KONICA MINOLTA DiMAGE 2300 User Manual [de]

Page 1
NL
GEBRUIKSAANWIJZING CAMERA
Page 2
- 1 -
Gefeliciteerd met uw aankoop van de Minolta Dimâge 2300. Neem uw tijd om deze gebruiksaanwijzing goed door te nemen, zodat u maximaal ple­zier van uw camera zult hebben. Instructies voor het installeren en het gebruik van de bijbehorende software vindt u in de gebruiksaanwijzing voor de software. De in deze gebruiksaanwijzing gegeven informatie omtrent producteigenschappen stamt van januari 2000. Neem voor informatie over producten die na deze datum werden uitgebracht contact op met Minolta. Het adres vindt u op de achterzijde van deze gebruiksaanwijzing.
Dit teken op de onderkant van uw camera geeft aan dat deze camera voldoet aan de eisen van de EU (Europese Unie) op het gebied van regulatie van apparatuur die storing kan veroor­zaken. CE staat voor Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation. Tested by the Minolta Corporation 101 Williams Drive, Ramsey, New Jersey 07446, U.S.A.
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003. Cet appareil numérique de la classe B est conforme à la norme NMB-003 du Canada.
Do not remove the ferrite cores from the cables.
Digital Camera:
FOR HOME OR OFFICE USE
2300
Tested To Comply With FCC Standards
Page 3
JUIST EN VEILIG GEBRUIK
- 2 -
Neem onderstaande waarschuwingen bij het gebruik van de camera ter harte.
WAARSCHUWING
Batterijen kunnen door onjuist gebruik heet worden of zelfs exploderen.
• Gebruik het batterijtype dat in deze gebruiksaanwijzing wordt opgegeven.
• Plaats de batterijen niet met de plus- en minpool verwisseld.
• Stel de batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
• Probeer de batterijen niet op te laden, kort te sluiten of uit elkaar te halen.
• Gebruik altijd batterijen van gelijk type, merk en fabricagedatum.
• Gooi lege batterijen nooit achteloos weg, maar lever ze in bij uw handelaar of bij de reinigingsdienst.
Wees extra voorzichtig wanneer deze camera zich in de buurt van kleine kinderen bevindt.
Houd batterijen of andere dingen die ingeslikt kunnen worden uit de buurt van kleine kinderen. Neem onmiddellijk contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt. Gebruik de camera verder niet meer en verwijder de batterijen wanneer…
• de camera zodanig beschadigd is geraakt dat het binnenwerk zichtbaar is.
• de camera een vreemde geur, warmte of rook afgeeft.
Ga niet lopen terwijl u het beeld van het LCD-scherm bekijkt.
Neem de camera niet uit elkaar. Wanneer u een hoog-voltage-circuit binnen de camera aanraakt kunt u een electrische schok krijgen.
Breng of stuur de camera naar de Technische Dienst van Minolta wanneer reparatie nodig is.
LET OP
Bij langdurig gebruikt zal de camera behoorlijk warm worden. Houd daar rekening mee wanneer u de camera gebruikt of batterijen of de compact flash kaart verwijdert.
Page 4
- 3 -
VOORDAT U BEGINT
Controleer de inhoud van de verpakking voordat u begint. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar of met Minolta.
• Minolta Dimâge 2300 camera (1 x)
• Alkaline-batterijen, type AA (4 x)
• Video-kabel (1 x)
• Draagkoord (1 x)
• Cameratas (1 x)
• USB-kabel (1 x)
• 8 MB CompactFlash kaart (1 x)
• CD-ROM (2 x)
- Driver software/programma Dimâge 2300 PDF: Gebruiksaanwijzing camera (1 x)
Gebruiksaanwijzing software (1 x)
- MGI PhotoSuite SE
• Documentatie
Bediening in het kort Garantiebewijs (1 x)
Page 5
INHOUD
- 4 -
JUIST EN VEILIG GEBRUIK ...........................................................................2
VOORDAT U BEGINT ......................................................................................3
INHOUD............................................................................................................4
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
CAMERA-BODY.......................................................................................8
ONDERZIJDE BODY .............................................................................10
ZOEKER.................................................................................................10
DATA-SCHERM......................................................................................11
METEEN AAN DE SLAG
VOORBEREIDING .................................................................................12
OPNAMEN MAKEN ...............................................................................12
OPNAMEN WEERGEVEN .....................................................................14
OPNAMEN WISSEN ..............................................................................15
VOORBEREIDING
BEVESTIGING VAN HET DRAAGKOORD....................................................17
BATTERIJEN PLAATSEN..............................................................................18
Batterijwaarschuwing...........................................................................20
Automatische uitschakeling................................................................21
Gebruik van de lichtnet-adapter..........................................................22
COMPACT FLASH KAART
Plaatsen van de compact flash kaart .................................................23
Verwijderen van de compact flash kaart............................................24
OPNAMEN MAKEN
OPNEMEN – BASISHANDELINGEN ............................................................27
Camera in de stand REC uitschakelen...............................................28
Schermweergave stand REC (opnemen) (LCD-scherm)...................29
SCHERPSTELLEN
SCHERPSTELLAMPJE/
WAARSCHUWING GEEN SCHERPSTELLING....................................30
SCHERPSTELBEREIK ..........................................................................30
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES ..................................................31
SCHERPSTELVERGRENDELING.........................................................32
Page 6
INHOUD
- 5 -
INGEBOUWDE FLITSER...............................................................................33
FLITSSIGNAAL......................................................................................33
FLITSBEREIK ........................................................................................34
FLITSFUNCTIE INSTELLEN .................................................................34
CONTINU-OPNAMEN (BURST-FUNCTIE)....................................................36
ZELFONTSPANNER/AFSTANDSBEDIENING
ZELFONTSPANNER ..............................................................................38
AFSTANDSBEDIENING.........................................................................40
DIGITALE VERGROTING (OPNAMESTAND) ...............................................42
MACRO...........................................................................................................44
BELICHTINGSCORRECTIE ..........................................................................46
OPNAMEMENU’S
OPNAME-MENU’S (LCD-SCHERM) .....................................................49
ONDERWERPEN EN INSTELLINGEN OPNAME-MENU.....................49
De opname-menu’s oproepen .............................................................50
BEELDKWALITEIT INSTELLEN...........................................................51
BEELDFORMAAT INSTELLEN.............................................................54
BESTANDSGROOTTE...................................................................56
KAART-CAPACITEIT .....................................................................57
WITBALANS INSTELLEN .....................................................................58
VERSCHERPING INSTELLEN..............................................................60
ISO-WAARDE VERANDEREN ..............................................................62
Vervolg op volgende blz.
Page 7
INHOUD – VERVOLG
- 6 -
OPNAMEN WEERGEVEN (PLAY) WEERGAVESCHERM
Play-scherm (LCD-scherm) – Enkelbeeld ..........................................65
Play-scherm (LCD-scherm) – Index....................................................65
ENKELBEELD-WEERGAVE..........................................................................66
INDEX-WEERGAVE .......................................................................................67
Camera uitschakelen in de stand PLAY .............................................68
DIGITALE VERGROTING [WEERGAVESTAND] ..........................................69
AUTOMATISCHE WEERGAVE (DIA-SHOW)
Scherm automatische weergave (LCD-scherm)................................71
Automatische weergave stoppen........................................................73
De instellingen voor automatische weergave wijzigen.....................74
OPNAMEN WISSEN (PLAY-STAND)
EEN ENKELE OPNAME WISSEN.................................................................78
OPNAMEN BEVEILIGEN (LOCK-FUNCTIE) ................................................81
BEVEILIGING VAN OPNAMEN OPHEFFEN ........................................83
PLAY-MENU’S
PLAY-MENU’S (LCD-SCHERM)............................................................85
PLAY-MENU’S EN HUN INSTELLINGEN .............................................85
ALLE OPNAMEN WISSEN....................................................................86
ALLE OPNAMEN BEVEILIGEN ............................................................88
DE BEVEILIGING VAN ALLE OPNAMEN OPHEFFEN........................90
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN (DPOF™) .................................92
AFDRUK-TYPE SELECTEREN.....................................................92
DE AF TE DRUKKEN OPNAMEN SELECTEREN........................94
ALLE OPNAMEN AFDRUKKEN...................................................96
AFDRUK-OPDRACHTEN OPHEFFEN .........................................98
Page 8
TABLE OF CONTENTS – CONT’D
- 7 -
SETUP-STAND SETUP-MENU’S
SETUP-MENU’S (LCD-SCHERM).......................................................101
SETUP-FUNCTIES EN HUN INSTELLINGEN ....................................101
De SETUP-menu’s oproepen. ............................................................102
DE HELDERHEID VAN HET LCD-SCHERM INSTELLEN..................103
EEN COMPACT FLASH KAART FORMATTEREN.............................105
DE AUTOMATISCHE UITSCHAKELING INSTELLEN........................107
DATUM EN TIJD INSTELLEN..............................................................109
TERUG NAAR DE STANDAARD-INSTELLINGEN.............................114
VIDEO-UITGANG.................................................................................116
APPENDIX
PROBLEMEN OPLOSSEN..........................................................................118
OPSLAG EN ONDERHOUD........................................................................122
TECHNISCHE GEGEVENS .........................................................................125
Page 9
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
- 8 -
CAMERA-BODY
* Niet aanraken.
