In deze handleiding vindt u nuttige tips en oplossingen voor problemen
met de hierboven vermelde producten, evenals scenario’s voor mogelijke
hardware- en softwareproblemen.
Compaq en het Compaq logo zijn handelsmerken van Compaq Information
Technologies Group, L.P. in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Microsoft, MS-DOS, Windows en Windows NT zijn handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Alle overige productnamen in deze publicatie kunnen handelsmerken zijn van
hun respectievelijke houders.
Hewlett-Packard Company aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of omissies in deze publicatie, of voor incidentele schade of
gevolgschade voortvloeiend uit beschikbaarstelling, eventuele ondoelmatigheid
of gebruik van dit materiaal. De informatie in dit document wordt aangeboden in
de huidige vorm en zonder enige garantie, waaronder begrepen maar niet beperkt
tot impliciete garanties met betrekking tot verkoopbaarheid en geschiktheid voor
een bepaald doel, en kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De garanties op HP producten worden beschreven in de garantieverklaringen
behorende bij deze producten. Niets in deze handleiding mag worden opgevat
als een aanvullende garantie.
De informatie in dit document is intellectuele eigendom waarop het auteursrecht
van toepassing is. Dit document of een gedeelte hiervan mag niet worden gekopieerd,
vermenigvuldigd of vertaald in een andere taal, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Hewlett-Packard Company.
WAARSCHUWING: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt,
kan dit leiden tot persoonlijk letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan
dit leiden tot beschadiging van de apparatuur of verlies van gegevens.
problemen oplossen
hp workstation xw4000
hp workstation xw6000
Eerste editie (oktober 2002)
Artikelnummer van het document: 301545-331
Inhoudsopgave
1 Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
ESCSI-stuurprogramma’s installeren voor installatie van
Windows NT
Index
ivProblemen oplossen
Diagnosevoorzieningen voor
problemen met de computer
Diagnose voor Windows
Het hulpprogramma Diagnostics for Windows (Diagnose voor Windows)
is een onderdeel van Intelligent Manageability, waarmee u in
Microsoft Windows (Microsoft Windows 98, Microsoft Windows Me,
Microsoft Windows 2000, Microsoft Windows NT 4.0 en Microsoft
Windows XP) informatie over de hardware- en softwareconfiguratie
van de computer kunt opvragen. Bovendien kunt u met dit hulpprogramma
hardware- en softwaretests uitvoeren op de subsystemen van de
computer.
Wanneer u Diagnostics for Windows (Diagnose voor Windows) start,
wordt het scherm Overview (Overzicht) weergegeven. Dit scherm
toont de huidige configuratie van de computer. Vanuit het scherm
Overview (Overzicht) heeft u toegang tot verschillende categorieën
met informatie over de computer en tot het tabblad Test . Alle informatie
in de schermen van het hulpprogramma kan in een bestand worden
opgeslagen of worden afgedrukt.
1
Als u alle subsystemen wilt testen, meldt u zich aan als beheerder.
✎
Wanneer u niet als beheerder bent aangemeld, kunt u bepaalde
subsystemen niet testen. Wanneer een subsysteem niet getest kan
worden, blijkt dit uit een foutbericht onder de naam van het subsysteem
in het venster Test of uit grijs weergegeven selectievakjes die niet
kunnen worden geselecteerd.
Problemen oplossen1–1
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
U kunt met Diagnose voor Windows het volgende doen:
■ Bepalen of alle geïnstalleerde apparaten door het systeem worden
herkend en goed functioneren. Het uitvoeren van tests is niet
noodzakelijk, maar wordt aanbevolen na het installeren of aansluiten
van een nieuw apparaat. Apparaten die niet door HP worden
ondersteund, worden mogelijk niet herkend.
■ De gegenereerde informatie opslaan, afdrukken of weergeven.
Voer de tests uit en houd het afgedrukte rapport bij de hand
wanneer u contact opneemt met het Customer Service Center.
Diagnose voor Windows herkennen
Op uw computer is Diagnose voor Windows bij levering wel aanwezig,
maar nog niet geïnstalleerd. Misschien heeft u dit hulpprogramma al
eerder samen met andere hulpprogramma’s geïnstalleerd, of het kan
door een andere gebruiker zijn geïnstalleerd.
U bepaalt als volgt of Diagnose voor Windows is geïnstalleerd op
uw computer:
1. Ga naar de locatie van de pictogrammen van Diagnose voor
Windows:
❏ In Windows 2000 Professional selecteert u Start >
Instellingen > Configuratiescherm.
❏ In Windows XP Home of Windows XP Professional
selecteert u Start > Configuratiescherm > Prestaties
en onderhoud.
2. Bekijk de weergegeven pictogrammen.
❏ Als er pictogrammen voor Configuration Record en Diagnostics
for Windows (Diagnose voor Windows) aanwezig zijn, weet
u dat Diagnose voor Windows is geïnstalleerd.
❏ Als er GEEN pictogrammen voor Configuration Record en
Diagnostics for Windows (Diagnose voor Windows) aanwezig
zijn, is Diagnose voor Windows wel aanwezig, maar nog niet
geïnstalleerd.
1–2Problemen oplossen
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
Diagnose voor Windows installeren
Deze stap is alleen noodzakelijk als het diagnoseprogramma wel
op de vaste schijf aanwezig is, maar niet is geïnstalleerd.
1. Sluit alle Windows-toepassingen af.
2. Installeer Diagnose voor Windows:
❏ In Windows XP Professional selecteert u Start > Software
installeren. Selecteer Diagnostics for Windows > Volgende
en volg de aanwijzingen op het scherm.
❏ In Windows 2000 Professional en Windows XP Home:
◆ Als het pictogram Software installeren op het bureaublad
aanwezig is, selecteert u Software installeren > Diagnostics
for Windows > Volgende en volgt u de aanwijzingen op
het scherm.
◆ Als het pictogram Software installeren niet op het
bureaublad wordt weergegeven, selecteert u Start >
Uitvoeren.
Typ in Windows 2000 Professional de volgende opdracht:
C:\cpqapps\setup.exe preload /s
Het pictogram Software installeren wordt nu op het bureaublad
weergegeven.
Typ in Windows XP Home de volgende opdracht:
C:\CPQAPPS\SETUP.EXE PRELOAD programs /s
Het pictogram Software installeren wordt nu in het
menu Alle programma’s weergegeven. Selecteer Start > Alle programma’s > Software installeren.
3. Klik op Volgende om Diagnostics for Windows (Diagnose voor
Windows) te installeren.
Problemen oplossen1–3
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
4. Na afloop van de installatie wordt u gevraagd de computer opnieuw
op te starten, of de computer start automatisch opnieuw op. Als
u hierom wordt gevraagd, klikt u op Voltooien om de computer
opnieuw op te starten of op Annuleren om het programma af te
sluiten. De installatie van Diagnose voor Windows is pas voltooid
nadat de computer opnieuw is opgestart.
Als u de op uw computer geïnstalleerde versie
✎
van Diagnose voor Windows wilt upgraden, bezoekt u
http://www.compaq.com/support/files. Als u een Nederlandse versie
wilt upgraden, selecteert u aan de linkerkant onder Support site for
eerst de optie Netherlands, The. Vervolgens klikt u op uw product.
Ga in het volgende venster naar Option 2 – Locate by Category
(Optie 2 – Zoeken op categorie). Selecteer Management and
System Software (Beheer- en systeemsoftware). Klik op Locate
software (Software zoeken) en download de nieuwste versie. Start
het bestand dat u heeft gedownload en selecteer Repareren om de
geïnstalleerde versie bij te werken. Hierbij wordt de oude versie
overschreven door de nieuwe versie.
Werken met categorieën in Diagnose voor Windows
U kunt de categorieën als volgt gebruiken:
1. Klik op Start > Compaq Information Center (Compaq Informatiecentrum) > Diagnostics for Windows. U kunt
ook het pictogram Diagnostics for Windows (Diagnose voor Windows) in het Configuratiescherm selecteren.
Op het scherm verschijnt een overzicht van de hardware en software
van de computer.
❏ In Windows 2000 Professional selecteert u Start > Instellingen >
Configuratiescherm en vervolgens selecteert u Diagnostics
for Windows.
❏ In Windows XP Home of Windows XP Professional selecteert
u Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud
en vervolgens selecteert u Diagnostics for Windows.
1–4Problemen oplossen
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
2. Selecteer een categorie uit het menu Categories (Categorieën) of
klik op een pictogram op de werkbalk voor specifieke informatie
over hardware en software.
Als u de cursor over de pictogrammen op de werkbalk beweegt,
✎
verschijnt de naam van de bijbehorende categorie.
3. Als u gedetailleerde informatie over de geselecteerde categorie
wilt weergeven, selecteert u More (Meer) in het vak Information Level (Informatieniveau) linksonder in het venster, of u klikt
boven in het scherm op Level (Niveau) en vervolgens selecteert
u More (Meer).
4. U kunt de weergegeven informatie bekijken, afdrukken en/of
opslaan.
Klik op File (Bestand) en selecteer vervolgens Print (Afdrukken) om
✎
de informatie af te drukken. Selecteer één van de volgende opties:
Detailed Report (All Categories) (Gedetailleerd rapport (alle
categorieën)), Summary Report (All Categories) (Samengevat
rapport (alle categorieën)) of Current Category (Huidige categorie).
Klik op OK om het geselecteerde rapport af te drukken.
Als u de informatie wilt opslaan, klikt u op File (Bestand) en
✎
vervolgens selecteert u Save As (Opslaan als). Selecteer één van de
volgende opties: Detailed Report (All Categories) (Gedetailleerd
rapport (alle categorieën)), Summary Report (All Categories)
(Samengevat rapport (alle categorieën) of Current Category
(Huidige categorie). Klik op OK om het geselecteerde rapport
op te slaan.
5. Klik op File (Bestand) en vervolgens op Exit (Afsluiten) om
Diagnose voor Windows af te sluiten.
Problemen oplossen1–5
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
■ Overview (Overzicht): dit tabblad toont algemene informatie
over de computer. Dit tabblad wordt weergegeven wanneer u het
hulpprogramma start. De linkerhelft van het tabblad Overview
(Overzicht) bevat informatie over de hardware, terwijl de rechterhelft
informatie over de software toont.
■ Test: via dit tabblad kunt u selecteren welke onderdelen van
het systeem u wilt testen. U kunt bovendien het type test en
de gewenste uitvoering van de test instellen.
■ Status: in dit tabblad wordt de actuele status van de uitgevoerde
tests weergegeven. U kunt het testen annuleren door op de knop
Cancel Testing (Testen annuleren) te klikken.
■ Log (Logboek): dit tabblad bevat logboeken van de tests voor de
verschillende apparaten.
■ Error (Fout): op dit tabblad vindt u fouten die tijdens het testen
van apparaten zijn opgetreden. Er wordt informatie gegeven over
het apparaat dat wordt getest, het soort fouten, het aantal fouten
en de foutcodes.
Problemen oplossen1–7
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
Tests uitvoeren met Diagnose voor Windows
U voert als volgt tests uit:
1. Klik op Start > Compaq Information Center (Compaq Informatiecentrum) > Diagnostics for Windows. U kunt
ook het pictogram Diagnostics for Windows (Diagnose voor Windows) in het Configuratiescherm selecteren.
❏ In Windows 2000 Professional selecteert u Start > Instellingen >
Configuratiescherm en vervolgens selecteert u Diagnostics
for Windows.
❏ In Windows XP Home of Windows XP Professional selecteert
u Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud
en vervolgens selecteert u Diagnostics for Windows.
Op het scherm verschijnt een overzicht van de hardware en
software van de computer. Onder de rij pictogrammen worden
vijf tabbladen weergegeven: Overview (Overzicht), Test, Status, Log (Logboek) en Error (Fout).
2. Klik op het tabblad Test of klik boven in het scherm op
Tab (Tabb lad ) en selecteer vervolgens Test.
3. Selecteer één van de volgende opties:
❏ Quick Test (Snelle test): een snelle, algemene test van elk
apparaat. Als u ervoor kiest om de test onbeheerd te laten
uitvoeren, hoeft u verder geen handelingen te verrichten.
❏ Complete Test (Volledige test): uitgebreide tests van alle
apparaten. U kunt kiezen uit interactieve of onbeheerde
uitvoering van de tests.
❏ Custom Test (Aangepaste test): alleen de geselecteerde tests
worden uitgevoerd. Zoek in de lijst naar de gewenste apparaten
of tests en klik op het selectievakje naast de betreffende tests
om deze te selecteren. Bij geselecteerde tests wordt een rood
vinkje weergegeven. Bij sommige tests is het noodzakelijk
dat u bepaalde handelingen verricht.
Als u alle subsystemen wilt testen, meldt u zich aan als beheerder.
✎
Wanneer u niet als beheerder bent aangemeld, kunt u bepaalde
subsystemen niet testen. Wanneer een subsysteem niet getest kan
worden, blijkt dit uit een foutbericht onder de naam van het subsysteem
in het venster Test of uit grijs weergegeven selectievakjes die niet
kunnen worden geselecteerd.
1–8Problemen oplossen
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
4. Selecteer Interactive Mode (Interactief) of Unattended Mode
(Onbeheerd). Als u interactieve uitvoering heeft geselecteerd,
wordt u tijdens het uitvoeren van het diagnoseprogramma om
invoer gevraagd bij tests waarvoor dit nodig is. Voor bepaalde
tests is interactie met de gebruiker noodzakelijk. Bij deze tests
worden fouten weergeven of wordt het testen stopgezet als u
deze onbeheerd uitvoert.
❏ Bij interactieve uitvoering heeft u optimale controle over de
testprocedure. U bepaalt zelf of de test geslaagd of mislukt is.
Soms wordt u gevraagd onderdelen toe te voegen of te
verwijderen.
❏ Bij onbeheerde uitvoering worden er geen aanwijzingen
weergegeven. Als er fouten optreden, worden deze na afloop
van de test weergegeven.
5. Klik op de knop Begin Testing (Test starten) onder in het venster.
De teststatus wordt weergegeven. De status laat de voortgang en
het resultaat van elke test zien. Voor meer informatie over de
uitgevoerde tests klikt u op het tabblad Log (Logboek), of u klikt
boven in het scherm op Tab (Tabblad) en vervolgens selecteert u Log (Logboek).
6. Selecteer een tabblad als u een testrapport wilt weergeven:
❏ Op het tabblad Status vindt u een overzicht van de uitgevoerde,
geslaagde en mislukte tests tijdens de huidige testsessie.
