IBM 6833, 6832 User Manual

NetVista
Handboek voor de gebruiker A60 Type 6833 A60i Type 6832
IBM
NetVista
Handboek voor de gebruiker A60 Type 6833 A60i Type 6832
IBM
Lees eerst “Veiligheidsvoorschriften” op pagina vii en “Kennisgevingen en merken” op pagina 37.
Eerste uitgave (februari 2001) © Copyright International Business Machines Corporation 2001. Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften. . . . . . . . . . . . . vii
Kennisgeving lithiumbatterij. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vii
Veiligheidsvoorschriften voor de modem . . . . . . . . . . viii
Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen . . . . viii
Over dit boek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix
Indeling van dit boek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix
Andere informatiebronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ix
Hoofdstuk 1. Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Het computermodel vaststellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Beschikbare opties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Benodigd gereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische
elektriciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Hoofdstuk 2. Externe opties installeren . . 7
Locatie van de aansluitingen aan de voorkant van de
computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Locatie van de aansluitingen aan de achterkant van de
computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
High-performance videoadapter. . . . . . . . . . . . . . . . 10
High-performance audioadapter. . . . . . . . . . . . . . . . 11
Modem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Netwerkadapter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurprogramma's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
De voedingseenheid verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Locatie van componenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Opties installeren op de systeemplaat . . . . . . . . . . . . . . 15
Toegang tot de systeemplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Onderdelen op de systeemplaat. . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Geheugen installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Adapters installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Interne stations installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stationsspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Voedings- en signaalkabels voor interne stations . . 22
Een intern station installeren in vak 1 of 2 . . . . . . . . 23
Een intern station installeren in vak 4. . . . . . . . . . . . 25
De voedingseenheid terugplaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . 27
De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten . . . . 28
Hoofdstuk 4. De configuratie van de
computer bijwerken. . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Controleren of een optie correct is geïnstalleerd. . . . . . 30
PCI-adapters configureren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Opstartapparaten configureren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) . . . 31
Bijlage A. De batterij vervangen. . . . . . . . 33
Bijlage B. De systeemprogramma's
bijwerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Bijlage C. Kennisgevingen en merken. . . 37
Hoofdstuk 3. Interne opties installeren . . 13
De kap verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
v
vi User Guide

Veiligheidsvoorschriften

GEVAAR Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk. Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
Voer tijdens onweer geen installatie-, onderhouds- of configuratie­werkzaamheden aan dit product uit.
Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden
aangesloten aan op een correct geaard stopcontact.
Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen van signaalkabels.
Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.
Ontkoppel alle netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems
voordat u de kap van het apparaat opent, tenzij de installatie- of configuratie­instructies expliciet anders voorschrijven.
Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent, houd u dan bij het aansluiten en loskoppelen van de kabels aan het volgende:
Aansluiten:
1. Zet alles UIT.
2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten.
3. Sluit de signaalkabels aan.
4. Steek de stekker in het stopcontact.
5. Zet het apparaat AAN.

Kennisgeving lithiumbatterij

WAARSCHUWING: Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar.
Gebruik ter vervanging alleen IBM-batterijen met onderdeelnummer 33F8354 of een gelijksoortige batterij die door de leverancier wordt aanbevolen. De batterij bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen.
Houd rekening met het volgende:
Gooi de batterij niet in water
Verwarm de batterij niet boven 100°C (212°F)
Haal de batterij niet uit elkaar
Lever gebruikte batterijen in bij een inzamelpunt voor Klein Chemisch Afval.
Ontkoppelen:
1. Zet alles UIT.
2. Haal eerst de stekker uit het stopcontact.
3. Ontkoppel de signaalkabels.
4. Ontkoppel alle kabels van de apparaten.
NL
Batterij niet weggooien,
maar inleveren
als KCA.
© Copyright IBM Corp. 2001 vii

Veiligheidsvoorschriften voor de modem

Houd u ter voorkoming van brand, een elektrische schok en verwondingen bij het gebruik van telefonische apparatuur altijd aan de volgende richtlijnen:
Installeer geen telefoonbedrading tijdens onweer.
Installeer geen telefoonaansluitingen in natte ruimtes tenzij de aansluiting speciaal ontworpen is voor gebruik in natte ruimtes.
Raak geen telefoonkabels of -stekkers aan die niet geïsoleerd zijn.
Wees voorzichtig bij het installeren of doortrekken van telefoonlijnen.
Gebruik de telefoon niet tijdens onweer, tenzij u een draadloos model hebt. Er bestaat een kleine kans op een elektrische schok als gevolg van blikseminslag.
Geef gaslekken in de buurt van de telefoon niet telefonisch door.

Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen

Sommige IBM PC-modellen worden standaard geleverd met een CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station. CD-ROM-, DVD- en CD-RW-stations zijn ook los als optie te verkrijgen. Dergelijke stations zijn laserproducten. Ze voldoen in de Verenigde Staten aan de vereisten van de Code of Federal Regulations van het Department of Health and Human Services 21 (DHHS 21 CFR) Subchapter J voor laserproducten van klasse
1. De stations voldoen aan de eisen gesteld in de International Electrotechnical
Commission (IEC) 825 en CENELEC EN 60 825 bedoeld voor laserproducten van klasse 1.
Let bij het installeren van een CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station op het volgende.
WAARSCHUWING: Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan in deze publicatie is beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.
Als u de behuizing van het CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station opent, kunt u worden blootgesteld aan gevaarlijke laserstraling. Het CD-ROM-, DVD- of CD-RW-station bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden vervangen of onderhouden. Open de behuizing niet.
Sommige CD-ROM-, DVD- of CD-RW-stations bevatten een ingebouwde laserdiode van klasse 3A of 3B. Houd rekening met de volgende waarschuwing.
GEVAAR
Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de laserstraal.
viii Handboek voor de gebruiker

Over dit boek

Deze publicatie bevat instructies voor het installeren van de meeste opties in de NetVista-computer. Het bevat ook een overzicht van computerfuncties, locatie van aansluitingen en het bijwerken van configuratie-instellingen.

Indeling van dit boek

Dit boek bevat de volgende hoofdstukken en bijlagen:
“Hoofdstuk 1. Overzicht“ bevat een overzicht van de computerspecificaties en de opties die beschikbaar zijn voor uw computer.
“Hoofdstuk 2. Externe opties installeren“ bevat informatie over de aansluitingen van de computer en instructies voor het installeren van externe opties en randapparaten.
“Hoofdstuk 3. Interne opties installeren“ bevat instructies voor het verwijderen van de kap en het installeren van vaste-schijfstations, geheugen en adapters in de computer .
“Hoofdstuk 4. De configuratie van de computer bijwerken“ bevat instructies voor het bijwerken van de computerconfiguratie, het installeren van stuurprogramma's en het wissen van een vergeten wachtwoord.
“Bijlage A. De batterij vervangen“ geeft instructies voor het vervangen van de batterij.
“bijlage B. De systeemprogramma's bijwerken“ geeft aanwijzingen voor het bijwerken van systeemprogramma's.
“Bijlage C. Kennisgevingen en merken“ bevat informatie over merken en kennisgevingen.

