Hp COMPAQ MINI 311C-1101SA, COMPAQ MINI 311C-1020SA, COMPAQ MINI 311C-1015EA, COMPAQ MINI 311C-1016EA, COMPAQ MINI 311C-1030SA User Manual [nl]

...
Mini - Gebruikershandleiding
© Copyright 2009 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de eigenaar. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Tweede editie, december 2009
Eerste editie, september 2009
Artikelnummer: 574394-332
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw Mini beschikbaar.
Voor de recentste informatie in de Mini - gebruikershandleiding gaat u naar de website van HP op
support.
http://www.hp.com/
Veiligheidswaarschuwing
WAARSCHUWING! Zet de computer niet op schoot en zorg ervoor dat u de ventilatieopeningen van
de computer niet blokkeert, om de kans op letsel door verbranding of oververhitting van de computer te verkleinen. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Veiligheidswaarschuwing
Inhoudsopgave
1 Hardwarevoorzieningen
Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1
Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1
Touchpad ............................................................................................................ 1
Lampjes ............................................................................................................... 2
Knoppen .............................................................................................................. 3
Toetsen ............................................................................................................... 4
Onderdelen aan de voorkant ............................................................................................... 4
Onderdelen aan de rechterkant ........................................................................................... 5
Onderdelen aan de linkerkant .............................................................................................. 6
Beeldschermonderdelen ...................................................................................................... 7
Onderdelen aan de onderkant ............................................................................................. 8
Antennes voor draadloze communicatie .............................................................................. 9
Aanvullende hardwareonderdelen ..................................................................................... 10
Labels herkennen ............................................................................................................................... 10
2 HP QuickWeb software gebruiken (alleen bepaalde modellen)
3 Draadloos en lokaal netwerk
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................................... 13
Pictogrammen voor draadloze onderdelen en netwerkstatus ............................................ 14
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 14
Knop voor draadloze communicatie gebruiken .................................................................. 14
HP Connection Manager software gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................ 15
Wireless Assistant-software gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................. 15
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................................... 16
Draadloos netwerk gebruiken ............................................................................................ 16
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 16
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 17
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 18
Naar een ander netwerk roamen ...................................................................... 19
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 19
SIM-kaart plaatsen ............................................................................................ 20
SIM-kaart verwijderen ....................................................................................... 21
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 21
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS) ............................................... 22
Problemen met draadloze verbindingen oplossen ............................................................. 22
Kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk ................................. 22
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk .................................. 23
v
Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................... 23
Verbinding met een draadloos netwerk is zeer zwak ........................................ 24
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 24
Verbinding met een lokaal netwerk (LAN) ......................................................................... 24
4 Multimedia
Multimediavoorzieningen .................................................................................................................... 26
Multimediacomponenten herkennen .................................................................................. 26
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 28
Multimediasoftware ............................................................................................................................ 29
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken ........................................................ 29
Multimediasoftware installeren vanaf internet .................................................................... 29
Audio .................................................................................................................................................. 30
Externe audioapparatuur aansluiten .................................................................................. 30
Audiofuncties controleren .................................................................................................. 30
Video .................................................................................................................................................. 32
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 32
HDMI-apparaat aansluiten ................................................................................................. 32
Audio configureren voor HDMI (alleen bepaalde modellen) ............................. 33
Webcam ............................................................................................................................................. 34
5 Schijfeenheden en externe apparaten
Schijfeenheden ................................................................................................................................... 35
Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen ........................................................................ 35
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................... 35
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 36
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 36
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 37
Vaste schijf in de vasteschijfruimte vervangen .................................................................. 37
Externe schijfeenheden gebruiken .................................................................................... 39
Optionele externe schijfeenheden aansluiten ................................................... 40
Optischeschijfeenheden delen ........................................................................................... 40
Externe apparatuur ............................................................................................................................. 41
USB-apparaat gebruiken ................................................................................................... 41
USB-apparaat aansluiten .................................................................................. 41
USB-apparaat verwijderen ................................................................................ 41
