KENNISGEVING BEGRENSDE EN BEPERKTE RECHTEN: als gegevens of software word(t)(en) geleverd conform een
'GSA'-contract (General Services Administration), zijn gebruik, vermenigvuldiging en openbaarmaking onderhevig aan
beperkingen zoals beschreven in Contractnr. GS-35F-05925.
Dit lampje brandt wanneer het optische station in gebruik is.
Indrukken om de computer aan te zetten.
Als u de computer wilt uitschakelen, opent u het Start menu, klik
vervolgens selecteert u Afsluiten.
Het lampje in de aan/uit-knop geeft de systeemstatus van uw computer aan.
• Knippert drie keer: de computer wordt voor de eerste keer aangesloten op
voeding.
• Aan: de computer staat aan.
• Uit: de computer staat uit of staat in de sluimerstand.
• Knippert snel: de computer gaat naar de sluimerstand of naar de slaapstand.
• Knippert langzaam: de computer staat in de slaapstand.
Dit lampje brandt wanneer het opslagstation in gebruik is.
Aan/uit en
Deze sensor ontvangt het flitslicht dat wordt verzonden door de app Lenovo PC
6. Foto-elektrische sensor*
Diagnostics die is geïnstalleerd op uw smartphone. Vervolgens triggert de fotoelektrische sensor de computer om het wijsje van de gedetecteerde fout naar de
smartphone voor gebruikers te zenden om de foutcode te analyseren.
7. HeadsetaansluitingEen headset of hoofdtelefoon op uw computer aansluiten.
8. Viercijferig beeldscherm voor
diagnostiek
9. Aansluiting voor USB 3.2 Gen
2 (met functie voor opladen)
10. USB 3.2 Gen 2-aansluiting
11. USB-C
®
-aansluiting (3.2 Gen
2)
* voor bepaalde modellen
Geeft een viercijferige foutcode weer wanneer een probleem of fout wordt
gedetecteerd. U kunt de foutcode controleren op
thinkworkstationsoftware.com/diags
.
https://
• USB-apparaten opladen met de uitvoerspanning en stroom van 5 V en 2,1 A.
• Stelt u in staat een hogere gegevensoverdrachtssnelheid te krijgen bij
aansluiting van USB-apparaten, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USBopslagapparaat of USB-printer.
Stelt u in staat een hogere gegevensoverdrachtssnelheid te krijgen bij aansluiting
van USB-apparaten, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USBopslagapparaat of USB-printer.
• USB-C-apparaten opladen met de uitvoerspanning en stroom van 5 V en 3 A.
• Gegevensoverdracht met USB 3.2 snelheid van maximaal 10 Gbps.
2
P620 Gebruikershandleiding
Achterkant
1. Aansluiting voor microfoon
2. Audio lijnuitgang
3. Audio lijningang
4. Seriële aansluiting*
5. Aansluiting voor PS/2toetsenbord*
6. Aansluiting voor PS/2-muis*
7. USB 2.0-poorten
Sluit een microfoon aan op uw computer voor het opnemen van geluid of voor
interactie met de computer bij het gebruik van spraakherkenningssoftware.
Audiosignalen versturen van de computer naar externe apparaten, zoals actieve
stereoluidsprekers, hoofdtelefoons of multimediatoetsenborden. Als u een
stereosysteem of een ander extern opnameapparaat wilt aansluiten, sluit u een
kabel aan tussen de audio-lijningang van het apparaat en de audio-lijnuitgang van
de computer.
Opmerking: Als uw computer een audiolijnuitgang en een headset- of
hoofdtelefoonaansluiting heeft, gebruikt u altijd de headset- of
hoofdtelefoonaansluiting voor een oortelefoon, een hoofdtelefoon of een headset.
De hoofdtelefoonaansluiting ondersteunt geen headsetmicrofoons.
Audiosignalen ontvangen van een extern audioapparaat, zoals een stereoinstallatie. Als u een extern audioapparaat wilt aansluiten, sluit u een kabel aan
tussen de audiolijnuitgang van het apparaat en de audiolijningang van de
computer.
Een externe modem, een seriële printer of een ander apparaat aansluiten dat
gebruikmaakt van een seriële aansluiting.
Een toetsenbord aansluiten dat een PS/2-toetsenbordaansluiting (Personal
System/2) gebruikt.
Een muis, trackball of andere aanwijsapparaten aansluiten die geschikt zijn voor
een PS/2-muisaansluiting.
Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis,
USB-opslagapparaat of USB-printer.
Hoofdstuk 1. Leer uw computer kennen3
8. USB 3.2-aansluitingen Gen 2
9. Ethernet-aansluiting
10. PCI Express-kaartsleuf
Stelt u in staat een hogere gegevensoverdrachtssnelheid te krijgen bij aansluiting
van USB-apparaten, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USBopslagapparaat of USB-printer.
Maak een verbinding met een LAN (local area network). Als het groene lampje
brandt, is de computer aangesloten op een LAN. Wanneer het gele lampje
knippert, worden er gegevens overgedragen.
Om de snelheid van de computer te verbeteren, kunt u PCI Express-kaarten in dit
gedeelte installeren. De aansluitingen in dit gedeelte verschillen, afhankelijk van
het computermodel.
11. Aansluiting voor netsnoer
12. Sleutelhoudersleuven
13. Sleuf voor veiligheidsslot
Sluit het netsnoer aan op uw computer, zodat de computer van stroom wordt
voorzien.
Installeer de sleutelhouder die wordt meegeleverd met het slot voor de
computerkap in de sleutelhoudersleuven.
Maak uw computer vast aan een bureau, tafel of een ander vast voorwerp met een
Kensington-kabelslot.
* voor bepaalde modellen
Systeemplaat
Opmerking: Mogelijk ziet de systeemplaat er enigszins anders uit dan de systeemplaat in deze afbeelding.
4
P620 Gebruikershandleiding
Figuur 1. Locatie van onderdelen op de systeemplaat
1 Aansluiting voor aanwezigheidsschakelaar voor kap
2 Aansluiting geheugenventilator 1
(inbraakverklikker)
3 Ventilatoraansluiting voor optisch station 2
5 Geheugenaansluiting 16 Geheugenaansluiting 2
7 Geheugenaansluiting 38 Geheugenaansluiting 4
9 Ventilatoraansluiting voor optisch station10 Aansluiting voor temperatuursensor
11 Ventilatoraansluiting voor microprocessor 112 Microprocessor
Interne opslagstations zijn apparaten waarop de computer gegevens opslaat en leest. U kunt extra stations
in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor
het lezen van andere typen media.
Hoofdstuk 1. Leer uw computer kennen7
1. Sleuven voor M.2 SSD-stations
2. Flex-compartiment
3. Compartimenten voor
opslagstations*
In bepaalde modellen zijn een of twee M.2 SSD-stations geïnstalleerd.
Afhankelijk van uw computermodel is in het flex-compartiment mogelijk een van
de volgende apparaten geïnstalleerd:
• Flex-module
Afhankelijk van uw computermodel zijn in de flex-module mogelijk de volgende
onderdelen geïnstalleerd:
– 15-in-1 kaartlezer
– Plat optisch station
• Opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde
• Conversiekit voor meerdere stations
Afhankelijk van uw computermodel zijn in de conversiekit voor meerdere
stations mogelijk de volgende onderdelen geïnstalleerd:
– Intern opslagstation
– Plat optisch station
• Adapter voor plat optisch station
In de compartimenten voor opslagstations kunt u vaste-schijfstations installeren.
Opmerking: Als u opslagstations wilt installeren in de compartimenten voor
optionele opslagstations, neemt u contact op met het klantsupportcentrum van
Lenovo voor hulp.
4. Compartimenten voor
opslagstations
5. PCIe-sleuven
* voor bepaalde modellen
In de compartimenten voor opslagstations kunt u vaste-schijfstations installeren.
U kunt compatibele PCIe-kaarten en PCIe-SSD-stations installeren in de PCIekaartsleuven.
8
P620 Gebruikershandleiding
Voorzieningen en specificaties
• Breedte: 165 mm
Afmetingen
• Hoogte: 446 mm
• Diepte: 455 mm
Gewicht (zonder de
verpakking)
Hardwareconfiguratie
Voedingseenheid1000 watt voedingseenheid met automatische voltagedetectie
Elektrische invoer
Microprocessor
Geheugen
Opslagapparaat
Maximumconfiguratie bij levering: 24 kg
1. Klik met de rechtermuisknop op de Start knop om het Start-contextmenu te
openen.
2. Klik op Apparaatbeheer. Typ het beheerderswachtwoord of geef een
bevestiging als daarom wordt gevraagd.
• Ingangsspanning: Van 100 tot 240 VAC
• Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Als u de informatie over de microprocessor van uw computer wilt bekijken, klikt u
met de rechtermuisknop op de knop Start en klikt u vervolgens op Systeem.
Maximaal acht Double Data Rate 4 (DDR4) Error Correction Code (ECC)
Registered Dual Inline Memory Modules (RDIMM's)
• Vaste-schijfstation
• M.2 SSD-station*
• Plat optisch station*
• 15-in-1 geheugenkaart*
Om de capaciteit van de vaste schijf van uw computer te bekijken, klikt u met de
rechtermuisknop op de knop Start om het contextmenu van Start te openen en
klikt u vervolgens op Schijfbeheer.
Videovoorzieningen
Audiovoorzieningen
Opmerking: De door het systeem aangegeven opslagstationcapaciteit is minder
dan de nominale capaciteit.
• Sleuven voor PCIe x16-kaarten op de systeemplaat voor een afzonderlijke
grafische kaart
• Videoaansluitingen op een afzonderlijke grafische kaart:
– DVI-aansluiting
– DisplayPort-aansluiting
– Mini DisplayPort-aansluiting
De geïntegreerde audiokaart ondersteunt het volgende:
• Audio lijningang
• Audio lijnuitgang
• Headsetaansluiting
• Interne luidspreker
• Aansluiting voor microfoon
Hoofdstuk 1. Leer uw computer kennen9
• Flex-compartiment
• Compartimenten voor opslagstations
Uitbreidingsmogelijkheden
Netwerkfuncties
• Sleuven voor M.2 SSD-stations
• Geheugencompartimenten
• PCI Express-sleuven
• Bluetooth*
• Ethernet LAN
• Draadloos LAN*
* voor bepaalde modellen
Verklaring op USB overdrachtssnelheid
Afhankelijk van vele factoren, zoals de verwerkingscapaciteit van de host en randapparaten,
bestandseigenschappen en andere factoren die betrekking hebben op de systeemconfiguratie en
gebruiksomgevingen, kan de feitelijke overdrachtssnelheid met behulp van de verschillende USBaansluitingen op dit apparaat variëren en langzamer zijn dan de opgegeven gegevenssnelheid voor elk
onderstaand overeenkomstig apparaat.
USB-apparaatGegevenssnelheid (Gbit/s)
3.2 Gen 1 / 3.1 Gen 1
3.2 Gen 2 / 3.1 Gen 2
3.2 Gen 2 × 2
Thunderbolt 340
Thunderbolt 440
5
10
20
10P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2.Aan de slag met uw computer
Aan de slag met Windows 10
Maak kennis met de basisbeginselen van Windows 10 en ga meteen met het besturingssysteem aan de slag.
Raadpleeg de Help-informatie van Windows voor meer informatie over Windows 10.
Windows-account
Een gebruikersaccount moet gebruik maken van het Windows-besturingssysteem. Dit kan een Windowsgebruikersaccount of een Microsoft-account zijn.
Windows-gebruikersaccount
Als u Windows voor de eerste keer start, wordt u gevraagd om een Windows-gebruikersaccount aan te
maken. Het eerste account dat u maakt, is van het type 'Beheerder'. U kunt met een beheerdersaccount
extra gebruikersaccounts maken of accounttypen als volgt wijzigen:
1. Open het menu Start en kies Instellingen ➙ Accounts ➙ Gezin en andere gebruikers.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Microsoft-account
U kunt zich ook aanmelden bij het Windows-besturingssysteem met een Microsoft-account.
Als u een Microsoft-account wilt maken, gaat u naar de Microsoft-aanmeldingspagina op
signup.live.com
Een Microsoft-account biedt de volgende voordelen:
• U kunt profiteren van eenmalige aanmelding als u andere services van Microsoft gebruikt, zoals OneDrive,
Skype en Outlook.com.
• U kunt persoonlijke instellingen synchroniseren met andere Windows-apparaten.
9. Windows-systeemvakGeef kennisgevingen en de status van enkele functies weer.
10. Pictogram van de
batterijstatus
11. Netwerkpictogram
Wijzig accountinstellingen, vergrendel de computer of meld u af bij het huidige
account.
Open de map Documenten, een standaardmap om ontvangen bestanden in op te
slaan.
Open de map Afbeeldingen, een standaardmap om ontvangen afbeeldingen in
op te slaan.
Start Instellingen.
Schakel de computer uit, herstart deze of zet de computer in de slaapstand.
Open het menu Start.
Typ wat u zoekt in het zoekveld en haal zoekresultaten op van uw computer en
het internet.
Geef alle geopende apps weer en schakel tussen de apps.
Geef de stroomstatus weer en wijzig de instellingen voor de batterij of de energieinstellingen. Als uw computer niet is aangesloten op netvoeding, verandert het
pictogram in
Maak verbinding met een beschikbaar draadloos netwerk en geef de
netwerkstatus weer. Als de computer is aangesloten op een bekabeld netwerk,
verandert het pictogram in
.
.
