De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De garanties voor HP producten en diensten staan vermeld
in de expliciete garantiebepalingen bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in dit document kunnen geen rechten worden
ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Windows Server 2003 is een
handelsmerk van Microsoft Corporation.
November 2006 (tweede editie)
Artikelnummer 419351-332
Doelgroep
Dit document is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor de installatie en het beheer van
servers en opslagsystemen en de oplossing van problemen hiermee. HP neemt aan dat u bent
gekwalificeerd in het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent getraind in het herkennen van
gevaren in producten met gevaarlijke energieniveaus.
Server inschakelen................................................................................................................................... 17
Server uitschakelen.................................................................................................................................. 17
Paneel van towermodel ontgrendelen......................................................................................................... 18
Server installeren..................................................................................................................................... 23
Server registreren .................................................................................................................................... 25
Installatie van hardwareopties...................................................................................................... 26
3 Aan/standby-lampje Groen = Systeem heeft netvoeding en werkt
Oranje = Systeem heeft netvoeding en staat in standbystand
Uit = Systeem heeft geen netvoeding
4
5
Activiteitslampje vaste
schijf
Verbindings/activiteitslampje van
netwerkadapter
Groen = Vaste schijven zijn correct aangesloten en werken goed
Uit = Vaste schijf is niet actief
Groen = Verbonden met netwerk
Groen knipperend = Verbinding en activiteit op het netwerk
Uit = Geen netwerkverbinding
6
Lampje voor de conditie
van het interne systeem*
Groen = Normaal (systeem is ingeschakeld)
Oranje = Systeemconditie is afgenomen
Rood = Systeemconditie is kritiek
Uit = Normaal (systeem is uitgeschakeld)
7
Indicatorlampjes cd-romdrive
Aan = Activiteit
Uit = Geen activiteit
* Voor servers met redundante hot-pluggable voedingseenheden geeft het lampje voor de conditie van het interne
systeem ook een voedingseenheidgebeurtenis aan (zie "
Lampjes op het achterpaneel" op pagina 9).
Onderdelen 7
Onderdelen op het achterpaneel
OPMERKING: De server kan er anders uitzien dan de afgebeelde server.
Item Beschrijving
1 Connectoren voor voedingseenheid
2 Muisconnector
3 Toetsenbordconnector
4 Seriële poort
5 Videoconnector
6 USB-connectoren (2)
7 RJ-45-connector Ethernet
8 RJ-45-connector (iLO 2)
9 Parallelle poort
Onderdelen 8
Lampjes op het achterpaneel
• Model met een redundante hot-pluggable voedingseenheid
Item Beschrijving Status
1
2
3 Lampje voor 'Voeding in orde' Groen = Voeding functioneert goed
Verbindingslampje voor
netwerkadapter
Activiteitslampje voor
netwerkadapter
Aan = Verbinding
Uit = Geen verbinding
Knipperend = Activiteit
Uit = Geen activiteit
Uit = Voedingseenheid is uitgeschakeld
Onderdelen 9
Model met een niet-redundante non-hot-pluggable voedingseenheid
•
Item Beschrijving Status
1
Verbindingslampje van 10/100/1000netwerkadapter
Aan = Verbinding
Uit = Geen verbinding
2 Lampje voor netwerkadapter Knipperend = Activiteit
Uit = Geen activiteit
Onderdelen van de systeemkaart
Item Beschrijving
1 Connector processorvoeding
2 Connector voor redundante voedingseenheid
3 Connector voor systeemvoeding
4 DIMM-slot 4 (bank B)
Onderdelen 10
Item Beschrijving
5 DIMM-slot 3 (bank A)
6 DIMM-slot 2 (bank B)
7 DIMM-slot 1 (bank A)
8 IDE-connector
9 USB-connector voorzijde
10 Interne USB-connector
11 SATA-connector
12 Schakelaar voor systeemonderhoud
13 Connector voor de kaart voor de lampjes op het voorpaneel
14 Connector USB-tapedrive
15 Diskettedriveconnector
16 Connector voor vaste-schijfventilator
17 Systeembatterij
18 PCI-uitbreidingsslot 1 (PCI Express x1*)
19 PCI-uitbreidingsslot 2 (PCI-X, 64-bit/100-MHz)
20 PCI-uitbreidingsslot 3 (PCI-X, 64-bit/100-MHz)
21 PCI-uitbreidingsslot 4 (PCI Express x4**)
22 Connector voor systeemventilator
23 Optionele connector voor seriële poort
24 Processor
* x8 PCI Express-kaarten worden ondersteund, maar werken met een snelheid van x1.
