Leica M-P Instruction Manual [nl]

Page 1
LEICA M / M-P
Gebruiksaanwijzing
Page 2
5
4 3
2
1
14 13 12
11a 11
10
7
6
2
8
9
15 15a 11c 11b 17
17a
18 16
19
20 39
Page 3
28 29
27
26 25 24 23 22 21
30
31
32
33 34 35
37
36
38
42
41
40
Page 4
Page 5
Leica M / M-P
Handleiding
Page 6
NL
VOORWOORD
Geachte klant Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M / Leica M-P en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoekercamera een uitstekende keuze gemaakt. Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw
Voorwoord
nieuwe camera. Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen.
Aanwijzingen:
• Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van de Leica M / M-P. Omdat bij digitale camera’s zeer veel functies door software worden gestuurd, kunnen verbeteringen en uitbreidingen van functies en opties naderhand in de camera worden geïnstalleerd. Om deze reden biedt Leica in onregelmatige intervallen zogenaamde firmware­updates aan. Deze camera's zijn af fabriek altijd uitgerust met de nieuwste firmware, maar u kunt de firmware ook zelf eenvoudig van onze homepage downloaden en naar uw camera overdragen. Als u zich als eigenaar op de Leica Camera homepage registreert, dan wordt u via de newsletter van de beschikbaarheid van een firmware-update op de hoogte gesteld. Verdere informatie omtrent de registratie en de firmware­updates van uw camera evenals eventuele wijzigingen en toevoegingen bij de uitleg in de handleiding vindt u in het „Kundenbereich“ onder: https://owners.leica-camera.com Of uw camera is uitgerust met de actuele Firmware-versie, kunt u onder het hoofdmenupunt Firmware nakijken (pagina 5, sectie
SETUP , zie pag. 154, 225).
• Controleer, voordat u uw camera in gebruik neemt, de meegeleverde accessoires op volledigheid.
130
Page 7
NL
131
Page 8
NL
INHOUD
Voorwoord .....................................................................................130
Waarschuwingen ............................................................................ 134
Juridische opmerkingen .................................................................. 134
Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en
elektronische apparatuur................................................................136
Inhoudsopgave
Aanduiding van de onderdelen ...........................................................8
Verkorte handleiding ......................................................................138
Uitvoerige handleiding
Voorbereidingen
Aanbrengen van de draagriem .................................................140
Opladen van de batterij ............................................................141
Vervangen van batterij en geheugenkaart .................................144
Leica M-objectieven ................................................................147
Objectief plaatsen .................................................................149
Objectief verwijderen ............................................................ 149
De belangrijkste instellingen / bedieningselementen
In- en uitschakelen van de camera ...........................................150
De ontspanner .........................................................................151
Serieopnamen ......................................................................152
Het tijd-draaiwiel .....................................................................153
De menubediening ...................................................................154
Voorinstellingen
Camera-basisinstellingen
Menutaal .................................................................................158
Datum en tijd ..........................................................................158
Automatisch uitschakelen ........................................................ 160
Signaalgeluiden ....................................................................... 161
Opname-basisinstellingen
Herkenning van het objectieftype .............................................162
Compressiepercentage/bestandsformaat ................................ 164
Resolutie .................................................................................165
Witbalans ................................................................................166
ISO-filmgevoeligheid ................................................................168
Beeldeigenschappen / contrast, scherpte, kleurverzadiging .....170
Filmstijlen ................................................................................171
Kleurruimte .............................................................................171
De lichtkader-meetzoeker ........................................................ 174
De beeldveldkiezer ................................................................174
Het LCD-scherm ...................................................................... 176
Live View-modus .....................................................................176
Waterpas ..............................................................................177
132
Page 9
Afstandsmeting .......................................................................178
Met de optische afstandsmeter ............................................. 178
Met LCD-schermbeeld in Live View-modus .........................180
Met aanduiding van scherp afgebeeldegebieden .................. 181
In- / uitschakelen van de belichtingsmeter ..............................182
Belichtingsmeetmethoden .......................................................182
De belichtingsprogramma's .....................................................184
Tijdautomaat ........................................................................184
Meetwaardegeheugen ........................................................ 185
Belichtingscorrecties .......................................................... 186
Automatische belichtingsseries .............................................188
Handmatige instelling van de belichting ................................. 190
De
B-instelling / De T-functie ...............................................190
Over- en onderschrijding van meetbereik .................................191
Flitsmodus ...............................................................................192
Overige functies
Video-opnamen ....................................................................... 198
Geluidsopname .......................................................................199
Fotograferen met de zelfontspanner ........................................200
Kenmerken van beeldgegevens ter bescherming van het
auteursrecht ............................................................................ 201
Registratie van opnamelocatie met GPS .................................... 201
Gebruikers- / programmaprofielen ..........................................203
Terugzetten van alle individuele instellingen .............................205
Overige functies
Mappenbeheer ........................................................................218
Formatteren van de geheugenkaart .......................................... 220
Gegevensoverdracht naar een computer ..................................221
®
Adobe
Photoshop® Lightroom® ..............................................224
Leica Image Shuttle
®
...............................................................224
Met onbewerkte gegevens DNG werken ................................... 224
Installeren van firmware-updates .............................................225
Overige zaken
Systeem-accessoires .................................................................. 226
Vervangende onderdelen ............................................................ 229
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
Algemene voorzorgsmaatregelen ................................................230
Onderhoud ................................................................................. 232
Reinigen van de sensor / stofdetectie ........................................ 236
Opbergen ................................................................................... 238
Storingen en oplossingen ...............................................................238
Bijlage
De indicaties ..............................................................................240
De menuopties ........................................................................... 248
Trefwoordenregister .......................................................................250
NL
Inhoudsopgave
De weergavemodus ....................................................................206
Technische gegevens .....................................................................252
Leica Service-adressen .................................................................256
133
Page 10
NL
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de geldende EU-richtlijnen in acht worden genomen.
WAARSCHUWINGEN
• Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw camera tot een ontlading komen, vooral als deze op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen de camerabehuizing betreft, is deze ontlading voor de elektronica absoluut ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk niet worden aangeraakt.
• Gebruik voor het schoonmaken van de contacten geen
Waarschuwingen / Juridische opmerkingen
optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterleiding (geleidend, met „aarde“ verbonden materiaal) aanraakt, wordt daardoor een eventueel aanwezige elektrostatische lading veilig ontladen. Vermijd vervuiling en oxidatie van de contacten, ook door uw camera altijd met een objectief of bajonetdeksel op de camera droog op te bergen!
• Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing, kortsluiting of een elektrische schok te vermijden.
• Probeer nooit onderdelen van de body (afdekkingen) te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een erkend servicepunt worden uitgevoerd.
JURIDISCHE OPMERKINGEN
• Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopiëren en publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of door anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het auteursrecht schenden.
• Dit geldt ook voor alle meegeleverde software.
• De SD-, HDMI- en USB-logo*s zijn gedeponeerde merken.
• Overige namen, firma- en productnamen die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerk, resp. gedeponeerd handelsmerk van de betreffende ondernemingen.
134
Page 11
MILIEUVRIENDELIJK AFVOEREN VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(geldt voor de EU en overige Europese landen met gescheiden inzameling)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en mag daarom niet met het normale huisvuil worden meegegeven! In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor u gratis. Als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt. volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden afgevoerd. Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toestel hebt gekocht.
De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers in de garantiekaart ofwel op de verpakking.
De schrijfwijze is: jaar/maand/dag.
NL
Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur
135
Page 12
NL
AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN
Afbeeldingen op de voorste en achterste omslag
Vooraanzicht
1. Objectief-ontgrendelingsknop
2. Ogen voor draagriem
3. Focusknop
4. Kijkvenster van de afstandsmeter
5. Helderheidssensor
6. Kijkvenster van de zoeker
7. Zelfontspanner-lichtdiode
8. Beeldveldkiezer
9. Borglip van het bodemdeksel
Aanduiding van de onderdelen
1
2
Bovenaanzicht
10. Microfoon
11. Vaststaande ring met
a. index voor afstandsinstelling b. scherptediepteschaal c. rode indexknop voor het wisselen van objectief
12. Diafragma-instelring
13. Witte indexpunt voor diafragma-instelling
14. Tegenlichtkap
15. Afstandsinstelring met
a. greep
16. Hoofdschakelaar met klikstanden voor
OFF (camera uitgeschakeld)
S (enkele opnamen)
C (serieopnamen)
(zelfontspanner)
17. Ontspanner met
a. Schroefdraad voor draadontspanner
18. Video-ontspanner
19. Tijdinstelwiel met klikstanden voor
A voor automatische regeling van de sluitertijd
– Sluitertijden –
B (Langdurige belichting)
Flitssynchronisatiesnelheid (1/180s)
1
/
- 8s (inclusief tussenwaarden)
4000
20. Flitsschoen
136
1
Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor.
Informatie over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken „De indicaties / In de zoeker“, pag. 240, en „Leica M-Objectieven“, pag. 147.
2
Alleen de Leica M-P
Page 13
Achteraanzicht
21.
SET-knop
– voor het oproepen van het Opnameparameter-menu – voor het oproepen van het submenu in de menubediening – voor overname van de in de submenu's geselecteerde
instellingen/opties
22.
MENU-knop om de hoofd- en submenu's op te roepen of te
verlaten
23.
ISO-knop voor het oproepen van de gevoeligheidsinstelling
24.
DELETE-knop voor selectie van de wisfunctie
25.
PL AY-knop
– voor het inschakelen van de (continu) weergave – voor terugkeer naar volledig beeld
26.
LV-knop om de Live View-modus mee aan of uit te zetten
27. Zoekeropening
28. Aansluiting voor de externe elektronische zoeker/ microfoon-
1
adapter
(deksel verwijderd)
29. Helderheidssensor voor LCD-scherm
30. Instelwiel – voor het navigeren door de menu's – voor het instellen van de geselecteerde menuopties – voor het instellen van een belichtingscorrectie – voor het vergroten/verkleinen van de weergegeven opname – voor het bladeren in het opnamegeheugen
31. Kruisknop – voor het navigeren door de menu's – voor het instellen van de geselecteerde menuopties – voor het bladeren in het opnamegeheugen
32.
INFO-knop
– voor weergave van instellingen/gegevens bij opname – voor weergave van de opnamegegevens bij beeldweergave – voor het accepteren van de instellingen
33. Luidspreker
34. Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart
35. LCD-scherm
Beeld van onder
(bodemdeksel is geplaatst)
36. Vergrendelingsknop voor bodemkap
37. Statiefschroefdraad A ¼, DIN 4503 (¼“)
38. Bodemdeksel
(bij verwijderde bodemdeksel)
39. Aansluiting voor multifunctionele handgreep M
1
40. Geheugenkaartsleuf
41. Batterijvak
42. Batterij-vergrendelingsschuif
NL
Aanduiding van de onderdelen
1
Verkrijgbaar als accessoire, zie pag. 228
137
Page 14
NL
BEKNOPTE HANDLEIDING
Verkorte handleiding
HOUD DE VOLGENDE ONDERDELEN GEREED:
– Camera – Batterij – Geheugenkaart (niet meegeleverd) – Laadapparaat en netsnoer
138
Page 15
VOORBEREIDINGEN
1. Batterij laden (zie pag. 141)
2. Batterij plaatsen (zie pag. 144)
3. Geheugenkaart plaatsen (zie pag. 146)
4. Camera inschakelen (zie pag. 150)
5. Menutaal instellen (zie pag. 158)
6. Datum en tijd instellen (zie pag. 158)
7. Geheugenkaart evt. formatteren (zie pag. 220)
FOTOGRAFEREN
8. Objectief plaatsen (zie pag. 149)
9. Tijdinstelwiel op A instellen (zie pag. 153)
10. Scherpte instellen (zie pag. 178)
11. Camera inschakelen (zie pag. 150)
12. Belichtingsmeting inschakelen (zie pag. 151)
13. Belichting evt. formatteren (zie pag. 186)
14. Ontspannen (zie pag. 151)
Opmerking:
Over de juiste procedure bij video-opnamen, zie pag. 198
BEKIJKEN VAN DE OPNAMEN
De camera is af fabriek ingesteld op de automatische, kortstondige weergave van de laatste opname (zie pag. 206). U kunt de weergave altijd met de tijdlimiet) (zie pag. 206). Om andere opnamen te bekijken, hoeft u maar op de linker- of rechterzijde van de kruisknop te drukken (zie pag. 212). Om de opnamen te vergroten, drukt u het instelwiel naar rechts (zie pag. 213).
PL AY-knop inschakelen (geen
WISSEN VAN OPNAMEN
Druk op de DELETE-knop en volg de aanwijzingen op het scherm (zie pag. 214).
NL
Verkorte handleiding
139
Page 16
NL
UITVOERIGE HANDLEIDING
VOORBEREIDINGEN
Voorbereidingen
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
140
Page 17
BATTERIJ LADEN
De camera wordt door een lithium-ionen batterij van de nodige energie voorzien.
• Als bevestiging van het oplaadproces begint de groene, met
CHARGE gemarkeerde LED te knipperen. Zodra de batterij tot
minstens de gele, met
4
/5 van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien
80% gemarkeerde LED. Als de batterij volledig is
opgeladen, gaat ook de groene LED permanent branden.
Opmerking:
De
80%-LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces
al na ca. 2 uur gaan banden.
Het laadapparaat dient van het net te worden gescheiden als het opladen is voltooid. Er is geen gevaar voor overlading.
NL
Voorbereidingen
141
Page 18
NL
Let op:
• Er mogen in deze camera uitsluitend batterijen (Best.-Nr. 14
499) worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica Camera AG worden genoemd en beschreven.
• Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven worden opgeladen.
• Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt
Voorbereidingen
of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan!
• Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving met hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie!
• Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken.
• Er mag uitsluitend het Leica laadapparaat dat in deze handleiding wordt genoemd (Bestelnr. 14 494) worden gebruikt. Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG goedgekeurde batterijladers kan tot schade aan de batterijen leiden en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondingen.
• Het meegeleverde laadapparaat mag uitsluitend voor het opladen van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet voor andere doeleinden te gebruiken.
• De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden.
• Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact tijdens het laden vrij toegankelijk is.
• Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties mogen alleen door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd.
142
Page 19
Aanwijzingen:
• De batterij moet worden opgeladen voordat de camera voor de eerste keer wordt gebruikt.
• De batterij moet een temperatuur tussen 10°-30°C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadapparaat niet in, resp. weer uit).
• Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie worden opgeladen. Als een batterij maar ten dele is ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige oplading sneller worden bereikt.
• Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. Dit is normaal en geen storing.
• Indien beide LEDs van de lader snel gaan knipperen (>2Hz) net nadat het laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijv. wegens overschrijden van de maximale laadtijd, spanningen of temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortsluiting). Haal in zo’n geval het laadapparaat van de netvoeding en verwijder de batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het oplaadproces opnieuw. Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG.
• Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3 maal volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera. Dit ontladingsproces moet telkens na ca. 25 keer laden worden herhaald. Voor een maximale levensduur van de batterij moet deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen (bijv. 's zomers resp. 's winters in een geparkeerde auto) worden blootgesteld .
• De levensduur van elke batterij is – zelfs bij optimaal gebruik – begrensd! Na enkele honderden keren opladen wordt dit duidelijk door de korter wordende ontladingstijden.
• Na hoogstens vier jaar dient u de batterij te vervangen, omdat de prestaties afnemen en u vooral bij koude niet meer verzekerd bent van een betrouwbare werking.
• Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften (zie pag. 233) worden afgevoerd.
• De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera ingebouwde bufferbatterij die de opslag van de ingevoerde datum/tijd gedurende maximaal 2 maanden verzekert. Als de bufferbatterij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare batterij weer worden opgeladen. De volledige capaciteit van de bufferbatterij is – met geplaatste verwisselbare batterij - na enkele dagen weer bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te blijven.
NL
Voorbereidingen
143
Page 20
NL
VERVANGEN VAN BATTERIJ EN GEHEUGENKAART
Zet de hoofdschakelaar (16) op
Belangrijk:
Open het bodemdeksel niet en verwijder de geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van opname­registratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode LED (34) rechtsonder naast het LCD-scherm (35) knippert. Anders
Voorbereidingen
kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamegegevens verloren gaan.
Bodemdeksel verwijderen
OFF.
Batterij plaatsen
Batterij verwijderen
144
Page 21
Indicaties batterijconditie
De batterijconditie verschijnt - in de opnamemodus - op het scherm (35) als u de
Aanwijzingen:
• Verwijder de batterij als u de camera een tijd lang niet gebruikt.
• Uiterlijk 2 maanden nadat de capaciteit van een batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder „Opladen van de batterij“, pag. 143), moeten de datum/tijd opnieuw worden ingevoerd.
• Als de batterijcapaciteit afzwakt, ofwel als u een oude batterij gebruikt, zullen de waarschuwingen, indicaties en opties eventueel beperkt of geblokkeerd blijven, afhankelijk van de gebruikte camera-optie.
INFO-knop (32) indrukt.