❏ Het tabblad Log (Logboek) geeft een overzicht van de tests
die op het systeem zijn uitgevoerd, het aantal malen dat de
tests zijn uitgevoerd, het aantal fouten dat bij de tests is
aangetroffen en de totale uitvoeringsduur van de tests.
❏ Op het tabblad Error (Fout) ziet u een overzicht van alle
fouten die op de computer zijn aangetroffen, samen met
de foutcodes.
7. U slaat een testrapport als volgt op:
❏ Selecteer de knop Save (Opslaan) op het tabblad Log(Logboek)
als u een logboekrapport wilt opslaan.
❏ Selecteer de knop Save (Opslaan) op het tabblad Error (Fout)
als u een foutenrapport wilt opslaan.
Problemen oplossen1–9
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
8. U drukt een testrapport als volgt af:
❏ Als het rapport op het tabblad Log (Logboek) wordt
weergegeven, selecteert u File (Bestand) > Save As
(Opslaan als) en vervolgens drukt u het bestand af vanuit
de map.
❏ Als het rapport op het tabblad Error (Fout) wordt weergegeven,
selecteert u de knop Print (Afdrukken) op het tabblad Error (Fout).
9. Klik op het tabblad Error (Fout) voor gedetailleerde informatie
over eventueel gevonden fouten en de aanbevolen maatregelen.
U kunt bepaalde problemen mogelijk zelf oplossen, als u de
aanbevolen maatregelen uitvoert.
10. Druk de foutinformatie af of sla deze op (met respectievelijk
Print (Afdrukken) of Save As (Opslaan als)) voor het geval
u contact wilt opnemen met een geautoriseerde Business of
Service Partner.
11. Klik op File (Bestand) en vervolgens op Exit (Afsluiten) om
Diagnose voor Windows af te sluiten.
Configuration Record
Het hulpprogramma Configuration Record is een Windows-programma
voor het online verzamelen van informatie, vergelijkbaar met andere
beheerprogramma’s. Het programma verzamelt essentiële hardwareen softwaregegevens over verschillende subsystemen ten behoeve van
een volledig overzicht van de computer. Met Configuration Record
kunt u automatisch configuratiewijzigingen herkennen en vergelijken,
en heeft u de mogelijkheid een configuratieoverzicht bij te houden.
De gegevens kunnen worden opgeslagen als een historisch overzicht
van meerdere sessies.
Met behulp van dit programma kunt u problemen oplossen zonder dat
u de computer offline hoeft te zetten en kunt u de beschikbaarheid van
de computer optimaliseren. De informatie die dit hulpprogramma
oplevert, is nuttig bij het oplossen van systeemproblemen en stroomlijnt
het serviceproces door snel en eenvoudig inzicht te verstrekken in
systeemconfiguraties, wat de eerste stap is bij het oplossen van
serviceproblemen.
1–10Problemen oplossen
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
Configuration Record verzamelt automatisch informatie over de
hardware en het besturingssysteem, zodat u een uitgebreid overzicht
over het systeem krijgt. Met dit hulpprogramma kunt u informatie
opvragen en weergeven over het ROM, de inventariscode, de processor,
fysieke schijfeenheden, PCI-apparaten, het geheugen en het beeldscherm,
alsmede over versie, parameters en configuratiebestanden van het
besturingssysteem. Als het oorspronkelijke bestand Base.log aanwezig
is in de map cpqdiags, wordt het bestand Base.log in een gesplitst
venster weergegeven naast het bestand Now.log, waarbij de verschillen
in rood worden aangegeven.
Configuration Record installeren
Het hulpprogramma Configuration Record maakt deel uit van Diagnose
voor Windows. Als u een upgrade van Diagnose voor Windows
uitvoert, wordt automatisch ook Configuration Record bijgewerkt.
Configuration Record uitvoeren
U voert dit programma als volgt uit:
1. Klik op Start > Compaq Information Center (Compaq Informatiecentrum) > Configuration Record. U kunt ook het
pictogram Configuration Record in het Configuratiescherm
selecteren.
❏ In Windows 2000 Professional selecteert u Start > Instellingen >
Configuratiescherm en vervolgens selecteert u
Configuration Record.
❏ In Windows XP Home of Windows XP Professional selecteert
u Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud
en vervolgens selecteert u Configuration Record.
Het hulpprogramma Configuration Record kent twee
✎
weergavemogelijkheden: Show Changed Items Only (Alleen
gewijzigde items weergeven) en Show All (Alles weergeven).
De standaardweergave is Show Changed Items Only (Alleen
gewijzigde items weergeven). Alle tekst wordt hierbij in rood
weergegeven, omdat alleen de verschillen worden getoond. Als u
overschakelt naar Show All (Alles weergeven), ziet u een compleet
overzicht van het systeem.
Problemen oplossen1–11
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
2. De standaardweergave is Show Changed Items Only (Alleen
gewijzigde items weergeven). Als u alle door Configuration
Record verzamelde informatie wilt weergeven, klikt u boven
in het venster op View (Weergave) en vervolgens selecteert u
Show All (Alles weergeven), of u klikt op het pictogram
Show All Items (Alle items weergeven).
3. Als u de informatie uit het linker of rechter deelvenster wilt opslaan,
selecteert u File (Bestand) > Save Window File (Vensterbestand
opslaan) en vervolgens selecteert u Left Window File
(Linkervenster) of Right Window File (Rechtervenster).
Als u de configuratie van de computer periodiek opslaat, behoudt
✎
u een goed overzicht over de geschiedenis van de configuratie.
Dit overzicht kan nuttig zijn wanneer zich ooit problemen met het
systeem voordoen.
4. Klik op File (Bestand) en vervolgens op Exit (Afsluiten) om
Configuration Record af te sluiten.
Inschakelagent voor Diagnose op afstand
Met het hulpprogramma Remote Diagnostics Enabling Agent
(Inschakelagent voor Diagnose op afstand) kunt u problemen sneller
oplossen zonder dat u een website hoeft te bezoeken en de computer
offline hoeft te zetten, zodat de computer maximaal beschikbaar blijft.
De informatie die dit hulpprogramma oplevert, is nuttig voor het
oplossen van computerproblemen en stroomlijnt het serviceproces
door snel en eenvoudig inzicht te verstrekken in mogelijke problemen.
De Remote Diagnostics Enabling Agent (Inschakelagent voor
✎
Diagnose op afstand) werkt alleen als Diagnose voor Windows
ook is geïnstalleerd.
De Remote Diagnostics Enabling Agent (Inschakelagent voor Diagnose
op afstand) biedt een browserinterface voor het gebruik van Diagnose
voor Windows. Hierdoor kan het diagnoseproces op afstand worden
bestuurd en kan informatie over de computer eenvoudiger naar een
servicemedewerker worden verzonden.
1–12Problemen oplossen
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
De Enabling Agent (Inschakelagent) verzamelt informatie over de
hardwareconfiguratie en biedt de mogelijkheid op afstand tests uit
te voeren om computerproblemen te detecteren. Daarnaast geeft dit
hulpprogramma informatie over problemen met computerapparaten
die door de HP Management Agents zijn gesignaleerd. Dergelijke
apparaten worden automatisch getest door de Remote Diagnostics
Enabling Agent (Inschakelagent voor Diagnose op afstand).
Als u de Inschakelagent voor Diagnose op afstand gebruikt, kunt u
hardwareproblemen sneller en eenvoudiger herkennen. De Enabling
Agent (Inschakelagent) biedt servicemedewerkers rechtstreeks toegang
tot diagnoseprogramma’s voor de computerhardware, zodat zij met
het gebruiksgemak en de eenvoud van één hulpprogramma een overzicht
van de hardware en de beschikbare tests voor het analyseren van
problemen krijgen. Hierdoor worden de problemen sneller verholpen.
Bovendien wordt het administratieve proces vereenvoudigd doordat
er minder tijd hoeft te worden besteed aan het bezoeken van websites
of aan telefonische communicatie om eventuele problemen met de
computerhardware op te lossen.
De Remote Diagnostics Enabling Agent (Inschakelagent voor
✎
Diagnose op afstand) is op de meeste computers standaard aanwezig,
maar kan desgewenst in de vorm van een SoftPaq worden gedownload
vanaf
http://www.compaq.com (via Management and System
Software).
Inschakelagent voor Diagnose op afstand installeren
of upgraden
U kunt de huidige versie van Remote Diagnostics Enabling Agent
(Inschakelagent voor Diagnose op afstand) als volgt installeren of
upgraden:
1. Ga naar
betreffende product.
2. Ga in het volgende venster naar Option 2 – Locate by Category (Optie 2 – Zoeken op categorie).
3. Selecteer het juiste besturingssysteem en de categorie Management and System Software(Beheer- en systeemsoftware).
Problemen oplossen1–13
http://www.compaq.com/support/files en selecteer het
Diagnosevoorzieningen voor problemen met de computer
4. Klik op Locate software (Software zoeken) en download de
nieuwste versie.
5. Start het programmabestand dat u heeft gedownload. Als u een
upgrade van een bestaande versie uitvoert, selecteert u Repair (Repareren) om de geïnstalleerde versie bij te werken. Hierbij
wordt de oude versie overschreven door de nieuwe versie.
Inschakelagent voor Diagnose op afstand uitvoeren
1. Dubbelklik in het Configuratiescherm op het pictogram Remote
Diagnostics (Diagnose op afstand).
Met de Remote Diagnostics Enabling Agent (Inschakelagent voor
✎
Diagnose op afstand) kunt u Diagnostic Test (Diagnostische test)
of het hulpprogramma Configuration Record in een webbrowser
uitvoeren. Beide hulpprogramma’s kunnen zowel op afstand als
lokaal worden uitgevoerd.
2. Klik op File (Bestand) en vervolgens op Close (Sluiten) om
Remote Diagnostics (Diagnose op afstand) af te sluiten.
Software beschermen
Beveilig de software tegen verlies of beschadiging door backups te
bewaren van alle systeemsoftware, applicaties en de bijbehorende
bestanden op de vaste schijf. Raadpleeg de documentatie bij het
besturingssysteem of bij het backup-programma voor informatie
over het maken van backups van de gegevensbestanden.
Software herstellen
U kunt het besturingssysteem en de software met behulp van de
Restore Kit in de oorspronkelijke staat terugbrengen. Raadpleeg
de Restore Kit voor uitgebreide informatie over het gebruik van
deze functie.
1–14Problemen oplossen
2
Problemen oplossen zonder gebruik
van diagnosevoorzieningen
In deze handleiding vindt u informatie over de manier waarop u
minder ernstige problemen met schijfeenheden, de beeldweergave,
het geheugen en de software kunt oplossen. Daarnaast worden enkele
algemene meldingen besproken die op het scherm kunnen verschijnen,
zoals specifieke foutmeldingen tijdens de Power-On Self-Test
(POST).
Wanneer de POST-berichten zijn uitgeschakeld, worden de
meeste berichten tijdens een Power-On Self-Test onderdrukt,
zoals geheugenberichten en berichten die niet over fouten gaan.
In deze stand verschijnt het HP logo op het scherm. Foutmeldingen
tijdens de zelftest worden wel op het scherm weergegeven. U kunt
tijdens de POST handmatig POST-berichten inschakelen door op
een willekeurige toets te drukken (behalve
POST-meldingen zijn standaard uitgeschakeld.
Hoe snel de computer het besturingssysteem laadt en de mate waarin
het systeem wordt getest, wordt bepaald door de geselecteerde
POST-stand: Quick Boot of Full Boot.
F10 en F12).
Quick Boot is een snel opstartproces waarbij het systeem niet op
alle niveaus wordt getest. De geheugentest wordt bijvoorbeeld niet
uitgevoerd. Bij Full Boot worden alle ROM-systeemtests uitgevoerd.
Dit proces neemt meer tijd in beslag.
U kunt Full Boot bovendien zodanig configureren dat de tests elke 1 tot
30 dagen worden uitgevoerd. Via Computer Setup (Computerinstellingen)
kunt u de stand Full Boot om de x dagen instellen.
Raadpleeg de Handleiding Computerinstellingen voor meer informatie
✎
over het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen).
Problemen oplossen2–1
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Nuttige tips
Raadpleeg bij kleinere problemen met de computer, de monitor of
de software de onderstaande lijst met algemene suggesties voordat
u verdere actie onderneemt:
■ Controleer of de computer en de monitor op een goed werkend
stopcontact zijn aangesloten.
■ Controleer of de computer is ingeschakeld en of het groene
aan/uit-lampje brandt.
■ Controleer of de monitor is ingeschakeld en of het groene
aan/uit-lampje op de monitor brandt.
■ Zet de helderheid en het contrast van de monitor hoger als het
scherm donker is.
■ Druk op een willekeurige toets en houd deze ingedrukt. Als u een
geluidssignaal hoort, werkt het toetsenbord goed.
■ Controleer of alle kabels goed op de juiste connectors zijn
aangesloten.
■ Configureer de computer opnieuw nadat u een uitbreidingskaart of
een andere optie heeft geïnstalleerd die niet Plug en Play-compatibel.
Zie “Problemen bij de installatie van hardware oplossen” voor
instructies.
■ Controleer of alle noodzakelijke stuurprogramma’s zijn geïnstalleerd.
Wanneer u bijvoorbeeld een printer gebruikt, moet er een
printerstuurprogramma voor de betreffende printer zijn
geïnstalleerd.
■ Verwijder alle diskettes uit de computer voordat u het systeem
inschakelt.
2–2Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
■ Als u een ander besturingssysteem gebruikt dan het
besturingssysteem dat in de fabriek is geïnstalleerd,
controleert u of dit wordt ondersteund door uw systeem.
■ Als er op het systeem meerdere videobronnen geïnstalleerd zijn
(geïntegreerd of PCI- of AGP-adapters; geïntegreerde video is
alleen op bepaalde modellen beschikbaar) en er één monitor
aanwezig is, moet de monitor worden aangesloten op de
monitorconnector van de bron die als primaire VGA-adapter
is geconfigureerd. Tijdens het opstarten worden de overige
monitorconnectoren uitgeschakeld. Als de monitor op een van
deze connectoren is aangesloten, zal de monitor niet werken. U
kunt in het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen)
instellen welke bron de standaard VGA-bron is.
VOORZICHTIG: Wanneer de computer is aangesloten op een stopcontact,
is er altijd spanning aanwezig op de systeemkaart. Neem de steker uit
het stopcontact voordat u de computer opent, zodat u schade aan de
systeemkaart en andere onderdelen voorkomt.