Andere informatiebronnen

Raadpleeg Access IBM op het bureaublad voor nadere informatie over de uw computer.
Als u toegang hebt tot Internet, kunt u daar de meest recente handboeken voor uw computer bekijken. Deze vindt u op:
http://www.ibm.com/pc/support Typ het machinetype en het modelnummer in het veld Quick Path en klik op Go.
© Copyright IBM Corp. 2001 ix
x Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Overzicht
Door hardware-opties in de NetVista-computer te installeren kunt u de mogelijkheden van de computer eenvoudig uitbreiden. In deze publicatie vindt u instructies voor het installeren van externe en interne opties. Raadpleeg bij de installatie van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd.
Dit hoofdstuk bevat een korte inleiding over de opties en voorzieningen die voor de computer beschikbaar zijn. U vindt hier ook belangrijke informatie over vereiste hulpprogramma's, veiligheidsrichtlijnen en apparatuur die gevoelig is voor statische elektriciteit.
Belangrijk
Lees vóórdat u begint met het installeren van opties “Veiligheidsvoorschriften” op pagina vii. Deze voorzorgen en richtlijnen helpen u veilig te werk te gaan.
Algemene informatie over het gebruik en het onderhoud van de computer vindt u in Access IBM. Access IBM bevat tevens informatie die u helpt bij het oplossen van problemen en het aanvragen van reparatieservice en andere technische hulp.

Het computermodel vaststellen

Om opties correct te kunnen installeren, moet u het model van de computer weten. Het model kan het eenvoudigst worden achterhaald aan de hand van het machinetype/modelnummer. Het machinetype/modelnummer geeft de verschillende voorzieningen van de computer aan, zoals het type microprocessor of het aantal vakken voor stations. Dit nummer staat op het kleine plaatje aan de voorkant van de computer. Een voorbeeld van een machinetype/modelnummer is 6833-xxx of 6832-xxx.
© Copyright IBM Corp. 2001 1

Voorzieningen

In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen van de computer, de vooraf geïnstalleerde software en de specificaties. Niet alle modellen beschikken over alle hier genoemde voorzieningen.
Microprocessor
Intel Pentium 4 met Intel NetBurst Micro Architecture, 256 kB Advanced Transfer interne L2-cache en MMX-technologie
Geheugen
Ondersteuning voor Rambus in-line memory modules (RIMM's) — 2,5 volt, synchroon, 184-pens, ongebufferd, nonpariteit, PC600 of PC800
Rambus dynamic random access memory (RDRAM) — 64, 128 em 256 MB RIMM's — Maximaal 1,5 GB geheugen — RIMM-hoogte 38,1 mm (1,5 inch)
512 kB flashgeheugen voor systeemprogramma's Interne stations
3,5-inch, 1.44 MB diskettestation
Intern vaste-schijfstation
EIDE CD-ROM-station, DVD-station (sommige modellen), CD-RW-station (sommige modellen) of DVD-CDRW-station (sommige modellen)
Videocontroller
AGP-adapter (Accelerated Graphics Port) met hoge snelheid
Audiosubsysteem
16-bits geïntegreerd Sound Blaster Pro-compatibel audiosubsysteem Aansluitingen
10/100 Mbps Ethernet-adapter met Wake on LAN-functies (sommige modellen)
Modem (sommige modellen)
Systeembeheerfuncties
Remote Program Load (RPL) en Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)
Wake on LAN (in combinatie met netwerkadapter met Wake on LAN)
Wake on Ring (in het programma IBM BIOS Setup heet deze voorziening Serial Port Ring Detect voor een externe modem, en Modem Ring Detect voor een interne)
Wake on Alarm
Beheer op afstand (mogelijkheid om POST en BIOS bij te werken via het netwerk)
Automatisch opstarten mogelijk
BIOS en systeembeheersoftware
Mogelijkheid tot opslaan van de resultaten van de zelftest (POST)
Invoer/uitvoervoorzieningen
25-pens, Extended Capabilities Port (ECP)/Extended Parallel Port (EPP)
9-pens seriële poort
Vier 4-pens USB-aansluitingen (twee aan de voorkant, twee aan de achterkant)
2 Handboek voor de gebruiker
Muisaansluiting
Toetsenbordaansluiting
Ethernet-aansluiting (op Ethernet-adapter)
Beeldschermaansluiting (op AGP-adapter)
Drie audio-aansluitingen (lijn in, lijn uit en microfoon)
Spelaansluiting (15-pens D-vormig MIDI)
IEEE 1394-aansluiting (sommige modellen) Uitbreidingsmogelijkheden
Vier stationsvakken
Drie PCI-uitbreidingssleuven
Een AGP-uitbreidingssleuf Voeding
200 W voedingseenheid met handmatige in te stellen voltageschakelaar
Automatische omschakeling van 50/60 Hz invoer
Ondersteuning van Advanced Configuration and Power Interface (ACPI) Beveiligingsvoorzieningen
Systeem- en configuratiewachtwoorden
Mogelijkheid voor toepassing van beugel met kabel
Besturing van opstartvolgorde
Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
Onbewaakte opstartprocedure
I/O-besturing van diskette en vaste schijf
I/O-besturing van seriële en parallelle poort
Beveiligingsprofiel per apparaat
Door IBM vooraf geïnstalleerde software
Mogelijk is de computer geleverd met vooraf geïnstalleerde software: een besturingssysteem, stuurprogramma's voor de ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende software.
Besturingssystemen (ondersteund)
Microsoft Windows Millennium Edition (Me)
Microsoft Windows 2000 Professional
1
Geteste besturingssystemen
Microsoft Windows 98 Second Edition
Microsoft Windows NT Versie 3.51
Microsoft Windows NT Workstation Version 4.0
DOS Versie 7.0
1.De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden bij het verschijnen van deze publicatie onderworpen aan een compatibiliteitstest. Ook kan IBM na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om te controleren of een bepaald besturingssysteem is getest op compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van dat besturingssysteem raadplegen.
3

Specificaties

Hieronder vindt u de fysieke specificaties van de NetVista-computer. Uw computer heeft drie 32-bits PCI-uitbreidingssleuven, een AGP-sleuf en vier stationsvakken.
NB: Deze computer is geclassificeerd als een digitaal apparaat van klasse B. Zie het
Naslagboekje voor nadere informatie over deze classificatie.
Afmetingen
Hoogte: 381 mm Breedte: 194 mm Diepte: 381 mm
Gewicht
Minimumconfiguratie bij levering: 8,3 kg Maximumconfiguratie: 10,23 kg
Omgeving
Luchttemperatuur:
Systeem aan: 10 tot 35° C Systeem uit: 10 tot 43° C
Maximumhoogte: 2134 m NB: 2134 m is de maximumhoogte waarbij de
opgegeven luchttemperatuur geldt. Op grotere hoogte moet de temperatuur lager zijn dan de opgegeven waarde.
Luchtvochtigheid:
Systeem aan: 8 tot 80% Systeem uit: 8 tot 80%
Elektrische invoer
Invoerspanning:
Laag bereik:
Minimum: 90 V wisselstroom Maximum: 137 V wisselstroom Invoerfrequentie: 57–63 Hz Instelling voltageschakelaar: 115 V ac
Hoog bereik:
Minimum: 180 V wisselstroom Maximum: 265 V wisselstroom Invoerfrequentie: 47–53 Hz Instelling voltageschakelaar: 230 V ac
Invoer kilovolt-ampère (kVA) (ongeveer):
Minimumconfiguratie bij levering: 0,08 kVA Maximumconfiguratie: 0,3 kVA
NB: Stroomverbruik en warmte-afgifte kunnen
variëren en zijn afhankelijk van het aantal en het soort geïnstalleerde opties en de gebruikte optionele voorzieningen voor energiebeheer.
Warmteafgifte (bij benadering)
Minimumconfiguratie: 75 Watt Maximumconfiguratie: 275 Watt
Luchtverplaatsing
Maximaal ongeveer 0,34 kubieke meter per minuut
Geluidsniveau
Gemiddelde geluidsproductie:
Op de werkplek:
Niet actief: 38 dBA In bedrijf: 40 dBA
Op 1 meter:
Niet actief: 33 dBA In bedrijf: 37 dBA
Opgegeven geluidslimiet:
Niet actief: 4,8 bels In bedrijf: 5,1 bels
NB: Het geluidsniveau is vastgesteld in een
gecontroleerde omgeving volgens de procedures van American National Standards Institute (ANSI) S12.10 en ISO 7779, en voldoet aan ISO 9296. De werkelijke geluidsniveaus kunnen de hier genoemde waarden overtreffen als gevolg van reflecterend geluid en andere geluidsbronnen. Het gedeclareerde geluidsniveau is een limiet; bij de meeste computers blijft het geluidsniveau onder deze waarde.
4 Handboek voor de gebruiker

