Geachte klant
Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M / Leica M-P en
feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale
meetzoekercamera een uitstekende keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw
Voorwoord
nieuwe camera.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen
benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen.
Aanwijzingen:
• Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en
optimalisering van de Leica M / M-P. Omdat bij digitale
camera’s zeer veel functies door software worden gestuurd,
kunnen verbeteringen en uitbreidingen van functies en opties
naderhand in de camera worden geïnstalleerd. Om deze reden
biedt Leica in onregelmatige intervallen zogenaamde firmwareupdates aan. Deze camera's zijn af fabriek altijd uitgerust met
de nieuwste firmware, maar u kunt de firmware ook zelf
eenvoudig van onze homepage downloaden en naar uw camera
overdragen. Als u zich als eigenaar op de Leica Camera
homepage registreert, dan wordt u via de newsletter van de
beschikbaarheid van een firmware-update op de hoogte gesteld.
Verdere informatie omtrent de registratie en de firmwareupdates van uw camera evenals eventuele wijzigingen en
toevoegingen bij de uitleg in de handleiding vindt u in het
„Kundenbereich“ onder: https://owners.leica-camera.com
Of uw camera is uitgerust met de actuele Firmware-versie, kunt
u onder het hoofdmenupunt Firmware nakijken (pagina 5, sectie
SETUP , zie pag. 154, 225).
• Controleer, voordat u uw camera in gebruik neemt, de
meegeleverde accessoires op volledigheid.
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de
basiseisen van de geldende EU-richtlijnen in acht worden
genomen.
WAARSCHUWINGEN
• Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op
elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijv. bij het lopen over
synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden
Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw camera
tot een ontlading komen, vooral als deze op een gemakkelijk
geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen de
camerabehuizing betreft, is deze ontlading voor de elektronica
absoluut ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als
batterij- of achterwandcontacten moeten echter, ondanks extra
ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo
mogelijk niet worden aangeraakt.
• Gebruik voor het schoonmaken van de contacten geen
Waarschuwingen / Juridische opmerkingen
optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of
linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een
verwarmingsbuis of waterleiding (geleidend, met „aarde“
verbonden materiaal) aanraakt, wordt daardoor een eventueel
aanwezige elektrostatische lading veilig ontladen. Vermijd
vervuiling en oxidatie van de contacten, ook door uw camera
altijd met een objectief of bajonetdeksel op de camera droog op
te bergen!
• Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing,
kortsluiting of een elektrische schok te vermijden.
• Probeer nooit onderdelen van de body (afdekkingen) te
verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een
erkend servicepunt worden uitgevoerd.
JURIDISCHE OPMERKINGEN
• Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopiëren en
publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of
door anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het
auteursrecht schenden.
• Dit geldt ook voor alle meegeleverde software.
• De SD-, HDMI- en USB-logo*s zijn gedeponeerde merken.
• Overige namen, firma- en productnamen die in deze handleiding
worden genoemd, zijn handelsmerk, resp. gedeponeerd
handelsmerk van de betreffende ondernemingen.
134
Page 11
MILIEUVRIENDELIJK AFVOEREN
VAN ELEKTRISCHE EN
ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(geldt voor de EU en overige Europese landen met
gescheiden inzameling)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en
mag daarom niet met het normale huisvuil worden meegegeven! In
plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten
beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor
u gratis. Als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s
bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt. volgens de
voorschriften milieuvriendelijk worden afgevoerd.
Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw
gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar
u het toestel hebt gekocht.
De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers in de
garantiekaart ofwel op de verpakking.
De schrijfwijze is: jaar/maand/dag.
NL
Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur
135
Page 12
NL
AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN
Afbeeldingen op de voorste en achterste omslag
Vooraanzicht
1. Objectief-ontgrendelingsknop
2. Ogen voor draagriem
3. Focusknop
4. Kijkvenster van de afstandsmeter
5. Helderheidssensor
6. Kijkvenster van de zoeker
7. Zelfontspanner-lichtdiode
8. Beeldveldkiezer
9. Borglip van het bodemdeksel
Aanduiding van de onderdelen
1
2
Bovenaanzicht
10. Microfoon
11. Vaststaande ring met
a. index voor afstandsinstelling
b. scherptediepteschaal
c. rode indexknop voor het wisselen van objectief
12. Diafragma-instelring
13. Witte indexpunt voor diafragma-instelling
14. Tegenlichtkap
15. Afstandsinstelring met
a. greep
16. Hoofdschakelaar met klikstanden voor
–
OFF (camera uitgeschakeld)
–
S (enkele opnamen)
–
C (serieopnamen)
–
(zelfontspanner)
17. Ontspanner met
a. Schroefdraad voor draadontspanner
18. Video-ontspanner
19. Tijdinstelwiel met klikstanden voor
–
A voor automatische regeling van de sluitertijd
– Sluitertijden
–
B (Langdurige belichting)
–
Flitssynchronisatiesnelheid (1/180s)
1
/
- 8s (inclusief tussenwaarden)
4000
20. Flitsschoen
136
1
Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor.
Informatie over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de
hoofdstukken „De indicaties / In de zoeker“, pag. 240, en „Leica
M-Objectieven“, pag. 147.
2
Alleen de Leica M-P
Page 13
Achteraanzicht
21.
SET-knop
– voor het oproepen van het Opnameparameter-menu
– voor het oproepen van het submenu in de menubediening
– voor overname van de in de submenu's geselecteerde
instellingen/opties
22.
MENU-knop om de hoofd- en submenu's op te roepen of te
verlaten
23.
ISO-knop voor het oproepen van de gevoeligheidsinstelling
24.
DELETE-knop voor selectie van de wisfunctie
25.
PL AY-knop
– voor het inschakelen van de (continu) weergave
– voor terugkeer naar volledig beeld
26.
LV-knop om de Live View-modus mee aan of uit te zetten
27. Zoekeropening
28. Aansluiting voor de externe elektronische zoeker/ microfoon-
1
adapter
(deksel verwijderd)
29. Helderheidssensor voor LCD-scherm
30. Instelwiel
– voor het navigeren door de menu's
– voor het instellen van de geselecteerde menuopties
– voor het instellen van een belichtingscorrectie
– voor het vergroten/verkleinen van de weergegeven opname
– voor het bladeren in het opnamegeheugen
31. Kruisknop
– voor het navigeren door de menu's
– voor het instellen van de geselecteerde menuopties
– voor het bladeren in het opnamegeheugen
32.
INFO-knop
– voor weergave van instellingen/gegevens bij opname
– voor weergave van de opnamegegevens bij beeldweergave
– voor het accepteren van de instellingen
33. Luidspreker
34. Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart
35. LCD-scherm
Beeld van onder
(bodemdeksel is geplaatst)
36. Vergrendelingsknop voor bodemkap
37. Statiefschroefdraad A ¼, DIN 4503 (¼“)
38. Bodemdeksel
(bij verwijderde bodemdeksel)
39. Aansluiting voor multifunctionele handgreep M
1
40. Geheugenkaartsleuf
41. Batterijvak
42. Batterij-vergrendelingsschuif
NL
Aanduiding van de onderdelen
1
Verkrijgbaar als accessoire, zie pag. 228
137
Page 14
NL
BEKNOPTE HANDLEIDING
Verkorte handleiding
HOUD DE VOLGENDE ONDERDELEN GEREED:
– Camera
– Batterij
– Geheugenkaart (niet meegeleverd)
– Laadapparaat en netsnoer
138
Page 15
VOORBEREIDINGEN
1. Batterij laden (zie pag. 141)
2. Batterij plaatsen (zie pag. 144)
3. Geheugenkaart plaatsen (zie pag. 146)
4. Camera inschakelen (zie pag. 150)
5. Menutaal instellen (zie pag. 158)
6. Datum en tijd instellen (zie pag. 158)
7. Geheugenkaart evt. formatteren (zie pag. 220)
FOTOGRAFEREN
8. Objectief plaatsen (zie pag. 149)
9. Tijdinstelwiel op A instellen (zie pag. 153)
10. Scherpte instellen (zie pag. 178)
11. Camera inschakelen (zie pag. 150)
12. Belichtingsmeting inschakelen (zie pag. 151)
13. Belichting evt. formatteren (zie pag. 186)
14. Ontspannen (zie pag. 151)
Opmerking:
Over de juiste procedure bij video-opnamen, zie pag. 198
BEKIJKEN VAN DE OPNAMEN
De camera is af fabriek ingesteld op de automatische, kortstondige
weergave van de laatste opname (zie pag. 206).
U kunt de weergave altijd met de
tijdlimiet) (zie pag. 206).
Om andere opnamen te bekijken, hoeft u maar op de linker- of
rechterzijde van de kruisknop te drukken (zie pag. 212).
Om de opnamen te vergroten, drukt u het instelwiel naar rechts
(zie pag. 213).
PL AY-knop inschakelen (geen
WISSEN VAN OPNAMEN
Druk op de DELETE-knop en volg de aanwijzingen op het scherm
(zie pag. 214).
NL
Verkorte handleiding
139
Page 16
NL
UITVOERIGE HANDLEIDING
VOORBEREIDINGEN
Voorbereidingen
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
140
Page 17
BATTERIJ LADEN
De camera wordt door een lithium-ionen batterij van de nodige
energie voorzien.
• Als bevestiging van het oplaadproces begint de groene, met
CHARGE gemarkeerde LED te knipperen. Zodra de batterij tot
minstens
de gele, met
4
/5 van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien
80% gemarkeerde LED. Als de batterij volledig is
opgeladen, gaat ook de groene LED permanent branden.
Opmerking:
De
80%-LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces
al na ca. 2 uur gaan banden.
Het laadapparaat dient van het net te worden gescheiden als het
opladen is voltooid. Er is geen gevaar voor overlading.
NL
Voorbereidingen
141
Page 18
NL
Let op:
• Er mogen in deze camera uitsluitend batterijen (Best.-Nr. 14
499) worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica
Camera AG worden genoemd en beschreven.
• Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor
bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven
worden opgeladen.
• Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt
Voorbereidingen
of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd,
kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan!
• Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht
en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden
blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een
magnetron of in een omgeving met hoge druk worden geplaatst
wegens gevaar voor brand of explosie!
• Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste
omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan
ontwijken.
• Er mag uitsluitend het Leica laadapparaat dat in deze
handleiding wordt genoemd (Bestelnr. 14 494) worden gebruikt.
Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG
goedgekeurde batterijladers kan tot schade aan de batterijen
leiden en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke
verwondingen.
• Het meegeleverde laadapparaat mag uitsluitend voor het
opladen van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet
voor andere doeleinden te gebruiken.
• De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden
aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden.
• Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact tijdens het laden vrij
toegankelijk is.
• Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties
mogen alleen door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd.
142
Page 19
Aanwijzingen:
• De batterij moet worden opgeladen voordat de camera voor de
eerste keer wordt gebruikt.
• De batterij moet een temperatuur tussen 10°-30°C hebben om
te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het
oplaadapparaat niet in, resp. weer uit).
• Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de
batterijconditie worden opgeladen. Als een batterij maar ten
dele is ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de
volledige oplading sneller worden bereikt.
• Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. Dit is
normaal en geen storing.
• Indien beide LEDs van de lader snel gaan knipperen (>2Hz) net
nadat het laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijv.
wegens overschrijden van de maximale laadtijd, spanningen of
temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortsluiting). Haal
in zo’n geval het laadapparaat van de netvoeding en verwijder de
batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde
temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het
oplaadproces opnieuw. Als het probleem niet kan worden
opgelost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale
vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG.
• Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3
maal volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera.
Dit ontladingsproces moet telkens na ca. 25 keer laden worden
herhaald. Voor een maximale levensduur van de batterij moet
deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen
(bijv. 's zomers resp. 's winters in een geparkeerde auto) worden
blootgesteld .
• De levensduur van elke batterij is – zelfs bij optimaal gebruik –
begrensd! Na enkele honderden keren opladen wordt dit
duidelijk door de korter wordende ontladingstijden.
• Na hoogstens vier jaar dient u de batterij te vervangen, omdat
de prestaties afnemen en u vooral bij koude niet meer verzekerd
bent van een betrouwbare werking.
• Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften
(zie pag. 233) worden afgevoerd.
• De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera
ingebouwde bufferbatterij die de opslag van de ingevoerde
datum/tijd gedurende maximaal 2 maanden verzekert. Als de
bufferbatterij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de
verwisselbare batterij weer worden opgeladen. De volledige
capaciteit van de bufferbatterij is – met geplaatste verwisselbare
batterij - na enkele dagen weer bereikt. De camera hoeft
hiervoor niet ingeschakeld te blijven.
NL
Voorbereidingen
143
Page 20
NL
VERVANGEN VAN BATTERIJ EN GEHEUGENKAART
Zet de hoofdschakelaar (16) op
Belangrijk:
Open het bodemdeksel niet en verwijder de
geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode
LED (34) rechtsonder naast het LCD-scherm (35) knippert. Anders
Voorbereidingen
kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamegegevens
verloren gaan.
Bodemdeksel verwijderen
OFF.
Batterij plaatsen
Batterij verwijderen
144
Page 21
Indicaties batterijconditie
De batterijconditie verschijnt - in de opnamemodus - op het
scherm (35) als u de
Aanwijzingen:
• Verwijder de batterij als u de camera een tijd lang niet gebruikt.
• Uiterlijk 2 maanden nadat de capaciteit van een batterij in de
camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder
„Opladen van de batterij“, pag. 143), moeten de datum/tijd
opnieuw worden ingevoerd.
• Als de batterijcapaciteit afzwakt, ofwel als u een oude batterij
gebruikt, zullen de waarschuwingen, indicaties en opties
eventueel beperkt of geblokkeerd blijven, afhankelijk van de
gebruikte camera-optie.
INFO-knop (32) indrukt.
Bruikbare geheugenkaarten
De camera slaat de opnamen op een SD- (Secure Digital), ofwel
SDHC- (High Capacity), ofwel SDXC- (eXtended Capacity) kaart op.
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden door verschillende
producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/
leessnelheid aangeboden. Vooral die met een grote capaciteit en
hoge schrijf-/leessnelheid maken een aanzienlijk snellere
registratie en weergave van gegevens mogelijk. Ze hebben een
schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee de gegevens tegen
onopzettelijk opslaan en wissen kunnen worden beschermd. Deze
schakelaar is als schuif op de niet-afgeschuinde kant van de kaart
uitgevoerd en beveiligt gegevens op de kaart in zijn onderste stand
die met LOCK is gemarkeerd.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
NL
Voorbereidingen
145
Page 22
NL
Geheugenkaart plaatsen
Voorbereidingen
Geheugenkaart verwijderen
Aanwijzingen:
• Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica
Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit
en kwaliteit kan controleren. Bij gebruik van andere kaarttypen
is beschadiging van camera of kaart weliswaar niet te
verwachten, maar omdat vooral zogenoemde „No-Name“kaarten ten dele niet aan de SD-/SDHC/SDXC-standaards
voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie bieden voor een
goede werking.
• Vooral video-opnamen vereisen een hoge schrijfsnelheid.
• Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste
uitlijning.
• Wanneer u bij ingeschakelde camera de bodemdeksel of de
geheugenkaart verwijdert, verschijnen op het LCD-scherm de
betreff ende waarschuwingen in plaats van de indicaties:
–
Attention Bottom cover removed.
– Attention No card inserted.
• Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading
evenals defecten aan de camera en de kaart tot beschadiging of
verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het
raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar
op te slaan (zie pag. 222).
• Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een
antistatisch foedraal te bewaren.
146
Page 23
LEICA M-OBJECTIEVEN
In principe geldt: De meeste Leica M-objectieven kunnen worden
gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en
beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht.
Het gebruik is onafhankelijk van de objectief-uitrusting – met of
zonder 6-bit codering in de bajonet.
Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. ook bij gebruik van Leica
M-objectieven zonder code, zal de camera in de meeste gevallen
goede opnamen maken.
Om ook in zulke gevallen optimale beeldkwaliteit te bereiken,
adviseren wij u het objectieftype in te voeren (zie pag. 163).
Belangrijk:
• Niet geschikt:
– Hologon 1:8/15mm,
– Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling,
– Elmar 1:4/90mm met uitschuifbare buis (productieperiode
1954-1968)
– Sommige exemplaren van de Summilux-M 1.4/35mm (niet
asferisch, productieperiode 1961-1995, Made in Canada)
kunnen niet op de camera worden gezet, resp. niet tot
oneindig focusseren. De Leica Customer Care kan deze
objectieven dusdanig modifi ceren dat ze ook op de camera
kunnen worden gebruikt.
• Geschikt, maar met risico van beschadiging van de camera,
resp. het objectief
Objectieven met verzinkbare tubus kunnen uitsluitend met
uitgetrokken tubus worden gebruikt, d.w.z. hun tubus mag op de
camera in geen geval worden verzonken. Dit geldt niet voor de
huidige Makro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de buis ook in
ingeschoven toestand niet in de camera steekt en daarom
onbeperkt kan worden gebruikt.
NL
Voorbereidingen
147
Page 24
NL
• Beperkt bruikbaar
Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de
camera kan precies focusseren met 135mm-objectieven bij
open diafragma als gevolg van de zeer geringe scherptediepte
niet worden gegarandeerd.. Wij raden u aan minstens 2 stops te
diafragmeren.