** x8 PCI Express-kaarten worden ondersteund, maar werken met een snelheid van x4.
Onderdelen 11
Schakelaar voor systeemonderhoud
Stand Standaardstand Functie
S1 Uit Uit = iLO 2 beveiliging is ingeschakeld
Aan = iLO 2 beveiliging is uitgeschakeld
S2 Uit Uit = Systeemconfiguratie kan worden gewijzigd
Aan = Systeemconfiguratie is vergrendeld
S3 Uit Gereserveerd
S4 Uit Gereserveerd
S5 Uit Uit = Geen functie
Aan = Opstartwachtwoord en
beheerderswachtwoord worden gewist
S6 Uit Uit = Normaal
Aan = Systeemconfiguratie wordt als ongeldig
beschouwd
S7 Uit Gereserveerd
S8 Uit Gereserveerd
Wanneer de schakelaar voor systeemonderhoud op positie S6 is ingesteld op ON (AAN), is het systeem
gereed om alle instellingen voor de systeemconfiguratie in zowel het CMOS als het NVRAM te wissen.
VOORZICHTIG: Als u het CMOS en/of NVRAM wist, verwijdert u configuratie-informatie. Zorg ervoor
dat u de server goed configureert. Als dat niet het geval is, kan er sprake zijn van gegevensverlies.
Informatie over het herstellen van de ROM-backup vindt u bij het onderwerp over ROMPaqcalamiteitenherstel (op pagina
52).
Onderdelen 12
Lampjes op de systeemkaart
Item Beschrijving Status
1 PVM-fout Oranje = PVM werkt niet
Uit = Normaal
2 DIMM 4-fout Oranje = DIMM werkt niet of ontbreekt
Uit = Normaal
3 DIMM 3-fout Oranje = DIMM werkt niet of ontbreekt
Uit = Normaal
4 DIMM 2-fout Oranje = DIMM werkt niet of ontbreekt
Uit = Normaal
5 DIMM 1-fout Oranje = DIMM werkt niet of ontbreekt
Uit = Normaal
6 Processorfout Oranje = Er is een multi-bitfout opgetreden
Uit = Normaal
7
Ventilatorfout vasteschijfhouder
Oranje = Vaste-schijfventilator werkt niet.
Uit = Normaal
8 Voeding van systeem Groen = Systeemvoeding is ingeschakeld
Uit = Systeemvoeding is uitgeschakeld
9 Netvoeding Groen = Voeding is OK
Uit = Er is sprake van een of meer van de volgende condities:
• Geen netvoeding beschikbaar
• Voedingseenheid werkt niet
• Voedingseenheid in standbystand
• Voedingseenheid heeft limieten voor stroomverbruik overschreden
10
Waarschuwing
systeemtemperatuur
Oranje = Systeemtemperatuur heeft het waarschuwingsniveau van het
besturingssysteem overschreden
12 Systeemventilatorfout Oranje = Systeemventilator werkt niet
Uit = Normaal
Onderdelen 13
Combinatie van systeemlampjes en het lampje
voor de interne systeemconditie
Wanneer het lampje voor de conditie van het interne systeem op het voorpaneel oranje of rood is, vindt
er een conditiegebeurtenis plaats. Combinaties van brandende systeemlampjes en het lampje voor de
conditie van het interne systeem geven de systeemstatus aan.
OPMERKING: Het lampje voor de conditie van het interne systeem geeft alleen prefailure- en
garantiecondities weer als het stuurprogramma voor systeembeheer is geïnstalleerd.
De conditielampjes op het voorpaneel geven alleen de huidige hardwarestatus aan. In sommige situaties
HP Insight Diagnostics" op pagina 51) een andere serverstatus rapporteren dan de
Kleur lampje
internesysteemconditie
Rood
Rood • PVM in voetje x werkt niet.
Rood • DIMM in slot x werkt niet.
Rood
Rood
Rood
Status
Er is mogelijk sprake van een of meer van de volgende
condities:
• De processor in voetje x is defect.
• Processor x is niet geïnstalleerd in het voetje.
• Het ROM heeft tijdens de POST een defecte processor
gedetecteerd.
• PVM is niet geïnstalleerd in voetje x, maar de bijbehorende
processor is wel geïnstalleerd.