Functieknop
Lampje zelfontspanner
Data-scherm
Zoeker-venster *
Flitssensor *
Aansluiting netvoeding
Video-uitgang
Flitser *
Objectiefschuif
Objectief *
Ontvanger afstandsbediening *
Page 10
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
- 9 -
Zoeker *
Toets digitale vergroting
Toets belichtingscorrectie/beveiliging
Toets flitsfuncties/wissen
Ontspanknop
Oogje draagkoord
toets
toets
Toets Display/ENTER LCD-scherm *
USB/serieel
aansluitpunt *
MENU-toets
Page 11
BENAMING VAN DE ONDERDELEN – VERVOLG
- 10 -
ZOEKER
ONDERZIJDE BODY
Deurtje batterij-/kaartruimte Statiefaansluiting
Scherpstelkader
Scherpstel-lampje (groen)
Brandt: scherpstelling in orde Knippert snel: te laag contrast
of onderwerp te dichtbij
Knippert traag: beeld wordt naar de
compactflash kaart geschreven of beeld wordt vanaf de compact flash kaart geladen
Flits-lampje (oranje)
Brandt: Flitser geladen en opnameklaar Knippert: Flitser laadt, camera is
geblokkeerd
Page 12
BENAMING VAN DE ONDERDELEN – VERVOLG
- 11 -
DATA-SCHERM
Hieronder ziet u alle informatie die het data-scherm kan weergeven.
Indicatie belichtingscorrectie
Indicatie batterijconditie
Indicatie verscherping
Indicatie beeldkwaliteit
Indicaties flitsfunctie
Indicatie zelfontspanner
Indicatie handinstelling witbalans
Opnameteller/ waarde belichtingscorrectie (Indicatie voor ontbreken compact flash kaart)
Page 13
METEEN AAN DE SLAG
- 12 -
VOORBEREIDING – Zie blz. 18 – 25 voor gedetailleerde informatie
Plaats de compact flash kaart.
Plaats de batterijen.
OPNAMEN MAKEN – Zie blz. 27 – 35 voor gedetailleerde informatie
Maak het objectief vrij door de objectiefschuif in positie te zetten.
• De camera wordt ingeschakeld en in de stand REC (opname) gezet.
• Druk op de display/ENTER toets om het LCD-scherm in te schakelen, indien gewenst.
Zet de functieknop op .
Page 14
METEEN AAN DE SLAG
- 13 -
Druk de ontspanknop half in.
• Het groene scherpstellampje brandt wanneer de scherpstelling in orde is
• Het oranje flitslampje brandt wanneer de flitser opnamegereed is
Neem uw onderwerp in beeld via de zoeker of het LCD-scherm.
• Richt het scherpstelkader op het onderwerp of neem het onderwerp in het midden van het LCD-scherm.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• De gemaakte opname wordt op het LCD­scherm getoond.
• Terwijl de opname naar de compact flash kaart wordt weggeschreven knippert het groene scherpstellampje langzaam.
Page 15
METEEN AAN DE SLAG – VERVOLG
- 14 -
OPNAMEN WEERGEVEN – zie blz. 65 – 70 voor gedetailleerde informatie
Druk op de of de toets om van opname naar opname te gaan.
Zet de functieschakelaar op .
Druk op de display/ENTER toets en houd hem ca. 1 s ingedrukt.
Zet de objectiefschuif in de positie .
Page 16
METEEN AAN DE SLAG – VERVOLG
- 15 -
OPNAMEN WISSEN – Zie blz. 78 – 83 voor gedetailleerde informatie
Druk op de of de toets om YES te laten oplichten.
Roep volgens stap 1 tot en met 4 op blz. 14 het gewenste beeld op.
Druk op de display/ENTER toets.
• Nadat de opname is gewist keert het LCD­scherm terug naar , zie hierboven.
Druk op de flitsfunctie/delete toets.
• Op het scherm wordt om bevestiging gevraagd.
Druk op de of toets om NO te laten oplichten, druk vervolgens op de display/ENTER toets.
• Het LCD-scherm keert terug naar de weergave-functie.
Page 17
- 16 -
VOORBEREIDING
Page 18
- 17 -
BEVESTIGING VAN HET DRAAGKOORD
Haal het andere eind van het draagkoord door de lus.
Schuif het smalle deel van het draagkoord door het oogje.
Page 19
BATTERIJEN PLAATSEN
- 18 -
Open de batterij-/kaartruimte door het deurtje in de aangegeven richting te schuiven en vervolgens open te klappen.
Zet voor het plaatsen van de batterijen de objectiefschuif op
om de camera uit te
schakelen.
Plaats de batterijen volgens de +/- aanduiding op de binnenkant van het deurtje.
De Minolta Dimâge 2300 gebruikt vier alkaline-batterijen van het type AA.
• U kunt ook Ni-Cd of Ni-MH accu’s in formaat AA gebruiken.
• Gebruik voor het opladen van Ni-Cd of Ni-MH accu’s een lader die voor het betreffende type geschikt is.
Page 20
BATTERIJEN PLAATSEN
- 19 -
Klap het deurtje omlaag en schuif het iets naar de voorkant van de camera toe. Druk het deurtje tegen de camera aan en schuif het naar de achterzijde van de camera toe totdat het inklikt.
Page 21
BATTERIJEN PLAATSEN – VERVOLG
- 20 -
Batterij vol --­Elke keer dat de camera wordt ingeschakeld ver­schijnt de batterij-indicator kort op het data­scherm.
geeft aan dat de batterij vol is.
Batterijwaarschuwing
Batterij raakt leeg --­De batterij begint leegt te raken, maar alle camera-functies werken goed.
• Verschijnt er helemaal niets op het data-scherm, controleer dan of de batterijen goed zijn geplaatst en vervang zo nodig de batterijen.
De camera geeft automatisch de conditie van de batterijen aan.
Het batterijsymbool knippert en de camera is geblokkeerd. Er is te weinig energie om de camera te laten functioneren.
Batterij bijna leeg ---
Er is nog maar weinig energie voorhanden, maar alle camera-functies werken nog. De batterijen moeten snel worden vervangen.
Page 22
BATTERIJEN PLAATSEN – VERVOLG
- 21 -
Automatische uitschakeling
Om energie te sparen schakelt de camera zich automatisch uit wanneer hij 3 minuten niet is gebruikt. Om hem in de stand REC (opname) weer te activeren zet u de objectiefschuif op en vervolgens weer op . Om hem in de stand PLAY (weergave) weer te activeren drukt u de display/Enter toets ongeveer 1 seconde in.
In de stand SETUP kunt zelf bepalen na hoeveel tijd de camera zich automatisch uitschakelt. Zie blz. 107 – 108 van deze gebruiksaanwijzing. Bij gebruik van de lichtnet-adapter wordt de camera automatisch uitgeschakeld wanneer hij meer dan een half uur niet is gebruikt.
Page 23
BATTERIJEN PLAATSEN – VERVOLG
- 22 -
Gebruik van de lichtnet-adapter (niet meegeleverd)
Met de lichtnet-adapter (als accessoire aan te schaffen) kunt u de camera vanaf een stopcontact voeden. Handig wanneer u veel opnamen moet maken, want het lichtnet is een aanzienlijk goedkopere stroombron dan batterijen. Gebruik van de adapter is ook aan te bevelen wanneer de camera met de computer verbonden is.
Schuif de mini-steker in de DC­aansluiting van de camera.
• De vorm van de steker is afhankelijk van de de geleverde lichtnet-adapter.
Steek de steker van de adapter in het stopcontact.
Page 24
- 23 -
COMPACT FLASH KAART
Voor het opslaan van beeldbestanden gebruikt uw camera compact flash kaartjes.
Zet de camera altijd uit wanneer u een compact flash kaart wil plaatsen of verwijderen.
De bestanden op de kaart gaan verloren of de kaart zelf kan beschadigd raken wanneer de compact flash kaart bij ingeschakelde camera wordt geplaatst of verwijderd.
Open de batterij-/kaartruimte door het deurtje in de aan­gegeven richting te schuiven en vervolgens open te klappen.
Schuif de compact flash kaart in de kaartsleuf. Duw hem naar binnen totdat het verwijderings­hendeltje omhoog komt.
• Plaats de kaart met het zwarte etiket gericht naar de achterzijde van de camera.
• Schuif de kaart recht omlaag, niet schuin.
• Stopt de kaart halverwege, dan is hij achterstevoren geplaatst. Gebruik nooit kracht om de kaart verder te duwen.
Klap de verwijderingshendel omlaag als afgebeeld.
Plaatsen van de compact flash kaart
Vervolg op volgende blz.
Page 25
COMPACT FLASH KAART – VERVOLG
- 24 -
Klap het deurtje van de batterij­/kaartruimte dicht en schuif het iets naar de voorzijde van de camera toe. Druk het vervolgens licht aan en schuif het terug totdat het in gesloten positie inklikt.
Schakel de camera uit.
Verwijderen van compact flash kaart
Open de batterij-/kaartruimte door het deurtje in de aangegeven richting te schuiven en vervolgens open te klappen.
Klap de verwijderingshendel op totdat hij recht naar boven wijst.
Druk op de verwijderingshendel om de kaart op te lichten.
Trek de compact flash kaart rechtstandig uit de camera.
Page 26
COMPACT FLASH KAART – VERVOLG
- 25 -
Klap het deurtje van de batterij­/kaartruimte dicht en schuif het iets naar de voorzijde van de camera toe. Druk het vervolgens licht aan en schuif het terug totdat het in gesloten positie inklikt.
Denk eraan dat u de batterij-/kaartruimte niet opent of de lichtnet-adapter verwijdert wanneer de camera in gebruik is. De compact flash kaart kan schade oplopen wan­neer de stroom tijdens het wegschrijven van data wordt onderbroken (Dus als het groene lampje langzaam knippert). Formatteer in zo’n geval de kaart opnieuw, na alle beeldbestanden op de computer te hebben gedownload.
Page 27
- 26 -
OPNAMEN MAKEN
Page 28
- 27 -
OPNEMEN – BASISHANDELINGEN
Zet de functieknop op .
Druk op de toets display/ENTER wanneer u het LCD-scherm wilt inschakelen.
Vervolg op volgende blz.
Neem het onderwerp in het midden van het LCD-scherm of richt het scherpstelkader van de zoeker op het onderwerp.
• Gebruik de scherpstelvergrendeling voor onderwerpen buiten het centrum (zie blz. 32).
Zet de objectiefschuif op om het objectief vrij te maken.
• De camera wordt ingeschakeld en in de stand REC (opnemen) gezet.
Page 29
OPNEMEN – BASISHANDELINGEN – VERVOLG
- 28 -
Druk de ontspanknop half in.
• Scherpstelling en belichting worden berekend en vergrendeld.
• Het groene scherpstellampje brandt wanneer de scherpstelling in orde is. Herhaal stap 4 en 5 wanneer dit lampje knippert.
• Het oranje flitslampje knippert wanneer de flitser zich oplaadt en brandt continu wanneer de flitser geladen is. Wanneer dit lampje knippert kan er geen opname worden gemaakt.
Druk de ontspanknop verder in om de opname te maken.
• Het opgenomen beeld verschijnt kort op het LCD-scherm en wordt op de compact flash kaart opgeslagen.
• Terwijl het beeld wordt opgeslagen knippert het groene lampje langzaam. Pas op dat u de kaart niet verwijdert of de netvoeding niet onderbreekt voordat het beeld is opgeslagen. Anders kan er beeldinformatie verloren gaan.
• Wanneer het beeld op de compact flash kaart is opgeslagen gaat het groene lampje uit.
Camera in de stand REC uitschakelen
Zet de objectiefschuif in de stand
.
Page 30
OPNEMEN – BASISHANDELINGEN – VERVOLG
- 29 -
Schermweergave stand REC (opnemen) (LCD-scherm)
REC:
Enkelbeeld
BURST:
Continu-opnamen
TIMER:
Zelfontspanner/afstandsbediening
Aantal opnamen
Factor belichtingscorrectie van -2,0 tot +2,0, stops; instelbaar in 1/2 stops
Factor digitale vergroting
X1,0/X1,4/X2,0
Transportfunctie Flitsfunctie
Live-beeld
(Geen melding) : Automatisch flitsen
: Invulflitsen
: Flitser uit
: Auto-flitsen/rode-ogen-reductie
: Invulflits/rode-ogen-reductie
: Macro (flitser uit)
REC
+1.5 13
X1.4
Page 31
SCHERPSTELLEN
- 30 -
Deze digitale camera heeft een nauwkeurig werkend high speed autofocus-systeem
SCHERPSTELLAMPJE/WAARSCHUWING GEEN SCHERPSTELLING
Drukt u de ontspanknop half in, dan meet het autofocus-systeem de afstand tot het onder­werp. Het groene lampje geeft bij half indruk­ken van de ontspanknop informatie over de werking van het autofocus-systeem.
Brandt
De afstand is gemeten, de scherpstelling kan worden uitgevoerd.
Knippert
Het onderwerp is te dichtbij (zie scherpstelbereik hieronder).
Het contrast in het onderwerp is te laag. Kijk op de bladzijde hier­naast voor de oplossing.
SCHERPSTELBEREIK
Het groene scherpstellampje knippert wanneer de afstand tot het onderwerp klei­ner is dan hieronder aangegeven.
Normaal 0,6m –
Macro
(Zie blz. 44)
0,3m – 0,6m
Page 32
SCHERPSTELLEN
- 31 -
Vervolg op volgende blz.
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
Op sommige onderwerpen of taferelen kan het autofocus-systeem niet scherpstellen. Gebruik de scherpstelvergrendeling om op een ander onderwerp scherp te stellen dat zich op gelijke afstand bevindt. Neem het midden in beeld, druk de ontspanknop half in, richt op het oorspronkelijke onderwerp en druk af.
Te weinig contast
Te donker
Verschillende afstanden binnen het scherpstelka­der
Onderwerp vóór, of vlak bij een zeer heldere beeldpartij.
Page 33
SCHERPSTELLEN – VERVOLG
- 32 -
SCHERPSTELVERGRENDELING
Onderwerpen buiten het scherpstelkader of het midden van het LCD-scherm kun­nen onscherp worden afgebeeld. Gebruik dan de scherpstelvergrendeling.
Richt het scherpstelkader op het onderwerp of neem het onderwerp in het midden van het LCD­scherm, druk vervolgens de ontspanknop half in. Het groene scherpstellampje brandt nu.
Houd de ontspanknop half ingedrukt, kies de gewenste beeldcompositie en druk vervolgens de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
Page 34
- 33 -
INGEBOUWDE FLITSER
Vervolg op volgende blz.
Na het inschakelen van de camera is de automatische flitsfunctie actief. U kunt de andere flitsfuncties kiezen met de toets flitsfunctie/wissen en de of toetsen.
AUTOMATISCH FLITSEN
De flitser gaat automatisch af wanneer er te weinig licht is of het onderwerp zich in tegen­licht bevindt.
INVULFLITSEN
De flits gaat bij elke opname af, ongeacht de lichtomstandigheden. Gebruik de invulflits om harde schaduwen bijvoorbeeld op iemands gezicht, op te helderen.
FLITSER UIT
Gebruik deze stand wanneer het onderwerp zich buiten het flitsbereik bevindt of wanneer het niet is toegestaan om te flitsen.
AUTO-FLITS/ RODE-OGEN­REDUCTIE
Gebruik de rode-ogen-reductie om bij flitsfoto’s te vermijden dat mensen met rode pupillen worden afgebeeld. De flitser zal voorafgaand aan de flitsopname een serie flitsen geven, met de bedoeling dat de pupillen zich verkleinen. Daardoor is er min­der kans op rode ogen.
INVULFLITS/ RODE-OGEN­REDUCTIE
MACRO (FLITSER UIT)
In de macrostand wordt de flitser automatisch uitgeschakeld. Zie blz. 44 voor meer informatie.
FLITSSIGNAAL
Het oranje flitslampje geeft de status van de flitser aan wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Brandt: flitser is geladen en opna-
meklaar.
Knippert: flitser laadt zich op.
Page 35
INGEBOUWDE FLITSER – VERVOLG
- 34 -
Flitsbereik
Om goed belichte flitsopnamen te krijgen is het belangrijk dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt.
ISO – stand Normal 0,6m – 2,2m
ISO – stand High 0,6m – 4,4m
Zie blz. 62 voor het instellen van de ISO-waarde.
FLITSFUNCTIE INSTELLEN
Druk in de stand REC op de toets flitsfunctie/wissen.
• De op dit moment ingestelde flitsfunctie verschijnt op het data-scherm.
• U hoeft de toets flitsfunctie/wissen niet ingedrukt te houden, even indrukken is voldoende.
Druk op of totdat de gewenste functie op het data­scherm wordt weergegeven.
Page 36
INGEBOUWDE FLITSER – VERVOLG
- 35 -
• Door op de toets te drukken verandert de flitsfunctie in onderstaande volgorde:
• Drukt u op de toets , dan verandert de flitsfunctie in omgekeerde volgorde.
• Is het LCD-scherm ingeschakeld, dan wordt de ingestelde flitsfunctie daar ook afgebeeld. (zie blz. 29).
Druk op de toets flitsfunctie/ wissen of druk de ontspanknop geheel in.
• De gekozen flitsfunctie is ingesteld.
•Wanneer u macro kiest (met flitser uit), dan wordt het LCD-scherm automatisch ingeschakeld.
Page 37
CONTINU-OPNAMEN (BURST-FUNCTIE)
- 36 -
De burst-functie is vergelijkbaar met de continu-instelling van een conventionele came­ra met motortransport. De camera zal opnamen maken zolang de ontspanknop inge­drukt wordt gehouden. Het maximum aantal opnamen dat kan worden opgenomen zie u hieronder:
Beeldkwaliteit Maximum aantal opnamen S.FINE (superfijn 1 FINE (fijn) 4 STD. (standaard) 8 ECON. (economy) 12
De instelling heeft geen relatie met het beeldformaat (Image Size) (zie blz. 54). Het maximum aantal opnamen blijft dus gelijk.
Zet de functieknop op .
Open de objectiefschuif .
• De camera wordt ingeschakeld en in de stand REC (opnemen) gezet.
Druk indien gewenst op de toets display/ENTER om het LCD­scherm in te schakelen.
Page 38
CONTINU-OPNAMEN (BURST-FUNCTIE)
- 37 -
Neem het onderwerp in beeld als aangegeven onder “OPNEMEN – BASISHANDELINGEN”, stap 4 en 5.
• Bij de burst-functie is de ingebouwde flitser uitgeschakeld.
Druk de ontspanknop geheel in en houd hem ingedrukt.
• De camera blijft opnamen maken zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt of totdat het maximum aantal opnamen is bereikt.
• De scherpstelling en de belichting voor de opnameserie worden bepaald wanneer de ontspanknop voorafgaand aan de eerste opname half wordt ingedrukt.
Page 39
ZELFONTSPANNER/AFSTANDSBEDIENING
- 38 -
De zelfontspanner vertraagt het moment van de opname met ca. 10 s nadat u de ont­spanknop hebt ingedrukt.
ZELFONTSPANNER
Zet de functietoets op .
Zet de camera op statief, zet de objectiefschuif op om het objectief vrij te maken.
• De camera wordt ingeschakeld en ingesteld op de stand REC (opnemen).
Druk indien gewenst op de toets display/ENTER om het LCD­scherm in te schakelen.
Zorg voor de juiste positionering van onderwerp en camera en richt de camera.
Page 40
ZELFONTSPANNER/AFSTANDSBEDIENING
- 39 -
Druk de ontspanknop geheel in om de zelfontspanner te starten.
• Het zelfontspanner-lampje voorop de camera gaat snel knipperen.
•Druk de ontspanknop niet in terwijl u voor de camera staat.
•Maakt u de opname met het onderwerp buiten het scherpstelkader, gebruik dan de scherpstelvergrendeling. Zie blz. 32.
• Om de werking van de zelfontspanner te onderbreken zet u de functieknop op , , SETUP of PC. Ook kunt u de objectiefschuif op zetten.
Page 41
ZELFONTSPANNER/AFSTANDSBEDIENING
- 40 -
Met de infrarood afstandsbediening RC-3 (als extra verkrijgbaar) kunt de camera op afstand ontspannen (maximaal 5 m afstand).
AFSTANDSBEDIENING (NIET MEEGELEVERD)
Zet de functieknop op .
Zet de camera op statief, zet de objectiefschuif vervolgens op om het objectief vrij te maken.
• De camera wordt ingeschakeld en ingesteld op de stand REC (opnemen).
Druk indien gewenst op de toets display/ENTER om het LCD­scherm in te schakelen.
Page 42
ZELFONTSPANNER/AFSTANDSBEDIENING – VERVOLG
- 41 -
Zorg voor de juiste positionering van onderwerp en camera en richt de camera.
Richt het zend-venster naar het ontvangstvenster op de voorzijde van de camera.
Druk op de ontspanknop of op de 2-seconden-knop.
• Na het indrukken van de ontspanknop zal het lampje voorop de camera eenmaal oplichten en wordt de opname gemaakt.
• Na het indrukken van de 2-seconden-toets knippert het lampje voor op de camera twee seconden lang; daarna wordt de opname gemaakt.
• De afstandsbediening werkt niet bij onderwerpen in tegenlicht of bij fluorescentielicht.
• Om de afstandsbedieningsfunctie op te heffen zet u de functietoets op , , SETUP of PC. Ook kunt u de objectiefschuif op zetten.
Zend-venster
2-seconden­knop
Ontspanknop
Page 43
DIGITALE VERGROTING [OPNAMESTAND]
- 42 -
Druk in de stand REC op de toets voor digitale vergroting.
• Wanneer de toets voor digitale vergroting wordt ingedrukt zal het LCD-scherm automatisch worden geactiveerd.
• De op dat moment geldenden vergrotings­waarde verschijnt rechtsboven in het LCD­scherm (zie blz. 29).
• De digitale vergroting is niet bruikbaar wanneer beeldformaat HALF (zie blz. 54 –
55) is gekozen.
Druk op of totdat de gewenste vergroting op het LCD­scherm wordt vertoond.
• De vergrotingsfactor verandert als volgt:
X2.0
X1.4
X1.0
• Het effect van een nieuwe vergrotings­instelling is op het LCD-scherm te zien.
Met de digitale vergroting vergroot u het opgenomen beeld en het live-beeld op het LCD-scherm met een factor van maximaal twee.
REC
0.0
X 1.0
27
LCD scherm
(Live-beeld)
Page 44
DIGITALE VERGROTING (OPNAMESTAND)
- 43 -
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Na de opname blijft de ingestelde digitale vergroting gehandhaafd.
• Na uit- en inschakelen van de camera staat de digitale vergroting weer op X1.0.
• Hoe sterker de vergroting, des te kleiner is de bestandsgrootte van de opname.
Druk op de toets voor digitale vergroting.
• Wilt u de vergroting veranderen, volg dan de stappen 2 en 3.
• Het beeld in de zoeker wordt niet aangepast. Gebruik voor beeldbeoordeling en compositiebepaling het LCD-scherm.
REC
0.0
X 2.0
27
LCD scherm
(Live-beeld)
Vergroting Grootte beelduitsnede, B X H
X 1.4 1280 X 857 pixels X 2.0 896 X 600 pixels
Bij digitale vergroting worden uitsneden gemaakt in de hieronder weergegeven afmetingen. Er vindt geen interpolatie tot 1792 x 1200 pixels plaats.
Page 45
MACRO
- 44 -
Met de macro-functie kunt het beeld vullen met onderwerpen ter grootte van een visite­kaartje of groter. De kleinste opname-afstand in de macrostand is 0,3 m.
Druk in stand REC op de toets flitsfunctie/wissen.
• De momenteel ingestelde flitsfunctie wordt op het data-scherm weergegeven.
Druk op of totdat op het data-scherm wordt weergegeven.
• Het LCD-scherm wordt automatisch ingeschakeld.
Druk op de toets flitsfunctie/ wissen of druk de ontspanknop half in.
• De camera wordt op macro ingesteld.
• De flitsfunctie wordt automatisch ingesteld op “flitser uit” en kan zolang de camera op macro is ingesteld niet worden gewijzigd.
Page 46
MACRO
- 45 -
Maak de beeldcompositie via het LCD-scherm.
• Plaats de camera voor optimale resultaten op een stabiele ondergrond of gebruik een statief.
Druk de ontspanknop half in.
• Knippert het groene scherpstellampje, controleer dan of het onderwerp zich binnen het macro-bereik bevindt. Het macrobereik loopt van 0,6 tot 0,3 m.
Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• Na de opname blijft macro-instelling gehandhaafd
•De macro-instelling wordt opgeheven wan­neer u de camera uit- en weer inschakelt.
Page 47
BELICHTINGSCORRECTIE
- 46 -
Druk op de toets voor belichtingscorrectie/ beveiliging.
• De momenteel ingestelde correctiewaarde verschijnt op het data-scherm.
• Wanneer het LCD-scherm actief is verschijnt ook daar de correctiewaarde (links onder in beeld). Zie ook blz. 29.
Met de belichtingscorrectie kunt de opname lichter of donkerder maken. U kunt de belichting van +2 tot -2 lichtwaarden corrigeren, in stappen van 1/2 lichtwaarde.
REC
0.0
1.0 X
28
LCD scherm
(Live-beeld)
Druk op of om de gewenste correctiewaarde in te stellen.
• U kunt tussen +2 en -2 lichtwaarden corrigeren, in stappen van 1/2 lichtwaarde.
• Het resultaat van de correctie is te zien op het LCD-scherm.
REC
+1.5
1.0 X
28
LCD -scherm
(Live-beeld)
Page 48
BELICHTINGSCORRECTIE
- 47 -
Druk op de toets belichtingscorrectie/beveiliging of druk de ontspanknop half in.
blijft op het scherm te zien, als herinnering dat er een belichtingscorrectie is ingesteld.
Neem het onderwerp in beeld en druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
• De correctiewaarde blijft ook na de opname actief.
• Om de correctie uit te schakelen stelt u 0.0 als correctiewaarde in.
• Wanneer u de camera uit- en weer inschakelt wordt 0.0 als correctiewaarde ingesteld.
Page 49
- 48 -
OPNAME-MENU’S
Page 50
- 49 -
OPNAME-MENU’S
Met de menu’s voor de opnamefunctie kunt u de basisinstellingen voor het maken van opnamen veranderen, zoals de beeldkwaliteit en de beeldgrootte.
ONDERWERPEN EN INSTELLINGEN OPNAME-MENU
KWALITEIT S.FINE (superfijn)
FINE (fijn) STD. (standaard) ECON. (economy)
BEELDGROOTTE FULL
HALF
SCHERPTE
HARD NORMAL SOFT
WITBALANS AUTO
(daglicht) (fluorescentie) (kunstlicht)
ISO HIGH
NORMAL
OPNAME-MENU’S (LCD-scherm)
Vervolg op volgende blz.
Page 51
OPNAME-MENU’S
- 50 -
DE OPNAME-MENU’S OPROEPEN
Zet de functieknop op , , of .
Zet de objectiefschuif op om het objectief vrij te maken.
• De camera wordt ingeschakeld en ingesteld op de stand REC (opnemen).
• Druk op de toets display/ENTER om het LCD-scherm in te schakelen.
Druk op toets MENU.
• De opname-menu’s verschijnen op het LCD­scherm.
• Druk opnieuw op de toets MENU om de opname-menu’s te laten verdwijnen en het live-beeld weer op het LCD-scherm te krijgen.
Page 52
- 51 -
BEELDKWALITEIT INSTELLEN
Stel voordat u opnamen gaat maken de beeldkwaliteit in. Deze digitale camera heeft vier kwaliteitsinstellingen: superfijn (S.FINE), fijn (FINE), standaard (STD.) en economy (ECON.). De beeldkwaliteit is afhankelijk van de compressieverhouding. De compressieverhou­ding gaat omhoog en de beeldkwaliteit omlaag in de volgorde: superfijn fijn standaard economy. Hoe lager de compressieverhouding, des te hoger is de beeldkwaliteit. Kies voor een hoge beeldkwaliteit de stand superfijn of fijn. Denk eraan dat het aantal opnamen dat u op een compact flash kaart kunt opslaan lager wordt naarmate de compressieverhou­ding lager is (geen compressie in de stand superfijn). Wanneer het belangrijk is zoveel mogelijk beelden op de compact flash kaart op te slaan dient u de stand economy of standaard te gebruiken. In dat geval zal de beeld­kwaliteit door de hoge compressieverhouding wel lager zijn dan in de standen superfijn en fijn.
Kwaliteit Compressieverhouding
Superfijn 1 : 1 (geen compressie) Fijn Ca. 1 : 5 Standaard Ca. 1 : 13 Economy Ca. 1 : 26
Vervolg op volgende blz.
Druk in de stand REC op de toets MENU.
• De opname-menu’s verschijnen.
Druk op of om “QUALITY” te selecteren.
Page 53
BEELDKWALITEIT INSTELLEN
- 52 -
Druk op de toets display/ENTER.
• De huidige instelling wordt gemarkeerd.
Druk op of om de gewenste kwaliteit te selecteren.
• De beeldkwaliteit verandert als volgt:
S.FINE
FINE
STD.
ECON.
Druk op de toets display/ENTER.
• De beeldkwaliteit die u in de vorige stap hebt gekozen wordt nu ingesteld.
•De beeldkwaliteit verschijnt ook op het data­scherm.
• Druk op de toets MENU om de opname­menu’s te laten verdwijnen en het live-beeld weer op het LCD-scherm te krijgen.
Page 54
BEELDKWALITEIT INSTELLEN
- 53 -
U kunt per opname de gewenste beeldkwaliteit bepalen. Op een compact flash kaart kunt u verschillende kwaliteitsinstellingen gebruiken. De gekozen kwaliteitsinstelling wordt na uitschakeling van de camera gehandhaafd. Verandering van de kwaliteitsinstelling verandert het aantal opnamen dat u op de resterende ruimte van de compact flash kaart kunt opnemen. Wanneer u overschakelt op superfijn of fijn zal dat aantal sterk afnemen. Op het data-scherm ziet u hoeveel opnamen er nog kunnen worden gemaakt. Dit aantal is een benadering, omdat de grootte van de opgeslagen bestanden in alle standen behalve superfijn afhankelijk is van de aard van het onderwerp.
Page 55
BEELDFORMAAT INSTELLEN
- 54 -
Kies het beeldformaat voordat u gaat opnemen. Het gekozen beeldformaat is mede bepalend voor het aantal opnamen dat u op een compact flash kaart kunt opslaan. Er zijn twee standen: FULL en HALF.
Beeldformaat Opgenomen aantal pixels (B x H)
FULL 1792 x 1200 HALF 800 x 600
Druk in de stand REC op de toets MENU
• Het opname-menu verschijnt.
Druk op of om “IMAGE SIZE” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• Het huidige beeldformaat wordt gemarkeerd.
Page 56
BEELDFORMAAT INSTELLEN
- 55 -
Druk op of om het gewenste beeldformaat te kiezen.
• Het beeldformaat verandert als volgt:
FULL
HALF
Druk op de toets display/ENTER.
•Het beeldformaat dat u in de vorige stap hebt gemarkeerd wordt ingesteld.
• Het ingestelde beeldformaat verschijnt ook op het data-scherm.
• Druk op de toets MENU om de opname­menu’s te laten verdwijnen en het live-beeld weer op het LCD-scherm te krijgen.
Page 57
BESTANDSGROOTTE
- 56 -
De grootte van het beeldbestand wordt bepaald door de ingestelde beeldkwaliteit en het beeldformaat. Er zijn vier kwaliteitsinstellingen (compressieverhoudingen): superfijn (1:1), fijn (1:5), standaard (1:13) en economy (1:26). Zie blz. 51.
Er zijn twee instellingen voor het beeldformaat: FULL (1792 x 1200 pixels) en HALF (800 x 600 pixels). Zie blz. 54. De exacte grootte van het bestand wordt bepaald door het onderwerp. Het ene beeld kan sterker worden gecomprimeerd dan het andere. De tabel hieronder geeft gemiddelden aan.
superfijn fijn standaard economy
FULL 6300 KB 854 KB 334 KB 172 KB
HALF 1436 KB 198 KB 82 KB 46 KB
Bestandsgrootten (bij benadering)
Page 58
- 57 -
KAART-CAPACITEIT
het aantal opnamen dat op een compact flash kaart kan worden opgeslagen wordt bepaald door de capaciteit van de kaart (bijvoorbeeld 8 MB, 16 MB, 32 MB of 64 MB) en de grootte van de beeldbestanden. De definitieve bestandsgrootte is afhankelijk van het onderwerp. De ene opname kan sterker worden gecomprimeerd dan de andere. In de tabel hieronder ziet u het gemiddelde aantal opnamen dan op een compact flash kaart (8 MB) kan worden opgenomen
superfijn fijn standaard economy
FULL 1 9 24 47
HALF 5 41 100 178
Gemiddelde kaart-capaciteit van een 8 MB compact flash kaart
Page 59
WITBALANS INSTELLEN
- 58 -
Met de witbalans zorgt de camera ervoor dat het beeld onder uiteenlopende soorten licht neutraal van kleur blijft. Het effect is te vergelijken met de keuze voor daglicht- of kunstlichtfilm. De standaard witbalans-instelling is AUTO.
AUTO: De camera herkent de aard van het licht en stemt de witbalans
daarop af.
Daglicht: buiten/door zon beschenen onderwerpen. Fluorescentie: fluorescentielicht. Kunstlicht: voor kunstlichtbronnen als fotolampen of huiskamergloeilampen.
Druk in de stand REC op de toets MENU.
• De opname-menu’s verschijnen.
Druk op of om “WB” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De huidige witbalansinstelling wordt gemarkeerd.
Page 60
AUTO
(Fluorescentie)
(Daglicht)
(Kunstlicht)
WITBALANS INSTELLEN
- 59 -
Druk op of om de gewenste witbalans te selecteren.
• De witbalans verandert als volgt:
Druk op de toets display/ENTER.
• De witbalans die u in de vorige stap hebt geselecteerd wordt ingesteld.
• Wanneer u daglicht, fluorescentielicht of kunstlicht kiest verschijnt de aanduiding voor handmatige witbalans (MWB) op het data­scherm.
• Druk op de toets MENU om de opname­menu’s te laten verdwijnen en het live-beeld weer op het LCD-scherm te krijgen.
Page 61
VERSCHERPING INSTELLEN
- 60 -
Er zijn drie instellingen voor verscherping: HARD, NORMAL en SOFT.
HARD: het beeld wordt extra verscherpt. NORMAL: er wordt geen extra verscherping toegepast. SOFT: er ontstaat een soft focus effect, het beeld wordt zachter.
Kleine details worden diffuus gemaakt.
Druk in de stand REC op de toets MENU.
• De opname-menu’s verschijnen.
Druk op of om “SHARPNESS” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De huidige instelling voor verscherping wordt gemarkeerd.
Page 62
VERSCHERPING INSTELLEN
- 61 -
Druk op of om de gewenste verscherping te selecteren.
•De verscherping verandert als volgt:
HARD
NORMAL
Druk op de toets display/ENTER.
• De verscherping die u in de vorige stap hebt geselecteerd wordt ingesteld.
• Wanneer u HARD of SOFT kiest verschijnt de aanduiding SHARP op het data-scherm.
SOFT
• Druk op de toets MENU om de opname­menu’s te laten verdwijnen en het live-beeld weer op het LCD-scherm te krijgen.
Page 63
ISO-WAARDE VERANDEREN
- 62 -
De CCD van deze camera heeft van fabriekswege een gevoeligheid die equivalent is aan ISO 85. U kunt deze waarde verhogen tot ISO 340, waardoor u betere mogelijkheden krijgt om bij weinig licht te fotograferen. Gebruik van deze instelling leidt wel tot een verhoging van de beeld-ruis.
NORMAL: equivalent aan ISO 85. HIGH: equivalent aan ISO 340.
Druk in de stand REC op de toets MENU.
• De opname-menu’s verschijnen.
Druk op of om “ISO” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De huidige ISO-instelling wordt gemarkeerd.
Page 64
ISO-WAARDE VERANDEREN
- 63 -
Druk op of om de gewenste ISO-waarde te selecteren.
• De ISO-waarde verandert als volgt:
HIGH
NORMAL
Druk op de toets display/ENTER.
• De ISO-waarde die u in de vorige stap hebt gemarkeerd wordt ingesteld.
• Druk op de toets MENU om de opname­menu’s te laten verdwijnen en het live-beeld weer op het LCD-scherm te krijgen.
Page 65
- 64 -
OPNAMEN WEERGEVEN
(PLAY)
Page 66
- 65 -
WEERGAVESCHERM
Weergavescherm (LCD-scherm) – Enkelbeeld
Weergavescherm (LCD-scherm) – Index
Aanduiding Play-stand
Digitale vergroting
X1.0/X2.0/X3.0
Beveiligingssymbool
Opnamenummer/totaal aantal gemaakte opnamen
Opnamenummer
PLAY
X3.0
13 / 25
123
456
789
Page 67
ENKELBEELD-WEERGAVE
- 66 -
Druk op of om andere opnamen te vertonen.
• Met gaat u voorwaarts, met gaat u terug.
Zet de objectiefschuif op , druk op de toets display/ENTER en houd hem ca. 1 seconde ingedrukt.
• Na een korte wachttijd wordt het laatst opgenomen beeld op het LCD-scherm vertoond.
Zet de functieknop op .
Page 68
- 67 -
INDEX-WEERGAVE
Zet in de weergavestand de functieknop op .
• Het LCD-scherm gaat van enkelbeeld­weergave over op index-weergave, met een index van negen beeldjes.
• Er verschijnt een witte rand rond het beeld dat werd vertoond voordat er op werd overgeschakeld.
Vervolg op volgende blz.
Gebruik of achter op de camera om het kader naar het weer te geven beeld te voeren.
• Druk op om het kader naar het volgende beeld te verplaatsen. Op drukken verplaatst het kader naar het voorgaande beeld.
• Staat het kader rond het beeld rechts onder, druk dan gewoon op om te vervolgen. Het volgende beeld staat nu in het midden van de index.
• Staat het kader rond het beeld links boven, druk dan gewoon op om te vervolgen. Het voorgaande beeld staat nu in het midden van de index.
PLAY
X1.0
1 / 25
123
456
789
Page 69
INDEX-WEERGAVE- VERVOLG
- 68 -
Zet de functieknop op .
• Het LCD-scherm schakelt over van index­weergave op enkelbeeld-weergave
• Het index-beeld dat met een wit kader was omgeven vult nu het LCD-scherm.
Camera uitschakelen in de stand Play
Druk op de toets display/ENTER.
11 12 13
14 15 16
17 18 19
PLAY
X1.0
15 / 25
Page 70
- 69 -
DIGITALE VERGROTING (WEERGAVESTAND)
Vervolg op volgende blz.
Druk in de stand enkelbeeld­weergave op de toets voor digitale vergroting.
•De huidige vergrotingsinstelling verschijnt rechts boven in het LCD-scherm (zie blz. 65).
Druk op of om de gewenste vergroting te selecteren.
• De vergroting verandert als volgt:
X3.0
X2.0
X1.0
•Het resultaat van de verandering is zichtbaar op het LCD-scherm
Met de digitale vergroting kunt u een deel van het beeld vergroten, met een vergro­tingsfactor van maximaal 3x.
PLAY X 1.0
5/27
weergegeven beeld
Page 71
DIGITALE VERGROTING (WEERGAVE) – VERVOLG
- 70 -
Druk op de toets voor digitale vergroting.
• Wilt u de vergroting veranderen, herhaal dan de stappen 2 en 3.
•Is de camera uitgeschakeld geweest, dan staat de digitale vergroting gewoon weer op X1.0.
PLAY X 3.0
5/27
weergegeven beeld
FULL
X1.0
Digitale vergroting bij de opname
X1.4 X2.0
HALF
X1.0/X2.0/X3.0 X1.0/X2.0/X3.0 X1.0/X2.0
X1.0/X2.0 niet mogelijk niet mogelijk
Beeldformaat bij de opname
Bij digitale vergrotingen in de Play-stand gelden onderstaande beperkingen. Zij zijn afhankelijk van het beeldformaat en de digitale vergroting die bij de opname werden gebruikt. Bijvoorbeeld: een in de stand FULL opgenomen beeld met X2.0 digitale vergroting kan in de Play-stand niet tot X3.0 worden vergroot.
Page 72
- 71 -
AUTOMATISCH WEERGEVEN (DIA-SHOW)
U kunt de opname afspelen als een automatische diashow.
Scherm automatische weergave (LCD-scherm)
Zet in de stand PLAY de functietoets op .
Druk op de toets MENU.
• De Auto-Play (dia-show) menu’s verschijnen.
Vervolg op volgende blz.
Nummer weergegeven beeld/
totaal aantal gemaakte opnamen
4 / 25
Page 73
AUTOMATISCH WEERGEVEN – VERVOLG
- 72 -
Druk op of om “START” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De automatische weergave begint overeenkomstig de instellingen INTERVAL en DIRECTION (richting) in de Auto-Play menu’s.
Page 74
AUTOMATISCH WEERGEVEN – VERVOLG
- 73 -
Automatische weergave stoppen
Druk tijdens het automatisch weergeven op de toets MENU.
• De Auto-Play menu’s verschijnen.
Druk op of om “EXIT” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De automatische weergave stopt.
U kunt de automatische weergave ook stoppen door de functieknop op , , PC of SETUP te zetten.
Page 75
AUTOMATISCH WEERGEVEN – VERVOLG
- 74 -
De instellingen voor automatische weergave wijzigen
Controleer of de functieknop op
staat, druk vervolgens op de
toets MENU.
• De Auto-Play menu’s verschijnen.
Druk op of om “INTERVAL” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De huidige interval-instelling wordt getoond.
Druk op of om de gewenste intervaltijd te selecteren.
• De interval-tijd kan worden ingesteld op 3 – 60 seconden.
• De intervaltijd is de duur dat elk beeld wordt vertoond.
Page 76
AUTOMATISCH WEERGEVEN – VERVOLG
- 75 -
Druk op de toets display/ENTER.
• De in de vorige stap geselecteerde interval­tijd wordt ingesteld.
Druk op of om “DIRECTION” (richting) te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
• De huidige richtingsinstelling wordt getoond.
Druk op of button om de gewenste richting te selecteren.
• FORWARD: weergave in optellende numerieke volgorde
• BACKWARD: weergave in aftellende numerieke volgorde.
• RANDOM: weergave in willekeurige volgorde.
Vervolg op volgende blz.
Page 77
AUTOMATISCH WEERGEVEN – VERVOLG
- 76 -
Druk op de toets display/ENTER.
• De in de vorige stap geselecteerde richting wordt ingesteld.
Page 78
- 77 -
OPNAMEN WISSEN
(PLAY-STAND)
Page 79
EEN ENKELE OPNAME WISSEN
- 78 -
Wissen van een enkele, niet beveiligde opname van de compact flash kaart in de camera.
U kunt het wissen van een opname niet ongedaan maken, dus wees op uw hoede wanneer u opnamen wist. U kunt belangrijke opnamen tegen onbedoeld wissen beschermen (zie blz. 81).
Zet de objectiefschuif op , druk op de toets display/ENTER en houd hem ca. 1 seconde ingedrukt.
• Na een korte wachttijd verschijnt het laatst opgenomen beeld op het LCD-scherm.
Zet de functie-toets op .
Page 80
EEN ENKELE OPNAME WISSEN
- 79 -
Druk op of totdat de gewenste opname op het LCD­scherm verschijnt.
• Met gaat u voorwaarts, met gaat u naar het voorgaande beeld.
Druk op of om “YES” te selecteren.
• Selecteer “NO” om de wisfunctie te stoppen.
Druk op de toets display/ENTER.
• Het LCD-scherm keert na het wissen van de opname terug naar de weergave van stap 5.
Druk op de toets flitsfunctie/wissen.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Vervolg op volgende blz.
Page 81
EEN ENKELE OPNAME WISSEN – VERVOLG
- 80 -
Herhaal stap tot en met wanneer u nog meer opnamen wilt wissen.
Wilt u alle opnamen wissen behalve de beveiligde opnamen, kies dan “DELETE ALL” in de Play-menu’s. Zie blz. 86 voor meer informatie.
Druk op of om “NO” te selecteren, druk daarna op de toets display/ENTER.
• Het LCD-scherm keert terug naar het weergavescherm.
Page 82
- 81 -
OPNAMEN BEVEILIGEN (LOCK-FUNCTIE)
U kunt belangrijke opnamen beveiligen, om te voorkomen dat ze per ongeluk worden gewist. Beveiligde opnamen kunnen met de wis-functie niet van de compact flash kaart in de camera worden verwijderd.
OPNAMEN BEVEILIGEN
Attentie: beveiligde opnamen worden wél gewist wanneer u de FORMAT-functie (zie blz. 105) uitvoert.
Vervolg op volgende blz.
Zet de objectiefschuif op , druk op de toets display/ENTER en houd die ca. 1 seconde ingedrukt.
• Na een korte wachttijd wordt het laatst opgenomen beeld op het LCD-scherm weergegeven.
Zet de functietoets op .
Page 83
OPNAMEN BEVEILIGEN – VERVOLG
- 82 -
Druk op of totdat de gewenste opname op het LCD­scherm wordt weergegeven.
• Met gaat u voorwaarts, met gaat u naar de voorgaande opname.
Herhaal tot en met om nog meer opnamen te beveiligen
Druk op de toets belichtings­correctie/beveiliging.
• Het beveiligingssymbool verschijnt op het LCD-scherm om aan te geven dat de opname is beveiligd.
Wil u alle opnamen beveiligen, selecteer dan “LOCK ALL” in de Play-menu’s. Zie blz. 88 voor meer informatie.
PLAY
1.0X
8 / 16
Page 84
OPNAMEN BEVEILIGEN – VERVOLG
- 83 -
BEVEILIGING VAN OPNAMEN OPHEFFEN
Roep het beeld op waarvan u de beveiliging wilt opheffen, met stap tot en met van blz 81 –
82.
Druk op de toets belichtings­correctie/beveiliging.
• Hiermee wordt de beveiliging voor het weergegeven beeld opgeheven.
• Het beveiligingssymbool verdwijnt van het LCD-scherm.
Herhaal stap en om van andere opnamen de beveiliging op te heffen.
Wanneer u probeert een beveiligde opname te wissen verschijnt de melding CAN’T ERASE op het LCD-scherm om aan te geven dat de opname niet kan worden gewist.
Wilt u de beveiliging van alle opnamen opheffen, kies dan “UNLOCK ALL” in de Play-menu’s. Kijk op blz. 90 voor meer informatie.
Page 85
- 84 -
PLAY-MENU’S
Page 86
- 85 -
PLAY-MENU’S
Met de Play-menu’s kunt alle opnamen beveiligen of de beveiliging ervan opheffen, alle opnamen wissen en de afdruk-opdrachten invoeren (DPOF).
PLAY-MENU’S EN HUN INSTELLINGEN
DELETE ALL (Alle opnamen wissen)
NO YES
LOCK ALL (Alle opnamen beveiligen)
NO YES
PRINT (Afdruk opdracht)
STD INDEX
PLAY-MENU’S (LCD-SCHERM)
SET ORDER PRINT ALL
UNLOCK ALL (Beveiliging opheffen)
NO YES
CANCEL ALL [*] IMAGES
* Aantal te printen beelden.
Page 87
ALLE OPNAMEN WISSEN
- 86 -
Alle opnamen van de compact flash kaart in de camera wissen.
U kunt het wissen van een opname niet ongedaan maken, dus wees op uw hoede wanneer u opnamen wist. U kunt belangrijke opnamen tegen onbedoeld wissen beschermen (zie blz. 81).
Zet in de stand Play de functietoets op of .
Druk op de toets MENU.
• De Play-menu’s verschijnen.
Druk op of om “DELETE ALL” te selecteren.
Page 88
ALLE OPNAMEN WISSEN
- 87 -
Druk de toets display/ENTER.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op of om “YES” te selecteren.
• Wilt u deze handeling stoppen, selecteer dan “NO”.
Druk op de toets display/ENTER.
• Het LCD-scherm keert na het wissen terug naar de Play-menu’s.
Druk op de toets MENU.
• Het LCD-scherm keert terug naar het weergavescherm.
Page 89
ALLE OPNAME BEVEILIGEN
- 88 -
Met deze functie beveiligt u alle opgenomen beelden. Opnamen die zijn beveiligd kun­nen niet per ongeluk worden gewist, of het nu gaat om wissen per opname of wissen van alle opnamen tegelijk.
Attentie: beveiligde opnamen worden wél gewist wanneer u de FORMAT-functie (zie blz. 105) uitvoert.
Zet in de stand Play de functietoets op of .
Druk op de toets MENU.
• De Play-menu’s verschijnen.
Druk op of om “LOCK ALL” te selecteren.
Page 90
ALLE OPNAMEN BEVEILIGEN
- 89 -
Druk op de toets display/ENTER.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op of om “YES” te selecteren.
• Wilt u deze handeling stoppen, selecteer dan “NO”.
Druk op de toets display/ENTER.
• Na het beveiligen van de opnamen keert het LCD-scherm terug naar de Play-menu’s.
Druk op de toets MENU.
• Het LCD-scherm keert terug naar het weergavescherm.
Page 91
DE BEVEILIGING VAN ALLE OPNAMEN OPHEFFEN
- 90 -
Deze functie heft de beveiliging van alle opnamen op.
Zet in de stand Play de functietoets op of .
Druk op de toets MENU.
• De Play-menu’s verschijnen.
Druk op of om “UNLOCK ALL” te selecteren.
Page 92
DE BEVEILIGING VAN ALLE OPNAMEN OPHEFFEN
- 91 -
Druk op de toets display/ENTER.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op of om “YES” te selecteren.
• Wilt u deze handeling stoppen, selecteer dan “NO”.
Druk op de toets display/ENTER.
• Na het opheffen van de beveiliging van de opnamen keert het LCD-scherm terug naar de Play-menu’s.
Druk op de toets MENU.
• Het LCD-scherm keert terug naar het weergavescherm.
Page 93
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN (DPOF™)
- 92 -
Deze camera ondersteunt het DPOF™ systeem, waarmee u kunt opgeven welke opnamen moeten worden afgedrukt en hoe dat moet gebeuren. DPOF (Digital Print Order Format) is een gezamenlijke ontwikke­ling van Eastman Kodak Company, Canon Inc. Fuji Photo Film Co. Ltd. en Matsushita Electric Industrial Co. Ltd. voor direct printen vanuit digitale camera’s. De opgegeven printinformatie kan worden gebruikt voor op DPOF afgestemde printers, die rechtstreeks op digitale camera‘s kunnen worden aangesloten.
Met DPOF kunt u opgeven welke opnamen van een CompactFlash™ kaart, CompactFlash™ kaart moeten worden geprint. DPOF registreert de opnamenummers en de af te drukken aantallen.
Zet in de stand Play de functietoets op of .
Druk op de toets MENU.
• De Play-menu’s verschijnen.
AFDRUK-TYPE SELECTEREN
Page 94
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN (DPOF)
- 93 -
Druk op of om “PRINT” te selecteren.
Druk op de toets display/ENTER.
Druk op of om het afdruk­type te selecteren.
• Het afdruk-type verandert als volgt:
INDEX
STD
Vervolg op volgende blz.
STD (standaard): geeft normale afdrukken van de geselecteerde opnamen. INDEX: geeft verkleinde beeldjes van de geselecteerde opnamen, net
als de indexprint van APS (Advanced Photo System).
Page 95
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN – VERVOLG
- 94 -
DE AF TE DRUKKEN OPNAMEN SELECTEREN
Kies het afdruk-type als in stap tot en met op blz. 92 –
93.
Druk op de toets display/ENTER.
• Het menu Print order verschijnt.
Druk op of button om “SET ORDER” te selecteren en druk op de toets display/ENTER.
• De opnamen van de compact flash kaart verschijnen verkleind op het LCD-scherm, 6 per keer. Er verschijnt een aanwijsbalkje.
Verkleinde weergave van de beelden
Aanwijsbalkje
Page 96
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN – VERVOLG
- 95 -
Druk op of om het aanwijsbalkje onder het te printen beeld te plaatsen, druk dan op de toets display/ENTER.
• Er verschijnt een kader rond de geselecteerde opname.
• Druk opnieuw op de toets display/ENTER wanneer u de selectie wilt opheffen.
Herhaal stap totdat u al de af te drukken opnamen hebt geselecteerd.
Druk op de toets MENU.
• De in stap 4 en 5 opgegeven selectie wordt bevestigd en het LCD-scherm keert terug naar het afdruk-scherm.
• Op het LCD-scherm wordt getoond hoeveel opnamen u hebt geselecteerd (in dit voorbeeld zijn het er 7).
Druk opnieuw op de toets MENU.
• het LCD-scherm keert terug naar de Play­menu’s.
Het aantal voor afdrukken geselecteerde opnamen.
Page 97
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN – VERVOLG
- 96 -
ALLE OPNAMEN AFDRUKKEN
Kies het afdruktype als in stap tot en met op blz. 92 –
93.
Druk op de toets display/ENTER.
• Het menu Print order verschijnt.
Druk op of om “PRINT ALL” te selecteren.
Page 98
AFDRUKGEGEVENS INVOEREN – VERVOLG
- 97 -
Druk op de toets display/ENTER.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op of om “YES” te selecteren en druk op de toets display/ENTER.
• De print-opdracht wordt bevestigd en het LCD-scherm keert terug naar het afdruk­menu.
• Het aantal op de kaart opgeslagen opnamen wordt op het LCD-scherm weergegeven (in dit voorbeeld staan er 36 opnamen op de kaart, die nu allemaal zullen worden geprint).
Het aantal opnamen op de compact flash kaart.
Druk opnieuw op de toets MENU.
• Het LCD-scherm keert terug naar de Play­menu’s.
Page 99
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN – VERVOLG
- 98 -
AFDRUK-OPDRACHTEN OPHEFFEN
Kies het afdruktype als in stap tot en met op blz. 92 –
93.
Druk op de toets display/ENTER.
• Het menu Print order verschijnt.
Druk op of om “CANCEL ALL” te selecteren.
Page 100
AFDRUK-OPDRACHTEN INVOEREN – VERVOLG
- 99 -
Druk op de toets display/ENTER.
• Er verschijnt een bevestigingsscherm.
Druk op of om “YES” te selecteren en druk op de toets display/ENTER.
• Het opheffen van de print-opdracht wordt bevestigd en het LCD-scherm keert terug naar het afdruk-menu.
• Het aantal af te drukken opnamen op het LCD-scherm staat op 0 (nul).
Druk opnieuw op de toets MENU.
• Het LCD-scherm keert terug naar de Play­menu’s.
Het aantal af te drukken opna­men is teruggezet op 0 (nul).
Loading...