12. Actiecentrum
Geef de meest recente kennisgevingen van apps weer en voer snel bepaalde
acties uit.
Het menu Start openen
• Klik op de knop Start.
• Druk op de toets met het Windows-logo op het toetsenbord.
12
P620 Gebruikershandleiding
Het Start-contextmenu openen
Klik met de rechtermuisknop op de Start knop.
Het configuratiescherm openen
• Open het menu Start en klik op Windows-systeem ➙ Configuratiescherm.
• Windows Search gebruiken.
Een app starten
• Open het menu Start en selecteer de app die u wilt starten.
• Gebruik Windows Search.
Verbinding maken met netwerken
Uw computer helpt u bij het maken van een verbinding met de wereld via een bekabeld of draadloos
netwerk.
Verbinding maken met een bekabeld Ethernet
Maak met een Ethernet-kabel een verbinding tussen uw computer en een lokaal netwerk via de Ethernetaansluiting op uw computer.
Verbinding maken met Wi-Fi-netwerken (voor bepaalde modellen)
Als uw computer is voorzien van een draadloos LAN-module, kunt u uw computer verbinden met Wi-Fi®netwerken. De draadloos LAN-module in uw computer ondersteunt mogelijk verschillende standaarden. In
sommige landen of regio's is het gebruik van 802.11ax mogelijk uitgeschakeld, overeenkomstig de
plaatselijke voorschriften.
1. Klik op het pictogram van het netwerk in het systeemvak van Windows. Er wordt een lijst met
beschikbare draadloze netwerken weergegeven.
2. Selecteer een beschikbaar netwerk voor verbinding. Geef de vereiste informatie op als dat nodig is.
De app Vantage gebruiken
De vooraf geïnstalleerde Vantage-app is een aangepaste oplossing waarmee u uw computer kunt
onderhouden met automatische updates en oplossingen, hardware-instellingen kunt configureren en
gepersonaliseerde ondersteuning kunt krijgen.
Om toegang te krijgen tot de Vantage-app, typt u Vantage in het zoekveld.
Belangrijke functies
Met de Vantage-app kunt u:
• Eenvoudig nagaan wat de apparaatstatus is en apparaatinstellingen aanpassen.
• UEFI BIOS-, firmware- en stuurprogramma-updates downloaden en installeren om uw computer up-todate te houden.
• De status van uw computer monitoren en uw computer beveiligen tegen externe bedreigingen.
• De hardware van uw computer scannen en de oorzaak van hardwareproblemen opsporen.
• De garantiestatus van de computer opzoeken (online).
• Toegang krijgen tot de gebruikershandleiding en nuttige artikelen.
Opmerkingen:
Hoofdstuk 2. Aan de slag met uw computer13
• De beschikbare functies variëren, afhankelijk van het computermodel.
• De Vantage-app werkt regelmatig de functies bij om uw ervaring met de computer te verbeteren. De
omschrijving van functies kan afwijken van die in uw eigen gebruikersinterface.
Multimedia gebruiken
Uw computer gebruiken voor business of ontspanning met apparaten zoals een camera, beeldscherm of
luidsprekers.
Audio gebruiken
Sluit om het geluid te verbeteren luidsprekers, een hoofdtelefoon of een headset aan op de audioaansluiting.
Het volume aanpassen
1. Klik in het berichtengebied van de taakbalk van Windows op het volumepictogram.
2. Volg de instructies op het scherm om het volume aan te passen. Klik op het luidsprekerpictogram om
het geluid te dempen.
De geluidsinstellingen wijzigen
1. Ga naar het Configuratiescherm en selecteer Weergeven op categorie.
2. Klik op Hardware en geluiden ➙ Geluid.
3. Breng de gewenste wijzigingen aan in de instellingen.
Een extern beeldscherm aansluiten
Aansluiten op een bekabeld beeldscherm
Sluit uw computer aan op een projector of een beeldscherm met de video-aansluitingen van een grafische
kaart in uw computer om presentaties te geven of om uw werkruimte uit te breiden.
Als uw computer het externe beeldscherm niet kan detecteren, klikt u met de rechtermuisknop op een leeg
gedeelte op het bureaublad en klikt u vervolgens op Beeldscherminstellingen ➙ Detecteren.
Verbinding maken met een draadloos beeldscherm
Als u een draadloos beeldscherm wilt gebruiken, zorg dan dat uw computer en het externe beeldscherm de
functie Miracast
• Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Bluetooth en andere apparaten ➙ Bluetooth of een ander apparaat toevoegen. Klik in het venster Een apparaat toevoegen
op Draadloos apparaat of dock. Volg daarna de instructies op het scherm.
• Klik op het pictogram van het actiecentrum
Selecteer het draadloze beeldscherm en volg de instructies op het scherm.
De weergavemodus van het beeldscherm instellen
Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en selecteer Beeldscherminstellingen.
Selecteer vervolgens een weergavemodus van uw voorkeur uit het menu Meerdere beeldschermen.
®
ondersteunen.
in het systeemvak van Windows en klik op Verbinden.
• Deze beeldschermen dupliceren: dezelfde video-uitvoer weergeven op het beeldscherm van de
computer en een extern beeldscherm.
• Deze beeldschermen uitbreiden: de video-uitvoer van het beeldscherm van de computer uitbreiden
naar een extern beeldscherm. U kunt items slepen en verplaatsen tussen de twee beeldschermen.
14
P620 Gebruikershandleiding
• Alleen op 1 weergeven: de video-uitvoer alleen weergeven op het beeldscherm van de computer.
• Alleen op 2 weergeven: de video-uitvoer alleen weergeven op een extern beeldscherm.
Als u programma's weergeeft die gebruikmaken van DirectDraw of Direct3D
®
in Volledig scherm, verschijnt
de video-uitvoer alleen op het hoofdbeeldscherm.
Beeldscherminstellingen wijzigen
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en selecteer
Beeldscherminstellingen.
2. Selecteer het beeldscherm dat u wilt configureren.
3. Wijzig de gewenste weergave-instellingen.
U kunt de instellingen voor zowel het computerscherm als het externe beeldscherm wijzigen. U kunt
bijvoorbeeld bepalen welk scherm het hoofdscherm is en welke het secundaire beeldscherm is. U kunt ook
de resolutie en oriëntatie wijzigen.
Opmerking: Als u een hogere resolutie instelt voor het computerbeeldscherm dan voor het externe
beeldscherm, kan slechts een deel van het scherm op het externe beeldscherm worden weergegeven.
Hoofdstuk 2. Aan de slag met uw computer15
16P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 3.Uw computer verkennen
Energie beheren
Gebruik de informatie in dit gedeelte om de beste balans te vinden tussen prestaties en efficiënt
stroomverbruik.
Het gedrag van de aan/uit-knop instellen
U kunt het gedrag van aan/uit-knop aan uw eigen voorkeur aanpassen. Als u bijvoorbeeld op de aan/uit-knop
drukt, kunt u de computer uitschakelen of in de slaap- of de sluimerstand zetten.
De werking van de aan/uit-knop wijzigen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer ➙ Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen.
3. Breng de gewenste wijzigingen aan in de instellingen.
Het energiebeheerschema instellen
Voor computers die compatibel zijn met ENERGY STAR® wordt het volgende energiebeheerschema van
kracht wanneer uw computers gedurende een bepaalde tijd niet actief zijn geweest:
Tabel 1. Standaard energiebeheerschema (bij aansluiting op de netvoeding)
• Beeldscherm uitzetten na: 10 minuten
• Computer naar slaapstand na: 25 minuten
Om het systeem uit slaapstand te laten ontwaken, drukt u op een toets op het toetsenbord.
De instellingen van uw energiebeheerschema opnieuw instellen om de beste balans te vinden tussen
snelheid en energiebesparing:
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer en kies een energiebeheerschema van uw voorkeur of pas het aan.
Gegevens overbrengen
Deel snel uw bestanden via de ingebouwde Bluetooth-technologie met apparaten die over dezelfde functies
beschikken. U kunt ook een schijf of mediakaart installeren om gegevens over te brengen.
Verbinding maken met een Bluetooth-apparaat (voor bepaalde modellen)
U kunt alle typen Bluetooth-apparaten verbinden met uw computer, zoals een toetsenbord, een muis, een
smartphone of luidsprekers. Om er zeker van te zijn dat de verbinding slaagt, moeten de apparaten zich op
minder dan 10 meter van de computer bevinden.
1. Schakel Bluetooth op de computer in.
a. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Bluetooth en andere
2. Klik op Bluetooth of een ander apparaat toevoegen ➙ Bluetooth.
3. Selecteer een Bluetooth-apparaat en volg de instructies op het scherm.
Uw Bluetooth-apparaat en de computer worden de volgende keer automatisch gekoppeld als de twee
apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden en op beide apparaten Bluetooth is ingeschakeld. U kunt
Bluetooth gebruiken voor gegevensoverdracht of extern beheer en communicatie.
Het optisch station gebruiken (voor bepaalde modellen)
Als uw computer een optisch station heeft, lees dan de volgende informatie.
Weet welk type optisch station u heeft
1. Klik met de rechtermuisknop op de Startknop om het contextmenu Start te openen.
2. Klik op Apparaatbeheer. Typ het beheerderswachtwoord of bevestig dit als daarom wordt gevraagd.
Een schijf installeren of verwijderen
1. Als de computer aan staat, drukt u op de uitwerpknop van het optische station. De lade schuift uit het
station.
2. Plaats een schijf in de lade of verwijder een schijf uit de lade en druk dan opnieuw op de uitwerpknop
om de lade te sluiten.
Opmerking: Als de lade niet opengaat als u op de uitwerpknop drukt, schakelt u de computer uit.
Vervolgens plaatst u een rechtgebogen paperclip in het kleine daarvoor bestemde gaatje naast de
uitwerpknop. Gebruik deze noodoplossing alleen in geval van nood.
Een schijf opnemen
1. Plaats een opneembare schijf in het optische station dat opnemen ondersteunt.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Open het menu Start en klik op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Automatisch afspelen. Selecteer
Automatisch afspelen gebruiken voor alle media en apparaten of schakel deze functie in.
• Open Windows Media Player.
• Dubbelklik op het ISO-bestand.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Een mediakaart gebruiken (voor bepaalde modellen)
Als uw computer een SD-kaartsleuf heeft, lees dan de volgende informatie.
Een mediakaart installeren
1. Zoek de SD-kaartsleuf.
2. Zorg ervoor dat de metalen contactpunten op de kaart en in de SD-kaartsleuf naar elkaar wijzen. Steek
de kaart stevig in de SD-kaartsleuf tot deze op zijn plaats vastzit.
Een mediakaart verwijderen
Attentie: Voordat u een mediakaart verwijdert, moet u eerst de kaart van het Windows-besturingssysteem
verwijderen. Als u dat niet doet, kunnen de gegevens op de kaart beschadigd raken of verloren gaan.
1. Klik op het driehoekige pictogram in het systeemvak van Windows om verborgen pictogrammen weer te
geven. Klik dan met de rechtermuisknop op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media
uitwerpen.
18
P620 Gebruikershandleiding
2. Selecteer het corresponderende item om de kaart uit het Windows-besturingssysteem te verwijderen.
3. Druk op de kaart en verwijder deze uit de computer. Bewaar de kaart op een veilige plaats voor
toekomstig gebruik.
Accessoires aanschaffen
Lenovo heeft allerlei hardwareaccessoires en upgrades om de mogelijkheden van uw computer uit te
breiden. Onder de opties vallen geheugenmodules, opslagapparaten, netwerkkaarten, voedingsadapters,
toetsenborden, muizen en meer.
Om bij Lenovo te winkelen, gaat u naar
https://www.lenovo.com/accessories.
Hoofdstuk 3. Uw computer verkennen19
20P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4.De computer en computergegevens beveiligen
De computer vergrendelen
Opmerking: U bent zelf verantwoordelijk voor de keuze en toepassing van het specifieke slot en andere
beveiligingsvoorzieningen. Lenovo geeft geen oordeel, commentaar of garantie met betrekking tot de
functionaliteit, kwaliteit of prestaties van het slot en de beveiligingsvoorziening. U kunt de computersloten
aanschaffen bij Lenovo.
Beveiligingsslot
Door de computerkap af te sluiten met een beveiligingsslot voorkomt u dat onbevoegden toegang krijgen tot
onderdelen in uw computer. De sleuteltjes voor het beveiligingsslot zijn aan de achterzijde van de machine
bevestigd. Omwille van de veiligheid wordt u geadviseerd de sleuteltjes op een veilige plaats te bewaren als
ze niet in gebruik zijn.
Kensington-kabelslot
Maak uw computer vast aan een bureau, tafel of een ander vast voorwerp met een Kensington-kabelslot.
U kunt de volgende wachtwoorden instellen in de UEFI (Unified Extensible Firmware Interface) BIOS (Basic
Input/Output System) om te voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer. U wordt echter
niet om een UEFI BIOS-wachtwoord gevraagd wanneer de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
• Systeemwachtwoord
Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de computer inschakelt, gevraagd dat
wachtwoord in te voeren. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
• Supervisorwachtwoord
Het supervisorwachtwoord voorkomt dat de configuratie-instellingen door onbevoegden worden
gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de configuratie-instellingen van diverse computers, is het
verstandig met een supervisorwachtwoord te werken.
Als er een supervisorwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u probeert naar het BIOS-menu te
gaan, gevraagd dat wachtwoord in te voeren.
Als u zowel een systeemwachtwoord als een supervisorwachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide
wachtwoorden invoeren. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet u het
supervisorwachtwoord opgeven.