Digitale kaarten gebruiken ................................................................................................. 42
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................... 42
Digitale kaart stopzetten en verwijderen ........................................................... 43
6 Geheugenmodules
7 Cursorbesturing en toetsenbord
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ......................................................................................... 48
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 48
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 48
Externe muis aansluiten .................................................................................................... 48
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 48
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................. 48
vi
8 Energiebeheer
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 52
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 54
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 56
Computer afsluiten ............................................................................................................................. 63
Standbystand activeren ..................................................................................... 49
Schakelen tussen beeldschermen .................................................................... 50
Helderheid van het beeldscherm verlagen ........................................................ 50
Helderheid van het beeldscherm verhogen ...................................................... 50
QuickLock activeren .......................................................................................... 50
Geluid uit- en weer inschakelen ........................................................................ 51
Geluidsvolume verlagen .................................................................................... 51
Geluidsvolume verhogen .................................................................................. 51
Energiebesparende standen gebruiken ............................................................................. 52
Standbystand activeren en beëindigen ............................................................. 52
Hibernationstand activeren en beëindigen ........................................................ 53
Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 53
Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 54
Energiebeheerschema’s selecteren .................................................................. 54
Energiebeheerschema’s aanpassen ................................................................. 54
Wachtwoord instellen voor beëindigen standbystand ........................................................ 54
Netvoedingsadapter aansluiten ......................................................................................... 55
Acculading weergeven ....................................................................................................... 56
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 56
Accu opladen ..................................................................................................................... 57
Ontladingstijd van de accu maximaliseren ........................................................................ 58
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 58
Lage acculading herkennen .............................................................................. 58
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 60
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 60
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu
beschikbaar is ................................................................................... 60
Lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 60
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 60
Accu kalibreren .................................................................................................................. 60
Stap 1: Laad de accu volledig op ...................................................................... 60
Stap 2: Schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 61
Stap 3: Ontlaad de accu .................................................................................... 61
Stap 4: Laad de accu volledig op ...................................................................... 62
Stap 5: Schakel de energiebesparende voorzieningen weer in ........................ 62
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 62
Accu opbergen ................................................................................................................... 62
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 63
9 Beveiliging
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 64
vii
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 64
Wachtwoorden ingesteld in Windows ................................................................................ 65
Wachtwoorden in het setupprogramma ............................................................................. 66
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 68
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 69
Essentiële updates installeren ............................................................................................................ 70
10 Software-updates
BIOS updaten ..................................................................................................................................... 72
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 72
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 72
Programma's en stuurprogramma's updaten ..................................................................................... 74
11 Setupprogramma
Setupprogramma starten .................................................................................................................... 75
Setupprogramma gebruiken ............................................................................................................... 75
Taal van het setupprogramma wijzigen ............................................................................. 75
Navigeren en selecteren in het setupprogramma .............................................................. 76
Systeeminformatie weergeven .......................................................................................... 76
Standaardinstellingen herstellen in het setupprogramma .................................................. 76
Setupprogramma afsluiten ................................................................................................. 77
Menu's van het setupprogramma ....................................................................................................... 77
Menu Main (Hoofdmenu) ................................................................................................... 77
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................... 77
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) .......................................................... 77
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................... 78
Beheerderswachtwoord .................................................................................... 66
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................... 66
Beheerderswachwoord invoeren ...................................................... 67
Opstartwachtwoord ........................................................................................... 67
Opstartwachtwoord beheren ............................................................ 67
Opstartwachtwoord invoeren ............................................................ 67
Index ................................................................................................................................................................... 79
viii