Beschikbare opties

Hieronder vindt u een aantal beschikbare opties:
Externe opties — Parallelle-poortapparaten, bijvoorbeeld printers en externe apparatuur — Seriële-poortapparaten, bijvoorbeeld externe modems en digitale camera's — Audio-apparaten, bijvoorbeeld luidsprekers — USB-apparaten, bijvoorbeeld printers en scanners — Beveiligingbeugel — Beeldscherm
Interne opties — Systeemgeheugen, in de vorm van Rambus in-line memory modules
— Adapters
— Interne stations
(RIMM's)
PCI-adapters (Peripheral Component Interconnect) – AGP-adapters (Accelerated Graphics Port)
CD-ROM-, DVD-, CD-RW- of DVD-CDRW-stations – Vaste-schijfstations – Diskettestations en andere stations voor verwisselbare media
De laatste informatie over beschikbare opties vindt u op de volgende pagina's op Internet:
http://www.ibm.com/pc/us/options/
http://www.ibm.com/pc/support/

Benodigd gereedschap

Voor het installeren van bepaalde opties hebt u een schroevendraaier nodig. Bij een aantal opties is nog ander gereedschap vereist. Raadpleeg de instructies bij de optie.

Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit

Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen en de opties zwaar beschadigen.
Als u een optie installeert, maak de antistatische verpakking ervan dan nooit open voordat de installatieaanwijzingen u hiertoe opdracht geven.
Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende richtlijnen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
Beweeg zo min mogelijk. Door beweging kan er statische elektriciteit ontstaan.
Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters en geheugenmodules bij de randen vast. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan.
Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken.
Wanneer u een nieuwe optie installeert, houd dan de antistatische verpakking met de optie minstens 2 seconden tegen het metalen afdekplaatje van een
5
uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam.
Installeer zo mogelijk de optie direct in de computer zonder deze neer te leggen. Als u de optie neer moet leggen nadat u hem uit de verpakking hebt gehaald, leg hem dan op de antistatische verpakking op een horizontaal vlak.
Leg de optie niet op de kap van de computer of op een metalen oppervlak.
6 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. Externe opties installeren
In dit hoofdstuk worden de externe aansluitingen van de computer beschreven, waarop u externe opties kunt aansluiten, zoals externe luidsprekers, een printer of een scanner. Voor sommige externe opties moet u aanvullende software installeren. Als u een externe optie toevoegt, kunt u in dit hoofdstuk vinden welke aansluiting u moet gebruiken. Met behulp van de instructies die bij de optie zijn geleverd, kunt u vervolgens de optie aansluiten en de vereiste stuurprogramma's installeren.
Belangrijk
Lees voordat u begint met het installeren of verwijderen van een optie “Veiligheidsvoorschriften” op pagina vii. Deze voorzorgmaatregelen en richtlijnen helpen u veilig te werken.

Locatie van de aansluitingen aan de voorkant van de computer

In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de voorkant van de computer bevinden.
1 Aansluiting voor hoofdtelefoon op CD-ROM-station 2 USB-aansluiting 3 USB-aansluiting
© Copyright IBM Corp. 2001 7