• Er is een multi-bitfout opgetreden in de DIMM.
• DIMM in slot x heeft drempel enkel-bit corrigeerbare fouten
bereikt.
• Er dreigt een storing op te treden met de DIMM in slot x.
De bank is niet geheel gevuld, of de DIMM's in de bank komen
niet overeen.
• Er is geen geldig of bruikbaar geheugen geïnstalleerd in het
systeem.
• De banken zijn niet in de juiste volgorde gevuld.
De systeemtemperatuur heeft het waarschuwingsniveau van het
besturingssysteem of een kritiek hardwareniveau overschreden.
kan HP SIM (zie "
conditielampjes, omdat de software meer systeemkenmerken controleert.
Systeemlampje en
kleur
Processorfout,
voetje x (oranje)
Oranje Er dreigt een storing op te treden met de processor in voetje x.
PVM-fout,
slot x (oranje)
DIMM-fout,
slot x (oranje)
Oranje
DIMM-bankfout
(alle slots in één
bank, oranje)
DIMM-fout
(alle slots, oranje)
Waarschuwing
systeemtemperatuur
(oranje)
Ventilator (oranje) Rood Een vereiste ventilator is defect.
Onderdelen 14
SAS- en SATA-apparaatnummers
Lampjes van hot-pluggable SATA- of SAS-vaste schijven
Item Beschrijving Status
1 Fout-/UID-status Oranje = Storing in schijfeenheid.
Oranje knipperend = Activiteit voor foutproces
Blauw = Identificatie van eenheid is actief
Uit = Geen activiteit voor foutproces.
2 Online/activiteit Groen = Schijfactiviteit
Groen knipperend = Schijfeenheid is zeer actief of wordt
geconfigureerd als onderdeel van een array
Uit = Schijfeenheid is niet actief.
Het activiteitslampje van de vaste schijf brandt niet als gebruik wordt gemaakt van SATA-schijven die zijn
aangesloten op het geïntegreerde opslagapparaat. In deze configuratie kan activiteit van de SATA-vaste
schijf worden vastgesteld via het lampje op het voorpaneel van het systeem.
Onderdelen 15
Ventilatorlocaties
OPMERKING: De luchtgeleideplaat en het koelelement van de processor zijn verwijderd voor de
duidelijkheid.
Item Beschrijving
1 Systeemventilator
2 Ventilator vaste-schijfhouder
Onderdelen 16
Basishandelingen
In dit gedeelte
Server inschakelen ................................................................................................................................. 17
Server uitschakelen................................................................................................................................. 17
Paneel van towermodel ontgrendelen ....................................................................................................... 18
Druk op de aan/standby-knop om de server in te schakelen.
Druk tijdens het opstarten op F9 als dit wordt gevraagd. U kunt de serverinstellingen via RBSU wijzigen
HP ROM-Based Setup Utility" op pagina42). De standaardinstelling voor de systeemtaal is Engels.
(zie "
Raadpleeg de ROM-Based Setup Utility User Guide op de documentatie-cd voor meer informatie over de
automatische configuratie.
Server uitschakelen
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding van de server volledig uit te
schakelen. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade
aan de apparatuur. Met de aan/standby-knop op het voorpaneel schakelt u de voeding
van het systeem niet volledig uit. Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne
schakelingen blijven ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
BELANGRIJK: Als u een hot-pluggable apparaat installeert, hoeft u de server niet uit te schakelen.
1. Sluit het besturingssysteem af, zoals aangegeven in de documentatie bij het besturingssysteem.
2. Druk op de aan/standby-knop. Zo zet u de server in de standbystand. Als de standbystand is
geactiveerd, wordt het systeemvoedingslampje oranje.
3. Koppel de netsnoeren los.
De voeding van de server is nu volledig uitgeschakeld.
Basishandelingen 17
Paneel van towermodel ontgrendelen
Het afneembare paneel moet worden ontgrendeld en geopend voordat toegang kan worden verkregen
tot de vaste-schijfhouder en mediaposities. Het afneembare paneel moet worden ontgrendeld voordat het
toegangspaneel wordt verwijderd. Het paneel moet normaal gesproken altijd gesloten zijn.
Indien noodzakelijk, verwijdert u het afneembare paneel door het open paneel uit het chassis te tillen.