1 Hardwarevoorzieningen

Hardware herkennen

De onderdelen van de computer kunnen per land/regio en model verschillen. De afbeeldingen in dit hoofdstuk geven de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weer.
U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd:
1. Selecteer Start > Deze computer.
2. Klik in het linkerdeelvenster onder Systeemtaken op Systeeminformatie weergeven.
3. Selecteer het tabblad Hardware > Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.

Onderdelen aan de bovenkant

Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad* Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor"
genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
Hardware herkennen 1
Onderdeel Beschrijving
(2) Linkerknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op
een externe muis.
Lampjes
(3) Rechterknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
(4) Schuifzone van het touchpad Hiermee schuift u de weergave in het actieve venster
op het beeldscherm omhoog of omlaag.
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Om de voorkeuren voor cursorbesturing weer te geven of te wijzigen, selecteert u Start > Configuratiescherm > Printers en andere hardware > Muis.
Onderdeel Beschrijving
(1) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(2) Aan/uit-lampje
(3) Lampje voor draadloze communicatie
2 Hoofdstuk 1 Hardwarevoorzieningen
Aan: de computer staat aan.
Knipperend: de computer staat in de
standbystand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand.
Aan: een geïntegreerd apparaat voor
draadloze communicatie, zoals een WLAN­apparaat en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Uit: alle apparaten voor draadloze
communicatie zijn uitgeschakeld.
Knoppen
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop*
(2) Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in-
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Raadpleeg de gebruikershandleidingen in Help en ondersteuning voor informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop
om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
knop om de standbystand te activeren.
Als de computer in de standbystand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de standbystand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows® geen effect hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) > Energiebeheer als u meer wilt weten over de instellingen voor energiebeheer.
en uitschakelen maar geen draadloze verbinding tot stand brengen.
OPMERKING: Als u een draadloze verbinding tot stand wilt
brengen, moet er al een draadloos netwerk zijn ingesteld.
Hardware herkennen 3
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
(2) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets
(3) Windows®-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij
(5) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de

Onderdelen aan de voorkant

systeeminformatie weer te geven.
in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren.
de aanwijzer staat.
fn-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te
voeren.
4 Hoofdstuk 1 Hardwarevoorzieningen
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(2) Acculampje
(3) Schijfeenheidlampje Knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen

Onderdelen aan de rechterkant

Aan: er wordt een accu opgeladen.
Knipperend: een accu die de enige beschikbare
voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, begint het acculampje snel te knipperen.
Uit: als de computer is aangesloten op een
externe voedingsbron, gaat het lampje uit wanneer alle accu's in de computer volledig zijn opgeladen. Als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, blijft het lampje uit tot de accu in de computer bijna leeg is.
van de vaste schijf of de flash-drive.
Onderdeel Beschrijving
(1) Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende typen optionele digitale
kaarten:
Memory Stick (MS)
Memory Stick Pro (MS/Pro)
MultiMediaCard (MMC)
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
xD-Picture Card
(2) Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven. Ook kunt u hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten.
OPMERKING: Wanneer u een extern audioapparaat
aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
Hardware herkennen 5
Onderdeel Beschrijving
(3) USB-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
(4) Externemonitorpoort Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
(5) RJ-45-netwerkconnector Hierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.

Onderdelen aan de linkerkant

De kabel van de audiocomponent moet een connector met vier pinnen hebben.
aansluiten.
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee kunt u de computer aan een optioneel
(2) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
(4) USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
(5) HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
kabelslot bevestigen.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de
eerste plaats een ontmoedigend effect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high­definitiontelevisietoestel of andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
6 Hoofdstuk 1 Hardwarevoorzieningen
OPMERKING: Al naar gelang uw computermodel
kan de computer op deze plaats een HDMI-poort of een USB-poort hebben.

Beeldschermonderdelen

Onderdeel Beschrijving
(1) Interne beeldschermschakelaar Hiermee schakelt u het beeldscherm uit wanneer het
apparaat wordt gesloten terwijl het is ingeschakeld.
(2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam Hiermee legt u foto's en video's vast.
OPMERKING: Om video's op te kunnen nemen, moet
u speciale webcamsoftware installeren.
(4) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
Hardware herkennen 7

Onderdelen aan de onderkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Accuontgrendelingen (2) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
(4) Vasteschijfruimte Bevat de vaste schijf, het slot voor de WLAN-module en
het slot voor de geheugenmodule.
8 Hoofdstuk 1 Hardwarevoorzieningen
Onderdeel Beschrijving

Antennes voor draadloze communicatie

VOORZICHTIG: Als u wilt voorkomen dat uw systeem
niet meer reageert en er een waarschuwing wordt weergegeven, vervangt u de WLAN-module alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de autoriteiten die in uw land of regio verantwoordelijk zijn voor de wetgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie. Als er na het vervangen van de module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van de computer te herstellen. Neem vervolgens via Help en ondersteuning contact op met de technische ondersteuningsdienst.
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks).
(2) WWAN-antennes (2) (alleen bepaalde modellen)*Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's, wireless wide area networks).
*Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor optimale communicatie houdt u de directe omgeving van de antennes vrij.
Hardware herkennen 9
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze informatie vindt u in Help en ondersteuning.