Daarentegen kunt u dankzij de Live View-modus (zie pag. 176)
Voorbereidingen
van de camera en haar verscheidene instellingshulpjes dit
objectief onbeperkt gebruiken.
Aanwijzingen:
• Leica Customer Care kan vele Leica M-objectieven achteraf van
de 6-bit codering voorzien. (Adres, zie pag. 256).
• Er kunnen aan de Leica M, behalve Leica M-objectieven met en
zonder codering, m.b.v. de als toebehoren verkrijgbare Leica
M-adapter R (zie pag. 226) ook Leica R-objectieven worden
ingezet.
148
• Bruikbaar, maar uitgezonderd van de
(zie pag. 182)
– Super-Angulon-M 1:4/21mm
– Super-Angulon-M 1:3,4/21mm
– Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr. onder 2 314 921.
Classic-belichtingsmeting
Page 25
Objectief plaatsen
Objectief verwijderen
NL
Voorbereidingen
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de starre ring (11) vasthouden.
3. De rode indexknop (11c) van het objectief tegenover de
ontgrendelingsknop (1) op de camerabody houden
4. Het objectief in deze stand passend op de camera plaatsen.
5. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en
voelbaar vergrendeld.
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de starre ring (11) vasthouden.
3. De ontgrendelingsknop (1) op de camerabody indrukken
4. Het objectief naar links draaien tot zijn rode indexknop (11c)
tegenover de ontgrendelingsknop staat
5. Objectief dan zonder te wrikken verwijderen
Aanwijzingen:
• In principe geldt: Ter bescherming tegen het binnendringen van
stof moet u altijd een objectief of de cameradop op de camera
laten zitten.
• Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo
mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden.
• Camera- of objectiefkappen moeten niet in een broekzak
worden bewaard, omdat ze daar stof aantrekken dat bij het
plaatsen van het objectief in de camera terecht kan komen.
149
Page 26
NL
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN /
BEDIENINGSELEMENTEN
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE CAMERA
Camerabediening
16 17
c. C - Opnameserie-stand
Zolang u de ontspanner ingedrukt houdt en de capaciteit van
de gebruikte geheugenkaart en het interne geheugen het
toelaten, (zie „Geheugenkaart vervangen“) zullen er continu
opnamen worden gemaakt. Eerst minstens 16 snel achter
elkaar, daarna met vertraagde frequentie.
d.
- Zelfontspanner
Het bedienen van de ontspanner (zie hierna) start de
ingestelde voorlooptijd (zie pag. 200) waarna de opname
wordt gemaakt.
INSCHAKELEN
Na het inschakelen, d.w.z. na het instellen van een van de drie
functies
S, C of licht de LED (34) even op en de indicaties in de
zoeker worden zichtbaar (zie pag. 240).
150
De camera wordt met de hoofdschakelaar (16) in- en
uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de ontspanner (17) en is
als hendel met vier klikstanden uitgevoerd:
a.
OFF –Camera uitgeschakeld
b.
S – Enkele opname-stand
Door de ontspanner in te drukken (zie hierna) maakt u telkens
één opname, of u hem nu ingedrukt houdt of niet.
Opmerking:
De camera is vanaf ca.1s na het inschakelen paraat.
UITSCHAKELEN
Ook als de hoofdschakelaar niet op
OFF is gezet, zal de camera
automatisch worden uitgeschakeld als u via het menu een
automatische uitschakeltijd hebt ingesteld (
Auto P ower Off , zie
pag. 160) en de camera binnen deze tijd niet wordt bediend.
Page 27
Opmerking:
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas
wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar
worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt elk stroomverbruik
voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch
uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de
indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden
hiermee ook verhinderd.
Opmerking:
De ontspanner blijft geblokkeerd
– als het interne geheugen (tijdelijk) vol is, bijv. na een serie van ≥
16 opnamen, of
– als de geplaatste geheugenkaart en het interne geheugen
(tijdelijk) vol zijn, of
– als de batterij zijn grenzen heeft bereikt (capaciteit, temperatuur,
leeftijd).
NL
Camerabediening
DE ONTSPANNER
De ontspanner (17) heeft drie indrukstanden:
1. Indrukken tot het 1e drukpunt
– activeert de belichtingsmeting en de zoekerweergave
– start in tijdautomaat de registratie van de gemeten
belichtingswaarde, d.w.z. de door de camera berekende
sluitertijd (meer hierover staat in het hoofdstuk “Het
meetwaardegeheugen“ op pag. 185)
– start de tijd van een eventueel lopende zelfontspanner
opnieuw (zie pag. 200)
Als de ontspanner op deze indrukstand wordt vastgehouden, blijft
de indicatie zichtbaar, ofwel als vooraf de weergavemodus was
ingesteld, zal de camera teruggaan naar de opnamemodus. Als de
camera vooraf in stand-by stond, zal hij weer worden geactiveerd
en de weergave worden ingeschakeld.
Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de
indicaties nog ca. 30s ingeschakeld en kunt u opnieuw een meting
uitvoeren (meer hierover vindt u in het hoofdstuk „De
belichtingsmeting“ vanaf pag. 182).
2. Als de ontspanner helemaal wordt doorgedrukt, wordt de
opname gemaakt, ofwel de eventueel ingestelde tijd van de
zelfontspanner begint af te lopen. De gegevens worden daarna
op de geheugenkaart opgeslagen.
De ontspanner heeft genormeerde schroefdraad (17a) voor
draadontspanners.
Aanwijzingen:
• Als vooraf de weergavemodus (zie pag. 206) of de
menubediening (zie pag. 154) geactiveerd was, zal door
aantippen van de ontspanner meteen de opnamemodus worden
ingeschakeld.
• De ontspanner moet, om bewegingsonscherpte te voorkomen,
voorzichtig – niet met een ruk – worden ingedrukt, totdat de
sluiter met licht klikken gaat aflopen.
• U kunt de sluiter zelfs tijdens een video-opname indrukken om
een of meerdere foto-opnamen te maken. Meer informatie over
video-opnamen en de video-startknop (18), vindt u op pagina
198.
151
Page 28
NL
Serieopnamen
U kunt niet alleen afzonderlijke opnamen maken - hoofdschakelaar
16 op (
S [single]), maar ook opnameseries - hoofdschakelaar op (C
[continuous]), bijv. om een bewegingsproces in meerdere stappen
vast te leggen.
Afgezien van de bediening van de ontspanner (17) maakt u
serieopnamen op dezelfde wijze als enkele opnamen: zolang u de
hem helemaal ingedrukt houdt (en de capaciteit van de
geheugenkaart dit toelaat) worden er serieopnamen gemaakt.
Camerabediening
Wanneer u een hem slechts kort indrukt, zullen er steeds
afzonderlijke opnamen worden gemaakt.
Er kunnen maximaal ca. 3 foto’s per seconde worden gemaakt.
Eerst minstens 16 snel achter elkaar, daarna met iets vertraagde
frequentie.
Aanwijzingen:
• De genoemde opnamen per seconde en het maximaal mogelijke
aantal opnamen in een serie baseren op de standaardinstelling
-
ISO 200 en als formaat JPEG fine . In andere instellingen ofwel
afhankelijk van de gebruikte geheugenkaart kunnen de
frequentie en het aantal lager zijn.
• Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie, wordt in
beide weergavemodi (zie pag. 206) eerst de laatste foto van de
serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de
geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle
opnamen van de serie door het interne geheugen van de camera
op de kaart zijn overschreven.
152
Page 29
DE TIJD-INSTELKNOP
Met het tijd-draaiwiel (19) worden de belichtingsmodi geselecteerd:
– tijdautomaat door instelling op de rood gemarkeerde
A-stand
(zie pag. 184),
– handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen
1
/
s t/m
4000
8s, (tussenwaarden die in ½ stappen vastklikken zijn eveneens
beschikbaar), alsook
– de met het
synchronisatietijd
–
B voor lange belichtingstijden (zie pag. 190).
-symbool gemarkeerde, kortst mogelijke
1
/
s voor de fl itsmodus (zie pag. 193) en
180
Het tijd-draaiwiel heeft geen aanslag, d.w.z. dat het vanuit elke
stand in een willekeurige richting kan worden gedraaid. Deze klikt
bij alle gegraveerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden
buiten de klikposities mogen niet worden gebruikt. Meer informatie
over de instelling van de juiste belichting staat in het hoofdstuk:
vanaf pag. 182.
NL
Camerabediening
153
Page 30
NL
DE MENUBEDIENING
Vele instellingen worden op de camera in twee van elkaar
onafhankelijke menu’s (zie pag. 248/249) uitgevoerd.
Door de verdeling in 2 menu’s en de groepering binnen het
hoofdmenu kunnen de menu-items die in de praktijk het meest
worden gebruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen en
ingesteld.
De betreffende instellingen resp. instellingsstappen van deze
menu-items worden bij ingeschakelde camera overzichtelijk en
Camerabediening
stap voor stap op het LCD-scherm (35) getoond.
In beide menu’s vinden de instellingen in principe op dezelfde wijze
plaats, alleen het oproepen en verlaten is verschillend.
HOOFDMENU
Het hoofdmenu bestaat uit 35 punten. Het is verdeeld in 3
functionele groepen:
–
CAMERA (Camera–basisinstellingen – pagina 1)
–
IMAGE (Opname-instellingen – pagina 2)
–
SETUP (Secundaire opties - pagina's 3-5)
OPNAMEPARAMETER-MENU
Het opnameparameter-menu bestaat uit 8 punten. Het bevat,
behalve de basisinstellingen voor de opname, 2 punten die op de
belichtingsmeting en -instelling van invloed zijn, en één waarmee
gebruikersprofielen kunnen worden aangemaakt en opgeroepen.
154
Page 31
Instellen van de menu-opties
1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de
het opnameparameter-menu met de
• Er verschijnt in het hoofdmenu de eerste =
MENU-knop (22),
SET-knop (21).
CAMERA-pagina
met de eerste 6 items; in het menu Opnameparameters dan
alle punten.
Het momenteel actieve menu-item is na het oproepen van
een van de menu's altijd het laatst geselecteerde.
Opmerking:
Het opnameparameter-menu is uitsluitend vanuit de opnamemodus
toegankelijk.
NL
Camerabediening
155
Page 32
NL
2. Het gewenste menu-item kunt u zowel met de insteldraaiknop
(30, draaien naar rechts = in het menu naar beneden, draaien
links = in het menu naar boven) alsook met de kruisknop (31;
omhoog of omlaag drukken) selecteren.
Camerabediening
Aanwijzingen:
• Het gebruik van de insteldraaiknop is niet alleen gemakkelijker,
maar ook aanzienlijk sneller.
• Individuele menu-items, zoals
GPS en Format SD Card alsmede
enkele submenu-items kunnen alleen worden opgeroepen onder
bepaalde omstandigheden. Meer informatie hierover vindt u in
de betreffende secties.
• De letters in de betreffende regels zijn grijs om dit aan te geven.
3. De betreffende submenu's kunt u zowel met de
met de
INFO-knop (32) oproepen, of door op de rechterzijde
SET-, alsook
van de kruisknop te drukken.
• In de kopregel veranderen de aanwijzingen: links in zwart
staat de bijbehorende optiegroep (in het hoofdmenu
CAMERA , IMAGE of SE TUP , in het Opnameparameter-menu
altijd
SET), rechts in wit het opgeroepen menu-item.
De submenu's bestaan meestal uit verschillende
optievarianten die u in de volgende stap direct kunt
selecteren.
In sommige gevallen is er ook een schaal voor het instellen
van waarden of de sub-menu's zijn op hun beurt
samengesteld uit items waar u opnieuw optievarianten voor
kunt instellen.
156
Page 33
4. De gewenste optievariant / de gewenste waarde kiest u dan
ofwel met de insteldraaiknop of door op de betreffende zijde
van de kruisknop te drukken, d.w.z.
– omhoog/omlaag voor volgende/vorige regel, ofwel voor het
selecteren van de optievariant(en)
– links/rechts voor instellingen in een regel, of op een schaal
In sub-items met selecteerbare optievarianten kunt u ook naar
een andere regel gaan met de
INFO-knop.
• In de kopregel veranderen weer de indicaties: links in het
zwart het sub-item en rechts in het wit de opgeroepen
optievariant.
Opmerking:
Sommige menu-items, zoals de datum/tijd en de opties bracketing
en witbalans vereisen bijkomende instellingen. De toelichtingen en
meer bijzonderheden over de andere menufuncties, staan in de
betreffende secties.
5. Sla uw instelling op door op de
SET- of de INFO-knop te
drukken.
• Op het LCD-scherm verschijnt weer het startscherm. Rechts
op de betreffende menubalk staat nu de zojuist ingestelde
optievariant.
Opmerking:
De menu's en submenu's kunt u op elk gewenst moment - en
zonder de gewijzigde instellingen toe te passen - verlaten door op
de volgende knoppen te drukken:
Hoofdmenu
Opnameparametermenu
Ontspanner /
Video-startknop
17/18
De camera schakelt
over op de
opnamemodus
De camera schakelt
over op de
opnamemodus
PL AY
(25)
De camera
schakelt over
op de
weergave-
modus
De camera
schakelt over
op de
weergave-
modus
MENU
(22)
Gaat telkens een stap
terug (bijv. naar het
vorige menu-niveau)
Gaat telkens een stap
terug (bijv. naar het
vorige menu-niveau),
ofwel springt naar het
hoofdmenu.
NL
Camerabediening
157
Page 34
NL
VOORINSTELLINGEN
DATUM EN TIJD
Deze informatie kunt u in het menu-item
Date / Time instellen.
CAMERA-BASISINSTELLINGEN
MENUTAAL
De camera is af fabriek ingesteld op Engels. De andere
selecteerbare menutalen zijn Duits, Frans, Spaans, Italiaans,
Russisch, Japans, Koreaans, of traditioneel, resp. vereenvoudigd
Chinees.
Camera-basisinstellingen
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
(pagina 5, sectie
2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal.
• Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen, korte
begrippen) worden alle aanwijzingen in de taal gewijzigd.
SETUP) en
Language
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
(pagina 5, sectie
SETUP) en
2. roep het submenu op. Dit bevat de drie items
Zone , Date en Time .
Date / Time
Auto Time/Time
Automatische, door GPS gestuurde tijdindicatie
Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele
handgreep M bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag.
228).
3. Selecteer
• Er verschijnt nog een submenu met de drie items
4. Selecteer in dit submenu
5. hier dan de gewenste variant (
Auto Time/ Time zone .
Auto time
via GPS , (alleen beschikbaar als de optie GPS in het menu
ingeschakeld is, zie pag. 201),
Time zone en Summer time .
Auto time via GPS en
On /Off ).
Als u de optie hebt geactiveerd, zal de op de camera ingestelde tijd
continu aan de hand van de ontvangen GPS-signalen worden
gecorrigeerd.
158
Page 35
Voor correcte tijdindicatie overal ter wereld:
6. Kies in hetzelfde submenu
Time zone en
7. hier de gewenste zone/de momentele locatie.
• Rechts in de regel staat de momenteel ingestelde afwijking
t.o.v. Greenwich Mean Time, daaronder grotere steden in de
betreffende tijdzones en de daar actuele tijd.
Voor correcte tijdindicatie in landen met tijdaanpassing van
het seizoen:
8. Kies in hetzelfde submenu
9. hier dan de gewenste variant (
Summer time en
On /Off ).
Opmerking:
Time zone en Summer time zijn alleen beschikbaar als de optie
Auto time via GPS uit staat.
DATUM
Er zijn 3 varianten voor de volgorde van de weergave beschikbaar.
3. Kies in het
items
4. Kies
5. Kies in het
Day/Month/ Year, Month/Day/ Year en Year/Month/Day.
Date / Time -submenu Date. Het bevat de twee
Format en Setting.
Format.
Format-submenu een van de 3 mogelijke volgorden
6. Sla uw instelling op.
• Het
Date-submenu verschijnt weer.
7. Kies
Setting.
• Er verschijnt een ander submenu met kolommen voor jaar,
dag en maand. De momenteel actieve, dat wil zeggen de
aanpasbare kolom, is rood onderstreept, de categorie heeft
witte letters en de variabele getallen hebben rode letters.
Met behulp van de insteldraaiknop (30) of de kruisknop (31)
stelt u de numerieke waarden / de maanden in en met de
SET- knop (21), de INFO-knop (32) of de kruisknop wisselt u
van kolom.
8. Na het instellen van alle 3 categorieën dient u ze te bevestigen
en op te slaan.
NL
Camera-basisinstellingen
159
Page 36
NL
TIJD
De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat worden
aangegeven.
Het instellen van de weergave en de beide getallengroepen doet u
in het sub-item
Time in principe net zo als de Date in de
voorafgaande sectie.
Opmerking:
Zelfs als er geen batterij is geplaatst, of als deze leeg is, blijft de
instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij
gedurende circa 2 maanden behouden. Daarna moeten datum en
Camera-basisinstellingen
tijd zoals hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld.
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN
Deze functie schakelt de camera vanzelf na een vooraf ingestelde
tijd uit.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Off (pag. 5, sectie SE TUP).
Auto P ower
2. Kies nu de gewenste tijdsduur.
Opmerking:
Ook als de camera in de paraatstand staat, d.w.z. de indicaties na
30s zijn verdwenen, of de geactiveerde optie
Auto P ower Off deze
heeft uitgeschakeld, kunt u de camera te allen tijde door indrukken
van de ontspanner (17) weer activeren.
