• Standaardlade is de standaardinstelling.
Geef de configuratieopties voor laden op.
Opmerkingen:
• Mailbox is de standaardinstelling. Met deze instelling wordt elke lade als afzonderlijke mailbox
gebruikt.
• Met Koppelen worden alle beschikbare laden geconfigureerd als één grote lade.
• Met Uitvoer is vol kunt u elke lade als een aparte mailbox configureren.
• Met de instelling Koppeling optioneel worden alle beschikbare laden gekoppeld, behalve de
standaardlade, maar deze instelling wordt alleen weergegeven als er minimaal twee optionele
laden zijn geïnstalleerd.
• Met de instelling Toewijzing soort wordt elke papiersoort toegewezen aan een lade of gekop-
pelde ladenset.
• Laden waaraan dezelfde naam is toegewezen, worden automatisch gekoppeld, tenzij u Optioneel
koppelen hebt geselecteerd.
Geef een alternatieve lade aan, die wordt gebruikt als de toegewezen lade vol is.
Opmerkingen:
• Standaardlade is de standaardinstelling.
• Als meerdere laden dezelfde naam hebben, verschijnt deze naam slechts één keer in de lijst met
laden.
• [x] kan een nummer tussen 1 en 12 zijn als de juiste optionele laden zijn geïnstalleerd.
Hiermee selecteert u een lade voor elke ondersteunde papiersoort.
Selecteer de volgende opties voor elk type:
Uitgeschakeld
Standaardlade
Uitvoerlade [x]
Opmerkingen:
• Disabled (Uitgeschakeld) is de standaardinstelling.
• [x] kan een nummer tussen 1 en 12 zijn als de juiste optionele laden zijn geïnstalleerd.
• Als meerdere laden dezelfde naam hebben, verschijnt deze naam slechts één keer in de lijst met
laden.
Printermenu's95
Reports (Rapporten), menu
Reports (Rapporten), menu
OptieTot
Pagina Menu-instellingen Rapport afdrukken met informatie over het papier in de laden, het geïnstalleerde geheugen, het
totaalaantal pagina's, alarmen, time-outs, de taal op het bedieningspaneel van de printer, het TCP/IPadres, de status van supplies, de status van de netwerkverbinding, en overige informatie.
ApparaatstatistiekenRapport afdrukken met printerstatistieken, zoals gegevens over supplies en afgedrukte pagina's.
Test nietapparaatEen rapport afdrukken waarmee wordt gecontroleerd of de nietfinisher correct werkt.
Opmerking: Dit menu verschijnt alleen als er een optionele nietfinisher geïnstalleerd is.
Pag. Netwerkinstell.Rapport afdrukken met informatie over de instellingen van de netwerkprinter, zoals het TCP/IP-adres.
Opmerking: Dit menu-item wordt alleen weergegeven op netwerkprinters of printers die zijn aange-
sloten op afdrukservers.
Netwerk [x] Instell.pag.Rapport afdrukken met informatie over de instellingen van de netwerkprinter, zoals het TCP/IP-adres.
Opmerkingen:
• Dit menu-item is beschikbaar als er meerdere netwerkopties geïnstalleerd zijn.
• Dit menu-item wordt alleen weergegeven op netwerkprinters of printers die zijn aangesloten
op afdrukservers.
ProfielenlijstEen lijst van profielen afdrukken die zijn opgeslagen op deze printer.
Opmerking: Dit menu-item wordt alleen weergegeven als LDSS is ingeschakeld.
Lettertypen afdrukken
PCL-lettertypen
PS-lettertypen
Directory afdrukkenEen lijst afdrukken van alle bronnen die zijn opgeslagen op een optionele flashgeheugenkaart of de
Een rapport afdrukken van alle beschikbare lettertypen voor de printertaal die momenteel in de printer
is ingesteld.
Opmerking: Er is een aparte lijst beschikbaar voor PCL- en PostScript-emulaties.
vaste schijf van de printer.
