KENNISGEVING BEGRENSDE EN BEPERKTE RECHTEN: als gegevens of software word(t)(en) geleverd conform een
'GSA'-contract (General Services Administration), zijn gebruik, vermenigvuldiging en openbaarmaking onderhevig aan
beperkingen zoals beschreven in Contractnr. GS-35F-05925.
Inhoud
Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . v
Belangrijke informatie over het gebruik van uw
computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . v
Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is . . . vi
Service en upgrades . . . . . . . . . . . . . . vii
Netsnoeren en voedingsadapters . . . . . . . . viii
Verlengsnoeren en vergelijkbare accessoires . . . . ix
Stekkers en stopcontacten . . . . . . . . . . . ix
Kennisgeving voedingseenheid. . . . . . . . . . x
Externe apparatuur . . . . . . . . . . . . . . x
Algemene waarschuwing over de batterij . . . . . . xi
Opmerking: Lees eerst de belangrijke veiligheidsinformatie.
Belangrijke informatie over het gebruik van uw computer
Als u zich de volgende belangrijke tips ter harte neemt, haalt u het meeste rendement uit uw computer. Doet
u dit niet, dan kan dit leiden tot ongemak en zelfs letsel. Bovendien kan de computer dan storingen vertonen
en schade oplopen.
Bescherm uzelf goed tegen de warmte die door de computer wordt gegenereerd.
Als de computer aan staat of als de batterij wordt opgeladen, kunnen de
onderkant, de polssteun en bepaalde andere onderdelen warm worden. De
temperatuur die wordt bereikt, hangt af van de mate van systeemactiviteit en
het oplaadniveau van de batterij.
Bij langdurig contact met uw lichaam kunnen er, ook door uw kleding heen,
ongemakken en zelfs brandwonden ontstaan.
• Houd de computer niet te lang op schoot en houd uw handen of enig ander
lichaamsdeel niet te lang tegen een warm onderdeel van de computer aan.
• Haal regelmatig uw handen van het toetsenbord door uw handen van de
polssteun te halen.
Bescherm uzelf goed tegen de warmte die door de netvoedingsadapter wordt gegenereerd.
Als de computer via de netvoedingsadapter is aangesloten op het stopcontact,
wordt de adapter warm.
Bij langdurig contact met uw lichaam kunnen er, ook door uw kleding heen,
brandwonden ontstaan.
• Zorg dat de adapter op dergelijke momenten niet tegen uw lichaam komt.
• Gebruik de netvoedingsadapter nooit om u eraan op te warmen.
Zorg dat uw computer niet nat wordt.
Om te voorkomen dat u morst en dat u een elektrische schok krijgt, dient u de
computer uit de buurt te houden van vloeistoffen.
Als er grote kracht op de kabels komt te staan, kunnen ze breken of beschadigd
raken.
Leid de communicatiekabels en de kabels van de netvoedingsadapter, de muis,
het toetsenbord, de printer en alle andere apparaten zodanig dat niemand er op
kan gaan staan of er over kan struikelen, dat ze niet klem komen te zitten en dat
ze niet worden blootgesteld aan een behandeling die de werking van de
computer zou kunnen verstoren.
Als u de computer verplaatst, zorg dan dat deze goed beschermd is (inclusief de gegevens).
Ga te allen tijde voorzichtig om met uw computer.
Voorkom het vallen, stoten, bekrassen, verdraaien, trillen en indrukken van de
computer, en plaats geen zware voorwerpen op de computer, het beeldscherm of
de externe apparaten.
Wees voorzichtig als u de computer meeneemt.
• Gebruik een hoogwaardige draagtas die voldoende steun en bescherming biedt.
• Stop de computer niet in een overvolle koffer of tas.
• Zorg ervoor dat u de computer uitschakelt of in de sluimer- of slaapstand zet,
voordat u de computer in een tas plaatst. Stop de computer niet in een tas terwijl
de computer gewoon aan staat.
Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is
Door misbruik of achteloosheid kunnen producten beschadigd raken. Bepaalde schade aan
producten is zo ernstig dat het product niet meer mag worden gebruikt voordat het is geïnspecteerd
en, indien nodig, gerepareerd door een geautoriseerde onderhoudstechnicus.
Net als bij andere elektronische producten dient u goed op het product te letten wanneer u het aanzet.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat u een geur waarneemt of rook dan wel vonkjes uit het
product ziet komen. Het kan ook zijn dat u een ploppend, krakend of sissend geluid hoort. Dit kan
erop wijzen dat een van de interne elektronische componenten op een gecontroleerde manier defect
vi
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
is geraakt. Het kan echter ook een indicatie zijn van een mogelijk gevaarlijke situatie. Neem in
dergelijke gevallen nooit risico's en probeer niet zelf een diagnose te stellen. Neem voor hulp contact
op met het Klantsupportcentrum. Een lijst met telefoonnummer's voor service en ondersteuning vindt
u op de volgende website:
http://www.lenovo.com/support/phone
Controleer de computer en haar componenten regelmatig op schade, slijtage of andere tekenen van
gevaar. Mocht u twijfels hebben over de conditie van een bepaalde component, gebruik het product
dan niet. Neem contact op met het Klantsupportcentrum of met de fabrikant van het product. U krijgt
dan te horen hoe u het product kunt inspecteren en, indien nodig, kunt laten repareren.
In het onwaarschijnlijke geval dat een van de onderstaande omstandigheden zich voordoet of als u
twijfelt aan de veiligheid van het product, stopt u het gebruik van het product, haalt u de stekker uit
het stopcontact en ontkoppelt u de telefoonkabels. Neem voor verdere instructies contact op met het
Klantsupportcentrum.
• Gebroken of beschadigde netsnoeren, stekkers, adapters, verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen of
voedingseenheden.
• Tekenen van oververhitting, rook, vonken of vuur.
• Schade aan een batterij (zoals barsten of deuken), spontane ontlading of lekkage uit de batterij
(herkenbaar aan vreemde stoffen).
• Een krakend, sissend of knallend geluid of een sterke geur afkomstig uit het product.
• Aanwijzingen dat er vloeistof is gemorst of dat er iets op de computer, het netsnoer of de voedingsadapter
is gevallen.
• De computer, het netsnoer of de adapter zijn nat geworden.
• Het product is gevallen of op welke manier dan ook beschadigd.
• Het product werkt niet normaal als u de bedieningsinstructies volgt.
Opmerking: Als u deze situatie constateert bij een product (bijvoorbeeld een verlengsnoer) dat niet is
gefabriceerd voor of door Lenovo
®
, gebruik dit product dan niet meer totdat u advies hebt ingewonnen bij de
fabrikant of totdat u een geschikte vervanging hebt gevonden.
Service en upgrades
Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instructies hebt gekregen van het
Klantsupportcentrum of van de documentatie. Schakel alleen een serviceprovider in die goedkeuring heeft
voor het repareren van het desbetreffende product.
Opmerking: Sommige onderdelen van de computer kunnen door de gebruiker worden uitgebreid of
vervangen. Upgrades worden meestal 'opties' genoemd. Vervangende onderdelen die zijn goedgekeurd om
door de klant zelf te worden geïnstalleerd, worden Customer Replaceable Units of CRU's genoemd. CRU's
zijn door Lenovo voorzien van documentatie met instructies voor vervanging van deze onderdelen door de
klant. Volg bij het installeren of vervangen van dergelijke onderdelen steeds de instructies. Dat het aan/uitlampje niet brandt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat het spanningsniveau binnenin een product nul is.
Voordat u de kap opent van een product dat is uitgerust met een netsnoer, dient u altijd te controleren of het
apparaat uit staat en of de stekker van het product uit het stopcontact is gehaald. Bij vragen neemt u contact
op met het Klantsupportcentrum.
Hoewel er geen bewegende onderdelen in uw computer zitten als het netsnoer uit het stopcontact is
gehaald, is het goed om de volgende waarschuwingen, omwille van uw veiligheid, ter harte te nemen:
WAARSCHUWING:
Gevaarlijke bewegende onderdelen. Houd uw vingers en andere lichaamsdelen op afstand.
WAARSCHUWING:
Voordat u de kap van de computer opent, zet u de computer uit en wacht u een paar minuten totdat de
computer is afgekoeld.
Netsnoeren en voedingsadapters
GEVAAR
Gebruik alleen netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het product zijn geleverd.
Netsnoeren dienen goedgekeurd te zijn voor veiligheid. Voor Duitsland moet dit H03VV-F, 3G, 0,75
2
mm
of beter zijn. In andere landen moet aan overeenkomstige veiligheidseisen zijn voldaan.
Wind een netsnoer nooit om een voedingsadapter of een ander voorwerp. Hierdoor kan er een
mechanische spanning op het snoer komen te staan, waardoor het kan rafelen of scheuren. Dit kan
gevaar opleveren.
Plaats netsnoeren altijd zo, dat niemand er op kan gaan staan of over kan vallen en dat er geen
voorwerpen op kunnen worden gezet.
Voorkom dat netsnoeren en voedingsadapters nat worden. Laat een netsnoer of voedingsadapter
bijvoorbeeld niet liggen bij een wasbak of toilet, of op een vloer die wordt schoongemaakt met een
vloeibaar reinigingsmiddel. Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het
netsnoer of de voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik. Bovendien kan
vloeistof corrosie van de stekkers en/of aansluitpunten veroorzaken, hetgeen uiteindelijk kan leiden
tot oververhitting.
Zorg ervoor dat alle netstroomstekkers helemaal in het stopcontact zijn gestoken.
Gebruik geen voedingsadapter die sporen vertoont van corrosie aan de invoerpennen of sporen van
oververhitting (zoals vervormd plastic) bij de aansluiting of op een ander deel van de
voedingsadapter.
Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest, corrosie of
oververhitting vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke manier dan ook beschadigd is.
Om mogelijke oververhitting te voorkomen mag u de voedingsadapter niet bedekken met kleding of
andere voorwerpen, wanneer de voedingsadapter in een stopcontact zit.
viii
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Verlengsnoeren en vergelijkbare accessoires
Controleer of alle verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen, noodvoedingen en stekkerdozen die u
gebruikt, bestand zijn tegen de elektrische eisen van het product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u
stekkerdozen gebruikt, mag de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekkerdoos.
Mocht u vragen hebben over (over)belasting, elektrische eisen en invoerspecificaties, neem dan contact op
met een elektricien.
Stekkers en stopcontacten
GEVAAR
Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten, beschadigd of verroest blijkt
te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het heeft vervangen.
Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een vervangend
exemplaar bij de fabrikant.
Gebruik voor de computer niet hetzelfde stopcontact als voor andere elektrische apparaten die veel
stroom gebruiken. Het voltage kan dan instabiel worden, en dit kan leiden tot schade aan de
computer, de gegevens en/of de aangesloten apparatuur.
Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker past alleen in
een stopcontact met randaarde. Dit is een veiligheidsvoorziening. Steek dergelijke stekkers alleen
in een geaard stopcontact. Neem, als u de stekker niet in het stopcontact kunt steken, contact op
met een elektricien voor een goedgekeurde stopcontactadapter of vervang het stopcontact door
een exemplaar met deze beveiligingsfunctie. Voorkom overbelasting van het stopcontact. De totale
systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent van de specificatie van de groep. Mocht u
vragen hebben over (over)belasting of specificaties van groepen, neem dan contact op met een
elektricien.
Zorg dat het stopcontact dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich in de buurt
van de apparatuur bevindt. Zorg dat het netsnoer niet helemaal strak staat, hierdoor kan het slijten.
Controleer of het stopcontact dat u gebruikt, de juiste spanning en stroomsterkte levert voor het
apparaat dat u installeert.
Wees voorzichtig als u de stekker in het stopcontact steekt of eruit haalt.
Verwijder nooit de kap van een voeding of van andere componenten waarop het volgende label is
bevestigd.
In componenten met dit label, bevinden zich gevaarlijke spannings-, stroom- of energieniveaus.
Deze componenten bevatten geen onderdelen die kunnen worden vervangen of onderhouden. Als u
vermoedt dat er met een van deze onderdelen een probleem is, neem dan contact op met een
onderhoudstechnicus.
Externe apparatuur
WAARSCHUWING:
Sluit geen andere externe kabels of snoeren aan dan USB- en 1394-kabels als de computer is
ingeschakeld. Anders kan de computer beschadigd raken. Om schade aan de aangesloten apparaten
te voorkomen, dient u na het uitschakelen van de computer minimaal vijf seconden te wachten
voordat u de externe apparaten ontkoppelt.
x
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Algemene waarschuwing over de batterij
GEVAAR
De batterijen die door Lenovo voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibiliteit en
mogen alleen worden vervangen door goedgekeurde onderdelen. Batterijen die niet door Lenovo
worden aanbevolen, die uit elkaar zijn gehaald of die zijn geopend, vallen niet onder de garantie.
Verkeerd gebruik of verkeerde hantering van de batterij kan leiden tot een oververhitting, lekkage
van vloeistof of een explosie. Om mogelijk letsel te voorkomen, doet u het volgende:
• Open en demonteer de batterij niet en probeer hem niet te repareren.
• Plet of doorboor de batterij niet.
• Zorg dat er geen kortsluiting in de batterij optreedt en stel de batterij niet bloot aan water of
andere vloeistoffen.
• Houd de batterij uit de buurt van kinderen.
• Houd de batterij uit de buurt van open vuur.
Staak het gebruik van de batterij als deze is beschadigd of als u ontdekt dat er vloeistof of
opgehoopt onbekend materiaal op de uiteinden van de batterij zit.
Bewaar de oplaadbare batterijen of producten met ingebouwde oplaadbare batterijen op
kamertemperatuur, met een lading van ongeveer 30 tot 50%. Om te voorkomen dat de batterijen te
veel ontladen, is het aan te bevelen deze eens per jaar op te laden.
Gooi de batterij niet bij het normale huisvuil weg. Behandel oude batterijen als klein chemisch afval.
Kennisgeving voor ingebouwde oplaadbare batterij
GEVAAR
Probeer niet zelf de oplaadbare ingebouwde batterij te verwijderen of te vervangen. Het vervangen
van de interne batterij moeten worden uitgevoerd door een reparatiebedrijf dat door Lenovo is
geautoriseerd.
Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de productdocumentatie.
Deze door Lenovo geautoriseerde bedrijven recyclen Lenovo-batterijen volgens de plaatselijke weten regelgeving.
Kennisgeving voor niet-oplaadbare knoopcelbatterij
GEVAAR
Als de knoopcelbatterij niet op de juiste manier in het apparaat wordt geïnstalleerd, kan hij
ontploffen. De batterij bevat een kleine hoeveelheid schadelijke stoffen.
Let op dat de batterij niet warmer wordt dan 100 °C.
De volgende verklaring geldt voor gebruikers in de staat Californië, V.S.
Informatie over perchloraat voor Californië:
Producten die zijn uitgerust met lithium-knoopcelbatterijen met mangaandioxide, kunnen
perchloraat bevatten.
Perchloraten - hierop is mogelijk een speciale behandeling van toepassing. Zie
hazardouswaste/perchlorate
http://www.dtsc.ca.gov/
xiiThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Warmte en ventilatie
GEVAAR
Computers, netvoedingsadapters en veel accessoires genereren warmte als ze aan staan en als een
batterij wordt opgeladen. Door hun compacte formaat kunnen notebookcomputers een aanzienlijke
hoeveelheid warmte produceren. Neem daarom altijd de volgende elementaire
voorzorgsmaatregelen:
• Als de computer aan staat of als de batterij wordt opgeladen, kunnen de onderkant, de polssteun
en bepaalde andere onderdelen warm worden. Houd de computer niet te lang op schoot en houd
uw handen of enig ander lichaamsdeel niet te lang tegen een warm onderdeel van de computer
aan. Als u het toetsenbord gebruikt, leg uw handen of polsen dan niet gedurende langere tijd op
de polssteun. Tijdens de normale werking produceert de computer enige warmte. De
hoeveelheid warmte hangt af van de mate van systeemactiviteit en het oplaadniveau van de
batterij. Bij langdurig contact met uw lichaam kunnen er, ook door uw kleding heen, ongemakken
en zelfs brandwonden ontstaan. Onderbreek uw werk met het toetsenbord daarom af en toe en
haal uw handen van de polssteun. Let erop dat u het toetsenbord niet te lang gebruikt.
• Gebruik de computer niet en laad de batterijen niet op in de buurt van licht ontvlambare of
explosieve materialen.
• Ventilatieopeningen, ventilatoren en/of koelribben maken deel uit van het product omwille van de
veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze voorzieningen kunnen per ongeluk
geblokkeerd raken als u het product op een bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte
ondergrond plaatst. Zorg ervoor dat deze voorzieningen nooit geblokkeerd, bedekt of
uitgeschakeld raken.
• Als de computer via de netvoedingsadapter is aangesloten op het stopcontact, wordt de adapter
warm. Zorg dat de adapter op dergelijke momenten niet tegen uw lichaam komt. Gebruik de
netvoedingsadapter nooit om u eraan op te warmen. Bij langdurig contact met uw lichaam
kunnen er, ook door uw kleding heen, brandwonden ontstaan.
Neem voor uw eigen veiligheid en voor het in stand houden van een optimale werking van de
computer altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen:
• Houd de kap gesloten zolang de stekker in het stopcontact zit.
• Controleer regelmatig of de buitenkant van de computer niet bestoft is.
• Verwijder al het stof uit de ventilatiesleuven en -openingen in de frontplaat. Als de computer in
een stoffige of drukke omgeving staat, kan het nodig zijn de computer vaker schoon te maken.
• Houd de ventilatieopeningen vrij en zorg dat er niets vóór staat.
• Plaats de computer tijdens het gebruik niet in een kast of ander meubelstuk, want dit vergroot de
kans dat de computer oververhit raakt.
• De lucht die in de computer wordt gezogen, mag niet warmer zijn dan 35 °C.
Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk.
Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
• Gebruik de computer niet tijdens onweer.
• Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet. Voer ook geen installatie-,
onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit tijdens onweer.
• Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
• Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product word en aangesloten aan op een
correct geaard stopcontact.
• Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen van signaalkabels.
• Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.
• Ontkoppel alle netsnoeren, batterijen en snoeren voordat u de kap van een apparaat opent, tenzij
de installatie- of configuratie-instructies expliciet anders voorschrijven.
• Gebruik de computer niet voordat de behuizingen van de interne onderdelen vastzitten. Gebruik
de computer nooit wanneer interne onderdelen en circuits blootliggen.
GEVAAR
Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent, houd u dan bij het
aansluiten en loskoppelen van de kabels aan de volgende procedures.
Aansluiten:
1. Zet alles UIT.
2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten.
3. Sluit de signaalkabels aan.
4. Steek de stekkers van de netsnoeren in het
stopcontact.
5. Zet de apparaten AAN.
Voordat u andere elektrische kabels en snoeren op de computer aansluit, moet u eerst de stekker uit het
stopcontact halen.
De stekker mag pas in het stopcontact worden gestoken nadat u alle andere kabels en snoeren hebt
aangesloten op de computer.
GEVAAR
Ontkoppelen:
1. Zet alles UIT.
2. Haal eerst de stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de signaalkabels.
4. Ontkoppel alle kabels van de apparaten.
Tijdens onweer dient u geen vervangingen uit te voeren en dient u het telefoonsnoer niet aan te
sluiten of te ontkoppelen.
xiv
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Kennisgeving LCD (liquid crystal display)
WAARSCHUWING:
Het liquid crystal display (LCD-scherm) is gemaakt van glas, en door een ruwe omgang of het laten
vallen van de computer kan het LCD-scherm kapotgaan. Als het beeldscherm breekt en de vloeistof
uit het scherm in uw ogen of op uw handen komt, moet u de besmette lichaamsdelen onmiddellijk
gedurende minstens 15 minuten met water spoelen. Mocht u klachten krijgen of mochten er andere
symptomen optreden, raadpleeg dan een arts.
Opmerking: Voor producten met fluorescentielampen met kwik (bijvoorbeeld geen LED) bevat de
fluorescentielamp in het liquid crystal display (LCD) kwik. Het scherm moet worden afgedankt met
inachtneming van de lokale, provinciale of nationale wetten.
Hoofdtelefoon of oortelefoon gebruiken
WAARSCHUWING:
Een te hoog geluidsvolume van de hoofdtelefoon of oortelefoon kan leiden tot schade aan het gehoor.
Als u de equalizer op het maximumniveau instelt, wordt de uitvoerspanning verhoogd en het volume
van de hoofdtelefoon of oortelefoon. Om uw gehoor te beschermen stelt u de equalizer in op een
gepast niveau.
Het overmatige gebruik van hoofd- of oortelefoons gedurende een langere tijd bij een hoog volume kan
gevaarlijk zijn als de uitvoer van de hoofd- of oortelefoonaansluitingen niet voldoet aan de specificaties van
EN 50332-2. De uitvoer die uw computer aan de hoofdtelefoon levert, voldoet aan EN 50332-2 Sub 7. Deze
specificatie beperkt de RMS uitvoerspanning van de computer tot 150 mV. Om schade aan het gehoor te
voorkomen, dient u te controleren of de hoofd- of oortelefoon die u gebruikt, eveneens voldoet aan EN
50332-2 (Artikel 7) ten aanzien van een spanning van 75 mV. Gebruik van een hoofd- of oortelefoon die niet
voldoet aan EN 50332-2 kan, ten gevolge van een te hoog geluidsdrukniveau, schadelijk zijn voor het gehoor.
Als uw Lenovo-computer is geleverd met een hoofdtelefoon of oortelefoon, voldoen de computer met
hoofdtelefoon of oortelefoon als set aan de specificaties van EN 50332-1. Gebruikt u een andere hoofd- of
oortelefoon, controleer dan of die voldoet aan EN 50332-1 (Artikel 6.5). Gebruik van een hoofd- of
oortelefoon die niet voldoet aan EN 50332-1 kan, ten gevolge van een te hoog geluidsdrukniveau, schadelijk
zijn voor het gehoor.
Kennisgeving over plastic zakken
GEVAAR
Plastic zakken kunnen gevaarlijk zijn. Houd plastic zakken uit de buurt van baby's en kinderen om
de kans op verstikking te voorkomen.
Kennisgeving glazen onderdelen
WAARSCHUWING:
Bepaalde onderdelen van uw product zijn mogelijk van glas. Dit glas kan breken als het product op
een harde ondergrond valt of een grote klap opvangt. Raak het glas niet aan als het breekt en probeer
het niet te verwijderen. Stop met uw product te gebruiken tot het glas door bevoegd
onderhoudspersoneel wordt vervangen.
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie om u vertrouwd te maken met uw computer.
De knoppen, aansluitingen en lampjes van de computer
In dit gedeelte worden de hardwareonderdelen van de computer beschreven.
Voorkant
1 Microfoons
3 Aan/uit-knop4 Systeemstatuslampje
5 Vingerafdruklezer (beschikbaar op bepaalde modellen)
7 TrackPoint
9 Scherm (multitouch-scherm op bepaalde modellen)
1 Microfoons
®
-knoppen 8 TrackPoint-aanwijsknopje
2 Camera
6 Trackpad
Met de geïntegreerde microfoons kunt u geluiden en spraak vastleggen met een softwareprogramma voor
audio.
2 Camera
Gebruik de camera om foto's te maken en videovergaderingen te houden. Meer informatie vindt u in 'De
camera gebruiken' op pagina 29.
3 Aan/uit-knop
Druk op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen of om de computer in slaapstand te zetten. Zie
'Veelgestelde vragen' op pagina 13 voor informatie over het uitschakelen van de computer.
Als de computer niet reageert, kunt u de computer uitzetten door de aan/uit-knop vier of meer seconden
ingedrukt te houden. Als de computer niet kan worden uitgeschakeld, raadpleegt u 'De computer reageert
niet meer' op pagina 68 voor meer informatie.
U kunt ook bepalen wat de aan/uit-knop doet. Als u bijvoorbeeld op de aan/uit-knop drukt, kunt u de
computer uitschakelen of in de slaap- of de sluimerstand zetten. Voer de volgende stappen uit om het
gedrag van de aan/uit-knop te wijzigen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen of
Kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer ➙ Het gedrag van de aan/uit-knoppen bepalen.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
4 Systeemstatuslampje
Het verlichte punt in het ThinkPad
®
-logo fungeert als systeemstatuslampje. Meer informatie vindt u in
'Statuslampjes' op pagina 5.
5 Vingerafdruklezer (beschikbaar op bepaalde modellen)
Vingerafdrukverificatietechnologie zorgt voor een eenvoudige en veilige toegang tot het systeem door uw
vingerafdruk aan een wachtwoord te koppelen. Meer informatie vindt u in 'De vingerafdruklezer gebruiken'
op pagina 48.
ThinkPad-aanwijsapparaat
6 Trackpad
7 TrackPoint-knoppen
8 TrackPoint-aanwijsknopje
Op het toetsenbord vindt u de unieke Lenovo ThinkPad-aanwijsapparaten. Aanwijzen, selecteren en slepen
worden in één moeite uitgevoerd, terwijl uw handen gewoon in de typpositie blijven. Meer informatie vindt u
in 'Het ThinkPad-aanwijsapparaat gebruiken' op pagina 18.
9 Scherm (multitouch-scherm op bepaalde modellen)
Meer informatie vindt u in 'Werken met het multitouch-scherm' op pagina 14.
Linkerkant
1 Voedingsaansluiting
3 Always On USB-aansluiting (USB 3.0)
1 Voedingsaansluiting
Sluit de netvoedingsadapter aan op de netvoedingsaansluiting voor voeding naar de computer en het laden
van de batterij.
2 OneLink+-connector
4 Ventilatieopeningen
2
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
2 OneLink+-connector
Gebruik de OneLink+-aansluiting om verbinding te maken met de ThinkPad OneLink+ Dock of de ThinkPad
OneLink+ to RJ45 Adapter.
Het ThinkPad OneLink+ Dock vergroot de verbindingsmogelijkheden van uw computer. Zie 'ThinkPad
OneLink+ Dock' op pagina 35 voor instructies voor het gebruik van de ThinkPad OneLink+ Dock.
Met de ThinkPad OneLink+ to RJ45 Adapter kunt u de computer aansluiten op een LAN (Local Area
Network).