Locatie van de aansluitingen aan de achterkant van de computer

In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de achterkant van de computer bevinden. Uw computer beschikt mogelijk niet over alle afgebeelde aansluitingen.
1 Aansluiting voor netsnoer 8 Audio lijningang 2 Muisaansluiting 9 Audio lijnuitgang 3 Toetsenbordaansluiting 10 Microfoonaansluiting 4 USB-aansluiting 11 Spel/MIDI-aansluiting 5 USB-aansluiting 12 AGP-sleuf 6 Seriële poort 13 PCI-sleuven 7 Parallelle poort
N.B.: De aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien van een
pictogram met een kleurcode. Dit vereenvoudigt het aansluiten van de kabels.
8 Handboek voor de gebruiker
Aansluiting Beschrijving
Muisaansluiting Hierop kunt u een muis, een trackball of een ander aanwijsapparaat aansluiten dat geschikt
is voor een muisaansluiting.
Toetsenbordaansluiting Hierop sluit u een toetsenbord met een standaard toetsenbordaansluiting aan.
USB-aansluitingen Hierop kunt u USB-apparaten aansluiten, zoals een USB-scanner of een USB-printer. Als u
meer USB-apparaten wilt aansluiten dan er USB-aansluitingen beschikbaar zijn, kunt u een USB-hub aanschaffen, waarop u extra USB-apparaten kunt aansluiten.
Seriële poort Hierop sluit u een externe modem, een seriële printer of een ander apparaat met een 9-pens
seriële aansluiting aan.
Parallelle poort Hierop sluit u een parallelle printer, een parallelle scanner of een ander apparaat met een
25-pens parallelle aansluiting aan.
Audio lijningang Via deze aansluiting kunt u audiosignalen ontvangen van een extern audioapparaat,
bijvoorbeeld een stereo-installatie. Als u een extern audio-apparaat aansluit, moet u de audio lijnuitgang van het audioapparaat verbinden met de audio lijningang van de computer.
Audio lijnuitgang Via deze aansluiting kunt u audiosignalen van de computer naar externe apparaten sturen,
zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker), een hoofdtelefoon, een multimediatoetsenbord of de audio lijningang van een stereo-installatie of een ander extern opname-apparaat.
N.B.: De interne luidspreker van de computer is uitgeschakeld als er externe luidsprekers
zijn aangesloten op de audio lijnuitgang van de computer.
Microfoonaansluiting Hier sluit u een microfoon aan als u geluid wilt opnemen of spraakherkenningssoftware wilt
gebruiken.
Spel/MIDI-aansluiting Hierop kunt u een spelcontroller of MIDI-apparaat aansluiten.
9
High-performance videoadapter
Sommige modellen worden geleverd met deze high-performance AGP-videoadapter.
Aansluiting Beschrijving
1 DVI-aansluiting (Digital video interface)
2 S-Video uit Hierop sluit u een televisie met een S-Video-aansluiting aan. De S-Video-
3 CATV (TV in) Hierop kunt u een televisiekabel of antenne aansluiten voor het
4 S-Video in Hiermee sluit u een videoapparaat met S-video-aansluiting aan voor het
5 Beeldschermconverter Hiermee sluit u een analoog SVGA-beeldscherm aan op de AGP DVI-
Hierop kunt een een digitaal beeldscherm aansluiten. Deze aansluiting ondersteunt de signalen die nodig zijn voor de DPMS-standaard (Display Power Management Signaling).
kabel (die u nodig hebt om het televisietoestel op de adapter aan te sluiten) is apart verkrijgbaar.
overbrengen van TV-signalen naar de computer.
overbrengen van videosignalen naar de computer. De S-Video-kabel (die u nodig hebt om het videoapparaat op de adapter aan te sluiten) is apart verkrijgbaar.
aansluiting.
Andere modellen worden geleverd met deze high-performance AGP-videoadapter.
10 Handboek voor de gebruiker
Aansluiting Beschrijving
1 Aansluiting voor analoog beeldscherm Hierop sluit u een analoog SVGA-beeldscherm aan.
2 S-Video-uitgang Hierop sluit u een televisie met een S-Video-aansluiting aan. De S-Video-
kabel (die u nodig hebt om het televisietoestel op de adapter aan te sluiten) is apart verkrijgbaar.
High-performance audioadapter
Als deze adapter is geïnstalleerd, zijn de aansluitingen voor MIDI/joystick, audio lijnuitgang, microfoon en audio lijningang op de systeemplaat uitgeschakeld. Deze uitschakelvoorziening geldt alleen voor de audioadapter . De interne luidspr eker is bij normale werking ook uitgeschakeld. Gebruik de externe luidsprekers of de hoofdtelefoon voor weergave van geluid.
In de onderstaande afbeelding ziet u aansluitingen op de high-performance audioadapter waarmee sommige modellen zijn uitgerust.
Aansluiting Beschrijving
1 MIDI/joystick-aansluiting Op deze aansluiting kunt u een joystick, gamepad of een MIDI-apparaat (musical
instrument digital interface) zoals een MIDI-klavier, aansluiten.
2 Audio lijnuitgang (1) Via deze aansluiting kunt u audiosignalen van de computer naar externe apparaten
sturen, zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons, multimediatoetsenborden of de audio lijningang van een stereo­installatie of een ander extern opnameapparaat.
3 Audio lijnuitgang (2) Via deze aansluiting kunt u audiosignalen van de computer naar externe apparaten
sturen, zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker), een hoofdtelefoon, een multimediatoetsenbord of de audio lijningang van een stereo­installatie of een ander extern opnameapparaat.
11
Aansluiting Beschrijving
4 Microfoonaansluiting Hier sluit u een microfoon aan op de computer als u (stem)geluid wilt opnemen of
als u spraakherkenningssoftware wilt gebruiken.
5 Audio lijningang Via deze aansluiting kunt u audiosignalen ontvangen van een extern audioapparaat,
bijvoorbeeld een stereo-installatie. Als u een extern audioapparaat aansluit, moet u de audio lijnuitgang van het audioapparaat verbinden met de audio lijningang van de computer.
6 Digitale uitgang Via deze aansluiting kunt u digitale audiosignalen van de computer naar externe
apparaten sturen, zoals multimediaklavieren of de audio lijningang van een stereo­installatie of een ander extern digitaal opnameapparaat.
Modem
In sommige modellen bevindt zich een V.90-compatibele 56kbps-modem voor communicatie met hoge snelheid.
Netwerkadapter
Sommige modellen zijn uitgerust met een Ethernet-adapter voor gebruik in een netwerk. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor nadere informatie.

Stuurprogramma's

U kunt stuurprogramma's voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn, ophalen van Internet op http://www.ibm.com/pc/support/ Installatie-instructies vindt u in de README-bestanden van de stuurprogramma's.
12 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. Interne opties installeren
De mogelijkheden van uw computer zijn gemakkelijk uit te breiden. U kunt geheugen, stations en adapters installeren. Raadpleeg bij de installatie van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd.

De kap verwijderen

Belangrijk:
Lees de “Veiligheidsvoorschriften” op pagina vii en “Overzicht” op pagina 1 voordat u de kap verwijdert.
U verwijdert de kap als volgt:
1. Sluit het besturingssysteem af, verwijder eventueel aanwezige opslagmedia (diskettes, CD's of tapes) uit de stations en schakel alle aangesloten apparaten en de computer uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor netsnoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels.
4. Verwijder de drie schroeven die de kap vastzetten en schuif de kap naar achteren.
© Copyright IBM Corp. 2001 13

De voedingseenheid verwijderen

Om toegang tot de systeemplaat en een betere toegang tot interne stations en adapters te krijgen, moet u eerst de voedingseenheid verwijderen.
U verwijdert de voedingseenheid als volgt.
1. Verwijder de schr oef waarmee de voedingseenheid aan de computer is bevestigd.
2. Trek de voedingseenheid omhoog.
3. Draai de voedingseenheid rustig naar buiten en verwijder de voedingskabels. Noteer bij het verwijderen van kabels waar ze zijn bevestigd, zodat u ze later weer correct kunt aansluiten. Verwijder daarna de voedingseenheid.
14 Handboek voor de gebruiker

Locatie van componenten

In onderstaande afbeelding kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich bevinden.
1 CD-ROM-, DVD-, CD-RW- of DVD-CDRW-station 6 AGP-sleuf 2 Diskettestation 7 PCI-sleuven 3 Aan/uit-knop 8 Ventilator en koelelement 4 Houder van onderste stationsvak 9 Voedingseenheid 5 Systeemplaat