Problemen oplossen2–3
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Algemene problemen oplossen
Het is mogelijk dat u de algemene problemen die in dit gedeelte worden
beschreven gemakkelijk zelf kunt oplossen. Neem contact op met een
Business of Service Partner als het probleem blijft optreden en u niet
in staat bent het te verhelpen, of als u dit liever niet zelf doet.
Algemene problemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Computer kan niet
worden ingeschakeld.
De computer is niet op
een externe voedingsbron
aangesloten.
Sluit de computer aan op een externe
voedingsbron.
De kabels voor
aansluiting op een
externe voedingsbron
zitten los.
Er is een defecte PCI-kaart
geïnstalleerd.
Een voedings- of
gegevenskabel van
een schijfeenheid of de
centrale voedingskabel
is niet goed aangesloten.
De spanningsschakelaar
aan de achterkant van het
computerchassis is niet op
de juiste netspanning
(115 of 230 V) ingesteld
(dit geldt voor bepaalde
modellen).
Zorg ervoor dat de kabels die
de computer met de externe
voedingsbron verbinden goed zijn
aangesloten en dat het stopcontact
onder spanning staat.
Verwijder alle uitbreidingskaarten
die u zojuist heeft geïnstalleerd.
Sluit deze kabels goed aan.
Selecteer de juiste netspanning.
2–4Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Algemene problemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De computer is
geblokkeerd
en kan niet worden
uitgeschakeld door
op de aan/uit-knop
te drukken.
Softwarematige besturing
van de aan/uit-knop
werkt niet.
Druk op de aan/uit-knop en houd
deze gedurende minimaal vier
seconden ingedrukt, totdat de
computer wordt uitgeschakeld.
Computer reageert niet
op USB-toetsenbord
Computer staat in
de standbystand.
Druk op de aan/uit-knop om de
computer te activeren.
of USB-muis.
VOORZICHTIG:Als u probeert de computer te activeren vanuit de standbystand,
houd dan de aan/uit-knop niet gedurende vier seconden of langer ingedrukt.
Anders wordt de standbystand beëindigd op een manier waarbij de gegevens in
het werkgeheugen verloren gaan.
De weergave van
datum en tijd is
niet juist.
Mogelijk moet de batterij
van de real-timeklok
worden vervangen. Deze
batterij gaat ongeveer
drie tot vijf jaar mee.
Als u de computer
✎
op een werkend
stopcontact
aansluit, kunt u
de levensduur van
de batterij van de
realtime-klok
verlengen.
Stel eerst de datum en de
tijd opnieuw in via het
Configuratiescherm (u kunt
hiervoor ook Computer Setup
(Computerinstellingen) gebruiken).
Als het probleem blijft optreden,
is het noodzakelijk de batterij
van de realtime klok te vervangen.
Raadpleeg de Handleiding voor de hardware voor informatie over het
vervangen van de batterij of neem
contact op met een geautoriseerde
Business of Service Partner om de
batterij te vervangen.
Problemen oplossen2–5
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Algemene problemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De computer
wordt automatisch
uitgeschakeld en het
aan/uit-lampje:
1. Knippert vier keer
per seconde (rood
of geel), OF
2. Knippert twee
keer met een
tussenpauze van
één seconde (rood
of geel), gevolgd
door een pauze
van twee seconden,
OF
3. Knippert niet.
De maximale
bedrijfstemperatuur
is overschreden. Een
ventilator is geblokkeerd
of werkt niet. Of het
koelelement is niet
goed bevestigd aan
de processor.
1. De computer staat in een
extreem warme omgeving.
Laat de computer afkoelen.
2. Controleer of de luchtinlaten van
de computer niet geblokkeerd
zijn en of de inwendige ventilatoren
(bijvoorbeeld van de voeding, de
systeemkast en/of de processor)
goed werken.
3. Controleer of het koelelement
goed is bevestigd.
4. Neem contact op met een
Business of Service Partner.
De maximum
bedrijfstemperatuur is
overschreden doordat
u de computer heeft
Plaats de kap of het toegangspaneel
terug en laat de computer afkoelen
voordat u probeert de computer aan
te zetten.
gebruikt terwijl de kap
of het toegangspaneel
was verwijderd.
De luchtgeleiderplaat
(indien deze vereist is) is
niet goed geïnstalleerd,
Plaats de luchtgeleiderplaat opnieuw
volgens de instructies in de
Handleiding voor de hardware.
zodat de luchtstroom de
processor niet goed koelt.
Processor- of
systeemventilator defect.
Neem contact op met een Business of
Service Partner voor de vervanging
van de processor- of systeemventilator.
2–6Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Algemene problemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De computer lijkt
regelmatig tijdelijk
te pauzeren.
Het netwerkstuurprogramma is geladen, maar
er is geen netwerkverbinding tot stand gebracht.
Breng een netwerkverbinding tot
stand of gebruik Computer Setup
(Computerinstellingen) of Microsoft
Windows Apparaatbeheer om de
netwerkadapter uit te schakelen.
Kap of toegangspaneel
van de computer kan
niet worden verwijderd.
Het prestatieniveau
is erg laag.
Cursor kan niet worden
verplaatst met de
pijltoetsen op het
toetsenbord.
Smart Cover Lock, een
functie op een aantal
modellen, is vergrendeld.
Ontgrendel Smart Cover Lock met
behulp van Computer Setup
(Computerinstellingen).
U kunt bij HP een Smart Cover
FailSafe-sleutel aanschaffen, waarmee
u het Smart Cover Lock handmatig
kunt uitschakelen. U heeft deze sleutel
nodig als u het wachtwoord bent
vergeten, bij stroomuitval of bij een
computerstoring.
De processor is te heet.1. Zorg ervoor dat de luchtaanvoer
naar de computer niet is
geblokkeerd.
2. Zorg ervoor dat de ventilatoren
zijn aangesloten en goed werken
(sommige ventilatoren werken
alleen bij behoefte).
3. Controleer of het koelelement van
de processor goed is bevestigd.
Mogelijk is de
Num Lock-toets
ingeschakeld.
Druk op Num Lock. Het Num
Lock-lampje moet uit zijn als u de
pijltoetsen wilt gebruiken.
Problemen oplossen2–7
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Voedingsproblemen oplossen
Voedingsproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Computer kan niet worden
ingeschakeld (lampje aan
voorzijde computer
brandt niet).
De computer is niet
op een externe
voedingsbron
aangesloten.
Sluit de computer aan op
een externe voedingsbron.
De kabels voor
aansluiting op een
externe voedingsbron
zitten los.
Aan/uit-schakelaar is
niet op de systeemkaart
aangesloten (niet op
alle modellen
beschikbaar).
De spanningsschakelaar aan de achterkant
van het computerchassis
is niet op de juiste
netspanning (115 of
230 V) ingesteld (dit
geldt voor bepaalde
modellen).
Stopcontact is defect.Controleer het stopcontact door er
Zorg ervoor dat de kabels die
de computer met de externe
voedingsbron verbinden goed zijn
aangesloten en dat het stopcontact
onder spanning staat.
Sluit de kabel van de schakelaar
aan op de systeemkaart.
Selecteer de juiste netspanning.
een ander elektrisch apparaat op
aan te sluiten.
2–8Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Voedingsproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Rood of geel
aan/uit-lampje knippert
elke twee seconden
(dit geldt voor de
meeste modellen).
De voeding is
overbelast of er is
sprake van kortsluiting.
Verwijder de steker van de computer
uit het stopcontact. Verwijder alle
interne voedingskabels en koppel
alle PCI-kaarten los. Sluit de
apparaten vervolgens een voor een
weer aan en schakel de voeding in
om de oorzaak op te sporen.
De voeding wordt af en
toe uitgeschakeld.
De voedingskabel van
de diskettedrive is niet
goed aangesloten.
De voeding wordt
uitgeschakeld nadat het
systeem op temperatuur
komt. Thermische
overbelasting door
slecht functionerende
ventilator.
Netvoeding gaat niet
aan door een storing
in de interne
voedingseenheid.
De spanningsschakelaar aan de achterkant
van het computerchassis
is niet op de juiste
netspanning (115 of
230 V) ingesteld (dit
geldt voor bepaalde
modellen).
Als u de voedingskabel op de
diskettedrive aansluit, moeten alle
vier de pinnen op de diskettedrive
contact maken met de connector
op de kabel.
Vervang de voeding.
Vervang de voeding.
Selecteer de juiste netspanning.
Problemen oplossen2–9
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Voedingsproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De voeding wordt af
en toe uitgeschakeld.
(vervolg)
De voeding wordt
niet ingeschakeld
door probleem
met de interne
stroomvoorziening.
Vervang de voeding.
De computer wordt
automatisch uitgeschakeld
en het aan/uit-lampje:
1. Knippert vier
keer per seconde
(rood of geel), OF
2. Knippert twee keer
(rood), gevolgd
door een pauze van
twee seconden, OF
3. Knippert niet.
De maximale
bedrijfstemperatuur
is overschreden.
Een ventilator is
geblokkeerd of werkt
niet, of het koelelement
is niet goed aan de
processor bevestigd.
1. De computer staat in een
extreem warme omgeving.
Laat de computer afkoelen.
2. Controleer of de luchtinlaten
van de computer niet
geblokkeerd zijn en of
de inwendige ventilatoren
(bijvoorbeeld van de voeding,
de systeemkast en/of de
processor) goed werken.
3. Controleer of het koelelement
goed is bevestigd.
4. Neem contact op met een
Business of Service Partner.
2–10Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met diskettes oplossen
Raadpleeg de onderstaande tabel wanneer u problemen met diskettes
ondervindt.
Wanneer u hardware toevoegt of verwijdert, zoals een extra diskettedrive,
✎
kan het nodig zijn de computer opnieuw te configureren. Zie “Problemen
bij de installatie van hardware oplossen” voor instructies.
Problemen met diskettes oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Lampje van de diskettedrive
blijft branden.
Diskette is beschadigd.In Microsoft Windows 98 voert
In Microsoft Windows 2000,
Microsoft Windows NT of
Microsoft Windows XP klikt u
met de rechtermuisknop op Start,
vervolgens klikt u op Verkennen
en daarna selecteert u een
schijfeenheid. Selecteer Bestand > Eigenschappen > Extra.
Klik bij Foutcontrole op
Nu controleren.
De diskette is niet
goed in de diskettedrive
geplaatst.
De knop van de
schijfeenheid is
niet ingedrukt.
Bestanden op
de diskette zijn
beschadigd.
Verwijder de diskette en plaats deze
opnieuw in de diskettedrive.
Druk op de knop van de
schijfeenheid.
Controleer de programmadiskettes.
Problemen oplossen2–11
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met diskettes oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Lampje van de diskettedrive
blijft branden.
(vervolg)
Station niet gevonden.Kabel zit los.Sluit de voedingskabel en
De kabel van de
schijfeenheid is niet
goed aangesloten.
Sluit de kabel van de drive
opnieuw aan.
de gegevenskabel van de
diskettedrive opnieuw aan.
Diskettedrive kan niet naar
een diskette schrijven.
De verwisselbare
schijfeenheid is
verkeerd geplaatst.
U heeft een
hot-pluggable vaste
schijf proberen te
plaatsen waarop
DriveLock-beveiliging
is ingeschakeld.
(Deze voorziening is
niet op alle modellen
beschikbaar.)
Diskette is niet
geformatteerd.
De diskette is beveiligd
tegen schrijven.
U schrijft naar de
verkeerde schijfeenheid.
Er is onvoldoende
ruimte op de diskette.
De schrijfbeveiliging
van de diskette is
ingeschakeld.
Plaats de drive opnieuw.
Sluit Windows af en zet de
computer uit. Plaats de schijfeenheid
in de MultiBay, als dit nog niet het
geval is. Zet de computer aan.
Formatteer de diskette.
Gebruik een andere diskette of
verwijder de schrijfbeveiliging.
Controleer de stationsaanduiding
in het pad.
Gebruik een andere diskette.
Controleer in Computer Setup
(Computerinstellingen) of de
schrijfbeveiliging voor opslagmedia
is uitgeschakeld.
Diskette is beschadigd.Vervang de diskette.
2–12Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met diskettes oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
U kunt de diskette
niet formatteren.
Melding ongeldige
media.
Als u een schijf in MS-DOS
formatteert, kan het noodzakelijk
zijn de diskettecapaciteit aan
te geven. Typ bijvoorbeeld de
onderstaande opdracht achter
de MS-DOS-prompt om een
1,44-MB diskette te formatteren:
FORMAT A: /F:1440
Er heeft zich een probleem
voorgedaan bij een
schijftransactie.
Diskettedrive kan een
diskette niet lezen.
De mapstructuur
is niet goed of er
is een probleem met
een bestand.
In Windows 2000, Windows NT
of Windows XP klikt u met de
rechtermuisknop op Start,
vervolgens klikt u op Verkennen
en daarna selecteert u een
schijfeenheid. Selecteer Bestand >
Eigenschappen > Extra. Klik bij
Foutcontrole op Nu controleren.
Formatteer de diskette.
1. Selecteer in Windows
Verkenner de diskettedrive A:.
2. Klik met de rechtermuisknop op
de naam van de diskettedrive
en kies Formatteren.
3. Stel de gewenste opties in en
klik op Uitvoeren om met het
formatteren te beginnen.
Problemen oplossen2–13
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met diskettes oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Diskettedrive kan een
diskette niet lezen.
(vervolg)
U gebruikt het
verkeerde type diskette
voor de diskettedrive.
Controleer welk type drive u
gebruikt en kies het juiste type
diskette.
Er wordt een bericht
over een ongeldige
systeemschijf weergegeven.
Opstarten vanaf
de vaste schijf is
uitgeschakeld in
Computer Setup
(Computerinstellingen).
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en schakel
de vermelding van de vaste schijf in
de lijst Storage (Opslag) > Boot
Order (Opstartvolgorde) in.
Tweede Ultra ATA vaste
schijf werkt niet optimaal.
U gebruikt de verkeerde
kabel voor het type
drive.
Er bevinden zich zowel
snelle als trage
UATA-apparaten op
een gegevenskabel.
Computer start niet op.Vaste schijf is
beschadigd.
Computer lijkt te zijn
vastgelopen.
Het actieve programma
reageert niet meer.
Installeer de tweede Ultra ATA
vaste schijf met een 80-pins kabel.