GEVAAR
Om te voorkomen dat u een elektrische schok krijgt, dient u de telefoonkabel niet aan te sluiten op
de Ethernet-aansluiting op de ThinkPad OneLink+ to RJ45 Adapter. U kunt op deze aansluiting
uitsluitend de Ethernet-kabel aansluiten.
Afhankelijk van het land of de regio, maakt een ThinkPad OneLink+ to RJ45 Adapter mogelijk deel uit van het
pakket waarmee de computer wordt geleverd. Als de ThinkPad OneLink+ to RJ45 Adapter niet is
meegeleverd met de computer, kunt u deze bij Lenovo aanschaffen op:
https://www.lenovo.com/accessories
De Ethernet-aansluiting op de ThinkPad OneLink+ to RJ45 Adapter heeft twee indicatielampjes voor de
netwerkstatus. Als het groene lampje brandt, is de computer aangesloten op een LAN. Wanneer het gele
lampje knippert, worden er gegevens overgedragen.
3 Always On USB-aansluiting (USB 3.0)
Met de Always on USB 3.0-aansluiting (Universal Serial Bus) kunt u standaard de USB-compatibele
apparaten opladen. Dit geldt in de volgende situaties:
• Als de computer is ingeschakeld of in de slaapstand staat
• Als de computer in de sluimerstand staat of is uitgeschakeld, maar aangesloten is op de netvoeding
Attentie: Wanneer u een USB-kabel op deze connector aansluit, zorg er dan voor dat de USB-markering
naar boven wijst. Als u de kabel verkeerd aansluit, kan de aansluiting beschadigd raken.
Als u deze apparaten wilt opladen als de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat en de
computer niet op de netvoeding is aangesloten, doet u het volgende:
1. Start het programma Lenovo Companion. Zie 'Lenovo-programma's openen' op pagina 11.
2. Klik op Hardware-instellingen ➙ Energie.
3. Volg de instructies op het scherm om de gewenste instelling te selecteren.
4 Ventilatieopeningen
De ventilatieopeningen en de interne ventilator laten lucht in de computer circuleren en zorgen voor een
goede koeling, met name om de microprocessor te koelen.
Opmerking: Voor een goede luchtcirculatie plaatst u geen obstakels voor de ventilatieopeningen.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht3
Rechterkant
1 Geheugenkaartsleuf
3 USB 3.0-aansluitingen
5 USB-C™-aansluiting6 Sleuf voor het veiligheidsslot
1 Geheugenkaartsleuf
2 Audio-aansluiting
4 HDMI™-aansluiting
De computer is uitgerust met een geheugenkaartlezer, die een geheugenkaartsleuf biedt. Steek een Flash
Media-kaart in geheugenkaartsleuf om de gegevens op de kaart te lezen. Zie 'Een mediakaart gebruiken' op
pagina 30 voor meer informatie over de ondersteunde kaarten.
2 Audio-aansluiting
Sluit een hoofdtelefoon of headset met een vierpolige 3,5 mm stekker aan op de audio-aansluiting om naar
geluid op de computer te luisteren.
Opmerkingen:
• Als u een headset met een functieschakelaar gebruikt, bijvoorbeeld een headset voor een iPhone, druk
dan niet op die schakelaar terwijl u de headset gebruikt.
• Op de audio-aansluiting kan geen conventionele microfoon worden aangesloten. Meer informatie vindt u
in 'De audiovoorzieningen gebruiken' op pagina 29.
3 USB 3.0-aansluitingen
De USB 3.0-aansluiting wordt gebruikt voor het aansluiten van apparaten die compatibel zijn met een USBinterface, zoals een USB-toetsenbord, een USB-muis, een USB-opslagapparaat of een USB-printer.
Attentie: Wanneer u een USB-kabel op de USB 3.0-connector aansluit, zorg er dan voor dat de USBmarkering naar boven wijst. Als u de kabel verkeerd aansluit, kan de aansluiting beschadigd raken.
4 HDMI-poort
Gebruik de HDMI-stekker (High Definition Multimedia Interface) om een compatibel digitaal audioapparaat of
videobeeldscherm zoals een High-Definition televisie (HDTV) op de computer aan te sluiten.
5 USB-C-aansluiting
USB-C is een nieuwe USB-standaard die voeding, gegevensoverdracht en video-uitvoer ondersteunt.
De volgende Lenovo-accessoires worden niet meegeleverd bij uw computer. U kunt de volgende
accessoires van Lenovo kopen (
https://www.lenovo.com/accessories) om uw computer via de USB-C-
aansluiting te verbinden met de netvoeding of met andere apparaten.
• Lenovo USB-C 45W AC Adapter en Lenovo USB-C 65W AC Adapter: Wordt gebruikt om netvoeding
aan te sluiten op uw computer en de batterij op te laden.
• Lenovo USB-C Dock: Hiermee kunt u uw computer aansluiten op computeraccessoires.
• Lenovo USB-C to HDMI Adaptor: Hiermee kunt u uw computer aansluiten op een HDMI-compatibel
audioapparaat of beeldscherm.
4
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• Lenovo USB-C to VGA Adaptor: Hiermee kunt u uw computer aansluiten op een VGA-beeldscherm of
een ander VGA-compatibel videoapparaat.
6 Sleuf voor het veiligheidsslot
Schaf een bijpassend kabelslot aan om uw computer aan een vast voorwerp vast te maken en zo tegen
diefstal te beschermen.
Opmerking: U bent zelf verantwoordelijk voor de keuze en toepassing van het specifieke slot en andere
beveiligingsvoorzieningen. Lenovo geeft geen oordeel, commentaar of garantie met betrekking tot de
functionaliteit, kwaliteit of prestaties van het slot en beveiligingsvoorzieningen.
Onderkant
1 Noodresetgaatje2 Luidsprekers
1 Noodresetgaatje
Als de computer niet meer reageert en u deze niet kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, verwijdert u eerst
de netvoedingsadapter. Steek vervolgens het uiteinde van een uitgerekte paperclip in het noodresetgaatje
om de computer te resetten.
2 Luidsprekers
Uw computer is uitgerust met twee stereo luidsprekers.
Statuslampjes
Dit onderwerp helpt u bij het vinden en herkennen van de verschillende statuslampjes op uw computer.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht5
1 Caps Lock-lampje
Als dit lampje brandt, kunt u hoofdletters typen door direct op de lettertoetsen te drukken.
2 FN Lock-lampje
Dit lampje toont de status van de Fn Lock-functie. Meer informatie vindt u in 'De speciale toetsen gebruiken'
op pagina 16.
3 Indicator voor dempen geluid
Als dit lampje brandt, zijn de luidsprekers gedempt.
4 Indicator voor dempen microfoon
Als dit lampje brandt, zijn de microfoons gedempt.
5 Camerastatuslampje
Als dit lampje brandt, is de camera in gebruik.
6
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
6 8 Systeemstatuslampjes
Het lampje in het ThinkPad-logo op de buitenklep en het lampje in de aan/uit-knop geven de systeemstatus
van uw computer aan.
• Knippert drie keer: de voeding naar de computer wordt voor de eerste keer ingeschakeld.
• Aan: de computer staat aan (in de normale werkstand).
• Uit: de computer staat uit of staat in de sluimerstand.
• Knippert snel: de computer gaat naar de sluimerstand of naar de slaapstand.
• Knippert langzaam: de computer staat in de slaapstand.
7 Statuslampje van de netvoeding
Dit statuslampje geeft de status van de netvoeding en het opladen van de computer aan.
• Groen: op het lichtnet aangesloten (bezig met opladen 90-100%)
• Geel: aangesloten op het lichtnet (bezig met opladen 1-90%)
• Uit: niet op het lichtnet aangesloten (laadt niet op)
Labels met belangrijke productinformatie
In dit gedeelte vindt u informatie over de plaats van de volgende labels:
• Machinetype en modelnummer
• FCC-ID en IC-certificering, label
• Labels voor de Windows-besturingssystemen
Machinetype en modelnummer
Wanneer u Lenovo belt om hulp, kunnen de technici van Lenovo aan de hand van het machinetype en de
modelinformatie precies vaststellen welk type computer u hebt, zodat zij de snelste service kunnen verlenen.
In de volgende afbeelding ziet u de locatie van het label met informatie over het machinetype en het model
van uw computer.
FCC ID en IC-certificeringsnummer
De informatie over de FCC- en IC-certificering vindt u op een label dat op de computer is aangebracht, zoals
te zien is in de volgende afbeelding.
Opmerking: Mogelijk ziet uw computer er anders uit dan op de volgende afbeelding. Dit hangt af van het
model.
Hoofdstuk 1. Productoverzicht7
De informatie op dit label verschilt naar gelang van de draadloze modules die bij de computer zijn geleverd:
• Voor een vooraf geïnstalleerde draadloze module wordt op dit label het feitelijke FCC ID- en IC
Certification-nummer voor de door Lenovo geïnstalleerde draadloze module weergegeven.
Opmerking: Verwijder of vervang zelf geen vooraf geïnstalleerde draadloze module. Voor vervanging
moet u eerst contact opnemen met de service-afdeling van Lenovo. Lenovo is niet verantwoordelijk voor
eventuele schade die wordt veroorzaakt door niet-geautoriseerde vervanging.
Labels voor de Windows-besturingssystemen
Windows® 10 Legitiem Microsoft®-label: op de kap van uw computer is mogelijk een Legitiem Microsoft-
label aangebracht, afhankelijk van de volgende factoren:
• Uw geografische locatie
• De fabricagedatum van de computer
• De versie van Windows 10 die vooraf is geïnstalleerd
Zie
https://www.microsoft.com/en-us/howtotell/Hardware.aspx voor afbeeldingen van de verschillende typen
Legitiem Microsoft-labels.
• In de Volksrepubliek China is het Legitiem Microsoft-label verplicht op alle computermodellen waarop
vooraf een versie van Windows 10 is geïnstalleerd (ongeacht welke).
• In andere landen en regio's is het Legitiem Microsoft-label alleen verplicht op computermodellen met een
licentie voor Windows 10 Pro.
De afwezigheid van een Legitiem Microsoft-label geeft niet aan dat een vooraf geïnstalleerde Windows-versie
niet legitiem is. Raadpleeg de informatie van Microsoft op de volgende website voor meer details om na te
gaan of uw vooraf geïnstalleerde Windows-product legitiem is:
Er zijn geen externe, visuele indicaties van de product-id of de Windows-versie waarvoor de computer een
licentie heeft. In plaats daarvan is de product-id vastgelegd in de computerfirmware. Het
installatieprogramma controleert of er een geldige, bijbehorende product-id in de computerfirmware
aanwezig is om de activering te voltooien, ongeacht of er een Windows 10-product is geïnstalleerd.
In sommige gevallen kan er onder de voorwaarden van downgraderechten van een Windows 10 Pro-licentie
een oudere Windows-versie zijn geïnstalleerd.
8
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Computerfuncties
De functies van de computer die in dit onderwerp worden besproken, zijn van toepassing op verschillende
modellen. Sommige computerfuncties zijn mogelijk alleen beschikbaar op bepaalde modellen.
Kleur van de notebookcomputer
Zwart of zilver
Microprocessor
Als u de informatie over de microprocessor van uw computer wilt bekijken, klikt u met de rechtermuisknop
op de knop Start en selecteert u Systeem.
Geheugen
• DDR4 SODIMM (double data rate 4 small outline dual inline memory module).
Opslagapparaat
• M.2 SSD-station
Beeldscherm
• Helderheidsregeling
• Kleurenscherm met TFT-technologie (Thin Film Transistor)
• Schermgrootte: 337,8 mm
• Schermresolutie: 1920 x 1080 pixels of 1366 x 768 pixels, afhankelijk van het model
• Multitouch-technologie (op bepaalde modellen)
Toetsenbord
• Achtergrondverlichting (op bepaalde modellen)
• Toetsenbord met zes rijen
• Functietoetsen
• ThinkPad-aanwijsapparaat (inclusief het TrackPoint-aanwijsapparaat en trackpad met knoppen)
Aansluitingen en sleuven
• Netvoedingsaansluiting
• Audioaansluiting
• HDMI-poort
• Geheugenkaartsleuf
• OneLink+-connector
• Drie USB 3.0-aansluitingen (inclusief één Always On USB 3.0-aansluiting)
• Hoogte: 19,1 mm of 19,8 mm, afhankelijk van het model
Maximale warmteafgifte (afhankelijk van het model)
• 45 W
• 65 W
• 90 W
Voedingsbron (netvoedingsadapter)
• Sinus-invoer bij 50 tot 60 Hz
• Ingangsspanning van de netvoedingsadapter: 100 tot 240 volt wisselstroom, 50 tot 60 Hz
Gebruiksomgeving
Maximumhoogte (zonder kunstmatige druk)
• 3048 m
Temperatuur
• Op hoogten tot 2438 m
– In bedrijf: 5 °C tot 35 °C
– In opslag: 5 °C tot 43 °C
• Op hoogten boven 2438 m
– Maximumtemperatuur bij werking zonder kunstmatige druk: 31,3 °C
Opmerking: Bij het opladen van de batterij moet de temperatuur minimaal 10 °C zijn.
Relatieve vochtigheid
• In bedrijf: 8% tot 95% bij een natteboltemperatuur van 23 °C
• Opslag: 5% tot 95% bij een natteboltemperatuur van 27 °C
Plaats uw computer indien mogelijk in een goed geventileerde, droge ruimte en zet hem niet in de zon.
Attentie:
10
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• Houd huishoudelijke apparaten zoals elektrische ventilatoren, radio's, airconditioners en magnetrons uit
de buurt van de computer. De sterke magnetische velden die deze apparaten genereren, kunnen het
beeldscherm en de gegevens op het interne opslagstation beschadigen.
• Plaats nooit vloeistoffen op of naast de computer of de aangesloten apparatuur. Als er vloeistof op de
computer of een aangesloten apparaat wordt gemorst, kan er kortsluiting ontstaan, met alle desastreuze
gevolgen van dien.
• Blijf, als u aan het eten of roken bent, uit de buurt van het toetsenbord. Er kan namelijk schade ontstaan
door kruimels die op het toetsenbord vallen.
Lenovo-programma's
In de fabriek zijn sommige Lenovo-programma's al op uw computer geïnstalleerd, zodat u eenvoudig en
veilig aan de slag kunt.
Lenovo-programma's openen
Als u Lenovo-programma's op uw computer wilt openen, doet u het volgende:
1. Open het menu Start en zoek een programma op de programmanaam.
2. Als u het programma niet in de lijst met programma's kunt vinden, zoekt u het programma in het
zoekveld.
Kennismaking met Lenovo-programma's
In dit onderwerp vindt u een korte introductie van Lenovo-programma's. Afhankelijk van uw computermodel
zijn sommige programma's mogelijk niet beschikbaar.
De beschikbare programma's kunnen zonder aankondiging worden gewijzigd. Klik op de volgende koppeling
als u meer wilt weten over de programma's en andere oplossingen van Lenovo:
http://www.lenovo.com/support
Hoofdstuk 1. Productoverzicht11
Active Protection System™Dit programma beschermt het interne opslagstation wanneer de schoksensor in
de computer een toestand detecteert waarin het station beschadigd kan raken.
Bij een dergelijke toestand kan het bijvoorbeeld gaan om een gekanteld
systeem, overmatige trillingen of schokken.
Het interne opslagstation raakt minder snel beschadigd wanneer hij niet in
gebruik is. Dit komt omdat het station nu niet meer draait en ook de lees- en
schrijfkoppen van het station mogelijk naar gebieden zonder gegevens zijn
verplaatst.
Wanneer de schoksensor detecteert dat de omgeving weer stabiel is (minimale
verandering in kanteling van het systeem, trillingen of schokken) wordt het
interne opslagstation weer ingeschakeld.
Hotkey Features IntegrationHotkey Features Integration is een hulpprogrammapakket waarmee u specifieke
hulpprogramma's voor de speciale toetsen en knoppen op uw computer kunt
selecteren en installeren. De speciale toetsen en knoppen zijn ontworpen
volgens vereisten op het gebied van toegankelijkheid en bruikbaarheid. Door
bijbehorende hulpprogramma's te installeren, schakelt u de volledige
functionaliteit van de speciale toetsen en knoppen in.
Lenovo CompanionDe beste functies en mogelijkheden van uw computer moeten eenvoudig
toegankelijk en makkelijk te begrijpen zijn. Met Lenovo Companion zijn ze dat.
Gebruik Lenovo Companion om het volgende te doen:
• Optimaliseer de prestaties van uw computer, houd de status van uw
computer in de gaten en beheer updates.
• Open de gebruikershandleiding, controleer de garantiestatus en bekijk
accessoires die speciaal voor uw computer geschikt zijn.
• Lees instructieartikelen, verken Lenovo-forums en blijf op de hoogte van
technologienieuws via artikelen en blogs van betrouwbare bronnen.
• Configureer hardware-instellingen.
• Maak en beheer uw Lenovo ID.
Deze app is gevuld met exclusieve Lenovo-content die u helpt meer te weten te
komen over wat u kunt doen met uw Lenovo-computer.
12ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2.De computer gebruiken
Dit hoofdstuk biedt informatie om u te helpen bij het gebruik van de diverse functies van uw computer.
De computer registreren
Als u uw computer registreert, worden gegevens ingevoerd in een database. Lenovo kan dan contact met u
opnemen als producten worden teruggehaald of er andere ernstige problemen zijn opgetreden. Ook bieden
sommige locaties uitgebreide voordelen en services aan geregistreerde gebruikers.
Als u uw computer registreert bij Lenovo, kunt u ook profiteren van de volgende voordelen:
• U krijgt sneller service als u Lenovo belt voor hulp
• U wordt op de hoogte gehouden van het uitkomen van gratis software en speciale aanbiedingen
Ga naar
Lenovo te registreren.
http://www.lenovo.com/register en volg daarna de aanwijzingen op het scherm om uw computer bij
Veelgestelde vragen
In dit onderwerp vindt u enkele tips die u helpen uw ThinkPad-notebookcomputers optimaal te gebruiken.
Om ervoor te zorgen dat uw computer optimaal werkt, kunt u op de volgende webpagina zoeken naar
allerhande informatie, zoals hulpmiddelen bij probleemoplossing en antwoorden op veelgestelde vragen:
https://www.lenovo.com/support/faq
Kan ik mijn gebruikershandleiding in een andere taal krijgen?
Ga, om de gebruikershandleiding in een andere taal te downloaden, naar
Volg daarna de aanwijzingen op het scherm.
Hoe schakel ik de computer uit?
Open het menu Start, klik op het
Hoe open ik het Configuratiescherm?
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start en klik op Configuratiescherm.
Hoe kan ik het batterijvermogen effectiever gebruiken als ik onderweg ben?
• Als u energie wilt besparen of de werking van de computer wilt onderbreken zonder programma's af te
sluiten of bestanden op te slaan, raadpleegt u 'Spaarstanden' op pagina 26.
• Om de beste balans te verkrijgen tussen snelheid van de computer en een lange werkingsduur van de
batterij, kunt u een energiebeheerschema maken en toepassen. Zie 'Energiebeheer' op pagina 26.
• Als u verwacht dat de computer lange tijd niet gebruikt gaat worden, kunt u voorkomen dat de batterij
leegloopt.
Aan/uit en klik vervolgens op Afsluiten.
https://www.lenovo.com/support.
Hoe kan ik gegevens die op het interne opslagstation zijn opgeslagen, op een veilige manier wissen?
• In het hoofdstuk Hoofdstuk 5 'Beveiliging' op pagina 45 wordt beschreven hoe u de computer beschermt
tegen diefstal en gebruik door onbevoegden.
• Lees, voordat u gegevens van het interne opslagstation wist, eerst het gedeelte 'Gegevens verwijderen
van een opslagstation' op pagina 49.
Hoe kan ik een extern beeldscherm aansluiten?
• Raadpleeg 'Een extern beeldscherm gebruiken' op pagina 31.
• Met de functie voor beeldschermuitbreiding kunt u computeruitvoer tegelijkertijd op het beeldscherm van
de computer en op een extern beeldscherm weergeven.
Hoe moet ik een apparaat aansluiten of vervangen?
Raadpleeg het desbetreffende onderwerp in Hoofdstuk 9 'Apparaten vervangen' op pagina 87.
Ik gebruik de computer inmiddels al een tijdje en hij wordt steeds trager. Wat moet ik doen?
• Raadpleeg de 'Algemene voorzorgsmaatregelen' op pagina 67.
• Met behulp van vooraf geïnstalleerde software kunt u zelf de oorzaak van een probleem opsporen. Zie
'Problemen opsporen met Lenovo Companion' op pagina 67.
• Ga voor systeemhersteloplossingen naar Hoofdstuk 8 'Informatie over systeemherstel' op pagina 85.
Druk de volgende onderwerpen af en bewaar ze bij uw computer als u geen toegang meer kunt
krijgen tot deze elektronische gebruikershandleiding.
• 'Het besturingssysteem Windows 10 installeren' op pagina 51
• 'De computer reageert niet meer' op pagina 68
• 'Problemen met de voeding' op pagina 82
Hulp voor het Windows-besturingssysteem
Het Help-informatiesysteem van Windows geeft gedetailleerde informatie over het gebruik van het Windowsbesturingssysteem om het beste uit uw computer te halen. Als u het Help-informatiesysteem van Windows
wilt openen, klikt u op de knop Start om het menu Start te openen en klik vervolgens op Hulp vragen. U kunt
bovendien de persoonlijke assistent Cortana
enzovoort te zoeken.
®
gebruiken om naar hulp, apps, bestanden, instellingen
Werken met het multitouch-scherm
In dit onderwerp vindt u instructies voor het gebruik van het multitouch-scherm dat beschikbaar is op
bepaalde modellen.
Opmerkingen:
• Mogelijk ziet uw computerscherm er enigszins anders uit dan in de volgende afbeeldingen wordt getoond.
• Afhankelijk van het programma dat u gebruikt, zijn sommige bewegingen mogelijk niet beschikbaar.
In de volgende tabel wordt een aantal veelgebruikte gebaren weergegeven.
14
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Beweging op het
aanraakscherm (alleen
aanraakmodellen)
Beschrijving
Aanraken: tikken.
Muisactie: klik op.
Functie: open een toepassing of voer een actie uit op een geopende toepassing, zoals Kopiëren, Opslaan en Verwijderen, afhankelijk van de toepassing.
Aanraken: tikken en vasthouden.
Muisactie: rechtsklikken.
Functie: een menu met meerdere opties openen.
Aanraken: schuiven.
Muisactie: beweeg het muiswiel, beweeg de schuifbalk of klik op het pijltje
omhoog/omlaag bladeren.
Functie: blader door items, zoals lijsten, webpagina's en foto's.
Aanraken: sleep een item naar de gewenste locatie.
Muisactie: een item aanklikken, vasthouden en slepen.
Functie: een voorwerp verplaatsen.
Aanraken: beweeg twee vingers dichter bij elkaar.
Muisactie: houdt de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u het muiswiel achteruit beweegt.
Functie: uitzoomen.
Aanraken: beweeg twee vingers verder uit elkaar.
Muisactie: houdt de Ctrl-toets ingedrukt terwijl u het muiswiel vooruit beweegt.
Functie: inzoomen.
Aanraken: veeg met uw vingers vanaf de rechterrand.
Muisactie: klik op het pictogram van het Actiecentrum
in het systeemvak van
Windows.
Functie: open het actiecentrum om de meldingen en snelle acties te bekijken.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken15
Beweging op het
aanraakscherm (alleen
aanraakmodellen)
Beschrijving
Aanraken: veeg met uw vingers vanaf de linkerrand.
Muisactie: klik op het taakweergavepictogram
Functie: bekijk alle openstaande vensters in de taakweergave.
• Kort vegen voor het weergeven van de toepassing in volledig scherm of als
de computer zich in de tabletwerkstand bevindt
Aanraken: veeg met uw vingers kort van boven naar beneden.
Muisactie: beweeg de aanwijzer naar de bovenrand van het scherm.
Functie: geef een verborgen titelbalk weer.
• Lang vegen als de computer zich in de tabletwerkstand bevindt
Aanraken: veeg met uw vingers vanaf de bovenrand naar beneden.
Muisactie: klik, houd vast en beweeg de aanwijzer vanaf de bovenrand van het
scherm naar de onderrand van het scherm en laat de aanwijzer dan los.
Functie: sluit de huidige toepassing.
op de taakbalk.
Tips voor het werken met het multitouch-scherm
• Het multitouch-scherm is gemaakt van glas met daar overheen een plastic film. Oefen nooit druk uit op of
plaats geen metalen voorwerp op het scherm omdat het multitouch-scherm beschadigd of defect kan
raken.
• Voer geen handelingen op het scherm uit met nagels of vingers in handschoenen of dode voorwerpen.
• Kalibreer de nauwkeurigheid van de vinger regelmatig om discrepanties te voorkomen.
Tips voor het schoonmaken van het multitouch-scherm
• Zet de computer uit voordat u het multitouch-scherm schoonmaakt.
• Verwijder met een droge, zachte, pluisvrije doek of een absorberend stuk kantoen vingerafdrukken of stof
van het multitouch-scherm. Gebruik geen oplosmiddelen.
• Veeg het scherm voorzichtig van boven naar beneden af. Oefen geen druk uit op het scherm.
De speciale toetsen gebruiken
De computer heeft verschillende speciale toetsen, zodat u gemakkelijker en effectiever kunt werken.
16
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
1 Windows-toets
Druk op de Windows-toets om het menu Start te openen. Raadpleeg de Help-informatie van het Windowsbesturingssysteem voor informatie over het gebruik van de Windows-knop met andere knoppen.
2 Fn-toets
Als u voor de eerste keer op de Fn-toets drukt, wordt het venster Keyboard Manager weergegeven. Dit
scherm bevat instructies om te schakelen tussen de F1-F12-functie en de speciale functies die op elke toets
als pictogram zijn aangegeven.
3 Functietoetsen
U kunt als volgt de toets Fn en de functietoetsen configureren in het venster Eigenschappen van
Toetsenbord:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen of
Kleine pictogrammen.
2. Klik op Toetsenbord. In het venster Eigenschappen van Toetsenbord klikt u op het tabblad Fn- en functietoetsen of ThinkPad toetsen F1-F12.
3. Selecteer de gewenste opties.
•
+Schakel de Fn Lock-functie in- of uit.