22
P620 Gebruikershandleiding
• Vaste-schijfwachtwoord
Door een vaste-schijfwachtwoord in te stellen, voorkomt u dat er onbevoegd gebruik wordt gemaakt van
de gegevens op het opslagstation. Als er een vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, wordt u bij het
opstarten gevraagd een geldig wachtwoord voor toegang tot het opslagstation in te voeren.
Opmerking: Nadat u een vaste-schijfwachtwoord hebt ingesteld, zijn uw gegevens op het opslagstation
beveiligd; zelfs als het opslagstation uit uw computer wordt gehaald en in een andere computer wordt
geïnstalleerd.
• Wachtwoord systeembeheer (voor bepaalde modellen)
U kunt het systeembeheerwachtwoord zo instellen dat dit dezelfde autoriteit heeft als het
supervisorwachtwoord om beveiligingsfuncties te beheren. De autoriteit van het
systeembeheerwachtwoord aanpassen via het UEFI BIOS-menu:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Security ➙ System Management Password Access Control.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Als u het supervisorwachtwoord én het systeembeheerwachtwoord hebt ingesteld, heeft het
supervisorwachtwoord een hogere autoriteit dan het systeembeheerwachtwoord.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of verwijderen
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Security.
3. Afhankelijk van het type wachtwoord selecteert u Set Supervisor Password, Set Power-On Password, Set System Management Password of Hard Disk Password en drukt u op Enter.
4. Volg de instructies op het scherm om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen.
5. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Noteer de wachtwoorden en bewaar ze op een veilige plaats. Zie 'CMOS wissen' op pagina 32 als u de
wachtwoorden bent vergeten en ze zelf wilt verwijderen. U kunt ook contact opnemen met een
geautoriseerde Lenovo-serviceprovider om de wachtwoorden te laten verwijderen.
Opmerkingen:
• Als u het supervisorwachtwoord bent vergeten, kan deze mogelijk niet worden verwijderd door CMOS te
wissen, afhankelijk van uw BIOS-instellingen.
• Als u het vaste-schijfwachtwoord bent vergeten, kan Lenovo het wachtwoord niet verwijderen en
gegevens van het opslagstation niet herstellen.
Software beveiligingsoplossingen gebruiken
In dit gedeelte vindt u software-oplossingen om uw computer en informatie te beveiligen.
Firewalls gebruiken
Een firewall kan hardware, software of een combinatie van beide zijn afhankelijk van het vereiste
veiligheidsniveau. Firewalls werken volgens een set regels om te bepalen welke inkomende en uitgaande
verbindingen zijn toegelaten. Als de computer met een vooraf geïnstalleerd firewall-programma wordt
geleverd, helpt dit de computer te beschermen tegen gevaren van internet, tegen ongeoorloofde toegang,
tegen inbraak en tegen aanvallen via het internet. Deze beschermt ook uw privacy. Meer informatie over het
gebruik van de firewall-programma vindt u in het Help-systeem van uw firewall-programma.
Hoofdstuk 4. De computer en computergegevens beveiligen23
Firewalls gebruiken:
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Windows Defender Firewall, en volg dan de instructies op het scherm.
In de firmware geïntegreerde Computrace Agent-software gebruiken
(voor bepaalde modellen)
Computrace Agent-software is een oplossing voor IT-eigendomsbeheer en het herstellen van uw computer
na diefstal. De software detecteert de wijzigingen die mogelijk op de computer zijn aangebracht, zoals in de
hardware, software of inbellocatie van de computer. Mogelijk dient u een abonnement te kopen om de
software Computrace Agent te kunnen activeren.
BIOS-beveiligingsoplossingen gebruiken
In dit gedeelte vindt u BIOS-oplossingen om uw computer en informatie te beveiligen.
Verwijder alle gegevens op een opslagstation
Het wordt aanbevolen om alle gegevens op het opslagstation te wissen voordat u een opslagstation of de
computer recyclet.
Alle gegevens op een opslagstation verwijderen:
1. Stel een vaste-schijfwachtwoord in voor het opslagstation dat u wilt recyclen. Zie 'Wachtwoorden
gebruiken' op pagina 22.
2. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
3. Selecteer Security ➙ Hard Disk Password ➙ Security Erase HDD Data en druk op Enter.
4. Selecteer het opslagstation dat u wilt recyclen en druk op Enter.
5. Er wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd de bewerking te bevestigen. Selecteer Yes
en druk op Enter. Het wisproces start.
Opmerking: Tijdens het wissen zijn de aan-uitknop en het toetsenbord uitgeschakeld.
6. Nadat het wissen is voltooid, wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het systeem te
resetten. Selecteer Continue.
Opmerking: Afhankelijk van de capaciteit van het opslagstation duurt het wissen een half uur tot drie
uur.
7. Nadat het resetten is voltooid, zal het volgende gebeuren:
• Als een opslagstation met systeemgegevens is gewist, krijgt u de melding dat er geen
besturingssysteem beschikbaar is.
• Als een opslagstation met andere dan systeemgegevens is gewist, start de computer automatisch
weer op.
De aanwezigheidsschakelaar voor de kap gebruiken
De schakelaar op de kap voorkomt dat de computer inlogt in het besturingssysteem, wanneer de kap van de
computer niet goed is geïnstalleerd of gesloten.
De schakelaar van het computerdeksel op het systeembord inschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Security ➙ Cover Tamper Detected en druk Enter.
3. Selecteer Enabled en druk op Enter.
24
P620 Gebruikershandleiding
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Wanneer de schakelaar van de computerkap op de systeemplaat ingeschakeld is en als de schakelaar op de
kap detecteert dat de computerkap niet naar behoren is geïnstalleerd of gesloten, zal er een foutbericht
worden weergegeven wanneer u de computer aanzet. De foutmelding omzeilen en inloggen op het
besturingssysteem:
1. Installeer of sluit de kap van de computer op de juiste manier.
2. Ga naar het BIOS-menu, sla op en sluit weer af.
Smart USB Protection gebruiken
De functie Smart USB Protection is een beveiligingsfunctie waarmee u kunt voorkomen dat gegevens van de
computer worden gekopieerd naar USB-opslagapparaten die op de computer zijn aangesloten. U kunt de
functie Smart USB Protection instellen op een van de volgende werkstanden:
• Disabled (standaardinstelling): u kunt USB-opslagapparaten gebruiken zonder beperking.
• Read Only: u kunt geen gegevens van de computer naar USB-opslagapparaten kopiëren. U hebt echter
wel toegang tot gegevens op de USB-opslagapparaten en kunt deze wijzigen.
• No Access: u hebt geen toegang tot USB-opslagapparaten vanaf de computer.
De functie Smart USB Protection configureren:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Security ➙ Smart USB Protection en druk op Enter.
3. Kies de gewenste instelling en druk op Enter.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Hoofdstuk 4. De computer en computergegevens beveiligen25
26P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5.UEFI BIOS
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het configureren en bijwerken van UEFI BIOS en het wissen van
CMOS.
Wat is UEFI BIOS
Opmerking: De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare instellingen
in UEFI BIOS overschrijven.
Het UEFI BIOS is het eerste programma dat op de computer wordt uitgevoerd wanneer de computer wordt
ingeschakeld. Met het UEFI BIOS worden de hardware-onderdelen geïnitialiseerd en worden het
besturingssysteem en andere programma´s geladen. Uw computer wordt geleverd met een
installatieprogramma waarmee u de UEFI BIOS-instellingen kunt wijzigen.
Het BIOS-menu openen
Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op de toets F1 of
toetsencombinatie Fn+F1 om het BIOS-menu weer te geven.
Opmerking: Als u een BIOS-wachtwoord hebt ingesteld, voer dan het juiste wachtwoord in wanneer dat
wordt gevraagd. U kunt ook No selecteren of op Esc drukken om de wachtwoordvraag over te slaan en het
BIOS-menu te openen. U kunt echter niet de systeemconfiguraties wijzigen die met wachtwoorden zijn
beschermd.
Navigeren in de BIOS-interface
Attentie: De standaardconfiguraties zijn al vooraf voor u ingesteld en worden vetgedrukt weergegeven.
Verkeerde wijzigingen van de configuraties kunnen onverwachte gevolgen hebben.
Afhankelijk van uw toetsenbord kunt u navigeren in de BIOS-interface door op de volgende toetsen of
combinaties van Fn- en de volgende toetsen te drukken:
F1 of Fn+F1Het scherm met algemene hulp weergeven.
Esc of Fn+EscHet submenu afsluiten en terugkeren naar het bovenliggende menu.
↑↓ of Fn+↑↓Een item zoeken.
← → of Fn+← →Een tabblad selecteren.
+/– of Fn++/–Naar een hogere of lagere waarde wijzigen.
EnterHet geselecteerde tabblad of submenu openen.
F9 of Fn+F9De fabrieksinstellingen herstellen.
F10 of Fn+F10De configuratie opslaan en afsluiten.
De weergavetaal van UEFI BIOS wijzigen
UEFI BIOS ondersteunt drie of vier weergavetalen: Engels, Frans, Vereenvoudigd Chinees en Russisch (voor
bepaalde modellen).
U kunt het UEFI BIOS naar wens in de grafische modus of in de tekstmodus gebruiken.
De weergavemodus van UEFI BIOS wijzigen:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Main ➙ Setup Mode Select en druk op Enter.
3. Stel de weergavemodus in naar wens.
De systeemdatum en -tijd instellen
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Main ➙ System Time & Date en druk op Enter.
3. Stel de gewenste datum en tijd voor het systeem in.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
De opstartvolgorde wijzigen
Als de computer niet zoals verwacht opstart vanaf een bepaald apparaat, kunt u ervoor kiezen de
opstartvolgorde van de apparaten permanent te wijzigen of een tijdelijk opstartapparaat te selecteren.
De opstartvolgorde van apparaten permanent wijzigen
1. Afhankelijk van het type opslagapparaat doet u een van de volgende dingen:
• Als het opslagapparaat een intern apparaat is, gaat u naar stap 2.
• Als het opslagapparaat een schijf is, controleert u of de computer aan is of zet u de computer aan.
Plaats vervolgens de schijf in het optische station.
• Als het opslagapparaat een ander extern apparaat is dan een schijf, sluit u het opslagapparaat aan op
de computer.
2. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
3. Selecteer Startup, en volg dan de instructies op het scherm om de opstartvolgorde van de apparaten te
wijzigen.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Kies een tijdelijk opstartapparaat
Opmerking: Niet alle schijven en opslagstations zijn opstartbaar.
1. Afhankelijk van het type opslagapparaat doet u een van de volgende dingen:
• Als het opslagapparaat een intern apparaat is, gaat u naar stap 2.
• Als het opslagapparaat een schijf is, controleert u of de computer aan is of zet u de computer aan.
Plaats vervolgens de schijf in het optische station.
• Als het opslagapparaat een ander extern apparaat is dan een schijf, sluit u het opslagapparaat aan op
de computer.
2. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F12 of Fn+F12.
28
P620 Gebruikershandleiding
3. Selecteer het gewenste opslagapparaat en druk op Enter.
Als u de opstartvolgorde van apparaten permanent wilt wijzigen, selecteert u Enter Setup in Startup Device
Menu en drukt u op Enter om het BIOS-menu te openen.
Schakel de configuration change detection-functie in- of uit
Als u de functie Configuration Change Detection inschakelt en de POST gewijzigde configuraties van
sommige hardwareapparaten (zoals opslagstations of geheugenmodules) detecteert, wordt een foutmelding
weergegeven wanneer u uw computer aanzet.
De Configuration Change Detection-functie in- of uitschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Security ➙ Configuration Change Detection en druk op Enter.
3. De gewenste functie in- of uitschakelen.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Druk op F2 of Fn+F2 om de foutmelding te omzeilen en log in op het besturingssysteem. U wist het
foutbericht door het BIOS-menu te openen, op te slaan en af te sluiten.
Schakel de automatic power on-functie in- of uit
De functie Automatic Power On in UEFI BIOS biedt u verschillende opties waarmee u de computer
automatisch kunt laten opstarten.
De automatic power on-functie in- of uitschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Power ➙ Automatic Power On en druk op Enter.
3. Kies de gewenste functie en druk op Enter.
4. De gewenste functie in- of uitschakelen.
5. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
De ErP LPS-compliantiemodus in- of uitschakelen
Lenovo-computers voldoen aan de eco-designvereisten van de ErP Lot 3-regelgeving. Ga voor meer
informatie naar:
U kunt de ErP LPS-compliantiemodus inschakelen om het elektriciteitsverbruik te verlagen wanneer de
computer uit of in slaapstand staat. Wanneer de ErP LPS-compliantiemodus is ingeschakeld, kunt u de
computer uit de slaapstand halen door op de aan/uit-knop te drukken.
De ErP LPS-compliantiemodus in- of uitschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Power ➙ Enhanced Power Saving Mode en druk op Enter.
3. Afhankelijk van of u Enabled of Disabled selecteert, voert u een van de volgende handelingen uit:
• Als u Enabled selecteert, drukt u op Enter. Selecteer dan Power ➙ Automatic Power On en druk op
Enter. Controleer of de functie Wake on LAN automatisch wordt uitgeschakeld. Zo niet, schakel deze
dan uit.
• Als u Disabled selecteert, drukt u op Enter. Ga vervolgens door naar de volgende stap.
Hoofdstuk 5. UEFI BIOS29
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
U moet ook de functie Snel opstarten uitschakelen voor naleving van de ErP-vereisten voor de
uitgeschakelde modus.