Bij bepaalde modellen wordt de
80-pins kabel standaard meegeleverd.
Sluit de trage UATA-apparaten
op een aparte gegevenskabel
aan en sluit deze kabel aan op
de secundaire IDE (ATA)-controller
van de systeemkaart.
Let op de geluidssignalen en op
de lampjes op het toetsenbord. Zie
appendix A, “POST-foutberichten”,
voor informatie over mogelijke
oorzaken.
Zie de wereldwijde Garantieverklaring
voor meer informatie.
Probeer de computer uit te zetten
via de Windows-opdracht “Computer
uitschakelen”. Als dit niet lukt, houdt
u de aan/uit-knop gedurende
minstens vier seconden ingedrukt
om de stroomtoevoer uit te
schakelen. Start de computer
opnieuw op door nogmaals op
de aan/uit-knop te drukken.
Problemen oplossen2–19
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met het beeldscherm oplossen
Raadpleeg de documentatie bij het beeldscherm en onderstaande
lijst met problemen en oplossingen wanneer u problemen met het
beeldscherm ondervindt.
Problemen met het beeldscherm oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Het scherm is leeg.De monitor staat
niet aan en het
aan/uit-lampje van de
monitor brandt niet.
Zet de monitor aan en controleer of
het lampje van de monitor brandt.
De kabels zijn niet
goed aangesloten.
De energiebesparingsfunctie is ingeschakeld.
De RGB-schakelaar
(rood, groen, blauw) op
de monitor is verkeerd
ingesteld.
Het systeem-ROM is niet
goed; het systeem staat
in de stand Failsafe
Boot Block (wordt
aangegeven door
één lang geluidssignaal
en drie korte
geluidssignalen).
Controleer de kabelaansluiting van
de monitor naar de computer en
naar het stopcontact.
Druk op een willekeurige toets
of klik met de muis en typ uw
wachtwoord indien dit is ingesteld.
Stel de RGB-ingangsschakelaar
van de monitor in op 75 ohm
en stel een eventueel aanwezige
synchronisatieschakelaar in
op External (Extern).
Voer nogmaals een flash uit van het
systeem-ROM met behulp van een
ROMPaq-diskette. Raadpleeg het
gedeelte “Failsafe Boot Block ROM”
in de Handleiding Desktop
Management voor meer informatie.
2–20Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met het beeldscherm oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Het scherm is leeg.
(vervolg)
U gebruikt een monitor
met vaste synchronisatie
en de synchronisatie
werkt niet bij de
gekozen resolutie.
Controleer of het beeldscherm
de geselecteerde resolutie en
verversingsfrequentie ondersteunt.
Computer staat in
de standbystand.
Druk op de aan/uit-knop om
de computer te activeren.
VOORZICHTIG: Als u probeert de computer te activeren vanuit de standbystand,
houd dan de aan/uit-knop niet gedurende vier seconden of langer ingedrukt.
Anders wordt de standbystand beëindigd op een manier waarbij de gegevens
in het werkgeheugen verloren gaan.
Monitorkabel is op
de verkeerde uitgang
aangesloten.
Als de computer zowel een
geïntegreerde monitoraansluiting
als een AGP-kaartconnector bevat,
sluit u de monitorkabel aan op de
AGP-kaartconnector in het gedeelte
voor uitbreidingskaarten aan de
achterkant van de computer.
De monitor functioneert
niet goed wanneer
voorzieningen voor
energiebesparing
worden gebruikt.
De VGA/BNCkeuzeschakelaar is
niet correct ingesteld.
U gebruikt een
monitor zonder
energiebesparingsvoorz
ieningen terwijl de
functies voor
Stel de keuzeschakelaar in zodat
de instelling overeenkomt met de
kabelaansluiting.
Schakel de energiebesparende
functie van de monitor uit.
energiebesparing wel
zijn ingeschakeld.
Problemen oplossen2–21
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met het beeldscherm oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De kleuren op het
beeldscherm zijn verkeerd.
Tekens zijn onduidelijk.De instellingen voor
De kabel- of
monitorimpedantie
is onjuist.
helderheid en contrast
zijn niet juist.
1. Als u BNC-kabels gebruikt,
controleert u of de BNC-kabels
Rood, Groen en Blauw
zijn aangesloten op de
corresponderende connectors
op de monitor.
2. Controleer of de RGB-ingang
van de monitor is ingesteld
op 75 Ohm.
Stel de helderheid en het contrast
goed in.
Het beeld is onscherp of
de gevraagde resolutie kan
niet worden ingesteld.
De kabels zijn niet
juist aangesloten.
De RGB-schakelaar
aan de achterkant van
de monitor is niet juist
ingesteld.
Als u een andere
grafische controller
heeft geplaatst,
zijn de juiste
beeldschermstuurprogra
mma’s mogelijk niet
geladen.
De monitor kan de
gevraagde resolutie
niet weergeven.
Controleer of de kabel juist is
aangesloten op de grafische
kaart en de monitor.
Stel de RGB-schakelaar (en de
opties voor synchronisatie, indien
beschikbaar) in op 75 Ohm, en
stel synchronisatie in op External.
Raadpleeg de documentatie bij
de monitor.
Installeer de beeldschermstuurprogramma’s van de diskette die in
het upgradepakket is meegeleverd.
Selecteer een andere resolutie.
2–22Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met het beeldscherm oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Scherm wordt gewist.Er is mogelijk een
hulpprogramma
geïnstalleerd dat het
beeldscherm wist
of de functie voor
energiebesparing
is ingeschakeld.
Druk op een willekeurige toets
of typ het wachtwoord.
Het beeld is onderbroken
of het rolt, beweegt of
knippert.
De monitor raakt
oververhit.
Niet alle kabels van
de monitor zijn goed
aangesloten of de
monitor is verkeerd
ingesteld.
Er is niet voldoende
ruimte voor ventilatie.
1. Controleer of de signaalkabel
van de monitor goed is
aangesloten op de computer.
2. Als het een systeem met twee
monitoren betreft of als er zich
een andere monitor in de buurt
bevindt, controleert u of er geen
interferentie is van de magnetische
velden. Dit doet u door de
monitoren verder uit elkaar
te plaatsen.
3. Het is mogelijk dat tl-lampen of
ventilatoren zich te dicht bij de
monitor bevinden.
Laat minimaal acht centimeter vrij
voor ventilatie. Zorg ervoor dat er
niets bovenop de monitor ligt dat
de luchtstroom belemmert.
Problemen oplossen2–23
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Audioproblemen oplossen
Zie onderstaande tabel voor oplossingen voor problemen met
de geluidsweergave.
Audioproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Er komt geen geluid
uit de luidsprekers of
de hoofdtelefoon.
De softwarematige
volumeregeling is te
laag ingeschakeld.
Dubbelklik op het
luidsprekerpictogram op de
taakbalk en stel het volume in met
de schuifregelaar.
Het volume is via de
volumeknop van de
cd-rom of de dvd-rom
op de voorkant van de
computer lager gezet.
De externe luidsprekers
zijn niet ingeschakeld.
De externe luidsprekers
zijn op de verkeerde
connector aangesloten.
Audiokabel is niet
aangesloten.
Zet het geluid harder met behulp
van de volumeknop op de voorkant
van de computer.
Schakel de externe luidsprekers in.
Raadpleeg de documentatie bij de
geluidskaart voor informatie over
het aansluiten van de luidsprekers.
Sluit de audiokabel aan op
de cd-rom- of dvd-rom-drive en
op de systeemkaart.
2–24Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Audioproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Er komt geen geluid uit
de luidsprekers of de
hoofdtelefoon.
(vervolg)
De interne luidspreker
wordt uitgeschakeld als
een hoofdtelefoon of
externe apparatuur
wordt aangesloten op
de audio-uitgang.
Als u een hoofdtelefoon of externe
luidsprekers heeft aangesloten,
schakelt u deze in en gebruikt u ze.
Als u ze niet wilt gebruiken, koppelt
u de externe luidsprekers of de
hoofdtelefoon los.
Volume is gedempt.1. Klik in het
Configuratiescherm
op Spraak, geluid en geluidsapparaten en klik
vervolgens op Geluiden en audioapparaten.
2. Klik op het selectievakje
Dempen om het vinkje uit het
selectievakje te verwijderen.
Computer staat in de
standbystand.
Problemen oplossen2–25
Druk op de aan/uit-knop om de
computer te activeren.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Audioproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Er komt ruis of geen geluid
uit de luidsprekers of de
hoofdtelefoon.
Mogelijk detecteert de
computer niet het juiste
type luidspreker/
hoofdtelefoon of de
juiste uitgang, of is de
automatische detectie
van analoog naar
digitaal niet
ingeschakeld.
1. Als u digitale luidsprekers met
een stereoconnector gebruikt en
u het systeem automatisch op
digitaal wilt laten overschakelen,
gebruikt u een stereo-naar-monoadapter om te zorgen dat de
automatische detectie goed
werkt.
2. Als u niet over deze adapter
beschikt, gebruikt u de
eigenschappen van het
multimedia-apparaat om het
audiosignaal handmatig van
analoog op digitaal in te stellen.
3. Als de hoofdtelefoon een
monoconnector heeft, gebruikt
u de eigenschappen van het
multimedia-apparaat om de
analoge uitgang van het
systeem in te schakelen.
Zie appendix D, “Analoge/digitale
audio-uitvoer instellen” voor
informatie over het instellen van een
andere stand voor audio-uitvoer.
Als u de digitale uitvoerstand selecteert, worden de interne
✎
luidspreker en de externe analoge luidsprekers uitgeschakeld
totdat u opnieuw een analoge stand of een stand voor
automatische detectie inschakelt.
Als u de analoge uitvoerstand selecteert, worden externe
digitale luidsprekers uitgeschakeld totdat u opnieuw een
digitale stand of een stand voor automatische detectie
inschakelt.
Zie appendix D, “Analoge/digitale audio-uitvoer instellen”
voor meer informatie.
2–26Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Printerproblemen oplossen
Raadpleeg de documentatie bij de printer en de onderstaande tabel
wanneer u problemen met de printer heeft.
Printerproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
De printer print niet.De printer staat niet aan
of is niet online.
Zet de printer aan en controleer
of deze online staat.
De juiste
stuurprogramma’s
voor de applicatie
zijn niet geïnstalleerd.
Als de computer
is aangesloten op
een netwerk, heeft
u mogelijk geen
verbinding met
de printer.
De printer is defect.Voer de zelftest van de printer uit.
1. Installeer de juiste
stuurprogramma’s voor
de applicatie.
2. Probeer af te drukken met
de MS-DOS-opdracht
DIR C:\ > [printerpoort]
waarbij [printerpoort] het
adres is van de printer die
wordt gebruikt. Als de printer
nu wel werkt, laadt u het
printerstuurprogramma
opnieuw.
Breng de juiste netwerkverbinding
voor de printer tot stand.
Problemen oplossen2–27
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Printerproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De printer gaat niet aan.Mogelijk zijn de kabels
niet goed aangesloten.
Sluit alle kabels opnieuw aan
en controleer het netsnoer en
het stopcontact.
Printer print vreemde
informatie.
Het juiste
printerstuurprogramma
voor de applicatie is
niet geïnstalleerd.
Mogelijk zijn de kabels
niet goed aangesloten.
Mogelijk is er geen
printergeheugen meer
beschikbaar.
Printer is off line.Er zit geen papier meer
in de papierlade.
Installeer de juiste stuurprogramma’s
voor de applicatie.
Sluit alle kabels opnieuw aan.
Stel de printer opnieuw in door
deze een minuut uit te schakelen en
vervolgens weer in te schakelen.
Controleer de papierlade en vul zo
nodig papier bij. Zet de printer
handmatig online.
2–28Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Toetsenbord- en muisproblemen oplossen
Raadpleeg de documentatie bij de betreffende apparatuur of de
onderstaande tabel wanneer u problemen met het toetsenbord of
de muis heeft.
Problemen met het toetsenbord oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Het indrukken van toetsen
op het toetsenbord wordt
niet herkend door de
computer.
Het toetsenbord is niet
goed aangesloten.
1. Klik in de Taakbalk van
Windows op Start.
2. Klik op Afsluiten of op
Computer uitschakelen.
Het dialoogvenster Computer afsluiten wordt geopend.
3. Selecteer Afsluiten of
Uitschakelen.
4. Nadat het systeem is uitgeschakeld, sluit u het toetsenbord
opnieuw aan op de achterkant
van de computer en vervolgens
start u de computer opnieuw op.
Het actieve programma
reageert niet meer.
Toetsenbord moet
gerepareerd worden.
Cursor kan niet worden
verplaatst met de
pijltoetsen op het
toetsenbord.
Problemen oplossen2–29
Mogelijk is de
Num Lock-toets
ingeschakeld.
Sluit de computer af met behulp
van de muis en start de computer
vervolgens opnieuw op.
Zie de wereldwijde
Garantieverklaring voor
meer informatie.
Druk op Num Lock. Het Num
Lock-lampje moet uit zijn als u
de pijltoetsen wilt gebruiken.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met de muis oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Muis reageert niet of
beweegt te traag.
Muiskabel is niet goed
aangesloten op de
computer.
Sluit de computer af met behulp van
het toetsenbord.
1. Houd Ctrl ingedrukt en
druk op Esc (of druk op de Windows logo-toets) om
het menu Start weer te geven.
2. Gebruik de pijltoetsen om de
optie Afsluiten of de optie
Computer uitschakelen
te selecteren en druk vervolgens
op de Enter-toets.
3. Gebruik de pijltoetsen om de
optie Afsluiten of de optie
Computer uitschakelen
te selecteren en druk vervolgens
op de Enter-toets.
4. Nadat het systeem is
uitgeschakeld, sluit u de muis
opnieuw aan op de achterkant
van de computer (of op het
toetsenbord) en vervolgens start
u de computer opnieuw op.
Het actieve programma
reageert niet meer.
Sluit de computer af met behulp van
het toetsenbord en start de computer
vervolgens opnieuw op.
Muis moet gerepareerd
worden.
Zie de wereldwijde
Garantieverklaring voor meer
informatie.
Muis beweegt alleen
horizontaal of verticaal of
muis maakt onregelmatige
bewegingen.
De muisbal is vuil.Verwijder het klepje van de muisbal
aan de onderkant van de muis en
reinig de muis met een reinigingsset
(verkrijgbaar bij de meeste
computerwinkels).
