Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc.
gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar dergelijke voorwaarden strijdig zijn met de plaatselijke wetgeving:
LEXMARK INTERNATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM
VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VAN
VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of
impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan; het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is.
Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bev atten. De inf ormatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien;
wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde
worden verbeterd of gewijzigd.
Opmerkingen kunnen worden gestuurd naar Lexmark International, Inc., Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington,
Kentucky 40550, Verenigde Staten. Als u in het V erenigd Koninkrijk of Ierland woont, kunt u e ventuele opmerkingen sturen naar Lexmark
International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich
het recht voor de door u verstrekte inf ormatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, z onder hiermee enige verplichting
op zich te nemen tegenover u. Extra exemplaren van aan dit product gerelateerde publicaties kunnen worden verkregen door vanuit de
Verenigde Staten of Canada te bellen naar 1-800-553-9727. V an uit het V erenigd K oninkrijk en Ierland belt u +44 (0)8704 440 044. Neem
in andere landen contact op met de leverancier.
Als in deze publicatie wordt verwezen naar producten, prog ramma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen heeft
deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst
moet worden opgevat als een v erklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruikt. Het staat
u vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits deze geen inbreuk maken op enig bestaand
intellectueel eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of
diensten, met uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort tot
de verantwoordelijkheden van de gebruiker.
Deze software en alle bijbehorende documentatie die onder deze overeenkomst worden geleverd, zijn commerciële computersoftware
en documentatie die op eigen kosten zijn ontwikkeld.
Handelsmerken
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo, MarkNet en MarkVision zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in
de Verenigde Staten en/of andere landen.
Drag'N'Print, ImageQuick en PrintCryption zijn handelsmerken van Lexmark International, Inc.
®
PCL
is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PCL is een aanduiding van Hewlett-P ackard Company v oor een
verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in haar producten. Deze printer is ontworpen om ondersteuning te bieden voor
de PCL-taal. Dit betekent dat de printer PCL-opdrachten herkent die in diverse toepassingen worden gebruikt en de functies emuleert die
met deze opdrachten overeenkomen.
PostScript
een verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in softwareproducten van Adobe Systems. Deze printer is compatibel met de
PostScript 3-taal. De printer herkent PostScript 3-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die
met deze opdrachten overeenkomen.
Raadpleeg de Technical Reference voor meer informatie over compatibiliteit.
Overige handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders.
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. PostScript 3 is een aanduiding van Adobe Systems voor
Veiligheidsinformatie
• Het netsnoer moet worden aangesloten op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat
eenvoudig bereikbaar is.
VOORZICHTIG: Schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals het netsnoer
of een telefoonkabel.
• Onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een
professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
• Dit product is samen met specifieke Lexmark-onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd
geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is
niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
• Dit product gebruikt een afdrukproces waarbij het afdrukmateriaal wordt verhit. Hierdoor kan het afdrukmateriaal bepaalde stoffen
afgeven. Bestudeer het gedeelte in de bedieningsinstructies waarin de richtlijnen voor het selecteren van afdrukmaterialen worden
besproken om schadelijke emissies te voorkomen.
Hoofdstuk 2: Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren ............................ 11
Windows ........................................................................................................................................................11
Macintosh ......................................................................................................................................................15
Windows ........................................................................................................................................................18
Macintosh ......................................................................................................................................................22
De klep van de systeemkaart aanbrengen ....................................................................................................35
De optionele hoge-capaciteitslader uitlijnen ..................................................................................................36
De marges op de optionele hoge-capaciteitslader aanpassen ......................................................................37
De optionele finisher uitlijnen .........................................................................................................................39
De wieltjes van de finisher verstellen .............................................................................................................45
De perforatiefunctie in de optionele finisher aanpassen ................................................................................46
De duplexeenheid verwijderen ......................................................................................................................49
De hoge-capaciteitslader verwijderen ............................................................................................................51
Een optionele lader verwijderen ....................................................................................................................54
Beveiligde taken en wachttaken afdrukken ...................................................................................................61
Standaardladen en optionele laden vullen .....................................................................................................65
Afdrukmateriaal in de universeellader plaatsen .............................................................................................66
De hoge-capaciteitslader vullen .....................................................................................................................70
Status van supplies bepalen ..........................................................................................................................99
Zuinig omgaan met supplies .................................... ............................................. .. ... ....................................99
Recycling van Lexmark-producten ...............................................................................................................101
De LED's reinigen ........................................................................................................................................102
De bovenklep sluiten ...................................................................................................................................107
De schijf coderen .........................................................................................................................................150
Beveiliging instellen via de Embedded Web Server (EWS) .........................................................................151
Modus Alleen zwart .....................................................................................................................................155
Problemen met afdrukken oplossen ............................................................................................................158
Problemen met opties oplossen ..................................................................................................................160
Problemen met de papierinvoer oplossen ...................................................................................................162
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ................................................................................................163
Informatie over kleurkwaliteit ........................................... ... ... ............................................. .........................167
Menu Kwaliteit .............................................................................................................................................167
Problemen met de kleurkwaliteit oplossen ...................................................................................................171
Index .................................................................................................................................. 182
5
1
Algemene informatie
VOORZICHTIG: Schakel tijdens onweer dit product niet in en sluit geen elektrische kabels of stroomkabels aan, zoals
het netsnoer of een telefoonkabel.
Geconfigureerde modellen
In de volgende afbeeldingen ziet u een standaardnetwerk en een volledig geconfigureerde printer. Als u v erwerkingsopties
voor afdrukmateriaal installeert, lijkt uw printer meer op het volledig geconfigureerde model. Items met een sterretje (*) zijn
optioneel.