160
Page 37
SIGNAALGELUIDEN
U kunt zelf bepalen of de waarschuwingen op het LCD-scherm en/
of de aflopende zelfontspanner door akoestische signalen – er zijn
twee volumes – extra bevestigd dienen te worden of dat de werking
van de camera vooral geruisloos moet zijn.
Opmerking:
De signaalgeluiden staan af fabriek op
Off (uit) ingesteld.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Signal (pag. 5, sectie SETUP).
2. Nu kunt u
Off , Low of HIgh kiezen.
Acoustic
NL
Camera-basisinstellingen
161
Page 38
NL
BASISINSTELLINGEN OPNAME
HERKENNING VAN HET OBJECTIEFTYPE
De 6-bit codering in de bajonet van de huidige Leica M-objectieven
stelt de camera in staat met de sensor in zijn bajonet het
geplaatste objectieftype te herkennen.
– Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de
beeldgegevens gebruikt. Bijvoorbeeld wordt de
randverduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven en grote
diafragma-openingen bijzonder opvallend kan zijn, in de
Opname-basisinstellingen
beeldgegevens gecompenseerd.
– Ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsreflector maakt
gebruik van de objectiefgegevens (zie „Geschikte flitsapparaten“,
pag. 192).
– Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering oplevert
in de EXIF-gegevens van de opnamen weggeschreven. In de
uitgebreide beeldgegevens zal de brandpuntafstand van het
objectief bovendien worden weergegeven (zie pag. 247).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Detection (pagina 1, sectie CAMERA ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant:
–
Off, of
–
Automatic, als een gecodeerd objectief is geplaatst, of
–
Manual, als een niet-gecodeerd objectief is geplaatst.
Opmerking:
Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering moet de
herkenningsfunctie ter vermijding van storingen worden
uitgeschakeld, of moet het gebruikte objectieftype handmatig
worden ingevoerd (zie pag. 163).
Lens
162
Page 39
HANDMATIG INVOEREN VAN OBJECTIEFTYPE /
BRANDPUNTAFSTAND
Vroegere Leica M-objectieven worden bij gebrek aan identificatie
niet herkend door de camera. U kunt de "identificatie" echter via
het menu invoeren.
Hetzelfde geldt voor Leica R-objectieven die m.b.v. de Leica
R-adapter M op de camera kunnen worden gebruikt (voor meer
details verwijzen wij u naar de instructies van de adapter).
3. Selecteer in de lijst van het submenu
u gebruikt.
• Op het LCD-scherm verschijnt een lijst met objectieven
waarin voor ondubbelzinnige identificatie ook de betreffende
artikelnummers staan vermeld. De camera kan detecteren
of er een M-objectief is bevestigd, of een Leica R-lens d.m.v.
de adapter. Bijgevolg zal de lijst ofwel M-, of R-objectieven
bevatten.
Manual het objectief dat
Aanwijzingen:
• Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de andere kant van
de scherptediepteschaal gegraveerd.
• De lijst vermeldt objectieven die zonder codering verkrijgbaar
waren (ca. voor juni 2006). Objectieven van een latere
introductiedatum zijn uitsluitend gecodeerd verkrijgbaar en
kunnen daarom niet handmatig worden geselecteerd.
• Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-18-21mm ASPH.
wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabody
overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord
van de opnamen vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter
naar wens handmatig opgeven.
• De Leica Tri-Elmar -M 1:4/28-35-50mm ASPH. bezit
daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte
lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische
overbrenging van de ingestelde brandpuntafstand naar de
camera. Deze wordt door de elektronica van de camera afgetast
en voor correctie van deze brandpuntafstand gebruikt. Wegens
gebrek aan ruimte staat in het menu alleen een artikelnummer
- 11 625 U kunt. Vanzelfsprekend ook de beide andere varianten
– 11 890 en 11 894 – gebruiken en de in het menu ingestelde
waarden gelden hiervoor net zo.
NL
Opname-basisinstellingen
163
Page 40
NL
COMPRESSIEGRAAD/BESTANDSFORMAAT
Registratie van de beeldgegevens kan naar keuze gebeuren
a. met een van twee verschillende JPEG-compressiegraden
-
JPEG fine / JPEG standard , of
b. met het bestandsformaat
DNG , ofwel ongecomprimeerd, of
gecomprimeerd, of
c. met combinaties van telkens een van de twee JPG-
compressiegraden en het ingestelde DNG-formaat, d.w.z. er
ontstaan per opname altijd twee bestanden.
Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de beoogde
toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik van de aanwezige
geheugencapaciteit op de kaart mogelijk, maar anderzijds ook op
Opname-basisinstellingen
de benodigde zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen
naderhand.
Instellen van de optie
Keuze van de JPEG-compressie resp. de formaatcombinatie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
format en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste compressie /
combinatie.
File
Selectie van DNG-compressie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Compression (pagina 2, sectie IMAGE ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie (
gecomprimeerd] /
Off [=ongecomprimeerd]).
DNG
On [=
Aanwijzingen:
• Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte
opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde formaat DNG
(Digital Negative) gebruikt.
• De voor het DNG-formaat beschikbare compressie
– is lossless, wat betekent dat het niet leidt tot een verlies aan
kwaliteit
– behoudt alle mogelijkheden van nabewerking van de
beeldgegevens
– maakt snellere opslag mogelijk
– neemt minder ruimte in beslag.
• Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als DNG en JPEG
wordt voor het JPEG-formaat de bestaande instelling van de
resolutie gebruikt, d.w.z. de beide bestanden kunnen vaak
verschillende resoluties hebben.
• Door een hoge compressiegraad, zoals bij
JPEG standard
kunnen fijne structuren in het onderwerp verloren gaan, resp.
onzuiver worden weergegeven (artefacten; bijv. „blokjesvorming“
op schuine randen).
• Het op het LCD-scherm getoonde, resterende aantal opnamen
verandert niet noodzakelijkerwijs na elke opname. Dit hangt van
het onderwerp af; zeer fijne structuren resulteren bij JPEGbestanden in een grotere hoeveelheid gegevens, homogene
vlakken in een kleinere hoeveelheid.
164
Page 41
RESOLUTIE
De registratie van de beeldgegevens is in het JPEG-formaat met vier
verschillende resoluties mogelijk. U kunt deze aanpassen aan het
gebruiksdoel van de opnamen, resp. de capaciteit van de
geplaatste geheugenkaart. Met de hoogste resolutie
(overeenkomend met de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor
de hoogste kwaliteit bij grotere afdrukken dient te kiezen, kunnen
natuurlijk aanzienlijk minder opnamen op een kaart worden
opgeslagen dan met de laagste resolutie.
Instellen van de optie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
JPEG Resolution en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie.
Opmerking:
De resolutie is bij de DNG-indeling altijd 24MP, onafhankelijk van
een mogelijk andere instelling voor het JPEG-formaat.
NL
Opname-basisinstellingen
165
Page 42
NL
WITBALANS
In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale
kleurweergave bij elk licht. De kleur die als wit moet worden
weergegeven, wordt vooraf in de camera ingesteld.
U kunt uit tien verschillende instellingen kiezen:
–
Automatic – voor de automatische regeling, die in de meeste
situaties neutrale resultaten oplevert.
– Zeven vaste voorinstellingen voor de meest voorkomende
lichtbronnen,
–
Daglicht, - bijv. voor buitenopnamen in de zon,
–
Wolken, - bijv. voor buitenopnamen bij bewolkte hemel,
–
Opname-basisinstellingen
Schaduw, - bijv. voor buitenopnamen met het
hoofdonderwerp in de schaduw,
–
Kunstlicht, - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk)
licht van gloeilampen
–
TL-buis warm - bijv. voor binnenopnamen met
(voornamelijk) licht van TL-buizen, bijv. voor woonruimten met
warm licht van ca. 2700K dat het licht van gloeilampen
nabootst
–
TL-buis koel - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk)
licht van TL-buizen, bijv. voor werkruimten en buitenverlichting
met koel licht van ca. 4000K
–
Flits - bijvoorbeeld voor opnamen met elektronische
flitsbelichting,
–
Gray card – voor de handmatige instelling door meting en
–
Color temperature
1
– voor een direct instelbare
kleurtemperatuurwaarde.
Opmerking:
Bij het gebruik van elektronenflitsers die over de technische
mogelijkheden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het
systeem 3000 en over de adapter SCA-3502-5 beschikken, of een
overeenkomstig geïntegreerde voet, kan de witbalans voor een
juiste kleurweergave op
Automatic worden gezet.
Wanneer er echter andere, niet specifiek op de camera afgestemde
flitsapparaten worden gebruikt, die de witbalans van de camera
niet automatisch omschakelen, moet de instelling
Blitz (Flits)
worden gebruikt.
Instellen van de optie
Voor de automatische of een van de vaste instellingen
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
166
1
Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven.
Page 43
Voor directe instelling van de kleurtemperatuur
1
U kunt waarden tussen 2000 en 13100 (K
) direct instellen (van
2000 tot 5000K in stappen van 100, van 5000 tot 8000K in
stappen van 200 en van 8000 tot 13.100K in stappen van 300).
Daarmee is een zeer groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de
praktijk voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen u de
kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwezige lichtkleur en uw
persoonlijke voorkeur kunt afstemmen.
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de variant
Color temperature .
3. Kies met de insteldraaiknop (30) of met de bovenste/onderste
kruisknop (31) de gewenste waarde en
4. bevestig uw instelling met de
INFO- (32) of de SE T-knop (21).
Voor de handmatige instelling door meting
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de variant
• Op het LCD-scherm verschijnt de melding
picture for setting the white balance.
Gray card .
Please take a
3. Maak nu een opname en let daarbij op dat er een wit of
neutraal grijs (referentie-)vlak in beeld is.
• Op het LCD-scherm verschijnt
– de afbeelding op basis van de automatische witbalans-
instelling
– in het beeldmidden een dradenkruis
4. Door de kruisknop in de gewenste richting te drukken, kunt u
het dradenkruis op het detail van het onderwerp richten dat de
basis voor de nieuwe witbalans-instelling moet vormen (bijv. op
het genoemde referentievlak).
5. Druk op de
INFO-knop.
• De kleurweergave van het beeld wordt aangepast.
6. U kunt deze nieuwe instelling van de witbalans nu
– ofwel overnemen – door de
• Op het LCD-scherm verschijnt de melding
set
SET-toets in te drukken,
White balance
– ofwel verdere instellingen naar wens uitvoeren, zoals onder
4. - 5. beschreven staat.
Een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang opgeslagen,
d.w.z. wordt voor alle volgende opnamen gebruikt, tot er een
nieuwe meting of een andere instelling van de witbalans wordt
gebruikt.
Opmerking:
als gevolg van de witbalans-instelling wordt er, in plaats van de
originele opname, de opname met de betreffende kleurweergave
opgeslagen.
NL
Opname-basisinstellingen
167
Page 44
NL
ISO-GEVOELIGHEID
De ISO-instelling heeft een gebied van ISO 200 – 6400 in
stappen, wat de handmatige instelling van de sluitertijd-/
diafragmawaarden aan de betreffende situaties mogelijk maakt. De
instelling
Pull 10 0 komt qua helderheid overeen met gevoeligheid
ISO 100. Opnamen met deze instelling hebben echter een lagere
contrastomvang. Bij toepassing van deze gevoeligheid moet er
beslist op worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet
worden overbelicht.
Behalve de vaste instellingen biedt de camera ook de optie
waardoor de camera de filmgevoeligheid automatisch aan het
omgevingslicht, resp. de gekozen sluitertijd-/diafragmawaarden
Opname-basisinstellingen
aanpast.
In combinatie met de tijdautomaat (zie pag. 184) wordt hierdoor
het gebied van de automatische belichtingsregeling uitgebreid. Bij
handmatige instellingen biedt dit meer ruimte voor het gebruik van
de gewenste sluitertijd/diafragma-combinatie.
Deze optie biedt echter ook de mogelijkheid prioriteiten vast te
leggen, bijv. om creatieve redenen.
Opmerking:
In het bijzonder bij hoge ISO-waarden en latere beeldbewerking en
vooral in grotere gebieden van uniforme helderheid van het
onderwerp kan er ruis zichtbaar worden, alsmede verticale en
horizontale strepen. Ze zijn daarom met de suffix
Push
gekenmerkt.
1
/3 ISO
Auto
Instellen van de optie
ISO-knop
Met de
1. Druk op de
ISO-knop (22).
• Op het LCD-scherm (34) verschijnt het betreffende
submenu.
2. Selecteer, terwijl u de
ISO-knopingedrukt houdt, met de
insteldraaiknop (29) de gewenste gevoeligheid, resp. de
automatische instelling.
1
Opmerking:
Het submenu blijft na het loslaten van de
ISO-knop nog ca. 2s
zichtbaar. De ingestelde waarde wordt echter direct overgenomen.
Met de menubediening
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
en
2. met de insteldraaiknop (29), of door boven of onder op de
kruisknop (30) te drukken, de gewenste gevoeligheid, resp. de
automatische instelling.
3. bevestig uw instelling met de
INFO- (32) of de SE T-knop (21).
Als de gevoeligheid automatisch moet worden ingesteld
3. Kies in de 2e Stap
Auto .
• De punten in het submenu die van tevoren grijs, dus niet
beschikbaar waren, zijn nu actief.
ISO
168
1
voor combinatie met het gebruik van flitsers staat deze optie niet ter
beschikking.
Page 45
Opmerking:
Af fabriek is de
Maximum ISO -optie begrensd tot ISO 800.
Als u het gebied van de automatische instelling wilt
begrenzen
4. Selecteer in dit submenu
exposure time.
5. Kies in het submenu
Maximum AUTO ISO en/of Maximum
Maximum AUTO ISO de hoogste
gevoeligheid die u wilt gebruiken en leg zodoende vast in welk
gebied de automatische instelling dient te werken, of kies in
het submenu
Set maximum exposure time een van de drie op
de brandpuntafstand gebaseerde instellingen - 1/Brandp., 1/
[2xBr.], 1/[4xBr.]
2
als u het aan de camera wilt overlaten
sluitertijden te berekenen die geen onscherpte veroorzaken,
ofwel de langste sluitertijd die u wilt vastleggen (1/2s 1/500s ; in hele stappen). Bij de instellingen die op
brandpuntafstand baseren, schakelt de camera pas over op
een hogere filmgevoeligheid als wegens geringere helderheid
de sluitertijd onder de drempel zou vallen, dus bijv. met een
50mm-objectief bij langere tijden dan 1/60s bij 1/brandp.,
resp. 1/125s bij 1/[2xbr.], of 1/250s bij 1/[4xbr.].
6. bevestig uw instelling met de
INFO- (32) of de SE T-knop (21).
Het vastleggen van de de AUTO ISO werkwijze bij
handmatige belichtingsregeling
4. Kies in dit submenu
Previous ISO.
1. Bij
On is de automatische regeling actief, (eventueel wel binnen
de beperkingen die u in het submenupunt
hebt ingesteld). Bij
AUTO ISO in M mode en daar dan On of
Maximum AUTO ISO
Previous ISO. wordt de laatste handmatig
ingestelde gevoeligheid toegepast.
Opmerking:
Bij gebruik van de automatische belichtings-bracketing (zie pag.
188 ) geldt de volgende regel:
de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de
niet-gecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere
opnamen van een serie worden toegepast, d.w.z. dat deze
ISO-waarde tijdens een serie niet wordt veranderd. Dit kan er
mogelijk toe leiden dat de langste onder
time ingestelde sluitertijd overschreden wordt..
Set maximum exposure
NL
Opname-basisinstellingen
2
Deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven, resp. de instelling
van het gebruikte objectieftype in het menu (zie pagina 163 ).
169
Page 46
NL
De in de volgende twee alinea's beschreven opties en instellingen
hebben alleen betrekking op opnamen in een van de JPEGformaten. Als u een van de twee DNG-bestandsformaten hebt
gekozen, hebben deze instellingen geen effect, omdat de
beeldgegevens in dit geval altijd in de oorspronkelijke vorm worden
opgeslagen.
In de elektronische fotografie kunnen wezenlijke
beeldeigenschappen eenvoudig worden aangepast. Terwijl
beeldbewerkingsprogramma’s dit – nadat de opname is gemaakt
Opname-basisinstellingen
en op de computer geladen – in grote mate mogelijk maken, kunt u
met deze camera drie van de belangrijkste beeldeigenschappen al
voor de opname beïnvloeden:
• Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere
partijen, bepaalt of een beeld eerder „mat“ of „briljant“
overkomt. Daarom kan het contrast door vergroten of verkleinen
van dit verschil, d.w.z. door de heldere weergave van lichte en
donkere partijen worden beïnvloed.
• Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsinstelling –
tenminste van het hoofdonderwerp - is een voorwaarde voor een
gelukte opname. De scherpe indruk van een beeld wordt weer
sterk bepaald door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe
klein het overgangsgebied van licht naar donker aan de randen
van het beeld is. Door het vergroten of verkleinen van dit gebied
kan dus ook de indruk van scherpte worden gewijzigd.
• De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer
„flets“ en pastelkleurig of „knallend“ en bont overkomen. Terwijl
lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig / helder)
voor de opname een gegeven zijn, kan hierdoor de weergave
worden beïnvloed.