Wanneer de Fn Lock-functie is ingeschakeld: als u de F1-F12-functies wilt gebruiken, drukt u direct op
de functietoets. Om de speciale functies die op elke toets als pictogram zijn aangegeven te gebruiken,
drukt u tegelijkertijd op Fn en de bijbehorende functietoets.
Wanneer de functie Fn Lock is uitgeschakeld: als u de speciale functies wilt starten die op elke toets als
pictogram zijn aangegeven, drukt u tegelijkertijd op Fn en de functietoets. Om de F1-F12-functies te
gebruiken, drukt u tegelijkertijd op Fn en de bijbehorende functietoets.
•
Luidsprekers dempen of dempen ongedaan maken.
Als u het geluid uitzet en uw computer uitschakelt, is het geluid nog steeds uit als u de computer de
volgende keer weer inschakelt. Als u het geluid wilt inschakelen, drukt u op de
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken17
of op de .
• Verlaag het volume van de luidspreker.
•
•
•
• Hiermee maakt u het computerbeeldscherm lichter.
• Externe beeldschermen beheren.
•
•
•
•
Verhoog het volume van de luidspreker.
Schakel de microfoons in of uit.
Hiermee maakt u het computerbeeldscherm donkerder.
Hiermee kunt u de ingebouwde functies voor draadloos netwerk in- of uitschakelen.
Hiermee opent u het instellingenvenster.
Hiermee kunt u de ingebouwde Bluetooth-functies in- of uitschakelen.
Open een pagina met toetsenbordinstellingen.
Keyboard Manager is een submenu in het programma Lenovo Settings. Dit submenu bevat instructies
voor het uitvoeren van de volgende handelingen:
Met de toets roept u de door u zelf gedefinieerde functie aan. Als er geen functie is gedefinieerd,
moet u op deze toets drukken om de persoonlijke assistent Cortana te openen.
Ga als volgt te werk om de actie voor de toets F12 te definiëren of te wijzigen:
1. Open Lenovo Companion. Zie 'Lenovo-programma's openen' op pagina 11.
2. Klik op Hardware-instellingen en klik daarna op het invoerpictogram
3. Zoek de sectie TOETSENBORD: DOOR GEBRUIKER GEDEFINIEERDE TOETS en volg de
instructies op het scherm om de instelling te voltooien.
Op de pagina Invoer kunt u andere functies definiëren voor de toetscombinaties met F12, zoals Shift+F12,
Alt+F12 of Ctrl+F12.
•
Toetsencombinaties
• Fn+spatiebalk: hiermee regelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord (beschikbaar op sommige
• Fn+B: deze toetscombinatie heeft dezelfde functie als de Break-toets.
• Fn+K: deze toetscombinatie heeft dezelfde functie als de ScrLK-toets.
• Fn+P: deze toetscombinatie heeft dezelfde functie als de Pause-toets.
• Fn+S: deze toetscombinatie heeft dezelfde functie als de SysRq-toets.
• Fn+4: druk op Fn+4 om de computer in de slaapstand te zetten. Druk op een willekeurige toets of op de
+Het Knipprogramma openen.
modellen). Druk op Fn+Spatiebalk om de modus van de achtergrondverlichting van het toetsenbord te
wijzigen.
aan/uit-knop om de computer uit de slaapstand te halen.
.
Het ThinkPad-aanwijsapparaat gebruiken
In dit gedeelte krijgt u informatie over het gebruik van het ThinkPad-aanwijsapparaat.
18
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Overzicht van het ThinkPad-aanwijsapparaat
Met het ThinkPad-aanwijsapparaat kunt u alle functies van een traditionele muis uitvoeren, zoals het
aanwijzen, klikken en bladeren. Met het ThinkPad-aanwijsapparaat kunt u ook een aantal
aanraakbewegingen uitvoeren, zoals draaien en in- of uitzoomen.
Het ThinkPad-aanwijsapparaat bestaat uit de volgende apparaten:
1 TrackPoint-aanwijsapparaat
2 Trackpad
Opmerking: Afhankelijk van het model kunnen uw TrackPoint-aanwijsapparaat en de trackpad afwijken van
de illustratie in dit onderwerp.
Standaard zijn zowel het TrackPoint-aanwijsapparaat als de trackpad actief met de aanraakbewegingen
ingeschakeld. Ga naar 'Het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen' op pagina 22 om de instellingen te
wijzigen.
Het TrackPoint-aanwijsapparaat gebruiken
Met het TrackPoint-aanwijsapparaat kunt u alle functies van een traditionele muis uitvoeren, zoals het
aanwijzen, klikken en bladeren.
Het TrackPoint-aanwijsapparaat bestaat uit de volgende componenten:
1 Aanwijsknopje
2 Linksklikknop (primaire klikknop)
3 Rechtsklikknop (secundaire klikknop)
4 Schuifbalk
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken19
Volg de onderstaande instructies om het TrackPoint-aanwijsapparaat te gebruiken:
Opmerking: Plaats uw handen in de positie voor typen en gebruik uw wijsvinger of middelvinger om druk uit
te oefenen op het antislipdopje van het aanwijsknopje. Gebruik uw duim om op de linker- of rechtermuisknop
te drukken.
• Aanwijzen
Gebruik het aanwijsknopje
1 om de aanwijzer op het scherm te verplaatsen. Om het aanwijsknopje te
gebruiken, oefent u druk uit op het antislipdopje van het aanwijsknopje in een richting parallel aan het
toetsenbord. De aanwijzer beweegt naar behoren, maar het aanwijsknopje zelf wordt niet verplaatst. De
snelheid waarmee de aanwijzer wordt verplaatst, wordt bepaald door de hoeveelheid druk die op de knop
wordt uitgeoefend.
• Klikken met de linkerklikknop
Druk op de linksklikknop
2 om een item te selecteren of te openen.
• Klikken met de rechterklikknop
Druk op de rechtsklikknop
3 om een snelmenu weer te geven.
• Bladeren
Houd de gestippelde schuifbalk
4 ingedrukt terwijl u druk uitoefent op het aanwijsknopje in de verticale of
horizontale richting. Vervolgens kunt u door het document, de website of toepassingen bladeren.
De trackpad gebruiken
Het hele oppervlak van de trackpad is gevoelig voor aanraken en bewegingen. U kunt de trackpad gebruiken
om alle aanwijs-, klik- en bladerfuncties van een traditionele muis uit te voeren.
De trackpad kan worden verdeeld in twee gebieden:
1 Linksklikzone (primaire klikzone)
2 Rechtsklikzone (secundaire klikzone)
20
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Volg de onderstaande instructies om de trackpad te gebruiken:
• Aanwijzen
Veeg met één vinger over het oppervlak van de trackpad om de aanwijzer dienovereenkomstig te
verplaatsen.
• Klikken met de linkerklikknop
Druk op de linksklikzone
1 om een item te selecteren of te openen.
U kunt ook met één vinger op een willekeurige plek op het oppervlak van de trackpad tikken om de
linkermuisknopactie uit te voeren.
• Klikken met de rechterklikknop
Druk op de rechtsklikzone
2 om een snelmenu weer te geven.
U kunt ook met twee vingers op een willekeurige plek op het oppervlak van de trackpad tikken om de
rechtermuisknopactie uit te voeren.
• Bladeren
Plaats twee vingers op de trackpad en beweeg ze in verticale of horizontale richting. Met deze actie kunt u
door documenten, websites en apps bladeren. Zorg ervoor dat u de twee vingers iets van elkaar af
plaatst.
Met de trackpad kunt u ook diverse aanraakbewegingen uitvoeren. Voor meer informatie over het gebruik
van de tikgebaren raadpleegt u 'De aanraakbewegingen van trackpad gebruiken' op pagina 21.
Als er olie op het oppervlak van de trackpad zit, zet dan eerst de computer uit. Veeg daarna het oppervlak
van de trackpad schoon met een zachte, pluisvrije doek die vochtig is gemaakt met lauw water of
reinigingsmiddel voor computers.
De aanraakbewegingen van trackpad gebruiken
Het hele oppervlak van de trackpad is gevoelig voor aanraken en bewegingen. U kunt de trackpad gebruiken
om aanwijs- en klikacties uit te voeren, zoals bij een traditionele muis. Met de trackpad kunt u ook diverse
aanraakbewegingen uitvoeren.
In het volgende gedeelte worden enkele veelgebruikte aanraakbewegingen zoals tikken, slepen en bladeren
geïntroduceerd. Voor meer bewegingen kunt u help-informatie van het ThinkPad-aanwijsapparaat
raadplegen.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken21
Opmerkingen:
• Als u twee of meer vingers gebruikt, moet u ervoor zorgen dat uw vingers enigszins uit elkaar staan.
• Sommige gebaren zijn niet beschikbaar als de laatste actie met het TrackPoint-aanwijsapparaat is
uitgevoerd.
• Sommige gebaren zijn alleen beschikbaar als u bepaalde toepassingen gebruikt.
• Mogelijk ziet het trackpad op uw computer er anders uit dan de computer die in dit onderwerp wordt
getoond. Dit hangt af van het model.
Tikken
Tik met één vinger op een
willekeurige plek op de trackpad
om een item te selecteren of te
openen.
Bladeren met twee vingers
Plaats twee vingers op de
trackpad en beweeg ze in
verticale of horizontale richting.
Met deze actie kunt u door
documenten, websites en apps
bladeren.
Inzoomen met twee vingers
Plaats twee vingers op de
trackpad en beweeg ze verder
van elkaar af om in te zoomen.
Omlaag vegen met drie vingers
Plaats drie vingers op de
trackpad en beweeg ze omlaag
om het bureaublad weer te
geven.
Tikken met twee vingers
Tik met twee vingers op een
willekeurige plek op de trackpad
om een snelmenu weer te geven.
Uitzoomen met twee vingers
Plaats twee vingers op de trackpad
en beweeg ze vervolgens dichter
naar elkaar toe om uit te zoomen.
Omhoog vegen met drie vingers
Plaats drie vingers op de trackpad
en beweeg ze omhoog om de
taakweergave te openen, zodat u
alle geopende vensters kunt zien.
Het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen
U kunt het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen, zodat u deze aangenamer en efficiënter kunt gebruiken. U
kunt er bijvoorbeeld voor kiezen het TrackPoint-aanwijsapparaat, het trackpad of beide in te schakelen. U
kunt ook de tikgebaren in- of inschakelen.
Ga als volgt te werk om het ThinkPad-aanwijsapparaat aan te passen:
1. Ga naar het Configuratiescherm.
2. Geef in het Configuratiescherm grote pictogrammen of kleine pictogrammen weer. Klik op Muis. Het
eigenschappenvenster voor de muis verschijnt dan.
3. Volg in het scherm Muiseigenschappen de aanwijzingen op het scherm om de aanpassing te voltooien.
Het dopje op het aanwijsknopje vervangen
Het dopje 1 bovenop het aanwijsknopje kan worden verwijderd. Nadat u het dopje voor een langere periode
hebt gebruikt, moet u deze mogelijk vervangen door een nieuwe.
Opmerkingen:
22
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• Zorg ervoor dat u een dop met groeven gebruikt a , zoals in de volgende afbeelding wordt weergegeven.
• Afhankelijk van het model kan het toetsenbord er anders uitzien dan in de illustratie in dit onderwerp.
Energiebeheer
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u netvoeding en batterijvoeding moet gebruiken om de beste balans
tussen snelheid en energiebeheer te vinden.
De netvoedingsadapter gebruiken
De energiebron voor uw computer kan van de batterij of van de netvoedingsadapter komen. Terwijl u
gebruikmaakt van de netvoedingsadapter, wordt de batterij automatisch opgeladen.
Uw computer wordt geleverd met een netvoedingsadapter en een netsnoer.
• Wisselstroomadapter: zet wisselstroom om voor notebookcomputergebruik.
• Netsnoer: verbindt het stopcontact met de netvoedingsadapter.
De netvoedingsadapter aansluiten
Voer de volgende stappen in de aangegeven volgorde uit om de computer op de netvoeding aan te sluiten:
Attentie: Wanneer u een netsnoer gebruikt dat niet geschikt is, kan dit grote schade aan de computer
toebrengen.
1. Verbind het netsnoer met de netvoedingsadapter.
2. Sluit de voedingsadapter aan op de netvoedingsaansluiting op de computer.
3. Sluit het netsnoer aan op een werkend stopcontact.
Tips voor het gebruik van de netvoedingsadapter
• Haal de stekker uit het stopcontact als de netvoedingsadapter niet in gebruik is.
• Wikkel het netsnoer niet strak om de transformator van de netvoedingsadapter als het op de
transformator is aangesloten.
De batterij gebruiken
Als u met uw computer wilt werken terwijl er geen stopcontact in de buurt is, bent u voor de voeding van uw
computer afhankelijk van de batterij. Verschillende componenten van de computer hebben een verschillend
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken23
stroomverbruik. Als u componenten met een hoog stroomverbruik vaker gebruikt, raakt de batterij uiteraard
sneller leeg.
Doe meer en werk langer op de batterijen van uw ThinkPad. Mobiliteit heeft een revolutie teweeggebracht
doordat mensen hun werk overal mee naar toe kunnen nemen. Met ThinkPad-batterijen kunt u langer werken
zonder gebonden te zijn aan een stopcontact.
De oplaadstatus van de batterij controleren
Beweeg de muisaanwijzer naar het batterijstatuspictogram in het systeemvak van Windows om de
batterijstatus te controleren. Het batterijstatuspictogram geeft het percentage resterend batterijvermogen
aan en toont hoe lang u de computer kunt gebruiken voordat u de batterij moet opladen.
De snelheid waarmee de batterijspanning terugloopt, bepaalt uiteindelijk hoe lang u de computer kunt
gebruiken voordat u de batterij weer moet opladen. Omdat iedere computergebruiker anders werkt en
andere eisen stelt, is het bijzonder moeilijk te voorspellen hoe lang een opgeladen batterij meegaat. De twee
belangrijkste factoren zijn:
• De hoeveelheid energie in de batterij op het moment dat u begint met werken
• De manier waarop u uw computer gebruikt, zoals bijvoorbeeld:
– Hoe vaak u het opslagstation opent
– Hoe helder u het computerscherm maakt
– Hoe vaak u de functie voor draadloze communicatie gebruikt
De batterij opladen
Wanneer u merkt dat het resterende vermogen van de batterij laag is, raden we u aan de batterij op te laden
of de batterij te vervangen door een opgeladen batterij.
Als er een stopcontact in de buurt is, sluit de computer dan aan op netvoeding. Het duurt ongeveer vier tot
acht uur om de batterij volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd is afhankelijk van de batterijgrootte, de
fysieke omgeving en of u de computer al dan niet gebruikt. U kunt op elk gewenst moment de laadstatus van
de batterij op het batterijstatuspictogram in het Windows-systeemvak controleren.
Opmerking: Om de levensduur van de batterij te maximaliseren, begint de computer pas met opladen als
de hoeveelheid resterende energie van de batterij onder de 95% komt.
Tips voor het opladen van de batterij
• Laad de batterij alleen op als de temperatuur van de batterij lager is dan 10 °C.
• De batterij opladen in de volgende situaties:
– Een nieuwe batterij is geïnstalleerd.
– Het percentage batterijstroom blijft laag.
– De batterij is lange tijd niet gebruikt.
De werkingsduur van de batterij verlengen
Voor een maximale werkingsduur van de batterij houdt u zich aan de volgende richtlijnen:
• Schakel Lenovo Smart Health Charge in het BIOS-menu in. Zie 'Menu Config' op pagina 55.
• Gebruik de batterij totdat deze leeg is.
• Laad de batterij helemaal op voordat u hem gebruikt. Klik op het batterijstatuspictogram in het
systeemvak van Windows om te controleren of de batterij volledig geladen is.
• Maak altijd gebruik van de voorzieningen voor energiebeheer, zoals energiebesparende standen.
24
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Omgaan met de batterij
Dit systeem ondersteunt alleen batterijen die speciaal ontworpen zijn voor dit specifieke systeem en
geproduceerd zijn door Lenovo of een geautoriseerde producent. Het systeem ondersteunt geen batterijen
die niet geautoriseerd zijn of batterijen die ontworpen zijn voor andere systemen. Als er een niet
goedgekeurde batterij of een batterij die is ontworpen is voor een ander systeem wordt geïnstalleerd, wordt
het systeem niet opgeladen.
Attentie: Lenovo is niet verantwoordelijk voor de prestaties of veiligheid van niet-geautoriseerde batterijen
en levert geen garantie voor defecten of schade die ontstaat uit het gebruik hiervan.
Als er een niet-goedgekeurde batterij wordt geïnstalleerd, wordt het volgende bericht weergegeven: 'De
geïnstalleerde batterij wordt niet ondersteund door dit systeem en kan daarom niet worden opgeladen.
Vervang de batterij door een Lenovo-batterij die geschikt is voor dit systeem.'
GEVAAR
Probeer niet de batterij aan te passen of uit elkaar te halen.
Probeert u dat wel, dan kan dat leiden tot een explosie of tot lekkage van vloeistof uit de batterij.
Batterijen die niet door Lenovo worden aanbevolen, die uit elkaar zijn gehaald of die zijn geopend,
vallen niet onder de garantie.
GEVAAR
Als de oplaadbare batterij niet op de juiste manier in het apparaat wordt geïnstalleerd, kan hij
ontploffen. De batterij bevat een kleine hoeveelheid schadelijke stoffen. Om verwondingen te
voorkomen, dient u zich aan de volgende richtlijnen te houden:
• Vervang de batterij alleen door een door Lenovo aanbevolen batterij van hetzelfde type.
• Houd de batterij uit de buurt van open vuur.
• Stel de batterij niet bloot aan overmatige warmte.
• Stel de batterij niet bloot aan water of regen.
• Sluit de batterij niet kort.
• Bewaar de batterij op een koele, droge plaats.
• Houd de batterij uit de buurt van kinderen.
De batterij is een verbruiksgoed. Als de werkingsduur van de batterij te snel achteruitgaat, kunt u hem
vervangen door een nieuwe van een type dat door Lenovo wordt aanbevolen. Voor meer informatie over het
vervangen van de batterij kunt u contact opnemen met het Customer Support Center.
GEVAAR
Laat de batterij niet vallen en zorg dat hij niet beklemd raakt, doorboord wordt of wordt blootgesteld
aan grote krachten. Verkeerd en ondeskundig gebruik van de batterij kan er de oorzaak van zijn dat
deze oververhit raakt, hetgeen gasvorming of vlammen kan veroorzaken. Als uw batterij beschadigd
is of lekt, of zich op de polen materiaal heeft afgezet, moet u de batterij niet meer gebruiken en een
nieuwe aanschaffen.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken25
GEVAAR
Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de productdocumentatie.
GEVAAR
Gooi de batterij niet bij het normale huisvuil weg. Lever oude batterijen in bij een inzamelpunt voor
klein chemisch afval.
GEVAAR
Als de knoopcelbatterij niet op de juiste manier in het apparaat wordt geïnstalleerd, kan hij
ontploffen. De geheugenbatterij bevat lithium en kan bij onjuist gebruik of onjuiste afvalverwerking
exploderen. Vervang de batterij alleen door een batterij van hetzelfde type. Houd u om (fatale)
verwondingen te voorkomen aan het volgende: (1) gooi of dompel de batterij niet in het water, (2)
verhit de batterij niet boven 100 °C en (3) probeer de batterij niet te repareren of open te maken.
Lever oude batterijen in bij een inzamelpunt voor klein chemisch afval.
Energiebeheer
Wijzig de instellingen van uw energiebeheerschema om de beste balans te vinden tussen snelheid en
energiebesparing. Ga als volgt te werk om de instellingen van het energieschema aan te passen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen of
Kleine pictogrammen.
2. Klik op Energiebeheer.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Voor meer informatie kunt u het Help-informatiesysteem van Windows raadplegen.
Spaarstanden
Er zijn diverse spaarstanden beschikbaar die u kunt gebruiken om energie te besparen. In dit gedeelte maakt
u kennis met elk van die spaarstanden en vindt u tips voor het zo effectief mogelijk werken op batterijenergie.
• Slaapstand
In de slaapstand wordt uw werk opgeslagen in het geheugen en worden het opslagstation en het
beeldscherm vervolgens uitgeschakeld. Zodra de computer ontwaakt, wordt het werk binnen enkele
seconden weer geladen.
Als u de computer in de slaapstand wilt zetten, opent u het menu Start, klikt u op het
vervolgens op Slaapstand.
• Sluimerstand
Met behulp van deze werkstand kunt u de computer volledig uitschakelen zonder dat u bestanden hoeft
op te slaan of programma´s hoeft af te sluiten die worden uitgevoerd. Wanneer de computer naar de
sluimerstand gaat, worden alle geopende programma's, mappen en bestanden opgeslagen op de
opslagschijf. Daarna gaat de computer uit.
Als u de computer in de sluimerstand wilt zetten, bepaalt u wat de aan/uit-knop eerst doet en drukt u
vervolgens op de aan/uit-knop om de computer in de sluimerstand te zetten.
26
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Aan/uit en
Als u uw computer in de sluimerstand zet en daarbij de ontwaakfunctie uitschakelt, verbruikt de computer
geen stroom. De ontwaakfunctie is standaard uitgeschakeld. Als de ontwaakfunctie ingeschakeld is en u
de computer in de sluimerstand zet, gebruikt de computer een klein beetje energie.
Om de ontwaakfunctie in te schakelen, doet u het volgende:
1. Open het Configuratiescherm, geef het Configuratiescherm op categorie weer en klik vervolgens op
Systeem en beveiliging.
2. Klik op Systeembeheer.
3. Dubbelklik op Taakplanner. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
4. Selecteer in het linkerdeelvenster de taakmap waarvoor u de ontwaakfunctie wilt inschakelen. De
geplande taken worden afgebeeld.
5. Klik op een geplande taak en klik op het tabblad Voorwaarden.
6. Selecteer onder Energiebeheer de optie De computer uit de slaapstand halen om deze taak uit te voeren.
• Draadloos uit
Wanneer u geen gebruikmaakt van de functies voor draadloze communicatie, zoals Bluetooth of
draadloos LAN, kunt u deze uitschakelen om energie te besparen.
Bekabelde Ethernet-verbindingen
U kunt uw computer met een Ethernet-kabel aansluiten op een lokaal netwerk via de Ethernet-poort op uw
computer.
De Ethernet-poort heeft twee netwerkstatuslampjes. Als het groene lampje brandt, is de computer
aangesloten op een LAN. Wanneer het gele lampje knippert, worden er gegevens overgedragen.
Opmerking: Als u de computer op een ondersteund dockingstation of dock aansluit, gebruik dan de
Ethernet-aansluiting op het dockingstation of het dock in plaats van de Ethernet-poort op de computer.
GEVAAR
Uw computer beschikt over een ethernetpoort. Om te voorkomen dat u een elektrische schok krijgt,
dient u de telefoonkabel niet aan te sluiten op de ethernetpoort.
Draadloze verbindingen
Bij een draadloze verbinding worden er gegevens overgebracht via radiogolven, zonder dat er kabels of
snoeren worden gebruikt.
De draadloos-LAN-verbinding gebruiken
Een draadloos Local Area Network (LAN) bestrijkt een relatief klein gebied, zoals een kantoorgebouw of een
woonhuis. Apparaten die werken op basis van de 802.11-standaarden kunnen verbinding maken met dit
netwerktype.
Uw computer is uitgerust met een draadloos-netwerkkaart waarmee u draadloze verbindingen tot stand kunt
brengen en de status van die verbindingen in de gaten kunt houden.
U kunt als volgt een draadloos-LAN-verbinding tot stand brengen:
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken27
1. Schakel de functie voor de draadloze verbinding in. Zie 'De speciale toetsen gebruiken' op pagina 16.
2. Klik op het statuspictogram voor draadloze netwerkverbindingen in het systeemvak van Windows. Er
wordt een lijst met beschikbare draadloze netwerken weergegeven.
3. Dubbelklik op een netwerk om verbinding mee te maken. Verstrek indien nodig de vereiste informatie.
De computer maakt automatisch verbinding met een beschikbaar draadloos netwerk dat wordt herkend als
de locatie verandert. Als het beschikbare draadloze netwerk is beveiligd, geeft u het vereiste wachtwoord op.
Voor meer informatie kunt u het Help-informatiesysteem van Windows raadplegen.
Tips voor het gebruik van de draadloos-LAN-functie
Houd u aan de volgende richtlijnen om de beste verbinding te verkrijgen:
• Positioneer uw computer dan zodanig dat er zich zo weinig mogelijk obstakels bevinden tussen het
toegangspunt van het draadloos LAN en de computer.
• Open de computerkap in een hoek van iets meer dan 90 graden.
De status van de draadloze LAN-verbinding controleren
U kunt de status van de draadloze LAN-verbinding controleren via het statuspictogram voor draadloze
netwerkverbinding in het systeemvak van Windows. Hoe meer balken, des te beter het signaal is.
De Bluetooth-verbinding gebruiken
Met Bluetooth kunnen apparaten over korte afstand met elkaar communiceren. Bluetooth wordt veel
gebruikt in de volgende situaties:
• Voor het maken van een verbinding tussen randapparatuur en een computer
• Voor het overbrengen van gegevens tussen draagbare apparaten en een personal computer
• Voor het op afstand beheren van en communiceren met apparaten zoals mobiele telefoons
Afhankelijk van het model biedt uw computer mogelijk ondersteuning voor de Bluetooth-functie. U kunt als
volgt gegevens overdragen via de Bluetooth-functie:
Opmerking: Het wordt niet aangeraden om de functie voor draadloze communicatie (de 802.11standaarden) van uw computer gelijktijdig met een Bluetooth-optie te gebruiken. De snelheid van de
gegevensoverdracht kan worden vertraagd en de prestaties van de functie voor draadloze communicatie
kunnen aanzienlijk lager zijn.
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Druk op de toets voor Bluetooth-besturing
• Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Bluetooth en andere apparaten. Schakel de schakelaar Bluetooth in om de Bluetooth-functie in te schakelen.
2. Klik met de rechtermuisknop op de apparaten die u wilt versturen.
3. Selecteer Verzenden naar ➙ Bluetooth-apparaten.
4. Selecteer een Bluetooth-apparaat en volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-informatiesysteem van Windows en het Bluetooth-apparaat voor meer informatie.
en schakel de Bluetooth-functie in.