Opties installeren op de systeemplaat

Hieronder vindt u instructies voor het installeren van opties, zoals systeemgeheugen en adapters, op de systeemplaat.
Toegang tot de systeemplaat
Voor toegang tot de systeemplaat moet u eerst de kap van de computer en de voedingseenheid verwijderen (zie “De kap verwijderen” op pagina 13 en “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14). Als er adapters zijn geïnstalleerd, kan het nodig zijn om deze te verwijderen voordat u bij bepaalde onderdelen van de systeemplaat kunt (zie “Adapters installeren” op pagina 19). Noteer bij het verwijderen van kabels waar ze zijn bevestigd, zodat u ze later weer correct kunt aansluiten.
15
Onderdelen op de systeemplaat
De systeemplaat, ook wel planar of moederbord genoemd, is de hoofdprintplaat van de computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor apparaten die vooraf in de fabriek zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op een later tijdstip zelf installeert.
Hieronder ziet u waar de onderdelen op de systeemplaat zich bevinden.
NB: In de systeemkast van de computer bevindt zich een label met een afbeelding
van de systeemplaat en aanvullende informatie.
1 Microprocessor 12 Aansluiting voorpaneel 2 Aansluiting voor ventilator 13 Voorste USB-aansluiting 3 RIMM 1 (geheugenkanaal A) 14 Jumper voor wissen CMOS/Herstel (JP20) 4 RIMM 2 (geheugenkanaal B) 15 Batterij 5 RIMM 3 (geheugenkanaal A) 16 Aansluiting Wake on LAN 6 RIMM 4 (geheugenkanaal B) 17 Audio-aansluiting CD-ROM 7 Aansluiting ventilator 18 Aansluiting voor modem wake on ring 8 Voedingsaansluitingen 19 PCI-sleuf 9 Diskette-aansluiting 20 PCI-sleuf 10 Primaire IDE-aansluiting 21 PCI-sleuf 11 Secundaire IDE-aansluiting 22 AGP-sleuf
16 Handboek voor de gebruiker
Geheugen installeren
De computer heeft vier aansluitingen voor Rambus In-line Memory Modules (RIMM's) voor een maximale geheugenomvang van 1,5 GB systeemgeheugen (tweekanaals RDRAM).
De door IBM geïnstalleerde RIMM's zijn niet-ECC (error checking and correction) RDRAM-modules (Rambus dynamic random access memory).
De volgende informatie kan nuttig zijn bij het installeren of vervangen van RIMM's:
Rambus-geheugen wordt onderverdeeld in twee kanalen (kanaal A en B). RIMM­aansluitingen 1 en 3 horen bij kanaal A en RIMM-aansluitingen 2 en 4 bij kanaal B.
RIMM's moeten paarsgewijs worden geïnstalleerd.
In elk kanaal moet dezelfde hoeveelheid geheugen geïnstalleerd zijn.
Elke RIMM-aansluiting ondersteunt maximaal 256 MB geheugen.
In elke aansluiting waarin geen RIMM is geïnstalleerd, moet een continuity­RIMM (C-RIMM) worden geplaatst. Dit is module die eruit ziet als een RIMM, maar geen geheugen heeft. C-RIMM’s worden gebruikt om een doorverbinding te maken in RIMM-aansluitingen waarin geen geheugen is geïnstalleerd.
Zowel ECC- als niet-ECC-RIMM's worden ondersteund. Als u echter zowel ECC­als niet-ECC-geheugen gebruikt, werkt het geheugen als niet-ECC-geheugen.
In RIMM-aansluitingen kunnen geen DIMM's (dual in-line memory modules) worden geïnstalleerd.
Gebruik uitsluitend PC600- of PC800-RIMM's. NB: Als u tegelijkertijd PC600- en PC800-RIMM's gebruikt, werkt het gehele
geheugen met de snelheid van de langzaamste RIMM.
Een RIMM of C-RIMM verwijderen
U verwijdert een RIMM of C-RIMM als volgt:
1. Voor de locatie van de RIMM-aansluitingen in de computer raadpleegt u “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 16
2. Druk de klemmetjes aan weerszijden van de RIMM-aansluiting op de systeemplaat naar buiten totdat de module loskomt. Til de RIMM of C-RIMM uit de aansluiting.
NB: Druk niet te hard op de klemmetjes, anders schiet de RIMM of C-RIMM
uit de aansluiting.
17
3. Berg de RIMM of C-RIMM op in een antistatische verpakking. Zorg ervoor dat u dit onderdeel niet kwijtraakt. Als u de geheugenconfiguratie later wilt wijzigen, hebt u het mogelijk nodig.
Een RIMM of C-RIMM installeren
U installeert een RIMM of C-RIMM als volgt:
1. Houd de antistatische verpakking met daarin de RIMM tegen een ongeverfd metalen oppervlak in de computer en haal de RIMM of C-RIMM daarna uit de verpakking.
2. Als de klemmetjes nog niet open zijn, duwt u ze naar buiten.
3. Plaats de RIMM of C-RIMM zo boven de aansluiting dat de twee uitsparingen in de onderste rand van de module tegenover de nokjes in de aansluiting liggen.
4. Duw de module recht naar beneden in de aansluiting totdat de klemmetjes omhoog komen en om de uiteinden van de module zitten.
Uitsparingen
Volgende stappen:
Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28
18 Handboek voor de gebruiker
Adapters installeren
In dit gedeelte leest u hoe u een adapter kunt installeren of verwijderen.
Adaptersleuven
De computer beschikt over drie uitbreidingssleuven voor PCI-adapters (peripheral component interconnect) en één sleuf voor een AGP-adapter (accelerated graphics port). U kunt adapters installeren met een lengte van maximaal 33 cm.
Adapters installeren
U installeert een adapter als volgt::
1. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
2. U kunt de voedingseenheid ook verwijderen om gemakkelijker met adapters te kunnen werken. Zie “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14.
3. Verwijder de schroef waarmee het kapje van de adaptersleuf is vastgezet en verwijder het kapje.
4. Haal de adapter uit de antistatische verpakking.
5. Installeer de adapter in de juiste sleuf op de systeemplaat.
6. Zet de adapter vast met de schroef.
19
NB: Als u een netwerkadapter installeert die Wake on LAN ondersteunt, dient
u tevens de bij de adapter geleverde Wake on LAN-kabel aan te sluiten op de Wake on LAN-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 16.
Volgende stappen:
Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28
20 Handboek voor de gebruiker