• Alle drie beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk van elkaar
- via het menu op vijf niveaus worden ingesteld, zodat optimaal
aan de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige
lichtomstandigheden kan worden aangepast.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
ofwel
Saturation, resp. Contrast (alles op pag. 2, sectie
IMAGE), en
Sharpness ,
2. in het betreffende submenu het gewenste niveau.
170
Page 47
FILMSTIJLEN
Met twee van de drie filmstijl-instellingen van deze camera kunt u
aan uw opnamen het karakter van sommige vroegere
filmmaterialen geven, bijvoorbeeld wat de kleurweergave betreft.
Met de derde stijl krijgt u zwart/witfoto's.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
(pagina 2, sectie
IMAGE ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant, resp.
Film Mode
Off.
ACTIEVE KLEURRUIMTE
Voor de verschillende doeleinden van digitale beeldbestanden zijn
de eisen die aan de kleurweergave worden gesteld zeer
uiteenlopend. Daarom zijn verschillende kleurruimten ontwikkeld,
zoals bijv. Standard-RGB (Rood/Groen/Blauw) dat voor eenvoudige
afdrukken volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking met de
betreffende programma's, bijv. voor kleurcorrecties, is in de
branche Adobe
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
(pagina 2, sectie
IMAGE ) en
Color Space
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
Aanwijzingen:
• Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolaboratorium, een
minilab of via internet fotoservice laat maken, dient u de
instelling sRGB te kiezen.
• De instelling op Adobe RGB is alleen raadzaam voor
professionele beeldbewerking in een werkomgeving met volledig
geijkte kleuren.
NL
Opname-basisinstellingen
171
Page 48
NL
DE LICHTKADER-MEETZOEKER
De lichtkader-meetzoeker van deze camera is niet alleen een
bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar
ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandmeter.
De koppeling gebeurt automatisch met alle objectieven van 16 tot
135mm brandpuntsafstand als ze op de camera worden geplaatst.
De zoeker heeft een vergrotingsfactor van 0,68x.
Als u objectieven met brandpuntafstanden 28 (Elmarit vanaf
Opnamemodus
fabricagenummer 2 411 001), 35, 50, 75, 90 en 135mm gebruikt,
lichten automatisch de bijbehorende LED-lichtkaders in de
combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm op. Ze kunnen
naar keuze rood of wit oplichten. Ze zijn daardoor perfect te zien in
alle lichtomstandigheden en bij alle onderwerpen.
Kiezen van de lichtkaderkleur
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Frameline Color
(pagina 3/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste kleur.
De grootte van de lichtkaders komt overeen met de grootte van de
sensor - 23,9 x 35,8mm bij een afstandsinstelling van 2m. Deze
zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax –
de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt
gecompenseerd. De sensor registreert bij afstanden van minder
dan 2m iets minder dan de binnenkanten van de lichtkaders
aanduiden, bij grotere afstanden iets meer (zie grafieken
hiernaast). Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van
doorslaggevende betekenis en worden door het principe bepaald:
172
Page 49
lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de
betreff ende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. De
nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren –
bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de
afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de
ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de
uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het
objectief registreert minder van het onderwerp. Bovendien zijn de
verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten
gevolge van de grotere uittrekking ook groter. In het midden van
het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat
helderder is dan het omliggende beeldveld. Wanneer de
belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in het
zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter, resp. het LEDfl itssymbool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de fl itsmodus
staat in de betreff ende gedeelten op pagina's 178/ 182/192.
B
A
Alle opnamen en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van
50mm
A
B
Instelling op 0,7m:De sensor registreert ca. één kaderbreedte minder.
Instelling op 2m:De sensor registreert precies het beeldveld dat door
Instelling op oneindig:De sensor detecteert ongeveer 1, ofwel 4 (verticaal
Lichtkader
Werkelijke beeldveld
de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond.
of horizontaal) kaderbreedte(n) meer.
NL
Opnamemodus
173
Page 50
NL
DE BEELDVELDKIEZER
(Alleen voor Leica M-P)
De beeldveldkiezer breidt de mogelijkheid van deze ingebouwde
universele zoeker nog uit: u kunt wanneer u maar wilt de
beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat moment
gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de
beeldvorming gunstiger is het betreff ende object met een andere
brandpuntsafstand op te nemen.
Opnamemodus
Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief weg wordt
gedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen voor de 35 en 135mm
brandpuntsafstanden.
Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gezwenkt,
verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75mm
brandpuntsafstand. Als de hendel naar binnen, d.w.z. richting
objectief wordt gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen voor
de 28 en 90mm brandpuntsafstanden.
35mm + 135mm
174
Page 51
NL
Opnamemodus
50mm + 75mm
28mm + 90mm
175
Page 52
NL
HET LCD-SCHERM
De camera heeft een groot 3" kleuren-LCD-scherm (35), met Leica
M-P dat door een afdekglas van extreem hard en bijzonder
krasbestendig saffierglas beschermd is. In de opnamemodus bij
ingeschakelde Live View geeft deze het beeld weer dat de sensor
via het objectief heeft geregistreerd. In de weergavemodus dient
deze het bekijken van de opnamen op de geheugenkaart. In beide
gevallen wordt het volledige frame en de betreffende geselecteerde
Opnamemodus
gegevens en informatie weergegevens (zie pag. 242).
Instellen van de helderheid
De helderheid van het LCD-scherm kan worden aangepast in de
menubediening. U kunt naar keuze de automatische regeling
selecteren, d.w.z. afhankelijk van de externe helderheid, of een van
vijf handmatig in te stellen niveaus, zodat u het scherm optimaal
aan de momentele situatie kunt aanpassen:
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Brightness
(pagina 3, sectie
SETUP) en
Monitor
2. in het submenu de automatische instelling of de gewenste van
de vijf trappen.
Aanwijzingen:
• met uitzondering van de menubediening (zie pag. 154) kunt alle
in deze handleiding beschreven indicaties (naar wens) ook in
een geplaatste elektronische zoeker bekijken (zoals de optioneel
verkrijgbare Leica EVF2, zie pag. 226)
• Met de menu-optie
SETUP , zie pag. 154/248) kunt u op dezelfde wijze als
EVF brightness (SETUP, pagina 3, sectie
hierboven beschreven de helderheid van een dergelijke zoeker
instellen.
LIVE VIEW-MODUS
Met de Live View-modus van deze camera kunt u tijdens de
opname het onderwerp op het LCD-scherm bekijken, wat precies
zo wordt weergegeven als het geplaatste objectief het weergeeft.
Deze modus is ook vereist voor het gebruik van bepaalde
focusseer- (zie pag. 180) en belichtingsmethoden (zie pag. 182).
Met de knop
LV (26) schakelt u de Live View-modus aan of uit.
Wilt u er echter zeker van dat de Live View-modus ook niet per
ongeluk kan worden ingeschakeld, dan kunt u de LV-knop ook
deactiveren.
In- / uitschakelen van de LV-knopfunctie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 26/118) Lichtmessung
(pagina 1, sectie
2. in het bijbehorende submenu
CAMERA) en
Classic/LV deactivated.
Helderheid van het Live View-monitorbeeld
Er zijn twee verschillende mogelijkheden. In de fabrieksinstelling
Release button half pressed (ontspanner half ingedrukt) wordt
het onderwerp eerst, dat wil zeggen
– ongeacht de belichtingsmodus (tijdautomaat / handmatige
instelling) en
– ongeacht de opgegeven sluitertijd-/diafragmawaarden
in de helderheid weergegeven die met de optimale
belichtingsregeling overeenkomt.
Dit geldt zolang
– de helderheid van het onderwerp en de ingestelde belichting
geen te lage of hoge helderheidswaarden opleveren en
– de interne belichtingstijd niet langer is dan
1
/30s.
176
Page 53
Als u de ontspanknop tot het eerste drukpunt indrukt, zal de
helderheid van het LCD-scherm wel met de betreffende
belichtingsregeling overeenstemmen. Hierdoor is een inschatting
van het effect van de betreffende belichtingsregeling op de
afbeelding vóór de opname mogelijk.
De tweede variant
Continuous (continu) wordt alleen actief bij
handmatige belichtingsregeling. In dit geval wordt het effect dat uw
sluitertijd- en diafragmainstellingen hebben altijd meteen zichtbaar
- door het helderdere of donkerdere scherm.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 26/118)
simulation (pagina 4, sectie SETUP),
Exposure
2. roep het submenu op en
3. selecteer hier
modus of
Shutter release half pressed voor de eerste
Continuous voor de tweede.
Het Live View-beeld op het LCD-scherm bevat in de
standaardinstelling in de kopregel wat basisinformatie. Met behulp
van de toets
INFO (32) kunt u twee andere weergavemogelijkheden
en meer informatie oproepen (zie pag. 242).
In de eerste weergave hebt u de mogelijkheid ook kaders voor
beeldverhoudingen 1:1, 3:4, 6:7 of 16:9 zichtbaar te maken. Dit
kan de beeldcompositie voor latere uitsneden aanzienlijk
vereenvoudigen.
De kaders verschijnen in volgorde door omhoog of omlaag op de
kruisknop te drukken.
Waterpas
Als deze optie is ingeschakeld, wordt er een vierde
weergavescherm met waterpas-indicatie beschikbaar. Dankzij de
geïntegreerde sensoren en dit scherm kan de Leica M de uitlijning
van de camera weergeven. Hiermee kunt u bij onderwerpen
waarvoor dit van belang is, zoals bijv. architectuur-opnamen met
statief, de camera exact op de lengte- en breedte-as uitlijnen.
In- / uitschakelen van het waterpas-weergavescherm
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 26/118)
4/sectie
SETUP),
Horizon (pagina
2. roep het submenu op en
3. selecteer hier
On of Off.
• Op het LCD-scherm verschijnt een verticale schaal en een
horizontale balk. Afwijkingen van de beide nulstanden
worden afgebeeld met rode markeringen en de horizontale
oriëntatie langs de lengte- en breedte-as door een groene
markering in het midden.
Aanwijzingen:
• De Live View mode is gebaseerd op het beeld dat door de
sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt
geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en
naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een
korte ontspannervertraging met zich meebrengen.
• Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd
stroomverbruik.
• Wisselstroom veroorzaakt bij vele lichtbronnen
helderheidsvariaties, die onzichtbaar zijn voor het oog. Vanwege
de gevoeligheid en de uitleesfrequentie van beeldsensoren kan
dit leiden tot een flikkerend beeld op het LCD-scherm of in de
video-opnamen (niet op de foto's). Door een lange sluitertijd te
kiezen, kunt u dit effect bij de opname vermijden.
NL
Opnamemodus
177
Page 54
NL
AFSTANDSMETING
Voor de afstandsinstelling kunt u verscheidene hulpmiddelen
gebruiken, afhankelijk van of u de camera-interne, optische zoeker
(27) en/of de Live View-modus (zie pag. 176).
Aanwijzingen:
• De elektronische indicaties zijn gebaseerd op het beeld dat door
Opnamemodus
de sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt
geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en
naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een
korte ontspannervertraging met zich meebrengen en bij frequent
gebruik tot verhoogd stroomverbruik leiden.
• Vanwege de verschillende gevoeligheden en
gebruiksomstandigheden kunnen er verschillen optreden tussen
de als optimaal ervaren, ofwel de weergegeven instellingen.
Met de optische afstandsmeter
Met de afstandsmeter van deze camera kan vanwege zijn grote
effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral
bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote
scherptediepte gunstig te zijn.
Mechanische meetbasis
(afstand van de optische assen
van het zoekervenster en het
kijkvenster van de
afstandsmeter)
69,25mmx 0,68= ca. 47,1mm
Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker
als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. De scherpte kan
volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld.
x
zoekervergroting
= Effectieve
meetbasis
178
Page 55
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)
Richt bijv. bij een portret het meetveld van de afstandsmeter op het
oog, en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het
objectief, totdat de contouren in het meetveld samenvallen. Daarna
het onderwerp vastleggen.
onscherpscherp
Deelbeeldmethode
Richt bijv. voor een architectuur-opname het meetveld van de
afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgebakende
verticale lijn, en draai met de afstandsinstelring van het objectief
net zo lang, totdat de contouren van de kant of lijn op de
begrenzingen van het meetveld zonder offset te zien zijn. Daarna
het onderwerp vastleggen.
NL
Opnamemodus
onscherpscherp
179
Page 56
NL
AFSTANDMETING (vervolg)
Opmerking:
De volgende twee functies zijn ook beschikbaar met Leica R
objectieven, d.w.z. niet alleen met Leica M-objectieven met 6-bit
codering en Leica M-objectieven die via het menu kunnen worden
geselecteerd.
Opnamemodus
Met het LCD-schermbeeld in de Live View-modus
In de Live View-modus (zie p 176) kunt u m.b.v. het LCD-scherm
focusseren - het scherm geeft het onderwerp net zo scherp weer
als het door het objectief wordt afgebeeld, afhankelijk van de
afstands- en diafragma-instelling.
Procedure
1. Schakel met de
LV -knop (26) in de Live View-modus.
2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (15) de
gewenste delen van het onderwerp scherp.
Om het instellen te vergemakkelijken, ofwel om de
instelnauwkeurigheid te verhogen, kunt u inzoomen op het
middelste gedeelte van het LCD-scherm. Deze optie kan op twee
manieren worden opgeroepen.
Voor incidenteel gebruik:
1. Op de focusknop drukken (3).
• Het LCD-scherm toont
– het vergrote gebied
– het insteldraaiknop-pictogram met de mogelijke
vergrotings-/verkleiningsrichtingen
– de huidige vergrotingsfactor.
De vergrotingsfactor kan worden aangepast met de
insteldraaiknop - 5x of 10x.
2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (15) de
gewenste delen van het onderwerp scherp.
Voor continu gebruik:
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
(pagina 3, sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
Automatic .
Focus Aid
• Zodra u aan de afstands-instelring van het objectief (15)
draait, zal het hierboven beschreven vergrote gebied
verschijnen. Door de sluiterknop in te drukken, kunt u op elk
gewenst moment terugkeren naar normale, d.w.z. niet-
vergrote weergave.
Met behulp van de insteldraaiknop (30) kunt u de vergroting
aanpassen aan uw wensen, of u kunt het onvergrote 1x beeld op
het volledige scherm laten weergeven.
180
Page 57
Met aanduiding van scherp afgebeelde gebieden op het
LCD-scherm
U kunt in de Live View-modus de delen van het onderwerp die
optimaal scherp zijn op het LCD-scherm zichtbaar maken, zodat ze
gemakkelijk te herkennen zijn. Dankzij de beschikbare drie kleuren
kunt u de weergave aan elke achtergrond aanpassen.
Procedure
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Peaking
(pagina 3, sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
Red, Blue of Green, ofwel Off als
Focus
u van de optie geen gebruik wilt maken.
3. Schakel met de knop
LV (26) Live View aan.
4. Bepaal uw beelduitsnede.
5. Druk op de Focus-knop (3), ofwel draai zolang aan de
afstand-instelring van het objectief (15) dat de gewenste delen
van het onderwerp gemarkeerd zijn.
• Alle delen van het onderwerp die bij de betreffend
ingestelde afstand scherp worden afgebeeld, worden door
omrandingen in de geselecteerde kleur gemarkeerd.
Belangrijk:
Deze functie baseert op onderwerpcontrast, dat wil zeggen op
licht/donker-verschil. Er kunnen daarom soms delen van het
onderwerp worden gemarkeerd die niet scherp zijn afgebeeld,
maar die een hoog contrast vertonen.
NL
Opnamemodus
181
Page 58
NL
AAN-/UITSCHAKELEN VAN DE BELICHTINGSMETER
De belichtingsmeter wordt door licht aantippen van de ontspanner
(17) ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar (16) is
ingeschakeld en de tijd-instelkop (19) niet op
B staat.
Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om te meten,
brandt een van de indicaties in de zoeker, resp. op het LCD-scherm
continu:
– bij tijdautomaat door de LED-indicatie van de sluitertijd,
Opnamemodus
– bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige
LED’s, evt. samen met de middelste, ronde LED, en op het
LCD-scherm met de lichtschaal.
Als de ontspanknop weer wordt losgelaten zonder de sluiter te
activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 30s lang ingeschakeld
en blijft (blijven) de betreffende LED(’s) zolang branden.
Wanneer het tijd-draaiwiel op
B staat, is de belichtingsmeter
uitgeschakeld.
Aanwijzingen:
• Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij
tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de
sluitertijd-indicatie (alleen in de zoeker; meer hierover vindt u in
het hoofdstuk “De tijdautomaat“ op pag. 184).
• Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik
van de belichtingsmeter niet wordt bereikt, zal als waarschuwing
de linker driehoekige LED gaan knipperen, resp. op het
LCD-scherm de linker streep van de lichtschaal. Bij tijdautomaat
wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde
sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32 s overschrijdt, knippert
ook deze indicatie in de zoeker.
• Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas
wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar
worden uitgeschakeld. Onbedoelde opnamen worden hiermee
ook verhinderd.
BELICHTINGSMEETMETHODEN
Met deze camera hebt u drie meetmethoden:
– in de modus
Classic een sterk centrum-georiënteerde meting.
Deze methode houdt rekening met het gehele beeldveld, maar
de in het midden geregistreerde onderwerpen bepalen veel
sterker dan de randgebieden de berekening van de
belichtingswaarde.