Bruikbare geheugenkaarten
De camera slaat de opnamen op een SD- (Secure Digital), ofwel SDHC- (High Capacity), ofwel SDXC- (eXtended Capacity) kaart op. SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden door verschillende producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/ leessnelheid aangeboden. Vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/leessnelheid maken een aanzienlijk snellere registratie en weergave van gegevens mogelijk. Ze hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee de gegevens tegen onopzettelijk opslaan en wissen kunnen worden beschermd. Deze schakelaar is als schuif op de niet-afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt gegevens op de kaart in zijn onderste stand die met LOCK is gemarkeerd.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
NL
Voorbereidingen
145
Page 22
NL
Geheugenkaart plaatsen
Voorbereidingen
Geheugenkaart verwijderen
Aanwijzingen:
• Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit en kwaliteit kan controleren. Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging van camera of kaart weliswaar niet te verwachten, maar omdat vooral zogenoemde „No-Name“­kaarten ten dele niet aan de SD-/SDHC/SDXC-standaards voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie bieden voor een goede werking.
• Vooral video-opnamen vereisen een hoge schrijfsnelheid.
• Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste uitlijning.
• Wanneer u bij ingeschakelde camera de bodemdeksel of de geheugenkaart verwijdert, verschijnen op het LCD-scherm de betreff ende waarschuwingen in plaats van de indicaties: –
Attention Bottom cover removed.
Attention No card inserted.
• Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals defecten aan de camera en de kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie pag. 222).
• Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een antistatisch foedraal te bewaren.
146
Page 23
LEICA M-OBJECTIEVEN
In principe geldt: De meeste Leica M-objectieven kunnen worden gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht. Het gebruik is onafhankelijk van de objectief-uitrusting – met of zonder 6-bit codering in de bajonet. Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. ook bij gebruik van Leica M-objectieven zonder code, zal de camera in de meeste gevallen goede opnamen maken. Om ook in zulke gevallen optimale beeldkwaliteit te bereiken, adviseren wij u het objectieftype in te voeren (zie pag. 163).
Belangrijk:
• Niet geschikt: – Hologon 1:8/15mm, – Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling, – Elmar 1:4/90mm met uitschuifbare buis (productieperiode
1954-1968)
– Sommige exemplaren van de Summilux-M 1.4/35mm (niet
asferisch, productieperiode 1961-1995, Made in Canada) kunnen niet op de camera worden gezet, resp. niet tot oneindig focusseren. De Leica Customer Care kan deze objectieven dusdanig modifi ceren dat ze ook op de camera kunnen worden gebruikt.
• Geschikt, maar met risico van beschadiging van de camera,
resp. het objectief Objectieven met verzinkbare tubus kunnen uitsluitend met uitgetrokken tubus worden gebruikt, d.w.z. hun tubus mag op de camera in geen geval worden verzonken. Dit geldt niet voor de huidige Makro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de buis ook in ingeschoven toestand niet in de camera steekt en daarom onbeperkt kan worden gebruikt.
NL
Voorbereidingen
147
Page 24
NL
• Beperkt bruikbaar Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de camera kan precies focusseren met 135mm-objectieven bij open diafragma als gevolg van de zeer geringe scherptediepte niet worden gegarandeerd.. Wij raden u aan minstens 2 stops te diafragmeren. Daarentegen kunt u dankzij de Live View-modus (zie pag. 176)
Voorbereidingen
van de camera en haar verscheidene instellingshulpjes dit objectief onbeperkt gebruiken.
Aanwijzingen:
• Leica Customer Care kan vele Leica M-objectieven achteraf van de 6-bit codering voorzien. (Adres, zie pag. 256).
• Er kunnen aan de Leica M, behalve Leica M-objectieven met en zonder codering, m.b.v. de als toebehoren verkrijgbare Leica M-adapter R (zie pag. 226) ook Leica R-objectieven worden ingezet.
148
• Bruikbaar, maar uitgezonderd van de (zie pag. 182)
– Super-Angulon-M 1:4/21mm – Super-Angulon-M 1:3,4/21mm – Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr. onder 2 314 921.
Classic-belichtingsmeting
Page 25
Objectief plaatsen
Objectief verwijderen
NL
Voorbereidingen
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de starre ring (11) vasthouden.
3. De rode indexknop (11c) van het objectief tegenover de
ontgrendelingsknop (1) op de camerabody houden
4. Het objectief in deze stand passend op de camera plaatsen.
5. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en
voelbaar vergrendeld.
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de starre ring (11) vasthouden.
3. De ontgrendelingsknop (1) op de camerabody indrukken
4. Het objectief naar links draaien tot zijn rode indexknop (11c)
tegenover de ontgrendelingsknop staat
5. Objectief dan zonder te wrikken verwijderen
Aanwijzingen:
• In principe geldt: Ter bescherming tegen het binnendringen van stof moet u altijd een objectief of de cameradop op de camera laten zitten.
• Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden.
• Camera- of objectiefkappen moeten niet in een broekzak worden bewaard, omdat ze daar stof aantrekken dat bij het plaatsen van het objectief in de camera terecht kan komen.
149
Page 26
NL
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN / BEDIENINGSELEMENTEN
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE CAMERA
Camerabediening
16 17
c. C - Opnameserie-stand
Zolang u de ontspanner ingedrukt houdt en de capaciteit van de gebruikte geheugenkaart en het interne geheugen het toelaten, (zie „Geheugenkaart vervangen“) zullen er continu opnamen worden gemaakt. Eerst minstens 16 snel achter elkaar, daarna met vertraagde frequentie.
d.
- Zelfontspanner Het bedienen van de ontspanner (zie hierna) start de ingestelde voorlooptijd (zie pag. 200) waarna de opname wordt gemaakt.
INSCHAKELEN
Na het inschakelen, d.w.z. na het instellen van een van de drie functies
S, C of licht de LED (34) even op en de indicaties in de
zoeker worden zichtbaar (zie pag. 240).
150
De camera wordt met de hoofdschakelaar (16) in- en uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de ontspanner (17) en is als hendel met vier klikstanden uitgevoerd:
a.
OFF –Camera uitgeschakeld
b.
S – Enkele opname-stand
Door de ontspanner in te drukken (zie hierna) maakt u telkens één opname, of u hem nu ingedrukt houdt of niet.
Opmerking:
De camera is vanaf ca.1s na het inschakelen paraat.
UITSCHAKELEN
Ook als de hoofdschakelaar niet op
OFF is gezet, zal de camera
automatisch worden uitgeschakeld als u via het menu een automatische uitschakeltijd hebt ingesteld (
Auto P ower Off , zie
pag. 160) en de camera binnen deze tijd niet wordt bediend.
Page 27
Opmerking:
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd.
Opmerking:
De ontspanner blijft geblokkeerd
– als het interne geheugen (tijdelijk) vol is, bijv. na een serie van ≥
16 opnamen, of
– als de geplaatste geheugenkaart en het interne geheugen
(tijdelijk) vol zijn, of
– als de batterij zijn grenzen heeft bereikt (capaciteit, temperatuur,
leeftijd).
NL
Camerabediening
DE ONTSPANNER
De ontspanner (17) heeft drie indrukstanden:
1. Indrukken tot het 1e drukpunt – activeert de belichtingsmeting en de zoekerweergave – start in tijdautomaat de registratie van de gemeten
belichtingswaarde, d.w.z. de door de camera berekende sluitertijd (meer hierover staat in het hoofdstuk “Het meetwaardegeheugen“ op pag. 185)
– start de tijd van een eventueel lopende zelfontspanner
opnieuw (zie pag. 200)
Als de ontspanner op deze indrukstand wordt vastgehouden, blijft de indicatie zichtbaar, ofwel als vooraf de weergavemodus was ingesteld, zal de camera teruggaan naar de opnamemodus. Als de camera vooraf in stand-by stond, zal hij weer worden geactiveerd en de weergave worden ingeschakeld. Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de indicaties nog ca. 30s ingeschakeld en kunt u opnieuw een meting uitvoeren (meer hierover vindt u in het hoofdstuk „De belichtingsmeting“ vanaf pag. 182).
2. Als de ontspanner helemaal wordt doorgedrukt, wordt de opname gemaakt, ofwel de eventueel ingestelde tijd van de zelfontspanner begint af te lopen. De gegevens worden daarna op de geheugenkaart opgeslagen.
De ontspanner heeft genormeerde schroefdraad (17a) voor draadontspanners.
Aanwijzingen:
• Als vooraf de weergavemodus (zie pag. 206) of de
menubediening (zie pag. 154) geactiveerd was, zal door aantippen van de ontspanner meteen de opnamemodus worden ingeschakeld.
• De ontspanner moet, om bewegingsonscherpte te voorkomen,
voorzichtig – niet met een ruk – worden ingedrukt, totdat de sluiter met licht klikken gaat aflopen.
• U kunt de sluiter zelfs tijdens een video-opname indrukken om
een of meerdere foto-opnamen te maken. Meer informatie over video-opnamen en de video-startknop (18), vindt u op pagina
198.
151
Page 28
NL
Serieopnamen
U kunt niet alleen afzonderlijke opnamen maken - hoofdschakelaar 16 op (
S [single]), maar ook opnameseries - hoofdschakelaar op (C
[continuous]), bijv. om een bewegingsproces in meerdere stappen vast te leggen. Afgezien van de bediening van de ontspanner (17) maakt u serieopnamen op dezelfde wijze als enkele opnamen: zolang u de hem helemaal ingedrukt houdt (en de capaciteit van de geheugenkaart dit toelaat) worden er serieopnamen gemaakt.
Camerabediening
Wanneer u een hem slechts kort indrukt, zullen er steeds afzonderlijke opnamen worden gemaakt.
Er kunnen maximaal ca. 3 foto’s per seconde worden gemaakt. Eerst minstens 16 snel achter elkaar, daarna met iets vertraagde frequentie.
Aanwijzingen:
• De genoemde opnamen per seconde en het maximaal mogelijke aantal opnamen in een serie baseren op de standaardinstelling
-
ISO 200 en als formaat JPEG fine . In andere instellingen ofwel
afhankelijk van de gebruikte geheugenkaart kunnen de frequentie en het aantal lager zijn.
• Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie, wordt in beide weergavemodi (zie pag. 206) eerst de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne geheugen van de camera op de kaart zijn overschreven.
152
Page 29
DE TIJD-INSTELKNOP
Met het tijd-draaiwiel (19) worden de belichtingsmodi geselecteerd:
– tijdautomaat door instelling op de rood gemarkeerde
A-stand
(zie pag. 184),
– handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen
1
/
s t/m
4000
8s, (tussenwaarden die in ½ stappen vastklikken zijn eveneens beschikbaar), alsook
– de met het
synchronisatietijd
B voor lange belichtingstijden (zie pag. 190).
-symbool gemarkeerde, kortst mogelijke
1
/
s voor de fl itsmodus (zie pag. 193) en
180
Het tijd-draaiwiel heeft geen aanslag, d.w.z. dat het vanuit elke stand in een willekeurige richting kan worden gedraaid. Deze klikt bij alle gegraveerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden buiten de klikposities mogen niet worden gebruikt. Meer informatie over de instelling van de juiste belichting staat in het hoofdstuk: vanaf pag. 182.
NL
Camerabediening
153
Page 30
NL
DE MENUBEDIENING
Vele instellingen worden op de camera in twee van elkaar onafhankelijke menu’s (zie pag. 248/249) uitgevoerd. Door de verdeling in 2 menu’s en de groepering binnen het hoofdmenu kunnen de menu-items die in de praktijk het meest worden gebruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen en ingesteld. De betreffende instellingen resp. instellingsstappen van deze menu-items worden bij ingeschakelde camera overzichtelijk en
Camerabediening
stap voor stap op het LCD-scherm (35) getoond. In beide menu’s vinden de instellingen in principe op dezelfde wijze plaats, alleen het oproepen en verlaten is verschillend.
HOOFDMENU
Het hoofdmenu bestaat uit 35 punten. Het is verdeeld in 3 functionele groepen:
CAMERA (Camera–basisinstellingen – pagina 1)
IMAGE (Opname-instellingen – pagina 2)
SETUP (Secundaire opties - pagina's 3-5)
OPNAMEPARAMETER-MENU
Het opnameparameter-menu bestaat uit 8 punten. Het bevat, behalve de basisinstellingen voor de opname, 2 punten die op de belichtingsmeting en -instelling van invloed zijn, en één waarmee gebruikersprofielen kunnen worden aangemaakt en opgeroepen.
154
Page 31
Instellen van de menu-opties
1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de het opnameparameter-menu met de
• Er verschijnt in het hoofdmenu de eerste =
MENU-knop (22),
SET-knop (21).
CAMERA-pagina
met de eerste 6 items; in het menu Opnameparameters dan alle punten. Het momenteel actieve menu-item is na het oproepen van een van de menu's altijd het laatst geselecteerde.
Opmerking:
Het opnameparameter-menu is uitsluitend vanuit de opnamemodus toegankelijk.
NL
Camerabediening
155
Page 32
NL
2. Het gewenste menu-item kunt u zowel met de insteldraaiknop (30, draaien naar rechts = in het menu naar beneden, draaien links = in het menu naar boven) alsook met de kruisknop (31; omhoog of omlaag drukken) selecteren.
Camerabediening
Aanwijzingen:
• Het gebruik van de insteldraaiknop is niet alleen gemakkelijker, maar ook aanzienlijk sneller.
• Individuele menu-items, zoals
GPS en Format SD Card alsmede
enkele submenu-items kunnen alleen worden opgeroepen onder bepaalde omstandigheden. Meer informatie hierover vindt u in de betreffende secties.
• De letters in de betreffende regels zijn grijs om dit aan te geven.
3. De betreffende submenu's kunt u zowel met de
met de
INFO-knop (32) oproepen, of door op de rechterzijde
SET-, alsook
van de kruisknop te drukken.
• In de kopregel veranderen de aanwijzingen: links in zwart staat de bijbehorende optiegroep (in het hoofdmenu
CAMERA , IMAGE of SE TUP , in het Opnameparameter-menu
altijd
SET), rechts in wit het opgeroepen menu-item.
De submenu's bestaan meestal uit verschillende optievarianten die u in de volgende stap direct kunt selecteren. In sommige gevallen is er ook een schaal voor het instellen van waarden of de sub-menu's zijn op hun beurt samengesteld uit items waar u opnieuw optievarianten voor kunt instellen.
156
Page 33
4. De gewenste optievariant / de gewenste waarde kiest u dan ofwel met de insteldraaiknop of door op de betreffende zijde van de kruisknop te drukken, d.w.z.
– omhoog/omlaag voor volgende/vorige regel, ofwel voor het
selecteren van de optievariant(en)
– links/rechts voor instellingen in een regel, of op een schaal In sub-items met selecteerbare optievarianten kunt u ook naar een andere regel gaan met de
INFO-knop.
• In de kopregel veranderen weer de indicaties: links in het
zwart het sub-item en rechts in het wit de opgeroepen optievariant.
Opmerking:
Sommige menu-items, zoals de datum/tijd en de opties bracketing en witbalans vereisen bijkomende instellingen. De toelichtingen en meer bijzonderheden over de andere menufuncties, staan in de betreffende secties.
5. Sla uw instelling op door op de
SET- of de INFO-knop te
drukken.
• Op het LCD-scherm verschijnt weer het startscherm. Rechts
op de betreffende menubalk staat nu de zojuist ingestelde optievariant.
Opmerking:
De menu's en submenu's kunt u op elk gewenst moment - en zonder de gewijzigde instellingen toe te passen - verlaten door op de volgende knoppen te drukken:
Hoofdmenu
Opname­parameter­menu
Ontspanner / Video-startknop
17/18
De camera schakelt
over op de
opnamemodus
De camera schakelt
over op de
opnamemodus
PL AY
(25)
De camera
schakelt over
op de
weergave-
modus
De camera
schakelt over
op de
weergave-
modus
MENU
(22)
Gaat telkens een stap
terug (bijv. naar het
vorige menu-niveau)
Gaat telkens een stap
terug (bijv. naar het
vorige menu-niveau),
ofwel springt naar het
hoofdmenu.
NL
Camerabediening
157
Page 34
NL
VOORINSTELLINGEN
DATUM EN TIJD
Deze informatie kunt u in het menu-item
Date / Time instellen.
CAMERA-BASISINSTELLINGEN
MENUTAAL
De camera is af fabriek ingesteld op Engels. De andere selecteerbare menutalen zijn Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Russisch, Japans, Koreaans, of traditioneel, resp. vereenvoudigd Chinees.
Camera-basisinstellingen
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248) (pagina 5, sectie
2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal.
• Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen, korte
begrippen) worden alle aanwijzingen in de taal gewijzigd.
SETUP) en
Language
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248) (pagina 5, sectie
SETUP) en
2. roep het submenu op. Dit bevat de drie items
Zone , Date en Time .
Date / Time
Auto Time/Time
Automatische, door GPS gestuurde tijdindicatie
Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele handgreep M bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag.
228).