Interne stations installeren

In dit gedeelte leest u hoe u interne stations kunt installeren of verwijderen. Interne stations zijn apparaten waarmee de computer gegevens leest en opslaat. U
kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen opslagmedia. De volgende typen stations zijn beschikbaar:
Vaste schijf-stations
Bandstations
CD-ROM- of DVD-stations Interne stations worden geïnstalleerd in vakken. In dit boek wordt gesproken van
vak 1, vak 2, enzovoort. Als u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het vak dat u daarvoor
wilt gebruiken, geschikt is voor het desbetreffende type en formaat station. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten op het geïnstalleerde station.
Stationsspecificaties
De computer wordt geleverd met de volgende door IBM geïnstalleerde stations:
Een CD-ROM-, DVD- of DVD-CDRW-station in vak 1 (bepaalde modellen).
Een CD-RW-station in vak 2 (bepaalde modellen)
Een 3,5-inch diskettestation in vak 3
Een 3,5-inch vaste-schijfstation in vak 4 Als er in vak 1 en vak 2 geen stations zijn geïnstalleerd, zijn deze vakken bedekt met
een afdekplaatje. In onderstaande afbeelding ziet u waar de stationsvakken zich bevinden:
21
Hieronder ziet u een overzicht van de stations die u in de vakken kunt installeren.
1 Vak 1 Maximumhoogte : 41,3 mm (1,6 inch)
2 Vak 2 Maximumhoogte : 41,3 mm (1,6 inch)
3 Vak 3 Maximumhoogte : 25,4 mm (1,0 inch)
4 Vak 4 Maximumhoogte: 25,4 mm (1,0 inch)
CD-ROM-station (standaard in sommige modellen DVD-ROM-station (standaard in sommige modellen CD-RW-station (standaard in sommige modellen DVD-CDRW-station (standaard in sommige modellen 5,25-inch vaste-schijfstation
CD-RW-station (standaard in sommige modellen 5,25-inch vaste-schijfstation 3,5-inch vaste-schijfstation (montagebeugel benodigd) CD-ROM-station DVD-ROM-station
3,5-inch diskettestation (vooraf geïnstalleerd)
3,5-inch vaste-schijfstation (vooraf geïnstalleerd)
Opmerkingen:
1. Stations hoger dan 41,3 mm (1,6 inch) kunnen niet worden geïnstalleerd.
2. Installeer stations voor verwisselbare opslagmedia (tape of CD) in van buitenaf bereikbare vakken: vak 1 of 2.
Voedings- en signaalkabels voor interne stations
De computer gebruikt kabels voor het aansluiten van IDE-stations (Integrated Drive Electronics) op de voedingseenheid en de systeemplaat. De volgende kabels zijn meegeleverd:
De meeste stations worden met vier-aderige voedingssnoeren op de voedingseenheid aangesloten. Aan de uiteinden van deze kabels bevinden zich kunststof stekkers die geschikt zijn voor de aansluitingen van de verschillende stations. Deze stekkers variëren in grootte. Verder kunnen sommige voedingskabels ook worden aangesloten op de systeemplaat.
Platte signaalkabels, ook wel lintkabels genoemd, verbinden IDE- en diskettestations met de systeemplaat. Bij de computer worden lintkabels in twee maten geleverd:
— Het bredere type signaalkabel heeft twee of drie stekkers.
Als de kabel drie stekkers heeft, is de ene aangesloten op het station, is de
tweede een reservestekker en is de derde aangesloten op de primaire of secundaire IDE-aansluiting op de systeemplaat.
Als de kabel twee stekkers heeft, is de ene aangesloten op het vaste-
schijfstation en de andere op de primaire of secundaire IDE-aansluiting op de systeemplaat.
NB: Als u een ander apparaat wilt installeren in een computer die niet
is geleverd met een CD-ROM- of DVD-station, kunt u alleen een extra apparaat aansluiten als u een signaalkabel met drie stekkers aanschaft. U hebt een 80-pens A T A 100-signaalkabel nodig als u de huidige signaalkabel wilt vervangen of een tweede vaste schijf wilt installeren. A TA 100-signaalkabels hebben een kleurcodering. De blauwe stekker sluit u aan op de systeemplaat, de zwarte stekker op het primaire apparaat (master) en de grijze middelste stekker op het secundaire apparaat (slave).
Als de computer is geleverd met een CD-ROM- of DVD-station, bevat deze een ATA 100-signaalkabel. Als u een vaste schijf
22 Handboek voor de gebruiker
installeert, zult u de schakelaar of de jumper van het CD-ROM- of DVD-station echter moeten instellen als secundair apparaat en in plaats van de zwarte de grijze (middelste) stekker moeten gebruiken om het station aan te sluiten.
— De smallere signaalkabel heeft twee stekkers voor het aansluiten van het
diskettestation op de diskettestationaansluiting op de systeemplaat.
N.B.: De locatie van de aansluitingen op de systeemplaat vindt u in “Onderdelen op
de systeemplaat” op pagina 16.
De volgende punten zijn van groot belang bij het aansluiten van voedings- en signaalkabels op interne stations:
Bij stations die vooraf in de computer zijn geïnstalleerd, zijn de voedings- en signaalkabels altijd al aangesloten. Als u besluit om een station te vervangen, moet u altijd goed onthouden welke kabel bij welk station hoort.
Als u een station installeert, let er dan goed op dat de stekker aan het uiteinde van de signaalkabel is aangesloten op een station. De stekker aan het begin van de kabel moet u altijd aansluiten op de systeemplaat. Dit vermindert de elektronische ruis in de computer.
Als u twee IDE-apparaten aansluit op dezelfde kabel, moet één daarvan zijn aangewezen als het primaire apparaat en één als het secundaire apparaat. Als u dat niet doet, is het mogelijk dat het systeem sommige IDE-apparaten niet herkent. Of een apparaat het primaire of secundaire apparaat is, wordt bepaald door de instelling van een schakelaar of jumper op het IDE-apparaat.
Als één van de twee IDE-apparaten die op dezelfde kabel zijn aangesloten, een vaste-schijfstation is, dient dit altijd het primaire apparaat te zijn.
Als er slechts één IDE-apparaat op een kabel is aangesloten, moet dat altijd zijn aangewezen als het primaire apparaat.
Informatie over het kiezen van stations, kabels en andere opties voor de computer vindt u op pagina 5.
Een intern station installeren in vak 1 of 2
U installeert als volgt een intern station in vak 1 of 2:
1. Verwijder de kap (zie “De kap verwijderen” op pagina 13). NB: Als de computer een CD-ROM- of DVD-station heeft, moet u wellicht de
signaal- en voedingskabels verwijderen uit het station.
2. U kunt de voedingseenheid ook verwijderen om gemakkelijker met adapters te kunnen werken. Zie “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14.
23
3. Steek een schroevendraaier in een van de sleufjes op het afdekplaatje van het stationsvak. Wrik het plaatje voorzichtig los.
4. Verwijder het metalen schildje door het voorzichtig van binnenuit met een schroevendraaier naar buiten te drukken.
5. Installeer het station in het vak. Zorg dat de schroefgaten op één lijn liggen en draai de schroeven vast.
24 Handboek voor de gebruiker
6. Als het station dat u hebt geïnstalleerd is bedoeld voor een verwisselbaar opslagmedium, plaatst u het bij de computer geleverde afdekplaatje met sleuf op het stationsvak.
7. Sluit de voedings- en signaalkabels aan op het station.
Volgende stappen
Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28
Een intern station installeren in vak 4
U installeert als volgt een station in vak 4:
1. Verwijder de kap (zie “De kap verwijderen” op pagina 13).
NB: Als de computer een CD-ROM- of DVD-station heeft, moet u wellicht de
signaal- en voedingskabels verwijderen uit het station.
2. U kunt de voedingseenheid ook verwijderen om gemakkelijker met adapters te kunnen werken. Zie “De voedingseenheid verwijderen” op pagina 14.
3. Ontkoppel de kabels van het station dat u verwijdert.
4. Verwijder het vaste-schijfstation door 1 de hendel in te drukken en 2 de bovenkant van het vaste-schijfstation naar de achterkant van de computer te trekken. Trek het vaste-schijfstation daarna 3 naar boven en verwijder het station uit de houder, zoals afgebeeld.
25
5. Verwijder de vier schroeven waarmee de rails op de te verwijderen vaste schijf zijn bevestigd.
6. Bevestig de rails op het station dat u gaat installeren en schroef ze vast.
7. Plaats het vaste-schijfstation in de stationshouder; het station klikt vast zijn plaats.
8. Sluit de voedings-en signaalkabels aan op het station.
Volgende stappen
Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
Om de installatie te voltooien, gaat u naar “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28
26 Handboek voor de gebruiker

De voedingseenheid terugplaatsen

U plaatst de voedingseenheid als volgt weer terug:
1. Plaats de voedingseenheid in de groeven aan de achterkant van de computer en sluit de kabels weer aan.
2. Draai de voedingseenheid rustig terug in de computer.
3. Druk de voedingseenheid stevig op zijn plaats.
4. Zet de voedingseenheid vast met de schroef.
27