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer ➙ Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen ➙ Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
3. Wis de optie Snel opstarten inschakelen (aanbevolen) in de lijst Instellingen voor afsluiten.
Het ventilatorsnelheidsniveau wijzigen
U kunt het ventilatorsnelheidsniveau wijzigen van niveau 1 t/m 7 om de thermische prestaties van uw
computer aan te passen. Een hoger ventilatorsnelheidsniveau betekent betere thermische prestaties met
minder lawaai.
Het ventilatorsnelheidsniveau wijzigen:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Selecteer Power ➙ Fan Control Stepping en druk op Enter.
3. Stel het ventilatorsnelheidsniveau in naar wens.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
CPU vergrendelen als PSB is ingeschakeld
Platform Secure Boot is een AMD-technologie om de platformbeveiliging te verbeteren. Als deze functie is
ingeschakeld in het UEFI BIOS, ziet u nadat u de defecte CPU hebt vervangen en het systeem hebt gestart,
dat de nieuwe CPU wordt vergrendeld en alleen geschikt is voor het huidige computermodel. Selecteer de
gewenste optie.
De BIOS-instellingen wijzigen voordat u een nieuw besturingssysteem
installeert
De BIOS-instellingen verschillen per besturingssysteem. Wijzig de BIOS-instellingen voordat u een nieuw
besturingssysteem installeert.
Microsoft brengt voortdurend updates uit voor het besturingssysteem Windows 10. Controleer voordat u een
bepaalde Windows 10-versie installeert de compatibiliteitslijst voor de Windows-versie. Ga voor meer
informatie naar:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
2. Kies in de hoofdinterface voor Security ➙ Secure Boot en druk op Enter.
3. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u wilt installeren, voert u een van de volgende stappen uit:
• Voor installatie van het besturingssysteem Windows 10 (64-bits) of de meeste Linux-
besturingssystemen, selecteert u Enabled bij Secure Boot.
• Als u een besturingssysteem wilt installeren dat Secure Boot niet ondersteunt, selecteert u Disabled
bij Secure Boot.
4. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
30
P620 Gebruikershandleiding
UEFI BIOS bijwerken
Wanneer u een nieuw programma, een stuurprogramma of een hardwareonderdeel installeert, moet u
mogelijk het UEFI BIOS bijwerken. U kunt BIOS bijwerken vanaf uw besturingssysteem of met een
flashupdate-schijf (alleen op bepaalde modellen ondersteund).
Download en installeer het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket via een van de volgende methoden:
• Vanuit de Vantage-app:
Open de Vantage-app om de beschikbare updatepakketten te controleren. Als het meest recente UEFI
BIOS-updatepakket beschikbaar is, volgt u de aanwijzingen op het scherm om het pakket te downloaden
en te installeren.
• Van de ondersteuningswebsite van Lenovo:
1. Ga naar
2. Download het stuurprogramma van de BIOS-flashupdate voor de besturingssysteemversie of de ISOimageversie (gebruikt voor het maken van een flashupdate-schijf). Download vervolgens de
installatie-instructies voor het stuurprogramma van de BIOS-flashupdate dat u hebt gedownload.
3. Druk de installatie-instructies af en volg de instructies voor het bijwerken van het BIOS.
https://pcsupport.lenovo.com.
UEFI BIOS-zelfherstel
Als u het UEFI BIOS bijwerkt, kan het zijn dat er een stroomstoring of andere kritieke bewerkingen optreden
waardoor het opstarten vastloopt. In dit geval wordt de functie voor zelfherstel van het UEFI BIOS
automatisch gestart om UEFI BIOS te herstellen en op te starten. U kunt de instellingen zoveel mogelijk
opslaan. Gebruikersinvoer wordt geblokkeerd en er is geen gebruikersopdracht nodig tijdens het proces voor
zelfherstel. Zet de computer niet uit. Het systeem activeert de installatie en geeft de voortgang weer wanneer
de primaire image wordt hersteld.
Tijdens het proces voor zelfherstel geeft het viercijferige diagnosescherm aan dat er een zelfherstel wordt
uitgevoerd en wordt het percentage van de voortgang weergegeven. Het hele proces duurt mogelijk 15
minuten.
Als het zelfherstel niet kan worden uitgevoerd, loopt het systeem vast. U kunt contact opnemen met een
geautoriseerde Lenovo-serviceprovider om de computer te laten repareren.
Herstellen van een BIOS-bijwerkfout
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle verbonden apparaten uit.
2. Plaats de schijf met de BIOS-update in het optische station en schakel vervolgens de computer uit.
3. Haal alle stekkers uit het stopcontact. Verwijder vervolgens alle onderdelen die de toegang tot de jumper
voor wissen en herstel van het CMOS blokkeren.
4. Verplaats de jumper van de standaardpositie naar de onderhoudspositie.
5. Steek de stekkers van de computer en het beeldscherm in het stopcontact.
6. Zet het beeldscherm en de computer aan. Als de computer een signaal geeft, start de herstelprocedure.
7. Na het voltooien van de herstelprocedure wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Opmerking: Afhankelijk van het computermodel duurt het herstelproces twee tot drie minuten.
8. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
9. Zet de jumper terug in de standaardpositie.
Hoofdstuk 5. UEFI BIOS31
10. Plaats alle onderdelen terug die u hebt verwijderd. Steek vervolgens de stekkers van de computer en de
monitor in het stopcontact.
11. Zet het beeldscherm en de computer aan. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
12. Om gegevensverlies te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de BIOS-instellingen worden hersteld naar
een eerder punt. Zie voor BIOS-configuraties Hoofdstuk 5 'UEFI BIOS' op pagina 27.
CMOS wissen
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle verbonden apparatuur en de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact. Verwijder vervolgens alle onderdelen die de toegang tot de jumper
voor wissen en herstel van het CMOS blokkeren.
3. Verplaats de jumper van de standaardpositie naar de onderhoudspositie.
4. Steek de stekkers van de computer en het beeldscherm in het stopcontact.
5. Zet het beeldscherm en de computer aan. Als de computer een signaal geeft, wacht dan ongeveer tien
seconden.
6. Zet de computer uit door de aan/uit-knop ongeveer vier seconden ingedrukt te houden.
7. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
8. Zet de jumper terug in de standaardpositie.
9. Plaats alle onderdelen terug die u hebt verwijderd. Steek vervolgens de stekkers van de computer en de
monitor in het stopcontact.
10. Zet het beeldscherm en de computer aan. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
11. Om gegevensverlies te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de BIOS-instellingen worden hersteld naar
een eerder punt. Zie voor BIOS-configuraties Hoofdstuk 5 'UEFI BIOS' op pagina 27.
32
P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6.RAID
Wat is RAID
RAID (Redundant Array of Independent Disks) is een technologie waarmee door redundantie betere
opslagfuncties en betrouwbaarheid worden geboden. Met de technologie kunnen ook de betrouwbaarheid
van de gegevensopslag en de fouttolerantie worden verbeterd in vergelijking met opslagsystemen met maar
één station. Gegevensverlies als gevolg van een stationsfout kan worden voorkomen door de ontbrekende
gegevens met behulp van de overgebleven stations opnieuw samen te stellen.
Als een groep onafhankelijke fysieke opslagstations is ingesteld op het gebruik van RAID-technologie, zijn
deze in een RAID-array geplaatst. Via deze array worden gegevens over meerdere opslagstations verdeeld,
maar de array verschijnt op de hostcomputer als een enkele opslageenheid. RAID-arrays creëren en
gebruiken biedt hoge prestaties, zoals betere I/O-prestaties, omdat verschillende stations tegelijk kunnen
worden gebruikt.
RAID-modus selecteren
U kunt de SATA RAID-modus of NVMe RAID-modus selecteren om de RAID met het RAIDXpert2
Configuration Utility te configureren.
1. Ga op een van de volgende manieren te werk om de SATA RAID-modus of NVMe RAID-modus te
selecteren:
• SATA RAID-modus:
a. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
b. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup ➙ Configure SATA as (AHCI/RAID).
c. Selecteer RAID.
• NVMe RAID-modus:
a. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
b. Selecteer Devices ➙ NVMe Setup ➙ NVMe RAID Mode (Enabled/Disabled).
c. Selecteer Enabled.
2. Druk op F10 of Fn+F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.
3. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1 of Fn+F1.
4. Selecteer Devices ➙ RAIDXpert2 Configuration Utility om stations te selecteren en RAID te
configureren.
RAID-niveaus
WAARSCHUWING:
• Er wordt slechts één redundante RAID-array ondersteund door AMD-RAID. RAID1, RAID5 en
RAID10 zijn allemaal redundante arrays.
• De AMD-RAID ondersteunt maximaal acht arrays, waaronder niet-RAID-arrays.
• Meerdere besturingssystemen worden niet ondersteund op de AMD-RAID-array. Als het systeem
wordt opgestart vanaf een opstartbare AMD-RAID-array, moet de eerste array in de sectie met
arrays de opstartbare array zijn. Het systeem start alleen op van de eerste array in de sectie met
arrays. Raadpleeg 'RAID configureren met RAIDXpert2 Configuration Utility' op pagina 34 om de
eerste array te zoeken door de arraydetails weer te geven en het arraynummer te controleren.
– De hoogste prestaties leveren maar geen gegevensredundantie. De gegevens in de array zijn
gesegmenteerd (gestreept) over diverse schijven.
– Ondersteuning voor 2-8 schijven.
– RAID 0-arrays zijn nuttig voor het opslaan van informatie, zoals het wisselbestand van het
besturingssysteem, waar de prestaties uiterst belangrijk zijn maar redundantie niet.
• RAID 1: gespiegelde schijvenreeks
– Gegevens spiegelen op een partitie van de ene schijf naar de andere.
– Ondersteuning voor 2 schijven.
– RAID 1-arrays zijn nuttig als er slechts twee schijven beschikbaar zijn en gegevensintegriteit
belangrijker is dan de opslagcapaciteit.
• RAID 5: block-level striped disk array met gedistribueerde pariteit
– De gegevens en pariteit verdelen over alle schijven in de array.
– Ondersteuning voor 3-8 schijven.
– Buitengewone leesprestaties en redundantie bieden.
• RAID 10: striped en mirrored disk-array (een combinatie van RAID 0 en RAID 1)
– Gespiegelde en gesegmenteerde sets combineren. RAID 10 staat meerdere schijffouten toe, maximaal
1 fout in elke gesegmenteerde spiegel.
– Ondersteuning voor 4, 6 of 8 schijven.
– Betere prestaties bieden dan een eenvoudige mirror als gevolg van de extra schijven. Vereist twee keer
de schijfruimte van RAID 1 om redundantie te bieden.
• Volume (JBOD):
– RAIDXpert2 Configuration Utility behandelt een of meer schijven of de ongebruikte ruimte op een schijf
als één array.
– Ondersteuning voor 1-8 schijven.
– De mogelijkheid bieden om opslagmedia te koppelen van een of meer schijven, ongeacht de grootte
van de ruimte op die schijven. Het is handig bij het ophalen van de schijfruimte die niet wordt gebruikt
door andere schijven in de array. Het biedt geen prestatievoordelen of gegevensredundantie. Als
gevolg van een schijfstoring gaan gegevens verloren.
• RAIDABLE (ook wel RAID Ready genoemd):
– Toestaan dat een RAIDABLE-schijfstation later wordt getransformeerd naar RAID 0 of RAID 1.
– Ondersteuning voor 1 schijf.
RAID configureren met RAIDXpert2 Configuration Utility
Als uw computer met het hulpprogramma RAIDXpert2 Configuration Utility wordt geleverd, kunt u de
onderstaande aanwijzingen volgen om RAID te configureren.
Schijven initialiseren
Nieuwe schijven en verouderde schijven moeten worden geïnitialiseerd voordat u deze kunt gebruiken om
een AMD-RAID-array te maken. Bij initialisatie worden AMD-RAID-configuratiegegevens (metagegevens) op
een schijf opgeslagen.
WAARSCHUWING:
34
P620 Gebruikershandleiding
• Als een schijf onderdeel is van een AMD-RAID-array, kan de schijf niet worden geselecteerd om te
initialiseren. Als u de schijf toch wilt initialiseren, verwijdert u de AMD-RAID-array. De gegevens op
de schijf worden tijdens de initialisatie gewist. Zorg ervoor dat u de juiste schijven kiest om te
initialiseren.
• Een verouderde schijf kan geldige gegevens bevatten. Als een oude array wordt verwijderd, gaan
alle gegevens op de schijf verloren.
1. Open het menu RAIDXpert2 Configuration Utility. Selecteer met de pijltoetsen de optie Physical Disk
Management en druk op Enter.
2. Selecteer met de pijltoetsen de optie Select Physical Disk Operations en druk op Enter.
3. Selecteer met de pijltoetsen de optie Initialize Disk en druk op Enter.
4. Selecteer de schijven die u wilt initialiseren:
a. Selecteer met de pijltoetsen een schijf en druk op de spatiebalk of Enter. Zo kunt u meerdere
schijven selecteren.
b. Selecteer OK met de pijltoetsen en druk op Enter.
c. Lees het waarschuwingsbericht. Als u wilt doorgaan, gebruikt u de pijltoetsen om YES te selecteren
en drukt u op ENTER.
Opmerking: Het initialisatieproces duurt ongeveer 10 tot 15 seconden. Tijdens de initialisatie wordt
een volledige nieuwe scan van alle kanalen automatisch uitgevoerd.