– Hiervoor wordt het door de lichte sluiterlamel van het eerste
sluitergordijn gereflecteerde licht door een fotodiode
geregistreerd en gemeten.
– Met de modus
Advanced, ofwel met de Live View-modus (zie p
176) naar keuze spot-, centrum-georiënteerde of multisegment-meting. Een voorwaarde hiervoor is de meting met de
opnamesensor.
182
Page 59
Vereiste voorinstellingen, als u niet met de Live View-modus
werkt
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Metering (pagina 1, sectie CAMERA ) en
Light
2. in het bijbehorende submenu
–
Classic Sluitermeetmethode voor de hierboven beschreven
conventionele meetmethode, of
–
Advanced Sensormeting, als u zonodig wilt kunnen kiezen
tussen de drie meetmethoden die hieronder beschreven
staan.
Aanwijzingen:
• in de Live View-modus zijn altijd de drie meetmethoden
beschikbaar, ook al is
• Met het derde submenupunt -
Classic ingesteld.
Classic/ LV deactivated – kunt u
de werking van de LV-knop uitschakelen.
Keuze van de meetmethode
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
Exposure Metering en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste meetmethode:
–
Spot Slechts een klein gedeelte in het centrum wordt
geregistreerd en geëvalueerd. Het gebied wordt aangeduid
met een rechthoek in het midden van het LCD-scherm.
–
Center-weighted Vergelijkbaar met de hierboven
beschreven
–
Multi-field Deze meetmethode baseert op de registratie
Classic-centrum-georiënteerd.
van meerdere meetwaarden. Ze worden in een algoritme
berekend die aan de situatie is aangepast, wat resulteert in
een belichtingswaarde die is afgestemd op de passende
weergave van het veronderstelde hoofdonderwerp.
• De ingestelde meetmethode wordt op het LCD-scherm
ingesteld in de Live View- en videomodus en wordt
eveneens in de uitgebreide (
INFO-) weergave getoond (zie
pag. 247)
Aanwijzingen:
• Voor de op de beeldsensor gebaseerde meetmethoden moet de
sluiter worden geopend en bij het beëindigen ervan eventueel
weer worden gesloten en nagespannen - dit is natuurlijk hoorbar
en kan eventueel leiden tot een korte vertraging bij het
ontspannen.
• Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd
stroomverbruik.
De sluitertijd die nodig is voor een correcte belichting, resp. de
afwijking van de juiste belichting, wordt aangegeven door de zoeker
of het LCD-scherm, ofwel wordt met hun behulp bepaald (zie de
volgende secties).
NL
Opnamemodus
183
Page 60
NL
DE BELICHTINGSPROGRAMMA'S
De camera heeft twee belichtingsprogramma's: tijdautomaat of
handmatige instelling. Afhankelijk van onderwerp, situatie en
individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit
– de gebruikelijke „half-automaat“ of
– de vaste instelling van sluitertijd en diafragma.
TIJDAUTOMAAT
Opnamemodus
Als het tijd-draaiwiel (18) in de
A-stand staat, dan zal de
elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en
traploos binnen een bereik van
1
/
s t/m 60s bepalen, en wel
4000
volgens de ingestelde filmgevoeligheid, de gemeten helderheid en
het handmatig gekozen diafragma. De bepaalde sluitertijd wordt
voor een beter overzicht in halve stops weergegeven.
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de
weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De
werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter
van de indicatie in halve stops afwijken: Als bijv. vóór het
ontspannen
16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie te zien
is, en de bepaalde belichtingstijd toch langer blijkt, kan het
terugtellen na het ontspannen ook met
19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de
verwerking van alle parameters sluitertijden opleveren, die buiten
het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan
1
/
s of langer dan 60s vereist zouden zijn. In zulke gevallen
4000
worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden
gebruikt, maar als waarschuwing zullen deze waarden in de zoeker
knipperen.
Aanwijzingen:
• Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pag. 168
beschreven staat, is bij de toepassing van hoge gevoeligheden,
en vooral bij gelijkmatig donkere vlakken, in meer of mindere
mate beeldruis merkbaar. Ter reductie van dit storende
verschijnsel maakt de camera automatisch na opnamen met
langere sluitertijden en hoge ISO-waarden een tweede
„zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallelopname gemeten ruis wordt dan door de computer van de
eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“.
Dienovereenkomstig zal in zulke gevallen als aanwijzing de
melding
Noise reduction 12s
1
op het LCD-scherm verschijnen.
Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige
belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen
niet worden uitgeschakeld.
• Als de
B-functie in combinatie met de zelfontspanner (zie pag.
190) wordt gebruikt, moet de ontspanner niet ingedrukt
worden gehouden; de sluiter blijft zolang open tot de ontspanner
een tweede keer wordt ingedrukt (komt in dit geval overeen met
de
T-functie).
184
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
Page 61
MEETWAARDEGEHEUGEN
Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende redenen uit
het midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of
donkerder dan normaal. De centrum-georiënteerde meting en de
spotmeting registreren in principe maar een gedeelte in het
centrum van het beeld en zijn op een gemiddelde grijswaarde
geijkt.
Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met de
tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden
verwerkt.
Aanwijzingen:
• Een meetwaardegeheugen is in combinatie met meerveldmeting
niet zinvol, omdat in dat geval de specifieke registratie van een
enkel deel van het onderwerp niet mogelijk is.
• In combinatie met het meetwaardegeheugen (door de
ontspanknop tot het eerste drukpunt in te drukken) is er in Live
View ook een belichtingssimulatie beschikbaar (zie pagina 177).
Toepassen van de functie
1. Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp
(bij spotmeting met meetveld), ofwel alternatief een ander,
gemiddeld helder detail.
2. Na het indrukken van de ontspanner (17) tot het 1e drukpunt
zal er worden gemeten en de meting opgeslagen. Zolang het
drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de
zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de
tijdindicatie verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden
niet meer. Op het LCD-scherm verschijnt een punt tussen de
ISO- en belichtingscorrectiewaarden.
3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de
camera daarna op de uiteindelijke beelduitsnede gezwenkt,
4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting volledig
worden ingedrukt.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is
opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en
zou tot een foutieve belichting leiden. Het opslaan wordt
geannuleerd als u uw vinger van het drukpunt van de ontspanner
neemt.
NL
Opnamemodus
185
Page 62
NL
BELICHTINGSCORRECTIES
Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde grijswaarde
(18% reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een
normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch onderwerp. Wanneer het
gemeten detail van het onderwerp niet aan deze voorwaarden
voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd.
Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijv. als om bepaalde
redenen voor een serie opnamen bewust een iets krappere of
Opnamemodus
ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer
handige functie zijn: eenmaal ingesteld blijft deze, anders dan de
meetwaarde-opslag, zolang werkzaam totdat ze weer wordt
gereset.
U kunt belichtingscorrecties in een gebied van ±3EV in stappen
1
van
/3EV instellen (EV: Exposure Value = belichtingswaarde).
Instellen en verwijderen van een belichtingscorrectie
Er zijn twee varianten voor de instelling van een
belichtingscorrectie beschikbaar: U kunt dit met de menubediening
of - indien de optie is geactiveerd - met de insteldraaiknop
instellen.
De instelling via het menu wordt aangeraden als u bijv. al weet dat
u altijd een krappere / ruimere belichting van uw onderwerpen wilt
hebben. De bijzonder snelle variant met de instelknop is geschikt
voor onverwacht optredende situaties, zodat u uw onderwerp
ononderbroken in de zoeker kunt blijven volgen.
186
Page 63
A. Via de menubediening
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
Exposure Compensation.
• Op het LCD-scherm verschijnt een schaal met een rood
gekenmerkte EV-waarde in de vorm van een submenu en
daarboven een witte driehoek om de betreffende instelling
aan te duiden. Als deze op de waarde
O staat, wil dit zeggen
dat de functie uitgeschakeld is.
2. Stel de gewenste waarde in.
• In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde
correctie met
EV+_ X
1
aangeduid.
B. Met de insteldraaiknop
Voor het instellen met de insteldraaiknop zijn er twee versies
beschikbaar. Ze bieden u de keuze tussen een iets snellere manier
van werken of een manier die veiliger is tegen onbedoeld wijzigen.
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 26/118),
Exposure Compensation, en
2. stel
Direct setting in door met de kruisknop omhoog of
omlaag te drukken.
3. Kies hier
insteldraaiknop wenst, of
Als u
On als u de snellere manier van werken met de
Off als u de veiligere manier wilt.
On hebt gekozen:
4. Stel met de insteldraaiknop (30) de gewenste correctiewaarde
in.
Als u Off hebt geselecteerd:
4. Houd de focusknop (3) ingedrukt en stel met de
insteldraaiknop (30) de gewenste correctiewaarde in.
• In de zoeker zal de correctiewaarde nu veranderen,
bijvoorbeeld
1.0 - / 0.3. Op het LCD-scherm (in de Live
View-modus) worden zowel de correctiewaarde alsook de
resulterende sluitertijd weergegeven.
Belangrijk:
Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt
uitsluitend de meting van het voorhanden licht, d.w.z. niet die van
de flitser (Meer informatie over flitsfotografie vindt u in het
gedeelte vanaf p. 192).
Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van de wijze
waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd:
– deze blijven zo lang geldig tot ze handmatig weer op
0 worden
teruggezet. Daarbij doet het er niet toe of die camera
tussendoor uit- en weer ingeschakeld is geweest;
– ze kunnen zowel via het menu alsook met de insteldraaiknop
worden gereset;
– Ze worden in het opnameparameters-menu en het LCD-scherm
in de Live View-modus in de vorm van EV-waarden weergegeven,
maar in de zoeker in de vorm van gewijzigde sluitertijden en een
knipperend laagste punt, ofwel voor ongeveer 0.5s als het
scherm wordt geactiveerd door kort de ontspanknop halverwege
in te drukken.
NL
Opnamemodus
1
Voorbeeld; ofwel plus of minus, „±X“ staat voor de betreffende waarde
187
Page 64
NL
AUTOMATISCHE BELICHTINGSREEKSEN
Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en hebben zowel
zeer lichte alsook zeer donkere gebieden. Afhankelijk van het deel
waarop u uw belichting afstemt, kan het beeldeffect verschillend
zijn. In zulke gevallen kunnen met de Leica M-P – bij tijdautomaat
- met de automatische belichtingsreeks (bracketing) meerdere
alternatieven met gestaffelde belichting, d.w.z. met verschillende
sluitertijden worden gemaakt. Daarna kunt u de geschiktste
Opnamemodus
opname voor gebruik selecteren of met beeldbewerkingssoftware
een opname met een bijzonder hoog contrastbereik maken (denk
aan HDR).
Beschikbaar zijn:
– 4 trappen:
0.5E V, 1E V, 2E V en 3E V
– 2 aantallen opnamen: 3 of 5.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
(pagina 1, sectie
CAMERA ).
Bracketing
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie
punten
Frames , Aperture stops en Automatic , met
daaronder een schaal.
Als er gelijktijdig een belichtingscorrectie is ingesteld, zal dit
met de betreffende waarde onder de schaal worden
weergegeven.
2. Selecteer onder
Frames of u een belichtingsreeks wilt maken,
resp. hoeveel opnamen.
• Boven de gekozen, rood gekenmerkte intervallen op de
schaal verschijnen nu witte driehoeken. Deze duiden de
betreffende belichtingswaarden aan.
3. Bevestig de instelling.
• De instelling bij
Aperture stops (diafragmastops) is als
gereed voor verwerking gemarkeerd.
4. Kies de gewenste stop.
• De gemarkeerde intervallen en de driehoeken zullen van
locatie wisselen, afhankelijk van de gekozen stop.
Aanwijzingen:
• Als de belichtingsreeks het bereik van ±3EV overschrijdt – door
de combinatie van opname-aantal en gekozen stop – zal de
schaalindeling van ±3EV naar ±6EV wisselen. De gemarkeerde
intervallen en driehoeken zullen zich daaraan aanpassen.
• Houd er rekening mee dat de beide instellingen moeten worden
ingesteld en bevestigd, omdat de optie anders niet actief is.
188
Page 65
5. Bevestig de instelling.
• De instelling onder
Automatic is gemarkeerd als gereed
voor verwerking.
6. Selecteer de gewenste instelling,
maken van een opnamereeks na 1x ontspannen,
On voor het automatisch
Off voor het
maken van enkele opnamen, telkens als u de ontspanner
indrukt.
7. Bevestig de instelling.
• In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde
belichtingsreeks met
XEV/X
1
aangeduid.
8. Door een keer, ofwel meerdere keren, te ontspannen (zie pag.
150) worden alle opnamen gemaakt.
Aanwijzingen:
• Bij gebruik van de automatische belichtingsreeks geldt de
volgende regel:
de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de
niet-gecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere
opnamen van een reeks worden toegepast, d.w.z. dat deze
ISO-waarde tijdens een reeks niet wordt veranderd.
Dit kan er mogelijk toe leiden dat de langste onder
exposure time ingestelde sluitertijd overschreden wordt..
Set maximum
• Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma
kan het werkgebied van de automatische belichtingsserie
beperkt zijn.
• Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde aantal
opnamen gemaakt en kunnen er daarom meerdere opnamen
van een reeks op dezelfde wijze belicht zijn.
• Automatische belichtingsreeksen zijn ook in combinatie met de
flitsmodus mogelijk. Dit gebeurt zonder rekening te houden met
de batterijconditie van de flitser, d.w.z. de reeks zal zowel
opnamen met als zonder flits bevatten.
• De functie blijft actief tot ze wordt uitgeschakeld in het submenu
Pictures, d.w.z. ook na het in- en uitschakelen van de camera.
Als hij niet wordt uitgeschakeld, zal er telkens een
belichtingsreeks worden gemaakt als de ontspanner wordt
ingedrukt.
NL
Opnamemodus
1
voorbeeld; de eerste „X“ staat voor de stop, de tweede voor het aantal opnamen
189
Page 66
NL
HANDMATIG INSTELLEN VAN DE BELICHTING
Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet het
tijd-draaiwiel (18) op een van de ingegraveerde sluitertijden of
tussenwaarden zijn ingeklikt.
Vervolgens
1. de belichtingsmeter inschakelen en
2. door aan het tijd-draaiwiel en /of de diafragma-instelring (12)
Opnamemodus
van het objectief te draaien – telkens in de richting van de
brandende driehoekige LED – enkel de ronde LED laten
branden.
Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van
tijd-draaiwiel en diafragma-instelring geven de drie LED’s van de
lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals
de juiste belichting aan:
Onderbelicht met minstens één diafragmastop; naar rechts
draaien
Onderbelicht met een 1/2 diafragmastop; naar rechts
draaien
Juiste belichting
Overbelicht met een 1/2 diafragmastop; naar links draaien
Overbelicht met minstens één diafragmastop; naar links
draaien
Opmerking:
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de
weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld.
DE B-INSTELLING / DE T-FUNCTIE
Met de
B-instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend blijft, als de
ontspanner ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 60s,
afhankelijk van de ISO-instelling).
In combinatie met de zelfontspanner is er tevens een T-functie
beschikbaar: als zowel
B, alsook de zelfontspanner door het
aantippen van de ontspanner zijn geactiveerd (zie ook pag. 150),
zal de sluiter na de gekozen voorlooptijd automatisch openen. Deze
blijft dan – zonder dat de ontspanner hoeft te worden
vastgehouden – zolang geopend, tot de ontspanner een tweede
keer wordt aangetipt. Zo kan de bewegingsonscherpte, die door
bediening van de ontspanner evt. ontstaat, ook bij langdurige
opnamen verregaand worden vermeden.
De belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgeschakeld, echter
telt, na het ontspannen, de digitale cijferindicatie in de zoeker ter
oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden mee.
Vaste instelling van lange sluitertijden
1. Houd de focusknop (3) ingedrukt.
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de
sluitertijden. Beschikbare sluitertijden zijn – afhankelijk van
de ISO-gevoeligheid – wit gemarkeerd; niet-beschikbare zijn
grijs.
2. Selecteer met het instelwiel of de kruisknop (links/rechts) de
gewenste sluitertijd.
• Het submenu blijft na het loslaten van de focus-knop nog
ca. 2s zichtbaar.
3. Camera ontspannen.
190
Page 67
Aanwijzingen:
• Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan.
• Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica
M-P zelfstandig, na opnamen met langere sluitertijden (vanaf ca.
1
/30s, afhankelijk van andere menu-instellingen), een tweede
„zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallelopname gemeten ruis wordt dan door de computer van de
eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“.
Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige
belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen
niet worden uitgeschakeld.
• Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de melding
Noise reduction 12s
op het LCD-scherm.
OVER- EN ONDERSCHREIDEN VAN HET MEETBEREIK
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik
van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als
waarschuwing in de zoeker de linker driehoekige LED (
veel licht de rechter (
). Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd
aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd langer blijkt dan de
langste mogelijke tijd van 60s, resp. korter wordt dan de kortste
mogelijke tijd van
1
/
s, zullen ook deze indicaties gaan
4000
knipperen. Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde
diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van
het objectief ontstaan. De belichtingsmeter blijft – ook als het
1
meetbereik niet wordt gehaald – nog ca. 30s na het loslaten van de
ontspanknop ingeschakeld. Als in deze periode (bijv. door wijziging
van de onderwerp-uitsnede of door openen van het diafragma) de
lichtomstandigheden verbeteren, gaat de LED-indicatie over van
knipperen naar constant branden en geeft daarmee de meting vrij.