2–30Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met de hardware-installatie oplossen
Wanneer u hardware toevoegt of verwijdert, zoals een extra diskettedrive,
kan het nodig zijn de computer opnieuw te configureren. Bij de
installatie van een Plug en Play-apparaat in Windows 98, Windows 2000
of Windows XP, wordt dit apparaat automatisch herkend. De configuratie
van de computer wordt vervolgens automatisch aangepast. Als u een
apparaat installeert dat Plug en Play niet ondersteunt, is het noodzakelijk
dat u de computer opnieuw configureert nadat de installatie van de nieuwe
hardware is voltooid. In Windows 98 of Windows 2000 selecteert u
hiervoor het pictogram Nieuwe hardware in het Configuratiescherm
(in Windows XP gebruikt u de Wizard Hardware toevoegen).
Volg daarna de instructies op het scherm. Als u in de computer in
Windows NT opnieuw wilt configureren nadat u nieuwe hardware
heeft toegevoegd, gebruikt u het hulpprogramma bij de hardware.
Problemen bij de installatie van hardware oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Nieuwe apparatuur wordt
niet herkend als onderdeel
van het systeem.
Apparaat is niet
goed geplaatst of
aangesloten.
Controleer of het apparaat goed
is aangesloten en of de pinnen van
de connector niet verbogen zijn.
Kabel(s) van nieuwe
externe apparatuur
zitten los of netsnoeren
zijn niet aangesloten.
Het nieuwe externe
apparaat is niet
aangezet.
U heeft de wijzigingen
in de configuratie niet
geaccepteerd toen het
systeem u hierover
informeerde.
Problemen oplossen2–31
Controleer of alle kabels goed zijn
aangesloten en of de pinnen in de
kabel of de connector niet
verbogen zijn.
Schakel de computer uit, schakel
het externe apparaat in en schakel
vervolgens de computer weer in
om het apparaat in het systeem
te integreren.
Start de computer opnieuw op
en volg de instructies op voor het
accepteren van de wijzigingen.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen bij de installatie van hardware oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Nieuwe apparatuur wordt
niet herkend als onderdeel
van het systeem.
(vervolg)
Een Plug en Play-kaart
wordt mogelijk
niet automatisch
geconfigureerd als de
standaardconfiguratie
een conflict met andere
apparaten veroorzaakt.
Gebruik Apparaatbeheer van
Windows 98, Windows 2000 of
Windows XP om de automatische
instellingen van het apparaat uit te
schakelen en kies vervolgens een
standaardconfiguratie die geen
conflicten veroorzaakt. U kunt ook
Computer Setup (Computerinstellingen)
gebruiken om apparaten opnieuw te
configureren of uit te schakelen en
zodoende het conflict op te lossen.
Computer start niet op.Er zijn verkeerde
geheugenmodules
toegevoegd, of
geheugenmodules zijn
op de verkeerde locatie
geplaatst.
1. Raadpleeg de documentatie bij
het systeem om te controleren
of u de juiste geheugenmodules
gebruikt en of deze modules
op de juiste manier zijn
geïnstalleerd.
2. Let op de geluidssignalen
en op de lampjes op het
toetsenbord. Zie appendix A,
“POST-foutberichten”, voor
informatie over mogelijke
oorzaken.
3. Als u het probleem nog steeds
niet kunt oplossen, neemt u
contact op met de klantenservice.
2–32Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Netwerkproblemen oplossen
De volgende tabel bevat enkele oorzaken van netwerkproblemen en
mogelijke oplossingen. Het opsporen en oplossen van problemen met
de netwerkbekabeling wordt in dit gedeelte niet besproken.
Netwerkproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Functie Remote Wakeup
werkt niet.
De functie Remote
Wakeup is niet
beschikbaar bij een
AUI-netwerkaansluiting
Gebruik een RJ-45
netwerkaansluiting.
Het netwerkstuurprogramma heeft de
netwerkadapter niet
herkend.
Het netwerkverbindingslampje gaat niet aan
of het knippert nooit.
Dit lampje behoort
✎
te knipperen
wanneer er
netwerkactiviteit
plaatsvindt.
De functie Remote
Wakeup is niet
ingeschakeld.
De netwerkadapter is
uitgeschakeld.
Verkeerd
netwerkstuurprogramma.
Er wordt geen actief
netwerk herkend.
De netwerkadapter is niet
goed geïnstalleerd.
Systeem is geconfigureerd
voor een AUI-aansluiting.
Schakel Remote Wakeup in via
de netwerkbeheerapplicatie.
Raadpleeg de Handleiding Desktop Management.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en
schakel de netwerkadapter in.
Raadpleeg de documentatie bij
de netwerkadapter voor informatie
over het juiste stuurprogramma
of download het nieuwste
stuurprogramma van de website
van de fabrikant.
Controleer of de kabels en de
netwerkapparatuur goed zijn
aangesloten.
Controleer met de
netwerkbeheerapplicatie of de
eenheid goed werkt. Raadpleeg de
Handleiding Netwerkcommunicatie.
Hier is geen oplossing voor. Het
verbindingslampje geldt niet voor
AUI-verbindingen.
Problemen oplossen2–33
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Netwerkproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Het netwerkverbindingslampje gaat niet aan
of het knippert nooit.
(vervolg)
Het netwerkstuurprogramma is niet goed
geladen.
Installeer de netwerkstuurprogramma’s opnieuw.
Raadpleeg de Handleiding Netwerkcommunicatie.
Diagnoseprogramma
meldt een storing.
Het systeem detecteert het
netwerk niet automatisch
(geen autosensing).
De kabel is niet goed
aangesloten.
De kabel is aangesloten
op de verkeerde
connector.
Er is een probleem met
de kabel of een apparaat
aan het andere uiteinde
van de kabel.
De netwerkadapter
gebruikt dezelfde interrupt
als een uitbreidingskaart.
De netwerkadapter
is defect.
Schakel de mogelijkheden voor
autosensing uit en kies zelf de
juiste werkstand. Raadpleeg de
Handleiding Netwerkcommunicatie.
Sluit de kabel goed aan op de
netwerkconnector en sluit het
andere eind van de kabel goed
aan op de juiste eenheid.
Controleer of de kabel op de juiste
connector is aangesloten.
Controleer of de kabel en de
eenheid aan het andere eind
van de kabel goed werken.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en open het
menu Advanced (Geavanceerd).
Wijzig de systeembroninstellingen
voor de kaart.
Neem contact op met een Business
of Service Partner.
2–34Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Netwerkproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Het diagnoseprogramma
is met succes voltooid,
maar de computer
communiceert niet
met het netwerk.
De netwerkstuurprogramma’s zijn niet
geladen of de parameters
van het stuurprogramma
komen niet overeen met
de huidige configuratie.
Zorg ervoor dat de
stuurprogramma’s zijn geladen
en dat de parameters van het
stuurprogramma overeenkomen
met de configuratie van de
netwerkadapter.
Zorg ervoor dat de juiste netwerkclient
en het juiste protocol zijn
geïnstalleerd.
De netwerkadapter werkt
niet meer nadat u een
uitbreidingskaart aan de
computer heeft
toegevoegd.
De netwerkadapter is niet
geconfigureerd voor deze
computer.
De netwerkadapter
gebruikt dezelfde interrupt
als een uitbreidingskaart.
Er zijn stuurprogramma’s
nodig voor de
netwerkadapter.
De bestanden met de
netwerkstuurprogramma’s
zijn beschadigd.
De netwerkkaart die
u heeft geïnstalleerd,
veroorzaakt een conflict
met de geïntegreerde
netwerkadapter.
Dubbelklik in het
Configuratiescherm op
het pictogram Netwerk en
configureer de netwerkadapter.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en
open het menu Advanced (Geavanceerd). Wijzig
de systeembroninstellingen
voor de kaart.
Controleer of de stuurprogramma’s
niet per ongeluk zijn verwijderd
tijdens de installatie van de
stuurprogramma’s voor een nieuwe
uitbreidingskaart.
Installeer de
netwerkstuurprogramma’s
opnieuw vanaf de cd Restore of
Restore Plus!.
Gebruik Computer Setup
(Computerinstellingen) om de
geïntegreerde netwerkadapter
uit te schakelen.
Problemen oplossen2–35
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Netwerkproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
De netwerkadapter werkt
niet meer, zonder
aanwijsbare oorzaak.
De bestanden met de
netwerkstuurprogramma’s
zijn beschadigd.
Installeer de
netwerkstuurprogramma’s
opnieuw vanaf de cd Restore
of Restore Plus!.
Een nieuwe netwerkkaart
start niet op.
Kan geen verbinding
maken met een
netwerkserver voor
Remote System
Installation.
Er wordt een
niet-geprogrammeerd
EEPROM gemeld.
De kabel is niet goed
aangesloten.
De netwerkadapter
is defect.
De nieuwe netwerkkaart
is mogelijk niet compatibel
met HP.
De netwerkadapter is niet
goed geconfigureerd.
Het EEPROM is niet
geprogrammeerd.
Sluit de kabel goed aan op de
netwerkconnector en sluit het
andere eind van de kabel goed
aan op de juiste eenheid.
Neem contact op met een
Business of Service Partner.
Installeer een HP-compatibele
netwerkkaart of wijzig de
opstartvolgorde om vanaf een
ander apparaat op te starten.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en verander
de Embedded NIC Settings
(Configuratieparameters van de
ingebouwde netwerkkaart).
Neem contact op met een Business
of Service Partner.
2–36Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Processorproblemen oplossen
Wanneer u problemen ondervindt met de processor, raadpleegt u de
onderstaande tabel met veel voorkomende oorzaken en mogelijke
oplossingen.
Processorproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Het prestatieniveau is
erg laag.
De processor is te heet.1. Zorg ervoor dat de luchtaanvoer
naar de computer niet is
geblokkeerd.
2. Zorg ervoor dat de ventilatoren
zijn aangesloten en goed
werken (sommige ventilatoren
werken alleen bij behoefte).
3. Controleer of het koelelement
van de processor goed is
bevestigd.
Computer herkent zojuist
geïnstalleerde tweede
processor niet.
Problemen oplossen2–37
Het systeem bevat
een HAL (Hardware
Abstraction Layer)
voor één processor.
Installeer een HAL voor meerdere
processoren. Raadpleeg de
instructies in het optiepakket met
de processorupgrade.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Geheugenproblemen oplossen
Wanneer u problemen ondervindt met het computergeheugen, raadpleegt
u de onderstaande tabel met veel voorkomende oorzaken en mogelijke
oplossingen.
VOORZICHTIG: Op bepaalde modellen wordt zowel ECC-geheugen
als niet-ECC-geheugen ondersteund. Op andere modellen wordt alleen
niet-ECC-geheugen ondersteund. Op systemen die ECC-geheugen
ondersteunen, kan geen combinatie van ECC- en niet-ECC-geheugen
worden gebruikt. Als u dit toch doet, knippert het Num Lock-lampje
van het toetsenbord continu (niet bij USB-toetsenborden), en hoort u, als
er een luidspreker is geïnstalleerd, een kort geluidssignaal gevolgd door
twee lange geluidssignalen. Bovendien wordt het besturingssysteem
niet gestart.
Raadpleeg het gedeelte “Betekenis van de diagnostische lampjes” in
✎
de handleiding Aan de slag voor andere mogelijke geheugenproblemen.
Geheugenproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Systeem start niet op of
werkt niet goed nadat u
extra geheugenmodules
heeft geïnstalleerd.
2–38Problemen oplossen
De geheugenmodule is
niet van het juiste type
of heeft niet de juiste
snelheid, of de nieuwe
geheugenmodule is niet
goed geplaatst.
In een Rambusgeheugensysteem met
één kanaal zijn de
RIMM-voetjes mogelijk
leeg.
Vervang de module door een
correcte industriestandaard module
voor de computer.
Op sommige modellen mag u
geen combinatie van ECC- en
niet-ECC-geheugenmodules
gebruiken.
Controleer of alle RIMM-voetjes
RIMM’s of CRIMM’s bevatten en
vervang deze indien nodig.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Geheugenproblemen oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Systeem start niet op of
werkt niet goed nadat u
extra geheugenmodules
heeft geïnstalleerd.
(vervolg)
In een Rambusgeheugensysteem met
twee kanalen zijn de
RIMM-paren mogelijk
niet identiek.
RIMM’s moeten per paar worden
toegevoegd en moeten dezelfde
snelheid, hetzelfde aantal
apparaten en dezelfde fabrikant
hebben. Als de RIMM-tweetallen
niet identiek zijn, vervangt u
de RIMM’s.
Bericht Onvoldoende
geheugen.
De geheugentelling tijdens
de zelftest (POST) is onjuist.
Onvoldoende geheugen
tijdens het werken.
De computer is
ingeschakeld maar er is
geen beeld en (dit geldt
voor de meeste modellen)
het aan/uit-lampje knippert
in de kleur rood of geel.
Het geheugen is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Er is onvoldoende
geheugen om de
applicatie uit te voeren.
De geheugenmodules
zijn mogelijk niet juist
geïnstalleerd.
Er zijn teveel
geheugenresidente
programma’s (TSR’s)
geïnstalleerd.
Onvoldoende
geheugen voor
de applicatie.
Het geheugen is niet
goed geïnstalleerd
en het systeem start
niet op.
Gebruik Apparaatbeheer om
de geheugenconfiguratie te
controleren.
Raadpleeg de documentatie bij de
applicatie om de geheugenvereisten
te bepalen.
Controleer of alle geheugenmodules
goed zijn geïnstalleerd en of u de
juiste modules heeft gebruikt.
Verwijder alle TSR’s die u niet
nodig heeft.
Controleer de geheugenvereisten
voor de applicatie of voeg
geheugen aan de computer toe.
Installeer de geheugenmodules
opnieuw.
Problemen oplossen2–39
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
SCSI-problemen oplossen
Wanneer u problemen ondervindt met de SCSI-apparatuur, raadpleegt
u de lijst met oorzaken en oplossingen in de volgende tabel.
SCSI-problemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Systeem met UATA- en
SCSI-eenheden start niet op
vanaf een SCSI-vaste schijf.
Er is een
UATA-schijfeenheid
aanwezig en de
IDE (ATA)-controller
is ingeschakeld en
staat in het menu
Storage (Opslag) >
Controller Order
(Controllervolgorde)
van Computer Setup
(Computerinstellingen)
vermeld vóór de
SCSI-adapter.
Storage (Opslag) > Controller
Order (Controllervolgorde)
en verplaats de geïntegreerde
IDE (ATA)-controller naar het
einde van de lijst.