De vliegtuigstand gebruiken
De vliegtuigstand wordt alleen ondersteund in het besturingssysteem Windows 10. Als de vliegtuigstand is
ingeschakeld, zijn alle functies voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
28
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Doe het volgende om de vliegtuigstand in- of uit te schakelen:
1. Open het menu Start.
2. Klik op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Vliegtuigstand.
3. Verschuif de knop voor de Vliegtuigstand om deze in of uit te schakelen.
De audiovoorzieningen gebruiken
Uw computer is uitgerust met de volgende items:
• Audioaansluiting met een diameter van 3,5 mm
• Microfoons
• Luidsprekers
De computer beschikt tevens over een audiochip waarmee u kunt genieten van allerhande
multimediamogelijkheden, zoals de volgende:
• Compatibel met High Definition Audio
• Afspelen van MIDI- en MP3-bestanden
• Opnemen en weergeven van PCM- en WAV-bestanden
• Opnemen van diverse typen geluidsbronnen, bijvoorbeeld een aangesloten hoofdtelefoon
In de volgende lijst krijgt u informatie over ondersteunde functies van de audioapparaten die op uw computer
of dockingstation worden aangesloten.
• Headset met vierpolige plug van 3,5 mm: hoofdtelefoon- en microfoonfuncties
Opmerking: De conventionele microfoon wordt niet ondersteund.
De camera gebruiken
Als uw computer een camera heeft, kunt u de camera gebruiken voor het bekijken van een voorbeeld van uw
videobeeld en het maken van een momentopname van uw huidige beeld.
Om de camera te starten, opent u het menu Start en klikt u op Camera.
Wanneer de camera wordt gestart, gaat het lampje groen branden om aan te geven dat de camera in gebruik
is.
U kunt de ingebouwde camera ook met andere programma´s gebruiken die functies bieden zoals
fotograferen, videocapturing en videoconferencing. Om de ingebouwde camera met andere programma´s te
gebruiken, opent u een van de programma´s en start u de functie voor fotograferen, videocapturing of
videoconferencing. Vervolgens wordt de camera automatisch gestart en gaat het groene lampje van de
camera branden. Meer informatie over het gebruik van de camera met een programma vindt u in het Helpinformatiesysteem van het programma.
Camera-instellingen opgeven
U kunt de camera-instellingen aan uw wensen aanpassen, zoals het aanpassen van de kwaliteit van de
videouitvoer.
Ga als volgt te werk om de camera-instellingen te configureren:
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken29
• Open de Camera-app en klik op het pictogram Instellingen in de rechterbovenhoek. Volg de instructies op
het scherm om de gewenste camera-instellingen te configureren.
• Open het menu Start en klik vervolgens op Lenovo Companion ➙ Hardware-instellingen ➙ Beeldscherm, camera en audio/media. Ga naar het gedeelte Camera en volg de instructies op het
scherm om de camera-instellingen te configureren.
Een mediakaart gebruiken
Uw computer is uitgerust met één geheugenkaartsleuf.
De geheugenkaartsleuf ondersteunt de volgende typen kaarten:
Opmerking: Uw computer ondersteunt de functie Content Protection for Recordable Media (CPRM) voor de
SD-kaart niet.
• MultiMediaCard (MMC)
• SD-kaart (Secure Digital)
• Secure Digital eXtended-Capacity (SDXC)-kaart
• SDHC-kaart (Secure Digital High-Capacity)
Attentie: Terwijl u gegevens overbrengt van of naar een geheugenkaart, bijvoorbeeld een SD-kaart, plaats
de computer dan niet in de sluimerstand of de slaapstand voordat de gegevensoverdracht is voltooid. Als u
de kabel verkeerd aansluit, kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Een mediakaart installeren
Ga als volgt te werk om een geheugenkaart te installeren:
1. Zoek naar het juiste type kaartsleuf. Zie 'De knoppen, aansluitingen en lampjes van de computer' op
pagina 1.
2. Zorg ervoor dat de metalen contactpunten omlaag zijn gericht en naar de kaartsleuf wijzen.
3. Druk de kaart stevig in de kaartsleuf.
Ga als volgt te werk als de functie plug-and-play niet is ingeschakeld:
1. Ga naar het Configuratiescherm.
2. Geef het Configuratiescherm op categorie weer. Klik op Hardware en geluiden.
3. Klik op Apparaatbeheer. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
4. Selecteer in het menu Actie de optie Oudere hardware toevoegen. De Wizard Hardware Toevoegen
wordt gestart.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Een mediakaart verwijderen
Attentie:
• Voordat u de kaart verwijdert, dient u eerst alle activiteiten waarvoor u de kaart gebruikt te stoppen. Doet
u dat niet, dan kunnen de gegevens op de kaart beschadigd raken of verloren gaan.
• Verwijder nooit een kaart als de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat. Anders loopt het
systeem mogelijk vast, wanneer u het later weer in gebruik neemt.
Om een mediakaart te verwijderen, gaat u als volgt te werk:
1. Klik op het driehoekige pictogram in het systeemvak van Windows om verborgen pictogrammen weer te
geven.
30
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen.
3. Selecteer het corresponderende item om de kaart uit het Windows-besturingssysteem te verwijderen.
4. Druk op de kaart om deze uit de computer te verwijderen.
5. Haal de kaart uit de computer en bewaar deze op een veilige plek.
Opmerking: Als u de kaart niet uit de computer hebt verwijderd nadat u de kaart uit het Windowsbesturingssysteem hebt verwijderd, is de kaart niet meer toegankelijk. Als u weer toegang wilt krijgen tot de
kaart, moet u hem eerst verwijderen en weer installeren.
Een extern beeldscherm gebruiken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een extern beeldscherm aansluit, weergavemodussen kiest en
beeldscherminstellingen wijzigt.
U kunt een extern beeldscherm zoals een projector of een beeldscherm gebruiken om presentaties te geven
of om uw werkruimte uit te breiden.
Uw computer ondersteunt de volgende beeldschermresolutie, mits het externe beeldscherm die resolutie
ook ondersteunt.
• Maximaal 3840 x 2160 pixels/30 Hz als er een extern beeldscherm op de HDMI-aansluiting is aangesloten
Raadpleeg voor meer informatie over het externe beeldscherm de handleidingen die bij het beeldscherm zijn
geleverd.
Een extern beeldscherm aansluiten
Het bekabelde beeldscherm kan met een kabel worden aangesloten op een video-aansluiting, zoals de
HDMI-aansluiting.
Opmerking: Wanneer u een extern beeldscherm aansluit, hebt u een video-interfacekabel met een
ferrietkern nodig.
1. Sluit het externe beeldscherm aan op een passende video-aansluiting op uw computer, zoals de HDMIaansluiting.
2. Sluit het externe beeldscherm aan op een stopcontact.
3. Zet het externe beeldscherm aan.
Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klik dan met de rechtermuisknop op het
bureaublad en klik op Schermresolutie/Beeldscherminstellingen ➙ Detecteren. Voor meer informatie
kunt u het Help-informatiesysteem van Windows raadplegen.
Een weergavestand kiezen
U kunt uw bureaublad en toepassingen op het beeldscherm van de computer, op het externe beeldscherm
of op beide laten weergeven. Als u wilt kiezen hoe de video-uitvoer wordt weergegeven, drukt u op de toets
voor het beheren van externe beeldschermen
keuze.
Er zijn vier weergavemodussen:
en selecteert u vervolgens een weergavemodus naar
• Verbinding verbreken: geeft de video-uitvoer alleen weer op het beeldscherm van de computer.
Opmerking: Afhankelijk van de situatie, kunt u Verbinding verbreken, Alleen PC-scherm, Alleen
computer of Verbinding met projector verbreken zien.
Hoofdstuk 2. De computer gebruiken31
• Dupliceren: geeft dezelfde video-uitvoer op het beeldscherm van de computer en een extern
beeldscherm.
• Uitbreiden: breidt de video-uitvoer van het beeldscherm van de computer uit naar een extern
beeldscherm. U kunt items slepen en verplaatsen tussen de twee beeldschermen.
• Alleen projector: geeft de video-uitvoer alleen weer op een extern beeldscherm.
Opmerking: Afhankelijk van de situatie, kunt u Alleen projector of Alleen tweede scherm zien.
Als u programma's weergeeft die gebruikmaken van DirectDraw of Direct3D
®
in Volledig scherm, verschijnt
de video-uitvoer alleen op het hoofdbeeldscherm.
De instellingen van het beeldscherm aanpassen
U kunt de instellingen voor zowel het computerscherm als het externe beeldscherm wijzigen. U kunt
bijvoorbeeld bepalen welk scherm het hoofdscherm is en welke het secundaire beeldscherm is. U kunt ook
de resolutie en oriëntatie wijzigen.
U wijzigt de weergave-instellingen als volgt:
1. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldscherminstellingen.
2. Selecteer het beeldscherm dat u wilt configureren.
3. Breng de gewenste wijzigingen aan in de weergave-instellingen.
Opmerking: Als u een hogere resolutie instelt voor het computerbeeldscherm dan voor het externe
beeldscherm, kan slechts een deel van het scherm op het externe beeldscherm worden afgebeeld.
De computer meenemen op reis
In dit hoofdstuk krijgt u informatie over hoe u met uw computer kunt werken wanneer u op reis gaat.
Als u uw computer meeneemt op reis, kunnen de volgende tips van pas komen.
• Wanneer uw computer door de röntgenapparaten van de beveiliging op een vliegveld gaat, moet u de
computer goed in de gaten houden om diefstal te voorkomen.
• Neem een adapter mee voor gebruik in een vliegtuig of een auto.
• Als u een netvoedingsadapter meeneemt, ontkoppel dan vooraf het netsnoer van de adapter om schade
aan het snoer te voorkomen.
Tips voor reizen met het vliegtuig
Als u de computer meeneemt in het vliegtuig, moet u op het volgende letten:
• Let in het vliegtuig op de stoel voor u. Stel de hoek van het scherm zo in dat het scherm niet klem komt te
zitten als de persoon vóór u achterover leunt.
• Vergeet niet om de computer bij het opstijgen en landen in de sluimerstand te zetten of uit te schakelen.
• Als u uw computer of draadloze services (zoals internet en Bluetooth) aan boord wilt gebruiken, informeer
dan vooraf bij de luchtvaartmaatschappij welke beperkingen er gelden en services er dienaangaande
worden verleend. Als er aan boord van het vliegtuig beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik van
draadloze functies op uw computer, moet u deze beperkingen in acht nemen.
De vliegtuigstand wordt alleen ondersteund in het besturingssysteem Windows 10. In de Vliegtuigstand
alle functies voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk om de Vliegtuigstand in te schakelen:
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Vliegtuigstand.
2. Schuif de knop Vliegmodus naar rechts om deze modus in te schakelen.
32
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Accessoires voor op reis
Als u naar het buitenland reist, zijn de volgende items ook het overwegen waard: een juiste
netvoedingsadapter voor het land van bestemming.
Als u accessoires voor op reis wilt aanschaffen, gaat u naar:
In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het gebruiken van hardwareapparaten om de mogelijkheden van uw
computer uit te breiden.
Opties voor de ThinkPad zoeken
Als u de mogelijkheden van uw computer wilt uitbreiden, heeft Lenovo allerlei hardwaretoebehoren en
upgrades om aan uw wensen tegemoet te komen. Onder de opties vallen geheugenmodules,
opslagapparaten, netwerkkaarten, port replicators of dockingstations, batterijen, voedingsadapters,
toetsenborden, muizen en meer.
De ThinkPad OneLink+ Dock (hierna wordt dit het dockingstation genoemd) is een optioneel apparaat dat
Lenovo speciaal voor uw computer heeft ontworpen. Met het dockingstation kunt u de computer
eenvoudiger gebruiken voor werk, studie en entertainment.
In dit hoofdstuk vindt u basisinformatie over het dockingstation. Meer informatie over het gebruik van het
dockingstation vindt u in de documentatie bij het dockingstation.
Opmerking: Mogelijk ziet uw dockingstation er enigszins anders uit dan het dockingstation dat in dit
hoofdstuk wordt getoond. Dit hangt af van het model.
1 Sleuf voor veiligheidsslot: Om het dockingstation tegen diefstal te beschermen, maakt u het
dockingstation vast aan een bureau, tafel of ander vast voorwerp. Gebruik een veiligheidskabelslot dat op
deze beveiligingslotsleuf past.
2 Audioaansluiting: Sluit hierop een hoofdtelefoon of headset met een vierpolige 3,5 mm stekker aan.
3 USB 3.0-aansluitingen: Sluit hierop USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-
muis, USB-opslagapparaat of USB-printer.
4 Always On USB-aansluiting: Sluit USB-compatibele apparaten aan of laad bepaalde mobiele, digitale
apparaten en smartphones op.
5 Aan/uit-knop: De aan/uit-knop op het dockingstation heeft dezelfde functie als die op de computer.
6 Systeemstatuslampje: De punt op het ThinkPad-logo heeft dezelfde functie als die op de computer. Meer
informatie vindt u in 'Statuslampjes' op pagina 5.
1 USB 2.0-aansluitingen: Sluit hierop USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-
muis, USB-opslagapparaat of USB-printer.
2 DisplayPort-aansluiting: Gebruik deze aansluiting voor het aansluiten van een high-performance
beeldscherm, een direct-drive beeldscherm of een ander apparaat dat gebruikmaakt van een DisplayPortaansluiting.
3 Ethernet-poort: Om het dock aan te sluiten op een Ethernet-LAN.
4 USB 3.0-aansluitingen: Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis of
USB-opslagapparaat.
5 VGA-aansluiting: Gebruik deze aansluiting om de computer op een compatibel VGA-videoapparaat aan
te sluiten, zoals een VGA-beeldscherm.
6 Voedingsaansluiting: Sluit hierop de netvoedingsadapter aan.
7 OneLink+-aansluiting: Sluit het dockingstation aan op de computer.
ThinkPad USB–C Dock
Het ThinkPad USB-C Dock zorgt ervoor dat u de computer snel en gemakkelijk kunt aansluiten op
computeraccessoires.
Het ThinkPad USB–C Dock instellen
Ga als volgt te werk om het ThinkPad USB-C Dock in te stellen:
36
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
1. Verbind het netsnoer met de netvoedingsadapter 1 .
2. Sluit het netsnoer aan op een werkend stopcontact
3. Sluit de voedingsadapter aan op de netvoedingsaansluiting op het dockingstation
4. Druk op de aan/uit-knop om het dockingstation in te schakelen
5. Sluit het ene uiteinde van de Lenovo USB-C-kabel aan op het dockingstation
6. Sluit het andere uiteinde van de Lenovo USB-C-kabel aan op de computer
2 .
3 .
4 .
5 .
6 .
Voordat u het dockingstation met de computer gebruikt, dient u het meest recente stuurprogramma voor het
dockingstation te installeren. U kunt dit downloaden op:
http://www.lenovo.com/support/docks
Overzicht ThinkPad USB–C Dock
1 Sleuf voor veiligheidsslot: Om het dockingstation tegen diefstal te beschermen, maakt u het
dockingstation vast aan een bureau, tafel of ander vast voorwerp. Schaf een veiligheidskabelslot aan dat op
deze beveiligingslotsleuf past.
2 Audioaansluiting: Sluit hierop een hoofdtelefoon of headset met een vierpolige 3,5 mm stekker aan.
Hoofdstuk 3. De computer uitbreiden37
3 USB 3.0-aansluitingen: Sluit hierop USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-
muis, USB-opslagapparaat of USB-printer. Voor optimale gegevensoverdracht sluit u een USB 3.0-apparaat
aan op een USB 3.0-aansluiting in plaats van een USB 2.0-aansluiting.
4 USB-C-aansluiting: Sluit alleen USB-C-apparaten voor gegevensoverdracht aan, zoals een USB-C-
opslagapparaat.
5 Aan/uit-knop met lampje: De aan/uit-knop werkt anders in de volgende situaties:
• Als u het dockingstation alleen op de netvoeding aansluit en niet op de computer, drukt u op deze aan/uitknop om het dockingstation in of uit te schakelen.
• Als u het dockingstation aansluit op de netvoeding en op de computer, heeft deze knop dezelfde functie
als de aan/uit-knop van de computer.
Het lampje in de aan/uit-knop toont de status van het dockingstation en van de computer:
• Uit: Het dockingstation is uit, de computer is uit of de computer staat in de sluimerstand.
• Wit: De computer staat aan.
• Wit en knippert langzaam: De computer staat in de slaapstand.
• Geel: Het dockingstation staat aan.
1 Netvoedingsaansluiting: Sluit de netvoedingsadapter aan.
2 Lenovo USB-C-aansluiting: Sluit de Lenovo USB-C-kabel aan op de computer.
3 VGA-aansluiting: Sluit een VGA-compatibel videoapparaat aan.
4 USB 2.0-aansluitingen: Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis of
USB-opslagapparaat.
5 Ethernet-poort: Sluit het dockingstation aan op een Ethernet LAN met een Ethernet-kabel.
6 USB 3.0-aansluitingen: Sluit hierop USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-
muis, USB-opslagapparaat of USB-printer. Voor optimale gegevensoverdracht sluit u een USB 3.0-apparaat
aan op een USB 3.0-aansluiting in plaats van een USB 2.0-aansluiting.
7 Always On USB-aansluiting (USB 3.0): Sluit USB-compatibele apparaten aan of laad bepaalde mobiele
digitale apparaten en smartphones op.
8 DisplayPort-aansluiting: Voor het aansluiten van een high-performance beeldscherm, een direct-drive
beeldscherm of een ander apparaat dat gebruikmaakt van een DisplayPort-aansluiting.
38
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4.Informatie over toegankelijkheid, ergonomie en
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over toegankelijkheid, ergonomie, schoonmaken en onderhoud.
Informatie voor gehandicapten
Lenovo wilt gebruikers met een gehoor- of mobiliteitsbeperking of een visuele beperking meer toegang
bieden tot informatie en technologie. In dit gedeelte vindt u informatie over de manier waarop deze
gebruikers optimaal van hun computerervaring kunnen profiteren. Voor de meest recente informatie over
toegankelijkheid gaat u naar de volgende website:
In de volgende lijst staan sneltoetsen waarmee u uw computer gemakkelijker kunt gebruiken.
Opmerking: Afhankelijk van het toetsenbord zijn sommige van de volgende sneltoetsen mogelijk niet
beschikbaar.
• Toets met Windows-logo + U: Toegankelijkheidscentrum openen
• Acht seconden op rechter Shift-toets drukken: Filtertoetsen in- of uitschakelen
• Shift vijf keer indrukken: Plaknotitietoetsen in- of uitschakelen
• Num Lock vijf seconden indrukken: Wisseltoetsen in- of uitschakelen
• Linker Alt+Linker Shift+Num Lock: Muistoetsen in- of uitschakelen
• Linker Alt+Linker Shift+PrtScn (of PrtSc):Hoog contrast in- of uitschakelen
Ga voor meer informatie naar
volgende trefwoorden: toegangstoetsen, toetsencombinaties, sneltoetsen.
Toegankelijkheidscentrum
Met het Toegankelijkheidscentrum van het Windows-besturingssysteem kun u uw computers zo
configureren dat ze aan uw fysieke en cognitieve behoeften voldoen.
U opent het Toegankelijkheidscentrum als volgt:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Toegankelijkheid ➙ Toegankelijkheidscentrum.
3. Kies het gewenste hulpmiddel door de aanwijzingen op het scherm te volgen.
Het Toegankelijkheidscentrum bevat doorgaans de volgende hulpprogramma's:
• Vergrootglas
Het Vergrootglas is een handig hulpmiddel dat een deel van of uw gehele scherm vergroot zodat u de
items beter kunt zien.
• Verteller
De Verteller is een schermleesprogramma dat hardop voorleest wat er op het scherm wordt weergegeven
en gebeurtenissen, zoals foutmeldingen, beschrijft.
• Schermtoetsenbord
https://windows.microsoft.com/ en voer een zoekopdracht uit met een van de
Als u liever gegevens op uw computer typt of invoert met een muis, joystick of ander aanwijsapparaat in
plaats van een echt toetsenbord te gebruiken, kunt u het Schermtoetsenbord gebruiken. Het
Schermtoetsenbord is een visueel toetsenbord met alle standaardtoetsen. U kunt toetsen selecteren met
de muis of een ander aanwijsapparaat, of u kunt erop tikken om toetsen te selecteren als uw computer
een multitouch-scherm ondersteunt.
• Hoog contrast
Hoog contrast is een functie waarmee het kleurcontrast van bepaalde tekst en afbeeldingen op het
scherm wordt verhoogd. Hierdoor zijn die items beter te onderscheiden en eenvoudiger te herkennen.
• Gepersonaliseerd toetsenbord
Pas de toetsenbordinstellingen aan om het gebruik van het toetsenbord te vereenvoudigen. U kunt het
toetsenbord bijvoorbeeld gebruiken om de aanwijzer te besturen en het invoeren van bepaalde
toetscombinaties met het toetsenbord te vereenvoudigen.
• Persoonlijke muis
Pas de muisinstellingen aan om het gebruik van de muis te vereenvoudigen. U kunt bijvoorbeeld de
weergave van de aanwijzer wijzigen en het beheer van vensters met uw muis vereenvoudigen.
Spraakherkenning
Met spraakherkenning kunt u uw computer besturen met behulp van uw stem.
Alleen al met uw stem kunt u programma's starten, menu's openen, op voorwerpen op het scherm klikken,
tekst dicteren in documenten, en e-mails schrijven en verzenden. Alles wat u doet met het toetsenbord en de
muis kunt u ook met alleen uw stem doen.
U gebruikt Spraakherkenning als volgt:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Toegankelijkheid ➙ Spraakherkenning.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Schermleestechnologie
Schermleestechnologieën zijn hoofdzakelijk bedoeld voor programma-interfaces, Help-systemen en
verschillende online documenten. Voor aanvullende informatie over schermleesprogramma's raadpleegt u de
onderstaande bronnen:
• Het gebruik van PDF-documenten met schermleesprogramma's:
U kunt de tekst en afbeeldingen op het scherm leesbaarder maken door de schermresolutie van uw
computer aan te passen.
U past de schermresolutie als volgt aan:
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en klik vervolgens op
Beeldscherminstellingen ➙ Beeldscherm.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm.
40
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Opmerking: Als u een te lage resolutie instelt, passen bepaalde items wellicht niet meer op het scherm.
Aanpasbare itemgrootte
U kunt de items op het scherm leesbaarder maken door de itemgrootte te wijzigen.
• Om de itemgrootte tijdelijk te wijzigen, gebruikt u het vergrootglashulpmiddel in het
Toegankelijkheidscentrum.
• U kunt de waarde van een item als volgt definitief wijzigen:
– Wijzig de grootte van alle items op het scherm.
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en klik vervolgens op
Beeldscherminstellingen ➙ Beeldscherm.
2. Wijzig de itemgrootte volgens de aanwijzingen op het scherm. In sommige toepassingen kan het
zijn dat uw configuratie mogelijk pas actief wordt nadat u zich hebt afgemeld en vervolgens weer
opnieuw hebt aangemeld.
– Wijzig de grootte van de items op een webpagina.
Houd Ctrl ingedrukt en druk vervolgens op de plustekentoets (+) om de tekst te vergroten of de
minustekentoets (–) om de tekst te verkleinen.
– Wijzig de grootte van de items op het bureaublad of in een venster.
Opmerking: Deze functie werkt mogelijk niet in alle vensters.
Als uw muis een wiel heeft, houdt u Ctrl ingedrukt en bladert u met het wieltje om de itemgrootte te
wijzigen.
Aansluitingen met industriële standaard
Uw computer beschikt over aansluitingen met industriële standaard waarop u hulpapparaten kunt aansluiten.
Documentatie in toegankelijke indelingen
Lenovo biedt elektronische documentatie in toegankelijke indelingen, zoals van tags voorziene PDFbestanden of HTML-bestanden (Hypertext Markup Language). Elektronische documentatie van Lenovo
wordt ontwikkeld om te garanderen dat slechtziende gebruikers de documentatie middels een schermlezer
kunnen lezen. Elke afbeelding in de documentatie beschikt ook over voldoende alternatieve tekst zodat
slechtziende gebruikers de afbeelding kunnen begrijpen als ze een schermlezer gebruiken.
Ergonomisch werken
Ergonomische gewoonten zijn belangrijk, niet alleen om zo veel mogelijk uit uw pc te halen, maar vooral ook
om ongemak te voorkomen. Richt uw werkplek zodanig in dat de opstelling van de apparatuur aansluit bij uw
individuele wensen en bij het soort werk dat u doet. Denk bij het werken met de computer aan uw
gezondheid, dat verhoogt uw prestaties én uw comfort.
Werken buiten een vaste kantooromgeving kan betekenen dat u zich regelmatig moet aanpassen aan een
nieuwe omgeving. Het aanpassen van lichtbronnen, een actieve zithouding en de plaatsing van de
computerhardware kunnen u helpen uw prestaties te verbeteren en meer comfort te creëren.
In dit voorbeeld wordt een persoon afgebeeld in een conventionele bureauopstelling. Ook als u niet aan een
bureau werkt, verdient het aanbeveling om deze tips zoveel mogelijk te volgen. Ontwikkel goede gewoonten
en ze zullen je goed van pas komen.
Hoofdstuk 4. Informatie over toegankelijkheid, ergonomie en onderhoud41
Algemene houding: geregeld even gaan verzitten helpt het best tegen het ongemak dat door lang in
dezelfde houding werken wordt veroorzaakt. Vaak even pauzeren is ook heel goed om kleine ongemakken
tegen te gaan die met uw werkhouding te maken hebben.
Beeldscherm: Plaats het beeldscherm op een comfortabele kijkafstand van ongeveer 510 tot 760 mm.
Vermijd reflecties van lampen of zonlicht. Maak het beeldscherm regelmatig schoon en stel de helderheid en
het contrast zo in dat u een goed beeld hebt. Druk op de toetsen voor helderheidregeling om de helderheid
van het beeldscherm aan te passen.
Stand van het hoofd: houd uw hoofd en nek in een comfortabele en neutrale (verticaal of rechtop) stand.