Aanvullende hardwareonderdelen

Onderdeel Beschrijving
(1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
(2) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de
(3) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per regio en land.

Labels herkennen

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie.
stopcontact.
computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Productnaam (1). Dit is de productnaam die aan de voorkant van de computer zichtbaar is.
Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumerieke code die voor elk product uniek is.
10 Hoofdstuk 1 Hardwarevoorzieningen
Productnummer (p/n) (3). Dit nummer geeft specifieke informatie over de
hardwareonderdelen van het product. Aan de hand van het productnummer kan een servicemonteur bepalen welke onderdelen er nodig zijn.
Modelbeschrijving (4). Dit is de alfanumerieke identificatiecode die u gebruikt om
documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor de computer op te zoeken.
Garantieperiode (5). Dit getal beschrijft de duur (in jaren) van de garantieperiode voor deze
computer.
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows®-productcode. U kunt de productcode
nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met het systeem wilt oplossen. Dit certificaat bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen over de computer, waaronder de volgende:
Informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een
aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Een optioneel apparaat kan een WLAN-apparaat zijn. U kunt deze informatie nodig hebben als u het apparaat in het buitenland wilt gebruiken.
Het serienummer van uw HP module voor mobiel breedband.
Het label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Labels herkennen 11
2 HP QuickWeb software gebruiken
(alleen bepaalde modellen)
HP QuickWeb software is een optionele, onmiddellijk toegankelijke omgeving die losstaat van het besturingssysteem Windows. Met QuickWeb krijgt u snel toegang tot bepaalde programma's zonder het besturingssysteem te hoeven opstarten. Deze voorziening komt vooral van pas als u wilt surfen op internet, e-mails wilt lezen en verzenden, digitale foto's wilt weergeven, naar muziek wilt luisteren of op de hoogte wilt blijven via expresberichten of Skype. Al binnen een paar seconden na het indrukken van de aan/uit-knop is QuickWeb klaar voor gebruik.
QuickWeb kent de volgende voorzieningen:
Webbrowser: zoeken en surfen op internet en koppelingen naar uw favoriete websites maken.
Muziekspeler: naar uw favoriete muziek luisteren en afspeellijsten maken.
Fotoviewer: door foto's bladeren, albums maken en diavoorstellingen bekijken.
Skype (alleen bepaalde modellen): Skype is een VoIP-applicatie (voice over internet protocol)
waarmee u kosteloos kunt communiceren met andere Skype-gebruikers. Met Skype kunt u een telefonische vergadering of een videochat met een of meer mensen tegelijk houden. Ook internationale gesprekken naar vaste telefoonlijnen zijn mogelijk.
Chat: chatten met vrienden in een aantal expresberichtenprogramma's, zoals Google Talk,
Windows Live Messenger, Yahoo! Messenger en andere providers.
Webagenda: uw planning weergeven, bewerken en organiseren met uw favoriete online
agendaprogramma.
Webmail: e-mails lezen en verzenden met Yahoo, Gmail en andere webmailproviders.
OPMERKING: Informatie over het gebruik van QuickWeb vindt u in de handleiding Belangrijke
informatie over de notebookcomputer die bij de computer is geleverd.
12 Hoofdstuk 2 HP QuickWeb software gebruiken (alleen bepaalde modellen)