Systeem zonder
UATA-schijfeenheid
start niet op vanaf een
SCSI-eenheid.
2–40Problemen oplossen
De SCSI-eenheid is niet
juist geconfigureerd.
Opstarten vanaf de
vaste schijf is
uitgeschakeld in
Computer Setup
(Computerinstellingen).
Sluit de kabels van de eenheid goed
aan en stel de jumpers goed in.
U kunt alleen vanaf een SCSI-eenheid
opstarten als het ID-nummer van de
eenheid is ingesteld op 0.
Storage (Opslag) > Boot
Order (Opstartvolgorde) en
schakel de vermelding van de vaste
schijf in.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
SCSI-problemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
SCSI-vaste schijven
worden niet herkend in
Windows NT nadat ze
zijn geïnstalleerd.
Er zijn geen
SCSI-stuurprogramma’s
op het systeem
geïnstalleerd vóór
de installatie van
Windows NT.
Installeer eerst de
SCSI-stuurprogramma’s op
het systeem en daarna pas
Windows NT.
Als u SCSI-stuurprogramma’s
voor uw systeem wilt downloaden,
bezoekt u:
http://www.compaq.com/support
en http://www.compaq.nl/support
Zie appendix E,
“SCSI-stuurprogramma’s installeren
voor installatie van Windows NT”,
voor informatie over de installatie
van SCSI-stuurprogramma’s.
Problemen met cd-rom- en
dvd-rom-stations oplossen
Wanneer u problemen met een cd-rom- of dvd-rom-drive heeft,
raadpleegt u de lijst met veel voorkomende oorzaken en mogelijke
oplossingen in de volgende tabel of de documentatie bij het apparaat.
Problemen met de cd-rom- of dvd-drive oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Het systeem start niet
op vanaf de cd-rom- of
dvd-rom-drive.
Problemen oplossen2–41
Opstarten vanaf de
cd-rom- of dvd-rom-drive
is niet ingeschakeld
in Computer Setup
(Computerinstellingen).
Er is geen opstart-cd in
de drive aanwezig.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en schakel
het opstarten vanaf verwisselbare
media in. Controleer ook de
opstartvolgorde.
Plaats een opstart-cd in de drive.
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met de cd-rom- of dvd-drive oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Het systeem herkent cd-romof dvd-apparatuur niet, of
het stuurprogramma is niet
geladen.
De drive is niet goed
aangesloten of niet
goed geconfigureerd.
Raadpleeg de documentatie
bij het apparaat.
Een film in de dvd-rom-drive
wordt niet afgespeeld.
De cd kan niet worden
uitgeworpen (eenheid
met cd-lade).
Cd-rom-, cd-rw-, dvd-rom- of
dvd-r/rw-drive kan een cd
of dvd niet lezen of heeft
veel tijd nodig.
De film kan bedoeld
zijn voor gebruik in een
ander land.
Er is geen
decodersoftware
geïnstalleerd.
De cd ligt niet goed in
de lade.
Cd is ondersteboven
geplaatst.
De dvd-rom-drive heeft
meer tijd nodig om
te starten, omdat
eerst moet worden
vastgesteld welk type
media (bijvoorbeeld
audio of video) wordt
afgespeeld.
Raadpleeg de documentatie
bij de dvd-drive.
Installeer decodersoftware.
Schakel de computer uit en druk met
een smal metalen voorwerp stevig
in het uitwerpgaatje. Trek de lade
langzaam uit het station totdat
de lade geheel naar buiten is
geschoven en verwijder de cd.
Plaats de cd opnieuw, met de
bedrukte kant boven.
Wacht minimaal 30 seconden om
de dvd-rom-drive de kans te geven
het type media te herkennen. Als
de weergave dan nog niet begint,
probeert u de andere oplossingen
die hier genoemd worden.
Cd of dvd is vuil.Reinig de cd of dvd met een
cd-reinigingskit (in de meeste
computerwinkels verkrijgbaar).
2–42Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Problemen met de cd-rom- of dvd-drive oplossen (vervolg)
ProbleemOorzaakOplossing
Cd-rom-, cd-rw-, dvd-rom- of
dvd-r/rw-drive kan een cd
of dvd niet lezen of heeft
veel tijd nodig.
(vervolg)
Opnemen van audio-cd’s is
moeilijk of onmogelijk.
Cd-rom-drive of
dvd-rom-drive wordt
niet door Windows
herkend.
Verkeerd type of slechte
kwaliteit media.
1. Gebruik Apparaatbeheer
om de betreffende drive te
verwijderen.
2. Start de computer opnieuw
op en laat Windows de drive
herkennen.
1. Probeer op een lagere snelheid
op te nemen.
2. Controleer of u de juiste media
voor de drive gebruikt.
3. Probeer een ander merk media.
Er zijn grote kwaliteitsverschillen
tussen de merken.
Softwareproblemen oplossen
De meeste softwareproblemen ontstaan als volgt:
■ De applicatie is niet goed geïnstalleerd of geconfigureerd.
■ Er is onvoldoende geheugen beschikbaar om de applicatie uit
te voeren.
■ Er is een conflict tussen applicaties.
■ Controleer of alle noodzakelijke stuurprogramma’s zijn
geïnstalleerd.
■ Als u een ander besturingssysteem gebruikt dan het besturingssysteem
dat in de fabriek is geïnstalleerd, controleert u of dit wordt
ondersteund door uw computer.
Voer, indien beschikbaar, het hulpprogramma Configuration Record
uit om te bepalen of er wijzigingen zijn aangebracht in de software,
die de oorzaak kunnen zijn van het probleem. Raadpleeg de Handleiding Desktop Management op de cd Documentatie voor meer informatie.
Problemen oplossen2–43
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Als er problemen optreden met de installatie van software op een
SCSI-vaste schijf, raadpleegt u de oplossingen in de volgende tabel:
Softwareproblemen oplossen
ProbleemOorzaakOplossing
Windows NT wordt niet
goed geïnstalleerd op
een SCSI vaste schijf.
Computer start niet op.Systeembestanden
Er wordt een foutbericht
over een “ongeldige
bewerking” weergegeven.
Er zijn geen
SCSI-stuurprogramma’s
op het systeem
geïnstalleerd vóór
de installatie van
Windows NT.
kunnen beschadigd
zijn.
De software is niet door
Microsoft goedgekeurd
voor de gebruikte
Windows-versie.
Configuratiebestanden
zijn beschadigd.
Installeer eerst de
SCSI-stuurprogramma’s
op het systeem en daarna
pas Windows NT.
Als u SCSI-stuurprogramma’s
voor uw systeem wilt
downloaden, bezoekt u:
http://www.compaq.com/support
en http://www.compaq.nl/support
Zie appendix E,
“SCSI-stuurprogramma’s installeren
voor installatie van Windows NT”,
voor informatie over de installatie
van SCSI-stuurprogramma’s.
Let op de geluidssignalen en op de
lampjes op het toetsenbord. Zie
appendix A, “POST-foutberichten”,
voor informatie over mogelijke
oorzaken.
Raadpleeg de Restore Kit of
de Garantieverklaring voor
meer informatie.
Controleer of de gebruikte software
door Microsoft is goedgekeurd voor
uw versie van Windows. U vindt
deze informatie op de verpakking
van het programma.
Probeer alle gegevens op te slaan,
alle programma’s af te sluiten en de
computer opnieuw op te starten.
2–44Problemen oplossen
Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Contact opnemen met de klantenservice
Neem contact op met een geautoriseerde Business of Service
Partner voor ondersteuning en service. Op de websites
http://www.compaq.com en http://www.compaq.nlvindt u
Business of Service Partners bij u in de buurt.
Vergeet niet de instel- en opstartwachtwoorden door te geven als u uw
✎
computer ter reparatie aanbiedt bij een Business of Service Partner.
Problemen oplossen2–45
POST-foutberichten
Deze appendix geeft een overzicht van de foutcodes, foutberichten
en meldingen met lampjes en geluidssignalen die zich tijdens de
Power-On Self-Test (POST) of het opnieuw starten van de computer
kunnen voordoen, samen met de mogelijke oorzaken en mogelijke
maatregelen om de fouten te verhelpen.
Numerieke codes en tekstberichten tijdens
de POST
In dit gedeelte worden de POST-fouten behandeld waarbij een numerieke
code hoort. Daarnaast worden enkele tekstberichten besproken die
tijdens de POST kunnen worden weergegeven.
Enkele van de navolgende codes en berichten zijn specifiek voor
✎
bepaalde computermodellen en komen niet bij alle modellen voor.
A
Problemen oplossenA–1
POST-foutberichten
Numerieke codes en tekstberichten
Code/bericht
101-Option ROM
Error (Fout in
optie-ROM)
102-System
Board Failure
(Systeemkaartfout)
103-System Board
Failure
(Systeemkaartfout)
*L = Lang, K = Kort
Geluidssignalen
Mogelijke
oorzaakAanbevolen maatregel
1L, 1K*Systeem-ROM-che
cksum.
GeenDMA, timers,
enzovoort.
GeenDMA, timers,
enzovoort.
1. Controleer of het ROM
juist is.
2. Flash zo nodig het ROM.
3. Als er onlangs een
uitbreidingskaart is
toegevoegd, verwijdert
u de kaart om te controleren
of het probleem dan is
opgelost.
4. Wis het CMOS.
5. Als het bericht verdwijnt, is
er misschien een probleem
met de uitbreidingskaart.
6. Vervang de systeemkaart.
1. Wis het CMOS.
2. Verwijder
uitbreidingskaarten.
3. Vervang de systeemkaart.
1. Wis het CMOS.
2. Verwijder
uitbreidingskaarten.
3. Vervang de systeemkaart.
A–2Problemen oplossen
Numerieke codes en tekstberichten (vervolg)
POST-foutberichten
Code/bericht
150-SafePost
Active (SafePost
actief)
162-System
Options Not Set
(Systeemopties
niet ingesteld)
Geluidssignalen
Mogelijke
oorzaakAanbevolen maatregel
GeenEen
PCI-uitbreidingska
art reageert niet.
2K*Configuratie
niet juist.
De batterij van
de realtime-klok
moet wellicht
worden
vervangen.
Deze batterij
gaat ongeveer
drie tot vijf jaar
mee.
1. Start de computer
opnieuw op.
2. Schakel SafePost uit.
3. Als de uitbreidingskaart
niet reageert, vervangt
u deze kaart.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen, F10).
Stel de datum en tijd opnieuw in
via het Configuratiescherm.
Als het probleem blijft optreden,
is het noodzakelijk de batterij
van de realtime klok te vervangen.
Raadpleeg de Handleiding voor de hardware voor informatie over
het vervangen van de batterij
of neem contact op met een
geautoriseerde Business of
Service Partner om de batterij
te vervangen.
*L = Lang, K = Kort
Problemen oplossenA–3
POST-foutberichten
Numerieke codes en tekstberichten (vervolg)
Code/bericht
163-Time & Date
Not Set (Tijd en
datum niet
ingesteld)
164-Memory Size
Error (Fout
geheugengrootte)
Geluidssignalen
Mogelijke
oorzaakAanbevolen maatregel
2K*Tijd of datum in
configuratiegehe
ugen ongeldig.
Mogelijk moet
de batterij van
de realtime-klok
worden
vervangen. Deze
batterij gaat
ongeveer drie tot
vijf jaar mee.
CMOS-jumper is
mogelijk niet
goed ingesteld.
2K*Geheugenconfig
uratie niet juist.
Stel de datum en de tijd opnieuw
in via het Configuratiescherm
(u kunt hiervoor ook Computer
Setup (Computerinstellingen)
gebruiken). Als het probleem
blijft optreden, is het noodzakelijk
de batterij van de realtime klok
te vervangen. Raadpleeg de
Handleiding voor de hardware
voor informatie over het vervangen
van de batterij of neem contact
op met een geautoriseerde
Business of Service Partner
om de batterij te vervangen.
Controleer indien van toepassing
of de CMOS-jumper goed is
ingesteld.
1. Start Computer Setup
(Computerinstellingen)
of de hulpprogramma’s
van Windows.
2. Zorg ervoor dat de
geheugenmodules juist
zijn geïnstalleerd.
3. Als u geheugen van
andere leveranciers heeft
toegevoegd, test u het
systeem met uitsluitend
HP-geheugen.
4. Controleer of het type
geheugenmodule juist is.
1. Controleer of de
ventilatieopeningen van
de computer niet zijn
geblokkeerd en of de
ventilator werkt.
2. Controleer of de juiste
processorsnelheid is
geselecteerd.
3. Vervang de processor.
4. Vervang de systeemkaart.
Problemen oplossenA–15
POST-foutberichten
Numerieke codes en tekstberichten (vervolg)
Code/bericht
1801-Microcode
Patch Error
(Fout in
microcode-patch)
1998-Master Boot
Record has been
lost (MBR is
verloren gegaan)
1999-Master Boot
Record has
changed (MBR is
gewijzigd)
Geluidssignalen
Mogelijke
oorzaakAanbevolen maatregel
GeenProcessor wordt
niet door ROM
BIOS
ondersteund.
1L, 2K*De eerder
opgeslagen
kopie van de
primaire
opstartrecord
is beschadigd.
1L*Het huidige
primaire
opstartrecord
komt niet overeen
met de eerder
opgeslagen
kopie daarvan.
Voer een upgrade naar de
juiste BIOS-versie uit.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en sla
de primaire opstartrecord (MBR)
van de huidige opstartschijf op.
Ga heel voorzichtig te werk.
Mogelijk is het primaire
opstartrecord bijgewerkt tijdens
normale activiteiten voor
schijfonderhoud (Schijfcontrole,
Fdisk of formattering). Als u in
dergelijke gevallen het eerder
opgeslagen primaire opstartrecord
terugzet, kunnen gegevens
verloren gaan. Als u zeker weet
dat de wijzigingen in het
opstartrecord onbedoeld en
ongewenst zijn (bijvoorbeeld
uitgevoerd door een virus),
start u Computer Setup
(Computerinstellingen) en herstelt
u de eerder opgeslagen kopie
van het primaire opstartrecord.
Als u dit niet zeker weet,
start u Computer Setup
(Computerinstellingen) en
schakelt u beveiliging van het
opstartrecord uit of slaat u het
opstartrecord van de huidige
opstartschijf op.