Stoel: gebruik een stoel met verstelbare hoogte die voldoende steun voor uw rug geeft. Stel de stoel in op de
door u gewenste stand.
De plaats van armen en handen: maak gebruik van de armsteunen, indien aanwezig, of van een deel van
het bureaublad om uw armen op te laten rusten. Houd uw onderarmen, polsen en handen in een
ontspannen, neutrale (horizontale) positie. Typ met een zachte aanslag.
Bovenbenen: houd uw bovenbenen horizontaal en zet uw voeten plat op de grond of op een voetensteun.
En onderweg?
Als u onderweg bent of in een minder 'formele' omgeving werkt, is het niet altijd mogelijk de regels voor
prettig en comfortabel werken helemaal na te leven. Probeer dan toch deze ergonomische tips zoveel
mogelijk in acht te nemen. Een juiste houding en gebruik van adequate verlichting zijn uitermate belangrijk
voor uw werktempo, maar ook voor uw comfort. Als u buiten kantoor werkt, let dan extra goed op dat u een
actieve zithouding hebt en regelmatig pauze neemt. Er zijn veel verschillende ThinkPad-opties verkrijgbaar
waarmee u de computer precies aan uw wensen kunt aanpassen. U kunt een aantal van deze opties vinden
in
Bekijk uw opties voor dockingoplossingen en randapparaten die u de gewenste flexibiliteit en
aanpassingsmogelijkheden kunnen bieden.
Vragen op visueel gebied?
De beeldschermen van ThinkPad-notebookcomputers zijn speciaal ontworpen om aan de hoogste eisen te
voldoen. Deze beeldschermen bieden u een duidelijk beeld en een grote, heldere schermen die goed
leesbaar en oogvriendelijk zijn. Het langere tijd geconcentreerd naar het beeldscherm kijken kan vermoeiend
zijn. Als u vragen hebt over vermoeide ogen of ander visueel ongemak, raadpleeg dan een opticien of
oogarts.
Reiniging en onderhoud
Met de juiste zorg en het juiste onderhoud kunt u op uw computer vertrouwen. De volgende onderwerpen
bevatten informatie om u te helpen uw computer in optimale conditie te houden.
42
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Basisonderhoudstips
Houd u aan de volgende richtlijnen om uw computer optimaal te laten functioneren:
• Bewaar het verpakkingsmateriaal buiten bereik van kinderen, om het gevaar van verstikking in de plastic
zak te voorkomen.
• Houd de computer op minimaal 13 cm afstand van magneten, actieve mobiele telefoons, elektrische
apparaten en luidsprekers.
• Stel de computer niet bloot aan te lage of te hoge temperaturen (onder 5 °C of boven 35 °C).
• Leg nooit iets tussen het beeldscherm en het toetsenbord of de polssteun (ook geen papier).
• Open het LCD-scherm niet verder dan 180 graden. Doet u dat toch, dan kan het scharnier van de
computer beschadigd raken.
• Draai uw computer niet om wanneer de netvoedingsadapter is aangesloten omdat anders de adapterplug
kan afbreken.
• Voordat u de computer verplaatst, moet u alle verwisselbare opslagmedia verwijderen, alle aangesloten
apparatuur uitschakelen en alle kabels en snoeren ontkoppelen.
• Als u de computer in geopende toestand optilt, houd hem dan bij de onderkant vast. Til de computer nooit
op aan het LCD-scherm.
• De computer mag alleen uit elkaar worden gehaald en gerepareerd door een geautoriseerde ThinkPadonderhoudstechnicus.
• Rommel niet met de grendels van het beeldscherm om het scherm open of dicht te houden.
• Voorkom dat de computer en de randapparatuur rechtstreeks wordt blootgesteld aan lucht die afkomstig
is van een apparaat dat negatieve ionen kan produceren. Zorg waar mogelijk voor een goede aarding van
de computer, zodat statische elektriciteit op een veilige manier kan worden afgevoerd.
De computer schoonmaken
Het is een goede gewoonte om de computer regelmatig schoon te maken. Zo beschermt u de oppervlakken
en voorkomt u storingen.
De computerkap schoonmaken: Maak de kap schoon met een pluisvrije doek die in milde zeep en water is
bevochtigd. Breng geen vloeistoffen rechtstreeks op de kap aan.
Het toetsenbord schoonmaken: Maak de toetsen een voor een schoon met een pluisvrije doek die in milde
zeep en water is bevochtigd. Als u meerdere toetsen tegelijk probeert schoon te maken, kan de doek achter
een aangrenzende toets blijven haken, waardoor de toets beschadigd kan raken. Sproei geen
reinigingsmiddel rechtstreeks op het toetsenbord. Als u stof of kruimels onder de toetsen wilt verwijderen,
kunt u gebruikmaken van een cameraborsteltje met blower of koude lucht van een haardroger.
Het computerbeeldscherm schoonmaken: Krassen, vet, stof, chemische producten en ultraviolet licht
kunnen de prestaties van het beeldscherm negatief beïnvloeden. Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon
met een zachte, pluisvrije doek. Als u een kras op het scherm ziet, kan het een vlek zijn. Wrijf de vlek
voorzichtig schoon met een zachte, droge doek. Als de vlek niet verdwijnt, bevochtigt u een zachte, stofvrije
doek met water of een reinigingsmiddel voor brillen. Breng niet rechtstreeks vloeistoffen op het beeldscherm
aan. Zorg ervoor dat het scherm droog is voordat u het scherm sluit.
Hoofdstuk 4. Informatie over toegankelijkheid, ergonomie en onderhoud43
44ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5.Beveiliging
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u uw computer beschermt tegen gebruik door onbevoegden.
Wachtwoorden gebruiken
In dit onderwerp vindt u informatie over het gebruik van het systeemwachtwoord, het supervisorwachtwoord
en het vaste-schijfwachtwoord.
Inleiding tot wachtwoorden
U kunt voorkomen dat uw computer ongeoorloofd wordt gebruikt door een wachtwoord te gebruiken. Als u
een wachtwoord hebt ingesteld, verschijnt elke keer als u de computer inschakelt een prompt voor het
wachtwoord. Geef uw wachtwoord op achter de prompt. Als u niet het juiste wachtwoord opgeeft, kunt u de
computer niet gebruiken.
Als u een systeemwachtwoord, een beheerderswachtwoord of een vaste-schijfwachtwoord hebt ingesteld,
wordt het station automatisch ontgrendeld wanneer de computer wordt hervat uit de sluimerstand.
Opmerking: Als u een Windows-wachtwoord hebt ingesteld, wordt u gevraagd dit wachtwoord in te voeren
als de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
Power-on password
U kunt een systeemwachtwoord instellen om uw computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt u telkens als u de computer aanzet, gevraagd om dat
wachtwoord te typen. Om de computer te kunnen gebruiken, moet u het juiste wachtwoord invoeren.
Wanneer dit pictogram
supervisorwachtwoord.
Supervisorwachtwoord
Het supervisorwachtwoord beveiligt de systeeminformatie die is opgeslagen in het programma ThinkPad
Setup. Het biedt de volgende bescherming:
• Als er alleen een supervisorwachtwoord is ingesteld, wordt u om dit wachtwoord gevraagd zodra u
probeert het programma ThinkPad Setup te starten. Niet-geautoriseerde gebruikers kunnen de meeste
systeemconfiguratieopties in het programma ThinkPad Setup niet wijzigen zonder het wachtwoord.
• De systeembeheerder kan met het supervisorwachtwoord toegang krijgen tot een computer, zelfs
wanneer de gebruiker van de computer een systeemwachtwoord heeft ingesteld. Het
supervisorwachtwoord gaat namelijk vóór het systeemwachtwoord.
• Om het beheer te vereenvoudigen, kan de systeembeheerder op meerdere ThinkPad-notebookcomputers
hetzelfde supervisorwachtwoord instellen.
Vaste-schijfwachtwoorden
Als u een vaste-schijfwachtwoord instelt, voorkomt u dat onbevoegden toegang tot de gegevens op het
vaste-schijfstation kunnen krijgen. Als er een vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u
zich toegang tot het vaste-schijfstation verschaft, gevraagd een geldig wachtwoord te typen.
wordt weergegeven, typt u het systeemwachtwoord of het
Voor het opslagstation zijn twee soorten wachtwoorden waarmee de opgeslagen informatie beschermd kan
worden:
• Gebruikerswachtwoord
Als er wel een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf is ingesteld maar geen masterwachtwoord,
moet het vaste-schijfwachtwoord van de gebruiker worden ingevoerd om toegang te krijgen tot de
bestanden en toepassingen op het opslagstation.
• Masterwachtwoord voor de vaste schijf
Het masterwachtwoord voor de vaste schijf vereist ook een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf.
Het master hard disk password wordt ingesteld en gebruikt door een systeembeheerder. Met het
masterwachtwoord heeft de systeembeheerder, net als met een mastersleutel, toegang tot alle
opslagstations in een netwerk. De beheerder stelt het masterwachtwoord in en kent vervolgens op iedere
computer in het netwerk een gebruikerswachtwoord toe. De gebruiker kan dit gebruikerswachtwoord
vervolgens zelf wijzigen. De systeembeheerder heeft via het masterwachtwoord nog steeds toegang tot
de vaste schijf.
Wanneer een masterwachtwoord voor de vaste schijf is ingesteld, kan dit alleen door een
systeembeheerder worden verwijderd.
Wanneer dit pictogram
om een masterwachtwoord voor de vaste schijf te typen. Wanneer het pictogram verandert in
een masterwachtwoord voor de vaste schijf. Als u wilt terugkeren naar het
Tips over het gebruik van hard disk passwords:
• U kunt de minimumlengte voor een vaste schijfwachtwoord instellen.
• Als u een vaste-schijfwachtwoord van meer dan zeven tekens instelt, kan het opslagstation alleen worden
gebruikt met een computer die een vaste-schijfwachtwoord van meer dan zeven tekens kan herkennen.
Als u vervolgens het opslagstation installeert in een computer die geen vaste-schijfwachtwoord van meer
dan zeven tekens kan herkennen, kunt u geen toegang krijgen tot het station.
• Noteer het wachtwoord en bewaar het wachtwoord op een veilige plaats. Als u het gebruikerswachtwoord
vergeet of zowel het gebruikerswachtwoord als het masterwachtwoord vergeet, kan Lenovo die
wachtwoorden niet resetten en kunnen de gegevens op het opslagstation niet meer worden benaderd. In
een dergelijk geval moet u de computer naar een Lenovo-dealer of Lenovo-marketingvertegenwoordiger
brengen om het opslagstation te laten vervangen. U moet hiervoor het bewijs van aankoop kunnen
overleggen. Bovendien kunnen er kosten voor onderdelen en service in rekening worden gebracht.
Opmerkingen: De eDrive-opslagstations of opslagstations die voldoen aan TCG Opal (Trusted Computing
Group), bieden eigen versleutelingsfuncties om uw gegevens te beveiligen.
• Als een opslagstation conform TCG Opal en een TCG Opal-beheersoftwareprogramma zijn geïnstalleerd
en de TCG Opal-beheersoftware is geactiveerd, is het vaste-schijfwachtwoord niet beschikbaar.
• Als er een eDrive-opslagstation op de computer is geïnstalleerd en het Windows 10-besturingssysteem
vooraf op de computer is geïnstalleerd, is het vaste-schijfwachtwoord niet beschikbaar.
wordt afgebeeld, typt u een hard disk password voor de gebruiker. Druk op F1
typt u
, drukt u nogmaals op F1.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of verwijderen
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen:
46
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer met behulp van de cursortoetsen Security ➙ Password.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Power-on Password, Supervisor Password of Hard disk x Password.
4. Volg de instructies op het scherm om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen.
Noteer het wachtwoord en bewaar het wachtwoord op een veilige plaats. Als u uw wachtwoord vergeet,
moet u uw computer naar Lenovo of naar een Lenovo-dealer brengen om het wachtwoord te laten resetten.
Beveiliging van de vaste schijf
Als u de computer wilt beschermen tegen onbevoegde aanvallen op de beveiliging, raadpleegt u de
volgende tips om de beveiliging te verbeteren:
• Stel een systeemwachtwoord en een hard disk password in. Omwille van de veiligheid wordt u
geadviseerd een langer wachtwoord in te stellen.
• Het vaste-schijfstation dat in de computer is ingebouwd, kan door UEFI BIOS worden beschermd. Om het
UEFI BIOS op een betrouwbare manier te beveiligen, moet u de beveiligings-chip en een
beveiligingsprogramma gebruiken in combinatie met de TPM-beheerfunctie (Trusted Platform Module).
Zie 'De beveiligingschip instellen' op pagina 48.
• Als er in uw computer een opslagstation met schijfversleuteling is geïnstalleerd, zorg er dan voor dat de
inhoud van het computergeheugen afdoende is beschermd tegen toegang door onbevoegden. U kunt
hiervoor software voor stationsversleuteling gebruiken, bijvoorbeeld Microsoft Windows BitLocker
stationsversleuteling.
• Voordat u een computer van de hand doet, op welke manier dan ook, wist u de daarop opgeslagen
gegevens. Meer informatie vindt u in 'Gegevens verwijderen van een opslagstation' op pagina 49.
®
-
Windows BitLocker-stationsversleuteling gebruiken
Om te helpen de computer te beschermen tegen toegang door onbevoegden gebruikt u software voor
bestandsversleuteling, zoals Windows BitLocker Drive Encryption.
Windows BitLocker-stationsversleuteling (hierna Bitlocker genoemd) is een beveiligingsfunctie die in
sommige versies van het Windows-besturingssysteem is geïntegreerd. U kunt deze functie gebruiken voor
het beveiligen van het besturingssysteem en de gegevens die op uw computer zijn opgeslagen, zelfs als die
is zoek geraakt of is gestolen. BitLocker kan alle gebruikers- en systeembestanden versleutelen, inclusief de
wissel- en slaapstandbestanden.
BitLocker gebruikt de TMP voor een betere beveiliging van uw gegevens en zorgt ervoor dat de integriteit
van de early boot-component blijft behouden. Een compatibele TPM wordt gedefinieerd als een V2.0 TPM.
Als u de status van BitLocker wilt controleren, gaat u naar het Configuratiescherm, geeft u het
Configuratiescherm op categorie weer en klikt u op Systeem en beveiliging ➙ BitLocker- stationsversleuteling.
Voor meer informatie over Windows BitLocker-stationsversleuteling gaat u naar het Help-informatiesysteem
van het Windows-besturingssysteem of zoekt u op de website van Microsoft naar Microsoft Windows
BitLocker Drive Encryption Step-by-Step Guide.
Vaste-schijf- en SSD-station met (schijf) versleuteling
Enkele modellen bevatten een vaste-schijfstation, SSD-station of hybride station met (schijf)versleuteling.
Met deze versleutelingstechnologie kunt u de computer beter beschermen tegen beveiligingsaanvallen op
Hoofdstuk 5. Beveiliging47
media-, NAND-flash- of apparaatcontrollers door gebruik te maken van een hardwareversleutelingschip.
Voor een efficiënt gebruik van de versleutelingsfunctie stelt u een vaste-schijfwachtwoord voor het interne
opslagstation in.
De beveiligingschip instellen
Voor netwerkclients die elektronisch vertrouwelijke informatie overbrengen, gelden strenge
beveiligingsvereisten. Afhankelijk van de opties die u hebt besteld, kan het zijn dat uw computer is uitgerust
met een ingebouwde beveiligingschip (een cryptografische microprocessor). Met het beveiligings-chip kunt u
het volgende doen:
• Bescherming van de gegevens en het systeem
• Uitbreiding van de toegangscontrole
• Beveiliging van de communicatie
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
U stelt als volgt een item in het submenu Security Chip in:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer met behulp van de cursortoetsen Security ➙ Security Chip.
3. Druk op Enter. Het submenu Security Chip wordt geopend.
4. Ga met behulp van de cursortoetsen naar de optie die u wilt instellen. Als de geaccentueerd is, drukt u
op Enter.
5. Stel andere gewenste opties in.
6. Druk op F10. Het venster Setup Confirmation wordt geopend. Selecteer Yes om de
configuratiewijzigingen op te slaan en af te sluiten.
Opmerkingen:
• Het supervisorwachtwoord moet zijn ingesteld in het programma ThinkPad Setup. Als dit niet het geval is,
kan iedereen zomaar de instellingen voor de beveiligingschip wijzigen.
• Wanneer u de beveiligingschip wist, zet u de computer uit en daarna weer aan nadat u de beveiligingschip
hebt ingesteld op Active. Anders wordt de optie Clear Security Chip niet weergegeven.
De vingerafdruklezer gebruiken
Afhankelijk van het model kan uw computer worden geleverd met een vingerafdruklezer.
Vingerafdrukverificatie kan uw Windows-wachtwoord vervangen. Op deze manier kunt u zich eenvoudig en
veilig op uw computer aanmelden. Om vingerafdrukverificatie in te schakelen moet u uw vingerafdrukken
eerst registreren.
U kunt de vingerafdruklezer instellen in het vingerafdrukprogramma (indien beschikbaar). U kunt ook de
volgende instellingen wijzigen in het programma ThinkPad Setup. Raadpleeg 'Het programma ThinkPad
Setup gebruiken' op pagina 53 als u de instellingen in het programma ThinkPad Setup wilt wijzigen.
Uw vingerafdrukken registreren
Om vingerafdrukverificatie in te schakelen moet u uw vingerafdrukken eerst registreren. U wordt aangeraden
meer dan één vingerafdruk te registreren in geval van eventueel letsel aan een van uw vingers.
Ga als volgt te werk om uw vingerafdrukken te registreren:
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Accounts ➙ Aanmeldingsopties.
48
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om de inschrijving te voltooien.
Uw vinger over de vingerafdruklezer halen
Plaatst uw vingertop op de sensor om met uw vinger over de lezer te vegen. Druk licht met uw vinger en veeg
uw vinger in één soepele beweging over de lezer naar u toe. Til uw vinger niet op als u deze beweegt.
De vingerafdruklezer onderhouden
De volgende acties kunnen ertoe leiden dat de vingerafdruklezer beschadigd raakt of dat de lezer niet meer
goed werkt:
• Krassen op het oppervlak van de lezer met een hard, gepunt voorwerp.
• Over het oppervlak van de lezer schuren met uw nagel of een hard voorwerp.
• Aanraken of gebruiken van de lezer met een verontreinigde vinger.
In de volgende situaties maakt u het oppervlak van de lezer voorzichtig schoon met een droge, zachte,
vezelvrije doek:
• Als het oppervlak van de lezer vuil of gevlekt is.
• Het oppervlak van de lezer is nat.
• De lezer slaagt er vaak niet in uw vingerafdruk te herkennen.
In de volgende gevallen kunt u uw vinger mogelijk niet gebruiken voor vastleggen en verifiëren van uw
vingerafdruk:
• Als uw vinger gerimpeld is.
• Als uw vinger ruw, droog of verwond is.
• Als er vlekken (aarde, olie etc.) op de vinger zitten.
• Als de huid van uw vinger anders is dan op het moment waarop u uw vingerafdruk hebt geregistreerd.
• Als de vinger nat is.
• Als u een vinger gebruikt die niet is geregistreerd.
Om dit te verbeteren, kunt u het volgende proberen:
• Maak uw handen schoon, om vuil en vocht van uw vingers te verwijderen.
• Registreer een andere vinger voor verificatie.
Gegevens verwijderen van een opslagstation
Sommige gegevens die op het opslagstation zijn opgeslagen, kunnen gevoelig zijn. Als u uw computer van
de hand doet zonder de geïnstalleerde software te verwijderen, zoals het besturingssysteem en de
programma's, handelt u mogelijk ook in strijd met de licentieovereenkomsten. Zorg ervoor dat u opgeslagen
gegevens op het opslagstation verwijdert voordat u uw computer wegdoet, verkoopt of van de hand doet.
Hoofdstuk 5. Beveiliging49
U kunt de volgende methodes gebruiken om gegevens te verwijderen van het opslagstation:
• Verplaats de gegevens naar de prullenbak en maak de prullenbak leeg.
• Formatteer het opslagstation met de software om het station te initialiseren.
• Gebruik het door Lenovo verstrekte herstelprogramma om de fabrieksinstellingen van het opslagstation
terug te zetten.
Deze methoden wijzigen echter alleen de bestandslocatie van de gegevens. De gegevens zelf worden niet
gewist. De gegevens zijn er nog steeds, hoewel het lijkt alsof ze gewist zijn. Met behulp van speciale
software voor gegevensherstel kunnen de gegevens vaak nog worden gelezen. Het risico bestaat dus dat
kwaadwillende personen gevoelige gegevens op opslagstations gebruiken voor ongewenste doeleinden.
Om misbruik van gegevens te voorkomen is het van groot belang dat u alle gegevens van het vasteschijfstation wist, voordat u de computer van de hand doet. U kunt de gegevens fysiek vernietigen door de
vaste-schijfstation met een hamer defect te maken of u kunt de gegevens met een sterke magneet
onleesbaar maken. Wij raden echter aan om commerciële software of betaalde services te gebruiken die
voor dat doel zijn ontwikkeld. Het proces kan meerdere uren duren.
Voor het vernietigen van gegevens op het SSD-station levert Lenovo het hulpprogramma Drive Erase Utility
for Resetting the Cryptographic Key and Erasing the Solid State Drive.
Sommige computers ondersteunen mogelijk een vaste-schijfstation met schijfversleuteling of een SSDstation met versleuteling en hebben een dergelijk station geïnstalleerd. U kunt alle gegevens op de vaste
schijf logisch en snel verwijderen door de codeersleutel (of cryptografische sleutel) te wissen. De gegevens
die met deze sleutel waren beveiligd, worden niet fysiek gewist en blijven gewoon op het station aanwezig,
maar zonder de sleutel kunnen ze niet meer worden gedecodeerd ('decrypted'). Deze functie is ook
beschikbaar in het hulpprogramma Drive Erase Utility for Resetting the Cryptographic Key and Erasing the
Solid State Drive.
Firewalls gebruiken
Als er op uw computer vooraf een firewall-programma is geïnstalleerd, beschermt dit programma uw
computer tegen aanvallen vanuit internet, tegen toegang door onbevoegden, inbreuk of uw privacy. Het
beschermt bovendien uw privacy.
Meer informatie over het gebruik van het firewallprogramma vindt u in het Help-systeem bij het programma.
Gegevens beschermen tegen virussen
Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op uw computer geplaatst en biedt u een gratis
abonnement van 30 dagen aan. Na die 30 dagen moet u de licentie vernieuwen om updates voor de
antivirussoftware te blijven ontvangen.
Meer informatie over uw antivirussoftware vindt u in het Help-systeem van die software.
50
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6.Geavanceerde configuratie
In dit hoofdstuk krijgt u informatie voor het verder configureren van de computer:
Het besturingssysteem Windows 10 installeren
In sommige gevallen moet u mogelijk een nieuw besturingssysteem installeren. In dit onderwerp vindt u
instructies voor het installeren van een Windows 10-besturingssysteem.
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
Attentie: Wanneer u een nieuw besturingssysteem installeert, worden alle gegevens op het interne
opslagstation verwijderd, inclusief de gegevens die in verborgen mappen zijn opgeslagen.
Ga als volgt te werk om het Windows 10-besturingssysteem te installeren:
1. Zorg ervoor dat u de beveiligings-chip hebt ingesteld op TPM 2.0. Meer informatie vindt u in 'De
beveiligingschip instellen' op pagina 48.
2. Verbind het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat met de computer.
3. Start het programma ThinkPad Setup. Zie 'Het programma ThinkPad Setup gebruiken' op pagina 53.
4. Selecteer Startup ➙ Boot om het submenu Boot Priority Order weer te geven.
5. Selecteer het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat, bijvoorbeeld
USB HDD. Druk vervolgens op Esc.
6. Selecteer Restart en zorg ervoor dat OS Optimized Defaults is ingeschakeld. Druk vervolgens op F10
om de instellingen op te slaan en het ThinkPad Setup-programma af te sluiten.
7. Volg de aanwijzingen op het scherm om de apparaatstuurprogramma's en de benodigde programma's
te installeren. Zie 'Stuurprogramma's installeren' op pagina 52.
8. Na de installatie van de stuurprogramma's past u Windows Update toe om de nieuwste modules zoals
de beveiligingspatches op te halen.
9. Installeer de gewenste Lenovo-programma's. Voor informatie over Lenovo-programma's raadpleegt u
'Lenovo-programma's' op pagina 11.
Opmerking: Na de installatie van het besturingssysteem, moet u de eerste instelling van UEFI/Legacy Boot
niet wijzigen in het programma ThinkPad Setup. Doet u dat wel, dan start het besturingssysteem niet correct
op.
Wanneer u het besturingssysteem Windows 10 installeert, hebt u mogelijk een van de volgende land- of
regiocodes nodig:
Stuurprogramma's zijn programma's met instructies voor het besturingssysteem die aangeven hoe een
bepaald hardwareonderdeel moet werken of moet worden bestuurd. Alle hardwarecomponenten op uw
computer hebben een eigen stuurprogramma. Als u een nieuwe component toevoegt, moet het
besturingssysteem worden geïnstrueerd over de manier waarop dat hardwareonderdeel moet worden
bestuurd. Vervolgens kunt u het stuurprogramma installeren waardoor het besturingssysteem de
hardwarecomponent herkent en kan gebruiken.
Opmerking: Een stuurprogramma is een programma, zoals alle andere bestanden op uw computer en het is
dan ook gevoelig voor beschadiging. Als het bestand beschadigd is, kan het zijn dat het niet goed meer
functioneert.
Het is niet altijd nodig om de meest recente stuurprogramma's te downloaden. U moet het meest recente
stuurprogramma voor een bepaalde component echter wel downloaden wanneer u merkt dat die component
niet goed meer werkt of wanneer u een nieuwe component installeert. Met deze actie kan wellicht de
mogelijkheid worden uitgesloten dat het probleem door het stuurprogramma wordt veroorzaakt.
De nieuwste stuurprogramma's van de website downloaden
U kunt als volgt bijgewerkte stuurprogramma's ophalen van de website Lenovo Support en deze
stuurprogramma's installeren:
1. Ga naar
2. Selecteer de invoer voor de computer en volg de aanwijzingen op het scherm om de benodigde
software te downloaden en te installeren.
http://www.lenovo.com/support.