Standaardnetwerk
Uitvoerlade 1
Duplex* (intern)
Lade 1
(geïntegreerde lade of
standaardlade - 550 vel)
Standaarduitvoerlade
Bedieningspaneel
Finisherlade 1
Finisherlade 2
Finisher*
Volledige configuratie
Lade voor bannerpapier*
Hogecapaciteitlader*
(3.000 vel)
Lade 2*
(550 vel)
Lade 3*
(550 vel)
Lade 4*
(550 vel)
Printerbasis*
VOORZICHTIG: Deze printer weegt 77 – 107 kg en moet door ten minste vier mensen worden opgetild. Zorg ervoor
dat er genoeg mensen zijn om u te helpen als u de printer wilt verplaatsen of optillen. Gebruik bij het
tillen van de printer de handgrepen aan de zijkanten.
Algemene informatie
6
Algemene informatie
Er is een aantal menu's beschikbaar waarmee u op eenvoudige wijze printerinstellingen kunt aanpassen. In het diagram
worden het menuoverzicht op het bedieningspaneel, de menu's en de opties die onder elk menu beschikbaar zijn
weergegeven. Raadpleeg de handleiding Menu's en berichten op de documentatie-cd voor meer informatie over menu's en
menu-items.
Standaardbron
Papierformaat/soort
Configuratie Ulader
Ander formaat
Papier plaatsen
Aangepaste
soorten
Universal-instelling
Lade-instelling
Beveiliging
Max. ongeldige PIN
Vervaltijd taak
Rapporten
Pag. Menu-instellingen
Apparaatstatistieken
Pag. Netwerkinstell.
Pagina met
netwerkinstellingen [x]
Profielenlijst
Naslagkaart afdrukken
NetWare-install.pag.
Lettertypen afdrukken
Directory afdrukken
Voorbeeld afdrukken
Standaardinstellingen
Menu Instellingen
Menu Afwerking
Menu Kwaliteit
Menu Extra
Menu PDF
Menu PostScript
Menu PCL Emul
Menu PPDS
Menu HTML
Menu Afbeelding
Help
Alles afdrukken
Kleurkwaliteit
Afdrukkwaliteit
Handleiding voor afdrukken
Handleiding voor
afdrukmedia
Afdrukstoringen
Menuoverzicht
Handleiding met informatie
Handleiding voor
aansluitingen
Transport
Algemene informatie
7
Algemene informatie
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van de printer is een 4-regelig display met achtergrondverlichting waarop zowel afbeeldingen als
tekst kunnen worden weergegeven in grijstinten. De knoppen Terug (Back), Menu en Stop bevinden zich aan de linkerkant
van het display, de navigatieknoppen onder het display en het numerieke toetsenblok aan de rechterkant van het display.
Display van het
bedieningspaneel
Terug (Back)
Menu
Stop
Indicatielampje
Navigatieknoppen
Knop Selecteren
Numeriek
toetsenblok
USB Direct-interface
Etiket met vertalingen
Als u geen Engels begrijpt, plak dan het etiket met vertalingen dat bij uw printer is geleverd op de binnenkant van de
voorklep (zie afbeelding). Dit etiket dient als handleiding voor de betekenis van de knoppen op het bedieningspaneel.
Bedieningspaneel
8
Algemene informatie
Het gebruik van de knoppen en de indeling van het display van het bedieningspaneel worden in de volgende tabel
beschreven.
KnopFunctie
Terug (Bac k)
Menu
Stop
Navigatieknoppen
Druk op de knop Terug (Back) om terug te gaan naar het scherm dat als laatste is bekeken.
Opmerking: Wijzigingen die zijn aangebracht op een scherm worden niet toegepast als u
op de knop Terug (Back) drukt.
Druk op de knop Menu om het menuoverzicht te openen.
Opmerking: De printer moet in de stand Gereed staan om het menuoverzicht te kunnen
openen Er verschijnt een bericht waarin wordt aangegeven dat de menu's niet beschikbaar
zijn als de printer niet gereed is.
Druk op de knop Stop om de mechanische werking van de printer te stoppen. Nadat u op
Stop hebt gedrukt, wordt het bericht Stoppen weergegeven. Nadat de printer is gestopt,
wordt Gestopt weergegeven op de statusregel van het bedieningspaneel en verschijnt een
lijst met opties.
De knoppen Omhoog en Omlaag worden gebruikt om door lijsten te
bladeren.
Als u door een lijst navigeert met de knop Omhoog of Omlaag, wordt de
cursor telkens één regel tegelijk verplaatst. Als u op de knop Omlaag onder
aan het scherm drukt, wordt de volgende volledige pagina weergegeven op
het scherm.
De knoppen Links en Rechts worden gebruikt om binnen een scherm te
navigeren, bijvoorbeeld om van het ene item in het menuoverzicht naar een
ander te gaan. Ook worden zij gebruikt om door tekst te bladeren die niet op
het scherm past.
De knop Selecteren wordt gebruikt om een actie te initiëren na een selectie.
Druk op Selecteren als de cursor naast de gewenste selectie staat, zoals het
volgen van een koppeling, het verzenden van een configuratie-item of het
starten of annuleren van een taak.
Bedieningspaneel
9
Algemene informatie
KnopFunctie
Numeriek toetsenblok
2
1
4
7
Display van het bedieningspaneel
Op het bedieningspaneel worden berichten en afbeeldingen weergegeven over de huidige status van de printer en
mogelijke problemen die opgelost moeten worden.
De bovenste regel van het display is de kopregel. Indien van toepassing bev at het displa y de afbeelding die aangeeft dat
de knop Terug (Back) kan worden gebruikt. Ook worden op het display de huidige status en de status van de supplies
(waarschuwingen) weergegeven. Als er meerdere waarschuwingen zijn, wordt er een komma weergegeven tussen de
verschillende waarschuwingen.
De andere drie regels van het display vormen de hoofdtekst van het scherm. Hier kunt u de printerstatus, berichten over
supplies en schermen Laten zien bekijken en selecties uitvoeren.