3. Selecteer
• Er verschijnt nog een submenu met de drie items
4. Selecteer in dit submenu
5. hier dan de gewenste variant (
Auto Time/ Time zone .
Auto time
via GPS , (alleen beschikbaar als de optie GPS in het menu
ingeschakeld is, zie pag. 201),
Time zone en Summer time .
Auto time via GPS en
On /Off ).
Als u de optie hebt geactiveerd, zal de op de camera ingestelde tijd continu aan de hand van de ontvangen GPS-signalen worden gecorrigeerd.
158
Page 35
Voor correcte tijdindicatie overal ter wereld:
6. Kies in hetzelfde submenu
Time zone en
7. hier de gewenste zone/de momentele locatie.
• Rechts in de regel staat de momenteel ingestelde afwijking t.o.v. Greenwich Mean Time, daaronder grotere steden in de betreffende tijdzones en de daar actuele tijd.
Voor correcte tijdindicatie in landen met tijdaanpassing van het seizoen:
8. Kies in hetzelfde submenu
9. hier dan de gewenste variant (
Summer time en
On /Off ).
Opmerking:
Time zone en Summer time zijn alleen beschikbaar als de optie Auto time via GPS uit staat.
DATUM
Er zijn 3 varianten voor de volgorde van de weergave beschikbaar.
3. Kies in het items
4. Kies
5. Kies in het
Day/Month/ Year, Month/Day/ Year en Year/Month/Day.
Date / Time -submenu Date. Het bevat de twee
Format en Setting.
Format.
Format-submenu een van de 3 mogelijke volgorden
6. Sla uw instelling op.
• Het
Date-submenu verschijnt weer.
7. Kies
Setting.
• Er verschijnt een ander submenu met kolommen voor jaar,
dag en maand. De momenteel actieve, dat wil zeggen de aanpasbare kolom, is rood onderstreept, de categorie heeft
witte letters en de variabele getallen hebben rode letters. Met behulp van de insteldraaiknop (30) of de kruisknop (31) stelt u de numerieke waarden / de maanden in en met de
SET- knop (21), de INFO-knop (32) of de kruisknop wisselt u
van kolom.
8. Na het instellen van alle 3 categorieën dient u ze te bevestigen en op te slaan.
NL
Camera-basisinstellingen
159
Page 36
NL
TIJD
De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat worden aangegeven. Het instellen van de weergave en de beide getallengroepen doet u in het sub-item
Time in principe net zo als de Date in de
voorafgaande sectie.
Opmerking:
Zelfs als er geen batterij is geplaatst, of als deze leeg is, blijft de instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij gedurende circa 2 maanden behouden. Daarna moeten datum en
Camera-basisinstellingen
tijd zoals hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld.
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN
Deze functie schakelt de camera vanzelf na een vooraf ingestelde tijd uit.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Off (pag. 5, sectie SE TUP).
Auto P ower
2. Kies nu de gewenste tijdsduur.
Opmerking:
Ook als de camera in de paraatstand staat, d.w.z. de indicaties na 30s zijn verdwenen, of de geactiveerde optie
Auto P ower Off deze
heeft uitgeschakeld, kunt u de camera te allen tijde door indrukken van de ontspanner (17) weer activeren.
160
Page 37
SIGNAALGELUIDEN
U kunt zelf bepalen of de waarschuwingen op het LCD-scherm en/ of de aflopende zelfontspanner door akoestische signalen – er zijn twee volumes – extra bevestigd dienen te worden of dat de werking van de camera vooral geruisloos moet zijn.
Opmerking:
De signaalgeluiden staan af fabriek op
Off (uit) ingesteld.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Signal (pag. 5, sectie SETUP).
2. Nu kunt u
Off , Low of HIgh kiezen.
Acoustic
NL
Camera-basisinstellingen
161
Page 38
NL
BASISINSTELLINGEN OPNAME
HERKENNING VAN HET OBJECTIEFTYPE
De 6-bit codering in de bajonet van de huidige Leica M-objectieven stelt de camera in staat met de sensor in zijn bajonet het geplaatste objectieftype te herkennen.
– Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de
beeldgegevens gebruikt. Bijvoorbeeld wordt de randverduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven en grote diafragma-openingen bijzonder opvallend kan zijn, in de
Opname-basisinstellingen
beeldgegevens gecompenseerd.
– Ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsreflector maakt
gebruik van de objectiefgegevens (zie „Geschikte flitsapparaten“, pag. 192).
– Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering oplevert
in de EXIF-gegevens van de opnamen weggeschreven. In de uitgebreide beeldgegevens zal de brandpuntafstand van het objectief bovendien worden weergegeven (zie pag. 247).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Detection (pagina 1, sectie CAMERA ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant: –
Off, of
Automatic, als een gecodeerd objectief is geplaatst, of
Manual, als een niet-gecodeerd objectief is geplaatst.
Opmerking:
Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering moet de herkenningsfunctie ter vermijding van storingen worden uitgeschakeld, of moet het gebruikte objectieftype handmatig worden ingevoerd (zie pag. 163).
Lens
162
Page 39
HANDMATIG INVOEREN VAN OBJECTIEFTYPE / BRANDPUNTAFSTAND
Vroegere Leica M-objectieven worden bij gebrek aan identificatie niet herkend door de camera. U kunt de "identificatie" echter via het menu invoeren. Hetzelfde geldt voor Leica R-objectieven die m.b.v. de Leica R-adapter M op de camera kunnen worden gebruikt (voor meer details verwijzen wij u naar de instructies van de adapter).
3. Selecteer in de lijst van het submenu u gebruikt.
• Op het LCD-scherm verschijnt een lijst met objectieven
waarin voor ondubbelzinnige identificatie ook de betreffende artikelnummers staan vermeld. De camera kan detecteren of er een M-objectief is bevestigd, of een Leica R-lens d.m.v. de adapter. Bijgevolg zal de lijst ofwel M-, of R-objectieven bevatten.
Manual het objectief dat
Aanwijzingen:
• Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de andere kant van de scherptediepteschaal gegraveerd.
• De lijst vermeldt objectieven die zonder codering verkrijgbaar waren (ca. voor juni 2006). Objectieven van een latere introductiedatum zijn uitsluitend gecodeerd verkrijgbaar en kunnen daarom niet handmatig worden geselecteerd.
• Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-18-21mm ASPH. wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabody overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord van de opnamen vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter naar wens handmatig opgeven.
• De Leica Tri-Elmar -M 1:4/28-35-50mm ASPH. bezit daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische overbrenging van de ingestelde brandpuntafstand naar de camera. Deze wordt door de elektronica van de camera afgetast en voor correctie van deze brandpuntafstand gebruikt. Wegens gebrek aan ruimte staat in het menu alleen een artikelnummer
- 11 625 U kunt. Vanzelfsprekend ook de beide andere varianten – 11 890 en 11 894 – gebruiken en de in het menu ingestelde waarden gelden hiervoor net zo.
NL
Opname-basisinstellingen
163
Page 40
NL
COMPRESSIEGRAAD/BESTANDSFORMAAT
Registratie van de beeldgegevens kan naar keuze gebeuren a. met een van twee verschillende JPEG-compressiegraden
-
JPEG fine / JPEG standard , of
b. met het bestandsformaat
DNG , ofwel ongecomprimeerd, of
gecomprimeerd, of
c. met combinaties van telkens een van de twee JPG-
compressiegraden en het ingestelde DNG-formaat, d.w.z. er
ontstaan per opname altijd twee bestanden. Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de beoogde toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik van de aanwezige geheugencapaciteit op de kaart mogelijk, maar anderzijds ook op
Opname-basisinstellingen
de benodigde zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand.
Instellen van de optie Keuze van de JPEG-compressie resp. de formaatcombinatie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
format en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste compressie /
combinatie.
File
Selectie van DNG-compressie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Compression (pagina 2, sectie IMAGE ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie ( gecomprimeerd] /
Off [=ongecomprimeerd]).
DNG
On [=
Aanwijzingen:
• Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte
opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde formaat DNG (Digital Negative) gebruikt.
• De voor het DNG-formaat beschikbare compressie
– is lossless, wat betekent dat het niet leidt tot een verlies aan
kwaliteit
– behoudt alle mogelijkheden van nabewerking van de
beeldgegevens – maakt snellere opslag mogelijk – neemt minder ruimte in beslag.
• Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als DNG en JPEG wordt voor het JPEG-formaat de bestaande instelling van de resolutie gebruikt, d.w.z. de beide bestanden kunnen vaak verschillende resoluties hebben.
• Door een hoge compressiegraad, zoals bij
JPEG standard
kunnen fijne structuren in het onderwerp verloren gaan, resp. onzuiver worden weergegeven (artefacten; bijv. „blokjesvorming“ op schuine randen).
• Het op het LCD-scherm getoonde, resterende aantal opnamen verandert niet noodzakelijkerwijs na elke opname. Dit hangt van het onderwerp af; zeer fijne structuren resulteren bij JPEG­bestanden in een grotere hoeveelheid gegevens, homogene vlakken in een kleinere hoeveelheid.
164
Page 41
RESOLUTIE
De registratie van de beeldgegevens is in het JPEG-formaat met vier verschillende resoluties mogelijk. U kunt deze aanpassen aan het gebruiksdoel van de opnamen, resp. de capaciteit van de geplaatste geheugenkaart. Met de hoogste resolutie (overeenkomend met de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de hoogste kwaliteit bij grotere afdrukken dient te kiezen, kunnen natuurlijk aanzienlijk minder opnamen op een kaart worden opgeslagen dan met de laagste resolutie.
Instellen van de optie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
JPEG Resolution en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie.
Opmerking:
De resolutie is bij de DNG-indeling altijd 24MP, onafhankelijk van een mogelijk andere instelling voor het JPEG-formaat.
NL
Opname-basisinstellingen
165
Page 42
NL
WITBALANS
In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale kleurweergave bij elk licht. De kleur die als wit moet worden weergegeven, wordt vooraf in de camera ingesteld. U kunt uit tien verschillende instellingen kiezen:
Automatic – voor de automatische regeling, die in de meeste
situaties neutrale resultaten oplevert.
– Zeven vaste voorinstellingen voor de meest voorkomende
lichtbronnen,
Daglicht, - bijv. voor buitenopnamen in de zon,
Wolken, - bijv. voor buitenopnamen bij bewolkte hemel,
Opname-basisinstellingen
Schaduw, - bijv. voor buitenopnamen met het
hoofdonderwerp in de schaduw,
Kunstlicht, - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk)
licht van gloeilampen
TL-buis warm - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk) licht van TL-buizen, bijv. voor woonruimten met warm licht van ca. 2700K dat het licht van gloeilampen nabootst
TL-buis koel - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk) licht van TL-buizen, bijv. voor werkruimten en buitenverlichting met koel licht van ca. 4000K
Flits - bijvoorbeeld voor opnamen met elektronische flitsbelichting,
Gray card – voor de handmatige instelling door meting en
Color temperature
1
– voor een direct instelbare
kleurtemperatuurwaarde.
Opmerking:
Bij het gebruik van elektronenflitsers die over de technische mogelijkheden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 en over de adapter SCA-3502-5 beschikken, of een overeenkomstig geïntegreerde voet, kan de witbalans voor een juiste kleurweergave op
Automatic worden gezet.
Wanneer er echter andere, niet specifiek op de camera afgestemde flitsapparaten worden gebruikt, die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de instelling
Blitz (Flits)
worden gebruikt.
Instellen van de optie Voor de automatische of een van de vaste instellingen
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
166
1
Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven.
Page 43
Voor directe instelling van de kleurtemperatuur
1
U kunt waarden tussen 2000 en 13100 (K
) direct instellen (van 2000 tot 5000K in stappen van 100, van 5000 tot 8000K in stappen van 200 en van 8000 tot 13.100K in stappen van 300). Daarmee is een zeer groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de praktijk voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen u de kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwezige lichtkleur en uw persoonlijke voorkeur kunt afstemmen.
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de variant
Color temperature .
3. Kies met de insteldraaiknop (30) of met de bovenste/onderste
kruisknop (31) de gewenste waarde en
4. bevestig uw instelling met de
INFO- (32) of de SE T-knop (21).
Voor de handmatige instelling door meting
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de variant
• Op het LCD-scherm verschijnt de melding
picture for setting the white balance.
Gray card .
Please take a
3. Maak nu een opname en let daarbij op dat er een wit of neutraal grijs (referentie-)vlak in beeld is.
• Op het LCD-scherm verschijnt
– de afbeelding op basis van de automatische witbalans-
instelling
– in het beeldmidden een dradenkruis
4. Door de kruisknop in de gewenste richting te drukken, kunt u het dradenkruis op het detail van het onderwerp richten dat de basis voor de nieuwe witbalans-instelling moet vormen (bijv. op het genoemde referentievlak).
5. Druk op de
INFO-knop.
• De kleurweergave van het beeld wordt aangepast.
6. U kunt deze nieuwe instelling van de witbalans nu
– ofwel overnemen – door de
• Op het LCD-scherm verschijnt de melding
set
SET-toets in te drukken,
White balance
– ofwel verdere instellingen naar wens uitvoeren, zoals onder
4. - 5. beschreven staat.
Een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang opgeslagen, d.w.z. wordt voor alle volgende opnamen gebruikt, tot er een nieuwe meting of een andere instelling van de witbalans wordt gebruikt.
Opmerking:
als gevolg van de witbalans-instelling wordt er, in plaats van de originele opname, de opname met de betreffende kleurweergave opgeslagen.
NL
Opname-basisinstellingen
167
Page 44
NL
ISO-GEVOELIGHEID
De ISO-instelling heeft een gebied van ISO 200 – 6400 in stappen, wat de handmatige instelling van de sluitertijd-/ diafragmawaarden aan de betreffende situaties mogelijk maakt. De instelling
Pull 10 0 komt qua helderheid overeen met gevoeligheid
ISO 100. Opnamen met deze instelling hebben echter een lagere contrastomvang. Bij toepassing van deze gevoeligheid moet er beslist op worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet worden overbelicht. Behalve de vaste instellingen biedt de camera ook de optie waardoor de camera de filmgevoeligheid automatisch aan het omgevingslicht, resp. de gekozen sluitertijd-/diafragmawaarden
Opname-basisinstellingen
aanpast. In combinatie met de tijdautomaat (zie pag. 184) wordt hierdoor het gebied van de automatische belichtingsregeling uitgebreid. Bij handmatige instellingen biedt dit meer ruimte voor het gebruik van de gewenste sluitertijd/diafragma-combinatie. Deze optie biedt echter ook de mogelijkheid prioriteiten vast te leggen, bijv. om creatieve redenen.
Opmerking:
In het bijzonder bij hoge ISO-waarden en latere beeldbewerking en vooral in grotere gebieden van uniforme helderheid van het onderwerp kan er ruis zichtbaar worden, alsmede verticale en horizontale strepen. Ze zijn daarom met de suffix
Push
gekenmerkt.
1
/3 ISO
Auto
Instellen van de optie
ISO-knop
Met de
1. Druk op de
ISO-knop (22).
• Op het LCD-scherm (34) verschijnt het betreffende submenu.
2. Selecteer, terwijl u de
ISO-knop ingedrukt houdt, met de
insteldraaiknop (29) de gewenste gevoeligheid, resp. de automatische instelling.
1
Opmerking:
Het submenu blijft na het loslaten van de
ISO-knop nog ca. 2s
zichtbaar. De ingestelde waarde wordt echter direct overgenomen.
Met de menubediening
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248) en
2. met de insteldraaiknop (29), of door boven of onder op de kruisknop (30) te drukken, de gewenste gevoeligheid, resp. de automatische instelling.
3. bevestig uw instelling met de
INFO- (32) of de SE T-knop (21).
Als de gevoeligheid automatisch moet worden ingesteld
3. Kies in de 2e Stap
Auto .
• De punten in het submenu die van tevoren grijs, dus niet
beschikbaar waren, zijn nu actief.
ISO
168
1
voor combinatie met het gebruik van flitsers staat deze optie niet ter
beschikking.
Page 45
Opmerking:
Af fabriek is de
Maximum ISO -optie begrensd tot ISO 800.
Als u het gebied van de automatische instelling wilt begrenzen
4. Selecteer in dit submenu
exposure time.
5. Kies in het submenu
Maximum AUTO ISO en/of Maximum
Maximum AUTO ISO de hoogste
gevoeligheid die u wilt gebruiken en leg zodoende vast in welk gebied de automatische instelling dient te werken, of kies in het submenu
Set maximum exposure time een van de drie op
de brandpuntafstand gebaseerde instellingen - 1/Brandp., 1/ [2xBr.], 1/[4xBr.]
2
als u het aan de camera wilt overlaten sluitertijden te berekenen die geen onscherpte veroorzaken, ofwel de langste sluitertijd die u wilt vastleggen (1/2s ­1/500s ; in hele stappen). Bij de instellingen die op brandpuntafstand baseren, schakelt de camera pas over op een hogere filmgevoeligheid als wegens geringere helderheid de sluitertijd onder de drempel zou vallen, dus bijv. met een 50mm-objectief bij langere tijden dan 1/60s bij 1/brandp., resp. 1/125s bij 1/[2xbr.], of 1/250s bij 1/[4xbr.].