Opmerkingen:
• De buffergrootte moet zijn ingesteld op 100%.
• controleer of het optionele flashgeheugen of de vaste schijf van de printer correct is geïnstal-
leerd en goed werkt.
• Dit menu-item wordt alleen weergegeven als er een optioneel flashstation of een vaste schijf in
de printer geïnstalleerd is.
ActivarapportEen rapport afdrukken met activagegevens van de printer afdrukken, waaronder het serienummer en
de modelnaam.
Printermenu's96
Network/Ports, menu
Actieve NIC, menu
OptieTot
Active NIC (Actieve NIC)
Automatisch
[lijst met beschikbare netwerk-
kaarten]
Geef de printer toestemming om verbinding te maken met een netwerk.
Opmerkingen:
• "Automatisch" is de standaardinstelling.
• Dit menu-item wordt alleen weergegeven als een optionele netwerkadapter is
geïnstalleerd.
Menu Standaardnetwerk of Netwerk [x]
Opmerking: Dit menu bevat alleen actieve poorten. Alle inactieve poorten zijn weggelaten.
OptieTot
PCL SmartSwitch
Aan
Uit
PS SmartSwitch
Aan
Uit
Hiermee stelt u de printer zo in dat deze automatisch overschakelt op PCL-emulatie als dit door een
afdruktaak wordt vereist, ongeacht de standaardprintertaal.
Opmerkingen:
• Aan is de standaardinstelling.
• Als PCL SmartSwitch is uitgeschakeld, controleert de printer de inkomende gegevens niet en
gebruikt de standaardprintertaal die is opgegeven in het menu Instellingen.
Hiermee stelt u de printer zo in dat deze automatisch overschakelt op PS-emulatie als dit door een
afdruktaak wordt vereist, ongeacht de standaardprintertaal.
Opmerkingen:
NPA-modus
Uit
Automatisch
• Aan is de standaardinstelling.
• Als PS SmartSwitch is uitgeschakeld, controleert de printer de inkomende gegevens niet en
gebruikt de standaardprintertaal die is opgegeven in het menu Instellingen.
Instellen of de printer de speciale verwerking voor bidirectionele communicatie moet uitvoeren, zoals
gedefinieerd in de specificaties van het NPA-protocol.
Opmerkingen:
• "Automatisch" is de standaardinstelling.
• Als u deze instelling wijzigt met het bedieningspaneel van de printer en vervolgens de menu's
afsluit, wordt de printer opnieuw opgestart. De menu-instelling wordt bijgewerkt.
Printermenu's97
OptieTot
Netwerkbuffer
Automatisch
3 KB tot [maximum
toegestane grootte]
Taken in buffer
Uit
Aan
Automatisch
De grootte van de netwerkinvoerbuffer instellen.
Opmerkingen:
• "Automatisch" is de standaardinstelling.
• De waarde kan worden gewijzigd in stappen van 1 KB.
• De maximumgrootte die is toegestaan hangt af van de hoeveelheid geheugen in de printer, de
grootte van de andere koppelingsbuffers en of u het menu-item Bronnen opslaan hebt
ingesteld op "Aan" of "Uit".
• Als u het bereik van de netwerkbuffer wilt maximaliseren, kunt u de parallelle buffer, de serie-
buffer en de USB-buffer uitschakelen of kleiner maken.
• Als u deze instelling wijzigt met het bedieningspaneel van de printer en vervolgens de menu's
afsluit, wordt de printer opnieuw opgestart. De menu-instelling wordt bijgewerkt.
Afdruktaken tijdelijk opslaan op de vaste schijf van de printer voordat deze worden afgedrukt. Dit
menu wordt alleen weergegeven als er een geformatteerde vaste schijf is geïnstalleerd.
Opmerkingen:
• "Uit" is de standaardinstelling.
• Als Aan is ingesteld, worden afdruktaken op de vaste schijf van de printer opgeslagen.