A–16Problemen oplossen
Numerieke codes en tekstberichten (vervolg)
POST-foutberichten
Code/bericht
2000-Master Boot
Record Hard Drive
has changed
(Vaste schijf van
MBR is gewijzigd)
Ongeldig
elektronisch
serienummer.
*L = Lang, K = Kort
Geluidssignalen
Mogelijke
oorzaakAanbevolen maatregel
1L, 2K*De huidige
opstartschijf is
niet de schijf
waarvan is
opgestart op
het moment dat
ubeveiliging
van de primaire
opstartrecord
inschakelde.
GeenElektronische
serienummer is
beschadigd.
Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en
schakel beveiliging van de
opstartrecord uit of sla de
opstartrecord van de huidige
opstartschijf op.
1. Start Computer Setup
(Computerinstellingen, F10).
Wanneer er bij
Computerinstellingen al
gegevens in het veld staan
of als u het serienummer
niet kunt invoeren, kunt u
SP5572.EXE (SNZERO.EXE)
downloaden van
http://www.compaq.com
en uitvoeren.
2. Start Computer Setup
(Computerinstellingen) en
voer het serienummer in
bij Security, System ID
(Beveiliging, Systeem-ID).
Sla de wijzigingen
vervolgens op.
Problemen oplossenA–17
POST-foutberichten
Numerieke codes en tekstberichten (vervolg)
Code/bericht
ECC-fout van
meerdere bits
gedetecteerd in
geheugenmodule.
Geluidssignalen
GeenDe chipset heeft
Mogelijke
oorzaakAanbevolen maatregel
meer dan één
slechte bit in
een 64-bits
quadwoord
van de
geheugenarray
aangetroffen.
Pariteitscontrole 2.GeenPariteitsfout
in RAM.
Vervang de geheugenmodule.
Voer Computer Setup
(Computerinstellingen) en
diagnoseprogramma’s uit.
A–18Problemen oplossen
POST-foutberichten
POST-meldingen via lampjes op het toetsenbord
en op het voorpaneel en via geluidssignalen
In dit gedeelte komen de codes aan bod die via lampjes op het
toetsenbord en het voorpaneel worden weergegeven, evenals de
geluidssignalen die mogelijk tijdens de POST worden weergegeven
en waar niet altijd een foutcode of tekstbericht bij hoort.
Wanneer het systeem is voorzien van een USB-toetsenbord (Universal
✎
Serial Bus), hoort u voor bepaalde via toetsenbordlampjes weergegeven
foutcodes mogelijk wel de aangegeven geluidssignalen, maar ziet u
geen knipperende toetsenbordlampjes.
POST-meldingen via lampjes op het toetsenbord en op het voorpaneel
en via geluidssignalen
Geluidss
Activiteit
ignalenMogelijke oorzaakAanbevolen maatregel
De lampjes van
Num Lock,
Caps Lock en
Scroll Lock
knipperen twee
keer aan en uit.
Caps
Lock-lampje op
toetsenbord
knippert.
*L = Lang, K = Kort
1L, 3K*Systeem-ROM is defect.
Het systeem wordt
gestart in de stand
Failsafe Boot Block.
1L, 2K*Grafische controller is
niet aanwezig of niet
juist geïnitialiseerd.
Voer nogmaals een flash
uit van het systeem-ROM
met behulp van een
ROMPaq-diskette. Zie het
gedeelte “Failsafe Boot Block
ROM” in de Handleiding Desktop Management.
1. Wis het CMOS.
2. Wanneer er een grafische
kaart is geïnstalleerd,
verwijdert u deze en
vervolgens plaatst u deze
weer terug.
3. Plaats de riser-kaart
opnieuw (indien van
toepassing).
Problemen oplossenA–19
POST-foutberichten
POST-meldingen via lampjes op het toetsenbord en op het voorpaneel
en via geluidssignalen (vervolg)
Geluidss
Activiteit
ignalenMogelijke oorzaakAanbevolen maatregel
Num
Lock-lampje
op toetsenbord
knippert (geldt
voor bepaalde
modellen).
1K, 2L*Systeemgeheugen is niet
aanwezig.
1. Controleer de
geheugenmodule
(raadpleeg het
desbetreffende gedeelte
van de Handleiding voor de hardware).
2. Verwijder de
geheugenmodule en
breng deze opnieuw aan.
3. Zie de paragraaf
“Geheugenproblemen
oplossen” in deze
handleiding.
VOORZICHTIG: Op bepaalde modellen wordt zowel ECC-geheugen als niet-ECC-geheugen
ondersteund. Op andere modellen wordt alleen niet-ECC-geheugen ondersteund. Op systemen
die ECC-geheugen ondersteunen, kan geen combinatie van ECC- en niet-ECC-geheugen
worden gebruikt. Bovendien wordt het besturingssysteem niet gestart.
Num
Lock-lampje op
toetsenbord
brandt.
GeenBoot Block Recovery
mislukt. ROMPaq-diskette
is niet aanwezig of
defect of de diskettedrive
is niet gereed.
Voer nogmaals een flash
uit van het systeem-ROM
met behulp van een
ROMPaq-diskette. Zie het
gedeelte “Failsafe Boot Block
ROM” in de Handleiding Desktop Management.
Scroll
Lock-lampje
op toetsenbord
knippert (geldt
2L, 1K*Hardwarefout
van systeemkaart
(vóór grafische
ondersteuning).
Vervang de systeemkaart.
voor bepaalde
modellen).
*L = Lang, K = Kort
A–20Problemen oplossen
POST-foutberichten
POST-meldingen via lampjes op het toetsenbord en op het voorpaneel
en via geluidssignalen (vervolg)
Geluidss
Activiteit
ignalenMogelijke oorzaakAanbevolen maatregel
Groen
aan/uit-lampje
brandt.
Groen
aan/uit-lampje
knippert elke twee
seconden.
Aan/uit-lampje
is uit.
Rood of geel
aan/uit-lampje
knippert elke twee
seconden (geldt
voor bepaalde
modellen).
GeenComputer is
ingeschakeld.
GeenComputer is in de stand
Standby naar RAM
(geldt voor bepaalde
modellen) of in de
normale standbystand.
GeenComputer is in de stand
Standby naar schijf
(indien van toepassing)
of de stroomtoevoer is
uitgeschakeld.
GeenStroomvoorziening
overbelast.
Geen
Geen
Geen
1. Druk op de aan/uit-knop.
Lampje moet groen zijn.
2. Koppel de computer
los van de netvoeding,
wacht 30 seconden, sluit
vervolgens de netvoeding
aan en schakel de
computer weer in.
3. Ontlast de netvoeding
door één voor één opties
te verwijderen totdat de
computer weer werkt.
4. Controleer de systeemkaart
op mogelijke beschadiging.
5. Vervang de systeemkaart.
6. Vervang de voeding.
Problemen oplossenA–21
POST-foutberichten
POST-meldingen via lampjes op het toetsenbord en op het voorpaneel
en via geluidssignalen (vervolg)
Geluidss
Activiteit
ignalenMogelijke oorzaakAanbevolen maatregel
Aan/uit-lampje
en lampje van
de vaste schijf
knipperen (groen).
Het rode
aan/uit-lampje
knippert elke
seconde (geldt
voor bepaalde
modellen).
Rood of geel
aan/uit-lampje
brandt.
GeenRiser-kaart niet
geplaatst.
1. Verwijder riser-kaart.
2. Wrijf de connector
schoon.
3. Installeer de riserkaart
opnieuw. (Raadpleeg de
Handleiding voor de
hardware voor informatie
over het verwijderen van
de riserkaart).
GeenROM-fout.Voer nogmaals een flash
uit van het systeem-ROM
met behulp van een
ROMPaq-diskette. Zie het
gedeelte “ROM-flash” in
de Handleiding Desktop Management.
GeenProcessor niet geplaatst.Plaats processor opnieuw in
systeemkaart.
A–22Problemen oplossen
POST-foutberichten
POST-meldingen via lampjes op het toetsenbord en op het voorpaneel
en via geluidssignalen (vervolg)
Geluidss
Activiteit
ignalenMogelijke oorzaakAanbevolen maatregel
Rood of geel
aan/uit-lampje:
1. Knippert
vier keer
per seconde,
OF
2. Knippert twee
keer met een
tussenpoos van
1 seconde,
gevolgd door
een pauze
van twee
seconden, OF
3. Knippert niet.
GeenComputer oververhit.1. Installeer zonodig de kap
of het toegangspaneel van
de computer.
2. Zorg ervoor dat de
ventilatieopeningen van
de computer niet zijn
geblokkeerd en dat de
interne ventilator werkt.
Problemen oplossenA–23
B
Wachtwoordbeveiliging en
CMOS opnieuw instellen
Deze computer ondersteunt voorzieningen waarmee u het systeem met
behulp van wachtwoorden kunt beveiligen. U kunt deze wachtwoorden
definiëren via het hulpprogramma Computer Setup
(Computerinstellingen).
Deze computer ondersteunt twee soorten wachtwoorden ter beveiliging
van het systeem, die u kunt definiëren via het hulpprogramma Computer
Setup (Computerinstellingen): instelwachtwoord en opstartwachtwoord.
Wanneer u alleen een instelwachtwoord instelt, is behalve Computer
Setup (Computerinstellingen) alle overige informatie op de computer
toegankelijk voor iedere willekeurige gebruiker. Wanneer u alleen een
opstartwachtwoord instelt, is het opstartwachtwoord nodig voor toegang
tot Computer Setup (Computerinstellingen) en alle overige informatie
op de computer. Wanneer u beide wachtwoorden instelt, krijgt u
alleen via het instelwachtwoord toegang tot Computer Setup
(Computerinstellingen).
Wanneer beide wachtwoorden zijn ingesteld, kunt u zich ook aanmelden
met het instelwachtwoord in plaats van met het opstartwachtwoord.
Deze voorziening is nuttig voor netwerkbeheerders.
Wanneer u het wachtwoord voor de computer bent vergeten, zijn er
twee manieren om dit wachtwoord te wissen, zodat u weer toegang
krijgt tot de informatie op de computer.
■ Jumper voor wachtwoord opnieuw instellen
■ De knop CMOS wissen gebruiken.
Problemen oplossenB–1
Wachtwoordbeveiliging en CMOS opnieuw instellen
VOORZICHTIG: Als u op de CMOS-knop drukt, worden voor de
CMOS-waarden de fabrieksinstellingen gebruikt en worden alle aangepaste
gegevens gewist, inclusief wachtwoorden, inventarisnummers en speciale
instellingen. Het is belangrijk dat u vooraf een backup van de CMOS-instellingen
maakt, voor het geval u deze instellingen later nog nodig heeft. U maakt deze
backup eenvoudig met Computer Setup (Computerinstellingen). Raadpleeg de
Handleiding Computerinstellingen voor informatie over de manier waarop u
een backup van de CMOS-instellingen maakt.
Jumper voor wachtwoord opnieuw instellen
U kunt als volgt de opstart- of instelwachtwoorden uitschakelen of de
opstart- of instelwachtwoorden wissen:
1. Schakel het besturingssysteem op de normale manier uit, schakel
vervolgens de computer en alle externe apparaten uit en haal het
netsnoer uit het stopcontact.
2. Ontkoppel het toetsenbord, de monitor en eventuele externe
apparaten die op de computer zijn aangesloten.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel door een
elektrische schok of hete oppervlakken door de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact te halen en de interne onderdelen van het systeem te
laten afkoelen voordat u deze aanraakt.
VOORZICHTIG: Als de stekker van de computer in het stopcontact
zit, staat er altijd spanning op de systeemkaart, ook als de computer
uitgeschakeld is. Als u de stekker van het netsnoer niet uit het stopcontact
haalt, kan er schade aan het systeem worden toegebracht.
VOORZICHTIG: Een ontlading van statische elektriciteit kan de
elektronische onderdelen van de computer of optionele apparatuur
beschadigen. Voordat u met deze procedures begint, zorgt u ervoor
dat de statische elektriciteit wordt ontladen door een geaard metalen
voorwerp aan te raken. Raadpleeg de handleiding Informatie over
veiligheid en voorschriften voor meer informatie.
B–2Problemen oplossen
Wachtwoordbeveiliging en CMOS opnieuw instellen
3. Verwijder de kap of het toegangspaneel van de computer.
4. Kijk waar het label en de jumper zitten.
Op de meeste systeemkaarten heeft het label de aanduiding E49 of P49.
✎
Voor informatie over de locatie van de wachtwoordjumper en andere
✎
onderdelen van de systeemkaart raadpleegt u de installatiekaart voor
uw systeem.
5. Verwijder de jumper van pinnen 1 en 2. Plaats de jumper uitsluitend
over pin 2, zodat u de jumper niet verliest.
6. Plaats het toegangspaneel terug.
7. Sluit de externe apparaten weer aan.
8. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet de computer aan.
Laat het besturingssysteem opstarten. De huidige wachtwoorden
worden gewist en de wachtwoordvoorzieningen worden
uitgeschakeld.
9. Herhaal stappen 1–4 om de wachtwoordvoorzieningen weer in te
schakelen en plaats de jumper weer terug op pinnen 1 en 2.
10. Herhaal stappen 6–8 en stel vervolgens nieuwe wachtwoorden in.
Raadpleeg de Handleiding Computerinstellingen voor meer
informatie over Computer Setup (Computerinstellingen).
CMOS wissen en opnieuw instellen
In het configuratiegeheugen (CMOS) van de computer wordt zowel
informatie over wachtwoorden opgeslagen als informatie over de
configuratie van de computer.
Problemen oplossenB–3
Wachtwoordbeveiliging en CMOS opnieuw instellen
CMOS-knop
1. Zet de computer en eventuele externe apparaten uit en haal de
stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
2. Ontkoppel het toetsenbord, de monitor en alle overige externe
apparaten die op de computer zijn aangesloten.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel door een
elektrische schok of hete oppervlakken door de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact te halen en de interne onderdelen van het systeem te
laten afkoelen voordat u deze aanraakt.
VOORZICHTIG: Als de stekker van de computer in het stopcontact
zit, staat er altijd spanning op de systeemkaart, ook als de computer
uitgeschakeld is. Als u de stekker van het netsnoer niet uit het stopcontact
haalt, kan er schade aan het systeem worden toegebracht.
VOORZICHTIG: Een ontlading van statische elektriciteit kan de
elektronische onderdelen van de computer of optionele apparatuur
beschadigen. Voordat u met deze procedures begint, zorgt u ervoor
dat de statische elektriciteit wordt ontladen door een geaard metalen
voorwerp aan te raken. Raadpleeg de handleiding Informatie over veiligheid en voorschriften voor meer informatie.