De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten

Wanneer u met de opties van de computer hebt gewerkt, installeert u eventueel verwijderde onderdelen opnieuw, plaatst u de kap terug en sluit u alle losgekoppelde kabels weer aan, inclusief het netsnoer en de telefoonlijn. Daarnaast kan het, afhankelijk van de optie die u hebt geïnstalleerd, nodig zijn om te bevestigen dat de bijgewerkte informatie in het programma IBM BIOS Setup correct is.
Doe het volgende om de kap terug te plaatsen en de kabels weer op de computer aan te sluiten:
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn teruggeplaatst en of alle lossen schroeven en stukken gereedschap uit de computer zijn verwijderd.
2. Zorg dat er geen kabels in de weg zitten die het terugplaatsen van de kap verhinderen.
3. Plaats de kap op het frame en schuif de kap in de richting van de voorkant van de computer. Let erop de de nokjes op de computer lijnen met de kap.
4. Zet de kap vast met de drie schroeven.
5. Sluit alle externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Hoofdstuk 3. Externe opties installeren,” op pagina 7 en het Naslagboekje.
6. Voor het bijwerken van de configuratie gaat u naar “De configuratie van de computer bijwerken” op pagina 29.
28 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. De configuratie van de computer bijwerken
Dit hoofdstuk bevat informatie over het bijwerken configuratie-instellingen, het installeren van stuurprogramma's (indien nodig voor een nieuwe optie) en het wissen van een vergeten wachtwoord. Meer informatie over het gebruik van het programma IBM BIOS Setup vindt u in Access IBM.
Na het installeren van een optie moeten de configuratie-instellingen worden bijgewerkt. In de meeste gevallen gebeurt dat automatisch.
In sommige gevallen verschijnt er als u de computer opstart nadat u een optie hebt geïnstalleerd een foutberich (zie het voorbeeld hieronder).
POST Startup Error(s)
POST Startup Error(s)
POST Startup Error(s)
The following error(s) were detected when the system was
The following error(s) were detected when the system was
The following error(s) were detected when the system was started:
started:
started:
162 Configuration Change Has Occurred
162 Configuration Change Has Occurred
Select one of the following:
Select one of the following:
Continue
Continue Exit Setup
Exit Setup
Als een dergelijk bericht verschijnt, kiest u Continue and en drukt u op Enter. Het programma IBM BIOS Setup wordt automatisch gestart. In het menu van dit programma doet u het volgende:
1. Kies Exit en druk op Enter.
2. Kies Exit Saving Changes en druk op Enter. De computer wordt opnieuw opgestart. Meestal wordt een nieuwe optie automatisch door Windows gedetecteerd en worden
de configuratiegegevens automatisch bijgewerkt. Windows vraagt indien nodig om een stuurprogramma. Raadpleeg altijd eerst de instructies in de documentatie die bij de optie is geleverd voordat u stuurprogramma's installeert. Niet alle stuurprogramma's worden op dezelfde manier geïnstalleerd. Voor sommige opties moet u ook andere software installeren.
© Copyright IBM Corp. 2001 29

Controleren of een optie correct is geïnstalleerd

Doe het volgende om te controleren of een nieuwe adapter of een nieuw station correct is geïnstalleerd:
1. Klik op het bureaublad van Windows met de rechter muisknop op Deze computer en daarna op Eigenschappen.
2. In het venster Systeem klikt u op de tab Apparaatbeheer. N.B.: In Windows 2000 klikt u in het venster met systeemeigenschappen op de
tab Hardware en daarna op Apparaatbeheer.
3. Klik op Apparaten weergeven op type.
4. Klik op het plusteken naast de apparaattypen om de lijst uit te breiden.
Als er bij geen enkel pictogram een X of een omcirkeld uitroepteken staat,
werken alle apparaten correct.
Een pictogram met een X betekent dat het apparaat uitgeschakeld is. Een
pictogram met een omcirkeld uitroepteken geeft een resourceconflict aan. Bij een pictogram met een X of een omcirkeld uitroepteken kunt u op Eigenschappen klikken voor meer informatie over de oorzaak van het probleem.
Als het apparaat niet in de lijst staat, is het mogelijk niet correct geïnstalleerd.
Controleer of de optie is geïnstalleerd zoals in de instructies is aangegeven, of alle kabels goed zijn aangesloten en of eventuele jumpers of schakelaars correct zijn ingesteld.
Als een apparaat in de lijst onder Overige apparaten staat, ontbreekt er een
stuurprogramma, is het stuurprogramma verkeerd geïnstalleerd of is het besturingssysteem niet opnieuw opgestart nadat het stuurprogramma werd geïnstalleerd. Start het systeem opnieuw op en controleer het apparaat nogmaals. Als het apparaat nog steeds onder Overige apparaten staat, raadpleegt u de documentatie die bij de optie is geleverd en installeert u het stuurprogramma opnieuw.
N.B.: Voor meer informatie raadpleegt u het handboek bij het besturingssysteem.

PCI-adapters configureren

Naast de bij de adapter geleverde documentatie moet u bij de configuratie van adapters ook rekening houden met de volgende informatie.
PCI-adapters hoeven over het algemeen niet door de gebruiker te worden geconfigureerd. De computer en het besturingssysteem beheren automatisch de resources die voor elk apparaat in de computer vereist zijn en wijzen r esources toe aan apparatuur op een manier die systeemconflicten voorkomt.

Opstartapparaten configureren

Bij het opstarten zoekt de computer naar een besturingssysteem. De opstartvolgorde is de volgorde waarin op apparaten naar het besturingssysteem wordt gezocht. Als u nieuwe apparaten in de computer hebt geïnstalleerd, wilt u de opstartvolgorde wellicht wijzigen. U kunt opstartapparaten configureren met het programma IBM BIOS Setup. Voor meer informatie raadpleegt u Access IBM.
30 Handboek voor de gebruiker

Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen)

Dit gedeelte beschrijft hoe u een vergeten wachtwoord kunt wissen. Meer informatie over vergeten wachtwoorden vindt u in Access IBM.
U wist een vergeten wachtwoord als volgt:
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Haal de stekker uit het stopcontact.
3. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
4. Zoek de CMOS-jumper op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 16.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pen 1 en 2) naar pen 2 en 3.
6. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28.
7. Bij het starten van de computer verschijnt het eerste venster van het programma IBM BIOS Setup.
8. In het venster Maintenance kunt u de CMOS-instellingen wissen.
9. Druk op Esc.
10. In het menu kiest u Exit.
11. Kies Exit Saving Changes.
12. Volg de aanwijzingen op het scherm. NB: U moet de kap weer verwijderen om de jumper weer in de normale positie
terug te plaatsen.
31
32 Handboek voor de gebruiker

Bijlage A. De batterij vervangen

De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen van de ingebouwde voorzieningen, zoals de parallelle poort. Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de computer hebt uitgezet.
De batterij hoeft nooit te worden opgeladen, maar gaat natuurlijk niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt, gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden) verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet.
Zie “Kennisgeving lithiumbatterij” op pagina vii voor meer informatie. U vervangt de batterij als volgt:
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Ontkoppel het netsnoer en verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina
13.
3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 16.
4. Verwijder indien nodig de adapters die de toegang tot de batterij verhinderen. Zie “Adapters installeren” op pagina 19 voor meer informatie.
5. Verwijder de oude batterij.
6. Installeer de nieuwe batterij.
7. Plaats adapters die u verwijderd hebt om toegang te krijgen tot de batterij weer terug. Zie “Adapters installeren” op pagina 19 voor instructies.
8. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28.
NB: W anneer de computer voor de eerste keer wor dt aangezet nadat de batterij
is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld. Dit is normaal na de vervanging van de batterij.
9. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
10. Gebruik het programma IBM BIOS Setup om de datum, de tijd en de wachtwoorden in te stellen.
© Copyright IBM Corp. 2001 33
34 Handboek voor de gebruiker

Bijlage B. De systeemprogramma's bijwerken

Hieronder vindt u informatie over het bijwerken van systeemprogramma's (POST/BIOS) en het herstellen van fouten die hierbij kunnen optreden.