3
5
6
8
9
#
0
Het numerieke toetsenblok bevat cijfers, een hekje (#) en een toets Backspace. De toets 5
is voorzien van reliëf als hulpmiddel bij de oriëntatie. Zo kan de operator zonder op het
toetsenblok te kijken zien of zijn of haar handen goed staan.
De cijfers worden gebruikt voor het invoeren van numerieke waarden voor items zoals
aantallen of pincodes. De toets Backspace wordt gebruikt om het cijfer links van de cursor
te wissen. Als u meerdere keren op de toets Backspace drukt, wordt ook andere invoer
verwijderd.
Stuurprogramma's v oor lokaal afdrukken
installeren
Een lokale printer is een printer die op de computer is aangesloten via een USB-kabel of parallelle kabel. De lokale printer
wordt alleen door de computer gebruikt waarop de printer is aangesloten. Bij het aansluiten van een lokale printer op de
computer, moet u het printerstuurprogramma installeren voordat u de printer kunt instellen.
Het printerstuurprogramma is een stukje software dat zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer.
De installatieprocedure voor stuurprogramma's is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem. In de volgende tabel
vindt u aanwijzingen voor de installatie van het stuurprogramma op uw specifieke besturingssysteem. Zie de documentatie
die bij de computer en de software is geleverd voor meer ondersteuning.
Ga naar
Besturingssysteem
Windows11
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE, Windows Me,
Windows NT 4.x
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie)12
Serieel afdrukken13
Macintosh15
UNIX/Linux16
pagina
12
Windows
Bepaalde Windows-besturingssystemen beschikken mogelijk al over een stuurprogramma dat compatibel is met de printer .
Opmerking: Bij de installatie van een aangepast stuurprogramma wordt het systeemstuurprogramma niet
vervangen. In plaats daarvan wordt een apart printerobject gemaakt dat wordt weergegeven in de
map Printers.
Installeer het speciale printerstuurprogramma vanaf de cd met stuurprogramma's die is meegeleverd met de printer.
Hierdoor krijgt u toegang tot de uitgebreide printeropties en -functies.
Stuurprogramma's zijn ook als onderdeel van te downloaden softwarepakketten beschikbaar op de website van Lexmark,
op www.lexmark.com.
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
11
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Windows Server 2003, Windows 2000, Windows XP, Windows 98 SE,
Windows Me of Windows NT gebruiken
Opmerking: Installeer de printersoftware voordat u de USB-kabel aansluit.
1Plaats de cd met stuurprogramma's.
Als de cd niet wordt gestart, klikt u op StartÆ Uitvoeren, en typt u D:\Setup.exe (waarbij D de le tter van het cdrom-station is) in het dialoogvenster Uitvoeren.
Opmerking: USB-ondersteuning is niet beschikbaar voor Windows NT-besturingssystemen.
2Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
3Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
4Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u
hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
5Selecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de instructies op het scher m. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
6Sluit de installatietoepassing van de cd met stuurprogramma's af.
7Sluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de printermap van de
computer.
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken
1Schakel de computer in.
2Plaats de cd met stuurprogramma's. Als de cd automatisch wordt gestart, klikt u op Afsluiten om terug te keren
naar de wizard Printer toevoegen.
3Klik op StartÆ InstellingenÆ Printers en dubbelklik op Printer toevoegen.
Opmerking: Ondersteuning voor USB is niet beschikbaar voor de besturingssystemen Windows 95 en Windows
98 (eerste editie).
4Selecteer Lokale printer wanneer u wordt gevraagd welk type printer u wilt toevoegen.
5Klik op Bladeren.
Opmerking: Bij sommige Windows-besturingssystemen heeft de gebruiker toegang als beheerder nodig om de
printerstuurprogramma's op de computer te kunnen installeren.
6Zoek het speciale stuurprogramma op de cd.
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
D:\Drivers\Print\Win_9xMe\<taal>
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
Windows
12
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
7Klik op OK.
Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
8Sluit de cd met stuurprogramma's.
Serieel afdrukken
Bij serieel afdrukken worden gegevens met één bit tegelijk overgedragen. Hoewel serieel afdrukken over het algemeen
trager is dan parallel afdrukken, verdient het de voorkeur wanneer er een grote afstand is tussen de printer en de computer
of wanneer er geen parallelle interface beschikbaar is.
Opmerking: Een seriële interfacekaart is vereist. Deze is afzonderlijk verkrijgbaar.
V oordat u afdrukt, moet u de communicatie tussen de printer en de computer tot stand brengen. Dit doet u als volgt:
1Stel seriële parameters in op de printer.
2Installeer een printerstuurprogramma op de aangesloten computer.
3Stel de seriële instellingen van de COM-poort in.
Parameters instellen op de printer
1Druk op op het bedieningspaneel.
2Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op .
Opmerking: Raadpleeg de cd met documentatie die bij de printer is geleverd v oor meer informatie over menu's en
berichten.
3Druk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt en druk vervolgens op .
4Druk op totdat Standaard serieel (of Serieel optie X als u een seriële interfacekaart hebt
geïnstalleerd) verschijnt, en druk vervolgens op .
5Druk op totdat <Parameter> verschijnt, en druk vervolgens op (waarbij <Parameter> de benodigde
parameter is als u een wijziging wilt doorvoeren).
6Druk op totdat <Instelling> verschijnt, en druk vervolgens op (waarbij <Instelling> de benodigde
instelling is als u een wijziging wilt doorvoeren).
Houd rekening met de volgende beperkingen:
•De maximale ondersteunde baudsnelheid is 115.200.
•Databits moet op 7 of 8 worden ingesteld.
•Pariteit moet worden ingesteld op Even, Oneven of Geen.
•Stopbits moet op 2 worden ingesteld.
•De aanbevolen instelling voor het protocol is Xon/Xoff.