3. Verwijder de kap of het toegangspaneel van de computer.
VOORZICHTIG: Als u op de CMOS-knop drukt, worden voor de
CMOS-waarden de fabrieksinstellingen gebruikt en worden alle
aangepaste gegevens gewist, inclusief wachtwoorden, inventarisnummers
en speciale instellingen. Het is belangrijk dat u vooraf een backup van
de CMOS-instellingen maakt, voor het geval u deze instellingen later
nog nodig heeft. U maakt deze backup eenvoudig met Computer Setup
(Computerinstellingen). Raadpleeg de Handleiding Computerinstellingen
voor informatie over de manier waarop u een backup van de
CMOS-instellingen maakt.
B–4Problemen oplossen
Wachtwoordbeveiliging en CMOS opnieuw instellen
4. Houd de CMOS-knop gedurende vijf seconden ingedrukt.
CMOS-knop
5. Plaats het toegangspaneel terug.
Voor informatie over de locatie van de CMOS-knop en andere
✎
onderdelen van de systeemkaart raadpleegt u de installatiekaart voor
uw systeem.
6. Sluit de externe apparaten weer aan.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet de computer aan.
Het is noodzakelijk de wachtwoorden en alle speciale
✎
systeeminstellingen opnieuw in te stellen, evenals de datum en tijd.
Raadpleeg de Handleiding Desktop Management voor informatie
over het opnieuw instellen van wachtwoorden. Raadpleeg de
Handleiding Computerinstellingen voor meer informatie over
Computer Setup (Computerinstellingen).
Problemen oplossenB–5
Wachtwoordbeveiliging en CMOS opnieuw instellen
Computerinstellingen gebruiken om het CMOS opnieuw
in te stellen
Om het CMOS opnieuw in te stellen, start u eerst het hulpprogramma
Computer Setup (Computerinstellingen).
Druk op
(Computerinstellingen) rechtsonder in het scherm verschijnt.
Druk op
Als u niet op F10 drukt voordat het bericht is verdwenen, schakelt
✎
u de computer uit en vervolgens weer in om toegang tot het
hulpprogramma te kunnen krijgen.
U ziet een keuzelijst met vijf onderwerpen: File (Bestand), Storage
(Opslag), Security (Beveiliging), Power (Voeding) en Advanced
(Geavanceerd).
Wanneer u de fabrieksinstellingen van het CMOS wilt herstellen,
stelt u eerst de tijd en de datum in. Vervolgens selecteert u met de
pijltoetsen of de tabtoets de optie File (Bestand) > Set Defaults and Exit (Standaardinstellingen instellen en afsluiten). Hiermee
herstelt u de niet-definitieve instellingen, zoals de opstartvolgorde en
andere fabrieksinstellingen. De hardware wordt echter niet opnieuw
gedetecteerd.
Raadpleeg de Handleiding Desktop Management voor informatie
over het opnieuw instellen van wachtwoorden. Raadpleeg de
Handleiding Computerinstellingen voor meer informatie over
Computer Setup (Computerinstellingen).
F10 zodra het bericht over Computer Setup
Enter om een eventueel beginscherm over te slaan.
B–6Problemen oplossen
C
Schijfbeveiligingssysteem (DPS)
Het schijfbeveiligingssysteem DPS is een diagnosehulpmiddel dat in
de vaste schijf van bepaalde computers is ingebouwd. DPS is bedoeld
om een diagnose te stellen van problemen met de vaste schijf, zodat
de vaste schijf niet nodeloos wordt vervangen.
Tijdens de productie van deze systemen wordt elke geïnstalleerde vaste
schijf met DPS getest en wordt de belangrijkste informatie permanent
naar de schijf geschreven. Elke keer dat DPS wordt uitgevoerd, worden
de testresultaten naar de vaste schijf geschreven. Geautoriseerde Business
of Service Partners gebruiken deze informatie om de omstandigheden
te achterhalen die het uitvoeren van DPS noodzakelijk maakten.
Het uitvoeren van DPS heeft geen invloed op andere programma’s
of gegevens die op de vaste schijf zijn opgeslagen. De test is in de
firmware van de vaste schijf opgeslagen en kan zelfs wanneer het
besturingssysteem niet wordt opgestart, worden uitgevoerd. De tijd
die de test in beslag neemt, is afhankelijk van de leverancier en de
capaciteit van de vaste schijf. In de meeste gevallen kost de test
ongeveer twee minuten per GB.
Gebruik DPS wanneer u vermoedt dat er problemen zijn met de vaste
schijf. Wanneer de SMART-melding Hard Drive Detect Imminent Failure
(Opkomende fouten op vaste schijf detecteren) verschijnt, is het niet
nodig om DPS uit te voeren. Maak in plaats daarvan een back-up van
de gegevens op de vaste schijf en neem contact op met een Business
of Service Partner om de vaste schijf te vervangen.
Problemen oplossenC–1
Schijfbeveiligingssysteem (DPS)
Toegang krijgen tot DPS via
Diagnose voor Windows
U krijgt als volgt toegang tot DPS via Diagnostics for Windows
(Diagnose voor Windows):
1. Schakel de computer in en selecteer Deze computer >
Configuratiescherm > Diagnostics for Windows (Diagnose
voor Windows).
In het menu van het diagnoseprogramma ziet u een lijst met vijf
opties: Overview (Overzicht), Test, Status, Log (Logboek) en Error (Fout).
2. Selecteer Test > Type of test (Type test).
U kunt kiezen uit drie tests: Quick Test (Snelle test), Complete Test (Volledige test) en Custom Test (Aangepaste test).
3. Selecteer Custom Test (Aangepaste test).
U kunt kiezen uit twee teststanden: Interactive Mode (Interactief)
en Unattended Mode (Onbeheerd).
4. Selecteer Interactive Test (Interactieve test) > Storage (Opslag) > Hard Drives (Vaste schijven).
5. Selecteer de schijven die u wilt testen > Drive Protection System Test (DPS-test) > Begin Testing (Testen starten).
Wanneer de test is voltooid, verschijnt er voor elke geteste schijf één
van de drie volgende meldingen:
■ Test Succeeded (Test geslaagd). Voltooiingscode 0.
■ Test Aborted (Test afgebroken). Voltooiingscode 1 of 2.
■ Test Failed (Test mislukt). Vervanging van de schijfeenheid wordt
aangeraden. Voltooiingscode 3–14.
Wanneer de test niet geslaagd is, noteert u de voltooiingscode. Meld
de code aan de Business of Service Partner zodat deze kan helpen bij
het opsporen van het probleem.
C–2Problemen oplossen
Schijfbeveiligingssysteem (DPS)
Toegang krijgen tot DPS via Computerinstellingen
Wanneer de computer niet op de juiste manier opstart, gaat u via
Computer Setup (Computerinstellingen) naar DPS. Ga als volgt
te werk om toegang te krijgen tot DPS:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op.
2. Druk op
scherm verschijnt.
Als u niet op F10 drukt voordat het bericht is verdwenen, schakelt
✎
u de computer uit en vervolgens weer in om toegang tot het
hulpprogramma te kunnen krijgen.
U ziet een keuzelijst met vijf onderwerpen: File (Bestand), Storage
(Opslag), Security (Beveiliging), Power (Voeding) en Advanced
(Geavanceerd).
3. Selecteer Storage (Opslag) > IDE DPS Self-Test
(IDE DPS-zelftest).
Een lijst met op de computer geïnstalleerde vaste schijven met
DPS-ondersteuning verschijnt op het scherm.
Wanneer er geen vaste schijven met DPS-ondersteuning
✎
zijn geïnstalleerd, verschijnt de optie IDE DPS Self-Test
(IDE DPS-zelftest) niet op het scherm.
4. Selecteer de vaste schijf die moet worden getest en volg de
vragen op het scherm om het testen te voltooien.
Wanneer de test is voltooid, verschijnt er een van deze drie berichten
op het scherm:
F10 zodra het bericht F10=Setup rechtsonder in het
■ Test Succeeded (Test geslaagd). Voltooiingscode 0.
■ Test Aborted (Test afgebroken). Voltooiingscode 1 of 2.
■ Test Failed (Test mislukt). Vervanging van de schijfeenheid wordt
aangeraden. Voltooiingscode 3–14.
Wanneer de test niet geslaagd is, noteert u de voltooiingscode. Meld
de code aan de Business of Service Partner zodat deze kan helpen bij
het opsporen van het probleem.
Problemen oplossenC–3
Analoge/digitale audio-uitvoer
instellen
Uw computer is mogelijk voorzien van een geïntegreerde audio-oplossing
met ondersteuning voor externe analoge of digitale stereoluidsprekers.
Deze systemen kunnen automatisch het luidsprekertype detecteren en
het bijbehorende signaal genereren. Als u handmatig wilt schakelen
tussen analoog, digitaal en automatische detectie, voert u de volgende
procedures uit, afhankelijk van het besturingssysteem.
Als u de digitale uitvoerstand selecteert, worden de interne luidspreker
✎
en de externe analoge luidsprekers uitgeschakeld totdat u opnieuw
een analoge stand of een stand voor automatische detectie inschakelt.
Als u de analoge uitvoerstand selecteert, worden externe digitale
luidsprekers uitgeschakeld tot u opnieuw een digitale stand of een stand
voor automatische detectie inschakelt.
D
Microsoft Windows 98 en
Microsoft Windows 2000
1. Klik op Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik
op het pictogram Systeem om het venster Systeem te openen.
2. Klik in het venster Systeem op Apparaatbeheer.
3. Klik op het plusteken (+) naast Besturing voor geluid, video en spelletjes om de lijst uit te vouwen.
4. Ga voor Windows 98 verder met stap 5. Ga voor Windows 2000
verder met stap 6.
5. In Windows 98 markeert u het gewenste geluidsapparaat en
vervolgens klikt u op Eigenschappen om het bijbehorende
eigenschappenvenster te openen. Ga verder met stap 7.
Problemen oplossenD–1
Analoge/digitale audio-uitvoer instellen
6. In Windows 2000 dubbelklikt u op het gewenste geluidsapparaat
om het bijbehorende eigenschappenvenster te openen.
7. In het gebied Configuratie van het tabblad Instellingen selecteert
u de gewenste instelling voor de uitvoerstand.
8. Klik op OK om het venster met eigenschappen te sluiten.
9. Sluit het venster Systeem.
10. Sluit het Configuratiescherm.
Microsoft Windows NT 4.0
1. Klik op Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik
op het pictogram Multimedia om het venster Eigenschappen voor multimedia te openen.
2. Selecteer het tabblad Apparaatbeheer boven aan het venster.
3. Klik op het plusteken (+) naast het item voor geluidsapparatuur
om de lijst uit te vouwen.
4. Klik op het gewenste geluidsapparaat om het te markeren.
5. Klik op Eigenschappen om het eigenschappenvenster te openen
en klik vervolgens op Instellingen.
6. Stel de gewenste uitvoerstand in.
7. Klik op OK om het venster met eigenschappen te sluiten.
8. Sluit het venster Eigenschappen voor Multimedia.
9. Sluit het Configuratiescherm.
D–2Problemen oplossen
Microsoft Windows XP
1. Klik op Start > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens
op het pictogram Spraak, geluid en geluidsapparaten.
2. Selecteer het tabblad Hardware.
3. Markeer het gewenste geluidsapparaat.
4. Klik op Eigenschappen om het venster Apparaateigenschappen
te openen.
5. Klik op het tabblad Eigenschappen.
6. Klik op het plusteken (+) naast het item voor geluidsapparatuur
om de lijst uit te vouwen.
7. Markeer het betreffende stuurprogramma door erop te klikken.
8. Klik op Eigenschappen.
9. Klik op Instellingen.
10. Stel de gewenste uitvoerstand in.
11. Klik op OK om het venster met eigenschappen te sluiten.
Analoge/digitale audio-uitvoer instellen
12. Sluit het Configuratiescherm.
Problemen oplossenD–3
E
SCSI-stuurprogramma’s installeren
voor installatie van Windows NT
De informatie in deze appendix geldt alleen voor workstations.
De volgende informatie geldt niet als u de initiële configuratie van de
✎
voorgeïnstalleerde software voltooit of als u het vooraf geïnstalleerde
image herstelt vanaf de cd Compaq Restore of Restore Plus!.
Als het workstation een vaste schijf van het type SCSI bevat, en u
Microsoft Windows NT installeert vanaf een normale (niet vooraf
geïnstalleerde) cd met Microsoft Windows NT Workstation of direct vanaf
de cd met het besturingssysteem, voert u de volgende procedure uit.
2. Selecteer het door u gebruikte workstationmodel en Microsoft
Windows NT 4.0 onder Locate By Product (Zoeken op product) en klik op Locate Software (Software zoeken).
3. Kies onder Storage Drivers (Opslag) de optie Family Manager Set Drivers voor de SCSI-controller die u gebruikt. Ga naar
de volgende webpagina als u niet weet welke controller bij uw
systeem is geleverd:
4. Download de SoftPaq naar een tijdelijke directory en voer de
SoftPaq vervolgens uit om een diskette te maken met de vereiste
SCSI-stuurprogramma’s.
Problemen oplossenE–1
SCSI-stuurprogramma’s installeren voor installatie van Windows NT
Op het primaire systeem:
1. Plaats de cd met het besturingssysteem in de cd-rom-drive en start
het systeem op.
2. Wanneer het bericht “Setup is inspecting your computer’s hardware
configuration” (Setup controleert de hardwareconfiguratie van uw
computer) verschijnt, drukt u op
van de SCSI-stuurprogramma’s op te geven.
3. Plaats de diskette met de stuurprogramma’s. Wanneer een
selectievenster verschijnt, kiest u S in de lijst om een extra
apparaat op te geven.
4. Kies Other (Overige) in de lijst. Wanneer een selectievenster
verschijnt, selecteert u uw SCSI-controller.
F6. U wordt gevraagd de locatie
5. Druk op
Nadat de stuurprogramma’s zijn geïnstalleerd, installeert u Windows NT
op de SCSI-schijf. Vergeet niet de meest recente Service Pack te
installeren.
Voor meer informatie bezoekt u
Enter om de installatie te voltooien.
✎
http://www.compaq.com/support/workstations
Klik op het door u gebruikte workstationmodel en zoek onder
Customer Advisory een artikel met betrekking tot het onderwerp
waarover u meer wilt weten.
E–2Problemen oplossen
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.