NL
Opnamemodus
) en bij te
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
191
Page 68
NL
FLITSMODUS
De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven
van een of meer meetflitsen in fracties van seconden voor de
eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting,
wordt de hoofdflits afgegeven.
Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv. opnamefilters en
wijziging van de diafragma-instelling) worden automatisch
gerespecteerd.
Opnamemodus
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten zijn in combinatie met de camera
geschikt voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven,
inclusief TTL-meting:
• De systeemflitser Leica SF 58 Met een maximaal richtgetal van
58 (bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde
Leica M-objectieven, zie pag. 147) aangestuurde zoomreflector, automatische korte tijd-synchronisatie met kortere
sluitertijden dan
1
/
s voor HSS-flitsers (zie pag. 196), een
180
naar keuze inschakelbare tweede reflector, evenals vele overige
functies, is dit apparaat zowel krachtig als veelzijdig te noemen
en toch eenvoudig te bedienen.
• Het systeem-flitsapparaat Leica SF 26 is met zijn compacte
afmetingen en op de camera afgestemd design bijzonder
geschikt. Het valt bovendien ook positief op door zijn
bedieningsgemak.
• Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een
System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen,
met de adapter SCA-3502/1 zijn uitgerust, het richtgetal
kunnen regelen en HSS-compatibel zijn (zie pag. 196).
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met
gestandaardiseerde flitsvoet
2
en ontsteking via het positieve
middencontact (X-contact, 20) worden gebruikt. Wij adviseren het
gebruik van thyristor-geregelde elektronenflitsers.
192
1
Bij het gebruik van de adapter SCA-3502 -M5 kan de witbalans (zie pag. 166)
voor een correcte kleurweergave op
2
Wanneer andere, niet speciaal op de camera afgestemde flitsapparaten worden
gebruikt, die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de
instelling
worden gebruikt (zie pag. 166).
Automatic worden gezet.
Page 69
FLITSAPPARAAT PLAATSEN
Alvorens u een flitsapparaat in de flitsschoen (20) van de camera
plaatst, moet
– het kapje, dat de flitsschoen en de bus (28) beschermt, als ze
niet worden gebruikt, naar achter worden geschoven en
– moeten camera en flitser worden uitgeschakeld.
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de
voet volledig in de flitsschoen schuift en, indien aanwezig, met de
klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt. Dit is
vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten
belangrijk, omdat wijziging van de positie in de flitsschoen de
vereiste contacten kan onderbreken en er daardoor storingen
kunnen optreden.
Aanwijzingen:
• dit geldt ook voor gebruik van de flitser met de SCA-adapterkit
(zie pag. 228)
• Zorg ervoor dat het flitsschoen-beschermkapje altijd op zijn
plaats zit als u geen accessoire gebruikt (bijv. flitser, externe
zoeker, of de microfoon). Het beschermt aansluiting 28 een tijd
lang tegen het binnendringen van water.
DE FLITSMODUS
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde flitsmodus is
bij de camera met de hiervoor genoemde systeemcompatibele
flitsapparaten en in beide belichtingsmodi, tijdautomaat
A en
handmatige instelling beschikbaar.
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische
invul-flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde
verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het
flitsvermogen bij toenemende helderheid evt. met max. 1
2
/3EV
verminderd. Wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de kortst
mogelijke flitssynchronisatietijd van
1
/
s al overbelichting tot
180
gevolg heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet
worden geactiveerd. In zulke gevallen wordt de sluitertijd
overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker
aangegeven.
Bovendien kunt u met de camera met tijdautomaat
A en
handmatige instelling gebruik maken van interessante
vormgevende flitstechnieken, zoals flitssynchronisatie op het 2e in
plaats van het gebruikelijke 1e sluitergordijn en het flitsen met
langere sluitertijden dan de synchronisatietijd van
1
/
s. Deze
180
functies worden op de camera via het menu ingesteld (meer
hierover in de volgende hoofdstukken).
Bovendien geeft de camera de ingestelde gevoeligheid door aan
het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het
deze indicaties bezit en voorzover het op het objectief gekozen
diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte
automatisch aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij
systeemcompatibele flitsers niet via de flitser zelf worden
beïnvloed, omdat deze al door de camera wordt overgedragen.
NL
Opnamemodus
193
Page 70
NL
Aanwijzingen:
• Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het
kan in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere
sluitertijd dan
1
/
s te kiezen. Hetzelfde geldt voor radiografisch
180
gestuurde flitstriggers bij het "draadloos flitsen", omdat de
radiografische overdracht een tijdvertraging kan veroorzaken.
• De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
Opnamemodus
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en
systeemcompatibele flitsapparaten.
• Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie pag.
186) beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht!
Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de
TTL-flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet
u deze extra (op het flitsapparaat) instellen!
• Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met
andere, niet speciaal op deze camera afgestemde flitsapparaten,
evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in
de betreffende handleiding.
De instellingen van de door de camera geregelde,
automatische flitsmodus
Nadat u uw flitsapparaat hebt ingeschakeld en in de modus voor
regeling van het richtgetal (bijv. TTL of GNC = Guide Number
Control) hebt gezet, moet u hiervoor op de camera:
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting inschakelen
door licht op de ontspanner te drukken, d.w.z. de weergave in
de zoeker moet omgeschakeld zijn op de sluitertijden of de
lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig
indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal het
flitsapparaat evt. niet worden geactiveerd.
2. het tijd-draaiwiel op
op een langere sluitertijd (ook
A, op de flitssynchronisatietijd (
B) instellen. In de modus
1
/
s), of
180
tijdautomaat schakelt de camera automatisch over op de via
het menu ingestelde flitssynchronisatietijd, resp. op het
tijdbereik (zie „Keuze van de synchronisatietijd / het
synchronisatietijd-bereik“, pag. 196). Let daarbij op de
kortste flitssynchronisatie-tijd, omdat deze bepaalt of er een
"normale" opnameflits of een HSS-flits wordt gegeven (zie pag.
196).
3. het gewenste, resp. het voor de betreffende afstand tot het
onderwerp benodigde diafragma instellen.
194
Page 71
Opmerking:
als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd
korter is dan
1
/
s, zal de flitser niet flitsen, behalve als het een
180
HSS-compatibele flitser is (zie pag. 196).
De controle-indicaties van de flitsbelichting in de zoeker bij
systeemconforme flitsapparaten
In de zoeker van de camera bevindt zich een flitsvormige LED
(2.1.3) voor terugmelding en indicatie van de verschillende modi.
Deze LED verschijnt samen met de beschreven indicaties voor de
belichtingsmeting van het aanwezige licht.
In de automatische flitsmodus
(flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal of TTL)
•
verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
/
s
180
ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSScompatibel. In zulke gevallen activeert de camera ook een
ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat
•
brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige
•
indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft paraat.
•
knippert na het ontspannen snel (4Hz), de overige indicaties
zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, maar het flitsapparaat is nog niet
paraat.
•
gaat na het ontspannen samen met de overige indicaties uit:
onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen diafragma voor
het onderwerp. Als op het flitsapparaat een gedeelde flitsstand
is ingesteld, kan op basis van het geringere opgeroepen
vermogen ondanks de verdwenen flits-LED het apparaat toch
paraat zijn.
Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of
handmatige modus (M)
•
verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
/
s
180
ingesteld. In zulke gevallen activeert de camera ook een
ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat.
•
brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
Het volautomatische, d.w.z. door de camera gestuurde HSSflitsprogramma is bij de camera in combinatie met de flitser Leica
SF 58 met alle sluitertijden en met tijdautomaat, alsook met
handmatige belichtingsregeling beschikbaar. Het wordt
automatisch geactiveerd door de camera, als de geselecteerde of
berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd
Opnamemodus
een juist ingesteld flitsapparaat vereist deze omschakeling verder
geen toedoen van de fotograaf.
1
/
s is. Bij
180
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/248),
(pagina 1, sectie
CAMERA), en
Auto Slow Sync
in het bijbehorende submenu de automatische, van het
toelaatbare sluitertijden door de kortste te bepalen.
196
Belangrijk:
de reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter als bij het
TTL-flitsen.
KEUZE VAN SYNCHRONISATIETIJD /
SYNCHRONISATIETIJDBEREIK
De weergave van het voorhanden licht wordt bepaald door de
sluitertijd en het diafragma. Bij vaste instelling van de kortst
mogelijke sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatietijd, leidt dit
in vele situaties tot een onnodige, meer of minder sterke
onderbelichting van alle delen van het onderwerp die door het
flitslicht niet goed worden belicht.
Deze camera kunt u in de flitsmodus de in combinatie met de
tijdautomaat gebruikte sluitertijd nauwkeurig aan de voorwaarden
voor het betreffende onderwerp, resp. aan uw wensen met
betrekking tot beeldvorming aanpassen. Hiervoor kunt u uit vijf
instellingen kiezen:
Aanwijzingen:
•
1/f leidt tot de langste sluitertijden volgens de vuistregel voor
stabiele opnamen uit de hand, bijv.
objectief. Deze optie is echter in het menu
1
/
s begrensd, ook al is de gebruikte brandpuntafstand langer.
• Bij handmatige regeling van de belichting kunt u eveneens alle
sluitertijden t/m de synchronisatietijd
1
/
180
s instellen.
• Als u de Leica SF 58 (zie p. 192) gebruikt en op de camera
kortere sluitertijden instelt
1
/
s zal de flitser automatisch in de
180
HSS-modus omschakelen.
1
Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de bajonet en
inschakeling van de objectiefdetectie in het menu.
Page 73
KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen,
de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of hoofdzakelijk door
het flitslicht belichte delen van het onderwerp worden daarbij door
de uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte
scherpstelling) scherp weergegeven. Daarentegen worden alle
andere delen van het onderwerp – namelijk de delen die voldoende
door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in
hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. Of deze delen
van het onderwerp scherp of onduidelijk worden weergegeven,
resp. hoe groot de „wazigheid“ is, wordt door twee – van elkaar
afhankelijke – factoren bepaald:
1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze delen van het
onderwerp op de sensor „inwerken“ en
2. hoe snel het delen van het onderwerp – of ook de camera zelf
– tijdens de opname bewegen
Hoe langer de sluitertijd, resp. hoe sneller de beweging is, des te
duidelijker zullen beide elkaar overlappende beeldfragmenten
verschillen.
Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van
de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1e sluitergordijn het
beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan zelfs tot schijnbare
tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets,
die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald.
De camera biedt u de optie tussen dit gebruikelijke flitsontstekingstijdstip en de synchronisatie aan het einde van de
belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e
sluitergordijn weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het
scherpe beeld geeft in dit geval het einde van de beweging weer.
Deze flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere indruk van
beweging en dynamiek.
Deze optie is beschikbaar
– bij alle camera- en flitserinstellingen
– bij gebruik van de flitser op de camera of met de SCA-adapterkit
– bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijdkeuze
– in het automatische, evenals de handmatige flitsprogramma
De displays zijn in beide gevallen gelijk.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Mode (pagina 1, sectie CAMERA ) en
Flash Sync.
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
NL
Opnamemodus
197
Page 74
NL
OVERIGE FUNCTIES
VIDEO-OPNAMEN
Met deze camera kunt u ook video-opnamen maken. De volgende
opties zijn hiervoor beschikbaar:
Resolutie / video-opnamen blokkeren
Opnamemodus
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
Video Resolution en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste instelling. De drie
resoluties zijn ieder met twee verschillende beeldfrequenties
combineerbaar om de weergave op het gebruikte
televisiesysteem af te stemmen, 25 b/s voor PAL, 24 en 30
b/s voor NTSC. Als u er zeker van wilt zijn dat u ook niet per
ongeluk video-opnamen start als de video-startknop wordt
ingedrukt, selecteert u
ISO-filmgevoeligheid
Alle op pagina's 168-169 genoemde instellingen; echter geldt de
hieronder beschreven beperking m.b.t. de sluitertijden
Opmerking:
Vooral bij het fotograferen van donkere onderwerpen met hoge
ISO-waarden, waarin zich zeer heldere puntvormige lichtbronnen
bevinden, kunnen in de volledige afbeelding verticale en
horizontale strepen optreden.
Off.
Afstandsinstelling
Alle op de pagina's 175-181 beschreven opties
Belichtingsmeetmethoden
Alle op pagina 182 beschreven opties
Belichtingsprogramma's
– Tijdautomaat (zie pag. 184)
– Handmatige regeling met sluitertijden van
langere sluitertijden worden behandeld als
1
/30-1/
1
/30s.
4000
Kleurruimte
Video-opnamen alleen mogelijk met sRGB (zie pag. 171).
Verzadiging, contrast
Alle op pagina 170 beschreven opties.
s; Ingestelde
198
Page 75
Opmerking:
Om een gelijkblijvende belichting te verzekeren, dient u de
sluitertijden handmatig in te stellen - wijzigingen aan het
onderwerp, bijv. bij het zwenken, kunnen anders storende
schommelingen in de helderheid veroorzaken.
Starten / stoppen van de opname
Door op de video-startknop (18) te drukken, start u de opname en
door er opnieuw op te drukken, stopt u deze weer.
• Als er een video-opname wordt gemaakt, wordt dit in de
Live-View-modus aangegeven door een knipperend rood punt en
de weergave van de lopende opnametijd (zie pag. 176/242). In
de zoeker ziet u dit aan het afwisselend knipperen van de twee
punten van het digitale display.
Omdat video met de camera in 16:9-, resp. (bij VGA resolutie) in
4:3-formaat wordt opgenomen, verschijnen er zwarte balken op
het scherm. In het eerste geval boven en onder het beeld en in
het tweede links en rechts ervan.
Foto's maken is zelfs tijdens een video-opname mogelijk. Als u de
sluiterknop indrukt, wordt de video-opname tijdens het maken van
de foto onderbroken. De foto-opnamen worden met de betreffende
instellingen van de camera gemaakt.
GELUIDSOPNAME
De audio-opname met de ingebouwde microfoon (9) is in mono.
Voor stereo-opname is er een externe microfoon als accessoire
beschikbaar (zie pag. 229).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
(pagina 4/sectie
SETUP).
• Het bijbehorende submenu bestaat uit de punten
Adjustment en Wind Elimination .
Audio
Audio
Voor het beïnvloeden van het geluid kunt u kiezen uit twee opties,
plus een handmatige instelling, waarmee u het opnamevolume kunt
instellen, ofwel de geluidsopname kunt uitschakelen.
2. Selecteer in het Audio-Einstellung-submenu
Concert, of Manual .
• Als u
Manual hebt gekozen, zal er naast het microfoon-
pictogram (
) en het momenteel ingestelde volumeniveau,
Standard ,
een balkgrafiek met
– weergave van het actuele opnamevolume
– piekindicator
1
(D)
– max. uitsturingsmarkering
NL
Opnamemodus
1
De piekindicatie toont de hoogste waarde van de laatste 5s.
199
Page 76
NL
Handmatige instelling
3. Met behulp van het instelwiel (30) - naar links = lager / naar
rechts = hoger, of met de omhoog/omlaag-knoppen van de
kruisknop (31), stelt u het opnamevolume in. Dit kan zelfs
tijdens de opname gebeuren, als u van tevoren op de knop
INFO drukt (32). Niveau 0 betekent dat er geen geluid wordt
opgenomen. Om oversturen te vermijden, dient u een
Opnamemodus
opnamevolume te kiezen waarvan de piekindicatie nooit of
maar zeer zelden de max. uitsturingsmarkering overschrijdt.
Voor de duidelijkheid zijn de indicaties onder deze markering
wit en erboven rood.
Opmerking:
bij mono-opnamen bewegen beide balken (= kanalen) van de
balkgrafiek parallel, bij stereo-opnamen apart.
Het volume kan ook bij stereo niet per kanaal afzonderlijk worden
geregeld.
Ter vermindering van mogelijk windgeruis, veroorzaakt tijdens het
opnemen, is er een twee-traps demping beschikbaar.
2. Selecteer in het submenu
High . Als er geen windgeruis te vrezen is, dient u voor het best
mogelijke geluid
Off te selecteren.
Wind Elimination Off , Medium of
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van
eventueel 2 of 12s maken. Dit is handig als u bijv. onscherpte door
bewegen bij het afdrukken wilt voorkomen of als u bij een
groepsopname zelf ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen
wordt geadviseerd de camera op een statief te plaatsen.
Instellen en gebruiken van de functie
1. Draai de hoofdschakelaar (16) op
2. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
(pagina 1, sectie
CAMERA ) en
.
Self-timer
3. in het bijbehorende submenu de gewenste voorlooptijd.
4. Voor het starten van de voorlooptijd dient u de ontspanner
(17) door te drukken tot de 2e trap, zie p. 151).
• Aan de voorkant van de camera geeft, gedurende de eerste
10s van de 12s voorlooptijd, de knipperende LED (7) het
aflopen van de voorlooptijd aan, en op het LCD-scherm
wordt deze gelijktijdig afgeteld.
Tijdens de 12s lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de functie
altijd door indrukken van de
SET- of de MENU-knop worden
geannuleerd – de instelling blijft behouden, of wordt door opnieuw
aantippen van een van de ontspanners weer gestart.