De nieuwste stuurprogramma's downloaden met Lenovo Companion
De functie voor systeemupdates van Lenovo Companion helpt u de software op uw computer up-to-date te
houden. Op de servers van Lenovo worden updatepakketten beschikbaar gesteld, deze kunnen worden
gedownload vanaf de website van Lenovo Support. De updatepakketten kunnen volledige programma's,
stuurprogramma's, UEFI BIOS-flashes of andere updates van de software bevatten. Wanneer Lenovo
Companion verbinding maakt met de Lenovo Support-website, herkent het programma automatisch de
volgende informatie en bepaalt het welke updates voor uw computer beschikbaar zijn:
• Machinetype en computermodel
• Geïnstalleerde besturingssysteem
• Taal van het besturingssysteem
Vervolgens geeft het programma Lenovo Companion een lijst met updatepakketten weer, waarbij voor elk
pakket wordt aangegeven of het cruciaal, aanbevolen of optioneel is; op basis daarvan kunt u het belang van
elke update inschatten. U kunt helemaal zelf bepalen welke updates u wilt downloaden en installeren. Nadat
u de gewenste updatepakketten hebt geselecteerd, downloadt en installeert Lenovo Companion
automatisch de updates.
Lenovo Companion is op uw computer vooraf geïnstalleerd en klaar voor gebruik. De enige voorwaarde is
dat u verbinding hebt met internet. U kunt het programma handmatig starten, maar er is ook een
planningsfunctie beschikbaar waarmee u het programma op gezette tijden automatisch kunt laten zoeken
naar updates. U kunt geplande updates ook vooraf definiëren om op de cruciale ernst van het probleem te
zoeken, zodat de lijst alleen die updates bevat die u nodig hebt.
52
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Meer informatie over het gebruik van Lenovo Companion vindt u in het Help-systeem van het programma.
Het programma ThinkPad Setup gebruiken
Met het programma ThinkPad Setup kunt u de instellingen van uw voorkeur voor uw computer selecteren
door het BIOS te configureren.
ThinkPad Setup configureren
In het menu van het programma ThinkPad Setup worden meerdere items over de systeemconfiguratie
weergegeven.
Attentie: De standaardconfiguraties zijn in de fabriek al voor u gekozen. Verkeerde wijzigingen van de
configuraties kunnen onverwachte gevolgen hebben.
Ga als volgt te werk om ThinkPad Setup te configureren:
1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1. Het programma ThinkPad
Setup start.
Opmerking: Als u een supervisorwachtwoord moet invoeren, voert u het juiste wachtwoord in. U kunt
ook op Enter drukken om de wachtwoordvraag over te slaan en het ThinkPad Setup-programma te
starten. Als u het wachtwoord niet invoert kunt u de configuraties die door het supervisorwachtwoord
worden beschermd, niet wijzigen.
2. Selecteer een tabblad met de pijltoetsen of zoek met de pijltoetsen naar een item en druk op Enter om
dit te selecteren. Het ondersteunde submenu wordt nu weergegeven.
3. De standaardwaarden zijn vetgedrukt. U kunt als volgt de waarde van een item instellen:
• Druk op F6 op de waarde te verhogen.
• Druk op F5 op de waarde te verlagen.
4. Druk u op de Esc-knop om het submenu af te sluiten en terug te keren naar het hoofdmenu. Gebruik
vervolgens dezelfde, hiervoor genoemde methode om andere configuraties te wijzigen.
5. Als de configuratie is voltooid, drukt u op F10 om de wijzigingen op te slaan en het programma af te
sluiten. U kunt ook het tabblad Restart in het menu ThinkPad Setup selecteren en uw computer via een
van de volgende opties opnieuw opstarten.
U kunt op F9 drukken om de standaardinstellingen te herstellen.
De opstartvolgorde wijzigen
In bepaalde gevallen moet u de opstartvolgorde wijzigen zodat de computer wordt opgestart vanaf het
gewenste apparaat als dit wordt gestart. Lees dit onderwerp voor meer informatie over hoe u de volgorde
voor het opstarten van de computer kunt wijzigen.
Attentie:
• Nadat u de opstartvolgorde hebt gewijzigd, moet u het juiste apparaat opgeven bij het maken van een
kopie, bij het opslaan van bestanden of bij het formatteren. Als u het verkeerde apparaat selecteert,
kunnen de gegevens op dat apparaat worden gewist of overschreven.
• Als u de Windows BitLocker Drive Encryption-functie gebruikt en uw computer heeft een Trusted Platform
Module, moet u de opstartvolgorde niet wijzigen. BitLocker Drive Encryption vergrendelt de computer
wanneer de wijziging van de opstartvolgorde wordt gedetecteerd.
Om de opstartvolgorde te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie53
1. Open het programma ThinkPad Setup en selecteer Startup ➙ Boot. Druk vervolgens op Enter. De lijst
met de volgorde van apparaten wordt nu weergegeven.
2. Stel de gewenste opstartvolgorde in.
3. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het systeem opnieuw op te starten.
U kunt de opstartvolgorde tijdelijk wijzigen door het volgende te doen:
1. Zet de computer uit.
2. Zet de computer aan. Druk zodra het logoscherm verschijnt op de toets F12.
3. Selecteer het apparaat waarvan u de computer wilt opstarten. Druk vervolgens op Enter.
Opmerking: Het menu Boot wordt weergegeven als de computer niet kan worden opgestart vanaf een
apparaat of als het besturingssysteem niet kan worden gevonden.
De UEFI BIOS bijwerken
De UEFI BIOS is het eerste programma dat op de computer wordt uitgevoerd wanneer de computer aan
staat. Met het UEFI BIOS worden de hardware-onderdelen geïnitialiseerd en worden het besturingssysteem
en andere programma´s geladen.
Wanneer u een nieuw programma, een stuurprogramma of een hardwareonderdeel installeert, wordt u
mogelijk gevraagd het UEFI BIOS bij te werken. U kunt het UEFI BIOS bijwerken door uw computer op te
starten vanaf een flash-updateschijf of een programma voor flash-updates die in de Windows-omgeving kan
worden uitgevoerd.
Hier volgen de vereisten voor flash-updates:
• De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN.
• De computer moet zijn opgestart via de Preboot eXecution Environment (PXE).
• Er moet een netwerkbeheerprogramma op de computer van de netwerkbeheerder zijn geïnstalleerd.
Ga voor instructies over het bijwerken van het UEFI BIOS naar
http://www.lenovo.com/support.
BIOS-menu
In dit onderwerp komen de volgende BIOS-menu's van uw computer aan de orde:
• Menu Main
• Menu Config
• Menu Date/Time
• Menu Security
• Menu Startup
• Menu Restart
Opmerking: Afhankelijk van het model en het besturingssysteem kunnen de menuopties en de
standaardwaarde zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Menu Main
Wanneer u het programma ThinkPad Setup start, ziet u eerst het menu Main:
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• UEFI BIOS Version
54
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• UEFI BIOS Date
• Embedded Controller Version
• ME Firmware Version
• Machine Type Model
• System-unit serial number
• System board serial number
• Asset Tag
• CPU Type
• CPU Speed
• Installed Memory
• UUID
• MAC Address (Internal LAN)
• Preinstalled operating system license
• UEFI Secure Boot
• OA3 ID
• OA2
Menu Config
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
Network
• Wake On LAN
Waarden: Disabled, AC only, AC and Battery
Beschrijving: De netwerkbeheerder kan een computer inschakelen vanaf een beheerconsole door gebruik
te maken van de functie Wake on LAN. Als u AC Only selecteert, is de functie Wake on LAN alleen
ingeschakeld, wanneer de netvoedingsadapter is aangesloten. Als u AC and Battery selecteert, is Wake
on LAN ingeschakeld bij elke voedingsbron.
Opmerkingen:
– Het gebruik van netvoeding is vereist voor bestandscodetype (magic) Wake on LAN.
– Wanneer er een hard disk password is ingesteld, werkt de functie Wake on LAN niet.
• Ethernet LAN Option ROM
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Met de Ethernet LAN Option ROM kan vanaf een geïntegreerd netwerkapparaat worden
opgestart. Dit menu wordt alleen weergegeven in de opstartmodus Legacy Only of de opstartmodus Both met Legacy first.
• UEFI IPv4 Network Stack
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel Internet Protocol versie 4 (IPv4) network stack in of uit voor de UEFI-omgeving. Dit
menu wordt alleen weergegeven in de opstartmodus UEFI Only of de opstartmodus Both met UEFI first.
Beschrijving: Schakel Internet Protocol versie 6 (IPv6) network stack in of uit voor de UEFI-omgeving. Dit
menu wordt alleen weergegeven in de opstartmodus UEFI Only of de opstartmodus Both met UEFI first.
• UEFI PXE Boot Priority
Waarden: IPv6 First, IPv4 First
Beschrijving: Selecteer network stack priority voor opstartmodus UEFI PXE. Dit menu wordt alleen
weergegeven in de opstartmodus UEFI Only of de opstartmodus Both met UEFI first wanneer zowel IPv6
als IPv4 stacks zijn ingeschakeld.
• MAC address Pass Through
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: De functie MAC address Pass Through in- of uitschakelen als het dockingstation is
aangesloten. Als het is ingeschakeld, wordt voor dock-Ethernet hetzelfde MAC-adres gebruikt als voor het
interne Ethernet LAN. Als het is uitgeschakeld, wordt voor dock-Ethernet een eigen MAC-adres gebruikt.
USB
• USB UEFI BIOS Support
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de opstartondersteuning voor USB-opslagapparaten in- of uit.
• Always On USB
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Selecteer Enabled om apparaten via de Always On USB-aansluitingen op te laden, ook als
de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Opmerking: De functie USB Wake Up wordt niet ondersteund door de Always On USB-aansluitingen.
• Charge in battery mode
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Selecteer Enabled om apparaten via de Always On USB-aansluitingen op te laden, ook als
de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Keyboard/Mouse
• TrackPoint
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel het ingebouwde TrackPoint-aanwijsknopje in of uit.
Opmerking: Als u een externe muis wilt gebruiken, selecteert u Disabled.
• Trackpad
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de ingebouwde trackpad in of uit.
Opmerking: Als u een externe muis wilt gebruiken, selecteert u Disabled.
• Fn and Ctrl Key swap
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als u Enabled selecteert, werkt de Fn-toets als de Ctrl-toets en werkt de Ctrl-toets als de
Fn-toets.
• F1–F12 as primary function
Waarden: Disabled, Enabled
56
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Beschrijving: Als u Enabledselecteert, wordt bij het indrukken van de functietoetsen direct F1-F12
ingevoerd. Als u Disabled selecteert, wordt bij het indrukken van de functietoetsen direct de speciale
functie gestart die als pictogram op elke toets is afgedrukt. Druk u op Fn+Esc om de bovenstaande twee
opties tijdelijk om te wisselen.
• Fn Sticky key
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als u Enabled selecteert, kunt u op de Fn-toets drukken (in plaats van de toets ingedrukt te
houden) om de ingedrukte stand van de toets te behouden. Druk vervolgens op de gewenste functietoets.
Deze actie is gelijk aan het gelijktijdig indrukken van de vereiste functietoets en de Fn-toets.
Display
• Boot Display Device
Waarden: ThinkPad LCD, Analog (VGA), Digital on ThinkPad, Display on dock
Beschrijving: Selecteer het beeldscherm dat u tijdens het opstarten wilt activeren. Deze keuze geldt voor
het opstarten, het vragen om het wachtwoord en het programma ThinkPad Setup. Digital on ThinkPad
komt overeen met de VGA-aansluiting op de computer. Display on dock komt overeen met de
videoconnectoren op een dockingstation.
• Shared Display Priority
Waarden: Display on Onelink+, Display on USB Type-C
Beschrijving: Selecteer de prioriteit tussen gedeelde beeldschermuitvoeren. USB Type-C en Onelink+
delen een enkele beeldschermuitvoer. Deze optie bepaalt waaraan prioriteit wordt gegeven.
• Boot Time Extension
Waarden: Disabled, 1 second, 2 seconds, 3 seconds, 5 seconds, 10 seconds
Beschrijving: Tijdens het opstartproces, bestaat de kans dat de computer niet de externe beeldschermen
detecteert die meer tijd nodig hebben voordat ze gereed zijn. Selecteer hoe lang u de opstartprocedure
wilt maken.
Power
• Intel SpeedStep
®
technology
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Selecteer de modus van de Intel SpeedStep-technologie tijdens runtime.
• Adaptive Thermal Management
Waarden: Maximize Performance, Balanced
Beschrijving: Selecteer het schema voor temperatuurbeheer dat u wilt gebruiken. Het schema is van
invloed op het geluid van de ventilator, de temperatuur en de prestaties.
• CPU Power Management
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel de energiebesparingsfunctie in of uit, zodat de microprocessorklok automatisch
wordt uitgeschakeld wanneer het systeem niet actief is. Gewoonlijk is het niet nodig om deze instelling te
wijzigen.
• Power On with AC Attach
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel een functie voor het inschakelen van de computer in of uit wanneer de
netvoedingsadapter is aangesloten.
• Disable Built-in Battery
Waarden: No, Yes
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie57
Schakel de ingebouwde batterij tijdelijk uit om de computer te onderhouden. Na het selecteren van dit
item, wordt de computer automatisch uitgezet.
Opmerking: De batterij wordt automatisch opnieuw ingeschakeld wanneer de netvoedingsadapter
opnieuw wordt aangesloten op de computer.
• Lenovo Smart Health Charge
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Als u Enabled selecteert, activeert de computer de langzame oplaadmodus gedurende de
ingestelde tijd. De modus Smart Health Charge helpt de gebruiksduur van de batterij te verlengen.
Beep and Alarm
• Password Beep
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijving: Schakel een geluidssignaal in of uit wanneer de computer wacht op invoer van een
systeemwachtwoord, hard disk password of supervisorwachtwoord. De verschillende geluidssignalen
laten u weten of het wachtwoord dat u hebt opgegeven, juist of onjuist is.
• Keyboard Beep
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijving: Schakel een geluidssignaal in of uit wanneer er op niet-gedefinieerde toetscombinaties
wordt gedrukt.
Intel AMT
• Intel (R) AMT Control
Waarden: Disabled, Enabled, Permanently Disabled
Beschrijving: Als u Enabled selecteert, wordt Intel AMT (Active Management Technology) geconfigureerd
en verschijnen er extra setup-opties in de MEBx Setup (Management Engine BIOS Extension). Als u
Permanently Disabled selecteert, kunt u deze optie later nooit meer inschakelen. Wees voorzichtig bij het
maken van de selectie.
Opmerking: U kunt het menu MEBx Setup openen door in het venster Startup Interrupt Menu op de
toetscombinatie Ctrl+P te drukken. Druk op de Enter-toets tijdens de zelftest (POST) bij het inschakelen
om het venster Startup Interrupt Menu weer te geven.
• CIRA Timeout
Waarden: 0–255
Beschrijving: Stel de time-outoptie voor het tot stand brengen van de CIRA-verbinding in. U kunt een
waarde van 1 tot 255 selecteren. Als u 0selecteert, wordt 60 seconden gebruikt als de standaard time-
outwaarde. Als u 255 selecteert, is de wachttijd voor het tot stand brengen van een verbinding onbeperkt.
Opmerking: De standaardwaarde is 60 seconden.
• Console Type
Waarden: PC ANSI, VT100+, PC-ANSI, VT-UTF8
Beschrijving: Selecteer het type console voor AMT. Dit type console moet overeenkomen met de externe
console van Intel AMT.
Menu Date/Time
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• System Date
58
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Beschrijvingen: Stel de datum van het systeem in of wijzig de datum.
• System Time
Beschrijvingen: Stel de tijd van het systeem in of wijzig de tijd.
Menu Security
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
Password
• Supervisor Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Stel een supervisorwachtwoord om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers de
opstartvolgorde, de netwerkinstellingen en de systeemdatum en - tijd wijzigen. Meer informatie vindt u in
'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina 45.
• Lock UEFI BIOS Settings
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Schakel deze optie in om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers instellingen in
ThinkPad Setup wijzigen. Als u deze functie wilt wijzigen, heeft u een supervisorwachtwoord nodig.
• Password at Unattended Boot
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt er een wachtwoordprompt weergegeven als
de computer wordt ingeschakeld via een gebeurtenis zonder toezicht, zoals een Wake on LAN-poging.
Om toegang door onbevoegden te voorkomen, moet u dan gebruikersverificatie (een wachtwoord) van het
besturingssysteem instellen.
• Password at Restart
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Wanneer deze optie is ingeschakeld, wordt er een wachtwoordprompt weergegeven
wanneer u de computer opnieuw opstart. Om toegang door onbevoegden te voorkomen, moet u dan
gebruikersverificatie (een wachtwoord) van het besturingssysteem instellen.
• Password at Boot Device List
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als u deze optie inschakelt, is het supervisorwachtwoord vereist als u probeert het menu
Boot te openen door herhaaldelijk op F12 te drukken. Als u deze functie wilt gebruiken, moet er een
supervisorwachtwoord zijn ingesteld.
• Password Count Exceeded Error
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Selecteer deze optie om het foutbericht POST 0199 weer te geven als u meer dan drie
keer een foutief supervisorwachtwoord opgeeft.
• Set Minimum Length
Waarden: Disabled, x characters (4 ≤ x ≤ 12)
Beschrijvingen: Geef een minimumlengte voor systeemwachtwoorden en hard disk passwords op. Als er
een supervisorwachtwoord is ingesteld, kunt u de minimumlengte pas wijzigen nadat u zich hebt
aangemeld als supervisor.
• Power-On Password
Waarden: Disabled, Enabled
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie59
Beschrijvingen: Stel een systeemwachtwoord in om de computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Meer informatie vindt u in 'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina 45.
• Hard Disk x Password
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Stel een hard disk password in om te voorkomen dat gebruikers toegang krijgen tot
gegevens op het interne opslagstation. Meer informatie vindt u in 'Inleiding tot wachtwoorden' op pagina
45.
Security Chip
• Security Chip Type
Waarden: TPM 2.0
• Security Chip
Waarden (voor Discrete TPM): Active, Inactive, Disabled
Waarden (voor Intel PTT): Enabled, Disabled
Beschrijvingen: Schakel de beveiligings-chip in of uit.
• SMBIOS Reporting
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijvingen: met deze optie wordt het melden van SMBIOS-gegevens in- of uitgeschakeld.
• Clear Security Chip
Beschrijvingen: Gebruik deze optie om de versleutelingssleutel te wissen.
• Intel (R) TXT Feature:
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Schakel de Intel Trusted Execution Technology in of uit.
• Physical Presence for Clear
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als deze optie is ingeschakeld, wordt er een bevestigingsbericht weergegeven wanneer u
de beveiligings-chip wist.
UEFI BIOS Update Option
• Flash BIOS Updating by End-Users
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunnen alle gebruikers het UEFI BIOS bijwerken. Als
u deze optie uitschakelt, kan alleen de persoon die het supervisorwachtwoord kent, het UEFI BIOS
bijwerken.
• Secure RollBack Prevention
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als deze optie is uitgeschakeld, kunt u eerdere versies van het UEFI BIOS doorgeven.
• Windows UEFI Firmware Update
Waarden: Enabled, Disabled
Beschrijvingen: schakel de functie Windows UEFI Firmware Update in of uit. Als u Disabledselecteert,
slaat het BIOS de Windows UEFI Firmware Update over en kunt u een eerdere versie van het UEFI BIOS
doorgeven.
60
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Memory Protection
• Execution Prevention
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Sommige computervirussen en wormen zorgen ervoor dat geheugenbuffers overlopen.
Door deze optie in te schakelen, kunt u de computer beschermen tegen aanvallen van dergelijke virussen
en wormen. Als de optie is ingeschakeld, maar u ontdekt dat een programma niet correct werkt, schakelt
u eerst deze optie uit en herstelt u vervolgens de instellingen.
Virtualization
• Intel Virtualization Technology
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als deze optie is ingeschakeld, kan een Virtual Machine Monitor (VMM) de extra
mogelijkheden van de hardware gebruiken die de Intel Virtualization Technology biedt.
• Intel VT-d Feature
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Intel VT-d staat voor Intel Virtualization Technology for Directed I/O. Als dit ingeschakeld
is, kan een VMM de platforminfrastructuur gebruiken voor I/O-virtualisatie.
I/O Port Access
Beschrijvingen: Gebruik dit submenu om de volgende hardwarefuncties in of uit te schakelen:
• Ethernet LAN
• Wireless LAN
• Bluetooth
• USB connector
• Memory module slot
• Integrated camera
• Microphone
• Fingerprint reader
• USB Type_C connector
Internal Device Access
• Internal Storage Tamper Detection
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als deze optie is ingeschakeld, wordt het verwijderen van een intern opslagapparaat
gedetecteerd terwijl uw computer in de slaapstand staat. Als u het interne opslagstation verwijdert terwijl
de computer zich in de slaapstand bevindt, wordt de computer uitgeschakeld wanneer u deze wekt, en
gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Anti-Theft
• Computrace Module Activation
Waarden: Disabled, Enabled, Permanently Disabled
Beschrijvingen: Schakel de UEFI BIOS-interface in om de computrace-module te activeren. Computrace
is een optionele bewakingsservice van Absolute Software. Als u Permanently Disabled selecteert, kunt u
deze instelling niet opnieuw inschakelen.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie61
Secure Boot
• Secure Boot
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Selecteer deze optie om te voorkomen dat onbevoegde besturingssystemen worden
geladen wanneer u de computer inschakelt.
• Platform Mode
Waarden: Setup Mode, User Mode
Beschrijvingen: Geef de modus van het besturingssysteem op.
• Secure Boot Mode
Waarden: Standard Mode, Custom Mode
Beschrijvingen: Geef de modus Secure Boot op.
• Reset to Setup Mode
Beschrijvingen: Gebruik deze optie om de huidige platformsleutel te wissen en Platform Mode opnieuw in
te stellen op Setup Mode.
• Restore Factory Keys
Beschrijvingen: Gebruik deze optie om alle sleutels en certificaten in Secure Boot-databases weer in te
stellen op de fabrieksinstellingen.
• Clear All Secure Boot Keys
Beschrijvingen: Gebruik deze optie om alle sleutels en certificaten in Secure Boot-databases te wissen en
uw eigen sleutels en certificaten te installeren.
Intel (R) SGX
• Intel (R) SGX Control
Waarden: Disabled, Enabled, Software Controlled
Beschrijvingen: Schakel de Intel Software Guard Extensions (SGX) in of uit. Als u Software Controlled
selecteert, wordt SGX door het besturingssysteem beheerd.
• Change Owner EPOCH
Waarde: Enter
Beschrijvingen: Wijzig Owner EPOCH in een willekeurige waarde. Gebruik deze optie om SGX-
gebruikersgegevens te wissen.
Device Guard
• Device Guard
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Deze optie wordt gebruikt om Microsoft Device Guard te ondersteunen.
Wanneer deze optie is ingeschakeld, worden Intel Virtualization Technology, Intel VT-d Feature, Secure
Boot en OS Optimized Defaults automatisch ingeschakeld. Intel TXT Feature wordt automatisch
uitgeschakeld. De opstartvolgorde kan niet worden geselecteerd. Als u de configuratie van Device Guard
wilt voltooien, moet u een supervisorwachtwoord instellen.
Als deze optie is uitgeschakeld, zijn de installatieopties configureerbaar en kunt u een van de
opstartopties kiezen om de computer te starten.
Menu Startup
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
62
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• Boot
Beschrijvingen: Bepaal de opstartvolgorde.
• Network Boot
Beschrijvingen: Selecteer het opstartapparaat wanneer het systeem vanuit het LAN ontwaakt. Als Wake
On LAN is ingeschakeld, kan de netwerkbeheerder alle computers in een LAN op afstand starten via de
netwerkbeheersoftware.
• UEFI/Legacy Boot
Waarden: Both, UEFI Only, Legacy Only
Beschrijvingen: Bepaal de systeemopstartmogelijkheid.
– UEFI/Legacy Boot Priority
Waarden: Legacy First, UEFI First
Beschrijving: selecteer een prioriteit voor de opstartoptie: UEFI of Legacy.
– CSM Support (alleen voor UEFI)
Waarden: Yes, No
Beschrijving: CSM (Compatibility Support Module) is vereist voor het opstarten van het oude
besturingssysteem. Als u UEFI only selecteert, kunt u CSM Support selecteren. Voor de modus Both
of Legacy Only kunt u CSM Support niet selecteren.
• Boot Mode
Waarden: Quick, Diagnostics
Beschrijvingen: Bepaal welk scherm tijdens de zelftest (POST) wordt weergegeven, het logoscherm of het
berichtscherm.
• Option Key Display
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als u deze optie uitschakelt, wordt het bericht 'To interrupt normal startup, press Enter.'
niet weergegeven tijdens de zelftest (POST).
• Boot Device List F12 Option
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Als u deze optie inschakelt, kunt u het venster Boot Menu openen door F12 ingedrukt te
houden wanneer de computer wordt ingeschakeld.
• Boot Order Lock
Waarden: Disabled, Enabled
Beschrijvingen: Schakel deze optie in om de prioriteitsvolgorde van de opstartapparaten te vergrendelen.
Menu Restart
Opmerking: De menuopties van het BIOS kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Afhankelijk van
het model kan de standaardwaarde afwijken.
• Exit Saving Changes
Beschrijvingen: Sla de wijzigingen op en start de computer opnieuw op.
• Exit Discarding Changes
Beschrijvingen: Annuleer de wijzigingen en start de computer opnieuw op.
• Load Setup Defaults
Beschrijvingen: Herstel de fabrieksinstellingen.
• Discard Changes
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie63
Beschrijvingen: Annuleer de wijzigingen.
• Save Changes
Beschrijvingen: Sla de wijzigingen op.
Systeembeheer gebruiken
Dit onderwerp is vooral bedoeld voor de netwerkbeheerders.
Uw computer is ontworpen voor optimaal beheer. U bent flexibel in het toewijzen van resources, waardoor u
een ideale uitgangspositie hebt om uw computer aan te passen aan de eisen van uw bedrijf.
Via deze beheerfuncties, Total Cost of Ownership (TCO) genoemd, kunt u op dezelfde manier als u uw eigen
computer bedient, clientcomputers op afstand bedienen. Zo kunt u bijvoorbeeld een clientcomputer
inschakelen, een opslagstation formatteren en een programma installeren.
Als de computer eenmaal geconfigureerd en operationeel is, hebt u dankzij de software- en
beheervoorzieningen die al op de clientcomputer en op het netwerk aanwezig zijn, voortdurend controle over
uw gehele systeem.
Desktop Management Interface
Het UEFI BIOS van uw computer biedt ondersteuning voor een interface met de naam System Management
BIOS (SMBIOS) Reference Specification, versie 2.8 of hoger. SMBIOS geeft informatie over de
hardwarecomponenten van de computer. Het UEFI BIOS heeft als taak om informatie over zichzelf en over
de apparatuur op de systeemplaat te leveren. Deze specificatie documenteert de standaarden voor toegang
tot de BIOS-informatie.
PXE-technologie
De Preboot eXecution Environment (PXE)-technologie vereenvoudigt het pc-beheer doordat deze u de
mogelijkheid biedt om computer vanaf een server op te starten. De computer ondersteunt de personal
computer-functies die voor PXE noodzakelijk zijn. Met de juiste LAN-kaart kan uw computer bijvoorbeeld
worden gestart vanaf een PXE-server.
Opmerking: De functie Remote Initial Program Load (RIPL of RPL) kan bij uw computer niet worden
gebruikt.
Wake on LAN
Wake on LAN kan door de netwerkbeheerder worden gebruikt om uw computer op te starten vanaf een
beheersconsole.
Als Wake on LAN is ingeschakeld, kunnen tal van functies op afstand worden uitgevoerd, bijvoorbeeld
gegevensoverdracht, updates van software en flash-updates van het UEFI BIOS. Het updateproces kan na
normale werktijden en in het weekend worden uitgevoerd, zodat de gebruikers tijdens hun werkzaamheden
niet worden gestoord en het LAN-verkeer tot een minimum wordt beperkt. Dit bespaart tijd en verhoogt de
productiviteit.
Als de computer wordt opgestart met de functie Wake on LAN, wordt de opstartvolgorde Network Boot
gebruikt.
Asset ID EEPROM
De Asset ID EEPROM bevat informatie over de computerconfiguratie en de serienummers van de
belangrijkste componenten. Deze EEPROM beschikt ook over een aantal lege velden waarin u zelf informatie
over de eindgebruikers kunt opslaan.
64
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Als u uw computer op afstand door een netwerkbeheerder wilt laten bedienen, moet u de volgende
systeembeheerkenmerken in het ThinkPad Setup-programma instellen:
• Wake on LAN
• Network Boot sequence
Opmerking: Als er een supervisorwachtwoord is ingesteld, wordt u gevraagd dit wachtwoord in te voeren
wanneer u het programma ThinkPad Setup start.
De functie Wake on LAN in- of uitschakelen
Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de
netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer op
afstand.
U kunt Wake on LAN als volgt in- of uitschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Config ➙ Network. Het submenu Network wordt weergegeven.
3. Selecteer een overeenkomstige optie voor de Wake on LAN-functie.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Een Network Boot-volgorde opgeven
Wanneer de computer via LAN wordt geactiveerd, start de computer op vanaf het apparaat dat is
gespecificeerd in het menu Network Boot. Daarna wordt de lijst met de opstartvolgorde in het menu Boot
gevolgd.
U kunt als volgt een Network Boot-volgorde definiëren:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Startup ➙ Network Boot. De lijst met opstartapparaten wordt dan afgebeeld.
3. Selecteer een opstartapparaat om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten plaatsvindt
nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
U kunt op F9 drukken om de fabrieksinstellingen te herstellen.
Hoofdstuk 6. Geavanceerde configuratie65
66ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7.Computerproblemen oplossen
Dit hoofdstuk geeft informatie over wat u moet doen als er een probleem met uw computer optreedt.
Algemene voorzorgsmaatregelen
In dit hoofdstuk staan de volgende tips om u te helpen met het voorkomen van computerproblemen:
• Leeg de prullenbak regelmatig.
• Voer het programma Schijfdefragmentatie uit op het opslagstation om gegevens sneller te kunnen zoeken
en lezen.
• Om schijfruimte vrij te maken, kunt u bijvoorbeeld programma's verwijderen die u niet of nauwelijks
gebruikt. U kunt ook zoeken naar dubbele programma's of gedeeltelijk overlappende versies.
• Schoon de mappen voor ingekomen en verzonden berichten en de prullenbak van uw e-mailprogramma
regelmatig op.
• Maak minimaal eens per week backups van uw gegevens. Als u zeer belangrijke gegevens op uw
computer hebt staan, kunt u het beste elke dag een back-up maken. Lenovo heeft een groot aantal
backupprogramma's voor uw computer.
• Laat automatisch systeemherstelbewerkingen uitvoeren zodat er regelmatig een momentopname van uw
systeem wordt gemaakt. Zie Hoofdstuk 8 'Informatie over systeemherstel' op pagina 85 voor meer
informatie over Systeemherstel.
• Ga naar
BIOS te downloaden en te installeren.
• Zorg ervoor dat u ook de meest recente stuurprogramma's hebt voor niet door Lenovo gemaakte
hardware. Lees de releaseopmerkingen bij het stuurprogramma voor informatie over voor compatibiliteit
of bekende problemen voordat u stuurprogramma's bijwerkt.
• Houd een logboek bij. De gegevens hierin kunnen bestaan uit belangrijke wijzigingen op de hardware of
software, updates op het stuurprogramma of problemen die zijn opgetreden, met de bijbehorende
oplossingen.
• Hieronder vindt u enkele tips voor het geval u een herstelprocedure op uw systeem moet uitvoeren om de
vooraf geïnstalleerde software weer te herstellen:
1. Verwijder alle externe apparatuur, zoals printer en toetsenbord.
2. Zorg ervoor dat de batterij is opgeladen en dat de netvoeding is aangesloten op uw computer.
3. Open de ThinkPad Setup en laad de standaardinstellingen.
4. Herstart de computer en start de herstelprocedure.
5. Als uw computer gebruikmaakt van schijven om de herstelprocedure uit te voeren, mag u de schijf
http://www.lenovo.com/support om indien nodig updates voor de stuurprogramma's en het UEFI
niet uit het station verwijderen voordat u hierom wordt gevraagd.
Problemen opsporen met Lenovo Companion
Veel computerproblemen kunt u zelf, zonder professionele hulp, oplossen. Als u een probleem ondervindt
met de computer, kunt u het beste eerst het gedeelte over probleemoplossing in de documentatie van de
computer doornemen. Als u vermoedt dat het probleem softwarematig is, raadpleegt u de documentatie, de
leesmij-bestanden en de Help-informatiesystemen die bij het besturingssysteem of het programma zijn
geleverd.
Bij ThinkPad-notebookcomputers wordt een groep diagnoseprogramma's geleverd waarmee de oorzaak van
hardwareproblemen kan worden opgespoord. Lenovo Companion is vooraf op uw computer geïnstalleerd en
kan ook worden gedownload van:
Opmerking: Als u het probleem niet zelf kunt opsporen en verhelpen nadat u Lenovo Companion hebt
uitgevoerd, slaat u de door het programma gemaakte logboekgegevens op en drukt u deze gegevens af. U
hebt deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van Lenovo.
Lenovo Companion ondersteunt de hardwarescanfunctie. Met het programma kunt u diagnosetests
uitvoeren, systeeminformatie verzamelen, de beveiligingsstatus controleren en ondersteuningsinformatie
bekijken. Het bevat ook tips en adviezen voor optimale systeemprestaties. Zie 'Lenovo-programma's
openen' op pagina 11 als u Lenovo Companion wilt uitvoeren.
Uit de informatie voor probleemoplossing of de berichten van de diagnoseprogramma's kan blijken dat u
aanvullende of bijgewerkte stuurprogramma's of andere software nodig hebt. U kunt de nieuwste technische
informatie vinden en stuurprogramma's en updates downloaden vanaf de website van Lenovo Support:
http://www.lenovo.com/support
Raadpleeg het Help-systeem van het programma voor meer informatie.
Problemen oplossen
Als er een probleem wordt geconstateerd met de computer, wordt dit gewoonlijk aangegeven door een
foutmelding of een foutcode, of een geluidssignaal bij het inschakelen. Wanneer er een probleem optreedt,
raadpleegt u de desbetreffende informatie in dit onderwerp om te proberen het probleem zelf op te lossen.
De computer reageert niet meer
Druk deze instructies nu af en bewaar die afdrukken bij uw computer, zodat u ze in de toekomst kunt
raadplegen.
Probleem: Mijn computer reageert niet (ik kan het ThinkPad-aanwijsapparaat of het toetsenbord niet
gebruiken).
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
1. Houd de aan/uit-knop ingedrukt totdat de computer is uitgeschakeld. Als het niet lukt om de computer
met de aan/uit-knop uit te schakelen, verwijdert u de netvoedingsadapter en de verwisselbare batterij.
Sluit nadat de computer is uitgeschakeld de netvoedingsadapter weer aan, plaats de verwisselbare
batterij terug en start de computer vervolgens opnieuw op door op de aan/uit-knop te drukken. Als de
computer niet opstart, ga dan door met stap 2.
2. Verwijder, terwijl de computer is uitgeschakeld, alle energiebronnen (verwisselbare batterij en
netvoedingsadapter) uit de computer. Sluit de netvoedingsadapter weer aan, maar plaats de
verwisselbare batterij niet terug. Als de computer niet opstart, ga dan door met stap 3.
Opmerking: Wanneer de computer en Windows zijn opgestart, sluit u de computer af via de normale
afsluitprocedure. Wanneer de computer eenmaal is uitgeschakeld, plaatst u de verwisselbare batterij
weer terug en start u de computer opnieuw op. Mocht de computer niet opstarten als de verwijderbare
batterij weer is geïnstalleerd, verwijder dan de verwisselbare batterij en begin weer met stap 2. Als de
computer wel opstart met netvoeding, maar niet met de verwisselbare batterij, moet u het Customer
Support Center bellen voor ondersteuning.
68
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
3. Verwijder, terwijl de computer uitgeschakeld is, alle energiebronnen (verwisselbare batterij en
netvoedingsadapter). Verwijder alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten
(toetsenbord, muis, printer, scanner, enz.). Herhaal stap 2. Als stap 2 niet werkt, ga dan door met stap 4.
Opmerking: De volgende stappen betreffen het verwijderen van onderdelen uit de computer die
gevoelig zijn voor statische elektriciteit. Zorg ervoor dat u contact hebt met een geaard voorwerp en
koppel alle spanningsbronnen los van de computer. Als u zich ongemakkelijk of onzeker voelt ten
aanzien van het verwijderen van onderdelen, belt u het Customer Support Center voor hulp.
4. Terwijl de computer uit staat, verwijdert u alle spanningsbronnen en externe apparatuur. Verwijder al het
niet-originele geheugen uit de computer. Nadat u het extra geheugen hebt verwijderd en het
oorspronkelijke geheugen terug hebt geplaatst, herhaalt u stap 2. Als de computer nog steeds niet
opstart, kijk dan in de gebruikershandleiding of er nog andere door de gebruiker te vervangen
onderdelen aan de computer zijn gekoppeld.
Als de computer nog steeds niet opstart, neem dan contact op met het Klantsupportcentrum zodat een
klantsupportmedewerker u kan helpen.
Wat te doen als u op het toetsenbord hebt gemorst
Probleem: Ik mors iets op de computer.
Oplossing: Omdat vloeistof elektriciteit geleidt, kan het morsen van een vloeistof op het toetsenbord
kortsluiting veroorzaken, met als mogelijk gevolg onherstelbare schade aan de computer. Doe het volgende
om het probleem op te lossen:
1. Zorg ervoor dat de vloeistof op geen enkele manier kortsluiting kan veroorzaken tussen u en de
netvoedingsadapter (als deze actief is).
2. Ontkoppel de netvoedingsadapter onmiddellijk. Wees hierbij voorzichtig, zodat u geen elektrische schok
krijgt.
3. Schakel de computer onmiddellijk uit. Als u de computer niet uit kunt zetten, verwijdert u de
verwisselbare batterij. Hoe sneller de stroomtoevoer naar de computer wordt onderbroken, des te
kleiner de kans op kortsluitingen met de daaruit resulterende schade.
Attentie: Hoewel u door onmiddellijk uitschakelen van de computer gegevens kunt verliezen, kan het
niet uitschakelen van de computer uiteindelijk onherstelbare schade aan de computer zelf aanrichten.
4. Wacht totdat alle vloeistof is verdampt voordat u de computer weer aanzet.
Foutberichten
• Bericht: 0177: Ongeldige SVP-gegevens, stop POST.
Oplossing: Het controlegetal voor het beheerderswachtwoord in de EEPROM is onjuist. De systeemplaat
moet worden vervangen. Laat de computer nazien.
• Bericht: 0183: CRC van beveiligingsinstellingen in EFI-variabele onjuist. Open de ThinkPad Setup.
Oplossing: Controlegetal voor de beveiligingsinstellingen in de EFI-variabele is onjuist. Open ThinkPad
Setup om de beveiligingsinstellingen te controleren, druk op F10 en druk vervolgens op Enter om het
systeem opnieuw op te starten. Als het probleem hiermee niet is opgelost, moet u de computer laten
nazien.
• Bericht: 0187: Toegangsfout EAIA-gegevens
Oplossing: Er is geen toegang tot de EEPROM. Laat de computer nazien.
• Bericht: 0188: Ongeldig informatiegebied voor RFID-serialisering
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen69
Oplossing: Het EEPROM-controlegetal is onjuist (blok 0 en blok 1). De systeemplaat moet worden
vervangen en het serienummer van de machine moet opnieuw worden geïnstalleerd. Laat de computer
nazien.
• Bericht: 0189: Ongeldig informatiegebied voor RFID-configuratie
Oplossing: Het EEPROM-controlegetal is onjuist (blok 4 en blok 5). De systeemplaat moet worden
vervangen en het UUID (Universally Unique Identifier) moet opnieuw worden geïnstalleerd. Laat de
computer nazien.
• Bericht: 0190: Batterij nagenoeg leeg
Oplossing: De computer is uitgeschakeld omdat de batterij bijna leeg is. Sluit de netvoedingsadapter aan
op de computer en laad de batterijen op.
• Bericht: 0191: Systeembeveiliging - Ongeldige niet-lokale wijzigingsopdracht
Oplossing: Het wijzigen van de systeemconfiguratie is mislukt. Controleer de bewerking en probeer het
opnieuw. Om het bericht te verwijderen gaat u naar ThinkPad Setup.
• Bericht: 0199: Systeembeveiliging - Aantal pogingen voor Security-wachtwoord overschreden.
Oplossing: Dit bericht verschijnt als u meer dan drie keer een onjuist beheerderswachtwoord (supervisor
password) opgeeft. Controleer het supervisorwachtwoord en probeer het opnieuw. Om het bericht te
verwijderen gaat u naar ThinkPad Setup.
• Bericht: 0270: fout met real-timeklok.
Oplossing: de real-timeklok van het systeem werkt niet. Laat de computer nazien.
• Bericht: 0271: controleer de instellingen voor datum en tijd.
Oplossing: De datum of de tijd zijn niet ingesteld op de computer. Open ThinkPad Setup en stel de datum
en de tijd in.
• Bericht: 1802: Er is een niet-geautoriseerde netwerkkaart geïnstalleerd - Schakel het systeem uit en
verwijder de netwerkkaart.
Oplossing: De draadloze netwerkkaart wordt niet ondersteund op deze computer. Verwijder de kaart.
• Bericht: 1820: Er is meer dan één externe vingerafdruklezer aangesloten.
Oplossing: Schakel alle vingerafdruklezers uit en verwijder deze, behalve de lezer die u in uw
hoofdbesturingssysteem wilt instellen.
• Bericht: 2100: Detectiefout op HDD0 (hoofd-HDD)
Oplossing: Het vaste-schijfstation werkt niet. Laat het vaste-schijfstation nazien.
• Bericht: 2101: Detectiefout op SSD1 (M.2).
Oplossing: het M.2 SSD-station werkt niet. Laat het M.2 SSD-station nakijken.
• Bericht: 2102: Detectiefout op SSD2 (M.2).
Oplossing: het M.2 SSD-station werkt niet. Laat het M.2 SSD-station nakijken.
• Bericht: 2110: Leesfout op HDD0 (hoofd-HDD)
Oplossing: Het vaste-schijfstation werkt niet. Laat het vaste-schijfstation nazien.
• Bericht: 2111: Leesfout op SSD1 (M.2)
Oplossing: het M.2 SSD-station werkt niet. Laat het M.2 SSD-station nakijken.
• Bericht: 2112: Leesfout op SSD2 (M.2)
Oplossing: het M.2 SSD-station werkt niet. Laat het M.2 SSD-station nakijken.
• Bericht: 2200: Machinetype en serienummer zijn ongeldig.
Oplossing: Machinetype en serienummer zijn ongeldig. Laat de computer nazien.
• Bericht: 2201: Machine-UUID is ongeldig.
70
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Oplossing: Machine-UUID is ongeldig. Laat de computer nazien.
• Bericht: Ventilatorstoring.
Oplossing: De ventilator werkt niet. Schakel de computer onmiddellijk uit en laat de computer nazien.
• Bericht: Fout in thermische sensor.
Oplossing: de thermische sensor heeft een probleem. Schakel de computer onmiddellijk uit en laat de
computer nazien.
• Bericht: Fout: de variabele UEFI-opslag van het niet-vluchtige systeem is bijna vol.
Opmerking: Deze fout geeft aan dat het besturingssysteem of programma's geen gegevens in de
permanente variabele UEFI-opslag kunnen maken, aanpassen of verwijderen vanwege onvoldoende
opslagruimte na POST.
De permanente variabele UEFI-opslag van het systeem wordt gebruikt door het UEFI BIOS en door het
besturingssysteem of programma's. Deze fout treedt op als het besturingssysteem of programma's veel
gegevens in de variabele opslag opslaan. Alle gegevens die nodig zijn voor POST, zoals BIOS-installatieinstellingen, chipset of platformconfiguratiegegevens, worden opgeslagen op een afzonderlijke variabele
UEFI-opslag.
Oplossing: Druk als het foutbericht wordt weergegeven op F1 om ThinkPad Setup te openen. In een
dialoogvenster wordt de gebruiker gevraagd het opruimen van de opslag te bevestigen. Als de gebruiker
'Yes' selecteert, worden alle gegevens verwijderd die door het besturingssysteem of programma's zijn
gemaakt, met uitzondering van algemene variabelen die door de UEFI-specificatie (Unified Extensible
Firmware Interface) zijn gedefinieerd. Als de gebruiker 'No' selecteert, blijven alle gegevens behouden,
maar het besturingssysteem of programma's kunnen geen gegevens in de opslag maken, aanpassen of
verwijderen.
Als deze fout zich bij een servicecentrum voordoet, wordt de permanente variabele UEFI-opslag van het
systeem door bevoegd Lenovo-servicepersoneel opgeschoond middels de voorgaande oplossing.
Fouten waarbij er een geluidssignaal klinkt
Met de technologie van Lenovo SmartBeep kunt u geluidssignalen met uw smartphone decoderen wanneer
u een zwart scherm met signalen van uw computer krijgt. Als u de fout met geluidssignaal wilt decoderen
met Lenovo SmartBeep-technologie, gaat u als volgt te werk:
1. Ga naar
2. Download de juiste diagnoseapp en installeer deze op uw smartphone.
3. Voer de diagnoseapp uit en plaats de smartphone bij de computer.
4. Druk op de Fn-toets van uw computer om het geluidssignaal te herhalen. De diagnoseapp decodeert de
fout met geluidssignaal en geeft mogelijke oplossingen weer op de smartphone.
In het volgende gedeelte worden enkele geluidssignalen en de bijbehorende oplossingen beschreven.
http://support.lenovo.com/smartbeep of scan de volgende QR-code.
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen71
Opmerking: Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instructies hebt
gekregen van het Klantsupportcentrum of van de productdocumentatie. Schakel alleen een door Lenovo
geautoriseerde serviceprovider in voor het repareren van uw product.
Foutcodes
0001: resetfout (platformreset niet uitgeschakeld)
0002: interne busfout
0281: algemene fout met ingebouwde controller
0282: fout met geheugenmodule
0283: fout met PCI-bron
0284: fout met TCG-functionaliteit (dit kan een fout met de
BIOS-codevalidatie zijn)
Oplossingen
1. Verwijder alle voedingsbronnen (de
netvoedingsadapter, de verwisselbare batterij en
de knoopcelbatterij). Als uw computer een
ingebouwde batterij heeft, reset u de computer
door een uitgerekte paperclip in het
noodresetgaatje te steken. Wacht één minuut. Sluit
vervolgens alle voedingsbronnen weer aan.
2. Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
1. Plaats dezelfde of een vervangende
geheugenmodule.
2. Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
1. Verwijder PCIe-apparaten (de M.2-kaart, PCIekaart, enzovoort) (alleen serviceprovider).
2. Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
0285: fout met TCG-functionaliteit (dit kan een fout met de
TPM-initialisatie zijn)
0286: fout met geïntegreerde grafische kaart
0287: fout met afzonderlijke grafische kaart
0288: fout met computerbeeldscherm
Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
1. Herinstalleer of vervang de afzonderlijke grafische
kaart (alleen serviceprovider).
2. Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
1. Sluit de beeldschermkabel aan de zijde van de
systeemplaat en de zijde van het
computerbeeldscherm opnieuw aan (alleen
serviceprovider).
2. Vervang de systeemplaat (alleen serviceprovider).
Problemen met geheugenmodules
Druk deze instructies nu af en bewaar die afdrukken bij uw computer, zodat u ze in de toekomst kunt
raadplegen.
Probleem: Mijn geheugenmodule werkt niet goed.
Oplossing: Voer de volgende controles uit:
1. Controleer of de geheugenmodule correct in de computer is geïnstalleerd en goed is bevestigd.
72
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Verwijder alle toegevoegde geheugenmodules om de computer te testen met alleen de in de fabriek
geïnstalleerde geheugenmodules en installeer de geheugenmodules vervolgens één voor één opnieuw
om te controleren of ze correct zijn aangesloten.
2. Controleer of er tijdens het opstarten foutberichten verschijnen.
Volg de herstelprocedures voor foutberichten van power-on self-test (POST).
3. Controleer of de nieuwste UEFI BIOS-versie voor uw model is geïnstalleerd.
4. Controleer de geheugenconfiguratie en de compatibiliteit, inclusief de maximale geheugengrootte en de
geheugensnelheid.
5. Voer de diagnoseprogramma'suit. Zie 'Problemen opsporen met Lenovo Companion' op pagina 67.
Ethernet-problemen
• Probleem: Mijn computer kan geen verbinding met het netwerk maken.
Oplossing:
Controleer of:
– De kabel is correct geplaatst.
De netwerkkabel moet goed zijn aangesloten op zowel de ethernetpoort van de computer als op de
RJ45-aansluiting van de hub. De maximaal toegestane afstand van de computer tot de hub is 100
meter. Probeer een andere kabel als de problemen zich blijven voordoen ondanks dat de kabel goed is
aangesloten en de afstand niet te groot is.
– Het juiste stuurprogramma wordt gebruikt. Ga als volgt te werk om het juiste stuurprogramma te
installeren:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Hardware en geluiden ➙ Apparaatbeheer. Wanneer er wordt gevraagd om een
beheerderswachtwoord of een bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
3. Dubbelklik op Netwerkadapters om alle netwerkadapters te bekijken. Als er een uitroepteken !
naast de naam van de adapter wordt weergegeven, gebruikt u mogelijk niet het goede
stuurprogramma of is het stuurprogramma mogelijk uitgeschakeld.
4. Klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde adapter, klik op Stuurprogramma bijwerken
en volg de instructies op het scherm om het stuurprogramma bij te werken.
– De schakelpoort en de adapter dezelfde duplex-instelling hebben.
Als u de adapter hebt geconfigureerd voor volledig duplex, zorg dan dat de switch-poort ook hiervoor
is geconfigureerd. Als u een verkeerde duplexinstelling opgeeft, kunnen de prestaties van het apparaat
achteruitgaan, kunnen er gegevens verloren gaan en kunnen er verbindingen verbroken worden.
– Alle netwerksoftware die voor uw netwerkomgeving nodig is, goed is geïnstalleerd.
Neem contact op met de netwerkbeheerder voor de benodigde netwerksoftware.
• Probleem: De adapter is er zonder aanwijsbare reden mee gestopt.
Oplossing: Mogelijk zijn de netwerkstuurprogramma's beschadigd of ontbreken deze.
• Probleem: Mijn computer is een Gigabit Ethernet-model en ik gebruikt een snelheid van 1000 Mbps en de
verbinding werkt niet of er treden fouten op.
Oplossing:
– Gebruik bedrading van categorie 5 en controleer of de netwerkkabel goed is aangesloten.
– Gebruik een 1000 BASE-T hub/switch (niet een 1000 BASE-X).
• Probleem: de functie Wake on LAN werkt niet.
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen73
Oplossing: zorg ervoor dat Wake on LAN is ingeschakeld in het programma ThinkPad Setup. Als de optie
is ingeschakeld, neem dan contact op met de netwerkbeheerder voor het opgeven van de vereiste
instellingen.
• Probleem: Mijn computer is een Gigabit Ethernet-model, maar kan geen netwerkverbinding tot stand
brengen met een snelheid van 1000 Mbps. In plaats daarvan wordt de verbinding tot stand gebracht met
een snelheid van 100 Mbps.
Oplossing:
– Probeer een andere Ethernet-kabel.
– Controleer of de link partner is ingesteld op 'auto-negotiate'.
– Controleer of de switch voldoet aan 802.3ab (gigabyte over copper).
Probleem met draadloos LAN
Probleem: U kunt geen verbinding maken met het netwerk via de geïntegreerde draadloze netwerkkaart.
Oplossing: Controleer of:
• De Vliegtuigstand is uitgeschakeld.
• Van het stuurprogramma voor uw draadloos LAN de meest recente versie geïnstalleerd is.
• Uw computer bevindt zich binnen het bereik van een draadloos toegangspunt.
• De draadloze radio is ingeschakeld.