Systeemprogramma's

De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd door systeemprogramma's. Tot de systeemprogramma's horen de zelftestroutines (POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma IBM BIOS Setup. POST is een reeks tests en procedures die ieder e keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de computer hardwar e kan begrijpen. Het programma IBM BIOS Setup kunt u gebruiken om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam electrically erasable programmable read-only memory (EEPROM, ook wel flashgeheugen genoemd). U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het programma IBM BIOS Setup eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met een flashdiskette.
IBM brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in de systeemprogramma's. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald op Internet (zie het Naslagboekje). Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates vindt u in een README­bestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload.
U werkt de systeemprogramma's als volgt bij (de EEPROM "flashen"):
1. Plaats een updatediskette ("flashdiskette") voor de systeemprogramma's in het diskettestation (station A) van de computer. Updates van systeemprogramma's zijn beschikbaar op Internet op http://www.ibm.com/pc/support/
2. Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u hem eerst uitschakelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint.
© Copyright IBM Corp. 2001 35

Een fout in het bijwerken van het POST/BIOS herstellen

Als de stroom uitvalt terwijl het POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het mogelijk dat de computer daarna niet meer kan opstarten. In dat geval moet u de volgende herstelprocedure uitvoeren:
1. Op een andere computer opent u het bestand Config.sys op de BIOS­flashdiskettte in een editor.
2. Zoek de volgende regel op:
shell = phlash16.exe /S
3. Verander deze regel in:
shell = phlash16.exe
4. Sla dit bestand op op de diskette. U kunt nu deze diskette gebruiken voor het bijwerken van uw computer.
5. Schakel de computer en alle erop aangesloten apparaten uit (bijvoorbeeld printer, beeldscherm en externe stations).
6. Haal alle stekkers uit het stopcontact en verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
7. Zoek de jumper voor het wissen en herstellen van het CMOS op de systeemplaat. Verwijder alle adapters die de toegang tot deze jumper beletten. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 16.
8. Verwijder de jumper van de systeemplaat.
9. Plaats de kap terug. Zie “De kap terugzetten en de kabels weer aansluiten” op pagina 28.
10. Sluit de netsnoeren voor de computer en het beeldscherm weer aan op een stopcontact.
11. Plaats de POST/BIOS-updatediskette (flashdiskette) in diskettestation A: en zet de computer en het beeldscherm aan.
12. Als u klaar bent met bijwerken, verwijdert u de diskette uit het station en zet u de computer en het beeldscherm uit.
13. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
14. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 13.
15. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de jumper voor BIOS­configuratie verhinderen.
16. Plaats de jumper voor het wissen/herstellen van het CMOS terug in de oorspronkelijke positie.
17. Plaats adapters die u verwijderd hebt weer terug.
18. Plaats de kap terug en sluit alle kabels weer aan.
19. Als u nu de computer weer aanzet, wordt het besturingssysteem opnieuw gestart.
20. Wijzig het bestand config.sys op de diskette terug naar:
shell = phlash16.exe /S
36 Handboek voor de gebruiker

Bijlage C. Kennisgevingen en merken

Deze publicatie is opgesteld voor producten en services aangeboden in de Verenigde Staten van Amerika.
Verwijzing in deze publicatie naar producten (apparatuur en programmatuur) of diensten van IBM houdt niet in dat IBM deze ook zal uitbrengen in alle landen waar IBM werkzaam is. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van IBM houdt niet in dat uitsluitend IBM-producten of -diensten gebruikt kunnen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van IBM. De gebruiker is verantwoordelijk voor de samenwerking van IBM-producten of -diensten met producten of diensten van anderen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven door IBM.
Mogelijk heeft IBM octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend. Vragen over kunt licenties kunt u schriftelijk richten aan:
IBM Director of Licensing IBM Corporation North Castle Drive Armonk, NY 10504-1785 U.S.A.
Deze alinea heeft geen betrekking op het Verenigd Koninkrijk of enig ander land waar dergelijke bepalingen in strijd zijn met de lokale wetgeving:
INTERNATIONAL BUISINESS MACHINES CORPORATION LEVERT DEZE PUBLICATIE OP "AS IS"-BASIS, ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In sommige landen is het uitsluiten of beperken van stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. W ijzigingen zullen in
nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Voor technische informatie en het aanvragen van publicaties kunt u zich wenden tot
uw IBM-leverancier of IBM Nederland N.V. Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan IBM-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het materiaal voor dit IBM-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor eigen risico.
© Copyright IBM Corp. 2000 37

Kennisgeving voor uitvoer naar televisie

Het volgende is van toepassing op modellen met een functie voor televisie-uitvoer. Dit product bevat technologie ter bescherming van auteursrechten, die beschermd
wordt door octrooien en andere intellectuele-eigendomsrechten van Macrovision Corporation en andere rechthebbenden. Voor het gebruik van deze technologie ter bescherming van auteursrechten moet u zijn gemachtigd door Macrovision Corporation, en deze machtiging is uitsluitend bestemd voor thuisgebruik en ander gebruik in beperkte kring, tenzij u op andere wijze hiertoe bent gemachtigd door Macrovision Corporation. Reverse engineering en disassembly zijn verboden.

Merken

De volgende benamingen zijn merken van IBM:
IBM NetVista OS/2 Wake on LAN
Pentium, Intel, MMX en AnyPoint zijn merken van Intel Corporation. Microsoft, Windows en Windows NT zijn merken van Microsoft Corporation. Andere namen van ondernemingen, producten of diensten kunnen merken zijn van
derden.
38 NetVista™: Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister A
aansluitingen
achterkant 8
audio lijningang 9, 12 audio lijnuitgang 9, 11 microfoon 9 MIDI/joystick 11 muis 9 parallel 9 serieel 9 spel/MIDI 9
toetsenbord 9 analoog beeldscherm 11 audio lijningang 9, 12 audio lijnuitgang 9, 11 beeldschermconverter 10 CATV 10 digital video interface (DVI) 10 microfoon 9 MIDI/joystick 11 parallel 9 S-Video 10, 11 serieel 9 toetsenbord 9 USB 9 voorkant 7
adapters
apparaat
audio
USB 9 accelerated graphics port audio 11
configureren 30 installeren 19 peripheral component
sleuven 19 video 10
opstartapparaat stuurprogramma's 12
adapter 11 subsysteem 2
5
(AGP)
interconnect (PCI)
30
5
B
batterij vervangen 33 beveiligingsvoorzieningen 3 bijwerken van systeemprogramma's
35
C
C-RIMM
installeren verwijderen 17
18
computerconfiguratie bijwerken 29
G
geheugen
installeren 17 systeem 5, 17
geluidsniveau 4
H
herstellen van een POST/BIOS-
bijwerkfout 35, 36
I
nstalleren
adapters geheugen 17 interne opties 13 interne stations 23 opties op systeemplaat 15 RIMM's 18
I/O-voorzieningen 2
19
K
kabels
aansluiten voeding 22 voeding en signaal 22
kap
terugzetten 28 verwijderen 13
8
L
locatie van componenten 15
M
modem 12
N
netwerk 12
O
omgevingsvoorwaarden 4 opstartapparaten 30 opties
beschikbare externe 5, 7
5
installeren 30 interne 5, 13
R
RIMM
installeren verwijderen 17
18
S
stations
band 21 CD 5, 21 diskette 5 DVD 5, 21 installeren 21, 23, 25 intern 2, 5, 21 specificaties 21 vakken 3, 21 vaste schijf 5, 21
verwisselbare opslagmedia 5 subsysteem, audio 2 systeemgeheugen 5, 17 systeemplaat
identificatie van onderdelen 16
opties installeren 15
toegang 15 systeemprogramma's bijwerken 35
T
terugzetten van de kap 28
V
verwijderen van de kap 13 video
adapter 10
controller 2 voeding
voedingseenheid
3
ACPI
kabels 22
signaal 22
installeren
verwijderen 14
27
W
wachtwoord
vergeten
wissen 31
31
39
40 User Guide
IBM@
Onderdeelnummer:23P1217
23P1217
Loading...