Belangrijk:
Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats
bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct voor de
opname.
200
Page 77
MARKERING VAN BEELDBESTANDEN VOOR
AUTEURSRECHTBESCHERMING
Met deze camera kunt u uw beeldbestanden markeren door tekst
en andere tekens in te voeren.
Hiervoor kunt u per opname in 2 rubrieken informatie t/m 17
tekens invoeren.
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
information (pagina 4, sectie SETUP).
Copyright
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie
punten
Copyright-Information , Information en Artist .
Aanvankelijk is alleen de regel met
Copyright-Information
geactiveerd.
2. Zet de
Copyright-Information -optie aan en bevestig.
• De informatie-regels zijn nu geactiveerd en de eerste plaats
is gemarkeerd als gereed voor bewerking.
3. Selecteer met het instelwiel (30) de gewenste tekens en ga
naar het volgende/vorige teken door op de betreffende zijde
van de kruisknop (31) te drukken. U gaat naar de regel
Artist
door ofwel op de betreffende zijde van de kruisknop te
drukken, of met de knop
beschikbare tekens zijn de leestekens, de cijfers van
grote en kleine letters en een spatie
INFO (32) of SET (21). De
0 t/m 9,
_; ze zijn in deze volgorde
in een eindeloze lus gerangschikt.
4. Bevestig uw instelling door op de knop
SET of INFO te
drukken.
REGISTRATIE VAN OPNAMELOCATIE MET GPS
Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele
handgreep bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag.
228).
Met het Global Positioning System kan wereldwijd de juiste positie
van een ontvanger worden bepaald. De multifunctionele handgreep
is uitgerust met een ontvanger. Als het handvat aan de camera is
bevestigd, zal de camera, als hij aanstaat, continu signalen
ontvangen en de positiegegevens updaten. De camera kan deze
gegevens – breedte- en lengtegraden, hoogte boven NAP - in de
„EXIF“-data wegschrijven.
Opmerking:
De betreffende menufunctie van de camera is alleen beschikbaar
met een aangesloten multifunctionele handgreep.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu
2. daar dan
On of Off.
GPS (pagina 4/sectie SETUP en
• Op het LCD-scherm (34) geeft het „Satelliet“-pictogram
de betreffende status aan (alleen in het venster met de
(
)
opnamegegevens):
–
= Laatste positiebepaling hoogstens 1 min. geleden
–
= Laatste positiebepaling hoogstens 24 uur geleden
–
= Laatste positiebepaling minstens 24 uur geleden,
of er zijn geen positiegegevens
NL
Opnamemodus
201
Page 78
NL
Opmerkingen bij deze optie:
• De GPS antenne bevindt zich bovenin de greep van de
multifunctionele handgreep-M.
• Een vereiste voor GPS-positiebepaling is "vrij zicht" van de
antenne naar de hemel. Het is raadzaam de camera zodanig vast
te houden dat de GPS-antenne verticaal naar boven wijst.
• De positiebepaling kan soms een paar minuten duren. Dit kan
Opnamemodus
met name dan optreden wanneer er tussen het uit- en weer
aanzetten van de camera zo veel tijd verstreken is dat de
satellietlocaties aanzienlijk zijn gewijzigd en opnieuw moeten
worden gevonden.
• Let erop dat de GPS-antenne niet door uw hand of door andere
voorwerpen wordt bedekt, vooral niet van metaal.
• Een foutloze ontvangst van GPS-satellietensignalen is bijv. op de
volgende plaatsen of situaties eventueel niet mogelijk. In
dergelijke gevallen zal er geen of slechts een gebrekkige
positiebepaling mogelijk zijn.
– in gesloten ruimtes
– onderaards
– onder bomen
– in een bewegend voertuig
– in de buurt van hoge gebouwen of in nauwe dalen
– in de buurt van de hoogspanningsleidingen
– in tunnels
– in de buurt van 1,5 Ghz mobiele telefoons
– met toebehoren dat in de flitsschoen is geplaatst, zoals een
flitser
Aanwijzing voor veilige toepassing:
het door het GPS-systeem geproduceerde elektromagnetische veld
kan instrumenten en meetapparatuur beïnvloeden. Denkt u er
daarom aan bijv. aan boord van een vliegtuig voor het starten of
landen, in ziekenhuizen en op andere plaatsen waar radioverkeer
aan beperkingen onderworpen is, altijd de GPS-functie uit te
schakelen.
• In bepaalde landen of regio's is het gebruik van GPS en daarmee
samenhangende technologieën zo mogelijk beperkt. Voor reizen
naar het buitenland dient u zich in elk geval bij de ambassade
van het betreffende land, resp. uw reisorganisatie hierover te
informeren.
• Het gebruik van GPS in de Volksrepubliek China en in Cuba en in
de nabijheid van hun grenzen (uitgezonderd: Hong Kong en
Macao) is verboden door de wetten van het land.
Overtredingen worden vervolgd door de autoriteiten! De
GPS-functie zal in deze gebieden daarom automatisch worden
gedeactiveerd.
202
Page 79
GEBRUIKERSPROFIELEN / TOEPASSINGSPROFIELEN
Met deze camera kunt u naar wens combinaties van alle menuinstellingen permanent opslaan, bijv. om ze bij terugkerende
situaties / onderwerpen snel en eenvoudig te kunnen oproepen. Er
zijn vier voorkeuzeprofielen voor dergelijke combinaties mogelijk,
plus de onveranderlijke fabrieksinstelling die u altijd weer kunt
oproepen. De naam van de opgeslagen profielen kunt u wijzigen.
De op deze camera ingestelde profielen kunt u op een andere
geheugenkaart overdragen om ze in andere camerabody's toe te
passen, en u kunt profielen die op een andere kaart zijn
opgeslagen ook naar deze camera overdragen.
Instellingen opslaan / profiel aanmaken
1. Stel de gewenste opties in het menu in.
2. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile ,
3. in het submenu
Save as user profile en
4. in het bijbehorende submenu de gewenste geheugenplaats.
NL
Opnamemodus
203
Page 80
NL
EEN PROFIEL SELECTEREN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile.
• Als u gebruikersprofielen hebt opgeslagen, zal de
profielnaam in grijs verschijnen; opslaglocaties die niet
bezet zijn blijven groen.
2. Kies het gewenste profiel in het submenu - ofwel een van de
Opnamemodus
opgeslagen profielen, of
Default user profile.
Opmerking:
Als u een instelling van een momenteel toegepast profiel wijzigt, zal
er in de oorspronkelijke menulijst --- verschijnen, in plaats van de
naam van het eerder toegepaste profiel.
NAAM PROFIEL WIJZIGEN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile,
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
Manage profiles en
Rename profiles.
• Het profielnummer en de naam verschijnen; het nummer is
als gereed voor bewerking gemarkeerd.
4. Kies het profiel waarvan u de naam wilt wijzigen, door aan het
instelwiel (30) te draaien, of door op de kruisknop (31) naar
boven of beneden te drukken.
5. Bevestig uw instelling met een druk op de knop
knop
INFO (32), of met de rechterzijde van de kruisknop.
SET (21), of de
• De volgende positie wordt gemarkeerd als gereed voor de
instelling.
6. De cijfers en letters van de naam kunt u aanpassen door aan
het instelwiel te draaien of door op het bovenste of onderste
deel van de kruisknop te drukken. Naar de andere cijfers/
letters kunt u gaan door te drukken op
– de knop
– of de knop
INFO,
SET,
– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop.
Als tekens kunt u de hoofdletters van
t/m
9 en een spatie _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in
A t/m Z, de cijfers van 0
een eindeloze lus gerangschikt.
7. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het laatste cijfer/
letter hebt ingevuld - met een druk op de
INFO-knop.
SET- of de
204
Page 81
Profielen op een kaart opslaan / van een kaart overnemen
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/248)
User profile ,
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
Export profiles to card .
Manage profiles en
Import profiles from card of
• Op het LCD-scherm verschijnt de betreffende keuze.
4. Bevestig met de
SET- (21) of de INFO-knop (32) of u het
profiel, ofwel de profielen, werkelijk wilt im- of exporteren.
RESETTEN VAN ALLE INDIVIDUELE INSTELLINGEN
Met deze functie kunt u alle eigen instellingen in het hoofdmenu en
opnameparameter-menu in één keer op de fabrieksinstellingen
terugzetten.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
(pagina 5, sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
No of Ye s .
Reset
NL
Opnamemodus
Opmerking:
Bij het exporteren worden in principe altijd alle 4 profielen naar de
kaart overgedragen, d.w.z. ook profielen die evt. leeg zijn. Als
gevolg daarvan worden bij het importeren van profielen alle evt.
reeds op de camera voorhanden profielen overgeschreven, d.w.z.
gewist.
Opmerking:
Dit terugzetten geldt ook voor de evt. met
User profile
(gebruikersprofiel) vastgelegde en opgeslagen, individuele
profielen.
205
Page 82
NL
DE WEERGAVEMODUS
Voor de weergave van opnamen op het LCD-scherm (35) kunt u
kiezen:
–
PL AY Weergave voor onbeperkte tijd
of
–
Auto Review Kortstondige weergave na de opname
QUA TIJD ONBEGRENSDE WEERGAVE –
Weergavemodus
Met de knop PL AY (25) kunt naar de weergavemodus
PL AY
omschakelen.
• Op het LCD-scherm verschijnt het laatste opgenomen beeld
evenals de betreffende indicaties (zie pag. 245).
Wanneer echter geen beeldbestand op de geplaatste
geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na omschakeling op
weergave de melding:
Attention: No image to display. .
Aanwijzingen:
• Afhankelijk van de vooraf ingestelde functie heeft het indrukken
van de
PL AY-knop verschillende gevolgen:
UitgangssituatieNa indrukken van de toets
PL AY
a. Volledige weergave van een
opname
b. Weergave van een vergrote
uitsnede / meerdere kleinere
Opnamemodus
Volledige weergave van de
opname
opnamen (zie pag. 213)
c. Een van de menubedieningen
(zie pag. 154), resp. DELETE-
of de wisbeveiligingsoptie (zie
pag. 214/216) is geactiveerd
Volledige weergave van de
laatste getoonde opname
• Met deze camera kunnen alleen de met camera’s opgenomen
beelden van dit type worden getoond.
206
Page 83
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN TELKENS DE LAATSTE
OPNAME
In de modus
Auto Review wordt elk beeld direct na de opname
weergegeven.
Op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of
de foto gelukt is, of herhaald moet worden.
Met deze optie stelt u de weergaveduur van het beeld in.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
Review (pagina 4/sectie SETUP),
Auto
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie, resp.
tijdsduur: (
Shutter release pressed).
In de modus
tijd onbegrensde
Aus, 1 second , 3 second , 5 second , Continuous,
Auto Review kan altijd naar de normale, d.w.z. qua
PL AY-weergavemodus worden teruggeschakeld.
Opmerking:
Wanneer u met de serieopname-optie (zie p. 152) fotografeert, zal
in beide weergavemodi vooralsnog de laatste foto van de serie,
resp. de laatste op de geheugenkaart opgeslagen foto van de serie,
worden getoond – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de
serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart
zijn overschreven. Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen
en welke mogelijkheden er verder nog zijn voor de weergave, kunt
u in de volgende sectie nalezen.
NL
Weergavemodus
207
Page 84
NL
Normale weergave
Om de opnamen goed te kunnen bekijken, verschijnt er bij normale
weergave alleen informatie in de kopregel
Weergavemodus
Als er een detail wordt weergegeven, zal de kopregel verdwijnen en
de betreff ende indicatie verschijnen
.
Videoweergave
Als er video-opname is geselecteerd, zal de indicatie
verschijnen.
208
Page 85
Om een video af te spelen, dient u met de knop INFO (32) het
volgende scherm op te roepen, waarop onder meer de volgende
bedieningstoetsen staan.
1 2 3 4 5 6
1
terug naar begin
2
snelle terugloop
3
play/pauze
4
snelle voorloop
5
vooruit tot aan het einde
6
venster sluiten
Selecteer de gewenste optie met de rechter-/linkerzijde van de
kruisknop (31) of met het instelwiel (30). U activeert deze dan met
de knop
SET (21), door erop te drukken, of, bij snelle voorloop/
terugloop, door hem ingedrukt te houden. Dit begint in slow motion
en gaat dan steeds sneller, naarmate u de knop langer ingedrukt
houdt.
• Het op dat moment actieve pictogram is wit, en rood
onderstreept.
Opmerking:
Vanuit dit scherm kunt het menu voor beveiliging (zie pag. 216)
niet oproepen. Om dit te doen, dient u met de knop
INFO naar een
ander scherm te gaan.
Behalve de normale weergave zijn er ook nog 3 (bij foto's), resp. 2
(bij video-opnamen) andere varianten met verschillende
aanvullende informatie
beschikbaar. Alle 4, ofwel 3, zijn in een eindeloze lus gerangschikt
en kunnen door (meerdere keren) indrukken van de knop
INFO
worden opgeroepen.
NL
Weergavemodus
209
Page 86
NL
Weergave met histogram
Druk 1x op de knop
INFO (uitgaand van normale weergave) om het
histogram weer te geven. Het verschijnt in de onderste beeldhelft.
U kunt kiezen uit twee varianten van het histogram: ofwel
gebaseerd op de totale helderheid (
3 kleurkanalen rood/groen/blauw (
Instellen van de optie
Weergavemodus
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
(pagina 3, sectie
SETUP) en
Standard), of gebaseerd op de
RGB).
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
Histogram
Aanwijzingen:
• Het histogram is zowel bij de weergave van het volledige beeld,
alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij gelijktijdige
weergave van verkleinde opnamen (zie p. 213).
• De histogramweergave heeft altijd betrekking op de momenteel
getoonde uitsnede van de opname (zie p. 213).
• Het
RGB-histogram is echter niet beschikbaar in de Live
View-modus.
210
Page 87
Weergave met clipping-indicatie
Via de menubediening kunt u de clipping-drempelwaarde voor de
indicatie voor zowel de heldere, alsook de donkere gebieden
instellen.
Druk 2x op de knop
INFO (uitgaand van normale weergave) om de
gebieden zonder tekening weer te geven.
• Te sterk belichte gebieden knipperen rood en te donkere blauw.
Bovendien verschijnt beneden rechts het Clipping-pictogram (
).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
(pagina 3/sectie
SETUP) en
Clipping
2. stel in het bijbehorende submenu de onderste en bovenste
drempelwaarde in.
• De schaal toont de clipping-gebieden in verhouding tot de
totale omvang van de belichting.
In de afbeelding verschijnt dan het volgende:
Aanwijzingen:
• de clipping-indicatie is zowel bij de weergave van het volledige
beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij
gelijktijdige weergave van 4, 9 of 36 verkleinde opnamen (zie
pag. 213).
• De clipping-indicatie heeft altijd betrekking op de momenteel
getoonde uitsnede van de opname (zie p. 213).
NL
Weergavemodus
211
Page 88
NL
Weergave met extra informatie
Druk 3x op de knop
een reeks bijkomende opnamegegevens en een verkleind beeld te
laten weergeven.
INFO (van de normale weergave uitgaand) om
Weergavemodus
Opmerking:
bij deze weergave-variant wordt alleen het volledige beeld
weergegeven, waarbij het er niet toe doet, of u van tevoren een
uitsnede had ingesteld.
ANDERE OPNAMEN BEKIJKEN / "BLADEREN" IN HET GEHEUGEN
Met de linker en rechter kant van de kruisknop (31) kunt u de
overige opgeslagen opnamen oproepen. Door op de linker kant te
drukken, komt u bij eerdere opnamen, en op de rechter de latere.
Na de eerste/laatste opname beginnen de in een oneindige lus
geschakelde opnamen weer van voren af aan, zodat u alle
opnamen in beide richtingen kunt bereiken.
• Op het LCD-scherm worden beeld- en bestandsnummer telkens
aangepast.
212
Page 89
VERGROTEN / SELECTEREN VAN UITSNEDE / GELIJKTIJDIG
BEKIJKEN VAN MEERDERE VERKLEINDE OPNAMEN
Met deze camera is het mogelijk om voor een betere beoordeling
op het LCD-scherm een vergrote uitsnede van een opname op te
roepen en deze uitsnede vrij te kiezen. Omgekeerd kunt u ook
maximaal 36 beelden tegelijk op het LCD-scherm bekijken, bijv. om
een overzicht te krijgen of om een opname sneller te vinden.
Aanwijzingen:
• Voor opnamen met een lagere resolutie, bijvoorbeeld 1,7 MP,
zijn niet alle vergrotingsniveaus beschikbaar.
• Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn de linker en
rechter zijde van de kruisknop niet voor het oproepen van
andere opnamen beschikbaar, maar dienen voor de „navigatie“
in het beeld (uitzondering: zie volgende aanwijzing).
Door het instelwiel (30) naar rechts te draaien wordt een uitsnede
vanuit het midden vergroot. Vergrotingen zijn tot 1:1 mogelijk,
d.w.z. tot 1 pixel van het LCD-scherm 1 pixel van de opname
weergeeft.
Met de vier zijden van de kruisknoppen (31) kunt u bij een vergrote
afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede willekeurig kiezen.
Hiervoor wordt de zijde van de knop (meermaals) in de richting
ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt verschuiven.
• De rechthoek binnen het kader in de rechterbovenhoek van het
LCD-scherm symboliseert de locatie en de vergroting van de
getoonde uitsnede.