7Druk op zodat de printer terugkeert in de werksta nd Gereed.
8Druk een pagina met menu-instellingen af en controleer of de seriële parameters correct zijn ingesteld.
Opmerking: Bewaar deze pagina, zodat u deze later kunt gebruiken.
aDruk op op het bedieningspaneel.
bDruk op to tdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op .
cDruk op totdat Pag. Menu-instellingen verschijnt, en druk vervolgens op .
dDe seriële parameters zijn te vinden onder Standaard serieel (of Serieel optie X als een kaart voor een
seriële interface is geïnstall e erd ).
Windows
13
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Een printerstuurprogramma installeren
Op de computer die is aangesloten op de printer, moet een printerstuurprogramma worden geïnstalleerd.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) dienen de installatie-instructies in Windows 95
en Windows 98 (eerste editie) gebruiken uit te voeren.
1Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
D:\Setup.exe
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
2Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3Klik op Accept (Accepteren) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen.
4Selecteer Custom (Aangepast) en klik op Next (Volgende).
5Selecteer Components (Onderdelen) en klik op Next (Volgende).
6Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende).
7Selecteer de printer uit de lijst en klik op Add Printer (Printer toevoegen).
8Vouw het printeritem onder Selected Compo nents (Geselecteerde onderdelen) uit.
9Klik op PORT (POORT): <LPT1>, en selecteer vervolgens de benodigde communicatiepoort (COM1 of COM2).
10Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware af te ronden.
Æ Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
Parameters instellen voor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurpro gramma is geïnstalleerd, moeten de seriële parameters worden ingesteld voor de
communicatiepoort die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters van de communicatiepoort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters die op de printer
zijn ingesteld.
1Klik op StartÆ InstellingenÆ Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem.
2Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen.
3Selecteer de communicatiepoort die wordt toegewezen aan de printer (COM1 of COM2).
4Klik op Eigenschappen.
5Stel in het tabblad Poortinstellingen de seriële parameters in op de waarden die u ook hebt ingesteld op de
printer.
De seriële parameters zijn te vinden onder het kopje Standaard serieel (of Serieel optie X) op de pagina Menu-
instellingen die u eerder hebt afgedrukt.
6Klik op OK en sluit alle vensters.
7Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
aKlik op Start
bSelecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
cKlik op Bestand
dKlik op Testpagina afdrukken. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie
voltooid.
Æ InstellingenÆ Printers.
Æ Eigenschappen.
Windows
14
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
Macintosh
Voor afdrukken via USB is Mac OS 9.x of een latere versie vereist. Als u lokaal wilt afdrukken op een printer die is
aangesloten op een USB-poort, dient u een printerpictogram op het bureaublad te maken (Mac OS 9) of een wachtrij te
maken in Afdrukbeheer / Printerconfiguratie (Mac OS X).
Een wachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie (Macintosh OS X)
1Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
aPlaats de cd met stuurprogramma's.
bDubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
cKlik in het welkomstscherm op Continue (Ga door) en klik nogmaals op Ga door nadat u het Leesmij-bestand
hebt gelezen.
dLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om akkoord te
gaan met de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
eKies een bestemming en klik op Continue (Ga door).
fKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer).
gVoer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
hKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
2Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
3Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
4Voer de volgende stappen uit:
•Als de USB-printer wordt weergegeven in de printerlijst, kunt u Afdrukbeheer of Printerconfiguratie afsluiten.
Er is nu een wachtrij voor de printer gemaakt.
•Als de USB-printer niet wordt weergegeven in de lijst met printers, controleert u of de USB-kabel goed is
aangesloten en de printer is ingeschakeld. Wanneer de printer in de lijst wordt weergegeven, sluit u
Afdrukbeheer of Printerconfiguratie af.
`
Een printerpictogram op het bureaublad maken (Mac OS 9.x)
1Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
aPlaats de cd met stuurprogramma's.
bDubbelklik op Classic en vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
cKies de benodigde taal en klik vervolgens op Continue (Ga door).
dLees het Leesmij-bestand door en klik op Continue (Ga door).
eLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om hiermee
akkoord te gaan.
Macintosh
15
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
fKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer). Alle benodigde bestanden worden op de
computer geïnstalleerd.
gKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
2Voer de volgende stappen uit:
•Voor Mac OS 9.0: Open Apple LaserWriter.
•Voor Mac OS 9.1–9.x: Open Programma's en klik vervolgens op Hulpprogramma's.
3Dubbelklik op Desktop Printer Utility.
4Selecteer Printer (USB) en klik vervolgen s op OK.
5Klik bij Selectie USB-printer op Wijzig.
Als de printer niet in de lijst Selectie USB-printer wordt weergegeven, controleert u of de USB-kabel goed is
aangesloten en of de printer is ingeschakeld.
6Selecteer de naam van de printer en klik op OK. De printer wordt weergegeven in het originele printervenster
(USB).
7Klik in het gedeelte PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op Autoconfig. Controleer of het PPD-bestand
overeenkomt met de printer.
8Klik op Maak aan en vervolgens op Bewaar.
9Geef een printernaam op en klik op Bewaar. De printer is nu opgeslagen als bureaubladprinter.
UNIX/Linux
V eel UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat, ondersteunen lokaal afdrukken.
De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en op de website van
Lexmark op www.lexmark.com. De Gebruikershandleiding voor UNIX/Linux in elk pakket bevat gedetailleerde instructies
voor de installatie en het gebruik van printers van Lexmark in UNIX- en Linux-omgevingen.
Alle pakketten met printerstuurprogramma's ondersteunen lokaal afdrukken via een parallelle aansluiting. Het pakket voor
Sun Solaris ondersteunt bovendien USB-aansluitingen met Sun Ray-apparaten en Sun-werkstations.
Op de website van Lexmark (www.lexmark.com) vindt u een compleet overzicht van ondersteunde UNIX- en Linux-
platforms.
UNIX/Linux
16
Stuurprogramma's installeren v oor afdrukken
3
via het netwerk
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken
Als de printer is aangesloten op een netwerk, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een pagina met
netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij het configureren van het
afdrukken in een netwerk.
1Controleer of de printer is ingeschakeld.
2Druk op op het bedieningspaneel.
3Druk op totdat Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op .
4Druk op totdat Pag. Netwerkinstell. verschijnt, en druk vervolgens op .
Opmerking: Als een optionele interne MarkNet™ printerserver (N8000-serie) is geïnstalleerd, verschijnt Ntwrk 1
afdrukken op het display.
5Controleer het eerste gedeelte van de pagina met netwerkinstellingen om te zien of bij Status wordt aangegeven
dat de printer is aangesloten.
Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet
actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen
en druk daarna de pagina me t netwerkinstellingen opnieuw af om te zien of de status is gewijzigd.
IP-adres toewijzen aan de printer
Als het netwerk gebruikmaakt van DHCP, wordt automatisch een IP-adres toegewezen nadat de netwerkkabel op de printer
is aangesloten.
1Zoek in dat geval het adres in het gedeelte "TCP/IP" van de pagina met netwerkinstellingen die u hebt afgedrukt in
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken.
2Ga naar IP-instellinge n controleren en begin met stap 2.
Als in het netwerk geen gebruik wordt gemaakt van DHCP, wijst u handmatig een IP-adres toe aan de printer. Met het
bedieningspaneel kunt u dit op eenvoudige wijze doen:
1Druk op op het bedieningspaneel.
2Druk op totdat Netwerk/poorten verschijnt, en druk vervolgens op .
3Druk op totdat TCP/IP verschijnt, en druk vervolgens op .
Standaardnetwerk verschijnt als de printer een netwerkpoort op de systeemkaart bevat. Als een optionele
interne MarkNet printerserver (N8000-serie) is geïnstalleerd in de sleuf voor optionele kaarten, verschijnt
Netwerkoptie 1.
4Druk op totdat Adres verschijnt, en druk vervolgens op .
5Voer het IP-adres in met behulp van het numerieke toetsenblok. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
6Druk op totdat Netmasker verschijnt, en druk vervolgens op .
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
17
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
7Voer de IP-netmasker in met behulp van het numerieke toetsenblok. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
8Druk op totdat Gateway verschijnt, en druk vervolgens op .
9Voer de IP-gateway in met behulp van het numerieke toetsenblok. Druk daarna op .
Selectie verzenden wordt kort weergegeven.
10Druk op totdat de printer terugkeert in de werkstand Gereed.
IP-instellingen controleren
1Druk opnieuw een pagina met netwerkinstellingen af. Zoek het kopje "TCP/IP" en controleer of bij IP-adres,
Netmasker en Gateway de correcte waarden worden weergegeven. Zie Pagina met netwerkinstellingen
afdrukken voor ondersteuning.
2Stuur een ping-opdracht naar de printer en controleer of deze reageert. Typ ping in het opdrachtvenster op een
netwerkcomputer, gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer (bijvoorbeeld 192.168.0.11).
Opmerking: Klik op een Windows-computer op Start
accessoiresÆ Opdrachtprompt als u Windows 2000 gebruikt).
Als de printer actief is in het netwerk, ontvangt u een antwoord.
Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, installeert u de printer op iedere netwerkcomputer.
ÆProgramma'sÆ Opdrachtprompt (of Bureau-
Windows
In een Windows-omgeving kunt u netwerkprinters configureren voor rechtstreeks afdrukken of voor gedeeld gebruik. Voor
beide manieren van afdrukken via een netwerk is het vereist dat u een printerstuurprogramma installeer t en een
printerpoort maakt in het netwerk.
Ondersteunde printerstuurprogramma's
•Systeemstuurprogramma van Windows
•Speciaal printerstuurprogramma van Lexmark
Systeemstuurprogramma's zijn ingebouwd in de Windows-besturingssystemen. De speciale stuurprogramma's zijn
beschikbaar op de cd met stuurprogramma's.
De nieuwste versies van de systeemstuurprogramma's en de speciale stuurprogramma's zijn te vinden op de website van
Lexmark op www.lexmark.com.
Ondersteunde printerpoorten
•Microsoft standaard TCP/IP-poort—Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003
•LPR—Windows NT 4.0
•Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort—Windows 98/Me, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003
Voor de elementaire printerfuncties dient u een systeemstuurprogramma te installeren en een systeempoort te gebruiken,
zoals een LPR-poort of een standaard TCP/IP-poort. Met het systeemstuurprogramma hebt u de beschikking over een
consistente gebruikersinterface die kan worden gebruikt voor alle printers in het netwerk. Wanneer u een speciaal
printerstuurprogramma gebruikt in combinatie met een speciale netwerkpoort, beschikt u over extra functionaliteit, zoals
statusmeldingen van de printer.
IP-instellingen controleren
18
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Configureer de netwerkprinter aan de hand van de stappen die van toepassing zijn op de printerconfiguratie en het
besturingsprogramma dat u gebruikt:
Ga naar
PrinterconfiguratieBesturingssysteem
Rechtstreeks
• De printer is rechtstreeks op het netwerk aangesloten via een
netwerkkabel (bijvoorbeeld Ethernet).
• De printerstuurprogramma's worden op elke netwerkcomputer
geïnstalleerd.
Gedeeld
• De printer wordt via een lokale kabel (bijvoorbeeld USB) aangesloten
op een van de computers in het netwerk.
• De printerstuurprogramma's worden geïnstalleerd op de computer die
is aangesloten op de printer.
• Tijdens de installatie van de stuurprogramma's wordt de computer
ingesteld op "delen", zodat andere computers in het netwerk hun
afdruktaken via deze computer kunnen leiden.