3 Draadloos en lokaal netwerk

Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken

Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat voor draadloze communicatie met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
HP module voor mobiel breedband: een draadloos WWAN-apparaat (wireless wide area network)
dat toegang biedt tot informatie op elke plek waar mobiele netwerkdiensten beschikbaar zijn. In een WWAN communiceert elk mobiel apparaat met het basisstation van een aanbieder van mobiele netwerkdiensten. Aanbieders van mobiele netwerkdiensten installeren netwerken van basisstations (vergelijkbaar met masten voor mobiele telefonie) die grote gebieden beslaan, waardoor ze dekking kunnen bieden in hele provincies, regio's of zelfs landen.
Bluetooth®-apparaat: met Bluetooth-apparatuur brengt u een PAN (personal area network:
persoonlijk netwerk) tot stand, zodat u verbinding kunt maken met andere apparaten die draadloze communicatie via Bluetooth ondersteunen, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met andere apparaten en moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken binnen een straal van 10 meter van elkaar.
Computers met WLAN-apparatuur ondersteunen een of meer van de volgende IEEE-standaarden:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en werkt
met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
Een 802.11g WLAN-apparaat is terugwaarts compatibel met 802.11b-apparaten, zodat beide typen apparaten binnen hetzelfde netwerk kunnen werken.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
OPMERKING: 802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt een gegevenssnelheid van maximaal 450 Mbps en kan werken op 2,4 GHz
of 5 GHz, waardoor deze norm terugwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt weten over draadloze technologie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 13

Pictogrammen voor draadloze onderdelen en netwerkstatus

PictogramNaam Beschrijving
Draadloze communicatie (ingeschakeld) Geeft de locatie van het lampje en de functietoets voor
draadloze communicatie op de computer aan. Wordt ook weergegeven bij de Wireless Assistant-software (Assistent voor draadloze communicatie) op de computer en geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
Draadloze communicatie (uitgeschakeld) Wordt weergegeven bij de Wireless Assistant-software op de
computer en geeft aan dat alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Verbinding met draadloos netwerk (verbonden) Geeft aan dat een of meer WLAN-apparaten zijn verbonden met
het netwerk.
Verbinding met draadloos netwerk (verbroken) Geeft aan dat een of meer WLAN-apparaten niet zijn verbonden
met het netwerk.
Netwerkstatus (verbonden) Geeft aan dat een of meer LAN-stuurprogramma's zijn
geïnstalleerd en dat een of meer LAN-apparaten verbinding hebben met het netwerk.
Netwerkstatus (niet verbonden) Geeft aan dat een of meer LAN-stuurprogramma's zijn
geïnstalleerd maar dat er geen LAN-apparaten zijn die verbinding hebben met het netwerk.

Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken

U kunt de apparaten voor draadloze communicatie op de computer met een van de volgende voorzieningen in- of uitschakelen:
Knop of schakelaar voor draadloze communicatie
HP Connection Manager software (alleen bepaalde modellen)
Wireless Assistant-software (alleen bepaalde modellen)
Voorzieningen van het besturingssysteem

Knop voor draadloze communicatie gebruiken

De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie blauw wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie blauw brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
14 Hoofdstuk 3 Draadloos en lokaal netwerk
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer
alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn geactiveerd, kunt u de knop voor draadloze communicatie gebruiken om alle draadloze apparatuur tegelijk in of uit te schakelen. U kunt de apparaten voor draadloze communicatie afzonderlijk besturen via de Wireless Assistant-software (alleen bepaalde modellen).

HP Connection Manager software gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Connection Manager (Verbindingsbeheer) maakt het mogelijk internetprofielen, SMS-berichten (Short Message Service) en verbindingsapparaten en -methoden te beheren en aanvullende instellingen te bewerken.
U start Connection Manager als volgt:
1. Klik op het pictogram HP Connection Manager in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk.
2. Klik op Connect (Verbinden) om de WWAN-voorziening in te schakelen en HP mobiel breedband
te gebruiken.
OPMERKING: De verbindingstijd varieert. Nadat de verbinding tot stand is gebracht, verschijnt
er een bericht in het venster van Connection Manager.
OPMERKING: Het venster van Connection Manager wordt geminimaliseerd wanneer het programma
voor het eerst wordt geopend. Om het venster van Connection Manager te maximaliseren en meer informatie over de verbindingsstatus weer te geven, klikt u op Details.
Raadpleeg de helpfunctie van de Connection Manager-software voor meer informatie.