Arrays maken
Arrays kunnen worden gemaakt nadat de schijven zijn geïnitialiseerd:
1. Open het menu RAIDXpert2 Configuration Utility. Selecteer met de pijltoetsen de optie Array Management en druk op Enter.
2. Selecteer met de pijltoetsen de optie Create Array en druk op Enter.
3. Selecteer met de pijltoetsen Select RAID Level ➙ RAID Level en druk op Enter.
Opmerking: Enkele RAID-niveaus worden mogelijk niet getoond, omdat het aantal geïnstalleerde
opslagstations kan variëren.
4. Selecteer de schijven waarvoor u de array wilt maken:
a. Selecteer met de pijltoetsen de optie Physical Disks en druk op Enter.
b. Selecteer met de pijltoetsen de gewenste schijven en druk op de spatiebalk of Enter.
c. Selecteer Apply Changes met de pijltoetsen en druk op Enter.
5. Raadpleeg de onderstaande tabel voor de standaardgrootte van de cachecode (CTS).
Type array
HDD-array64 k
SSD-array
Alle NVMe-arrays256 k
Standaard CTS
64 k
6. Selecteer Read Cache Policy met de pijltoetsen en druk op Enter. Selecteer het gewenste cachebeleid
voor lezen en druk op Enter.
7. Selecteer Write Cache Policy met de pijltoetsen en druk op Enter. Selecteer het gewenste cachebeleid
voor schrijven en druk op Enter.
8. Selecteer met de pijltoetsen de optie Create Array en druk op Enter.
Hoofdstuk 6. RAID35
Arrays verwijderen
WAARSCHUWING:
• Als u een array verwijdert, worden alle gegevens die zich in de array bevinden, definitief verwijderd.
Deze actie kan niet worden teruggedraaid en het is zeer onwaarschijnlijk dat de gegevens kunnen
worden hersteld.
• Verwijder niet de eerste array die in de sectie met arrays wordt vermeld, als dit de opstartbare
AMD-RAID-array is. Als u dit doet, worden de bestanden van het besturingssysteem en de AMDRAID verwijderd.
1. Open het menu RAIDXpert2 Configuration Utility. Selecteer met de pijltoetsen de optie Array
Management en druk op Enter.
2. Selecteer met de pijltoetsen de optie Delete Arrays en druk op Enter.
3. Selecteer de te verwijderen arrays:
a. Selecteer met de pijltoetsen de gewenste array of meerdere arrays, druk op de spatiebalk of Enter
om de verwijderoptie te wijzigen in Enabled.
b. Als u alle arrays wilt selecteren, gebruikt u de pijltoetsen om Check all te selecteren en drukt u op
Enter.
c. Selecteer met de pijltoetsen de optie Delete Array en druk op de spatiebalk of Enter.
d. Lees het waarschuwingsbericht. Als u wilt doorgaan, drukt u op de spatiebalk of op Enter.
e. Selecteer met de pijltoetsen Yes om de arrays te verwijderen.
Arraydetails bekijken
Met deze optie worden de details van een array weergegeven. U kunt niets wijzigen met deze menuoptie. Het
is uitsluitend bedoeld ter informatie.
1. Open het menu RAIDXpert2 Configuration Utility. Selecteer met de pijltoetsen de optie Array Management en druk op Enter.
2. Selecteer met de pijltoetsen de optie Select Manage Array Properties en druk op Enter.
3. Selecteer met de pijltoetsen de optie Select Array en druk op Enter. Kies de gewenste array en druk op Enter.
4. Selecteer met de pijltoetsen de optie View Associated Physical Disks en druk op Enter.
5. Druk op de spatiebalk om een van de leden van de array te selecteren.
6. Selecteer met de pijltoetsen de optie View Physical Disk Properties en druk op Enter.
7. Informatie over de array wordt weergegeven onder Select Array header:
• Arraynummer
• RAID-niveau
• Status
• Formaat
• CTS
• Cache-instellingen
• Gekoppelde fysieke schijven
8. Als u een andere array wilt bekijken, drukt u tweemaal op ESC en voert u de stappen 2 tot en met 7
opnieuw uit.
9. Druk op ESC om hoofdmenu te verlaten.
36
P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7.Diagnose, probleemoplossing en herstel
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het verhelpen van computerproblemen. Gebruik de
standaardprocedure als uitgangspunt voor het oplossen van computerproblemen.
Basisprocedure voor verhelpen van computerproblemen
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
1. Controleer of:
a. De kabels van alle aangesloten apparatuur zijn correct en stevig bevestigd.
b. Alle componenten zijn weer op de juiste manier teruggeplaatst.
c. Alle netsnoeren van apparatuur met een eigen netvoeding zijn geplaatst in geaarde, goed werkende
stopcontacten.
d. Alle aangesloten apparaten zijn ingeschakeld in UEFI BIOS.
2. Gebruik een antivirusprogramma (indien aanwezig) om te controleren of de computer besmet is met een
virus. Als het programma een virus ontdekt, verwijdert u dat virus.
3. Zie Hoofdstuk 7 'Diagnose, probleemoplossing en herstel' op pagina 37 om het probleem dat u
ondervindt op te lossen, voer het diagnoseprogramma uit en herstel het besturingssysteem.
4. Neem contact op met Lenovo als het probleem zich blijft voordoen. Zie Hoofdstuk 9 'Help en
ondersteuning' op pagina 103.
Problemen oplossen
Gebruik deze informatie voor het oplossen van probleem om oplossingen voor problemen te vinden die
duidelijke dymptomen hebben.
• Als de externe luidsprekers een volumeregeling hebben, controleer
dan of het volume niet te laag is ingesteld.
• Klik in het berichtengebied van de taakbalk van Windows op het
volumepictogram. Controleer de instellingen van de luidspreker en
het volume. Demp de luidspreker niet en stel het volume niet te
laag in.
• Als uw computer een audiopaneel aan de voorzijde heeft,
controleert u of het volume niet te laag is ingesteld.
• Controleer of de externe luidsprekers (of de hoofdtelefoon) zijn
aangesloten op de juiste audio-aansluiting van de computer. De
meeste luidsprekerkabels zijn voorzien van een kleur die hetzelfde
is als de kleur van de audioaansluiting.
Opmerking: Wanneer u kabels voor externe luidsprekers of
koptelefoons aansluit op de audiopoort, wordt de eventueel
aanwezige interne luidspreker daardoor uitgeschakeld. In de
meeste gevallen wordt door het installeren van een geluidskaart, in
een van de uitbreidingssleuven, de op de systeemplaat
ingebouwde audiofunctie uitgeschakeld. U dient dan gebruik te
maken van de audio-aansluitingen van de adapter.
• Controleer of het programma dat u gebruikt, is bedoeld voor
gebruik onder het besturingssysteem Microsoft Windows. Indien
het programma zo is ontworpen dat het in DOS wordt uitgevoerd,
wordt de geluidfunctie van Windows niet gebruikt. Het programma
moet worden geconfigureerd voor gebruik van SoundBlaster Pro of
SoundBlaster-emulatie.
• Controleer of de audiostuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd.
Het geluid komt niet uit de hoofdtelefoon of
hoofdtelefoon.
Het geluid komt uit een van de externe
luidsprekers.
Selecteer de headset of hoofdtelefoon als het standaard audiouitvoerapparaat in geavanceerde geluidsinstellingen.
• Zorg dat de luidsprekerkabel correct en stevig is aangesloten in de
poort van de computer.
• Controleer of de kabel die de luidsprekers met elkaar verbindt,
goed is bevestigd.
• Controleer of de balans goed is ingesteld.
1. Klik met de rechtermuisknop in het berichtengebied van de
taakbalk van Windows op het volumepictogram. Klik
vervolgens op Volumemixer openen en selecteer de
gewenste luidspreker.
2. Klik op het luidsprekerpictogram boven de volumeregeling en
klik vervolgens op het tabblad Niveaus.
Netwerkproblemen
Opmerking: De Wi-Fi en Bluetooth-functies zijn optioneel.
Hoofdstuk 7. Diagnose, probleemoplossing en herstel39
Probleem
De computer kan geen verbinding maken met
een Ethernet LAN.
Als er een Gigabit Ethernet-computer wordt
gebruikt met een snelheid van 1000 Mbps,
werkt de verbinding niet of treden er fouten
op in de verbinding.
Oplossing
• Sluit de kabel aan op de Ethernet-poort en de RJ45-aansluiting van
de hub.
• Schakel de Ethernet-LAN-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel de Ethernet LAN-adapter in.
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in
grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Netwerkcentrum ➙ Adapterinstellingen wijzigen.
3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Ethernet
LAN-adapter en klik op Inschakelen.
• Werk de Ethernet LAN-adapter bij of installeer de Ethernet LANadapter opnieuw.
• Installeer alle netwerksoftware die voor uw netwerkomgeving nodig
is. Neem contact op met de netwerkbeheerder voor de benodigde
netwerksoftware.
• Stel dezelfde duplex in voor de switch-poort en de adapter. Als u
de adapter hebt geconfigureerd voor volledig duplex, zorg dan dat
de switch-poort ook hiervoor is geconfigureerd. Het instellen van
een verkeerde duplexmodus kan de prestaties verminderen,
gegevensverlies veroorzaken of leiden tot verbroken verbindingen.
Sluit de netwerkkabel aan op de Ethernet-poort met kabels van
categorie 5 en een 100 BASE-T-hub/switch (niet 100 BASE-X).
De functie Wake on LAN (WOL) werkt niet.
De Wi-Fi-functie werkt niet.
Schakel de Wake on LAN-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel de Wi-Fi-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel alle Wi-Fi-apparaten in.
1. Klik met de rechtermuisknop op de Startknop om het
contextmenu Start te openen.
2. Klik op Apparaatbeheer. Typ het beheerderswachtwoord of
bevestig dit als daarom wordt gevraagd.
3. Vouw Netwerkadapters uit om alle netwerkapparaten weer te
geven.
4. Klik met de rechtermuisknop op elk Wi-Fi-apparaat en klik op
Apparaat inschakelen.
• Schakel de Wi-Fi-functie onder Instellingen van Windows in.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Wi-Fi.
3. Schakel de Wi-Fi-functie in.
• Werk het Wi-Fi-stuurprogramma bij of installeer het opnieuw.
40P620 Gebruikershandleiding
Probleem
De Bluetooth-voorziening werkt niet.
Oplossing
• Schakel de Bluetooth-functie in UEFI BIOS in.
• Schakel alle Bluetooth-apparaten in.
1. Klik met de rechtermuisknop op de Startknop om het
contextmenu Start te openen.
2. Klik op Apparaatbeheer. Typ het beheerderswachtwoord of
geef een bevestiging als daarom wordt gevraagd.
3. Vouw Bluetooth uit om alle Bluetooth-apparaten weer te
geven. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op elk
Bluetooth-apparaat en klik dan op Apparaat inschakelen.
4. Vouw Netwerkadapters uit om alle netwerkapparaten weer te
geven. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op elk
Bluetooth-apparaat en klik dan op Apparaat inschakelen.
• Schakel de Bluetooth-radio in.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Bluetooth en andere
apparaten.
3. Zet de Bluetooth-schakelaar op aan om de Bluetooth-functie
in te schakelen.
• Werk het Bluetooth-stuurprogramma bij of installeer het Bluetoothstuurprogramma opnieuw.
Er komt geen geluid uit de Bluetooth-headset
of -hoofdtelefoon.
Selecteer de Bluetooth-headset of -hoofdtelefoon als het standaard
audio-uitvoerapparaat in geavanceerde geluidsinstellingen.
Hoofdstuk 7. Diagnose, probleemoplossing en herstel41
Problemen met de prestaties
Probleem
Er staat een buitensporig aantal nietaaneengesloten bestanden op de
opslagstations.
Er is onvoldoende opslagruimte op het
opslagstation.
Oplossing
Opmerking: Afhankelijk van het volume van de opslagstations en de
hoeveelheid gegevens die op de opslagstations zijn opgeslagen, kan
het defragmentatieproces een aantal uren in beslag nemen.
1. Sluit alle geopende programma's en vensters.
2. Open het menu Start.
3. Klik op Windows-systeem ➙ Bestandenverkenner ➙ Deze pc.
4. Klik met de rechtermuisknop op station C en vervolgens op
Eigenschappen.
5. Klik op de tab Extra.
6. Klik op Optimaliseren. Selecteer het gewenste station en klik
vervolgens op Optimaliseren.
7. Volg de aanwijzingen op het scherm.
• Wis in uw e-mailprogramma de mappen voor uw Postvak IN,
Verzonden items en Gewiste items.
• Schoon station C op.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Windows-systeem ➙ Bestandenverkenner ➙ Deze pc.
3. Klik met de rechtermuisknop op station C en vervolgens op
Eigenschappen.
4. Controleer hoeveel vrije ruimte beschikbaar is en klik
vervolgens op Schijfopruiming.
5. Er verschijnt een lijst met een aantal categorieën van
bestanden die doorgaans overbodig zijn. Selecteer de
bestandscategorie die u wilt verwijderen en klik op OK.
• Schakel bepaalde Windows-onderdelen uit of verwijder onnodige
programma's.
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in
grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Programma's en functies.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
– Om bepaalde Windows-onderdelen uit te schakelen, klikt u
op Windows-onderdelen in- of uitschakelen. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
– Om onnodige programma's te verwijderen, selecteert u het
programma dat u wilt verwijderen, en klikt u vervolgens op
Verwijderen/Wijzigen of Verwijderen.
Er is onvoldoende vrije geheugenruimte.