• Afdruktaken worden alleen automatisch opgeslagen in de buffer als de printer bezig is met de
verwerking van gegevens vanaf een andere invoerpoort.
• Als u deze instelling wijzigt met het bedieningspaneel van de printer en vervolgens de menu's
afsluit, wordt de printer opnieuw opgestart. De menu-instelling wordt bijgewerkt.
Mac binair PS
Aan
Uit
Automatisch
Printer instellen voor de verwerking van binaire PostScript-afdruktaken voor Macintosh.
Opmerkingen:
• "Automatisch" is de standaardinstelling.
• Als Uit is ingesteld, filtert de printer afdruktaken die het standaardprotocol gebruiken.
• Als Aan is ingesteld, worden ruwe binaire PostScript-afdruktaken verwerkt.
Standaardnetwerkinstelling OF Netwerk [x]
instellen
De netwerkinstellingen van de printer weergeven en instellen.
Opmerking: Het menu Draadloos verschijnt alleen als de printer op een draadloos netwerk is
Opmerking: Dit menu is alleen beschikbaar op netwerkprinters of printers die zijn aangesloten op afdrukservers.
OptieTot
Hostnaam instellenDe huidige TCP/IP-hostnaam instellen.
Opmerking: Deze optie kan alleen worden gewijzigd vanuit de Embedded Web Server.
IP-adresHet huidige TCP/IP-adres bekijken of wijzigen.
Opmerking: Handmatige instelling van het IP-adres zet de instellingen voor DHCP inschakelen en
Autom. IP op "Uit". Het zet BOOTP inschakelen en RARP inschakelen op "Uit" op systemen die
BOOTP en RARP ondersteunen.
NetmaskHet huidige TCP/IP-netmasker bekijken of wijzigen.
GatewayDe huidige TCP/IP-gateway bekijken of wijzigen.
DHCP inschakelen
Aan
Uit
Geef het DHCP-adres en de parametertoewijzing op.
Opmerking: Aan is de standaardinstelling.
Printermenu's99
OptieTot
RARP inschakelen
Aan
Uit
BOOTP inschakelen
Aan
Uit
AutoIP inschakelen
Ja
Nee
FTP/TFTP inschakelen
Ja
Nee
HTTP-server inschakelen
Ja
Nee
WINS-serveradresHet huidige WINS-serveradres bekijken of wijzigen.
DDNS inschakelen
Ja
Nee
mDNS inschakelen
Ja
Nee
De instelling voor de toewijzing van het RARP-adres opgeven.
Opmerking: "Uit" is de standaardinstelling.
De instelling voor de toewijzing van het BOOTP-adres opgeven.
Opmerking: Aan is de standaardinstelling.
De netwerkinstelling voor nulconfiguratie opgeven.
Opmerking: Ja is de standaardinstelling.
De ingebouwde FTP-server inschakelen, waarmee u bestanden naar de printer kunt sturen via het
bestandsoverdrachtprotocol.
Opmerking: Ja is de standaardinstelling.
De ingebouwde webserver (Embedded Web Server) inschakelen. Indien ingeschakeld, kan de printer
op afstand worden gecontroleerd en beheerd via een webbrowser.
Opmerking: Ja is de standaardinstelling.
De huidige DDNS-instelling bekijken of wijzigen.
Opmerking: Ja is de standaardinstelling.
De huidige mDNS-instelling bekijken of wijzigen.
Opmerking: Ja is de standaardinstelling.
DNS-serveradresHet huidige DNS-serveradres bekijken of wijzigen.
Back-up DNS-serveradresHet back-up DNS-serveradres bekijken of wijzigen.
Back-up DNS-serveradres 2
Back-up DNS-serveradres 3
HTTPS inschakelen
Ja
Nee
De huidige HTTPS-instelling bekijken of wijzigen.
Opmerking: Ja is de standaardinstelling.
IPv6, menu
Blader op een van de volgende manieren naar het menu: