GEVAAR
Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk.
Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
•Voer tijdens onweer geen installatie-, onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit.
•Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
•Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden
aangesloten aan op een correct geaard stopcontact.
•Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen
van signaalkabels.
•Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.
•Ontkoppel alle netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems
voordat u de kap van het apparaat opent, tenzij de installatie- of configuratieinstructies expliciet anders voorschrijven.
•Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent,
houd u dan bij het aansluiten en loskoppelen van de kabels aan het volgende:
Aansluiten:
1.Zet alles UIT.
2.Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten.
3.Sluit de signaalkabels aan.
4.Steek de stekker in het stopcontact.
5.Zet het apparaat AAN.
Kennisgeving lithiumbatterij
WAARSCHUWING:
Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar.
Gebruik ter vervanging alleen IBM-batterijen met onderdeelnummer 33F8354 of
een gelijksoortige batterij die door de leverancier wordt aanbevolen. De batterij
bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen.
Houd rekening met het volgende:
•Gooi de batterij niet in water
•Verwarm de batterij niet boven 100°C (212°F)
•Haal de batterij niet uit elkaar
Lever gebruikte batterijen in bij een inzamelpunt
voor Klein Chemisch Afval.
Houd u ter voorkoming van brand, een elektrische schok en verwondingen bij het
gebruik van telefonische apparatuur altijd aan de volgende richtlijnen:
•Installeer geen telefoonbedrading tijdens onweer.
•Installeer geen telefoonaansluitingen in natte ruimtes tenzij de aansluiting
speciaal ontworpen is voor gebruik in natte ruimtes.
•Raak geen telefoonkabels of -stekkers aan die niet geïsoleerd zijn.
•Wees voorzichtig bij het installeren of doortrekken van telefoonlijnen.
•Gebruik de telefoon niet tijdens onweer, tenzij u een draadloos model hebt. Er
bestaat een kleine kans op een elektrische schok als gevolg van blikseminslag.
•Geef gaslekken in de buurt van de telefoon niet telefonisch door.
Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen
Sommige IBM PC-modellen worden standaard geleverd met een CD-ROM-, DVD- of
CD-RW-station. CD-ROM-, DVD- en CD-RW-stations zijn ook los als optie te
verkrijgen. Dergelijke stations zijn laserproducten. Ze voldoen in de Verenigde Staten
aan de vereisten van de Code of Federal Regulations van het Department of Health
and Human Services 21 (DHHS 21 CFR) Subchapter J voor laserproducten van klasse
1. De stations voldoen aan de eisen gesteld in de International Electrotechnical
Commission (IEC) 825 en CENELEC EN 60 825 bedoeld voor laserproducten van
klasse 1.
Let bij het installeren van een CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station op het volgende.
WAARSCHUWING:
Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan in deze
publicatie is beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.
Als u de behuizing van het CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station opent, kunt u worden
blootgesteld aan gevaarlijke laserstraling. Het CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station
bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden vervangen of
onderhouden. Open de behuizing niet.
Sommige CD-ROM-, DVD- of CD-RW-stations bevatten een ingebouwde laserdiode
van klasse 3A of 3B. Houd rekening met de volgende waarschuwing.
GEVAAR
Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de
laserstraal.
viii Handboek voor de gebruiker
Over dit boek
Deze publicatie bevat instructies voor het installeren van de meeste opties in de
NetVista-computer. Het bevat ook een overzicht van computerfuncties, locatie van
aansluitingen en het bijwerken van configuratie-instellingen.
Indeling van dit boek
Dit boek bevat de volgende hoofdstukken en bijlagen:
•“Hoofdstuk 1. Overzicht“ bevat een overzicht van de computerspecificaties en de
opties die beschikbaar zijn voor uw computer.
•“Hoofdstuk 2. Externe opties installeren“ bevat informatie over de aansluitingen
van de computer en instructies voor het installeren van externe opties en
randapparaten.
•“Hoofdstuk 3. Interne opties installeren“ bevat instructies voor het verwijderen
van de kap en het installeren van vaste-schijfstations, geheugen en adapters in de
computer .
•“Hoofdstuk 4. De configuratie van de computer bijwerken“ bevat instructies voor
het bijwerken van de computerconfiguratie, het installeren van
stuurprogramma's en het wissen van een vergeten wachtwoord.
•“Bijlage A. De batterij vervangen“ geeft instructies voor het vervangen van de
batterij.
•“bijlage B. De systeemprogramma's bijwerken“ geeft aanwijzingen voor het
bijwerken van systeemprogramma's.
•“Bijlage C. Kennisgevingen en merken“ bevat informatie over merken en
kennisgevingen.
Andere informatiebronnen
Raadpleeg Access IBM op het bureaublad voor nadere informatie over de uw
computer.
Als u toegang hebt tot Internet, kunt u daar de meest recente handboeken voor uw
computer bekijken. Deze vindt u op:
http://www.ibm.com/pc/support
Typ het machinetype en het modelnummer in het veld Quick Path en klik op Go.
Door hardware-opties in de NetVista-computer te installeren kunt u de
mogelijkheden van de computer eenvoudig uitbreiden. In deze publicatie vindt u
instructies voor het installeren van externe en interne opties. Raadpleeg bij de
installatie van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn
geleverd.
Dit hoofdstuk bevat een korte inleiding over de opties en voorzieningen die voor de
computer beschikbaar zijn. U vindt hier ook belangrijke informatie over vereiste
hulpprogramma's, veiligheidsrichtlijnen en apparatuur die gevoelig is voor statische
elektriciteit.
Belangrijk
Lees vóórdat u begint met het installeren van opties “Veiligheidsvoorschriften”
op pagina vii. Deze voorzorgen en richtlijnen helpen u veilig te werk te gaan.
Algemene informatie over het gebruik en het onderhoud van de computer vindt u in
Access IBM. Access IBM bevat tevens informatie die u helpt bij het oplossen van
problemen en het aanvragen van reparatieservice en andere technische hulp.
Het computermodel vaststellen
Om opties correct te kunnen installeren, moet u het model van de computer weten.
Het model kan het eenvoudigst worden achterhaald aan de hand van het
machinetype/modelnummer. Het machinetype/modelnummer geeft de
verschillende voorzieningen van de computer aan, zoals het type microprocessor of
het aantal vakken voor stations. Dit nummer staat op het kleine plaatje aan de
voorkant van de computer. Een voorbeeld van een machinetype/modelnummer is
6833-xxx of 6832-xxx.
In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen van de computer, de
vooraf geïnstalleerde software en de specificaties. Niet alle modellen beschikken over
alle hier genoemde voorzieningen.
Microprocessor
Intel Pentium 4 met Intel NetBurst Micro Architecture, 256 kB Advanced Transfer
interne L2-cache en MMX-technologie
Geheugen
•Ondersteuning voor Rambus in-line memory modules (RIMM's)
— 2,5 volt, synchroon, 184-pens, ongebufferd, nonpariteit, PC600 of PC800
Rambus dynamic random access memory (RDRAM)
— 64, 128 em 256 MB RIMM's
— Maximaal 1,5 GB geheugen
— RIMM-hoogte 38,1 mm (1,5 inch)
•512 kB flashgeheugen voor systeemprogramma's
Interne stations
•10/100 Mbps Ethernet-adapter met Wake on LAN-functies (sommige modellen)
•Modem (sommige modellen)
Systeembeheerfuncties
•Remote Program Load (RPL) en Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)
•Wake on LAN (in combinatie met netwerkadapter met Wake on LAN)
•Wake on Ring (in het programma IBM BIOS Setup heet deze voorziening Serial Port Ring Detect voor een externe modem, en Modem Ring Detect voor een interne)
•Wake on Alarm
•Beheer op afstand (mogelijkheid om POST en BIOS bij te werken via het netwerk)
•Automatisch opstarten mogelijk
•BIOS en systeembeheersoftware
•Mogelijkheid tot opslaan van de resultaten van de zelftest (POST)
Invoer/uitvoervoorzieningen
•25-pens, Extended Capabilities Port (ECP)/Extended Parallel Port (EPP)
•9-pens seriële poort
•Vier 4-pens USB-aansluitingen (twee aan de voorkant, twee aan de achterkant)
2 Handboek voor de gebruiker
•Muisaansluiting
•Toetsenbordaansluiting
•Ethernet-aansluiting (op Ethernet-adapter)
•Beeldschermaansluiting (op AGP-adapter)
•Drie audio-aansluitingen (lijn in, lijn uit en microfoon)
•200 W voedingseenheid met handmatige in te stellen voltageschakelaar
•Automatische omschakeling van 50/60 Hz invoer
•Ondersteuning van Advanced Configuration and Power Interface (ACPI)
Beveiligingsvoorzieningen
•Systeem- en configuratiewachtwoorden
•Mogelijkheid voor toepassing van beugel met kabel
•Besturing van opstartvolgorde
•Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
•Onbewaakte opstartprocedure
•I/O-besturing van diskette en vaste schijf
•I/O-besturing van seriële en parallelle poort
•Beveiligingsprofiel per apparaat
Door IBM vooraf geïnstalleerde software
Mogelijk is de computer geleverd met vooraf geïnstalleerde software: een
besturingssysteem, stuurprogramma's voor de ingebouwde voorzieningen en overige
ondersteunende software.
Besturingssystemen (ondersteund)
•Microsoft Windows Millennium Edition (Me)
•Microsoft Windows 2000 Professional
1
Geteste besturingssystemen
•Microsoft Windows 98 Second Edition
•Microsoft Windows NT Versie 3.51
•Microsoft Windows NT Workstation Version 4.0
•DOS Versie 7.0
1.De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden bij het verschijnen van deze publicatie onderworpen aan een
compatibiliteitstest. Ook kan IBM na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer besturingssystemen compatibel zijn
met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om te controleren of een bepaald besturingssysteem is getest op
compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van dat besturingssysteem raadplegen.
3
Specificaties
Hieronder vindt u de fysieke specificaties van de NetVista-computer. Uw computer
heeft drie 32-bits PCI-uitbreidingssleuven, een AGP-sleuf en vier stationsvakken.
NB:Deze computer is geclassificeerd als een digitaal apparaat van klasse B. Zie het
Naslagboekje voor nadere informatie over deze classificatie.
Afmetingen
Hoogte: 381 mm
Breedte: 194 mm
Diepte: 381 mm
Gewicht
Minimumconfiguratie bij levering: 8,3 kg
Maximumconfiguratie: 10,23 kg
Omgeving
Luchttemperatuur:
Systeem aan: 10 tot 35° C
Systeem uit: 10 tot 43° C
Maximumhoogte: 2134 m
NB:2134 m is de maximumhoogte waarbij de
opgegeven luchttemperatuur geldt. Op
grotere hoogte moet de temperatuur
lager zijn dan de opgegeven waarde.
Luchtvochtigheid:
Systeem aan: 8 tot 80%
Systeem uit: 8 tot 80%
Elektrische invoer
Invoerspanning:
Laag bereik:
Minimum: 90 V wisselstroom
Maximum: 137 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 57–63 Hz
Instelling voltageschakelaar: 115 V ac
Hoog bereik:
Minimum: 180 V wisselstroom
Maximum: 265 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 47–53 Hz
Instelling voltageschakelaar: 230 V ac
Invoer kilovolt-ampère (kVA) (ongeveer):
Minimumconfiguratie bij levering: 0,08 kVA
Maximumconfiguratie: 0,3 kVA
NB:Stroomverbruik en warmte-afgifte kunnen
variëren en zijn afhankelijk van het aantal en
het soort geïnstalleerde opties en de gebruikte
optionele voorzieningen voor energiebeheer.
gecontroleerde omgeving volgens de
procedures van American National Standards
Institute (ANSI) S12.10 en ISO 7779, en
voldoet aan ISO 9296. De werkelijke
geluidsniveaus kunnen de hier genoemde
waarden overtreffen als gevolg van
reflecterend geluid en andere
geluidsbronnen. Het gedeclareerde
geluidsniveau is een limiet; bij de meeste
computers blijft het geluidsniveau onder deze
waarde.
4 Handboek voor de gebruiker
Beschikbare opties
Hieronder vindt u een aantal beschikbare opties:
•Externe opties
— Parallelle-poortapparaten, bijvoorbeeld printers en externe apparatuur
— Seriële-poortapparaten, bijvoorbeeld externe modems en digitale camera's
— Audio-apparaten, bijvoorbeeld luidsprekers
— USB-apparaten, bijvoorbeeld printers en scanners
— Beveiligingbeugel
— Beeldscherm
•Interne opties
— Systeemgeheugen, in de vorm van Rambus in-line memory modules
–CD-ROM-, DVD-, CD-RW- of DVD-CDRW-stations
–Vaste-schijfstations
–Diskettestations en andere stations voor verwisselbare media
De laatste informatie over beschikbare opties vindt u op de volgende pagina's op
Internet:
•http://www.ibm.com/pc/us/options/
•http://www.ibm.com/pc/support/
Benodigd gereedschap
Voor het installeren van bepaalde opties hebt u een schroevendraaier nodig. Bij een
aantal opties is nog ander gereedschap vereist. Raadpleeg de instructies bij de optie.
Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen en
de opties zwaar beschadigen.
Als u een optie installeert, maak de antistatische verpakking ervan dan nooit open
voordat de installatieaanwijzingen u hiertoe opdracht geven.
Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende richtlijnen in
acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
•Beweeg zo min mogelijk. Door beweging kan er statische elektriciteit ontstaan.
•Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters en geheugenmodules bij de
randen vast. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan.
•Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken.
•Wanneer u een nieuwe optie installeert, houd dan de antistatische verpakking
met de optie minstens 2 seconden tegen het metalen afdekplaatje van een
5
uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer.
Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam.
•Installeer zo mogelijk de optie direct in de computer zonder deze neer te leggen.
Als u de optie neer moet leggen nadat u hem uit de verpakking hebt gehaald, leg
hem dan op de antistatische verpakking op een horizontaal vlak.
•Leg de optie niet op de kap van de computer of op een metalen oppervlak.
6 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. Externe opties installeren
In dit hoofdstuk worden de externe aansluitingen van de computer beschreven,
waarop u externe opties kunt aansluiten, zoals externe luidsprekers, een printer of een
scanner. Voor sommige externe opties moet u aanvullende software installeren. Als u
een externe optie toevoegt, kunt u in dit hoofdstuk vinden welke aansluiting u moet
gebruiken. Met behulp van de instructies die bij de optie zijn geleverd, kunt u
vervolgens de optie aansluiten en de vereiste stuurprogramma's installeren.
Belangrijk
Lees voordat u begint met het installeren of verwijderen van een optie
“Veiligheidsvoorschriften” op pagina vii. Deze voorzorgmaatregelen en
richtlijnen helpen u veilig te werken.
Locatie van de aansluitingen aan de voorkant van de computer
In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de voorkant van de
computer bevinden.
1 Aansluiting voor hoofdtelefoon op CD-ROM-station
2 USB-aansluiting
3 USB-aansluiting
Locatie van de aansluitingen aan de achterkant van de computer
In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de achterkant van
de computer bevinden. Uw computer beschikt mogelijk niet over alle afgebeelde
aansluitingen.
N.B.: De aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien van een
pictogram met een kleurcode. Dit vereenvoudigt het aansluiten van de kabels.
8 Handboek voor de gebruiker
AansluitingBeschrijving
MuisaansluitingHierop kunt u een muis, een trackball of een ander aanwijsapparaat aansluiten dat geschikt
is voor een muisaansluiting.
ToetsenbordaansluitingHierop sluit u een toetsenbord met een standaard toetsenbordaansluiting aan.
USB-aansluitingen Hierop kunt u USB-apparaten aansluiten, zoals een USB-scanner of een USB-printer. Als u
meer USB-apparaten wilt aansluiten dan er USB-aansluitingen beschikbaar zijn, kunt u een
USB-hub aanschaffen, waarop u extra USB-apparaten kunt aansluiten.
Seriële poortHierop sluit u een externe modem, een seriële printer of een ander apparaat met een 9-pens
seriële aansluiting aan.
Parallelle poort Hierop sluit u een parallelle printer, een parallelle scanner of een ander apparaat met een
25-pens parallelle aansluiting aan.
Audio lijningang Via deze aansluiting kunt u audiosignalen ontvangen van een extern audioapparaat,
bijvoorbeeld een stereo-installatie. Als u een extern audio-apparaat aansluit, moet u de
audio lijnuitgang van het audioapparaat verbinden met de audio lijningang van de
computer.
Audio lijnuitgang Via deze aansluiting kunt u audiosignalen van de computer naar externe apparaten sturen,
zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker), een
hoofdtelefoon, een multimediatoetsenbord of de audio lijningang van een stereo-installatie
of een ander extern opname-apparaat.
N.B.:De interne luidspreker van de computer is uitgeschakeld als er externe luidsprekers
zijn aangesloten op de audio lijnuitgang van de computer.
MicrofoonaansluitingHier sluit u een microfoon aan als u geluid wilt opnemen of spraakherkenningssoftware wilt
gebruiken.
Spel/MIDI-aansluitingHierop kunt u een spelcontroller of MIDI-apparaat aansluiten.
9
High-performance videoadapter
Sommige modellen worden geleverd met deze high-performance AGP-videoadapter.
AansluitingBeschrijving
1 DVI-aansluiting (Digital video
interface)
2 S-Video uitHierop sluit u een televisie met een S-Video-aansluiting aan. De S-Video-
3 CATV (TV in)Hierop kunt u een televisiekabel of antenne aansluiten voor het
4 S-Video inHiermee sluit u een videoapparaat met S-video-aansluiting aan voor het
5 BeeldschermconverterHiermee sluit u een analoog SVGA-beeldscherm aan op de AGP DVI-
Hierop kunt een een digitaal beeldscherm aansluiten. Deze aansluiting
ondersteunt de signalen die nodig zijn voor de DPMS-standaard (Display
Power Management Signaling).
kabel (die u nodig hebt om het televisietoestel op de adapter aan te sluiten)
is apart verkrijgbaar.
overbrengen van TV-signalen naar de computer.
overbrengen van videosignalen naar de computer. De S-Video-kabel (die u
nodig hebt om het videoapparaat op de adapter aan te sluiten) is apart
verkrijgbaar.
aansluiting.
Andere modellen worden geleverd met deze high-performance AGP-videoadapter.
10 Handboek voor de gebruiker
AansluitingBeschrijving
1 Aansluiting voor analoog beeldscherm Hierop sluit u een analoog SVGA-beeldscherm aan.
2 S-Video-uitgangHierop sluit u een televisie met een S-Video-aansluiting aan. De S-Video-
kabel (die u nodig hebt om het televisietoestel op de adapter aan te sluiten)
is apart verkrijgbaar.
High-performance audioadapter
Als deze adapter is geïnstalleerd, zijn de aansluitingen voor MIDI/joystick, audio
lijnuitgang, microfoon en audio lijningang op de systeemplaat uitgeschakeld. Deze
uitschakelvoorziening geldt alleen voor de audioadapter . De interne luidspr eker is bij
normale werking ook uitgeschakeld. Gebruik de externe luidsprekers of de
hoofdtelefoon voor weergave van geluid.
In de onderstaande afbeelding ziet u aansluitingen op de high-performance
audioadapter waarmee sommige modellen zijn uitgerust.
AansluitingBeschrijving
1 MIDI/joystick-aansluiting Op deze aansluiting kunt u een joystick, gamepad of een MIDI-apparaat (musical
instrument digital interface) zoals een MIDI-klavier, aansluiten.
2 Audio lijnuitgang (1)Via deze aansluiting kunt u audiosignalen van de computer naar externe apparaten
sturen, zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker),
hoofdtelefoons, multimediatoetsenborden of de audio lijningang van een stereoinstallatie of een ander extern opnameapparaat.
3 Audio lijnuitgang (2)Via deze aansluiting kunt u audiosignalen van de computer naar externe apparaten
sturen, zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker),
een hoofdtelefoon, een multimediatoetsenbord of de audio lijningang van een stereoinstallatie of een ander extern opnameapparaat.
11
AansluitingBeschrijving
4 MicrofoonaansluitingHier sluit u een microfoon aan op de computer als u (stem)geluid wilt opnemen of
als u spraakherkenningssoftware wilt gebruiken.
5 Audio lijningang Via deze aansluiting kunt u audiosignalen ontvangen van een extern audioapparaat,
bijvoorbeeld een stereo-installatie. Als u een extern audioapparaat aansluit, moet u
de audio lijnuitgang van het audioapparaat verbinden met de audio lijningang van
de computer.
6 Digitale uitgangVia deze aansluiting kunt u digitale audiosignalen van de computer naar externe
apparaten sturen, zoals multimediaklavieren of de audio lijningang van een stereoinstallatie of een ander extern digitaal opnameapparaat.
Modem
In sommige modellen bevindt zich een V.90-compatibele 56kbps-modem voor
communicatie met hoge snelheid.
Netwerkadapter
Sommige modellen zijn uitgerust met een Ethernet-adapter voor gebruik in een
netwerk. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor nadere informatie.
Stuurprogramma's
U kunt stuurprogramma's voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn,
ophalen van Internet op http://www.ibm.com/pc/support/
Installatie-instructies vindt u in de README-bestanden van de stuurprogramma's.
12 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. Interne opties installeren
De mogelijkheden van uw computer zijn gemakkelijk uit te breiden. U kunt
geheugen, stations en adapters installeren. Raadpleeg bij de installatie van een optie
zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
De kap verwijderen
Belangrijk:
Lees de “Veiligheidsvoorschriften” op pagina vii en “Overzicht” op pagina 1
voordat u de kap verwijdert.
U verwijdert de kap als volgt:
1. Sluit het besturingssysteem af, verwijder eventueel aanwezige opslagmedia
(diskettes, CD's of tapes) uit de stations en schakel alle aangesloten apparaten en
de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor
netsnoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels.
4. Verwijder de drie schroeven die de kap vastzetten en schuif de kap naar achteren.
Om toegang tot de systeemplaat en een betere toegang tot interne stations en adapters
te krijgen, moet u eerst de voedingseenheid verwijderen.
U verwijdert de voedingseenheid als volgt.
1. Verwijder de schr oef waarmee de voedingseenheid aan de computer is bevestigd.
2. Trek de voedingseenheid omhoog.
3. Draai de voedingseenheid rustig naar buiten en verwijder de voedingskabels.
Noteer bij het verwijderen van kabels waar ze zijn bevestigd, zodat u ze later
weer correct kunt aansluiten. Verwijder daarna de voedingseenheid.
14 Handboek voor de gebruiker
Locatie van componenten
In onderstaande afbeelding kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich
bevinden.
1 CD-ROM-, DVD-, CD-RW- of DVD-CDRW-station6 AGP-sleuf
2 Diskettestation7 PCI-sleuven
3 Aan/uit-knop8 Ventilator en koelelement
4 Houder van onderste stationsvak9 Voedingseenheid
5 Systeemplaat
Opties installeren op de systeemplaat
Hieronder vindt u instructies voor het installeren van opties, zoals systeemgeheugen
en adapters, op de systeemplaat.
Toegang tot de systeemplaat
Voor toegang tot de systeemplaat moet u eerst de kap van de computer en de
voedingseenheid verwijderen (zie “De kap verwijderen” op pagina 13 en “De
voedingseenheid verwijderen” op pagina 14). Als er adapters zijn geïnstalleerd, kan
het nodig zijn om deze te verwijderen voordat u bij bepaalde onderdelen van de
systeemplaat kunt (zie “Adapters installeren” op pagina 19). Noteer bij het
verwijderen van kabels waar ze zijn bevestigd, zodat u ze later weer correct kunt
aansluiten.
15
Onderdelen op de systeemplaat
De systeemplaat, ook wel planar of moederbord genoemd, is de hoofdprintplaat van de
computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en
ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor
apparaten die vooraf in de fabriek zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op een
later tijdstip zelf installeert.
Hieronder ziet u waar de onderdelen op de systeemplaat zich bevinden.
NB:In de systeemkast van de computer bevindt zich een label met een afbeelding
van de systeemplaat en aanvullende informatie.
1 Microprocessor12 Aansluiting voorpaneel
2 Aansluiting voor ventilator13 Voorste USB-aansluiting
3 RIMM 1 (geheugenkanaal A)14 Jumper voor wissen CMOS/Herstel (JP20)
4 RIMM 2 (geheugenkanaal B)15 Batterij
5 RIMM 3 (geheugenkanaal A)16 Aansluiting Wake on LAN
6 RIMM 4 (geheugenkanaal B)17 Audio-aansluiting CD-ROM
7 Aansluiting ventilator18 Aansluiting voor modem wake on ring
8 Voedingsaansluitingen19 PCI-sleuf
9 Diskette-aansluiting20 PCI-sleuf
10 Primaire IDE-aansluiting21 PCI-sleuf
11 Secundaire IDE-aansluiting22 AGP-sleuf
16 Handboek voor de gebruiker
Geheugen installeren
De computer heeft vier aansluitingen voor Rambus In-line Memory Modules
(RIMM's) voor een maximale geheugenomvang van 1,5 GB systeemgeheugen
(tweekanaals RDRAM).
De door IBM geïnstalleerde RIMM's zijn niet-ECC (error checking and correction)
RDRAM-modules (Rambus dynamic random access memory).
De volgende informatie kan nuttig zijn bij het installeren of vervangen van RIMM's:
•Rambus-geheugen wordt onderverdeeld in twee kanalen (kanaal A en B). RIMMaansluitingen 1 en 3 horen bij kanaal A en RIMM-aansluitingen 2 en 4 bij kanaal
B.
•RIMM's moeten paarsgewijs worden geïnstalleerd.
•In elk kanaal moet dezelfde hoeveelheid geheugen geïnstalleerd zijn.
•In elke aansluiting waarin geen RIMM is geïnstalleerd, moet een continuityRIMM (C-RIMM) worden geplaatst. Dit is module die eruit ziet als een RIMM,
maar geen geheugen heeft. C-RIMM’s worden gebruikt om een doorverbinding te
maken in RIMM-aansluitingen waarin geen geheugen is geïnstalleerd.
•Zowel ECC- als niet-ECC-RIMM's worden ondersteund. Als u echter zowel ECCals niet-ECC-geheugen gebruikt, werkt het geheugen als niet-ECC-geheugen.
•In RIMM-aansluitingen kunnen geen DIMM's (dual in-line memory modules)
worden geïnstalleerd.
•Gebruik uitsluitend PC600- of PC800-RIMM's.
NB:Als u tegelijkertijd PC600- en PC800-RIMM's gebruikt, werkt het gehele
geheugen met de snelheid van de langzaamste RIMM.
Een RIMM of C-RIMM verwijderen
U verwijdert een RIMM of C-RIMM als volgt:
1. Voor de locatie van de RIMM-aansluitingen in de computer raadpleegt u
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 16
2. Druk de klemmetjes aan weerszijden van de RIMM-aansluiting op de
systeemplaat naar buiten totdat de module loskomt. Til de RIMM of C-RIMM uit
de aansluiting.
NB:Druk niet te hard op de klemmetjes, anders schiet de RIMM of C-RIMM
uit de aansluiting.
17
3. Berg de RIMM of C-RIMM op in een antistatische verpakking. Zorg ervoor dat u
dit onderdeel niet kwijtraakt. Als u de geheugenconfiguratie later wilt wijzigen,
hebt u het mogelijk nodig.
Een RIMM of C-RIMM installeren
U installeert een RIMM of C-RIMM als volgt:
1. Houd de antistatische verpakking met daarin de RIMM tegen een ongeverfd
metalen oppervlak in de computer en haal de RIMM of C-RIMM daarna uit de
verpakking.
2. Als de klemmetjes nog niet open zijn, duwt u ze naar buiten.
3. Plaats de RIMM of C-RIMM zo boven de aansluiting dat de twee uitsparingen in
de onderste rand van de module tegenover de nokjes in de aansluiting liggen.
4. Duw de module recht naar beneden in de aansluiting totdat de klemmetjes
omhoog komen en om de uiteinden van de module zitten.
Uitsparingen
Volgende stappen:
•Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
•Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels
weer aansluiten” op pagina 28
18 Handboek voor de gebruiker
Adapters installeren
In dit gedeelte leest u hoe u een adapter kunt installeren of verwijderen.
Adaptersleuven
De computer beschikt over drie uitbreidingssleuven voor PCI-adapters (peripheral
component interconnect) en één sleuf voor een AGP-adapter (accelerated graphics
port). U kunt adapters installeren met een lengte van maximaal 33 cm.
Adapters installeren
U installeert een adapter als volgt::
1. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
2. U kunt de voedingseenheid ook verwijderen om gemakkelijker met adapters te
kunnen werken. Zie “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14.
3. Verwijder de schroef waarmee het kapje van de adaptersleuf is vastgezet en
verwijder het kapje.
4. Haal de adapter uit de antistatische verpakking.
5. Installeer de adapter in de juiste sleuf op de systeemplaat.
6. Zet de adapter vast met de schroef.
19
NB:Als u een netwerkadapter installeert die Wake on LAN ondersteunt, dient
u tevens de bij de adapter geleverde Wake on LAN-kabel aan te sluiten op
de Wake on LAN-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 16.
Volgende stappen:
•Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
•Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels
weer aansluiten” op pagina 28
20 Handboek voor de gebruiker
Interne stations installeren
In dit gedeelte leest u hoe u interne stations kunt installeren of verwijderen.
Interne stations zijn apparaten waarmee de computer gegevens leest en opslaat. U
kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of
om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen opslagmedia. De
volgende typen stations zijn beschikbaar:
•Vaste schijf-stations
•Bandstations
•CD-ROM- of DVD-stations
Interne stations worden geïnstalleerd in vakken. In dit boek wordt gesproken van
vak 1, vak 2, enzovoort.
Als u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het vak dat u daarvoor
wilt gebruiken, geschikt is voor het desbetreffende type en formaat station. Zorg ook
dat de interne stationskabels goed worden aangesloten op het geïnstalleerde station.
Stationsspecificaties
De computer wordt geleverd met de volgende door IBM geïnstalleerde stations:
•Een CD-ROM-, DVD- of DVD-CDRW-station in vak 1 (bepaalde modellen).
•Een CD-RW-station in vak 2 (bepaalde modellen)
•Een 3,5-inch diskettestation in vak 3
•Een 3,5-inch vaste-schijfstation in vak 4
Als er in vak 1 en vak 2 geen stations zijn geïnstalleerd, zijn deze vakken bedekt met
een afdekplaatje.
In onderstaande afbeelding ziet u waar de stationsvakken zich bevinden:
21
Hieronder ziet u een overzicht van de stations die u in de vakken kunt installeren.
1 Vak 1
Maximumhoogte : 41,3 mm (1,6 inch)
2 Vak 2
Maximumhoogte : 41,3 mm (1,6 inch)
3 Vak 3
Maximumhoogte : 25,4 mm (1,0 inch)
4 Vak 4
Maximumhoogte: 25,4 mm (1,0 inch)
CD-ROM-station (standaard in sommige modellen
DVD-ROM-station (standaard in sommige modellen
CD-RW-station (standaard in sommige modellen
DVD-CDRW-station (standaard in sommige modellen
5,25-inch vaste-schijfstation
1. Stations hoger dan 41,3 mm (1,6 inch) kunnen niet worden geïnstalleerd.
2. Installeer stations voor verwisselbare opslagmedia (tape of CD) in van buitenaf
bereikbare vakken: vak 1 of 2.
Voedings- en signaalkabels voor interne stations
De computer gebruikt kabels voor het aansluiten van IDE-stations (Integrated Drive
Electronics) op de voedingseenheid en de systeemplaat. De volgende kabels zijn
meegeleverd:
•De meeste stations worden met vier-aderige voedingssnoeren op de
voedingseenheid aangesloten. Aan de uiteinden van deze kabels bevinden zich
kunststof stekkers die geschikt zijn voor de aansluitingen van de verschillende
stations. Deze stekkers variëren in grootte. Verder kunnen sommige
voedingskabels ook worden aangesloten op de systeemplaat.
•Platte signaalkabels, ook wel lintkabels genoemd, verbinden IDE- en
diskettestations met de systeemplaat. Bij de computer worden lintkabels in twee
maten geleverd:
— Het bredere type signaalkabel heeft twee of drie stekkers.
–Als de kabel drie stekkers heeft, is de ene aangesloten op het station, is de
tweede een reservestekker en is de derde aangesloten op de primaire of
secundaire IDE-aansluiting op de systeemplaat.
–Als de kabel twee stekkers heeft, is de ene aangesloten op het vaste-
schijfstation en de andere op de primaire of secundaire IDE-aansluiting
op de systeemplaat.
NB:Als u een ander apparaat wilt installeren in een computer die niet
is geleverd met een CD-ROM- of DVD-station, kunt u alleen een
extra apparaat aansluiten als u een signaalkabel met drie stekkers
aanschaft. U hebt een 80-pens A T A 100-signaalkabel nodig als u de
huidige signaalkabel wilt vervangen of een tweede vaste schijf
wilt installeren. A TA 100-signaalkabels hebben een kleurcodering.
De blauwe stekker sluit u aan op de systeemplaat, de zwarte
stekker op het primaire apparaat (master) en de grijze middelste
stekker op het secundaire apparaat (slave).
Als de computer is geleverd met een CD-ROM- of DVD-station,
bevat deze een ATA 100-signaalkabel. Als u een vaste schijf
22 Handboek voor de gebruiker
installeert, zult u de schakelaar of de jumper van het CD-ROM- of
DVD-station echter moeten instellen als secundair apparaat en in
plaats van de zwarte de grijze (middelste) stekker moeten
gebruiken om het station aan te sluiten.
— De smallere signaalkabel heeft twee stekkers voor het aansluiten van het
diskettestation op de diskettestationaansluiting op de systeemplaat.
N.B.: De locatie van de aansluitingen op de systeemplaat vindt u in “Onderdelen op
de systeemplaat” op pagina 16.
De volgende punten zijn van groot belang bij het aansluiten van voedings- en
signaalkabels op interne stations:
•Bij stations die vooraf in de computer zijn geïnstalleerd, zijn de voedings- en
signaalkabels altijd al aangesloten. Als u besluit om een station te vervangen,
moet u altijd goed onthouden welke kabel bij welk station hoort.
•Als u een station installeert, let er dan goed op dat de stekker aan het uiteinde van
de signaalkabel is aangesloten op een station. De stekker aan het begin van de
kabel moet u altijd aansluiten op de systeemplaat. Dit vermindert de
elektronische ruis in de computer.
•Als u twee IDE-apparaten aansluit op dezelfde kabel, moet één daarvan zijn
aangewezen als het primaire apparaat en één als het secundaire apparaat. Als u
dat niet doet, is het mogelijk dat het systeem sommige IDE-apparaten niet
herkent. Of een apparaat het primaire of secundaire apparaat is, wordt bepaald
door de instelling van een schakelaar of jumper op het IDE-apparaat.
•Als één van de twee IDE-apparaten die op dezelfde kabel zijn aangesloten, een
vaste-schijfstation is, dient dit altijd het primaire apparaat te zijn.
•Als er slechts één IDE-apparaat op een kabel is aangesloten, moet dat altijd zijn
aangewezen als het primaire apparaat.
Informatie over het kiezen van stations, kabels en andere opties voor de computer
vindt u op pagina 5.
Een intern station installeren in vak 1 of 2
U installeert als volgt een intern station in vak 1 of 2:
1. Verwijder de kap (zie “De kap verwijderen” op pagina 13).
NB:Als de computer een CD-ROM- of DVD-station heeft, moet u wellicht de
signaal- en voedingskabels verwijderen uit het station.
2. U kunt de voedingseenheid ook verwijderen om gemakkelijker met adapters te
kunnen werken. Zie “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14.
23
3. Steek een schroevendraaier in een van de sleufjes op het afdekplaatje van het
stationsvak. Wrik het plaatje voorzichtig los.
4. Verwijder het metalen schildje door het voorzichtig van binnenuit met een
schroevendraaier naar buiten te drukken.
5. Installeer het station in het vak. Zorg dat de schroefgaten op één lijn liggen en
draai de schroeven vast.
24 Handboek voor de gebruiker
6. Als het station dat u hebt geïnstalleerd is bedoeld voor een verwisselbaar
opslagmedium, plaatst u het bij de computer geleverde afdekplaatje met sleuf op
het stationsvak.
7. Sluit de voedings- en signaalkabels aan op het station.
Volgende stappen
•Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
•Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels
weer aansluiten” op pagina 28
Een intern station installeren in vak 4
U installeert als volgt een station in vak 4:
1. Verwijder de kap (zie “De kap verwijderen” op pagina 13).
NB:Als de computer een CD-ROM- of DVD-station heeft, moet u wellicht de
signaal- en voedingskabels verwijderen uit het station.
2. U kunt de voedingseenheid ook verwijderen om gemakkelijker met adapters te
kunnen werken. Zie “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14.
3. Ontkoppel de kabels van het station dat u verwijdert.
4. Verwijder het vaste-schijfstation door 1 de hendel in te drukken en 2 de
bovenkant van het vaste-schijfstation naar de achterkant van de computer te
trekken. Trek het vaste-schijfstation daarna 3 naar boven en verwijder het station
uit de houder, zoals afgebeeld.
25
5. Verwijder de vier schroeven waarmee de rails op de te verwijderen vaste schijf
zijn bevestigd.
6. Bevestig de rails op het station dat u gaat installeren en schroef ze vast.
7. Plaats het vaste-schijfstation in de stationshouder; het station klikt vast zijn plaats.
8. Sluit de voedings-en signaalkabels aan op het station.
Volgende stappen
•Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
•Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels
weer aansluiten” op pagina 28
26 Handboek voor de gebruiker
De voedingseenheid terugplaatsen
U plaatst de voedingseenheid als volgt weer terug:
1. Plaats de voedingseenheid in de groeven aan de achterkant van de computer en
sluit de kabels weer aan.
2. Draai de voedingseenheid rustig terug in de computer.
3. Druk de voedingseenheid stevig op zijn plaats.
4. Zet de voedingseenheid vast met de schroef.
27
De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten
Wanneer u met de opties van de computer hebt gewerkt, installeert u eventueel
verwijderde onderdelen opnieuw, plaatst u de kap terug en sluit u alle losgekoppelde
kabels weer aan, inclusief het netsnoer en de telefoonlijn. Daarnaast kan het,
afhankelijk van de optie die u hebt geïnstalleerd, nodig zijn om te bevestigen dat de
bijgewerkte informatie in het programma IBM BIOS Setup correct is.
Doe het volgende om de kap terug te plaatsen en de kabels weer op de computer aan
te sluiten:
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn
teruggeplaatst en of alle lossen schroeven en stukken gereedschap uit de
computer zijn verwijderd.
2. Zorg dat er geen kabels in de weg zitten die het terugplaatsen van de kap
verhinderen.
3. Plaats de kap op het frame en schuif de kap in de richting van de voorkant van de
computer. Let erop de de nokjes op de computer lijnen met de kap.
4. Zet de kap vast met de drie schroeven.
5. Sluit alle externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Hoofdstuk 3.
Externe opties installeren,” op pagina 7 en het Naslagboekje.
6. Voor het bijwerken van de configuratie gaat u naar “De configuratie van de
computer bijwerken” op pagina 29.
28 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. De configuratie van de computer bijwerken
Dit hoofdstuk bevat informatie over het bijwerken configuratie-instellingen, het
installeren van stuurprogramma's (indien nodig voor een nieuwe optie) en het wissen
van een vergeten wachtwoord. Meer informatie over het gebruik van het programma
IBM BIOS Setup vindt u in Access IBM.
Na het installeren van een optie moeten de configuratie-instellingen worden
bijgewerkt. In de meeste gevallen gebeurt dat automatisch.
In sommige gevallen verschijnt er als u de computer opstart nadat u een optie hebt
geïnstalleerd een foutberich (zie het voorbeeld hieronder).
POST Startup Error(s)
POST Startup Error(s)
POST Startup Error(s)
The following error(s) were detected when the system was
The following error(s) were detected when the system was
The following error(s) were detected when the system was
started:
started:
started:
162 Configuration Change Has Occurred
162 Configuration Change Has Occurred
Select one of the following:
Select one of the following:
Continue
Continue
Exit Setup
Exit Setup
Als een dergelijk bericht verschijnt, kiest u Continue and en drukt u op Enter. Het
programma IBM BIOS Setup wordt automatisch gestart. In het menu van dit
programma doet u het volgende:
1. Kies Exit en druk op Enter.
2. Kies Exit Saving Changes en druk op Enter.
De computer wordt opnieuw opgestart.
Meestal wordt een nieuwe optie automatisch door Windows gedetecteerd en worden
de configuratiegegevens automatisch bijgewerkt. Windows vraagt indien nodig om
een stuurprogramma. Raadpleeg altijd eerst de instructies in de documentatie die bij
de optie is geleverd voordat u stuurprogramma's installeert. Niet alle
stuurprogramma's worden op dezelfde manier geïnstalleerd. Voor sommige opties
moet u ook andere software installeren.
Doe het volgende om te controleren of een nieuwe adapter of een nieuw station
correct is geïnstalleerd:
1. Klik op het bureaublad van Windows met de rechter muisknop op Deze computer en daarna op Eigenschappen.
2. In het venster Systeem klikt u op de tab Apparaatbeheer.
N.B.: In Windows 2000 klikt u in het venster met systeemeigenschappen op de
tab Hardware en daarna op Apparaatbeheer.
3. Klik op Apparaten weergeven op type.
4. Klik op het plusteken naast de apparaattypen om de lijst uit te breiden.
•Als er bij geen enkel pictogram een X of een omcirkeld uitroepteken staat,
werken alle apparaten correct.
•Een pictogram met een X betekent dat het apparaat uitgeschakeld is. Een
pictogram met een omcirkeld uitroepteken geeft een resourceconflict aan. Bij
een pictogram met een X of een omcirkeld uitroepteken kunt u op
Eigenschappen klikken voor meer informatie over de oorzaak van het
probleem.
•Als het apparaat niet in de lijst staat, is het mogelijk niet correct geïnstalleerd.
Controleer of de optie is geïnstalleerd zoals in de instructies is aangegeven, of
alle kabels goed zijn aangesloten en of eventuele jumpers of schakelaars
correct zijn ingesteld.
•Als een apparaat in de lijst onder Overige apparaten staat, ontbreekt er een
stuurprogramma, is het stuurprogramma verkeerd geïnstalleerd of is het
besturingssysteem niet opnieuw opgestart nadat het stuurprogramma werd
geïnstalleerd. Start het systeem opnieuw op en controleer het apparaat
nogmaals. Als het apparaat nog steeds onder Overige apparaten staat,
raadpleegt u de documentatie die bij de optie is geleverd en installeert u het
stuurprogramma opnieuw.
N.B.: Voor meer informatie raadpleegt u het handboek bij het besturingssysteem.
PCI-adapters configureren
Naast de bij de adapter geleverde documentatie moet u bij de configuratie van
adapters ook rekening houden met de volgende informatie.
PCI-adapters hoeven over het algemeen niet door de gebruiker te worden
geconfigureerd. De computer en het besturingssysteem beheren automatisch de
resources die voor elk apparaat in de computer vereist zijn en wijzen r esources toe aan
apparatuur op een manier die systeemconflicten voorkomt.
Opstartapparaten configureren
Bij het opstarten zoekt de computer naar een besturingssysteem. De opstartvolgorde is
de volgorde waarin op apparaten naar het besturingssysteem wordt gezocht. Als u
nieuwe apparaten in de computer hebt geïnstalleerd, wilt u de opstartvolgorde
wellicht wijzigen. U kunt opstartapparaten configureren met het programma IBM
BIOS Setup. Voor meer informatie raadpleegt u Access IBM.
30 Handboek voor de gebruiker
Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen)
Dit gedeelte beschrijft hoe u een vergeten wachtwoord kunt wissen. Meer informatie
over vergeten wachtwoorden vindt u in Access IBM.
U wist een vergeten wachtwoord als volgt:
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Haal de stekker uit het stopcontact.
3. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
4. Zoek de CMOS-jumper op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 16.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pen 1 en 2) naar pen 2 en 3.
6. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “De kap terugzetten en de
kabels weer aansluiten” op pagina 28.
7. Bij het starten van de computer verschijnt het eerste venster van het programma
IBM BIOS Setup.
8. In het venster Maintenance kunt u de CMOS-instellingen wissen.
9. Druk op Esc.
10. In het menu kiest u Exit.
11. Kies Exit Saving Changes.
12. Volg de aanwijzingen op het scherm.
NB:U moet de kap weer verwijderen om de jumper weer in de normale positie
terug te plaatsen.
31
32 Handboek voor de gebruiker
Bijlage A. De batterij vervangen
De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen
van de ingebouwde voorzieningen, zoals de parallelle poort. Door middel van een
batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de computer hebt uitgezet.
De batterij hoeft nooit te worden opgeladen, maar gaat natuurlijk niet eeuwig mee.
Als de batterij leeg raakt, gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder
ook de wachtwoorden) verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de
computer aanzet.
Zie “Kennisgeving lithiumbatterij” op pagina vii voor meer informatie.
U vervangt de batterij als volgt:
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Ontkoppel het netsnoer en verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina
13.
3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op
pagina 16.
4. Verwijder indien nodig de adapters die de toegang tot de batterij verhinderen.
Zie “Adapters installeren” op pagina 19 voor meer informatie.
5. Verwijder de oude batterij.
6. Installeer de nieuwe batterij.
7. Plaats adapters die u verwijderd hebt om toegang te krijgen tot de batterij weer
terug. Zie “Adapters installeren” op pagina 19 voor instructies.
8. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “De kap terugzetten en de
kabels weer aansluiten” op pagina 28.
NB:W anneer de computer voor de eerste keer wor dt aangezet nadat de batterij
is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld. Dit is normaal na
de vervanging van de batterij.
9. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
10. Gebruik het programma IBM BIOS Setup om de datum, de tijd en de
wachtwoorden in te stellen.
Hieronder vindt u informatie over het bijwerken van systeemprogramma's
(POST/BIOS) en het herstellen van fouten die hierbij kunnen optreden.
Systeemprogramma's
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd
door systeemprogramma's. Tot de systeemprogramma's horen de zelftestroutines
(POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma IBM BIOS
Setup. POST is een reeks tests en procedures die ieder e keer dat u de computer aanzet,
worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van andere
softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de computer hardwar e
kan begrijpen. Het programma IBM BIOS Setup kunt u gebruiken om de configuratie
en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam
electrically erasable programmable read-only memory (EEPROM, ook wel flashgeheugen
genoemd). U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het programma IBM BIOS Setup
eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met een flashdiskette.
IBM brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in de systeemprogramma's.
Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald op Internet (zie het Naslagboekje).
Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates vindt u in een READMEbestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload.
U werkt de systeemprogramma's als volgt bij (de EEPROM "flashen"):
1. Plaats een updatediskette ("flashdiskette") voor de systeemprogramma's in het
diskettestation (station A) van de computer. Updates van systeemprogramma's
zijn beschikbaar op Internet op http://www.ibm.com/pc/support/
2. Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u hem eerst uitschakelen
en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint.
Een fout in het bijwerken van het POST/BIOS herstellen
Als de stroom uitvalt terwijl het POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het
mogelijk dat de computer daarna niet meer kan opstarten. In dat geval moet u de
volgende herstelprocedure uitvoeren:
1. Op een andere computer opent u het bestand Config.sys op de BIOSflashdiskettte in een editor.
2. Zoek de volgende regel op:
shell = phlash16.exe /S
3. Verander deze regel in:
shell = phlash16.exe
4. Sla dit bestand op op de diskette. U kunt nu deze diskette gebruiken voor het
bijwerken van uw computer.
5. Schakel de computer en alle erop aangesloten apparaten uit (bijvoorbeeld printer,
beeldscherm en externe stations).
6. Haal alle stekkers uit het stopcontact en verwijder de kap. Zie “De kap
verwijderen” op pagina 13.
7. Zoek de jumper voor het wissen en herstellen van het CMOS op de systeemplaat.
Verwijder alle adapters die de toegang tot deze jumper beletten. Zie “Onderdelen
op de systeemplaat” op pagina 16.
8. Verwijder de jumper van de systeemplaat.
9. Plaats de kap terug. Zie “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op
pagina 28.
10. Sluit de netsnoeren voor de computer en het beeldscherm weer aan op een
stopcontact.
11. Plaats de POST/BIOS-updatediskette (flashdiskette) in diskettestation A: en zet
de computer en het beeldscherm aan.
12. Als u klaar bent met bijwerken, verwijdert u de diskette uit het station en zet u de
computer en het beeldscherm uit.
13. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
14. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
15. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de jumper voor BIOSconfiguratie verhinderen.
16. Plaats de jumper voor het wissen/herstellen van het CMOS terug in de
oorspronkelijke positie.
17. Plaats adapters die u verwijderd hebt weer terug.
18. Plaats de kap terug en sluit alle kabels weer aan.
19. Als u nu de computer weer aanzet, wordt het besturingssysteem opnieuw gestart.
20. Wijzig het bestand config.sys op de diskette terug naar:
shell = phlash16.exe /S
36 Handboek voor de gebruiker
Bijlage C. Kennisgevingen en merken
Deze publicatie is opgesteld voor producten en services aangeboden in de Verenigde
Staten van Amerika.
Verwijzing in deze publicatie naar producten (apparatuur en programmatuur) of
diensten van IBM houdt niet in dat IBM deze ook zal uitbrengen in alle landen waar
IBM werkzaam is. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van IBM
houdt niet in dat uitsluitend IBM-producten of -diensten gebruikt kunnen worden.
Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden
gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele
eigendomsrechten of andere rechten van IBM. De gebruiker is verantwoordelijk voor
de samenwerking van IBM-producten of -diensten met producten of diensten van
anderen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven door IBM.
Mogelijk heeft IBM octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in
deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter
beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend.
Vragen over kunt licenties kunt u schriftelijk richten aan:
IBM Director of Licensing
IBM Corporation
North Castle Drive
Armonk, NY 10504-1785
U.S.A.
Deze alinea heeft geen betrekking op het Verenigd Koninkrijk of enig ander land
waar dergelijke bepalingen in strijd zijn met de lokale wetgeving:
INTERNATIONAL BUISINESS MACHINES CORPORATION LEVERT DEZE
PUBLICATIE OP "AS IS"-BASIS, ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK
NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE
GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN VERHANDELBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In sommige landen is het uitsluiten
of beperken van stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande
uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen.
De informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. W ijzigingen zullen in
nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen.
Voor technische informatie en het aanvragen van publicaties kunt u zich wenden tot
uw IBM-leverancier of IBM Nederland N.V.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan IBM-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor die
websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het materiaal
voor dit IBM-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor eigen risico.
Het volgende is van toepassing op modellen met een functie voor televisie-uitvoer.
Dit product bevat technologie ter bescherming van auteursrechten, die beschermd
wordt door octrooien en andere intellectuele-eigendomsrechten van Macrovision
Corporation en andere rechthebbenden. Voor het gebruik van deze technologie ter
bescherming van auteursrechten moet u zijn gemachtigd door Macrovision
Corporation, en deze machtiging is uitsluitend bestemd voor thuisgebruik en ander
gebruik in beperkte kring, tenzij u op andere wijze hiertoe bent gemachtigd door
Macrovision Corporation. Reverse engineering en disassembly zijn verboden.
Merken
De volgende benamingen zijn merken van IBM:
IBM
NetVista
OS/2
Wake on LAN
Pentium, Intel, MMX en AnyPoint zijn merken van Intel Corporation.
Microsoft, Windows en Windows NT zijn merken van Microsoft Corporation.
Andere namen van ondernemingen, producten of diensten kunnen merken zijn van