6. bevestig uw instelling met de
INFO- (32) of de SE T-knop (21).
Het vastleggen van de de AUTO ISO werkwijze bij handmatige belichtingsregeling
4. Kies in dit submenu
Previous ISO.
1. Bij
On is de automatische regeling actief, (eventueel wel binnen
de beperkingen die u in het submenupunt hebt ingesteld). Bij
AUTO ISO in M mode en daar dan On of
Maximum AUTO ISO
Previous ISO. wordt de laatste handmatig
ingestelde gevoeligheid toegepast.
Opmerking:
Bij gebruik van de automatische belichtings-bracketing (zie pag. 188 ) geldt de volgende regel: de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de niet-gecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere opnamen van een serie worden toegepast, d.w.z. dat deze ISO-waarde tijdens een serie niet wordt veranderd. Dit kan er mogelijk toe leiden dat de langste onder
time ingestelde sluitertijd overschreden wordt..
Set maximum exposure
NL
Opname-basisinstellingen
2
Deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven, resp. de instelling
van het gebruikte objectieftype in het menu (zie pagina 163 ).
169
Page 46
NL
De in de volgende twee alinea's beschreven opties en instellingen hebben alleen betrekking op opnamen in een van de JPEG­formaten. Als u een van de twee DNG-bestandsformaten hebt gekozen, hebben deze instellingen geen effect, omdat de beeldgegevens in dit geval altijd in de oorspronkelijke vorm worden opgeslagen.
BEELDEIGENSCHAPPEN / CONTRAST, SCHERPTE, KLEURVERZADIGING
In de elektronische fotografie kunnen wezenlijke beeldeigenschappen eenvoudig worden aangepast. Terwijl beeldbewerkingsprogramma’s dit – nadat de opname is gemaakt
Opname-basisinstellingen
en op de computer geladen – in grote mate mogelijk maken, kunt u met deze camera drie van de belangrijkste beeldeigenschappen al voor de opname beïnvloeden:
• Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder „mat“ of „briljant“ overkomt. Daarom kan het contrast door vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z. door de heldere weergave van lichte en donkere partijen worden beïnvloed.
• Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsinstelling – tenminste van het hoofdonderwerp - is een voorwaarde voor een gelukte opname. De scherpe indruk van een beeld wordt weer sterk bepaald door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied van licht naar donker aan de randen van het beeld is. Door het vergroten of verkleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van scherpte worden gewijzigd.
• De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer „flets“ en pastelkleurig of „knallend“ en bont overkomen. Terwijl lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig / helder) voor de opname een gegeven zijn, kan hierdoor de weergave worden beïnvloed.
• Alle drie beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk van elkaar
- via het menu op vijf niveaus worden ingesteld, zodat optimaal aan de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtomstandigheden kan worden aangepast.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
ofwel
Saturation, resp. Contrast (alles op pag. 2, sectie
IMAGE), en
Sharpness ,
2. in het betreffende submenu het gewenste niveau.
170
Page 47
FILMSTIJLEN
Met twee van de drie filmstijl-instellingen van deze camera kunt u aan uw opnamen het karakter van sommige vroegere filmmaterialen geven, bijvoorbeeld wat de kleurweergave betreft. Met de derde stijl krijgt u zwart/witfoto's.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248) (pagina 2, sectie
IMAGE ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant, resp.
Film Mode
Off.
ACTIEVE KLEURRUIMTE
Voor de verschillende doeleinden van digitale beeldbestanden zijn de eisen die aan de kleurweergave worden gesteld zeer uiteenlopend. Daarom zijn verschillende kleurruimten ontwikkeld, zoals bijv. Standard-RGB (Rood/Groen/Blauw) dat voor eenvoudige afdrukken volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking met de betreffende programma's, bijv. voor kleurcorrecties, is in de branche Adobe
©
RGB de standaard geworden.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248) (pagina 2, sectie
IMAGE ) en
Color Space
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
Aanwijzingen:
• Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolaboratorium, een
minilab of via internet fotoservice laat maken, dient u de instelling sRGB te kiezen.
• De instelling op Adobe RGB is alleen raadzaam voor
professionele beeldbewerking in een werkomgeving met volledig geijkte kleuren.
NL
Opname-basisinstellingen
171
Page 48
NL
DE LICHTKADER-MEETZOEKER
De lichtkader-meetzoeker van deze camera is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandmeter. De koppeling gebeurt automatisch met alle objectieven van 16 tot 135mm brandpuntsafstand als ze op de camera worden geplaatst. De zoeker heeft een vergrotingsfactor van 0,68x. Als u objectieven met brandpuntafstanden 28 (Elmarit vanaf
Opnamemodus
fabricagenummer 2 411 001), 35, 50, 75, 90 en 135mm gebruikt, lichten automatisch de bijbehorende LED-lichtkaders in de combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm op. Ze kunnen naar keuze rood of wit oplichten. Ze zijn daardoor perfect te zien in alle lichtomstandigheden en bij alle onderwerpen.
Kiezen van de lichtkaderkleur
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Frameline Color
(pagina 3/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste kleur.
De grootte van de lichtkaders komt overeen met de grootte van de sensor - 23,9 x 35,8mm bij een afstandsinstelling van 2m. Deze zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd. De sensor registreert bij afstanden van minder dan 2m iets minder dan de binnenkanten van de lichtkaders aanduiden, bij grotere afstanden iets meer (zie grafieken hiernaast). Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en worden door het principe bepaald:
172
Page 49
lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de betreff ende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. De nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren – bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het objectief registreert minder van het onderwerp. Bovendien zijn de verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten gevolge van de grotere uittrekking ook groter. In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat helderder is dan het omliggende beeldveld. Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter, resp. het LED­fl itssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de fl itsmodus staat in de betreff ende gedeelten op pagina's 178/ 182/192.
B
A
Alle opnamen en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50mm
A B
Instelling op 0,7m: De sensor registreert ca. één kaderbreedte minder. Instelling op 2m: De sensor registreert precies het beeldveld dat door
Instelling op oneindig: De sensor detecteert ongeveer 1, ofwel 4 (verticaal
Lichtkader Werkelijke beeldveld
de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond.
of horizontaal) kaderbreedte(n) meer.
NL
Opnamemodus
173
Page 50
NL
DE BEELDVELDKIEZER
(Alleen voor Leica M-P) De beeldveldkiezer breidt de mogelijkheid van deze ingebouwde universele zoeker nog uit: u kunt wanneer u maar wilt de beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het betreff ende object met een andere brandpuntsafstand op te nemen.
Opnamemodus
Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief weg wordt gedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen voor de 35 en 135mm brandpuntsafstanden. Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gezwenkt, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75mm brandpuntsafstand. Als de hendel naar binnen, d.w.z. richting objectief wordt gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen voor de 28 en 90mm brandpuntsafstanden.
35mm + 135mm
174
Page 51
NL
Opnamemodus
50mm + 75mm
28mm + 90mm
175
Page 52
NL
HET LCD-SCHERM
De camera heeft een groot 3" kleuren-LCD-scherm (35), met Leica M-P dat door een afdekglas van extreem hard en bijzonder krasbestendig saffierglas beschermd is. In de opnamemodus bij ingeschakelde Live View geeft deze het beeld weer dat de sensor via het objectief heeft geregistreerd. In de weergavemodus dient deze het bekijken van de opnamen op de geheugenkaart. In beide gevallen wordt het volledige frame en de betreffende geselecteerde
Opnamemodus
gegevens en informatie weergegevens (zie pag. 242).
Instellen van de helderheid
De helderheid van het LCD-scherm kan worden aangepast in de menubediening. U kunt naar keuze de automatische regeling selecteren, d.w.z. afhankelijk van de externe helderheid, of een van vijf handmatig in te stellen niveaus, zodat u het scherm optimaal aan de momentele situatie kunt aanpassen:
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Brightness
(pagina 3, sectie
SETUP) en
Monitor
2. in het submenu de automatische instelling of de gewenste van de vijf trappen.
Aanwijzingen:
• met uitzondering van de menubediening (zie pag. 154) kunt alle
in deze handleiding beschreven indicaties (naar wens) ook in een geplaatste elektronische zoeker bekijken (zoals de optioneel verkrijgbare Leica EVF2, zie pag. 226)
• Met de menu-optie
SETUP , zie pag. 154/248) kunt u op dezelfde wijze als
EVF brightness (SETUP, pagina 3, sectie
hierboven beschreven de helderheid van een dergelijke zoeker instellen.
LIVE VIEW-MODUS
Met de Live View-modus van deze camera kunt u tijdens de opname het onderwerp op het LCD-scherm bekijken, wat precies zo wordt weergegeven als het geplaatste objectief het weergeeft. Deze modus is ook vereist voor het gebruik van bepaalde focusseer- (zie pag. 180) en belichtingsmethoden (zie pag. 182). Met de knop
LV (26) schakelt u de Live View-modus aan of uit.
Wilt u er echter zeker van dat de Live View-modus ook niet per ongeluk kan worden ingeschakeld, dan kunt u de LV-knop ook deactiveren.
In- / uitschakelen van de LV-knopfunctie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 26/118) Lichtmessung (pagina 1, sectie
2. in het bijbehorende submenu
CAMERA) en
Classic/LV deactivated.
Helderheid van het Live View-monitorbeeld
Er zijn twee verschillende mogelijkheden. In de fabrieksinstelling
Release button half pressed (ontspanner half ingedrukt) wordt
het onderwerp eerst, dat wil zeggen
– ongeacht de belichtingsmodus (tijdautomaat / handmatige
instelling) en
– ongeacht de opgegeven sluitertijd-/diafragmawaarden in de helderheid weergegeven die met de optimale belichtingsregeling overeenkomt. Dit geldt zolang
– de helderheid van het onderwerp en de ingestelde belichting
geen te lage of hoge helderheidswaarden opleveren en
– de interne belichtingstijd niet langer is dan
1
/30s.
176
Page 53
Als u de ontspanknop tot het eerste drukpunt indrukt, zal de helderheid van het LCD-scherm wel met de betreffende belichtingsregeling overeenstemmen. Hierdoor is een inschatting van het effect van de betreffende belichtingsregeling op de afbeelding vóór de opname mogelijk. De tweede variant
Continuous (continu) wordt alleen actief bij
handmatige belichtingsregeling. In dit geval wordt het effect dat uw sluitertijd- en diafragmainstellingen hebben altijd meteen zichtbaar
- door het helderdere of donkerdere scherm.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 26/118)
simulation (pagina 4, sectie SETUP),
Exposure
2. roep het submenu op en
3. selecteer hier modus of
Shutter release half pressed voor de eerste
Continuous voor de tweede.
Het Live View-beeld op het LCD-scherm bevat in de standaardinstelling in de kopregel wat basisinformatie. Met behulp van de toets
INFO (32) kunt u twee andere weergavemogelijkheden
en meer informatie oproepen (zie pag. 242). In de eerste weergave hebt u de mogelijkheid ook kaders voor beeldverhoudingen 1:1, 3:4, 6:7 of 16:9 zichtbaar te maken. Dit kan de beeldcompositie voor latere uitsneden aanzienlijk vereenvoudigen. De kaders verschijnen in volgorde door omhoog of omlaag op de kruisknop te drukken.
Waterpas
Als deze optie is ingeschakeld, wordt er een vierde weergavescherm met waterpas-indicatie beschikbaar. Dankzij de geïntegreerde sensoren en dit scherm kan de Leica M de uitlijning van de camera weergeven. Hiermee kunt u bij onderwerpen waarvoor dit van belang is, zoals bijv. architectuur-opnamen met statief, de camera exact op de lengte- en breedte-as uitlijnen.
In- / uitschakelen van het waterpas-weergavescherm
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 26/118) 4/sectie
SETUP),
Horizon (pagina
2. roep het submenu op en
3. selecteer hier
On of Off.
• Op het LCD-scherm verschijnt een verticale schaal en een
horizontale balk. Afwijkingen van de beide nulstanden worden afgebeeld met rode markeringen en de horizontale oriëntatie langs de lengte- en breedte-as door een groene markering in het midden.
Aanwijzingen:
• De Live View mode is gebaseerd op het beeld dat door de
sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een korte ontspannervertraging met zich meebrengen.
• Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd
stroomverbruik.
• Wisselstroom veroorzaakt bij vele lichtbronnen
helderheidsvariaties, die onzichtbaar zijn voor het oog. Vanwege de gevoeligheid en de uitleesfrequentie van beeldsensoren kan dit leiden tot een flikkerend beeld op het LCD-scherm of in de video-opnamen (niet op de foto's). Door een lange sluitertijd te kiezen, kunt u dit effect bij de opname vermijden.
NL
Opnamemodus
177
Page 54
NL
AFSTANDSMETING
Voor de afstandsinstelling kunt u verscheidene hulpmiddelen gebruiken, afhankelijk van of u de camera-interne, optische zoeker (27) en/of de Live View-modus (zie pag. 176).
Aanwijzingen:
• De elektronische indicaties zijn gebaseerd op het beeld dat door
Opnamemodus
de sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een korte ontspannervertraging met zich meebrengen en bij frequent gebruik tot verhoogd stroomverbruik leiden.
• Vanwege de verschillende gevoeligheden en gebruiksomstandigheden kunnen er verschillen optreden tussen de als optimaal ervaren, ofwel de weergegeven instellingen.
Met de optische afstandsmeter
Met de afstandsmeter van deze camera kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote scherptediepte gunstig te zijn.
Mechanische meetbasis
(afstand van de optische assen van het zoekervenster en het kijkvenster van de afstandsmeter)
69,25mm x 0,68 = ca. 47,1mm
Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. De scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld.
x zoekervergroting
= Effectieve meetbasis
178
Page 55
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)
Richt bijv. bij een portret het meetveld van de afstandsmeter op het oog, en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief, totdat de contouren in het meetveld samenvallen. Daarna het onderwerp vastleggen.
onscherp scherp
Deelbeeldmethode
Richt bijv. voor een architectuur-opname het meetveld van de afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn, en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang, totdat de contouren van de kant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset te zien zijn. Daarna het onderwerp vastleggen.
NL
Opnamemodus
onscherp scherp
179
Page 56
NL
AFSTANDMETING (vervolg) Opmerking:
De volgende twee functies zijn ook beschikbaar met Leica R objectieven, d.w.z. niet alleen met Leica M-objectieven met 6-bit codering en Leica M-objectieven die via het menu kunnen worden geselecteerd.
Opnamemodus
Met het LCD-schermbeeld in de Live View-modus
In de Live View-modus (zie p 176) kunt u m.b.v. het LCD-scherm focusseren - het scherm geeft het onderwerp net zo scherp weer als het door het objectief wordt afgebeeld, afhankelijk van de afstands- en diafragma-instelling.
Procedure
1. Schakel met de
LV -knop (26) in de Live View-modus.
2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (15) de
gewenste delen van het onderwerp scherp.
Om het instellen te vergemakkelijken, ofwel om de instelnauwkeurigheid te verhogen, kunt u inzoomen op het middelste gedeelte van het LCD-scherm. Deze optie kan op twee manieren worden opgeroepen.
Voor incidenteel gebruik:
1. Op de focusknop drukken (3).
• Het LCD-scherm toont – het vergrote gebied – het insteldraaiknop-pictogram met de mogelijke
vergrotings-/verkleiningsrichtingen
– de huidige vergrotingsfactor.
De vergrotingsfactor kan worden aangepast met de insteldraaiknop - 5x of 10x.
2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (15) de gewenste delen van het onderwerp scherp.
Voor continu gebruik:
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248) (pagina 3, sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
Automatic .
Focus Aid
• Zodra u aan de afstands-instelring van het objectief (15)
draait, zal het hierboven beschreven vergrote gebied verschijnen. Door de sluiterknop in te drukken, kunt u op elk gewenst moment terugkeren naar normale, d.w.z. niet-
vergrote weergave. Met behulp van de insteldraaiknop (30) kunt u de vergroting aanpassen aan uw wensen, of u kunt het onvergrote 1x beeld op het volledige scherm laten weergeven.
180
Page 57
Met aanduiding van scherp afgebeelde gebieden op het LCD-scherm
U kunt in de Live View-modus de delen van het onderwerp die optimaal scherp zijn op het LCD-scherm zichtbaar maken, zodat ze gemakkelijk te herkennen zijn. Dankzij de beschikbare drie kleuren kunt u de weergave aan elke achtergrond aanpassen.
Procedure
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Peaking
(pagina 3, sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
Red, Blue of Green, ofwel Off als
Focus
u van de optie geen gebruik wilt maken.
3. Schakel met de knop
LV (26) Live View aan.
4. Bepaal uw beelduitsnede.
5. Druk op de Focus-knop (3), ofwel draai zolang aan de afstand-instelring van het objectief (15) dat de gewenste delen van het onderwerp gemarkeerd zijn.