42P620 Gebruikershandleiding
• Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte op de taakbalk
en open Taakbeheer. Beëindig vervolgens de taken die u niet
uitvoert.
• Installeer extra geheugenmodules.
Problemen met opslagstations
Probleem
Sommige of alle opslagstations ontbreken in
het BIOS-menu.
Problemen met de cd of dvd
Probleem
Een bepaalde cd of dvd doet het niet.
Oplossing
• Controleer of alle signaal- en voedingskabels van alle
opslagstations op de juiste wijze zijn aangesloten.
• Controleer of de computer juist is geconfigureerd om de
opslagstations te ondersteunen.
– Als de computer over SATA-opslagstations beschikt, controleer
dan of de inschakelingsmodule van het SATA-opslagstation
(één tot vijf opslagstations) is geïnstalleerd.
– Als de computer over vijf SAS-opslagstations beschikt,
controleer dan of de inschakelingsmodule van het SASopslagstation (één tot vijf opslagstations) of de LSI MegaRAID
SAS-adapter is geïnstalleerd.
Oplossing
• Controleer of het optische station de cd of dvd ondersteunt.
• Controleer of de schijf correct is geplaatst, met de labelkant naar
boven.
• Controleer of de cd die u gebruikt, schoon is. Voor het verwijderen
van stof en vingerafdrukken veegt u de schijf met een zachte doek
vanuit het midden naar de rand schoon. Als u de schijf met
draaiende bewegingen schoonveegt, kunnen er gegevens verloren
gaan.
• Zorg er voor dat de voedings- en signaalkabels van het station
stevig zijn aangesloten.
• Controleer of de gebruikte schijf geen krassen of andere
beschadigingen vertoont. Probeer een andere schijf te plaatsen,
waarvan u weet dat hij goed is.
• Als u meerdere cd- of dvd-stations hebt, of een combinatie
daarvan, plaatst u de schijf in een ander station. Soms is slechts
één van de stations verbonden met het audiosubsysteem.
Er kan geen opstartbaar herstelmedium,
zoals de Product Recovery-cd, worden
gebruikt om uw computer op te starten.
Er wordt een zwart scherm weergegeven in
plaats van de dvd.
Een dvd-film kan niet worden afgespeeld.
Zorg ervoor dat het cd- of dvd-station topprioriteit heeft in de
opstartvolgorde in UEFI BIOS.
Opmerking: Bij sommige modellen staat de opstartvolgorde vast en
kan niet worden gewijzigd.
• Start het dvd-afspeelprogramma opnieuw.
• Probeer of het helpt als u de schermresolutie verlaagt of het aantal
kleuren vermindert.
• Sluit alle geopende bestanden en start de computer vervolgens
opnieuw op.
• Controleer of de schijf schoon en onbeschadigd is.
• Controleer of de regiocode van de dvd overeenkomt met die van
uw dvd-station. Mogelijk moet u een dvd kopen met de code voor
de regio waar u de computer gebruikt.
Hoofdstuk 7. Diagnose, probleemoplossing en herstel43
Probleem
Er is geen geluidsweergave of er is alleen een
haperende geluidsweergave bij het afspelen
van een dvd-film.
De weergave is traag of wordt vaak
onderbroken.
Er wordt een bericht weergegeven waarin
staat dat er een ongeldige schijf is gevonden
of dat er geen schijf is gevonden.
Oplossing
• Controleer de instelling voor het volume op de computer en op uw
luidsprekers.
• Controleer of de schijf schoon en onbeschadigd is.
• Controleer alle kabelaansluitingen van en naar de luidsprekers.
• Ga naar het dvd-menu voor de video en selecteer een ander
geluidsspoor.
• Als er programma's op de achtergrond actief zijn (bijvoorbeeld
AntiVirus), beëindigt u die.
• Zorg ervoor dat de beeldschermresolutie minder is dan 1152 x 864
pixels.
• Controleer of er een schijf in het station zit, met de glimmende kant
naar beneden.
• Zorg ervoor dat de beeldschermresolutie minder is dan 1152 x 864
pixels.
• Controleer of de dvd of de cd in een daarvoor bestemd optisch
station is geplaatst. Plaats bijvoorbeeld geen dvd in een station dat
alleen voor cd´s is bedoeld.
Problemen met de seriële aansluiting
Probleem
De seriële aansluiting is niet toegankelijk.
Oplossing
• Sluit de seriële kabel van de seriële aansluiting op de computer
• Schakel het seriële apparaat in en houd het apparaat online.
• Installeer alle programma's die bij het seriële apparaat zijn
• Als u een adapter voor de seriële aansluiting hebt toegevoegd, zorg
Problemen met USB-apparaten
Probleem
Het USB-apparaat is niet toegankelijk.
Oplossing
• Sluit de USB-kabel aan op de USB-aansluiting en het USB-
• Schakel het USB-apparaat in en houd het apparaat online.
• Installeer alle stuurprogramma's of programma's die bij het USB-
• Stel het USB-apparaat opnieuw in door de USB-aansluiting los te
• Zorg ervoor dat de functie Smart USB Protection is uitgeschakeld
stevig aan op het seriële apparaat. Als het seriële apparaat een
eigen netsnoer heeft, steekt u het netsnoer in een geaard
stopcontact.
geleverd. Raadpleeg de documentatie bij het seriële apparaat voor
meer informatie.
er dan voor dat de adapter op de juiste wijze is geïnstalleerd.
apparaat. Als het USB-apparaat een eigen netsnoer heeft, steekt u
het netsnoer in een geaard stopcontact.
apparaat zijn geleverd. Raadpleeg de documentatie bij het USBapparaat voor meer informatie.
koppelen en opnieuw te bevestigen.
in UEFI BIOS.
44P620 Gebruikershandleiding
Softwareproblemen
Probleem
Bepaalde programma's werken niet zoals
verwacht.
Oplossing
1. Controleer of het probleem worden veroorzaakt door een
programma.
a. Controleer of de software compatibel is met de computer.
Raadpleeg de documentatie bij de software voor meer
informatie.
b. Controleer of de software correct werkt op de computer.
c. Controleer of de software die u gebruikt wel op een andere
computer werkt.
2. Als het probleem wordt veroorzaakt door een programma:
• Raadpleeg de gedrukte documentatie die bij het programma
wordt geleverd of raadpleeg het Help-systeem van het
programma.
• Werk het programma bij.
• Verwijder het programma en installeer het daarna opnieuw. Als
u een programma wilt downloaden dat vooraf op uw computer
is geïnstalleerd, ga naar
de instructies op het scherm.
https://pcsupport.lenovo.com en volg
Diagnose
Diagnostische oplossingen gebruiken voor het testen van de hardwarecomponenten en het melden van door
het besturingssysteem gecontroleerde instellingen die de werking van uw computer kunnen verstoren.
Lenovo diagnoseprogramma‘s
Dit gedeelte introduceert een reeks diagnoseprogramma's van Lenovo. Kies het juiste gereedschap
afhankelijk van of een foutcode of foutbericht wordt weergegeven:
Een foutbericht wordt weergegeven in het systeemvak van Windows, er wordt een foutcode weergegeven op
het viercijferige diagnostische beeldscherm (voor bepaalde modellen) op het voorpaneel, of het
indicatielampje voor diagnose wordt op het voorpaneel ingeschakeld:
• Als een diagnoseprogramma correct kan worden gestart:
– Gebruik 'ThinkStation Diagnostics' op pagina 46.
– Noteer de foutcode weergegeven op het viercijferige diagnostische beeldscherm (voor bepaalde
modellen) of in de ThinkStation Diagnostics, en decodeer de fout vervolgens op
www.thinkworkstationsoftware.com/codes
.
• Als uw computer niet werkt:
– Gebruik 'Lenovo PC Diagnostics' op pagina 46.
– Noteer de foutcode weergegeven op het viercijferige diagnostische beeldscherm (voor bepaalde
modellen) of op uw smartphone met de app Lenovo PC Diagnostics, die op uw telefoon is
geïnstalleerd, en decodeer de fout vervolgens op
1. Als een fout wordt weergegeven in het systeemvak van Windows, klikt u op het foutbericht of het
pictogram ThinkStation Diagnostics om het programma te starten.
2. Alle gebeurtenissen worden lokaal vastgelegd in het programma. Zoek de verwante gebeurtenis en
bekijk het Eventlogboek om mogelijke oplossingen te zoeken.
Als u ThinkStation Diagnostics wilt uitschakelen, moet u het programma direct verwijderen.
Lenovo PC Diagnostics
Lenovo PC Diagnostics is een app op uw smartphone om fouten met geluidssignalen te decoderen als die
van uw computers worden uitgezonden. Problemen opsporen met Lenovo PC Diagnostics:
1. Lenovo PC Diagnostics downloaden bij app stores of de Le Store-website en deze installeren op uw
smartphone:
• Le Store of Google Play Store (Android)
• iTunes App Store (iOS)
• Le Store-website
2. Als een foutbericht wordt weergegeven in het viercijferig beeldscherm voor diagnostiek (voor bepaalde
modellen) op het voorpaneel, of het indicatielampje op het voorpaneel wordt ingeschakeld, start dan de
app op en plaats uw smartphone naast de computer.
3. Druk op de Fn-toets op uw computer om het geluidssignaal te herhalen. De app decodeert de fout met
geluidssignaal en geeft mogelijke oplossingen weer op de smartphone.
In dit gedeelte komt de Lenovo-herstelinformatie van het Windows 10-besturingssysteem aan de orde. Lees
de informatie en volg de aanwijzingen voor het herstel op het scherm. De gegevens op uw computer worden
tijdens het herstelproces mogelijk verwijderd. Om gegevensverlies te voorkomen, maakt u een reservekopie
van alle gegevens die u wilt behouden.
Systeembestanden en -instellingen herstellen naar een eerder punt
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Herstel ➙ Systeemherstel starten. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm.
Uw bestanden herstellen vanuit een back-up
Opmerking: Als u het bestandsgeschiedenishulpmiddel gebruikt om de bestanden vanuit een back-up te
herstellen, zorg er dan voor dat u in een eerder stadium met het hulpmiddel een back-up van uw gegevens
gemaakt hebt.
1. Ga naar het Configuratiescherm en kies voor weergave in grote of kleine pictogrammen.
2. Klik op Bestandsgeschiedenis ➙ Persoonlijke bestanden terugzetten. Volg daarna de aanwijzingen
op het scherm.
46
P620 Gebruikershandleiding
De computer opnieuw instellen
Als u de computer opnieuw instelt, kunt u ervoor kiezen om uw bestanden te behouden of te verwijderen
wanneer u het besturingssysteem opnieuw installeert.
Opmerking: De items in de grafische gebruikersinterface van het besturingssysteem kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Update en beveiliging ➙ Herstel.
2. Klik in het gedeelte Deze pc opnieuw instellen op Aan de slag.
3. Volg nu de aanwijzingen op het scherm om de computer opnieuw in te stellen.
Geavanceerde opties gebruiken
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Update en beveiliging ➙ Herstel.
2. Klik in het gedeelte Geavanceerde opstartopties op Nu opnieuw opstarten ➙ Problemen oplossen ➙ Geavanceerde opties.
3. Selecteer een voorkeur en volg de instructies op het scherm.
Automatisch herstel van Windows
Opmerking: Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op de netvoeding tijdens de herstelprocedure.
De herstelomgeving van Windows op uw computer werkt onafhankelijk van het Windows 10besturingssysteem. Hierdoor kunt u het besturingssysteem herstellen of repareren, ook als het Windows 10besturingssysteem niet kan worden gestart.
Na twee achtereenvolgende mislukte pogingen om op te starten, start de herstelomgeving van Windows
automatisch. Daarna kunt u reparatie- en herstelopties kiezen door de instructies op het scherm te volgen.
Een USB-herstelapparaat maken en gebruiken
U wordt aangeraden om zo snel mogelijk een USB-herstelstation te maken als back-up voor de Windowsherstelprogramma's. Met het USB-herstelstation kunt u problemen oplossen, zelfs als de vooraf
geïnstalleerde herstelprogramma's van Windows zijn beschadigd. Als u geen USB-herstelstation als
voorzorgsmaatregel hebt gemaakt, kunt u contact opnemen met het klantsupportcentrum van Lenovo en
een USB-herstelstation van Lenovo kopen. Voor een lijst met telefoonnummers van de ondersteuning van
Lenovo in uw land of regio gaat u naar:
https://pcsupport.lenovo.com/supportphonelist
Een USB-herstelstation maken
Attentie: Tijdens het maken van het USB-herstelstation worden alle gegevens die al op het USB-station
staan, verwijderd. Om gegevensverlies te voorkomen, maakt u een reservekopie van alle gegevens die u wilt
behouden.
1. Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op de netvoeding.
2. Bereid een USB-station voor met een capaciteit van minimaal 16 GB. Hoeveel USB-capaciteit
daadwerkelijk is vereist, hangt af van de grootte van de herstelinstallatiekopie.
3. Sluit het voorbereide USB-station aan op de computer.
4. Typ recovery in het zoekvak. Klik vervolgens op Een herstelstation maken.
5. Klik op Ja in het venster Gebruikersaccountbeheer om het programma Recovery Media Creator op te
starten.
6. In het venster Herstelstation volgt u de aanwijzingen op het scherm om een USB-herstelstation te
maken.