Toegangspaneel verwijderen
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen voordat u
deze aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd met het toegangspaneel geopend of
verwijderd. Het gebruik van de server op deze manier leidt tot een verkeerde luchtcirculatie en onvoldoende
koeling zodat de server beschadigd kan raken door oververhitting.
1. Schakel de server uit (zie pagina 17).
2. Ontgrendel het paneel (zie "Paneel van towermodel ontgrendelen" op pagina 18).
3. Draai de twee schroeven los.
4. Schuif het toegangspaneel naar de achterkant van de server, en verwijder het toegangspaneel.
Nadat u de gewenste hardwareopties heeft geïnstalleerd, plaatst u het toegangspaneel terug. Controleer
of het toegangspaneel goed op zijn plaats zit voordat u de server inschakelt.
Toegangspaneel installeren
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd met het toegangspaneel geopend of
verwijderd. Het gebruik van de server op deze manier leidt tot een verkeerde luchtcirculatie en onvoldoende
koeling zodat de server beschadigd kan raken door oververhitting.
1. Plaats het toegangspaneel op het chassis en schuif het naar de voorkant van de server.
2. Draai de twee schroeven vast.
3. Sluit het paneel (zie "Paneel van towermodel ontgrendelen" op pagina 18).
BELANGRIJK: Controleer of het toegangspaneel goed op zijn plaats zit voordat u de server inschakelt.
Server installeren.................................................................................................................................... 23
Server registreren................................................................................................................................... 25
Optionele installatieservices
Als u kiest voor HP Care Pack Services, maken ervaren, door HP gecertificeerde technici uw servers
volledig operationeel met ondersteuningspakketten die specifiek op de HP ProLiant systemen zijn
afgestemd. In een HP Care Pack combineert u in één pakket ondersteuning voor zowel hardware als
software. U kunt kiezen uit een aantal serviceniveaus om te voorzien in uw behoeften.
Met de eenvoudig aan te schaffen en gebruiksvriendelijke HP Care Packs breidt u uw standaard
productgarantie en ondersteuning uit zodat u optimaal kunt profiteren van uw server. Onder de Care
Pack services vallen:
• Ondersteuning van de hardware
• Call-to-Repair binnen 6 uur
• 24x7 dezelfde dag binnen 4 uur
• Dezelfde werkdag binnen 4 uur
• Ondersteuning van de software
• Microsoft®
• Linux
• HP ProLiant Essentials (HP SIM en RDP)
• Geïntegreerde ondersteuning van hardware en software
• Critical Service
• Proactive 24
• Support Plus
• Support Plus 24
• Opstart- en implementatieservices voor hardware en software
Meer informatie over Care Packs vindt u op de HP website
Bij alle racks van de HP of Compaq 9000, 10000 en H9 series wordt een rackinformatiepakket
meegeleverd. Raadpleeg de documentatie bij dit pakket voor meer informatie over de beschikbare
informatiebronnen.
Als u meerdere servers in één rack wilt installeren en configureren, raadpleegt u de white paper hierover
op de HP website (
http://www.hp.com/products/servers/platforms).
Optimale omgeving
Als u de server in een rack installeert, kiest u een locatie die voldoet aan de vereisten die in dit gedeelte
Ruimte en luchtcirculatie
worden beschreven.
Houd bij de keuze van de racklocatie rekening met de volgende vereisten, zodat er voldoende ventilatie
voor de server is en genoeg ruimte om deze te onderhouden.
• Er moet minimaal 63,5 cm ruimte aan de voorkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 76,2 cm ruimte aan de achterkant van het rack zijn.
• Er moet minimaal 121,9 cm ruimte zijn tussen de achterkant van het rack en de achterkant van een
ander rack of een andere rij racks.
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit via het achterpaneel.
Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende ventilatieopeningen zijn om de lucht naar
binnen te laten en in het achterpaneel voldoende ventilatieopeningen waardoor de warme lucht het rack
kan verlaten.
VOORZICHTIG: Blokkeer de ventilatieopeningen van het rack niet, om schade aan de apparatuur door
onvoldoende koeling te voorkomen.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen, heeft dit effect op de luchtcirculatie
in het rack en tussen de servers. Sluit alle tussenruimten af met opvulpanelen, zodat er voldoende
luchtcirculatie is.
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd met opvulpanelen. Hierdoor wordt een goede
luchtcirculatie gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt zonder opvulpanelen, kan apparatuur beschadigd
raken door oververhitting.