Probleem met Bluetooth
Opmerking: Controleer de verbinding en controleer of er geen ander Bluetooth-apparaat op zoek is naar het
apparaat waarmee u een verbinding tot stand wilt brengen. Gelijktijdige zoekbewerkingen zijn niet
toegestaan bij Bluetooth-verbindingen.
Probleem: Het geluid is niet afkomstig van de Bluetooth-headset/-hoofdtelefoon, maar van de interne
luidspreker, ook al is de Bluetooth-headset/-hoofdtelefoon aangesloten met behulp van een Headsetprofiel
of AV-profiel.
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
1. Sluit het programma af dat gebruikmaakt van het geluidsapparaat (bijv. Windows Media Player).
2. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
3. Klik op Hardware en geluid ➙ Geluid ➙ Afspelen.
4. Als u een profiel Headset gebruikt, selecteert u Bluetooth handsfree-audio en klikt u op Als standaard instellen. Als u een profiel AV gebruikt, selecteert u Stereo Audio en klikt u op Als standaard instellen.
5. Klik op OK om het venster Geluid te sluiten.
Problemen met het ThinkPad-aanwijsapparaat
• Probleem: De aanwijzer zweeft wanneer de computer wordt aangezet of wanneer de normale werking
wordt hervat.
Oplossing: De aanwijzer kan zweven, wanneer u het TrackPoint-aanwijsapparaat tijdens de normale
werking niet gebruikt. Dit zweven is een eigenschap van het TrackPoint-aanwijsapparaat en geen defect.
De bewegingen duren enkele seconden en komen met name voor in de volgende omstandigheden:
– Wanneer de computer wordt ingeschakeld
– Wanneer de normale werking van de computer wordt hervat
74
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
– Wanneer het TrackPoint-aanwijsapparaat voor langere tijd wordt ingedrukt
– Als de temperatuur verandert
• Probleem: Het TrackPoint-aanwijsapparaat of de trackpad werkt niet.
Oplossing: Controleer in het venster Muiseigenschappen of het TrackPoint-aanwijsapparaat of de
trackpad wel is ingeschakeld. Meer informatie vindt u in 'Het ThinkPad-aanwijsapparaat aanpassen' op
pagina 22.
Problemen met het toetsenbord
• Probleem: Alle of enkele toetsen van het toetsenbord werken niet.
Oplossing: Als er een extern numeriek toetsenblok is aangesloten, doet u het volgende:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel het externe numerieke toetsenblok.
3. Zet de computer weer aan en probeer het toetsenbord opnieuw.
Als het probleem met het toetsenbord is opgelost, kunt u het externe numerieke toetsenblok voorzichtig
opnieuw aansluiten.
Als het probleem niet is opgelost, controleert u of het juiste apparaatstuurprogramma is geïnstalleerd door
het volgende te doen:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen
of Kleine pictogrammen.
2. Klik op Toetsenbord.
3. Klik op de tab Hardware. Controleer in het gedeelte Apparaateigenschappen of het volgende
bericht wordt weergegeven: Apparaatstatus: Dit apparaat werkt correct.
Als de toetsen op het toetsenbord het nog steeds niet doen, laat de computer dan nakijken.
• Probleem: Alle of enkele toetsen van het externe numerieke toetsenblok werken niet.
Oplossing: Controleer of het externe numerieke toetsenblok goed is aangesloten op de computer.
• Probleem: De toetsen op de bovenste rij van het toetsenblok werken mogelijk niet zoals het pictogram
dat op elke toets is afgedrukt aangeeft.
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
1. Ga naar het Configuratiescherm en wijzig de weergave hiervan van Categorie in Grote pictogrammen
of Kleine pictogrammen.
2. Klik op Toetsenbord. In het venster Eigenschappen van Toetsenbord klikt u op het tabblad Fn- en
functietoetsen.
Opmerking: Als het tabblad Fn- en functietoetsen niet wordt weergegeven, verbindt u de computer
met Internet. Vervolgens downloadt en installeert u het programma ThinkPad Hotkey Features van de
Lenovo Support-website. Meer informatie vindt u in 'Stuurprogramma's installeren' op pagina 52.
3. Selecteer de gewenste optie in het gedeelte Fn-toetscombinaties gebruiken.
4. Als u Methode Fn-plaktoetsen selecteert, drukt u op Fn om de status van Fn-plaktoetsen te
resetten.
5. Druk opnieuw op toetsen op de bovenste rij van het numerieke toetsenblok om te controleren of het
probleem is opgelost.
Problemen met het beeldscherm van de computer
• Probleem: Mijn scherm wordt zwart op momenten dat ik dat niet wil.
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen75
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Hardware en geluiden ➙ Energiebeheer.
3. Geef de aanvullende schema's weer en selecteer vervolgens Hoge prestaties.
• Probleem: Wanneer ik de computer aanzet, wordt er niets op het scherm weergegeven en klinkt er tijdens
het opstarten geen geluidssignaal.
Opmerking: Als u niet zeker weet of de computer een geluidssignaal heeft gegeven, zet u de computer
uit door de aan/uit-knop meer dan vier seconden ingedrukt te houden. Zet de computer daarna weer aan
en luister nogmaals.
Oplossing: Controleer of:
– De batterij goed is geïnstalleerd.
– De netvoedingsadapter is aangesloten op de computer en of de stekker in een werkend stopcontact
zit.
– De computer aan staat. (Druk nogmaals ter bevestiging op de aan-/uitknop.)
– Het helderheidsniveau van het scherm is correct ingesteld.
Als er een wachtwoord voor inschakelen is ingesteld, drukt u op een toets om de prompt voor het
wachtwoord voor inschakelen weer te geven. Vervolgens typt u het juiste wachtwoord en drukt u op
Enter.
Als het voorgaande in orde is en het beeldscherm leeg blijft, moet u de computer laten nazien.
• Probleem: Wanneer ik de computer aanzet, wordt er alleen een witte cursor op een zwart scherm
weergegeven.
Oplossing: Als u met behulp van een partitioneringsprogramma een partitie op uw vaste-schijf hebt
aangepast, kan het zijn dat het hoofdopstartrecord of de informatie over die partitie vernietigd is.
Doe het volgende om het probleem op te lossen:
1. Zet de computer uit en daarna weer aan.
2. Als nog steeds alleen de cursor op het scherm verschijnt, doet u het volgende:
– Als u partitioneringssoftware hebt gebruikt, controleer die partitie op het vaste-schijf-station dan
met behulp van die software en herstel de partitie indien nodig.
– Gebruik de hersteloplossingen voor het op het systeem terugzetten van de fabrieksinstellingen.
Meer informatie vindt u in Hoofdstuk 8 'Informatie over systeemherstel' op pagina 85.
Als het probleem blijft bestaan, moet de computer worden nagekeken.
• Probleem: het scherm wordt zwart terwijl de computer aan staat.
Oplossing: Mogelijk is er een schermbeveiligingsprogramma (screen saver) actief of staat de computer in
een spaarstand. Voer een van de volgende handelingen uit:
– Raak het TrackPoint-aanwijsapparaat of het trackpad aan of druk op een toets om de screensaver te
verlaten.
– Druk op de aan/uit-knop om de normale werking van de computer vanuit de slaapstand of de
sluimerstand te hervatten.
• Probleem: Er verschijnt niets op het scherm.
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
1. Druk op de toets voor het beheren van externe beeldschermen
om het beeld weer te geven.
2. Als u de netvoedingsadapter gebruikt of de batterij gebruikt en de batterijmeter aangeeft dat de
batterij niet leeg is, drukt u op de toets voor helderheid
om het scherm helderder te maken.
76
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
3. Als de computer in de slaapstand staat, drukt u op de Fn-toets om de computer uit de slaapstand te
halen.
4. Als het probleem zich blijft voordoen, volg dan de aanwijzingen bij Oplossing voor het onderstaande
probleem.
• Probleem: De weergave op het scherm is onleesbaar of vervormd.
Oplossing: Controleer of:
– het beeldschermstuurprogramma op de juiste manier is geïnstalleerd.
– de schermresolutie en de kleurdiepte goed zijn ingesteld.
– het beeldschermtype goed is ingesteld.
U kunt deze instellingen als volgt controleren:
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en klik op
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet kan detecteren, klikt u op Detecteren in
het venster Beeldscherm.
2. Selecteer het externe beeldscherm en stel de Resolutie in.
3. Klik op Eigenschappen van beeldschermadapter.
4. Klik op de tab Monitor. Controleer aan de hand van de gegevens in het informatievenster of het
beeldschermtype correct is. Als dat het geval is, klikt u op OK om het venster te sluiten. Zo niet, gaat
u verder met de volgende stappen.
5. Wanneer er meer dan twee beeldschermtypen worden weergegeven, selecteert u Algemeen PnP- beeldscherm of Algemeen niet-PnP beeldscherm.
6. Klik op Eigenschappen. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
7. Klik op het tabblad Stuurprogramma.
8. Klik op Stuurprogramma bijwerken.
9. Klik op Bladeren op mijn computer naar stuurprogramma's en klik daarna op Kiezen uit een lijst van stuurprogramma's op mijn computer.
10. Schakel het selectievakje Compatibele hardware weergeven uit.
11. Selecteer de juiste fabrikant en het juiste model voor het externe beeldscherm. Als u uw beeldscherm
niet kunt vinden in de lijst, breek dan de installatie van dit stuurprogramma af en gebruik het
stuurprogramma dat bij uw beeldscherm is geleverd.
12. Nadat het stuurprogramma is bijgewerkt, klikt u op Sluiten.
• Probleem: Er worden onjuiste tekens op het scherm weergegeven.
Oplossing: Zorg ervoor dat u het besturingssysteem en het programma correct installeert. Als het
probleem blijft bestaan, moet de computer worden nagekeken.
• Probleem: Ik probeer mijn computer uit te schakelen, maar het beeldscherm blijft aan staan en ik kan mijn
computer niet volledig uitschakelen.
Oplossing: Houd de aan/uit-knop minimaal vier seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
• Probleem: Elke keer als ik mijn computer aanzet, ontbreken er puntjes op het scherm, lichten er puntjes
op of worden er puntjes met verkeerde kleuren weergegeven.
Oplossing: Dit is een intrinsieke eigenschap van de TFT-technologie. Het beeldscherm van uw computer
bevat een zeer groot aantal thin-film transistors (TFT's). Slechts een zeer klein aantal daarvan ontbreekt,
heeft de verkeerde kleur of licht op.
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen77
Problemen met een extern beeldscherm
• Probleem: Er verschijnt niets op het externe beeldscherm.
Oplossing: Als u het beeld wilt weergeven, drukt u op de toets voor het beheren van externe
beeldschermen
het volgende:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op een andere computer om te controleren of het werkt.
2. Sluit het externe beeldscherm weer aan op uw computer.
3. Zie de handleiding van het externe beeldscherm om te controleren welke resoluties en
verversingsfrequenties worden ondersteund.
– Als het externe beeldscherm dezelfde resolutie ondersteunt als het beeldscherm van de computer
of als het externe beeldscherm een hogere resolutie ondersteunt, bekijkt u de uitvoer op het
externe beeldscherm of op het externe beeldscherm en het beeldscherm van de computer.
– Als het externe beeldscherm een lagere resolutie ondersteunt dan het beeldscherm, bekijkt u de
uitvoer alleen op het externe beeldscherm. (Als u de uitvoer op zowel het beeldscherm als op het
externe beeldscherm bekijkt, is het externe beeldscherm leeg of vervormd.)
• Probleem: Ik kan voor het externe beeldscherm geen hogere resolutie instellen dan de resolutie die ik nu
gebruik.
Oplossing: Zorg ervoor dat de informatie over het beeldscherm juist is. Update het stuurprogramma van
het beeldscherm bij, indien nodig.
• Probleem: De weergave op het scherm is onleesbaar of vervormd.
Oplossing: Controleer of:
– De beeldscherminformatie is juist en het juiste beeldschermtype is geselecteerd. Update het
stuurprogramma van het beeldscherm bij, indien nodig.
– Controleer of de juiste verversingsfrequentie is ingesteld. Dit doet u als volgt:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op de beeldschermaansluiting en sluit het beeldscherm aan op
een stopcontact.
2. Zet het externe beeldscherm en de computer aan.
3. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en klik op
Beeldscherminstellingen ➙ Geavanceerde weergave-instellingen.
en selecteert u het gewenste beeldscherm. Als het probleem blijft bestaan, doet u
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet kan detecteren, klikt u op Detecteren
in het venster Beeldscherm.
4. Klik op het pictogram voor het gewenste beeldscherm (het pictogram Monitor-2 is voor het
externe beeldscherm).
5. Klik op Eigenschappen van beeldschermadapter.
6. Klik op de tab Monitor.
7. Selecteer de juiste verversingsfrequentie.
• Probleem: De verkeerde tekens worden weergegeven op het beeldscherm.
Oplossing: Zorg ervoor dat u de juiste procedure volgt bij het installeren van het besturingssysteem en
het programma. Als deze correct zijn geïnstalleerd en geconfigureerd, maar het probleem nog steeds niet
is opgelost, moet u het externe beeldscherm laten nakijken.
• Probleem: De functie voor schermuitbreiding werkt niet.
Oplossing: De functie voor schermuitbreiding inschakelen. Zie 'Een extern beeldscherm gebruiken' op
pagina 31.
78
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• Probleem: Ik maak gebruik van de functie voor beeldschermuitbreiding, maar ik kan geen hogere
resolutie of hogere verversingsfrequentie instellen op het secundaire beeldscherm.
Oplossing: Wijzig de resolutie en de kleurendiepte om de instellingen van het primaire beeldscherm te
wijzigen. Zie 'Een extern beeldscherm gebruiken' op pagina 31.
• Probleem: Het schakelen tussen beeldschermen werkt niet.
Oplossing: Als u gebruikmaakt van de functie voor schermuitbreiding, schakel deze dan uit en wijzig de
uitvoerlocatie van het beeldscherm. Als er een dvd-film of een videoclip wordt afgespeeld, stop hier dan
mee, sluit het programma af en wijzigt u vervolgens de uitvoerlocatie van het beeldscherm.
• Probleem: De schermpositie op het externe beeldscherm is onjuist wanneer dit beeldscherm is ingesteld
op een hogere resolutie.
Oplossing: Wanneer u een hogere resolutie zoals 1600 x 1200 pixels gebruikt, gebeurt het soms dat het
beeld naar links of naar rechts wordt verschoven op het scherm. Om dit te corrigeren moet u eerst
controleren of het externe beeldscherm de door u ingestelde weergavestand ondersteunt (resolutie en
verversingsfrequentie). Als dit niet het geval is, stel dan een weergavemodus in die het beeldscherm
ondersteunt. Als de door u ingestelde weergavemodus wel wordt ondersteund, ga dan naar het
instelmenu voor het beeldscherm zelf en pas de instellingen daar aan. Meestal heeft het externe
beeldscherm knoppen voor toegang tot het menu Instellingen. Raadpleeg voor meer informatie de
documentatie die bij de monitor is geleverd.
Audioproblemen
• Probleem: Wave- of MIDI-geluid wordt niet correct afgespeeld.
Oplossing: Controleer of het ingebouwde audioapparaat correct is geconfigureerd.
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Hardware en geluiden.
3. Klik op Apparaatbeheer. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
4. Dubbelklik op Besturing voor geluid, video en spelletjes.
5. Controleer of het apparaat in Besturing voor geluid, video en spelletjes is ingeschakeld en juist is
geconfigureerd.
• Probleem: via de microfooningang gemaakte opnamen zijn niet hard genoeg.
Oplossing: Zorg dat Microfoonversterking is ingeschakeld en als volgt is ingesteld:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Hardware en geluiden.
3. Klik op Geluid.
4. Klik op het tabblad Opnemen in het venster Geluid.
5. Selecteer Interne microfoon en klik op Eigenschappen.
6. Klik op het tabblad Niveaus en schuif de regelaar voor Microfoonversterking omhoog.
7. Klik op OK.
Opmerking: Raadpleeg de online Help van Windows voor meer informatie over de volumeregeling.
• Probleem: Ik kan de schuifregelaar voor het volume of de balans niet verplaatsen.
Oplossing: De schuifregelaar wordt grijs weergegeven. Dit betekent dat de positie ervan is vastgesteld
door de hardware en niet kan worden gewijzigd.
• Probleem: Bij gebruik van sommige audioprogramma's blijven de volumeregelaars niet op hun plaats.
Oplossing: Het is niet ongebruikelijk dat schuifregelaars van plaats veranderen bij gebruik van bepaalde
audioprogramma's. De programma's maken gebruik van de instellingen in het venster Volumemixer en
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen79
zijn ingeschakeld om zelf de instellingen te wijzigen. Een voorbeeld hiervan is het programma Windows
Media Player. Over het algemeen beschikt het programma zelf over schuifregelaars om het geluid zelf te
regelen.
• Probleem: Het lukt niet om een van de kanalen volledig te dempen met de balansregelaar.
Oplossing: De regelaar is bedoeld voor het corrigeren van kleine verschillen in volume tussen de beide
kanalen. U kunt de weergave van een kanaal er niet volledig mee dempen.
• Probleem: Het venster Volumemixer bevat geen regelaar voor MIDI-geluid.
Oplossing: Gebruik de volumeregeling van de hardware. Dit is omdat de ingebouwde synthesizersoftware
deze knop niet ondersteunt.
• Probleem: Het geluid kan niet worden uitgezet, ook niet als ik het hoofdvolume helemaal op het minimum
instel.
Oplossing: U hoort nog steeds geluid, terwijl u het Hoofdvolume helemaal laag hebt gezet. Als u het
geluid helemaal uit wilt zetten, gaat u naar de hoofdvolumeregeling en selecteert u Luidspreker/HP dempen.
• Probleem: Als ik bij het afspelen van geluid een hoofdtelefoon op mijn computer aansluit, produceert de
luidspreker geen geluid.
Oplossing: Zodra er een hoofdtelefoon wordt aangesloten, wordt het signaal automatisch naar de
hoofdtelefoon gestuurd. Als u weer via de luidsprekers wilt luisteren, stel die luidsprekers dan in als het
standaardapparaat. Raadpleeg het Help-informatiesysteem van Realtek HD Audio Manager voor meer
informatie.
• Probleem: Er komt geen geluid uit de hoofdtelefoon of de luidsprekers, of de computer kan geen geluid
opnemen.
Oplossing: Om over te schakelen van het ene naar het andere apparaat (bijvoorbeeld van de luidspreker
naar de hoofdtelefoon of van een externe microfoon naar de ingebouwde) gaat u als volgt te werk:
1. Ga naar het Configuratiescherm en zorg ervoor dat u het Configuratiescherm op Categorie bekijkt.
2. Klik op Hardware en geluiden.
3. Klik op het pictogram SmartAudio.
4. Controleer in het venster met geavanceerde apparaatinstellingen of de MULTI-STREAM-modus voor
de computer is ingeschakeld.
5. Selecteer in het venster Volumemixer het gewenste apparaat, bijvoorbeeld luidsprekers.
6. Speel een geluid af via een muziekprogramma (bijvoorbeeld Windows Media Player). Controleer of er
nu geluid uit de luidsprekers komt.
7. Als u nu wilt overschakelen naar de hoofdtelefoon, sluit u het muziekprogramma.
8. Ga naar het venster Volumemixer. Selecteer vervolgens een ander apparaat, bijvoorbeeld de
hoofdtelefoon.
9. Speel weer een geluid af via het muziekprogramma. Controleer of het geluid nu uit de rechtstreeks op
het systeem aangesloten hoofdtelefoon komt. Voor meer informatie over dit programma kunt u het
Help-informatiesysteem van het programma SmartAudio raadplegen.
Opmerking: In het venster Volume Mixer van SmartAudio worden alle audioapparaten
weergegeven die in het systeem zijn gedetecteerd, zoals luidsprekers als weergaveapparaat of een
ingebouwde microfoon als opnameapparaat. Een vinkje naast het audioapparaat geeft aan dat het
apparaat is geselecteerd.
Problemen met de vingerafdruklezer
• Probleem: Het oppervlak van de lezer is vuil of nat.
Oplossing: Veeg het oppervlak van de lezer voorzichtig schoon met een zachte, droge en pluisvrije doek.
80
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
• Probleem: Het vastleggen en verifiëren van uw vingerafdruk mislukt vaak.
Oplossing: Als het oppervlak van de lezer vuil of nat is, veegt u het oppervlak van de lezer voorzichtig
schoon met een zachte, droge en pluisvrije doek.
Zie 'De vingerafdruklezer gebruiken' op pagina 48 voor tips over het onderhouden van de
vingerafdruklezer.
Problemen met de batterij
• Probleem: De batterij wordt niet volledig opgeladen in de standaardlaadtijd als de computer is
uitgeschakeld.
Oplossing: De batterij is te veel ontladen. Doe het volgende:
1. Zet de computer uit.
2. Zorg ervoor dat de te ver ontladen batterij in de computer is geplaatst.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en laat de batterij opladen.
Als u een snellader bij de hand hebt, gebruik deze dan om de te ver ontladen batterij weer op te laden.
Als de batterij na 24 uur nog niet helemaal is opgeladen, moet u een nieuwe batterij gebruiken.
• Probleem: De computer wordt uitgeschakeld voordat het batterijstatuspictogram aangeeft dat de batterij
leeg is.
Oplossing: Ontlaad de batterij en laad hem opnieuw op.
• Probleem: De computer werkt nog terwijl het batterijstatuspictogram aangeeft dat de batterij leeg is.
Oplossing: Ontlaad de batterij en laad hem opnieuw op.
• Probleem: De werkingsduur van een volledig opgeladen batterij wordt korter.
Oplossing: Ontlaad de batterij en laad hem opnieuw op. Als de werkingsduur van de batterij nog steeds
kort is, moet u een nieuwe batterij gebruiken.
• Probleem: De computer werkt niet terwijl de batterij volledig is opgeladen.
Oplossing: Mogelijk is de bescherming tegen overbelasting van de batterij geactiveerd. Zet de computer
een minuut uit om de bescherming te deactiveren. Daarna kunt u de computer weer aanzetten.
• Probleem: De batterij kan niet worden opgeladen.
Oplossing: Als de batterij te heet is, kan hij niet worden opgeladen. Als de batterij warm aanvoelt, haalt u
de batterij uit de computer en laat u deze afkoelen tot kamertemperatuur. Probeer hem daarna opnieuw
op te laden. Lukt het opladen dan nog steeds niet, laat de batterij dan nakijken.
Probleem met de netvoedingsadapter
Probleem: De netvoedingsadapter is aangesloten op de computer en de stekker zit in een werkend
stopcontact, maar het pictogram (een stekkertje) wordt niet afgebeeld in het systeemvak van Windows. Het
lampje van de netvoedingsadapter gaat ook niet branden.
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
1. Controleer of de netvoedingsadapter correct is aangesloten. Zie 'De netvoedingsadapter gebruiken' op
pagina 23 voor instructies over het aansluiten van de netvoedingsadapter.
2. Als de aansluiting op de netvoedingsadapter in orde is, zet u de computer uit, ontkoppelt u de
netvoedingsadapter en verwijdert u de verwisselbare batterij.
3. Breng de batterij weer aan, sluit de netvoedingsadapter weer aan en zet de computer aan.
4. Als het pictogram van de voedingsadapter nog steeds niet in het systeemvak van Windows wordt
weergegeven, moet u de netvoedingsadapter en uw computer laten repareren.
Hoofdstuk 7. Computerproblemen oplossen81
Problemen met de voeding
Druk deze instructies nu af en bewaar die afdrukken bij uw computer, zodat u ze in de toekomst kunt
raadplegen.
• Probleem: Mijn computer krijgt helemaal geen stroom.
Oplossing: Voer de volgende controles uit:
1. Controleer de aan/uit-knop. Als de computer aan staat en actief is, brandt er een lampje in de aan/uitknop.
2. Controleer alle voedingsaansluitingen. Verwijder alle stekkerdozen en piekspanningsbeveiligingen en
steek de stekker van de netvoedingsadapter rechtstreeks in het stopcontact.
3. Controleer de netvoedingsadapter. Controleer of het apparaat beschadigd is en of het netsnoer goed
is aangesloten op de adapter en op de computer.
4. Controleer of het stopcontact werkt door er een ander apparaat op aan te sluiten.
• Probleem: Mijn computer werkt niet op de batterij.
Oplossing: Voer de volgende controles uit:
1. Verwijder de batterij en plaats de batterij terug om ervoor te zorgen dat de batterij correct is geplaatst.
2. Als de batterij leeg is, sluit u de netvoedingsadapter aan om te batterij weer op te laden.
3. Als de batterij is opgeladen maar de computer niet werkt, moet u de batterij door een nieuwe
vervangen.
• Probleem: Het systeem reageert niet en ik kan de computer niet uitschakelen.
Oplossing: Zet de computer uit door de aan/uit-knop minimaal vier seconden ingedrukt te houden. Als
het systeem dan nog steeds niet reageert, verwijdert u de voedingsadapter en de batterij.
Probleem met de aan/uit-knop
Probleem: Het systeem reageert niet en ik kan de computer niet uitschakelen.
Oplossing: Zet de computer uit door de aan/uit-knop minimaal vier seconden ingedrukt te houden. Als het
systeem nog steeds niet reageert, verwijdert u de netvoedingsadapter en stelt u het systeem opnieuw in door
de punt van een naald of een uitgebogen paperclip in het noodresetgaatje te steken. Raadpleeg 'Onderkant'
op pagina 5 voor de locatie van het noodresetgaatje.
Opstartproblemen
Druk deze instructies nu af en bewaar die afdrukken bij uw computer, zodat u ze in de toekomst kunt
raadplegen.
• Probleem: Ik ontvang een foutbericht voordat het besturingssysteem is geladen.
Oplossing: Volg de juiste herstelprocedures bij foutberichten over de zelftest (POST)-
• Probleem: Ik krijg een foutbericht terwijl het besturingssysteem de bureaubladconfiguratie laadt nadat de
POST is voltooid.
Oplossing: Zoek naar oplossingen door op de volgende websites naar het foutbericht te zoeken:
–
http://www.lenovo.com/support
– https://support.microsoft.com/
Problemen met de sluimerstand en de slaapstand
• Probleem: De computer gaat onverwacht naar de sluimerstand.
82
ThinkPad 13 2nd Gen Gebruikershandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.