Hoofdstuk 7. Diagnose, probleemoplossing en herstel47
Het USB-herstelstation gebruiken
Als u uw computer niet kan worden opgestart, gaat u naar Hoofdstuk 9 'Help en ondersteuning' op pagina
103 om het probleem eerst zelf proberen op te lossen. Als het probleem blijft bestaan, kunt u het USBherstelstation gebruiken om uw computer te herstellen.
1. Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op de netvoeding.
2. Sluit het USB-herstelstation aan op de computer.
3. Zet de computer aan of start opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F12. Het venster
Boot Menu wordt geopend.
4. Selecteer het USB-herstelstation als opstartapparaat. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm om
het proces te voltooien.
Werk het stuurprogramma bij
Attentie: Als u stuurprogramma's opnieuw installeert, wijzigt u de huidige configuratie van de computer.
U moet het meest recente stuurprogramma voor een bepaalde component downloaden wanneer u merkt dat
die component niet goed meer werkt of wanneer u een nieuwe component hebt toegevoegd. Met deze actie
kan wellicht de mogelijkheid worden uitgesloten dat het probleem door het stuurprogramma wordt
veroorzaakt. Download en installeer het nieuwste stuurprogramma via een van de volgende methoden:
• Vanuit de Vantage-app:
Open de Vantage-app om de beschikbare updatepakketten te controleren. Als het meest recente UEFI
BIOS-updatepakket beschikbaar is, volgt u de aanwijzingen op het scherm om het pakket te downloaden
en te installeren.
• Van de ondersteuningswebsite van Lenovo:
Ga naar
aanwijzingen op het scherm om de benodigde stuurprogramma's en software te installeren.
• Van Windows Update:
https://pcsupport.lenovo.com en selecteer de vermelding voor uw computer. Volg nu de
Opmerking: De stuurprogramma's die door Windows Update worden opgehaald, zijn mogelijk niet door
Lenovo getest. U wordt aangeraden stuurprogramma's van Lenovo op te halen.
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Bijwerken en beveiligen ➙ Windows Update.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
48
P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8.CRU vervangen
Wat zijn CRU's
Customer Replaceable Units (CRU's) zijn onderdelen die door de gebruiker zelf kunnen worden bijgewerkt of
vervangen. Lenovo-computers bevatten de volgende typen CRU's:
• Self-service CRU's: Verwijzen naar onderdelen die eenvoudig kunnen worden geïnstalleerd of vervangen
door gebruikers zelf of tegen extra kosten door speciaal opgeleide servicemedewerkers.
• Optional-service CRU's: Verwijzen naar onderdelen die kunnen worden geïnstalleerd of vervangen door
meer ervaren gebruikers. Speciaal opgeleide servicemedewerkers kunnen tevens een service bieden om
de onderdelen te installeren of vervangen onder het type garantie dat is vastgesteld voor het apparaat van
de gebruiker.
Als u de CRU zelf wilt installeren, verzendt Lenovo de CRU naar u. Informatie over CRU‘s en
vervangingsinstructies worden bij uw product geleverd en zijn te allen tijde op verzoek bij Lenovo
verkrijgbaar. Mogelijk moet u het defecte onderdeel retourneren dat door de CRU wordt vervangen. Indien
terugzending wordt verlangd: (1) worden bij de vervangende CRU retourzending-instructies, een
voorgefrankeerd retouretiket en een verpakkingsmateriaal geleverd; en (2) kunnen u voor de vervangende
CRU kosten in rekening worden gebracht indien Lenovo de defecte CRU niet ontvangt binnen dertig (30)
dagen nadat u de vervangende CRU hebt ontvangen. Raadpleeg de documentatie over de Lenovo Beperkte
Garantie-documentatie op:
https://www.lenovo.com/warranty/llw_02
Raadpleeg de volgende lijst met CRU's voor uw computer.
• Actieve koeler geheugenmodule en ventilatiekanaal
• M.2 SSD-station*
• Koelvinblok van het M.2 SSD-station*
• PCIe-kaart*
• Ventilatoreenheid aan achterzijde
• Wi-Fi-adapter*
• Wi-Fi-antenne*
• Wi-Fi-kaart*
* voor bepaalde modellen
Een CRU vervangen
Volg de vervangingsprocedure om een CRU te vervangen.
ID-badge
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de ID-badge.
50
P620 Gebruikershandleiding
2. Installeer de ID-badge.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen51
Computerkap
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Zet de computer uit en laat de computer enkele minuten afkoelen voor u de computerkap opent.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet vervolgens de
computer uit.
2. Ontkoppel alle netsnoeren van het stopcontact en ontkoppel alle kabels van de computer.
3. Ontgrendel eventueel aanwezige sloten waarmee de computerkap is vastgezet.
4. Verwijder de kap van de computer.
52
P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8. CRU vervangen53
5. Plaats de computerkap.
54
P620 Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8. CRU vervangen55
6. Sluit het netsnoer en alle losgekoppelde kabels opnieuw op de computer aan.
Opmerking: Als er een slot beschikbaar is, gebruikt u dat om de computer te vergrendelen.
Apparaat in het flex-compartiment
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Het flex-compartiment in uw computer ondersteunt de volgende apparaten:
• Flex-module
• Opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde
• Conversiekit voor meerdere stations
• Adapter voor plat optisch station
Opmerking: De volgende instructies voor het verwijderen of installeren van een adapter voor een plat
optisch station zijn ook van toepassing op andere ondersteunde apparaten in het flex-compartiment.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Zoek het flex-compartiment. Zie 'Interne opslagstations' op pagina 7.
3. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het platte optische station.
Opmerking: Als u andere ondersteunde apparaten uit het flex-compartiment verwijdert, koppel dan
eerst eventuele aangesloten kabels los.
56
P620 Gebruikershandleiding
4. Verwijder de adapter voor het platte optische station.
5. Verwijder het platte optische station uit de defecte adapter en installeer het platte optische station in de
nieuwe adapter. Zie 'Apparaat in de conversiekit voor meerdere stations' op pagina 62.
6. Als u een adapter voor een plat optisch station in het flex-compartiment installeert dat is afgedekt met
een kunststof plaatje, drukt u op de klem zoals afgebeeld om het plaatje te verwijderen. Als zich in het
flex-compartiment een metalen antistatisch plaatje bevindt, verwijder dit dan.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen57
7. Installeer de adapter voor het platte optische station.
58
P620 Gebruikershandleiding
8. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op het platte optische station.
Opmerking: Sluit alle kabels weer aan die u hebt losgekoppeld van andere ondersteunde apparaten.
9. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Opslagstation in de opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Attentie: Het interne opslagstation is gevoelig. Bij verkeerde behandeling kan er schade aan het station
ontstaan en kunnen er gegevens verloren gaan. Als u met het interne opslagstation werkt, neem dan de
volgende richtlijnen in acht:
• Vervang het interne opslagstation alleen voor een upgrade of voor reparatie. Het interne opslagstation is
niet ontworpen om het regelmatig te verwisselen of te vervangen.
• Voordat u het interne opslagstation vervangt, moet u een back-up maken van alle gegevens die u wilt
behouden.
• Raak de contactrand van het interne opslagstation niet aan. Als u dat wel doet, kan het interne
opslagstation beschadigd raken.
• Oefen nooit druk uit op het interne opslagstation.
• Stel het vaste-schijfstation niet bloot aan schokken of trillingen. Plaats het opslagstation op zacht,
schokdempend materiaal, zoals een zachte doek.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen59
U kunt een opslagstation installeren of vervangen in de opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde. Het
opslagstation kan ook direct verwisselbaar zijn. Dit betekent dat u het station kunt installeren of vervangen
zonder uw computer uit te schakelen. Vergrendel daarom de kap van de behuizing om onverwachte
verwijdering te voorkomen. De sleuteltjes zijn bevestigd aan de achterkant van de computer. Bewaar de
sleutels op een veilige plaats.
Het opslagstation in de opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde is alleen direct verwisselbaar als aan
de volgende vereisten is voldaan:
• De SATA-kabel van de opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde is aangesloten op de eSATAaansluiting op de systeemplaat. Raadpleeg 'Systeemplaat' op pagina 4 voor meer informatie over het
controleren van de kabelaansluiting.
• Het besturingssysteem van uw computer bevindt zich niet op het opslagstation dat in de opslagbehuizing
met toegang aan de voorzijde is geïnstalleerd.
Attentie: Als niet aan de bovenstaande vereisten is voldaan, verwijder of installeer het vaste-schijfstation
dan niet als de computer is ingeschakeld. Als u dat wel doet, kunnen de gegevens op het opslagstation
beschadigd raken.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Zoek het flex-compartiment. Zie 'Interne opslagstations' op pagina 7.
3. Voordat u een oud 3,5-inch opslagstation gaat vervangen, moet u eerst het oude opslagstation uit het
besturingssysteem verwijderen. Raadpleeg het Help-systeem van Windows voor meer informatie.
4. Ontgrendel de kap van de behuizing met de meegeleverde sleutel zoals afgebeeld. Druk op de
uitsparing
a om de kap van de behuizing te openen.
5. Trek de beugel uit de opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde.
6. Verwijder het 3,5-inch opslagstation uit de beugel.
60
P620 Gebruikershandleiding
7. Installeer en nieuw 3,5-inch opslagstation.
Opmerkingen:
• Controleer of de printplaat omlaag ligt en of de aansluitingen naar de achterkant van de beugel
wijzen.
• Raak tijdens deze handelingen de printplaat op het opslagstation niet aan.
8. Installeer het nieuwe 3,5-inch opslagstation in de opslagbehuizing met toegang aan de voorzijde. Druk
op de inkeping om de klep van de behuizing vast te zetten en vergrendel de klep met de sleutel.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen61
9. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Apparaat in de conversiekit voor meerdere stations
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
De conversiekit voor meerdere stations (hierna aangeduid als de kit) kan zijn uitgerust met een of beide van
de volgende componenten:
• Plat optisch station
• Opslagstation
Plat optisch station
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Zorg ervoor dat alle kabels zijn losgekoppeld van de kit. Verwijder de kit via de voorkant uit de computer.
3. Verwijder het platte optische station met de beugel uit de kit.
4. De beugel van het platte optische station verwijderen.
5. Installeer de beugel voor het nieuwe platte optische station.
62
P620 Gebruikershandleiding
6. Installeer het platte optische station met de beugel in de kit.
7. Schuif de kit in het flex-compartiment en sluit de losgehaalde kabels weer aan op de kit.
8. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
3,5-inch opslagstation
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Zorg ervoor dat alle kabels zijn losgekoppeld van de kit. Verwijder de kit via de voorkant uit de computer.
3. Open de achterklep van de kit.
4. Verwijder de conversiebeugel uit de kit.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen63
5. Verwijder het 3,5-inch opslagstation uit de conversiebeugel. Raak de printplaat 1 van het station niet
aan.
6. Let er bij het installeren van een 3,5-inch opslagstation op dat de conversiebeugel is uitgevouwen. De
beugel uitvouwen:
a. Verwijder pennen
1 en plaats deze in sleuven 2 .
b. Haal nokjes 1 , 2 en 3 uit de corresponderende sleuven.
64
P620 Gebruikershandleiding
c. Vouw de beugel uit, zoals afgebeeld.
d. Plaats de nokjes 1 , 2 en 3 in de corresponderende sleuven. Let erop dat de nokjes goed
vastklikken.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen65
7. Plaats het 3,5-inch opslagstation in de beugel. Raak de printplaat 5 van het station niet aan.
8. Installeer het nieuwe 3,5-inch opslagstation met de beugel in de kit.
9. Sluit de achterklep van de kit.
66
P620 Gebruikershandleiding
10. Schuif de kit in het flex-compartiment en sluit de losgehaalde kabels weer aan op de kit.
11. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Aanwezigheidsschakelaar van kap
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Koppel de kabel van de aanwezigheidsschakelaar voor de kap los van de systeemplaat. Zie
'Systeemplaat' op pagina 4.
3. Verwijder de aanwezigheidsschakelaar van de kap.
4. Plaats een nieuwe aanwezigheidsschakelaar voor de kap.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen67
5. Sluit de kabel van de nieuwe aanwezigheidsschakelaar aan op de aansluiting voor de
aanwezigheidsschakelaar op de systeemplaat.
6. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Opslagstation in een compartiment voor opslagstations
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Attentie: Het interne opslagstation is gevoelig. Bij verkeerde behandeling kan er schade aan het station
ontstaan en kunnen er gegevens verloren gaan. Als u met het interne opslagstation werkt, neem dan de
volgende richtlijnen in acht:
• Vervang het interne opslagstation alleen voor een upgrade of voor reparatie. Het interne opslagstation is
niet ontworpen om het regelmatig te verwisselen of te vervangen.
• Voordat u het interne opslagstation vervangt, moet u een back-up maken van alle gegevens die u wilt
behouden.
• Raak de contactrand van het interne opslagstation niet aan. Als u dat wel doet, kan het interne
opslagstation beschadigd raken.
• Oefen nooit druk uit op het interne opslagstation.
• Stel het vaste-schijfstation niet bloot aan schokken of trillingen. Plaats het opslagstation op zacht,
schokdempend materiaal, zoals een zachte doek.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Zoek het compartiment van het opslagstation. Zie 'Interne opslagstations' op pagina 7.
3. Ontkoppel alle kabels van het opslagstation.
4. Verwijder de conversiebeugel uit het compartiment voor opslagstations.
68
P620 Gebruikershandleiding
5. Verwijder het 3,5-inch opslagstation uit de beugel. Raak de printplaat 1 van het station niet aan.
6. Let er bij het installeren van een 3,5-inch opslagstation op dat de conversiebeugel is uitgevouwen. De
beugel uitvouwen:
a. Verwijder de pen
1 en plaats deze in sleuf 2 .
b. Haal nokjes 1 , 2 en 3 uit de corresponderende sleuven.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen69
c. Vouw de beugel uit, zoals afgebeeld.
d. Plaats de nokjes 1 , 2 en 3 in de corresponderende sleuven. Let erop dat de nokjes goed
vastklikken.