De racks uit de 9000 en 10000 Serie geven een goede serverkoeling door de gaatjes in de voor- en
achterpanelen die 64 procent open ruimte voor ventilatie leveren.
VOORZICHTIG: Bij een rack uit de 7000 Serie van Compaq moet u het goed ventilerende rackinzetstuk
(artikelnummers 327281-B21 (42U) of 157847-B21 (22U)) installeren, om te zorgen voor voldoende
luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de achterkant.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende extra minimumvereisten als u een rack van een andere
fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede luchtcirculatie en voorkomt u schade aan de apparatuur.
• Voor- en achterpanelen: Als het 42U-rack afsluitende voor- en achterpanelen heeft, moet er 5350 cm²
aan gaatjes (van boven naar beneden gelijkmatig verdeeld) vrij zijn om voor voldoende luchtcirculatie
te zorgen. Dit komt overeen met de vereiste 64 procent open ruimte voor ventilatie.
• Zijpaneel: De ruimte tussen het geïnstalleerde rackonderdeel en de zijpanelen van het rack moet
minimaal 7 cm zijn.
Installatie en configuratie 20
Temperatuur
Voor een blijvend veilige en betrouwbare werking plaatst u het systeem in een goed geventileerde ruimte
waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste servers is 35°C. Om die reden
mag de temperatuur van de ruimte waarin het rack zich bevindt, niet hoger dan 35°C zijn.
VOORZICHTIG: Volg de onderstaande instructies op om het risico van schade aan de apparatuur bij het
installeren van opties van andere fabrikanten tot een minimum te beperken:
• Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de server niet belemmert en dat de
interne racktemperatuur niet boven de maximaal toegestane waarde uitkomt.
• Zorg ervoor dat de door de fabrikant aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) niet wordt
overschreden.
Voeding
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de installatie van elektrische
apparatuur en moet door bevoegde technici worden uitgevoerd. De apparatuur is ontworpen voor
installaties die in de Verenigde Staten vallen onder de National Electric Code (NFPA-70, 1999 Edition)
en de bepalingen ter bescherming van elektronische computerapparatuur en gegevensverwerkende
apparatuur (NFPA-75, 1992). Informatie over het stroomverbruik van opties vindt u op het productlabel of
in de gebruikershandleiding die bij de optie wordt geleverd.
WAARSCHUWING: De spanningsgroep die de voeding voor het rack levert, mag niet
worden overbelast, om het risico van persoonlijk letsel, brand en schade aan de
apparatuur te beperken. Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf voor informatie
over bedradings- en installatievereisten.
VOORZICHTIG: Bescherm de server door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply) tegen
schommelingen in de spanning en tijdelijke stroomstoringen. Dit apparaat beschermt de hardware tegen
schade als gevolg van stroompieken en spanningspieken en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een
stroomstoring.
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra stroomverdelingsapparatuur te
gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding worden voorzien. Neem de
volgende richtlijnen in acht:
• Verdeel de serverbelasting gelijkmatig over de beschikbare spanningsgroepen.
• Zorg ervoor dat het verbruik van het gehele systeem niet hoger is dan 80 procent van de capaciteit
van de spanningsgroep.
• Gebruik geen stekkerdozen bij deze apparatuur.
• Sluit de server aan op een afzonderlijke spanningsgroep.
Aarding
De server moet goed worden geaard voor een veilige en correcte werking. In de Verenigde Staten moet
deze apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming met artikel 250 van de National Electric Code
(NFPA-70, 1999 Edition) en met de plaatselijke voorschriften. In Canada moet deze apparatuur worden
geïnstalleerd in overeenstemming met de Canadian Electrical Code van de Canadian Standards
Association (CSA C22.1). In alle overige landen moet de apparatuur worden geïnstalleerd in
overeenstemming met plaatselijke of landelijke voorschriften voor elektrische apparatuur, zoals de
International Electrotechnical Commission (IEC) Code 364, artikel 1 tot en met 7. Alle
stroomverdelingselementen in de installatie, zoals spanningsgroepen, bedrading, aansluitingen, moeten
goedgekeurd en geaard zijn.
Installatie en configuratie 21
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde voedingsbron, wordt u
aangeraden een PDU (Power Distribution Unit) te gebruiken die is verbonden met de aardlekschakelaar
van het gebouw of die is voorzien van een niet-afneembaar snoer dat is aangesloten op een
aardlekstekker. NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard IEC 60309 zijn geschikt voor
dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te gebruiken bij de server.
Waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur
door ervoor te zorgen dat:
• de stelvoetjes van het rack op de grond staan;
• het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust;
• de stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een enkel rack);
• de racks aan elkaar zijn gekoppeld (bij installatie van meerdere racks);
• er maar één onderdeel tegelijk uit het rack is geschoven. Het rack kan instabiel
worden als meer dan één onderdeel is uitgeschoven.
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan de apparatuur
door ervoor te zorgen dat bij het uitladen van een rack:
• het rack met minimaal twee mensen wordt uitgeladen. Dit is essentieel voor de
veiligheid. Een leeg 42U-rack kan wel 115 kilo wegen, meer dan 2 m hoog zijn en
instabiel worden als het op de zwenkwieltjes wordt verplaatst.
• u nooit voor het rack staat als u het van de pallet rolt. Zorg ervoor dat u het rack
altijd aan beide zijkanten vastpakt.
WAARSCHUWING: Wanneer u een server in een Telco-rack plaatst, controleert u of het
frame van het rack goed is bevestigd aan de boven- en onderkant van de constructie.
WAARSCHUWING: De server is erg zwaar. Beperk als volgt het risico van persoonlijk
letsel en beschadiging van de apparatuur:
• Houd u aan de lokale gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en richtlijnen voor het
hanteren van materialen.
• Laat iemand u helpen het apparaat op te tillen en in evenwicht te houden wanneer u
het installeert of verwijdert, vooral wanneer het apparaat niet aan de rails is
bevestigd. Als de server zwaarder is dan 22,5 kg, moet de server door ten minste
twee personen in het rack worden getild. Mogelijk is er een derde persoon vereist om
de server op de rails te helpen zetten, als de server hoger dan borsthoogte wordt
geïnstalleerd.
• Wees voorzichtig wanneer u de server installeert in of verwijdert uit het rack. De
server is niet stabiel wanneer deze niet aan de rails is bevestigd.
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen voordat u
deze aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding van de server volledig uit te
schakelen. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel, elektrische schokken of schade
aan de apparatuur. Met de aan/standby-knop op het voorpaneel schakelt u de voeding
van het systeem niet volledig uit. Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne
schakelingen blijven ingeschakeld totdat het netsnoer is losgekoppeld.
Installatie en configuratie 22
VOORZICHTIG: Bescherm de server door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply) tegen
schommelingen in de spanning en tijdelijke stroomstoringen. Dit apparaat beschermt de hardware tegen
schade als gevolg van stroompieken en spanningspieken en zorgt dat het systeem blijft werken tijdens een
stroomstoring.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd met het toegangspaneel geopend of
verwijderd. Het gebruik van de server op deze manier leidt tot een verkeerde luchtcirculatie en onvoldoende
koeling zodat de server beschadigd kan raken door oververhitting.
Inhoud van de doos van de server controleren
Haal de server uit de doos en kijk of u alle benodigde onderdelen en documentatie heeft voor de
installatie van de server.
De doos van de server bevat de volgende onderdelen:
• Server
• Netsnoer
• Toetsenbord en muis (niet bij alle configuraties)
• Documentatie bij de hardware, documentatie-cd en softwaremedia
Naast de meegeleverde onderdelen heeft u mogelijk de volgende items nodig:
• Optionele vaste schijven, arraycontrollers en tapedrives
• Besturingssysteem of applicatiesoftware
• UPS of PDU
Hardwareopties installeren
Installeer eventuele hardwareopties voordat u de server initialiseert. Raadpleeg de documentatie bij de
optie voor installatie-instructies. Serverspecifieke informatie vindt u in het gedeelte "Installatie van
hardwareopties" (op pagina
26).
Server installeren
1. Sluit de randapparatuur op de server aan.
WAARSCHUWING: Steek geen telefoon- of telecommunicatieconnectoren in RJ-45-
connectoren, om het risico van letsel door elektrische schokken of brand of het risico
van schade aan apparatuur te beperken.
Installatie en configuratie 23
OPMERKING: De server kan er anders uitzien dan de afgebeelde server.
Item Beschrijving
1 Connectoren voor voedingseenheid
2 Muisconnector
3 Toetsenbordconnector
4 Seriële poort
5 Videoconnector
6 USB-connectoren (2)
7 RJ-45-connector Ethernet
8 RJ-45-connector (iLO 2)
9 Parallelle poort
2. Sluit het netsnoer aan op de achterkant van de server.
3. Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsbron.