NL
Weergavemodus
213
Page 90
NL
Opmerking:
U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een andere opname
gaan, die dan in dezelfde vergroting wordt getoond. Hiervoor
gebruikt u weer de linker of rechter kruisknop – echter met
ingedrukt gehouden knop
PL AY (25).
Door de instelknop naar links te draaien (van de normale afmeting
Weergavemodus
uitgaand), kunt u gelijktijdig 4, resp. door verder te draaien 9 of 36
opnamen op het LCD-scherm bekijken.
• Op het LCD-scherm worden maximaal 36 verkleinde
afbeeldingen getoond, inclusief de eerder in normale grootte
bekeken opname die door een rode rand is gemarkeerd.
Met de vier zijden van de kruisknoppen kunt u vrij tussen de
verkleinde afbeeldingen navigeren - de actieve afbeelding is
gemarkeerd. Deze afbeelding kunt weer op normale grootte
instellen door aan het instelwiel naar rechts te draaien, ofwel door
op de knop
INFO of PL AY te drukken.
Opmerking:
Bij de weergave van 36 beelden wordt door de instelknop verder
naar links te draaien het rode kader om alle beelden geplaatst,
zodat vervolgens “per blok” snel kan worden „gebladerd“.
WISSEN VAN OPNAMEN
Zolang een opname op het LCD-scherm wordt getoond, kan deze
eventueel ook op dat moment worden gewist. Dit kan nuttig zijn als
de opnamen bijv. op andere media werden opgeslagen, als ze niet
meer nodig zijn of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is.
U hebt de mogelijkheid naar wens enkele of gelijktijdig alle
opnamen te wissen.
Aanwijzingen:
• Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan
onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere
verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave
het rode kader het gehele blok omsluit).
• Bij beveiligde opnamen moet de wisbescherming eerst worden
opgeheven voordat ze kunnen worden gewist (zie hiervoor ook
het volgende gedeelte).
Procedure
1. Druk op de knop
DELETE (24).
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu in beeld.
214
Page 91
De indicaties na het wissen
Na het wissen verschijnt de volgende opname. Wanneer echter
geen opnamen meer op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt de
melding:
Attention No image to display.
WISSEN VAN ALLE OPNAMEN OP DE GEHEUGENKAART
Na het wissen verschijnt de melding:
display. Als echter een of meerdere opnamen tegen wissen zijn
Attention No image to
beschermd, verschijnt deze, resp. de eerste van deze opnamen.
NL
Weergavemodus
Opmerking:
Het wissen kan te allen tijde door het indrukken van de knop
(25) of
DELETE worden geannuleerd.
2. In de eerste stap dient u te beslissen of u enkele
of gelijktijdig alle opnamen wilt wissen
3. Bevestig uw keuze door op de knop
Delete all.
SET te drukken. Met de
PL AY
Delete single,
linker en rechter kant van de kruisknop kunt u de overige
opgeslagen opnamen oproepen.
Aanwijzingen:
• Als de getoonde opname tegen wissen is beveiligd (zie p. 216),
kunt u in het submenu de optievariant
Single niet kiezen.
• Bij het wissen van alle opnamen moet u – als bescherming tegen
onbedoeld wissen – in een tussenstap nog een keer bevestigen
dat u werkelijk alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen.
Opmerking:
Door het wissen van een opname worden de volgende opnamen op
het beeldtelwerk volgens het volgende schema opnieuw
genummerd: wist u bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat
voorheen nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr. 5
was, wordt nr. 4, enz. Dit geldt echter niet voor de
bestandsnummering op de geheugenkaart.
215
Page 92
NL
BESCHERMEN VAN OPNAMEN / WISBEVEILIGING
OPHEFFEN
De op de geheugenkaart geregistreerde opnamen kunnen tegen
onbedoeld wissen worden beschermd. Deze wisbeveiliging kan
altijd weer worden opgeheven.
Aanwijzingen:
• het beschermen van opname, resp. het opheffen van de
Weergavemodus
wisbeveiliging is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan
onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere
verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave
het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 213).
• Zie het vorige gedeelte voor de handelingen/gevolgen bij het
wissen van beveiligde opnamen.
• Wanneer u toch wilt wissen, dient u de beveiliging zoals hierna
beschreven op te heffen.
• De wisbescherming functioneert alleen in de camera.
• Ook beveiligde opnamen worden bij het formatteren van de
geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte).
• Bij SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten kunt u verhinderen dat
u onbedoeld wist, door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van
de kaart (zie pag. 145) in de met LOCK gemarkeerde stand te
schuiven.
Procedure
1. Druk op de knop
SET (21).
• Op het LCD-scherm verschijnt het submenu in beeld.
Opmerking:
De instelprocedure kan altijd worden afgebroken
– door op de knop
PL AY (25) te drukken om naar de normale
weergavemodus terug te keren,
– of door aantippen van een van de ontspanners (17/18) - om in
de opnamemodus te komen.
2. Selecteer
• of u individuele foto's
• of gelijktijdig alle opnamen wilt beveiligen
Protect single, of
Protect all, ofwel
• of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een
individuele foto
• of voor alle opnamen wilt opheffen
Clear protection Single, of
Clear protection All.
216
Page 93
Opmerking:
bij de volgende, niet-mogelijke opties verschijnt de menutekst als
aanduiding hiervoor in het donkergrijs in plaats van lichtgrijs:
– beveiligen van een een reeds beveiligde opname;
– wisbeveiliging van een niet-beveiligde opname opheffen.
De indicaties na het beschermen / opheffen van de
wisbescherming
Na het verlaten van het menu verschijnt het oorspronkelijke
LCD-scherm weer; bij beschermde opnamen dan met de indicatie (
).
NL
Weergavemodus
3. Bevestig uw keuze door op de knop
linker en rechter kant van de kruisknop (31) kunt u de overige
opgeslagen opnamen oproepen.
SET te drukken. Met de
Opmerking:
De indicatie (
opname wordt opgeroepen.
) verschijnt ook als er een reeds beschermde
217
Page 94
NL
OVERIGE FUNCTIES
MAPPENBEHEER
De beeldgegevens worden op de geheugenkaart in mappen
opgeslagen die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen
bestaan in principe uit acht tekens: drie cijfers en vijf letters. In de
fabrieksinstelling wordt de eerste map 100LEICA genoemd, de
Overige functies
tweede 101LEICA enz. Als mapnummer wordt in principe altijd het
betreffende volgende nummer gebruikt; er zijn maximaal 999
mappen mogelijk. Als alle nummers zijn verbruikt, zal er een
waarschuwing op het LCD-scherm verschijnen.
De individuele afbeeldingen in de mappen krijgen doorlopende
nummers tot en met 9999, behalve als er zich op de
geheugenkaart al een afbeelding met een hoger nummer bevindt,
dan het laatste dat de camera heeft aangemaakt. In zulke gevallen
telt de camera door, volgens de nummering van de afbeelding op
deze kaart. Als de actuele map het nummer 9999 bevat, zal er
automatisch een nieuwe map worden aangemaakt, waarin de
nummering weer bij 0001 zal beginnen. Als mapnummer 999 en
beeldnummer 9999 zijn bereikt, zal er op het LCD-scherm een
betreffende waarschuwing verschijnen en zult u de nummering
moeten resetten (zie hieronder).
Met deze camera kunt u bovendien altijd een nieuwe map
aanmaken, zelf de naam ervan bepalen, en de bestandsnamen
wijzigen
Mapnaam wijzigen
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
numbering
(pagina 4/sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
New folder.
• De mapaanduiding verschijnt (eerst altijd
Image
XXXLEICA). Het
vierde teken is gemarkeerd als gereed voor bewerking. De
tekens 4-8 kunnen worden gewijzigd.
Opmerking:
Als u een geheugenkaart gebruikt, die niet met uw camera is
geformatteerd (zie pag. 220), zal de camera automatisch een
nieuwe map aanmaken.
3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel
(30) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van
de kruisknop (31) te drukken. Naar de andere cijfers/letters
kunt u gaan door te drukken op
– de knop
– of de knop
INFO (32),
SET (21),
– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop.
Als tekens kunt u de hoofdletters van
t/m
9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde
A t/m Z, de cijfers van 0
in een eindeloze lus gerangschikt.
218
Page 95
4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het achtste teken
hebt ingevuld - met een druk op de
• Er verschijnt nog een submenu, met de vraag
numbering?.
5. Kies
Yes of No.
SET- of de INFO-knop.
Reset image
Bestandsnaam afbeelding wijzigen
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Image numbering
(pagina 4/sectie
2. in het bijbehorende submenu
SETUP) en
Change file name.
• De naam van het beeldbestand verschijnt. Het eerste teken
is gemarkeerd als gereed voor bewerking.
De tekens 1-4 kunnen worden gewijzigd.
3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel
(30) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van
de kruisknop (31) te drukken. Naar de andere cijfers/letters
kunt u gaan door te drukken op
– de knop
– of de knop
INFO (32),
SET (21),
– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop.
Als tekens kunt u de hoofdletters van
t/m
9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde
A t/m Z, de cijfers van 0
in een eindeloze lus gerangschikt.
4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het vierde teken
hebt ingevuld - met een druk op de
SET- of de INFO-knop.
• Opnieuw verschijnt het in 2. beschreven instellingenmenu.
NL
Overige functies
1
De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders.
219
Page 96
NL
BESTANDSNAAM AFBEELDING RESETTEN
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Image numbering
(pagina 4/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
• Er verschijnt nog een submenu, met de vraag
Reset image numbers?.
3. Kies
Overige functies
Yes of No.
• Nadat u uw keuze met een druk op de knop
SET (21) hebt bevestigd, verschijnt weer het onder punt 2.
beschreven instellingenmenu.
Reset.
INFO (32) of
FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Gewoonlijk is het niet nodig al gebruikte geheugenkaarten te
formatteren. Wanneer echter een ongeformatteerde kaart voor het
eerst wordt geplaatst, moet deze worden geformatteerd.
Opmerking:
Maak er daarom een gewoonte van, al uw opnamen zo snel
mogelijk op een geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf
van uw computer. Dit geldt vooral als de camera bij een
servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd.
Procedure
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/248)
Format SD card
(pagina 5, sectie
2. in het bijbehorende submenu,
SETUP) en
Format SD card?
3. Druk op de knop SET (21) of op de knop INFO (32) om de
geheugenkaart te formatteren.
Aanwijzingen:
• Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer
is geformatteerd, moet u hem in deze camera opnieuw
formatteren.
• Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd/
beschreven, vraagt u uw dealer of de Leica Infodienst (adres, zie
pag. 256) om advies.
220
1
De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders.
Page 97
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER
Deze camera is compatibel met de volgende besturingssystemen:
– Microsoft
®
: Windows® XP / Vista® / 7® / 8
®
– Apple® Mac® OS X (10.6 of hoger)
De beeldgegevens op een geheugenkaart kunt u met de camera op
twee manieren naar een computer overdragen:
– als de geheugenkaart zich in de camera bevindt;
Hiervoor moet de als accessoire verkrijgbare, van een USB
2.0-aansluiting voorziene, Multifunctionele handgreep-M
(zie pag. 228) op de camera zijn geplaatst.
– met een kaartlezer voor SD-/SDHC/SDXC-kaarten.
Aanwijzingen:
• meer informatie over het plaatsen van de handgreep en zijn
functies, en de omgang ermee, vindt u elders in deze
handleiding.
• Bij aansluiting van twee of meer apparaten op een computer
door middel van een USB-verdeler („hub“) of verlengsnoeren,
kunnen er storingen optreden.
USB-VERBINDING
Met de camera is de gegevensoverdracht via USB-kabel met twee
verschillende normen mogelijk. Hierdoor wordt er rekening mee
gehouden dat sommige programma's voor de overdracht van
gegevens een verbinding volgens het PTP-protocol vereisen.
Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als een extern
station („massageheugen“) te gebruiken.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu
USB mode (pagina 5, sectie SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
Main Menu (zie pag. 154/248)
PTP of Mass Storage.
Aansluiting en gegevensoverdracht volgens PTP-protocol
Als de camera is ingesteld op PTP, gaat u als volgt te werk:
3. gebruik de USB-kabel (meegeleverd met het handvat) om een
verbinding tussen de USB-bus van de handgreep en een
USB-aansluiting op de computer te maken.
NL
Overige functies
221
Page 98
NL
Met Windows® XP
• Na succesvolle aansluiting verschijnt er een melding dat de
camera als nieuwe hardware is herkend (alleen bij de eerste
keer!).
4. Dubbelklik op de melding
• Er verschijnt een pull-down-menu „M Digital Camera“ voor
Overige functies
de gegevensoverdracht-assistent.
5. Klik op „OK“ en volg de aanwijzingen van de assistent om van
daar de beelden zoals gebruikelijk naar een map van uw keuze
te kopiëren.
Met Windows
®
Vista® / 7® / 8
®
• Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de taakbalk de
melding over de installatie van de driversoftware voor het
toestel.
Gelijktijdig verschijnt er op het LCD-scherm
USB connection. De
succesvolle installatie wordt met nog een venster bevestigd. Het
menu „Automatische weergave“ met verschillende toestelopties
wordt geopend.
5. U kunt – zoals gebruikelijk –met behulp van de Windows-
assistent kiezen uit „Foto's importeren“ of „Het apparaat voor
de weergave van de bestanden openen“.
Met Mac® OS X (10.5 of hoger)
• Bij succesvolle verbinding tussen camera en computer verschijnt
op het LCD-scherm (35)
USB connection.
5. Open nu op de computer de „Finder“.
6. In het linker venstergedeelte in de categorie „Locaties“ op
„Programma's“ klikken.
7. Nu in het rechter venstergedeelte het programma „Digitale
afbeeldingen“ selecteren.
• Het programma wordt geopend en op de programmatitelbalk verschijnt de naam „M Digital Camera“.
8. Nu kunnen de beelden met de knop „Importeer“ op de
computer worden overgedragen.
Aansluiting en gegevensoverdracht met de camera als
extern station (massageheugen)
Met Windows
®
-bedrijfssystemen:
Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden,
wordt deze als extern station door het besturingssysteem herkend
en wordt er een stationsletter toegewezen.
Met Mac
®
-bedrijfssystemen:
Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden,
verschijnt de geplaatste geheugenkaart als geheugenmedium op
het bureaublad.
Bij deze werkwijze kan de zoeker gebruikt worden om direct
toegang tot de bestanden te krijgen.
222
Page 99
Opmerking:
zolang deze optie is geactiveerd, zijn alle andere camerafuncties
geblokkeerd.
Belangrijk:
• Gebruik alleen de USB-kabel die bij de handgreep is
meegeleverd.
• Zolang gegevens van de camera naar de computer worden
gekopieerd, mag de verbinding in geen geval worden
onderbroken door de USB-kabel eruit te trekken, omdat anders
de computer en/of de camera kan ‚crashen’ of zelfs de
geheugenkaart onherstelbaar kan worden beschadigd.
• Zolang gegevens van de camera naar de computer worden
overgedragen, mag hij niet worden uitgeschakeld of zichzelf door
onvoldoende batterijcapaciteit uitschakelen, omdat de computer
anders kan ‚crashen’. Als de batterijcapaciteit tijdens de
gegevensoverdracht te laag wordt, dient u de gegevensoverdracht
te annuleren, de camera uit te schakelen en de batterij op te
laden.
DATASTRUCTUUR OP DE GEHEUGENKAART
Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een computer
worden gekopieerd, worden in de volgende map opgeslagen:
In de 100LEICA-, 101LEICA- enz. -mappen kunnen t/m 9999
opnamen worden opgeslagen.
NL
Overige functies
223
Page 100
NL
ADOBE® PHOTOSHOP® LIGHTROOM
®
Adobe® Photoshop® Lightroom® kan gratis worden gedownload als
u uw camera op de homepage van Leica Camera AG registreert.
Voor meer details, ga naar "Kundenbereich" op:
www.members.
leica-camera.com of zie de registratiekaart in de verpakking van
de camera.
LEICA IMAGE SHUTTLE
Overige functies
Met de exclusieve Leica Image Shuttle Software kunt u de camera
op afstand bedienen met de computer, evenals de beeldgegevens
direct op de harde schijf van de computer opslaan d.m.v. „Tethered
Shooting“. Alle belangrijke camerafuncties kunnen worden
bediend. Deze comfortabele oplossing biedt u perfecte
ondersteuning in de studio en "On Location".
Leica Image Shuttle kan gratis worden gedownload als u uw
camera op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor
meer details, ga naar "Kundenbereich" op:
www.members.
leica-camera.com of zie de registratiekaart in de verpakking van
de camera.
Opmerking:
Deze optie is alleen beschikbaar met een aangesloten
multifunctionele handgreep-M (zie pag. 228 ).
MET ONBEWERKTE DNG RAW FILES WERKEN
Wanneer u het DNG (Digital Negativ )-formaat kiest, hebt u de
juiste software nodig, om de opgeslagen onbewerkte gegevens te
converteren, bijvoorbeeld de converter voor onbewerkte (RAW)
gegevens Adobe
®
Photoshop® Lightroom® Deze biedt kwalitatief
geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die
gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende
resolutie mogelijk maken.
Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters als
witbalans, ruisvermindering, gradatie, scherpte enz. in te stellen en
op deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren.
224
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.