70P620 Gebruikershandleiding
7. Plaats het 3,5-inch opslagstation in de beugel. Raak de printplaat 5 van het station niet aan.
8. Installeer het nieuwe 3,5-inch opslagstation met de conversiebeugel in het compartiment voor het
opslagstation.
9. Sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan op het nieuwe opslagstation.
10. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Stationshouder
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Uw computer is mogelijk uitgerust met een optionele stationshouder.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen71
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Verwijder de ventilatoreenheid aan voorzijde. Zie 'Ventilatoreenheid aan voorzijde' op pagina 88.
3. Zoek de stationshouder. Zie 'Interne opslagstations' op pagina 7.
4. Ontkoppel alle kabels van het opslagstation.
5. Verwijder de opslagstations uit de stationshouder. Zie 'Opslagstation in een compartiment voor
opslagstations' op pagina 68.
6. Verwijder de stationhouder.
7. Een stationhouder installeren:
a. Plaats de bovenrand van de stationshouder onder de klem van de ventilatoreenheid aan de
voorzijde, zoals weergegeven.
72
P620 Gebruikershandleiding
b. Duw de stationshouder voorzichtig naar binnen totdat deze niet verder kan. Druk de stationshouder
vervolgens omlaag.
c. Zet de stationhouder vast met drie schroeven.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen73
8. Schuif de opslagstations in de stationshouder. Sluit de verwijderde kabels weer aan op de
opslagstations. Zie 'Opslagstation in een compartiment voor opslagstations' op pagina 68.
9. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
M.2 SSD-station
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Attentie: Het interne opslagstation is gevoelig. Bij verkeerde behandeling kan er schade aan het station
ontstaan en kunnen er gegevens verloren gaan. Als u met het interne opslagstation werkt, neem dan de
volgende richtlijnen in acht:
• Vervang het interne opslagstation alleen voor een upgrade of voor reparatie. Het interne opslagstation is
niet ontworpen om het regelmatig te verwisselen of te vervangen.
• Voordat u het interne opslagstation vervangt, moet u een back-up maken van alle gegevens die u wilt
behouden.
• Raak de contactrand van het interne opslagstation niet aan. Als u dat wel doet, kan het interne
opslagstation beschadigd raken.
• Oefen nooit druk uit op het interne opslagstation.
• Stel het vaste-schijfstation niet bloot aan schokken of trillingen. Plaats het opslagstation op zacht,
schokdempend materiaal, zoals een zachte doek.
Een M.2 SSD-station kan worden geïnstalleerd op de systeemplaat of in een PCIe-adapter voor een M.2
SSD-station.
M.2 SSD-station op de systeemplaat
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de sleuven voor M.2 SSD-stations.
74
P620 Gebruikershandleiding
3. Zoek M.2 SSD-station op. Zie 'Interne opslagstations' op pagina 7.
4. Verwijder de geheugenkoelmodule. Zie 'Interne opslagstations' op pagina 7.
5. Verwijder het koelvinblok van het M.2 SSD-station.
6. Verwijder het M.2 SSD-station.
7. Installeer een M.2 SSD-station.
Opmerkingen:
• Raak nooit de printplaat van het M.2 SSD-station aan.
• Als slechts één M.2 SSD-station is geïnstalleerd, moet u zorgen dat het station wordt geïnstalleerd in
M.2 SSD-sleuf 1 (
19 ). Zie 'Systeemplaat' op pagina 4.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen75
8. Installeer het koelvinblok van het M.2 SSD-station en zet dit vast.
76P620 Gebruikershandleiding
9. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
M.2 SSD-station in een PCIe-adapter voor een M.2 SSD-station
Installeer M.2 SSD-stations in de alfabetische volgorde zoals afgebeeld.
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Verwijder de PCIe-adapter voor het M.2 SSD-station uit de PCIe-kaartsleuf. Zie 'PCIe-kaart van
volledige lengte' op pagina 86.
3. Verwijder de kap.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen77
4. Verwijder het koelvinblok van het M.2 SSD-station.
5. Trek de bevestigingshendel naar buiten om het M.2 SSD-station los te koppelen. Verwijder vervolgens
het M.2 SSD-station uit de PCIe-adapter.
78P620 Gebruikershandleiding
6. Verplaats, indien nodig, de bevestigingshendel naar de juiste locatie voor de lengte van het nieuwe M.2
SSD-station.
7. Verwijder, indien nodig, de folie van het thermische matje waarop u het M.2 SSD-station wilt installeren.
Trek de bevestigingshendel naar buiten tot de geopende positie.
8. Installeer het M.2 SSD-station. Plaats vervolgens de aansluiting van de bevestigingshendel in het gaatje
in om het nieuwe station vast te zetten.
Opmerking: Raak nooit de printplaat van het M.2 SSD-station aan.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen79
9. Installeer het koelvinblok van het M.2 SSD-station.
10. Sluit de kap.
11. Installeer de PCIe-adapter voor het M.2 SSD-station in een PCIe x16-kaartsleuf op de systeemplaat. Zie
'Systeemplaat' op pagina 4.
80
P620 Gebruikershandleiding
12. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Voedingseenheid
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Hoewel er geen bewegende onderdelen in de computer zitten als het netsnoer uit het stopcontact is gehaald,
is het goed om de volgende waarschuwingen, omwille van uw veiligheid, ter harte te nemen.
Houd vingers en andere lichaamsdelen uit de buurt van gevaarlijke, bewegende onderdelen. Stel uzelf direct
onder medische behandeling als u gewond raakt. Verwijder nooit de kap van de voedingseenheid of van
enige component waarop het volgende label is bevestigd.
In componenten met dit label, bevinden zich gevaarlijke spannings-, stroom- of energieniveaus. Er bevinden
zich in deze componenten geen onderdelen die onderhoud vereisen. Als u vermoedt dat er met een van deze
onderdelen een probleem is, neem dan contact op met een onderhoudstechnicus.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Verwijder de voedingseenheid.
3. Installeer de voedingseenheid.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen81
4. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
PCIe-kaart
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Plaats PCIe-kaarten in de corresponderende sleuftypen en aan de hand van de hieronder getoonde
plaatsingsvolgorde:
82
P620 Gebruikershandleiding
Figuur 2. Installatievolgorde van PCIe-kaarten
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Open de klem van de ventilatoreenheid aan de voorzijde en verwijder de houder van de PCIe-kaart.
Opmerking: De PCIe-kaarthouder is alleen in bepaalde modellen geïnstalleerd.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen83
4. Verwijder de PCIe-kaart.
Opmerking: De kaart zit mogelijk vrij stevig vast in de sleuf. Indien nodig kunt u de kaart iets heen en
weer bewegen om de kaart uit de kaartsleuf te halen.
84P620 Gebruikershandleiding
5. Draai de PCIe-kaartklem naar de open stand om de PCIe-kaart te installeren.
6. Verwijder vervolgens het metalen afdekplaatje van de gewenste sleuf. Installeer de nieuwe kaart in de
juiste sleuf op de systeemplaat. Zie 'Systeemplaat' op pagina 4.
7. Draai de PCIe-kaartklem en duw de klem terug totdat deze op zijn plaats vastklikt.
8. Installeer een PCIe-kaarthouder, indien van toepassing.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen85
PCIe-kaart van volledige lengte
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Open de PCIe-kaartklem.
86
P620 Gebruikershandleiding
4. Open de klem van de ventilatoreenheid aan de voorzijde.
5. Verwijder de voedingskabel van de PCIe-kaart van volledige lengte. Verwijder vervolgens de kaart.
Opmerking: De kaart zit mogelijk vrij stevig vast in de sleuf. Indien nodig kunt u de kaart iets heen en
weer bewegen om de kaart uit de kaartsleuf te halen.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen87
6. Een PCIe-kaart van volledige lengte installeren:
a. Als u een nieuwe PCIe-kaart van volledige lengte installeert, open de PCIe-kaartklem en verwijder het
metalen afdekplaatje van de betreffende kaartsleuf.
b. Breng de verlenger op de nieuwe PCIe-kaart op één lijn met de corresponderende sleuf in de
ventilatoreenheid aan de voorzijde. Installeer vervolgens de nieuwe kaart in de juiste sleuf op de
systeemplaat. Zie 'Systeemplaat' op pagina 4.
Opmerking: Voor de beste prestaties wordt het aangeraden om de PCIe-kaart van volledige lengte
te installeren in een sleuf voor PCIe x16-kaarten.
7. Draai de PCIe-kaartklem en duw de klem terug totdat deze op zijn plaats vastklikt. Draai vervolgens het
nokje van de ventilatoreenheid aan de voorzijde om de binnenklem te sluiten.
8. Sluit het ene uiteinde van de voedingskabel aan op de nieuwe PCIe-kaart van volledige lengte en het
andere uiteinde op de betreffende voedingsaansluiting op de systeemplaat. Zie 'Systeemplaat' op
pagina 4.
9. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Ventilatoreenheid aan voorzijde
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
88
P620 Gebruikershandleiding
WAARSCHUWING:
Houd vingers en andere lichaamsdelen uit de buurt van gevaarlijke, bewegende onderdelen. Stel uzelf
direct onder medische behandeling als u gewond raakt.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Verwijder de volgende apparaten, als deze aanwezig zijn:
• PCIe-kaarten van volledige lengte; zie 'PCIe-kaart van volledige lengte' op pagina 86
• Beugel van de PCIe-kaart, zie 'PCIe-kaart' op pagina 82
3. Verwijder de ventilatoreenheid aan voorzijde.
Opmerking: Als u de ventilatoreenheid aan de voorzijde naar buiten schuift, let er dan op dat u niet aan
de kabel van de ventilatoreenheid trekt.
4. Koppel de kabel van de ventilatoreenheid aan de voorzijde los van de betreffende aansluiting op de
systeemplaat.
5. Sluit de kabel van de nieuwe ventilatoreenheid aan op de betreffende aansluiting op de systeemplaat.
Zie 'Systeemplaat' op pagina 4.
6. Installeer een nieuwe ventilatoreenheid aan de voorzijde.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen89
7. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Ventilatoreenheid aan achterzijde
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
WAARSCHUWING:
Houd vingers en andere lichaamsdelen uit de buurt van gevaarlijke, bewegende onderdelen. Stel uzelf
direct onder medische behandeling als u gewond raakt.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Ontkoppel de kabel van de achterventilatoreenheid van de desbetreffende aansluiting op de
systeemplaat.
3. Verwijder de achterste ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen te breken of door te knippen en
hem voorzichtig uit het chassis te trekken.
90
P620 Gebruikershandleiding
4. Installeer een nieuwe ventilatoreenheid aan achterzijde.
a. Sluit de kabel van de ventilatoreenheid aan de achterzijde aan op de bijbehorende aansluiting op de
systeemplaat. Zie 'Systeemplaat' op pagina 4.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen91
5. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Actieve koeler geheugenmodule en ventilatiekanaal
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Verwijder de actieve koeler geheugenmodule en ventilatiekanaal.
4. Installeer een actieve koeler geheugenmodule en ventilatiekanaal.
92P620 Gebruikershandleiding
5. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Geheugenmodule
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
Uw computer beschikt over acht compartimenten voor DDR4 RDIMM's. Dit biedt ruimte voor maximaal 512
GB systeemgeheugen. Houd u bij het verwijderen of installeren van geheugenmodules aan de volgende
richtlijnen:
• Gebruik DDR4 ECC RDIMM's van 16 GB, 32 GB of 64 GB in elke willekeurige combinatie, tot een
maximum van 512 GB.
• Zorg ervoor dat u de installatievolgorde voor geheugenmodules volgt die in de volgende tabel is
aangegeven.
GeheugenmodulesInstallatievolgorde
éénSleuf 7
twee
Vier
Sleuf 7 en sleuf 8
Sleuf 7, sleuf 8, sleuf 2 en sleuf 1
AchtSleuf 1 tot sleuf 8
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
3. Verwijder de geheugenkoelmodule. Zie 'Actieve koeler geheugenmodule en ventilatiekanaal' op pagina
92.
4. Verwijder de geheugenmodule.
5. Een geheugenmodule installeren.
Hoofdstuk 8. CRU vervangen93
6. Plaats alle verwijderde onderdelen terug. Sluit vervolgens het netsnoer en alle losgekoppelde kabels
opnieuw op de computer aan.
Knoopcelbatterij
Vereiste
Lees voordat u begint de Bijlage A 'Belangrijke veiligheidsvoorschriften' op pagina 107 en druk de volgende
instructies af.
De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen voor ingebouwde
voorzieningen, zoals de configuratie van de parallelle aansluiting. Dankzij een knoopcelbatterij blijft deze
informatie ook bewaard nadat u de computer hebt uitgezet.
Meestal vereist de knoopcelbatterij geen onderhoud en hoeft u deze ook niet op te laden. Een
knoopcelbatterij gaat echter niet voor altijd mee. Als de knoopcelbatterij het begeeft, gaan de datum- en
tijdgegevens verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet.
Vervangingsprocedure
1. Verwijder de kap van de computer. Zie 'Computerkap' op pagina 52.
2. Maak de klem los.
94
P620 Gebruikershandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.