WAARSCHUWING: U beperkt als volgt het risico van elektrische schokken en
beschadiging van de apparatuur:
• Gebruik altijd een geaarde netsnoerstekker. De geaarde stekker is een belangrijke
veiligheidsvoorziening.
• Steek het netsnoer in een geaard stopcontact dat altijd makkelijk te bereiken is.
• Koppel het netsnoer van de voedingseenheid los om de stroom naar de apparatuur
volledig uit te schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand per ongeluk op het netsnoer kan gaan staan en dat het
snoer niet bekneld kan raken door voorwerpen die er op of tegenaan worden
geplaatst. Let met name op de stekker, het stopcontact en het punt waar het snoer uit
de server komt.
Installatie en configuratie 24
Besturingssysteem installeren
Voor een goede werking van de server moet u een besturingssysteem gebruiken dat door de server wordt
ondersteund. De meest recente informatie over ondersteunde besturingssystemen vindt u op de HP website
http://www.hp.com/go/supportos).
(
U kunt een besturingssysteem op twee manieren op de server installeren:
• Met SmartStart: Plaats de SmartStart cd in de cd-rom-drive en start de server opnieuw op.
• Handmatig: Plaats de cd met het besturingssysteem in de cd-rom-drive en start de server opnieuw
op. Het kan zijn dat u hiervoor extra stuurprogramma’s nodig heeft. Deze zijn verkrijgbaar via de
HP website (
Volg de instructies op het scherm om de installatie te starten.
Informatie over deze installatiemethoden vindt u op de SmartStart installatieposter. Deze poster maakt
deel uit van het HP ProLiant Essentials Foundation Pack, dat u bij de server heeft ontvangen.
OPMERKING: Voor de RAID-configuratie van software SATA moet een stuurprogrammadiskette worden
gemaakt. Deze wordt alleen ondersteund bij een handmatige installatie van het besturingssysteem.
Als u stuurprogramma's van andere leveranciers installeert, raadpleegt u de volgende aanvullende
informatie:
• Als u een besturingssysteem wilt installeren met de Software SATA RAID, raadpleegt u
"Besturingssysteem installeren (Software SATA RAID)" (zie pagina
http://www.hp.com/support).
46).
Server registreren
Als u de server wilt registreren, gaat u naar de registratiesite van HP (http://register.hp.com).
Als er meer dan één optie wordt geïnstalleerd, leest u de installatie-instructies voor alle hardwareopties en
zoekt u vergelijkbare stappen in de diverse procedures om het installatieproces vlot te laten verlopen.
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen voordat u
deze aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Zorg voor een goede aarding van de server voordat u met een installatieprocedure
begint. Zo beperkt u het risico van schade aan elektrische onderdelen. Een onjuiste aarding kan
elektrostatische ontlading veroorzaken.
Geheugen
U kunt het geheugen van de server uitbreiden door PC2-5300 DDR2 SDRAM DIMM's te installeren. Het
systeem ondersteunt maximaal vier DIMM's voor een geheugencapaciteit van maximaal 8 GB.
Raadpleeg het gedeelte "Onderdelen van de systeemkaart" (op pagina
slots en banktoewijzingen.
Richtlijnen voor installatie van DIMM's
Neem bij het installeren van extra geheugen de volgende richtlijnen in acht:
• De DIMM's die u in de server installeert, moeten van het type unbuffered DDR2 DRAM met ECC zijn.
• Als er slechts één DIMM is geïnstalleerd, moet deze zijn geplaatst in slot 1A.
• Alle DIMM's moeten dezelfde snelheid hebben.
10) voor de locatie van DIMM-
Het BIOS stelt vast welke DIMM's zijn geïnstalleerd en het systeem wordt als volgt ingesteld:
• Enkelkanaals modus: DIMM's zijn slechts in één kanaal geïnstalleerd.
• Dubbelkanaals asymmetrische modus: DIMM's geïnstalleerd in beide kanalen maar met afwijkende
capaciteit per kanaal.
Installatie van hardwareopties 26
Dubbelkanaals interleaved modus: DIMM's geïnstalleerd in beide kanalen maar met gelijke
•
capaciteit per kanaal.
In de volgende tabel ziet u een aantal mogelijke configuraties. HP beveelt configuraties met een
dubbelkanaals interleaved modus aan voor de beste prestaties.