• Alle delen van het onderwerp die bij de betreffend
ingestelde afstand scherp worden afgebeeld, worden door omrandingen in de geselecteerde kleur gemarkeerd.
Belangrijk:
Deze functie baseert op onderwerpcontrast, dat wil zeggen op licht/donker-verschil. Er kunnen daarom soms delen van het onderwerp worden gemarkeerd die niet scherp zijn afgebeeld, maar die een hoog contrast vertonen.
NL
Opnamemodus
181
Page 58
NL
AAN-/UITSCHAKELEN VAN DE BELICHTINGSMETER
De belichtingsmeter wordt door licht aantippen van de ontspanner (17) ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar (16) is ingeschakeld en de tijd-instelkop (19) niet op
B staat.
Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker, resp. op het LCD-scherm continu:
– bij tijdautomaat door de LED-indicatie van de sluitertijd,
Opnamemodus
– bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige
LED’s, evt. samen met de middelste, ronde LED, en op het
LCD-scherm met de lichtschaal. Als de ontspanknop weer wordt losgelaten zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 30s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de betreffende LED(’s) zolang branden. Wanneer het tijd-draaiwiel op
B staat, is de belichtingsmeter
uitgeschakeld.
Aanwijzingen:
• Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij
tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de
sluitertijd-indicatie (alleen in de zoeker; meer hierover vindt u in
het hoofdstuk “De tijdautomaat“ op pag. 184).
• Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik
van de belichtingsmeter niet wordt bereikt, zal als waarschuwing
de linker driehoekige LED gaan knipperen, resp. op het
LCD-scherm de linker streep van de lichtschaal. Bij tijdautomaat
wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde
sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32 s overschrijdt, knippert
ook deze indicatie in de zoeker.
• Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd.
BELICHTINGSMEETMETHODEN
Met deze camera hebt u drie meetmethoden:
– in de modus
Classic een sterk centrum-georiënteerde meting.
Deze methode houdt rekening met het gehele beeldveld, maar de in het midden geregistreerde onderwerpen bepalen veel sterker dan de randgebieden de berekening van de belichtingswaarde.
– Hiervoor wordt het door de lichte sluiterlamel van het eerste
sluitergordijn gereflecteerde licht door een fotodiode geregistreerd en gemeten.
– Met de modus
Advanced, ofwel met de Live View-modus (zie p
176) naar keuze spot-, centrum-georiënteerde of multi­segment-meting. Een voorwaarde hiervoor is de meting met de opnamesensor.
182
Page 59
Vereiste voorinstellingen, als u niet met de Live View-modus werkt
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Metering (pagina 1, sectie CAMERA ) en
Light
2. in het bijbehorende submenu –
Classic Sluitermeetmethode voor de hierboven beschreven
conventionele meetmethode, of
Advanced Sensormeting, als u zonodig wilt kunnen kiezen
tussen de drie meetmethoden die hieronder beschreven staan.
Aanwijzingen:
• in de Live View-modus zijn altijd de drie meetmethoden
beschikbaar, ook al is
• Met het derde submenupunt -
Classic ingesteld.
Classic/ LV deactivated – kunt u
de werking van de LV-knop uitschakelen.
Keuze van de meetmethode
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
Exposure Metering en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste meetmethode: –
Spot Slechts een klein gedeelte in het centrum wordt
geregistreerd en geëvalueerd. Het gebied wordt aangeduid met een rechthoek in het midden van het LCD-scherm.
Center-weighted Vergelijkbaar met de hierboven
beschreven
Multi-field Deze meetmethode baseert op de registratie
Classic-centrum-georiënteerd.
van meerdere meetwaarden. Ze worden in een algoritme berekend die aan de situatie is aangepast, wat resulteert in een belichtingswaarde die is afgestemd op de passende weergave van het veronderstelde hoofdonderwerp.
• De ingestelde meetmethode wordt op het LCD-scherm ingesteld in de Live View- en videomodus en wordt eveneens in de uitgebreide (
INFO-) weergave getoond (zie
pag. 247)
Aanwijzingen:
• Voor de op de beeldsensor gebaseerde meetmethoden moet de sluiter worden geopend en bij het beëindigen ervan eventueel weer worden gesloten en nagespannen - dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel leiden tot een korte vertraging bij het ontspannen.
• Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd stroomverbruik.
De sluitertijd die nodig is voor een correcte belichting, resp. de afwijking van de juiste belichting, wordt aangegeven door de zoeker of het LCD-scherm, ofwel wordt met hun behulp bepaald (zie de volgende secties).
NL
Opnamemodus
183
Page 60
NL
DE BELICHTINGSPROGRAMMA'S
De camera heeft twee belichtingsprogramma's: tijdautomaat of handmatige instelling. Afhankelijk van onderwerp, situatie en individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit
– de gebruikelijke „half-automaat“ of – de vaste instelling van sluitertijd en diafragma.
TIJDAUTOMAAT
Opnamemodus
Als het tijd-draaiwiel (18) in de
A-stand staat, dan zal de
elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos binnen een bereik van
1
/
s t/m 60s bepalen, en wel
4000
volgens de ingestelde filmgevoeligheid, de gemeten helderheid en het handmatig gekozen diafragma. De bepaalde sluitertijd wordt voor een beter overzicht in halve stops weergegeven. Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de indicatie in halve stops afwijken: Als bijv. vóór het ontspannen
16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie te zien
is, en de bepaalde belichtingstijd toch langer blijkt, kan het terugtellen na het ontspannen ook met
19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de verwerking van alle parameters sluitertijden opleveren, die buiten het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan
1
/
s of langer dan 60s vereist zouden zijn. In zulke gevallen
4000
worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt, maar als waarschuwing zullen deze waarden in de zoeker knipperen.
Aanwijzingen:
• Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pag. 168
beschreven staat, is bij de toepassing van hoge gevoeligheden, en vooral bij gelijkmatig donkere vlakken, in meer of mindere mate beeldruis merkbaar. Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt de camera automatisch na opnamen met langere sluitertijden en hoge ISO-waarden een tweede „zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallel­opname gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“. Dienovereenkomstig zal in zulke gevallen als aanwijzing de melding
Noise reduction 12s
1
op het LCD-scherm verschijnen. Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld.
• Als de
B-functie in combinatie met de zelfontspanner (zie pag.
190) wordt gebruikt, moet de ontspanner niet ingedrukt worden gehouden; de sluiter blijft zolang open tot de ontspanner een tweede keer wordt ingedrukt (komt in dit geval overeen met de
T-functie).
184
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
Page 61
MEETWAARDEGEHEUGEN
Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of donkerder dan normaal. De centrum-georiënteerde meting en de spotmeting registreren in principe maar een gedeelte in het centrum van het beeld en zijn op een gemiddelde grijswaarde geijkt. Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met de tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden verwerkt.
Aanwijzingen:
• Een meetwaardegeheugen is in combinatie met meerveldmeting niet zinvol, omdat in dat geval de specifieke registratie van een enkel deel van het onderwerp niet mogelijk is.
• In combinatie met het meetwaardegeheugen (door de ontspanknop tot het eerste drukpunt in te drukken) is er in Live View ook een belichtingssimulatie beschikbaar (zie pagina 177).
Toepassen van de functie
1. Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp (bij spotmeting met meetveld), ofwel alternatief een ander, gemiddeld helder detail.
2. Na het indrukken van de ontspanner (17) tot het 1e drukpunt zal er worden gemeten en de meting opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de tijdindicatie verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer. Op het LCD-scherm verschijnt een punt tussen de ISO- en belichtingscorrectiewaarden.
3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de camera daarna op de uiteindelijke beelduitsnede gezwenkt,
4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting volledig worden ingedrukt.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een foutieve belichting leiden. Het opslaan wordt geannuleerd als u uw vinger van het drukpunt van de ontspanner neemt.
NL
Opnamemodus
185
Page 62
NL
BELICHTINGSCORRECTIES
Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde grijswaarde (18% reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch onderwerp. Wanneer het gemeten detail van het onderwerp niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijv. als om bepaalde redenen voor een serie opnamen bewust een iets krappere of
Opnamemodus
ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn: eenmaal ingesteld blijft deze, anders dan de meetwaarde-opslag, zolang werkzaam totdat ze weer wordt gereset. U kunt belichtingscorrecties in een gebied van ±3EV in stappen
1
van
/3EV instellen (EV: Exposure Value = belichtingswaarde).
Instellen en verwijderen van een belichtingscorrectie
Er zijn twee varianten voor de instelling van een belichtingscorrectie beschikbaar: U kunt dit met de menubediening of - indien de optie is geactiveerd - met de insteldraaiknop instellen. De instelling via het menu wordt aangeraden als u bijv. al weet dat u altijd een krappere / ruimere belichting van uw onderwerpen wilt hebben. De bijzonder snelle variant met de instelknop is geschikt voor onverwacht optredende situaties, zodat u uw onderwerp ononderbroken in de zoeker kunt blijven volgen.
186
Page 63
A. Via de menubediening
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
Exposure Compensation.
• Op het LCD-scherm verschijnt een schaal met een rood gekenmerkte EV-waarde in de vorm van een submenu en daarboven een witte driehoek om de betreffende instelling aan te duiden. Als deze op de waarde
O staat, wil dit zeggen
dat de functie uitgeschakeld is.
2. Stel de gewenste waarde in.
• In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde correctie met
EV+_ X
1
aangeduid.
B. Met de insteldraaiknop
Voor het instellen met de insteldraaiknop zijn er twee versies beschikbaar. Ze bieden u de keuze tussen een iets snellere manier van werken of een manier die veiliger is tegen onbedoeld wijzigen.
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 26/118),
Exposure Compensation, en
2. stel
Direct setting in door met de kruisknop omhoog of
omlaag te drukken.
3. Kies hier insteldraaiknop wenst, of
Als u
On als u de snellere manier van werken met de
Off als u de veiligere manier wilt.
On hebt gekozen:
4. Stel met de insteldraaiknop (30) de gewenste correctiewaarde in.
Als u Off hebt geselecteerd:
4. Houd de focusknop (3) ingedrukt en stel met de insteldraaiknop (30) de gewenste correctiewaarde in.
• In de zoeker zal de correctiewaarde nu veranderen,
bijvoorbeeld
1.0 - / 0.3. Op het LCD-scherm (in de Live
View-modus) worden zowel de correctiewaarde alsook de resulterende sluitertijd weergegeven.
Belangrijk:
Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt uitsluitend de meting van het voorhanden licht, d.w.z. niet die van de flitser (Meer informatie over flitsfotografie vindt u in het gedeelte vanaf p. 192).
Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van de wijze waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd:
– deze blijven zo lang geldig tot ze handmatig weer op
0 worden
teruggezet. Daarbij doet het er niet toe of die camera tussendoor uit- en weer ingeschakeld is geweest;
– ze kunnen zowel via het menu alsook met de insteldraaiknop
worden gereset;
– Ze worden in het opnameparameters-menu en het LCD-scherm
in de Live View-modus in de vorm van EV-waarden weergegeven, maar in de zoeker in de vorm van gewijzigde sluitertijden en een knipperend laagste punt, ofwel voor ongeveer 0.5s als het scherm wordt geactiveerd door kort de ontspanknop halverwege in te drukken.
NL
Opnamemodus
1
Voorbeeld; ofwel plus of minus, „±X“ staat voor de betreffende waarde
187
Page 64
NL
AUTOMATISCHE BELICHTINGSREEKSEN
Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en hebben zowel zeer lichte alsook zeer donkere gebieden. Afhankelijk van het deel waarop u uw belichting afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn. In zulke gevallen kunnen met de Leica M-P – bij tijdautomaat
- met de automatische belichtingsreeks (bracketing) meerdere alternatieven met gestaffelde belichting, d.w.z. met verschillende sluitertijden worden gemaakt. Daarna kunt u de geschiktste
Opnamemodus
opname voor gebruik selecteren of met beeldbewerkingssoftware een opname met een bijzonder hoog contrastbereik maken (denk aan HDR). Beschikbaar zijn:
– 4 trappen:
0.5E V, 1E V, 2E V en 3E V
– 2 aantallen opnamen: 3 of 5.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248) (pagina 1, sectie
CAMERA ).
Bracketing
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie
punten
Frames , Aperture stops en Automatic , met
daaronder een schaal. Als er gelijktijdig een belichtingscorrectie is ingesteld, zal dit met de betreffende waarde onder de schaal worden weergegeven.
2. Selecteer onder
Frames of u een belichtingsreeks wilt maken,
resp. hoeveel opnamen.
• Boven de gekozen, rood gekenmerkte intervallen op de
schaal verschijnen nu witte driehoeken. Deze duiden de betreffende belichtingswaarden aan.
3. Bevestig de instelling.
• De instelling bij
Aperture stops (diafragmastops) is als
gereed voor verwerking gemarkeerd.
4. Kies de gewenste stop.
• De gemarkeerde intervallen en de driehoeken zullen van
locatie wisselen, afhankelijk van de gekozen stop.
Aanwijzingen:
• Als de belichtingsreeks het bereik van ±3EV overschrijdt – door
de combinatie van opname-aantal en gekozen stop – zal de schaalindeling van ±3EV naar ±6EV wisselen. De gemarkeerde intervallen en driehoeken zullen zich daaraan aanpassen.
• Houd er rekening mee dat de beide instellingen moeten worden
ingesteld en bevestigd, omdat de optie anders niet actief is.
188
Page 65
5. Bevestig de instelling.
• De instelling onder
Automatic is gemarkeerd als gereed
voor verwerking.
6. Selecteer de gewenste instelling, maken van een opnamereeks na 1x ontspannen,
On voor het automatisch
Off voor het
maken van enkele opnamen, telkens als u de ontspanner indrukt.
7. Bevestig de instelling.
• In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde
belichtingsreeks met
XEV/X
1
aangeduid.
8. Door een keer, ofwel meerdere keren, te ontspannen (zie pag.
150) worden alle opnamen gemaakt.
Aanwijzingen:
• Bij gebruik van de automatische belichtingsreeks geldt de volgende regel: de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de niet-gecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere opnamen van een reeks worden toegepast, d.w.z. dat deze ISO-waarde tijdens een reeks niet wordt veranderd. Dit kan er mogelijk toe leiden dat de langste onder
exposure time ingestelde sluitertijd overschreden wordt..
Set maximum
• Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan het werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn.
• Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde aantal opnamen gemaakt en kunnen er daarom meerdere opnamen van een reeks op dezelfde wijze belicht zijn.
• Automatische belichtingsreeksen zijn ook in combinatie met de flitsmodus mogelijk. Dit gebeurt zonder rekening te houden met de batterijconditie van de flitser, d.w.z. de reeks zal zowel opnamen met als zonder flits bevatten.
• De functie blijft actief tot ze wordt uitgeschakeld in het submenu
Pictures, d.w.z. ook na het in- en uitschakelen van de camera.
Als hij niet wordt uitgeschakeld, zal er telkens een belichtingsreeks worden gemaakt als de ontspanner wordt ingedrukt.
NL
Opnamemodus
1
voorbeeld; de eerste „X“ staat voor de stop, de tweede voor het aantal opnamen
189
Page 66
NL
HANDMATIG INSTELLEN VAN DE BELICHTING
Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet het tijd-draaiwiel (18) op een van de ingegraveerde sluitertijden of tussenwaarden zijn ingeklikt. Vervolgens
1. de belichtingsmeter inschakelen en
2. door aan het tijd-draaiwiel en /of de diafragma-instelring (12)
Opnamemodus
van het objectief te draaien – telkens in de richting van de brandende driehoekige LED – enkel de ronde LED laten
branden. Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van tijd-draaiwiel en diafragma-instelring geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals de juiste belichting aan:
Onderbelicht met minstens één diafragmastop; naar rechts
draaien
Onderbelicht met een 1/2 diafragmastop; naar rechts
draaien Juiste belichting Overbelicht met een 1/2 diafragmastop; naar links draaien Overbelicht met minstens één diafragmastop; naar links
draaien
Opmerking:
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld.
DE B-INSTELLING / DE T-FUNCTIE
Met de
B-instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend blijft, als de
ontspanner ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 60s, afhankelijk van de ISO-instelling). In combinatie met de zelfontspanner is er tevens een T-functie beschikbaar: als zowel
B, alsook de zelfontspanner door het
aantippen van de ontspanner zijn geactiveerd (zie ook pag. 150), zal de sluiter na de gekozen voorlooptijd automatisch openen. Deze blijft dan – zonder dat de ontspanner hoeft te worden vastgehouden – zolang geopend, tot de ontspanner een tweede keer wordt aangetipt. Zo kan de bewegingsonscherpte, die door bediening van de ontspanner evt. ontstaat, ook bij langdurige opnamen verregaand worden vermeden. De belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgeschakeld, echter telt, na het ontspannen, de digitale cijferindicatie in de zoeker ter oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden mee.
Vaste instelling van lange sluitertijden
1. Houd de focusknop (3) ingedrukt.
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de sluitertijden. Beschikbare sluitertijden zijn – afhankelijk van de ISO-gevoeligheid – wit gemarkeerd; niet-beschikbare zijn grijs.