Windows 98 SE,
Windows NT 4.0, Windows
Me, Windows 2000 en
Windows XP of
Windows Ser ver 2003
Windows NT 4.0,
Windows 2000, Windows XP
of Windows Server 2003
pagina
19
20
Rechtstreeks afdrukken onder Windows 98 SE/Me, Windows NT 4.0,
Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003
Een aangepast printerstuurp rogramma en een speciale netwerkpoort installeren:
Printer
Clients
1Start de cd met stuurprogramma's.
2Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3Klik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
4Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
5Selecteer Network Attach (Aansluiten op netwerk) en klik op Next (Volgende).
6Selecteer het printermodel in de lijst en klik op Next (Volgende).
7Selecteer de printerpoort in de lijst en klik op Finish (Voltooien) om de installatie te voltooien.
Als de printerpoort niet in de lijst staat:
aKlik op Add Port (Poort toevoegen).
bSelecteer Lexmark Enhanced TCP/IP Port (Lexmark verbeterde TCP/IP-netwerkpoort), en voer de
informatie in die nodig is voor het maken van de poort.
Windows
19
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
cGeef een poortnaam op.
Dit kan elke willekeurige naam zijn waarmee u de printer associeert, bijvoorbeeld Kleur1-lab4. Nadat de
poort is gemaakt, verschijnt deze naam in de lijst van beschikbare poorten.
dGeef het IP-adres op in het tekstvak.
Opmerking: Als u het IP-adres niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en kijkt u in het gedeelte
TCP/IP. Raadpleeg Pagina met netwerkinstellingen afdrukken en IP-instellingen controleren
voor meer informatie.
8Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Gedeeld afdrukken met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of
Windows Server 2003
Opmerking: Installeer de printersoftware voordat u de USB-kabel aansluit.
Sluit de printer aan op een computer met Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003 (die
fungeert als server) en volg de onderstaande stappen om uw netwerkprinter te configureren voor gedeeld afdrukken:
Server
Printer
Clients
1Aangepast printerstuurprogramma installeren
aStart de cd met stuurprogramma's.
bKlik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
cKlik op Agree (Akkoord) om aan te geven dat u akkoord gaat met de licentieovereenkomst.
dSelecteer Sug gested (Aanbevolen) en klik op Next (Volgende).
De optie Suggested (Aanbevolen) is de standaardinstallatie voor lokaal en netwerkgebruik. Als u
hulpprogramma's wilt installeren, instellingen wilt wijzigen of stuurprogramma's wilt aanpassen, selecteert u
Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
eSelecteer Local Attach (Lokaal aangesloten) en klik op Finish (Voltooien).
Volg de instructies op het scher m. Het laden van de stuurprogramma's kan enige tijd duren.
fSluit de installatietoepassing van de cd met stuurprogramma's af.
gSluit de USB-kabel aan en schakel de printer in.
Het plug-en-play-scherm wordt weergegeven en er wordt een printerobject gemaakt in de map Printers van
de computer. De printer wordt gedeeld in stap 2: "Printer delen in het netwerk".
hDruk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
2Printer delen in het netwerk
aKlik op Start
bSelecteer de printer die zojuist is toegevoegd.
Æ InstellingenÆ Printers.
Windows
20
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
cKlik op BestandÆ Delen.
dSchakel het selectievakje Gedeeld als in en typ een naam in het tekstvak.
eSelecteer in het gedeelte Alternatieve stuurprogramma's de besturingssystemen van alle netwerkclients die
naar deze printer gaan afdrukken.
fKlik op OK.
Opmerking: Als er bestanden ontbreken, wordt u mogelijk gevraagd om de cd met het besturingssysteem van de
server te plaatsen.
gControleer op de volgende wijze of de printer correct is gedeeld.
•Het printerpictogram in de map Printers wordt nu aangegeven als 'gedeeld'. Dit wordt in Windows NT 4.0
bijvoorbeeld weergegeven met een handje onder het pictogram.
•Ga naar Netwerkomgeving. Zoek de hostnaam van de server en zoek de gedeelde naam die aan de
printer is toegewezen.
Printerstuurprogramma's (of een subset) installeren op netwerkclients
Point-and-print-methode gebruiken
Opmerking: Deze methode is meestal het minst belastend voor de systeembronnen. De server handelt alle
stuurprogrammawijzigingen en de verwerking van de afdruktaken af. Zo kunnen netwerkclients veel
sneller terugkeren naar de toepassingen.
Bij deze methode wordt een gedeelte van de stuurprogramma's van de server naar de client gekopieerd. Dit bevat precies
genoeg informatie voor het versturen van een afdruktaak naar de printer.
1Dubbelklik op het Windows-bureaublad van de clientcomputer op Netwerkomgeving.
2Zoek de hostnaam van de server en dubbelklik daarop.
3Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op Installeren.
Wacht enkele minuten tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de server naar de clientcomputer en
tot het nieuwe printerobject is toegevoegd aan de map Printers. Hoe lang dit duurt, hangt af van het
netwerkverkeer en andere factoren.
4Sluit Netwerkomgeving.
5Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Peer-to-peer-methode gebruiken
Met deze methode wordt op elke clientcomputer het volledige stuurprogramma geïnstalleerd. De netwerkclients behouden
de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De clientcomputer handelt het verwerken van de afdruktaken af.
1Klik op StartÆ InstellingenÆ Printers.
2Klik op Printer toevoegen om de gelijknamige wizard te starten.
3Klik op Volgende.
4Klik op Netwerkprinter en klik op Volgende.
5Typ de printernaam of URL (als de printer zich op internet of op een intranet bevindt) en klik op Volgende.
Als de printernaam of URL onbekend is, laat u het tekstvak leeg en klikt u op Volgende.
Windows
21
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
6Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst staat, geeft u het pad
naar de printer op.