Wireless Assistant-software gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant (Assistent voor draadloze communicatie). Wanneer een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in het setupprogramma, moet het eerst opnieuw worden geactiveerd in het setupprogramma voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
OPMERKING: Als u een apparaat voor draadloze communicatie activeert of inschakelt, betekent dit
niet dat de computer automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
Om de status van de apparaten voor draadloze communicatie te bekijken, klikt u op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor draadloze communicatie.
Als het pictogram voor draadloze communicatie niet wordt weergegeven in het systeemvak, wijzigt u als volgt de eigenschappen voor Wireless Assistant:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen > HP Wireless
Assistant.
2. Klik op Eigenschappen.
3. Schakel het selectievakje Wireless Assistant icon in notification area (Pictogram voor
Wireless Assistant in systeemvak) in.
4. Klik op Toepassen.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 15
Raadpleeg de online helpfunctie van de Wireless Assistant-software voor meer informatie:
1. Open Wireless Assistant door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
Windows Mobiliteitscentrum.
2. Klik op de knop Help.

Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken

Ook sommige besturingssystemen bieden de mogelijkheid om de geïntegreerde apparaten voor draadloze communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Met Windows® Netwerkverbindingen bijvoorbeeld kunt u de volgende taken uitvoeren: een verbinding instellen, verbinding maken met een netwerk, draadloze netwerken beheren en een diagnose stellen van verbindingen en verbindingen herstellen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen > Netwerkverbindingen om Netwerkverbindingen te openen.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.

Draadloos netwerk gebruiken

Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit andere apparaten en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze netwerken,
werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal apparaten en accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN­infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of bedrijfsnetwerk).
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
de computer, voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie (3).
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een installatie van een draadloos netwerk dat is verbonden met internet.
16 Hoofdstuk 3 Draadloos en lokaal netwerk
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloos netwerk beveiligen
Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze netwerken gevoelig zijn voor de welbekende en goed gedocumenteerde veiligheidsrisico's.
Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Door fabrikanten van producten voor draadloze communicatie en aanbieders van hotspotservices worden nieuwe technologieën ontwikkeld om de openbare ruimte veiliger en anoniemer te maken. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van de computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. De gangbare beveiligingsniveaus zijn Wi-Fi Protected Access (WPA)-Personal en Wired Equivalent Privacy (WEP). Aangezien draadloze radiosignalen tot buiten het netwerk reiken, kunnen andere WLAN-apparaten onbeschermde signalen opvangen en (onuitgenodigd) verbinding maken met uw netwerk of informatie opvangen die via het netwerk wordt verzonden. U kunt echter de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging.
Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen zoals draadloze beveiligingsprotocollen en firewalls. Met behulp van de juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de meest voorkomende beveiligingsrisico's van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Firewalls zijn er in vele variaties, zowel softwarematige als hardwarematige. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide types.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 17
Voor een draadloos netwerk zijn verschillende geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar. Kies de oplossing die het beste werkt voor de beveiliging van uw netwerk:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie
dat alle netwerkgegevens codeert en een WEP-sleutel verzendt. Normaal gesproken kunt u het netwerk de WEP-sleutel laten toewijzen. U kunt echter ook zelf een sleutel instellen, een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel kunnen anderen niet gebruikmaken van het draadloze netwerk.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van beveiligingsinstellingen
om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk worden verzonden. In tegenstelling tot WEP, waarbij één statische beveiligingssleutel wordt gebruikt voor coderingen, maakt WPA gebruik van TKIP (temporal key integrity protocol) om voor elk gegevenspakket een nieuwe sleutel te genereren. WPA genereert ook verschillende sets sleutels voor elke computer in het netwerk.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met het WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie blauw. Als het lampje voor draadloze communicatie oranje is, verschuift u de schakelaar voor draadloze communicatie.
2. Selecteer Start > Verbinding maken met.
3. Selecteer uw draadloze netwerk in de lijst en typ vervolgens de netwerkbeveiligingssleutel, indien
vereist.
Als het netwerk niet beveiligd en dus voor iedereen toegankelijk is, wordt een waarschuwing
weergegeven. Klik op Toch verbinding maken om de waarschuwing te accepteren en de verbinding te voltooien.
Als het netwerk een beveiligd draadloos netwerk is, wordt u verzocht een
netwerkbeveiligingssleutel in te voeren. Dit is een beveiligingscode. Typ de code en klik daarna op Verbinden om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt
u op Verbinding of netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met opties. U kunt ervoor kiezen om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
4. Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het pictogram voor de
verbinding met het draadloze netwerk in het systeemvak om de naam, snelheid, signaalsterkte en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
18 Hoofdstuk 3 Draadloos en lokaal netwerk
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via de volgende bronnen:
informatie van uw internetprovider en de instructies van de fabrikant die bij de router en andere
apparatuur voor draadloze netwerken zijn geleverd;
informatie en koppelingen naar relevante websites in Help en ondersteuning.
Neem contact op met uw internetprovider of zoek op internet naar een overzicht van openbare draadloze netwerken ("hotspots") bij u in de buurt. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet met de zoekterm "hotspot". Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de kosten en de vereisten voor een verbinding.
Naar een ander netwerk roamen
Wanneer u de computer binnen het bereik van een ander draadloos netwerk plaatst, probeert Windows verbinding te maken met dat netwerk. Als de poging slaagt, wordt de computer automatisch verbonden met het nieuwe netwerk. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt u dezelfde procedure die u eerder gebruikte om verbinding te maken met uw draadloze netwerk.

HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Een HP module voor mobiel breedband is een draadloos WWAN-apparaat dat toegang biedt tot informatie op elke plek waar mobiele netwerkdiensten beschikbaar zijn. Voor gebruik van HP mobiel breedband heeft u een mobielnetwerkexploitant nodig (aanbieder van mobiele netwerkdiensten genoemd). In de meeste gevallen is dat een beheerder van een netwerk voor mobiele telefonie. De dekking voor HP mobiel breedband komt overeen met de dekking voor spraak via mobiele telefonie.
Als u HP mobiel breedband gebruikt in combinatie met de diensten van een aanbieder van mobiele telefonie, heeft u de vrijheid om verbonden te blijven met internet, e-mailberichten te verzenden of verbinding te maken met uw bedrijfsnetwerk, ook als u onderweg bent of zich buiten het bereik van Wi­Fi-hotspots bevindt.
HP mobiel breedband ondersteunt de volgende technologieën:
HSPA (High Speed Packet Access) biedt toegang tot netwerken op basis van de
telecommunicatiestandaard GSM (Global System for Mobile Communications).
De EV-DO-module (Evolution Data Optimized) biedt toegang tot netwerken op basis van de CDMA-
telecommunicatiestandaard (Code Division Multiple Access).
Mogelijk heeft u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst voor mobiel breedband te activeren. Het serienummer is gedrukt op een label in de accuruimte van de computer.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart (subscriber identity module). Een SIM-kaart bevat basisinformatie over u, zoals een pincode (persoonlijk identificatienummer), alsmede netwerkinformatie. Bij sommige computers is een SIM-kaart vooraf geïnstalleerd in de accuruimte. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt, of verstrekt de aanbieder van mobiele netwerkdiensten deze los van de computer.
Voor informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart raadpleegt u de gedeelten "SIM­kaart plaatsen" en "SIM-kaart verwijderen" in dit hoofdstuk.
Informatie over HP mobiel breedband en over de manier waarop u de dienst van een aanbieder van mobiele netwerkdiensten activeert, vindt u in de informatie over HP mobiel breedband die bij de
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 19
computer is geleverd. Ga naar de website van HP op http://www.hp.com/go/mobilebroadband en klik op de koppeling voor uw land of regio voor meer informatie.
SIM-kaart plaatsen
U plaatst een SIM-kaart als volgt:
1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
6. Verwijder de accu.
VOORZICHTIG: Als u een SIM-kaart plaatst, houdt u de kaart met het schuine hoekje zoals in
de onderstaande afbeelding wordt aangegeven. Als een SIM-kaart achterstevoren of ondersteboven wordt geplaatst, bestaat de kans dat de accu niet goed kan worden bevestigd en de SIM-kaart en de SIM-connector beschadigt.
Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart, om beschadiging van de connectoren te voorkomen.
7. Plaats de SIM-kaart in het daarvoor bestemde slot en duw de SIM-kaart voorzichtig in het slot totdat
deze stevig op zijn plaats zit.
8. Plaats de accu terug.
OPMERKING: HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt teruggeplaatst.
9. Sluit de externe voedingsbron opnieuw aan.
10. Sluit externe apparaten opnieuw aan.
11. Zet de computer aan.
20 Hoofdstuk 3 Draadloos en lokaal netwerk
Loading...
+ 63 hidden pages