2. Selecteer met het instelwiel of de kruisknop (links/rechts) de gewenste sluitertijd.
• Het submenu blijft na het loslaten van de focus-knop nog
ca. 2s zichtbaar.
3. Camera ontspannen.
190
Page 67
Aanwijzingen:
• Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan.
• Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M-P zelfstandig, na opnamen met langere sluitertijden (vanaf ca.
1
/30s, afhankelijk van andere menu-instellingen), een tweede „zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallel­opname gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“. Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld.
• Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de melding
Noise reduction 12s
op het LCD-scherm.
OVER- EN ONDERSCHREIDEN VAN HET MEETBEREIK
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing in de zoeker de linker driehoekige LED ( veel licht de rechter (
). Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd langer blijkt dan de langste mogelijke tijd van 60s, resp. korter wordt dan de kortste mogelijke tijd van
1
/
s, zullen ook deze indicaties gaan
4000
knipperen. Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van het objectief ontstaan. De belichtingsmeter blijft – ook als het
1
meetbereik niet wordt gehaald – nog ca. 30s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. Als in deze periode (bijv. door wijziging van de onderwerp-uitsnede of door openen van het diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de LED-indicatie over van knipperen naar constant branden en geeft daarmee de meting vrij.
NL
Opnamemodus
) en bij te
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
191
Page 68
NL
FLITSMODUS
De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven van een of meer meetflitsen in fracties van seconden voor de eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting, wordt de hoofdflits afgegeven. Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv. opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling) worden automatisch gerespecteerd.
Opnamemodus
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten zijn in combinatie met de camera geschikt voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven, inclusief TTL-meting:
• De systeemflitser Leica SF 58 Met een maximaal richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie pag. 147) aangestuurde zoom­reflector, automatische korte tijd-synchronisatie met kortere sluitertijden dan
1
/
s voor HSS-flitsers (zie pag. 196), een
180
naar keuze inschakelbare tweede reflector, evenals vele overige functies, is dit apparaat zowel krachtig als veelzijdig te noemen en toch eenvoudig te bedienen.
• Het systeem-flitsapparaat Leica SF 26 is met zijn compacte afmetingen en op de camera afgestemd design bijzonder geschikt. Het valt bovendien ook positief op door zijn bedieningsgemak.
• Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen, met de adapter SCA-3502/1 zijn uitgerust, het richtgetal kunnen regelen en HSS-compatibel zijn (zie pag. 196).
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met gestandaardiseerde flitsvoet
2
en ontsteking via het positieve middencontact (X-contact, 20) worden gebruikt. Wij adviseren het gebruik van thyristor-geregelde elektronenflitsers.
192
1
Bij het gebruik van de adapter SCA-3502 -M5 kan de witbalans (zie pag. 166)
voor een correcte kleurweergave op
2
Wanneer andere, niet speciaal op de camera afgestemde flitsapparaten worden gebruikt, die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de instelling
worden gebruikt (zie pag. 166).
Automatic worden gezet.
Page 69
FLITSAPPARAAT PLAATSEN
Alvorens u een flitsapparaat in de flitsschoen (20) van de camera plaatst, moet
– het kapje, dat de flitsschoen en de bus (28) beschermt, als ze
niet worden gebruikt, naar achter worden geschoven en
– moeten camera en flitser worden uitgeschakeld. Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de voet volledig in de flitsschoen schuift en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten belangrijk, omdat wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste contacten kan onderbreken en er daardoor storingen kunnen optreden.
Aanwijzingen:
• dit geldt ook voor gebruik van de flitser met de SCA-adapterkit
(zie pag. 228)
• Zorg ervoor dat het flitsschoen-beschermkapje altijd op zijn
plaats zit als u geen accessoire gebruikt (bijv. flitser, externe zoeker, of de microfoon). Het beschermt aansluiting 28 een tijd lang tegen het binnendringen van water.
DE FLITSMODUS
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde flitsmodus is bij de camera met de hiervoor genoemde systeemcompatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi, tijdautomaat
A en
handmatige instelling beschikbaar. Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische invul-flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij toenemende helderheid evt. met max. 1
2
/3EV
verminderd. Wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van
1
/
s al overbelichting tot
180
gevolg heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet worden geactiveerd. In zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven. Bovendien kunt u met de camera met tijdautomaat
A en
handmatige instelling gebruik maken van interessante vormgevende flitstechnieken, zoals flitssynchronisatie op het 2e in plaats van het gebruikelijke 1e sluitergordijn en het flitsen met langere sluitertijden dan de synchronisatietijd van
1
/
s. Deze
180
functies worden op de camera via het menu ingesteld (meer hierover in de volgende hoofdstukken). Bovendien geeft de camera de ingestelde gevoeligheid door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze indicaties bezit en voorzover het op het objectief gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij systeemcompatibele flitsers niet via de flitser zelf worden beïnvloed, omdat deze al door de camera wordt overgedragen.
NL
Opnamemodus
193
Page 70
NL
Aanwijzingen:
• Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het kan in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere sluitertijd dan
1
/
s te kiezen. Hetzelfde geldt voor radiografisch
180
gestuurde flitstriggers bij het "draadloos flitsen", omdat de radiografische overdracht een tijdvertraging kan veroorzaken.
• De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
Opnamemodus
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en systeemcompatibele flitsapparaten.
• Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie pag.
186) beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u deze extra (op het flitsapparaat) instellen!
• Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met andere, niet speciaal op deze camera afgestemde flitsapparaten, evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de betreffende handleiding.
De instellingen van de door de camera geregelde, automatische flitsmodus
Nadat u uw flitsapparaat hebt ingeschakeld en in de modus voor regeling van het richtgetal (bijv. TTL of GNC = Guide Number Control) hebt gezet, moet u hiervoor op de camera:
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting inschakelen door licht op de ontspanner te drukken, d.w.z. de weergave in de zoeker moet omgeschakeld zijn op de sluitertijden of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat evt. niet worden geactiveerd.
2. het tijd-draaiwiel op op een langere sluitertijd (ook
A, op de flitssynchronisatietijd (
B) instellen. In de modus
1
/
s), of
180
tijdautomaat schakelt de camera automatisch over op de via het menu ingestelde flitssynchronisatietijd, resp. op het tijdbereik (zie „Keuze van de synchronisatietijd / het synchronisatietijd-bereik“, pag. 196). Let daarbij op de kortste flitssynchronisatie-tijd, omdat deze bepaalt of er een "normale" opnameflits of een HSS-flits wordt gegeven (zie pag.
196).
3. het gewenste, resp. het voor de betreffende afstand tot het onderwerp benodigde diafragma instellen.
194
Page 71
Opmerking:
als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd korter is dan
1
/
s, zal de flitser niet flitsen, behalve als het een
180
HSS-compatibele flitser is (zie pag. 196).
De controle-indicaties van de flitsbelichting in de zoeker bij systeemconforme flitsapparaten
In de zoeker van de camera bevindt zich een flitsvormige LED (2.1.3) voor terugmelding en indicatie van de verschillende modi. Deze LED verschijnt samen met de beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht.
In de automatische flitsmodus
(flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal of TTL)
verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
/
s
180
ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSS­compatibel. In zulke gevallen activeert de camera ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet.
knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat
brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige
• indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft paraat.
knippert na het ontspannen snel (4Hz), de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, maar het flitsapparaat is nog niet paraat.
gaat na het ontspannen samen met de overige indicaties uit: onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen diafragma voor het onderwerp. Als op het flitsapparaat een gedeelde flitsstand is ingesteld, kan op basis van het geringere opgeroepen vermogen ondanks de verdwenen flits-LED het apparaat toch paraat zijn.
Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of handmatige modus (M)
verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
/
s
180
ingesteld. In zulke gevallen activeert de camera ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet.
knippert voor de opname langzaam (2Hz): het flitsapparaat is nog niet paraat.
brandt voor de opname: het flitsapparaat is paraat.
NL
Opnamemodus
195
Page 72
NL
LINEAIRE FLITSMODUS HSS (HIGH SPEED SYNCHRONIZATION)
Het volautomatische, d.w.z. door de camera gestuurde HSS­flitsprogramma is bij de camera in combinatie met de flitser Leica SF 58 met alle sluitertijden en met tijdautomaat, alsook met handmatige belichtingsregeling beschikbaar. Het wordt automatisch geactiveerd door de camera, als de geselecteerde of berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd
Opnamemodus
een juist ingesteld flitsapparaat vereist deze omschakeling verder geen toedoen van de fotograaf.
1
/
s is. Bij
180
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/248),
(pagina 1, sectie
CAMERA), en
Auto Slow Sync
in het bijbehorende submenu de automatische, van het
objectief afhankelijke instelling ­bepaalde sluitertijd wilt vastleggen - '
1
1/f
, ofwel of u zelf een
Manual Setting'
(handmatig).
2. In het submenu
Manual Setting bepaalt u het bereik van de
toelaatbare sluitertijden door de kortste te bepalen.
196
Belangrijk:
de reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter als bij het TTL-flitsen.
KEUZE VAN SYNCHRONISATIETIJD / SYNCHRONISATIETIJDBEREIK
De weergave van het voorhanden licht wordt bepaald door de sluitertijd en het diafragma. Bij vaste instelling van de kortst mogelijke sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatietijd, leidt dit in vele situaties tot een onnodige, meer of minder sterke onderbelichting van alle delen van het onderwerp die door het flitslicht niet goed worden belicht. Deze camera kunt u in de flitsmodus de in combinatie met de tijdautomaat gebruikte sluitertijd nauwkeurig aan de voorwaarden voor het betreffende onderwerp, resp. aan uw wensen met betrekking tot beeldvorming aanpassen. Hiervoor kunt u uit vijf instellingen kiezen:
Aanwijzingen:
1/f leidt tot de langste sluitertijden volgens de vuistregel voor
stabiele opnamen uit de hand, bijv. objectief. Deze optie is echter in het menu
1
/
s begrensd, ook al is de gebruikte brandpuntafstand langer.
125
• In het instellingsveld in het submenu
1
/60s met een 50mm-
Auto Slow Sync. op
Manual setting zal eerst de
momenteel ingestelde langste sluitertijd verschijnen
• Bij handmatige regeling van de belichting kunt u eveneens alle
sluitertijden t/m de synchronisatietijd
1
/
180
s instellen.
• Als u de Leica SF 58 (zie p. 192) gebruikt en op de camera
kortere sluitertijden instelt
1
/
s zal de flitser automatisch in de
180
HSS-modus omschakelen.
1
Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de bajonet en
inschakeling van de objectiefdetectie in het menu.
Page 73
KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of hoofdzakelijk door het flitslicht belichte delen van het onderwerp worden daarbij door de uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling) scherp weergegeven. Daarentegen worden alle andere delen van het onderwerp – namelijk de delen die voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. Of deze delen van het onderwerp scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe groot de „wazigheid“ is, wordt door twee – van elkaar afhankelijke – factoren bepaald:
1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze delen van het onderwerp op de sensor „inwerken“ en
2. hoe snel het delen van het onderwerp – of ook de camera zelf – tijdens de opname bewegen
Hoe langer de sluitertijd, resp. hoe sneller de beweging is, des te duidelijker zullen beide elkaar overlappende beeldfragmenten verschillen. Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1e sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan zelfs tot schijnbare tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets, die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald.
De camera biedt u de optie tussen dit gebruikelijke flits­ontstekingstijdstip en de synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e sluitergordijn weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het scherpe beeld geeft in dit geval het einde van de beweging weer. Deze flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere indruk van beweging en dynamiek. Deze optie is beschikbaar
– bij alle camera- en flitserinstellingen – bij gebruik van de flitser op de camera of met de SCA-adapterkit – bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijdkeuze – in het automatische, evenals de handmatige flitsprogramma
De displays zijn in beide gevallen gelijk.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Mode (pagina 1, sectie CAMERA ) en
Flash Sync.
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
NL
Opnamemodus
197
Page 74
NL
OVERIGE FUNCTIES
VIDEO-OPNAMEN
Met deze camera kunt u ook video-opnamen maken. De volgende opties zijn hiervoor beschikbaar:
Resolutie / video-opnamen blokkeren
Opnamemodus
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
Video Resolution en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste instelling. De drie resoluties zijn ieder met twee verschillende beeldfrequenties combineerbaar om de weergave op het gebruikte televisiesysteem af te stemmen, 25 b/s voor PAL, 24 en 30 b/s voor NTSC. Als u er zeker van wilt zijn dat u ook niet per ongeluk video-opnamen start als de video-startknop wordt ingedrukt, selecteert u
ISO-filmgevoeligheid
Alle op pagina's 168-169 genoemde instellingen; echter geldt de hieronder beschreven beperking m.b.t. de sluitertijden
Opmerking:
Vooral bij het fotograferen van donkere onderwerpen met hoge ISO-waarden, waarin zich zeer heldere puntvormige lichtbronnen bevinden, kunnen in de volledige afbeelding verticale en horizontale strepen optreden.
Off.
Afstandsinstelling
Alle op de pagina's 175-181 beschreven opties
Belichtingsmeetmethoden
Alle op pagina 182 beschreven opties
Belichtingsprogramma's
– Tijdautomaat (zie pag. 184) – Handmatige regeling met sluitertijden van
langere sluitertijden worden behandeld als
1
/30-1/
1
/30s.
4000
Kleurruimte
Video-opnamen alleen mogelijk met sRGB (zie pag. 171).
Verzadiging, contrast
Alle op pagina 170 beschreven opties.
s; Ingestelde
198
Page 75
Opmerking:
Om een gelijkblijvende belichting te verzekeren, dient u de sluitertijden handmatig in te stellen - wijzigingen aan het onderwerp, bijv. bij het zwenken, kunnen anders storende schommelingen in de helderheid veroorzaken.
Starten / stoppen van de opname
Door op de video-startknop (18) te drukken, start u de opname en door er opnieuw op te drukken, stopt u deze weer.
• Als er een video-opname wordt gemaakt, wordt dit in de Live-View-modus aangegeven door een knipperend rood punt en de weergave van de lopende opnametijd (zie pag. 176/242). In de zoeker ziet u dit aan het afwisselend knipperen van de twee punten van het digitale display. Omdat video met de camera in 16:9-, resp. (bij VGA resolutie) in 4:3-formaat wordt opgenomen, verschijnen er zwarte balken op het scherm. In het eerste geval boven en onder het beeld en in het tweede links en rechts ervan.
Foto's maken is zelfs tijdens een video-opname mogelijk. Als u de sluiterknop indrukt, wordt de video-opname tijdens het maken van de foto onderbroken. De foto-opnamen worden met de betreffende instellingen van de camera gemaakt.
GELUIDSOPNAME
De audio-opname met de ingebouwde microfoon (9) is in mono. Voor stereo-opname is er een externe microfoon als accessoire beschikbaar (zie pag. 229).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248) (pagina 4/sectie
SETUP).
• Het bijbehorende submenu bestaat uit de punten
Adjustment en Wind Elimination .
Audio
Audio
Voor het beïnvloeden van het geluid kunt u kiezen uit twee opties, plus een handmatige instelling, waarmee u het opnamevolume kunt instellen, ofwel de geluidsopname kunt uitschakelen.
2. Selecteer in het Audio-Einstellung-submenu
Concert, of Manual .
• Als u
Manual hebt gekozen, zal er naast het microfoon-
pictogram (
) en het momenteel ingestelde volumeniveau,
Standard ,
een balkgrafiek met
– weergave van het actuele opnamevolume – piekindicator
1
(D)
– max. uitsturingsmarkering
NL
Opnamemodus
1
De piekindicatie toont de hoogste waarde van de laatste 5s.
199
Page 76
NL
Handmatige instelling
3. Met behulp van het instelwiel (30) - naar links = lager / naar rechts = hoger, of met de omhoog/omlaag-knoppen van de kruisknop (31), stelt u het opnamevolume in. Dit kan zelfs tijdens de opname gebeuren, als u van tevoren op de knop
INFO drukt (32). Niveau 0 betekent dat er geen geluid wordt
opgenomen. Om oversturen te vermijden, dient u een
Opnamemodus
opnamevolume te kiezen waarvan de piekindicatie nooit of maar zeer zelden de max. uitsturingsmarkering overschrijdt. Voor de duidelijkheid zijn de indicaties onder deze markering wit en erboven rood.
Opmerking:
bij mono-opnamen bewegen beide balken (= kanalen) van de balkgrafiek parallel, bij stereo-opnamen apart. Het volume kan ook bij stereo niet per kanaal afzonderlijk worden geregeld.
Ter vermindering van mogelijk windgeruis, veroorzaakt tijdens het opnemen, is er een twee-traps demping beschikbaar.
2. Selecteer in het submenu
High . Als er geen windgeruis te vrezen is, dient u voor het best
mogelijke geluid
Off te selecteren.
Wind Elimination Off , Medium of
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van eventueel 2 of 12s maken. Dit is handig als u bijv. onscherpte door bewegen bij het afdrukken wilt voorkomen of als u bij een groepsopname zelf ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen wordt geadviseerd de camera op een statief te plaatsen.