Het pad zou ongeveer als volgt moeten zijn:
\\<serverhostnaam>\<naam gedeelde printer>
Opmerking: Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als
er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, geeft u het pad naar beschikbare
stuurprogramma's op.
De naam van de hostserver is de naam van de server die als host in het netwerk optreedt. De naam van de
gedeelde printer is de naam die tijdens de installatie op de server is toegekend.
7Klik op OK.
8Geef aan of u deze printer als standaardprinter voor de client wilt instellen en klik vervolgens op Voltooien.
9Druk een testpagina af om te controleren of de printer goed is geïnstalleerd.
Drag‘N’Print configureren
Opmerking: Ondersteuning voor Drag’N’Print™ is niet voor alle printers beschikbaar.
Start de cd met stuur programma's, klik op View Documentation (Documentatie weergeven) en klik op Software and utilities (Software en hulpprogramma's) voor gedetailleerde configuratie-instructies.
Macintosh
Opmerking: Een PPD-bestand (PostScript-printerbeschrijvingsbestand) geeft UNIX- of Macintosh-computers
gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van de printer.
Als Macintosh-gebruikers willen afdrukken op een netwerkprinter, moeten zij een speciaal PPD-bestand installeren en een
bureaubladprinter maken op de computer (Mac OS 9.x), of een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer (Mac OS X).
Mac OS X
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1Installeer een PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op de computer.
aPlaats de cd met stuurprogramma's.
bDubbelklik op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
cKlik in het welkomstscherm op Continue (Ga door) en klik nogmaals op Continue nadat u het Leesmij-
bestand hebt gelezen.
dLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om akkoord te
gaan met de voorwaarden van de licentieovereenkomst.
eKies een bestemming en klik op Continue (Ga door).
fKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer).
gVoer uw wachtwoord in en klik op OK. Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.
hKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Macintosh
22
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
Stap 2: Afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie
Afdrukken via AppleTalk gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via AppleTalk.
1Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
2Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
3Kies Voeg printer toe in het menu Printers.
4Kies AppleTalk in het pop-upmenu.
Opmerking: Zoek op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje AppleTalk op welke zone of printer moet
worden geselecteerd.
5Selecteer de AppleTalk-zone in de lijst.
6Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voeg t oe.
7Printerinstallatie controleren:
aOpen de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor.
bKies de optie Druk af in het menu Archief.
cKies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
Opmerking: Als u niet weet welke printer u moet selecteren, zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder
het kopje "AppleTalk" naar de standaardnaam van de printer.
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de
printer, verwijdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie en herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Afdrukken via IP gebruiken
Voer de volgende stappen uit om een afdrukwachtrij te maken met behulp van Afdrukken via IP. Raadpleeg Stap 2:
Afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie voor informatie over het mak en van een AppleTalk-
afdrukwachtrij.
1Open de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Hulpprogramma's.
2Dubbelklik op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
3Kies Voeg printer toe in het menu Printers.
4Kies Afdrukken via IP in het pop-upmenu.
5Typ in het vak Printeradres het IP-adres of de DNS-naam van de printer.
6Kies Lexmark in het pop-upmenu Printermodel.
7Selecteer de nieuwe printer in de lijst en klik op Voeg t oe.
8Printerinstallatie controleren:
aOpen de Finder, klik op Programma's en vervolgens op Teksteditor.
bKies de optie Druk af in het menu Archief.
Macintosh
23
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
cKies Overzicht in het pop-upmenu Aantal en pagina's.
dVoer de volgende stappen uit:
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht het juiste bestand is voor de
printer, is de installatie voltooid.
•Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het venster Overzicht niet het juiste bestand is voor de
printer, verwijdert u de printer uit de lijst in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie en herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Mac OS 9.x
Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren
1Plaats de cd met stuurprogramma's.
aDubbelklik op Classic en vervolgens op het installatiepakket voor de printer.
Opmerking: Een PPD-bestand geeft Macintosh-computers gedetailleerde informatie over de mogelijkheden van
de printer.
bKies de benodigde taal en klik vervolgens op Continue (Ga door).
cLees het Leesmij-bestand door en klik op Continue (Ga door).
dLees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik op Agree (Akkoord) om hiermee
akkoord te gaan.
eKlik in het scherm Easy Install (Standaard) op Install (Installeer). Alle benodigde bestanden worden op de
computer geïnstalleerd.
fKlik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.
Opmerking: U kunt het PPD-bestand voor de printer ook als onderdeel van een softwarepakket downloaden vanaf
de website van Lexmark: www.lexmark.com.
Stap 2: Bureaubladprinter maken
1Selecteer in de Kiezer het stuurprogramma voor de LaserWriter 8.
2Als u een netwerk met routers hebt, selecteert u de standaardzone in de lijst. Voor het selecteren van de zone
zoekt u in de pagina met netwerkinstellingen onder AppleTalk naar Zone.
3Selecteer de nieuwe printer.
4V oor het selecteren v an de printer zoekt u op de pagina met netwerkinstellingen onder het kopje "AppleTalk" naar
de standaardnaam van de printer.
5Klik op Maak aan.
6Controleer of er in de Kiezer naast de printernaam een pictogram verschijnt.
7Sluit het venster Kiezer.
8Controleer de printerinstallatie.
aKlik op het bureaubladsymbool van de printer die zojuist is toegevoegd.
bKies Print
–Als in het gedeelte van het menu over het PostScript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) het juiste bestand
voor de printer wordt weergegeven, is de printerinstallatie voltooid.
–Als het PPD-bestand dat wordt weergegeven in het gedeelte over het PPD-bestand va n het menu niet
overeenkomt met uw printer, herhaalt u Stap 1: Aangepast PPD-bestand installeren.
Æ Wijzig configuratie.