Instellen en gebruiken van de functie
1. Draai de hoofdschakelaar (16) op
2. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248) (pagina 1, sectie
CAMERA ) en
.
Self-timer
3. in het bijbehorende submenu de gewenste voorlooptijd.
4. Voor het starten van de voorlooptijd dient u de ontspanner (17) door te drukken tot de 2e trap, zie p. 151).
• Aan de voorkant van de camera geeft, gedurende de eerste
10s van de 12s voorlooptijd, de knipperende LED (7) het aflopen van de voorlooptijd aan, en op het LCD-scherm
wordt deze gelijktijdig afgeteld. Tijdens de 12s lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de functie altijd door indrukken van de
SET- of de MENU-knop worden
geannuleerd – de instelling blijft behouden, of wordt door opnieuw aantippen van een van de ontspanners weer gestart.
Belangrijk:
Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct voor de opname.
200
Page 77
MARKERING VAN BEELDBESTANDEN VOOR AUTEURSRECHTBESCHERMING
Met deze camera kunt u uw beeldbestanden markeren door tekst en andere tekens in te voeren. Hiervoor kunt u per opname in 2 rubrieken informatie t/m 17 tekens invoeren.
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
information (pagina 4, sectie SETUP).
Copyright
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie punten
Copyright-Information , Information en Artist .
Aanvankelijk is alleen de regel met
Copyright-Information
geactiveerd.
2. Zet de
Copyright-Information -optie aan en bevestig.
• De informatie-regels zijn nu geactiveerd en de eerste plaats is gemarkeerd als gereed voor bewerking.
3. Selecteer met het instelwiel (30) de gewenste tekens en ga naar het volgende/vorige teken door op de betreffende zijde van de kruisknop (31) te drukken. U gaat naar de regel
Artist
door ofwel op de betreffende zijde van de kruisknop te drukken, of met de knop beschikbare tekens zijn de leestekens, de cijfers van grote en kleine letters en een spatie
INFO (32) of SET (21). De
0 t/m 9,
_; ze zijn in deze volgorde
in een eindeloze lus gerangschikt.
4. Bevestig uw instelling door op de knop
SET of INFO te
drukken.
REGISTRATIE VAN OPNAMELOCATIE MET GPS
Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele handgreep bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag.
228). Met het Global Positioning System kan wereldwijd de juiste positie van een ontvanger worden bepaald. De multifunctionele handgreep is uitgerust met een ontvanger. Als het handvat aan de camera is bevestigd, zal de camera, als hij aanstaat, continu signalen ontvangen en de positiegegevens updaten. De camera kan deze gegevens – breedte- en lengtegraden, hoogte boven NAP - in de „EXIF“-data wegschrijven.
Opmerking:
De betreffende menufunctie van de camera is alleen beschikbaar met een aangesloten multifunctionele handgreep.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu
2. daar dan
On of Off.
GPS (pagina 4/sectie SETUP en
• Op het LCD-scherm (34) geeft het „Satelliet“-pictogram
de betreffende status aan (alleen in het venster met de
(
)
opnamegegevens):
= Laatste positiebepaling hoogstens 1 min. geleden
= Laatste positiebepaling hoogstens 24 uur geleden
= Laatste positiebepaling minstens 24 uur geleden,
of er zijn geen positiegegevens
NL
Opnamemodus
201
Page 78
NL
Opmerkingen bij deze optie:
• De GPS antenne bevindt zich bovenin de greep van de multifunctionele handgreep-M.
• Een vereiste voor GPS-positiebepaling is "vrij zicht" van de antenne naar de hemel. Het is raadzaam de camera zodanig vast te houden dat de GPS-antenne verticaal naar boven wijst.
• De positiebepaling kan soms een paar minuten duren. Dit kan
Opnamemodus
met name dan optreden wanneer er tussen het uit- en weer aanzetten van de camera zo veel tijd verstreken is dat de satellietlocaties aanzienlijk zijn gewijzigd en opnieuw moeten worden gevonden.
• Let erop dat de GPS-antenne niet door uw hand of door andere voorwerpen wordt bedekt, vooral niet van metaal.
• Een foutloze ontvangst van GPS-satellietensignalen is bijv. op de volgende plaatsen of situaties eventueel niet mogelijk. In dergelijke gevallen zal er geen of slechts een gebrekkige positiebepaling mogelijk zijn.
– in gesloten ruimtes – onderaards – onder bomen – in een bewegend voertuig – in de buurt van hoge gebouwen of in nauwe dalen – in de buurt van de hoogspanningsleidingen – in tunnels – in de buurt van 1,5 Ghz mobiele telefoons – met toebehoren dat in de flitsschoen is geplaatst, zoals een
flitser
Aanwijzing voor veilige toepassing:
het door het GPS-systeem geproduceerde elektromagnetische veld kan instrumenten en meetapparatuur beïnvloeden. Denkt u er daarom aan bijv. aan boord van een vliegtuig voor het starten of landen, in ziekenhuizen en op andere plaatsen waar radioverkeer aan beperkingen onderworpen is, altijd de GPS-functie uit te schakelen.
Belangrijk (juridische gebaseerde gebruiksbeperkingen):
• In bepaalde landen of regio's is het gebruik van GPS en daarmee samenhangende technologieën zo mogelijk beperkt. Voor reizen naar het buitenland dient u zich in elk geval bij de ambassade van het betreffende land, resp. uw reisorganisatie hierover te informeren.
• Het gebruik van GPS in de Volksrepubliek China en in Cuba en in de nabijheid van hun grenzen (uitgezonderd: Hong Kong en Macao) is verboden door de wetten van het land. Overtredingen worden vervolgd door de autoriteiten! De GPS-functie zal in deze gebieden daarom automatisch worden gedeactiveerd.
202
Page 79
GEBRUIKERSPROFIELEN / TOEPASSINGSPROFIELEN
Met deze camera kunt u naar wens combinaties van alle menu­instellingen permanent opslaan, bijv. om ze bij terugkerende situaties / onderwerpen snel en eenvoudig te kunnen oproepen. Er zijn vier voorkeuzeprofielen voor dergelijke combinaties mogelijk, plus de onveranderlijke fabrieksinstelling die u altijd weer kunt oproepen. De naam van de opgeslagen profielen kunt u wijzigen. De op deze camera ingestelde profielen kunt u op een andere geheugenkaart overdragen om ze in andere camerabody's toe te passen, en u kunt profielen die op een andere kaart zijn opgeslagen ook naar deze camera overdragen.
Instellingen opslaan / profiel aanmaken
1. Stel de gewenste opties in het menu in.
2. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile ,
3. in het submenu
Save as user profile en
4. in het bijbehorende submenu de gewenste geheugenplaats.
NL
Opnamemodus
203
Page 80
NL
EEN PROFIEL SELECTEREN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile.
• Als u gebruikersprofielen hebt opgeslagen, zal de profielnaam in grijs verschijnen; opslaglocaties die niet bezet zijn blijven groen.
2. Kies het gewenste profiel in het submenu - ofwel een van de
Opnamemodus
opgeslagen profielen, of
Default user profile.
Opmerking:
Als u een instelling van een momenteel toegepast profiel wijzigt, zal er in de oorspronkelijke menulijst --- verschijnen, in plaats van de naam van het eerder toegepaste profiel.
NAAM PROFIEL WIJZIGEN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile,
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
Manage profiles en
Rename profiles.
• Het profielnummer en de naam verschijnen; het nummer is als gereed voor bewerking gemarkeerd.
4. Kies het profiel waarvan u de naam wilt wijzigen, door aan het instelwiel (30) te draaien, of door op de kruisknop (31) naar boven of beneden te drukken.
5. Bevestig uw instelling met een druk op de knop knop
INFO (32), of met de rechterzijde van de kruisknop.
SET (21), of de
• De volgende positie wordt gemarkeerd als gereed voor de
instelling.
6. De cijfers en letters van de naam kunt u aanpassen door aan het instelwiel te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de kruisknop te drukken. Naar de andere cijfers/ letters kunt u gaan door te drukken op
– de knop – of de knop
INFO,
SET,
– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop. Als tekens kunt u de hoofdletters van t/m
9 en een spatie _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in
A t/m Z, de cijfers van 0
een eindeloze lus gerangschikt.
7. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het laatste cijfer/ letter hebt ingevuld - met een druk op de
INFO-knop.
SET- of de
204
Page 81
Profielen op een kaart opslaan / van een kaart overnemen
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile ,
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
Export profiles to card .
Manage profiles en
Import profiles from card of
• Op het LCD-scherm verschijnt de betreffende keuze.
4. Bevestig met de
SET- (21) of de INFO-knop (32) of u het
profiel, ofwel de profielen, werkelijk wilt im- of exporteren.
RESETTEN VAN ALLE INDIVIDUELE INSTELLINGEN
Met deze functie kunt u alle eigen instellingen in het hoofdmenu en opnameparameter-menu in één keer op de fabrieksinstellingen terugzetten.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248) (pagina 5, sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
No of Ye s .
Reset
NL
Opnamemodus
Opmerking:
Bij het exporteren worden in principe altijd alle 4 profielen naar de kaart overgedragen, d.w.z. ook profielen die evt. leeg zijn. Als gevolg daarvan worden bij het importeren van profielen alle evt. reeds op de camera voorhanden profielen overgeschreven, d.w.z. gewist.
Opmerking:
Dit terugzetten geldt ook voor de evt. met
User profile
(gebruikersprofiel) vastgelegde en opgeslagen, individuele profielen.
205
Page 82
NL
DE WEERGAVEMODUS
Voor de weergave van opnamen op het LCD-scherm (35) kunt u kiezen:
PL AY Weergave voor onbeperkte tijd
of
Auto Review Kortstondige weergave na de opname
QUA TIJD ONBEGRENSDE WEERGAVE –
Weergavemodus
Met de knop PL AY (25) kunt naar de weergavemodus
PL AY
omschakelen.
• Op het LCD-scherm verschijnt het laatste opgenomen beeld evenals de betreffende indicaties (zie pag. 245). Wanneer echter geen beeldbestand op de geplaatste geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na omschakeling op weergave de melding:
Attention: No image to display. .
Aanwijzingen:
• Afhankelijk van de vooraf ingestelde functie heeft het indrukken van de
PL AY-knop verschillende gevolgen:
Uitgangssituatie Na indrukken van de toets
PL AY
a. Volledige weergave van een
opname
b. Weergave van een vergrote
uitsnede / meerdere kleinere
Opnamemodus
Volledige weergave van de
opname
opnamen (zie pag. 213)
c. Een van de menubedieningen
(zie pag. 154), resp. DELETE-
of de wisbeveiligingsoptie (zie
pag. 214/216) is geactiveerd
Volledige weergave van de
laatste getoonde opname
• Met deze camera kunnen alleen de met camera’s opgenomen beelden van dit type worden getoond.
206
Page 83
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN TELKENS DE LAATSTE OPNAME
In de modus
Auto Review wordt elk beeld direct na de opname
weergegeven. Op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of de foto gelukt is, of herhaald moet worden. Met deze optie stelt u de weergaveduur van het beeld in.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Review (pagina 4/sectie SETUP),
Auto
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie, resp. tijdsduur: (
Shutter release pressed).
In de modus tijd onbegrensde
Aus, 1 second , 3 second , 5 second , Continuous,
Auto Review kan altijd naar de normale, d.w.z. qua
PL AY-weergavemodus worden teruggeschakeld.
Opmerking:
Wanneer u met de serieopname-optie (zie p. 152) fotografeert, zal in beide weergavemodi vooralsnog de laatste foto van de serie, resp. de laatste op de geheugenkaart opgeslagen foto van de serie, worden getoond – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen en welke mogelijkheden er verder nog zijn voor de weergave, kunt u in de volgende sectie nalezen.
NL
Weergavemodus
207
Page 84
NL
Normale weergave
Om de opnamen goed te kunnen bekijken, verschijnt er bij normale weergave alleen informatie in de kopregel
Weergavemodus
Als er een detail wordt weergegeven, zal de kopregel verdwijnen en de betreff ende indicatie verschijnen
.
Videoweergave
Als er video-opname is geselecteerd, zal de indicatie verschijnen.
208
Page 85
Om een video af te spelen, dient u met de knop INFO (32) het volgende scherm op te roepen, waarop onder meer de volgende bedieningstoetsen staan.
1 2 3 4 5 6
1
 terug naar begin
2
 snelle terugloop
3
 play/pauze
4
 snelle voorloop
5
 vooruit tot aan het einde
6
 venster sluiten
Selecteer de gewenste optie met de rechter-/linkerzijde van de kruisknop (31) of met het instelwiel (30). U activeert deze dan met de knop
SET (21), door erop te drukken, of, bij snelle voorloop/
terugloop, door hem ingedrukt te houden. Dit begint in slow motion en gaat dan steeds sneller, naarmate u de knop langer ingedrukt houdt.
• Het op dat moment actieve pictogram is wit, en rood onderstreept.
Opmerking:
Vanuit dit scherm kunt het menu voor beveiliging (zie pag. 216) niet oproepen. Om dit te doen, dient u met de knop
INFO naar een
ander scherm te gaan.
Behalve de normale weergave zijn er ook nog 3 (bij foto's), resp. 2 (bij video-opnamen) andere varianten met verschillende aanvullende informatie beschikbaar. Alle 4, ofwel 3, zijn in een eindeloze lus gerangschikt en kunnen door (meerdere keren) indrukken van de knop
INFO
worden opgeroepen.
NL
Weergavemodus
209
Page 86
NL
Weergave met histogram
Druk 1x op de knop
INFO (uitgaand van normale weergave) om het
histogram weer te geven. Het verschijnt in de onderste beeldhelft. U kunt kiezen uit twee varianten van het histogram: ofwel gebaseerd op de totale helderheid ( 3 kleurkanalen rood/groen/blauw (
Instellen van de optie
Weergavemodus
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248) (pagina 3, sectie
SETUP) en
Standard), of gebaseerd op de
RGB).
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
Histogram
Aanwijzingen:
• Het histogram is zowel bij de weergave van het volledige beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij gelijktijdige weergave van verkleinde opnamen (zie p. 213).
• De histogramweergave heeft altijd betrekking op de momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie p. 213).
• Het
RGB-histogram is echter niet beschikbaar in de Live
View-modus.
210
Page 87
Weergave met clipping-indicatie
Via de menubediening kunt u de clipping-drempelwaarde voor de indicatie voor zowel de heldere, alsook de donkere gebieden instellen. Druk 2x op de knop
INFO (uitgaand van normale weergave) om de
gebieden zonder tekening weer te geven.
• Te sterk belichte gebieden knipperen rood en te donkere blauw. Bovendien verschijnt beneden rechts het Clipping-pictogram ( ).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248) (pagina 3/sectie
SETUP) en
Clipping
2. stel in het bijbehorende submenu de onderste en bovenste drempelwaarde in.
• De schaal toont de clipping-gebieden in verhouding tot de
totale omvang van de belichting.
In de afbeelding verschijnt dan het volgende:
Aanwijzingen:
• de clipping-indicatie is zowel bij de weergave van het volledige
beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij gelijktijdige weergave van 4, 9 of 36 verkleinde opnamen (zie pag. 213).
• De clipping-indicatie heeft altijd betrekking op de momenteel
getoonde uitsnede van de opname (zie p. 213).
NL
Weergavemodus
211
Page 88
NL
Weergave met extra informatie
Druk 3x op de knop een reeks bijkomende opnamegegevens en een verkleind beeld te laten weergeven.
INFO (van de normale weergave uitgaand) om
Weergavemodus
Opmerking:
bij deze weergave-variant wordt alleen het volledige beeld weergegeven, waarbij het er niet toe doet, of u van tevoren een uitsnede had ingesteld.
ANDERE OPNAMEN BEKIJKEN / "BLADEREN" IN HET GEHEUGEN
Met de linker en rechter kant van de kruisknop (31) kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen. Door op de linker kant te drukken, komt u bij eerdere opnamen, en op de rechter de latere. Na de eerste/laatste opname beginnen de in een oneindige lus geschakelde opnamen weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen kunt bereiken.
• Op het LCD-scherm worden beeld- en bestandsnummer telkens aangepast.
212
Page 89
VERGROTEN / SELECTEREN VAN UITSNEDE / GELIJKTIJDIG BEKIJKEN VAN MEERDERE VERKLEINDE OPNAMEN
Met deze camera is het mogelijk om voor een betere beoordeling op het LCD-scherm een vergrote uitsnede van een opname op te roepen en deze uitsnede vrij te kiezen. Omgekeerd kunt u ook maximaal 36 beelden tegelijk op het LCD-scherm bekijken, bijv. om een overzicht te krijgen of om een opname sneller te vinden.
Aanwijzingen:
• Voor opnamen met een lagere resolutie, bijvoorbeeld 1,7 MP, zijn niet alle vergrotingsniveaus beschikbaar.
• Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn de linker en rechter zijde van de kruisknop niet voor het oproepen van andere opnamen beschikbaar, maar dienen voor de „navigatie“ in het beeld (uitzondering: zie volgende aanwijzing).
Door het instelwiel (30) naar rechts te draaien wordt een uitsnede vanuit het midden vergroot. Vergrotingen zijn tot 1:1 mogelijk, d.w.z. tot 1 pixel van het LCD-scherm 1 pixel van de opname weergeeft. Met de vier zijden van de kruisknoppen (31) kunt u bij een vergrote afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede willekeurig kiezen. Hiervoor wordt de zijde van de knop (meermaals) in de richting ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt verschuiven.
• De rechthoek binnen het kader in de rechterbovenhoek van het LCD-scherm symboliseert de locatie en de vergroting van de getoonde uitsnede.
NL
Weergavemodus
213
Page 90
NL
Opmerking:
U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een andere opname gaan, die dan in dezelfde vergroting wordt getoond. Hiervoor gebruikt u weer de linker of rechter kruisknop – echter met ingedrukt gehouden knop
PL AY (25).
Door de instelknop naar links te draaien (van de normale afmeting
Weergavemodus
uitgaand), kunt u gelijktijdig 4, resp. door verder te draaien 9 of 36 opnamen op het LCD-scherm bekijken.
• Op het LCD-scherm worden maximaal 36 verkleinde afbeeldingen getoond, inclusief de eerder in normale grootte bekeken opname die door een rode rand is gemarkeerd.
Met de vier zijden van de kruisknoppen kunt u vrij tussen de verkleinde afbeeldingen navigeren - de actieve afbeelding is gemarkeerd. Deze afbeelding kunt weer op normale grootte instellen door aan het instelwiel naar rechts te draaien, ofwel door op de knop
INFO of PL AY te drukken.
Opmerking:
Bij de weergave van 36 beelden wordt door de instelknop verder naar links te draaien het rode kader om alle beelden geplaatst, zodat vervolgens “per blok” snel kan worden „gebladerd“.
WISSEN VAN OPNAMEN
Zolang een opname op het LCD-scherm wordt getoond, kan deze eventueel ook op dat moment worden gewist. Dit kan nuttig zijn als de opnamen bijv. op andere media werden opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is. U hebt de mogelijkheid naar wens enkele of gelijktijdig alle opnamen te wissen.
Aanwijzingen:
• Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit).
• Bij beveiligde opnamen moet de wisbescherming eerst worden opgeheven voordat ze kunnen worden gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte).
Procedure
1. Druk op de knop
DELETE (24).
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu in beeld.
214
Page 91
De indicaties na het wissen
Na het wissen verschijnt de volgende opname. Wanneer echter geen opnamen meer op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt de melding:
Attention No image to display.
WISSEN VAN ALLE OPNAMEN OP DE GEHEUGENKAART
Na het wissen verschijnt de melding:
display. Als echter een of meerdere opnamen tegen wissen zijn
Attention No image to
beschermd, verschijnt deze, resp. de eerste van deze opnamen.
NL
Weergavemodus
Opmerking:
Het wissen kan te allen tijde door het indrukken van de knop (25) of
DELETE worden geannuleerd.
2. In de eerste stap dient u te beslissen of u enkele of gelijktijdig alle opnamen wilt wissen
3. Bevestig uw keuze door op de knop
Delete all.
SET te drukken. Met de
PL AY
Delete single,
linker en rechter kant van de kruisknop kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen.
Aanwijzingen:
• Als de getoonde opname tegen wissen is beveiligd (zie p. 216),
kunt u in het submenu de optievariant
Single niet kiezen.
• Bij het wissen van alle opnamen moet u – als bescherming tegen
onbedoeld wissen – in een tussenstap nog een keer bevestigen dat u werkelijk alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen.
Opmerking:
Door het wissen van een opname worden de volgende opnamen op het beeldtelwerk volgens het volgende schema opnieuw genummerd: wist u bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr. 5 was, wordt nr. 4, enz. Dit geldt echter niet voor de bestandsnummering op de geheugenkaart.
215
Page 92
NL
BESCHERMEN VAN OPNAMEN / WISBEVEILIGING OPHEFFEN
De op de geheugenkaart geregistreerde opnamen kunnen tegen onbedoeld wissen worden beschermd. Deze wisbeveiliging kan altijd weer worden opgeheven.
Aanwijzingen:
• het beschermen van opname, resp. het opheffen van de
Weergavemodus
wisbeveiliging is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 213).
• Zie het vorige gedeelte voor de handelingen/gevolgen bij het wissen van beveiligde opnamen.
• Wanneer u toch wilt wissen, dient u de beveiliging zoals hierna beschreven op te heffen.
• De wisbescherming functioneert alleen in de camera.
• Ook beveiligde opnamen worden bij het formatteren van de geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte).
• Bij SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten kunt u verhinderen dat u onbedoeld wist, door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie pag. 145) in de met LOCK gemarkeerde stand te schuiven.
Procedure
1. Druk op de knop
SET (21).
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu in beeld.
Opmerking:
De instelprocedure kan altijd worden afgebroken
– door op de knop
PL AY (25) te drukken om naar de normale
weergavemodus terug te keren,
– of door aantippen van een van de ontspanners (17/18) - om in
de opnamemodus te komen.
2. Selecteer
• of u individuele foto's
• of gelijktijdig alle opnamen wilt beveiligen
Protect single, of
Protect all, ofwel
• of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een individuele foto
• of voor alle opnamen wilt opheffen
Clear protection Single, of
Clear protection All.
216
Page 93
Opmerking:
bij de volgende, niet-mogelijke opties verschijnt de menutekst als aanduiding hiervoor in het donkergrijs in plaats van lichtgrijs:
– beveiligen van een een reeds beveiligde opname; – wisbeveiliging van een niet-beveiligde opname opheffen.
De indicaties na het beschermen / opheffen van de wisbescherming
Na het verlaten van het menu verschijnt het oorspronkelijke LCD-scherm weer; bij beschermde opnamen dan met de indicatie (
).
NL
Weergavemodus
3. Bevestig uw keuze door op de knop linker en rechter kant van de kruisknop (31) kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen.
SET te drukken. Met de
Opmerking:
De indicatie ( opname wordt opgeroepen.
) verschijnt ook als er een reeds beschermde
217
Page 94
NL
OVERIGE FUNCTIES
MAPPENBEHEER
De beeldgegevens worden op de geheugenkaart in mappen opgeslagen die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen bestaan in principe uit acht tekens: drie cijfers en vijf letters. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map 100LEICA genoemd, de
Overige functies
tweede 101LEICA enz. Als mapnummer wordt in principe altijd het betreffende volgende nummer gebruikt; er zijn maximaal 999 mappen mogelijk. Als alle nummers zijn verbruikt, zal er een waarschuwing op het LCD-scherm verschijnen. De individuele afbeeldingen in de mappen krijgen doorlopende nummers tot en met 9999, behalve als er zich op de geheugenkaart al een afbeelding met een hoger nummer bevindt, dan het laatste dat de camera heeft aangemaakt. In zulke gevallen telt de camera door, volgens de nummering van de afbeelding op deze kaart. Als de actuele map het nummer 9999 bevat, zal er automatisch een nieuwe map worden aangemaakt, waarin de nummering weer bij 0001 zal beginnen. Als mapnummer 999 en beeldnummer 9999 zijn bereikt, zal er op het LCD-scherm een betreffende waarschuwing verschijnen en zult u de nummering moeten resetten (zie hieronder). Met deze camera kunt u bovendien altijd een nieuwe map aanmaken, zelf de naam ervan bepalen, en de bestandsnamen wijzigen
Mapnaam wijzigen
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
numbering
(pagina 4/sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
New folder.
• De mapaanduiding verschijnt (eerst altijd
Image
XXXLEICA). Het
vierde teken is gemarkeerd als gereed voor bewerking. De tekens 4-8 kunnen worden gewijzigd.
Opmerking:
Als u een geheugenkaart gebruikt, die niet met uw camera is geformatteerd (zie pag. 220), zal de camera automatisch een nieuwe map aanmaken.
3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel (30) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de kruisknop (31) te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u gaan door te drukken op
– de knop – of de knop
INFO (32),
SET (21),
– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop. Als tekens kunt u de hoofdletters van t/m
9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde
A t/m Z, de cijfers van 0
in een eindeloze lus gerangschikt.
218
Page 95
4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het achtste teken hebt ingevuld - met een druk op de
• Er verschijnt nog een submenu, met de vraag
numbering?.
5. Kies
Yes of No.
SET- of de INFO-knop.
Reset image
Bestandsnaam afbeelding wijzigen
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Image numbering
(pagina 4/sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
Change file name.
• De naam van het beeldbestand verschijnt. Het eerste teken is gemarkeerd als gereed voor bewerking.
De tekens 1-4 kunnen worden gewijzigd.
3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel (30) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de kruisknop (31) te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u gaan door te drukken op
– de knop – of de knop
INFO (32),
SET (21),
– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop. Als tekens kunt u de hoofdletters van t/m
9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde
A t/m Z, de cijfers van 0
in een eindeloze lus gerangschikt.
4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het vierde teken hebt ingevuld - met een druk op de
SET- of de INFO-knop.
• Opnieuw verschijnt het in 2. beschreven instellingenmenu.
NL
Overige functies
1
De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders.
219
Page 96
NL
BESTANDSNAAM AFBEELDING RESETTEN
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Image numbering
(pagina 4/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
• Er verschijnt nog een submenu, met de vraag
Reset image numbers?.
3. Kies
Overige functies
Yes of No.
• Nadat u uw keuze met een druk op de knop
SET (21) hebt bevestigd, verschijnt weer het onder punt 2.
beschreven instellingenmenu.
Reset.
INFO (32) of
FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Gewoonlijk is het niet nodig al gebruikte geheugenkaarten te formatteren. Wanneer echter een ongeformatteerde kaart voor het eerst wordt geplaatst, moet deze worden geformatteerd.
Opmerking:
Maak er daarom een gewoonte van, al uw opnamen zo snel mogelijk op een geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd.
Procedure
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Format SD card
(pagina 5, sectie
2. in het bijbehorende submenu,
SETUP) en
Format SD card?
3. Druk op de knop SET (21) of op de knop INFO (32) om de
geheugenkaart te formatteren.
Aanwijzingen:
• Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is geformatteerd, moet u hem in deze camera opnieuw formatteren.
• Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd/ beschreven, vraagt u uw dealer of de Leica Infodienst (adres, zie pag. 256) om advies.
220
1
De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders.
Page 97
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER
Deze camera is compatibel met de volgende besturingssystemen:
– Microsoft
®
: Windows® XP / Vista® / 7® / 8
®
– Apple® Mac® OS X (10.6 of hoger) De beeldgegevens op een geheugenkaart kunt u met de camera op twee manieren naar een computer overdragen:
– als de geheugenkaart zich in de camera bevindt;
Hiervoor moet de als accessoire verkrijgbare, van een USB
2.0-aansluiting voorziene, Multifunctionele handgreep-M (zie pag. 228) op de camera zijn geplaatst.
– met een kaartlezer voor SD-/SDHC/SDXC-kaarten.
Aanwijzingen:
• meer informatie over het plaatsen van de handgreep en zijn
functies, en de omgang ermee, vindt u elders in deze handleiding.
• Bij aansluiting van twee of meer apparaten op een computer
door middel van een USB-verdeler („hub“) of verlengsnoeren, kunnen er storingen optreden.
USB-VERBINDING
Met de camera is de gegevensoverdracht via USB-kabel met twee verschillende normen mogelijk. Hierdoor wordt er rekening mee gehouden dat sommige programma's voor de overdracht van gegevens een verbinding volgens het PTP-protocol vereisen. Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als een extern station („massageheugen“) te gebruiken.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu
USB mode (pagina 5, sectie SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
Main Menu (zie pag. 154/248)
PTP of Mass Storage.
Aansluiting en gegevensoverdracht volgens PTP-protocol
Als de camera is ingesteld op PTP, gaat u als volgt te werk:
3. gebruik de USB-kabel (meegeleverd met het handvat) om een verbinding tussen de USB-bus van de handgreep en een USB-aansluiting op de computer te maken.
NL
Overige functies
221
Page 98
NL
Met Windows® XP
• Na succesvolle aansluiting verschijnt er een melding dat de camera als nieuwe hardware is herkend (alleen bij de eerste keer!).
4. Dubbelklik op de melding
• Er verschijnt een pull-down-menu „M Digital Camera“ voor
Overige functies
de gegevensoverdracht-assistent.
5. Klik op „OK“ en volg de aanwijzingen van de assistent om van
daar de beelden zoals gebruikelijk naar een map van uw keuze te kopiëren.
Met Windows
®
Vista® / 7® / 8
®
• Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de taakbalk de melding over de installatie van de driversoftware voor het toestel. Gelijktijdig verschijnt er op het LCD-scherm
USB connection. De
succesvolle installatie wordt met nog een venster bevestigd. Het menu „Automatische weergave“ met verschillende toestelopties wordt geopend.
5. U kunt – zoals gebruikelijk –met behulp van de Windows-
assistent kiezen uit „Foto's importeren“ of „Het apparaat voor de weergave van de bestanden openen“.
Met Mac® OS X (10.5 of hoger)
• Bij succesvolle verbinding tussen camera en computer verschijnt op het LCD-scherm (35)
USB connection.
5. Open nu op de computer de „Finder“.
6. In het linker venstergedeelte in de categorie „Locaties“ op
„Programma's“ klikken.
7. Nu in het rechter venstergedeelte het programma „Digitale
afbeeldingen“ selecteren.
• Het programma wordt geopend en op de programma­titelbalk verschijnt de naam „M Digital Camera“.
8. Nu kunnen de beelden met de knop „Importeer“ op de computer worden overgedragen.
Aansluiting en gegevensoverdracht met de camera als extern station (massageheugen)
Met Windows
®
-bedrijfssystemen:
Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden, wordt deze als extern station door het besturingssysteem herkend en wordt er een stationsletter toegewezen.
Met Mac
®
-bedrijfssystemen:
Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden, verschijnt de geplaatste geheugenkaart als geheugenmedium op het bureaublad. Bij deze werkwijze kan de zoeker gebruikt worden om direct toegang tot de bestanden te krijgen.
222
Page 99
Opmerking:
zolang deze optie is geactiveerd, zijn alle andere camerafuncties geblokkeerd.
Belangrijk:
• Gebruik alleen de USB-kabel die bij de handgreep is meegeleverd.
• Zolang gegevens van de camera naar de computer worden gekopieerd, mag de verbinding in geen geval worden onderbroken door de USB-kabel eruit te trekken, omdat anders de computer en/of de camera kan ‚crashen’ of zelfs de geheugenkaart onherstelbaar kan worden beschadigd.
• Zolang gegevens van de camera naar de computer worden overgedragen, mag hij niet worden uitgeschakeld of zichzelf door onvoldoende batterijcapaciteit uitschakelen, omdat de computer anders kan ‚crashen’. Als de batterijcapaciteit tijdens de gegevensoverdracht te laag wordt, dient u de gegevensoverdracht te annuleren, de camera uit te schakelen en de batterij op te laden.
DATASTRUCTUUR OP DE GEHEUGENKAART
Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een computer worden gekopieerd, worden in de volgende map opgeslagen:
In de 100LEICA-, 101LEICA- enz. -mappen kunnen t/m 9999 opnamen worden opgeslagen.
NL
Overige functies
223
Page 100
NL
ADOBE® PHOTOSHOP® LIGHTROOM
®
Adobe® Photoshop® Lightroom® kan gratis worden gedownload als u uw camera op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor meer details, ga naar "Kundenbereich" op:
www.members.
leica-camera.com of zie de registratiekaart in de verpakking van
de camera.
LEICA IMAGE SHUTTLE
Overige functies
Met de exclusieve Leica Image Shuttle Software kunt u de camera op afstand bedienen met de computer, evenals de beeldgegevens direct op de harde schijf van de computer opslaan d.m.v. „Tethered Shooting“. Alle belangrijke camerafuncties kunnen worden bediend. Deze comfortabele oplossing biedt u perfecte ondersteuning in de studio en "On Location". Leica Image Shuttle kan gratis worden gedownload als u uw camera op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor meer details, ga naar "Kundenbereich" op:
www.members.
leica-camera.com of zie de registratiekaart in de verpakking van
de camera.
Opmerking:
Deze optie is alleen beschikbaar met een aangesloten multifunctionele handgreep-M (zie pag. 228 ).
MET ONBEWERKTE DNG RAW FILES WERKEN
Wanneer u het DNG (Digital Negativ )-formaat kiest, hebt u de juiste software nodig, om de opgeslagen onbewerkte gegevens te converteren, bijvoorbeeld de converter voor onbewerkte (RAW) gegevens Adobe
®
Photoshop® Lightroom® Deze biedt kwalitatief geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende resolutie mogelijk maken. Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters als witbalans, ruisvermindering, gradatie, scherpte enz. in te stellen en op deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren.
224
Loading...