Macintosh
24
Stuurprogramma's installeren voor afdrukken via het netwerk
UNIX/Linux
De printer ondersteunt vele UNIX- en Linux-platforms, zoals Sun Solaris en Red Hat. Bezoek de website van Lexmark op
www.lexmark.com voor een volledige lijst met ondersteunde UNIX- en Linux-platforms.
Opmerking: De softwarepakketten voor Sun Solaris en Linux zijn beschikbaar op de cd met stuurprogramma's en
op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Wij leveren een pakket met printerstuurprogramma's voor elk ondersteund UNIX- en Linux-platform. Elk pakket bevat
tevens een Gebruikershandleiding met gedetailleerde instructies voor de installatie en het gebruik van Lexmark-printers in
UNIX- en Linux-omgevingen.
U kunt deze pakketten downloaden via de website van Lexmark. U kunt het pakket met de benodigde stuurprogramma's
ook vinden op de cd met stuurprogramma's.
NetWare
De printer ondersteunt Novell Distributed Print Services (NDPS/iPrint). De meest recente informatie over het installeren van
een netwerkprinter in een NetWare-omgeving vindt u op de cd met stuurprogramma's. Klik op View Documentation
(Documentatie weergeven).
UNIX/Linux
25
4
Opties installeren en verwijderen
VOORZICHTIG: Als u geheugenkaarten of optionele kaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaa r hebt
gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen.
Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, schak el dez e dan ook uit en haal de kabels
uit de printer.
U kunt de geheugencapaciteit van de printer aanpassen en de aansluitingsmogelijkheden vergroten door optionele kaarten
toe te voegen. U kunt deze instructies ook gebruiken om u te helpen bij het vinden van opties die moeten worden
verwijderd. De instructies in dit gedeelte beslaan de volgende opties:
•Firmwarekaarten
–Streepjescode
–ImageQuick™
–IPDS en SCS/TNe
–PrintCryption™
Opmerking: U hebt een kruiskopschroevendraaier nodig om de klep van de systeemkaart te verwijderen.
•Andere interne opties
–Vaste schijf van printer
–RS-232 seriële interfacekaart
–Parallelle 1284-B-interfacekaart
–MarkNet N8000 Series interne printerservers (ook wel interne netwerkadapters of INA's genoemd)
Andere opties:
•Duplexeenheid (alleen instructies voor het verwijderen)
•Finisher
•Hoge-capaciteitslader
•Optionele lader (alleen instructies voor het verwijderen)
Opties installeren en verwijderen
26
Opties installeren en verwijderen
Klep van systeemkaart verwijderen
U dient de klep van de systeemkaart te verwijderen om geheugenkaarten, een firmwarekaart, een vaste schijf of een
optionele kaart te kunnen installeren.
Achterklep
Deze printer heeft een Kensington Security Slot, dat compatibel is met een vergrendeling van Kensington om de klep van
de systeemkaart te beveiligen. Deze moet mogelijk worden ontgrendeld voordat de klep van de systeemkaart kan worden
verwijderd.
Kensington security slot
Klep van systeemkaart verwijderen
27
Opties installeren en verwijderen
U hebt een kruiskopschroevendraaier nummer 2 nodig om de klep van de systeemkaart te verwijderen.
Schroeven
Schroeven
1Draai de acht schroeven op de klep van de systeemkaart los. Verwijder de schroeven niet helemaal.
Waarschuwing: De klep van de systeemkaart moet worden teruggeplaatst voordat u de printer gaat bedienen.
2Schuif de klep omhoog en weg van de printer.
Klep van systeemkaart verwijderen
28
Opties installeren en verwijderen
3Zoek aan de hand van de afbeelding de connector voor de kaart die u wilt installeren of verwijderen.
Connectoren voor
flashgeheugen- of
firmwarekaarten
Optionele vaste
schijf
Optionele
kaart
Geheugenkaart installeren
Geheugenconnectoren
Parallelle connector
Ethernet-connector
USB-connector
Optionele kaartklep
V o lg de onderstaande instructies voor het installeren van printergeheugenkaarten.
Opmerking: Geheugenkaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers, werken mogelijk niet met uw
printer.
1Verwijder de klep van de systeemkaart. (Raadpleeg Klep van systeemkaart verwijderen .)
2Open de vergrendelingen aan beide uiteinden van de connector voor de geheugenkaart.
3Haal de geheugenkaart uit de verpakking.
Waarschuwing: Geheugenkaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom
eerst een metalen voorwerp, zoals het frame van de printer, aan voordat u een geheugenkaart
aanraakt.
Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan. Bewaar de verpakking.
4Breng de uitsparingen aan de onderkant van de kaart op één lijn met de uitsparingen op de connector.
Geheugenkaart installeren
29
Opties installeren en verwijderen
5Druk de geheugenkaart stevig op de connector totdat de vergrendelingen aan beide zijden van de connector
vastklikken.
U zult wellicht enige kracht moeten uitoefenen om de kaart volledig in de connector te drukken.
Uitsparingen
6Zorg ervoor dat beide vergrendelingen in de uitsparingen aan beide zijden van de kaart passen.
Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren
Opmerking: Firmware- en flashgeheugenkaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers werken
mogelijk niet met uw printer.
1Verwijder de klep van de systeemkaart (zie Klep van systeemkaart verwijderen).
Waarschuwing: Flashgeheugenkaarten en firmwarekaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische
elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen voorwerp, zoals het frame van de printer, aan voordat u
een kaart aanraakt.
2Haal de flashgeheugenkaart of de firmwarekaart uit de verpakking.
Raak de metalen pinnen aan de onderkant van de kaart niet aan. Bewaar de verpakking.
3Houd de flashgeheugen- of firmwarekaart vast bij de vergrendelingsklemmen en breng de plastic pinnen op de
kaart op één lijn met de gaten in de systeemkaar t.
Vergrendelingsklemmen
Pinnen
Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren
30
Loading...
+ 154 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.