Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride accu’s
Voorwoord
Beschrijving van de radiobesturingset
Stroomvoorziening
Aanbevolen laadapparaten
Stroomvoorziening van de zender
…van de ontvanger
Aanwijzingen m.b.t. de milieubescherming
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Zenderbehuizing openen
Omzetten van de stuurknuppels
Zenderbeschrijving
Bedieningselementen
Achterkant zender
Aansluiting hoofdtelefoon
Mini-USB-aansluiting
Datapoort
DSC (Direct Servo Control)
Display en toetsenveld
Bediening van de “data-terminal”
Sneltoetsen (Short Cuts)
Taalkeuze en display-contrast
Weergave telemetrie-data
Waarschuwingen in het display
Functievelden in het display
Positie-aanduiding draaielementen CTRL 7+8
Invoerslot
Inbedrijfname van de zender
…. van de ontvanger
Uitgebreide programmeermodus
Installatietips
Stroomvoorziening van de ontvanger
Begripsdefinities
Toewijzing van schakelaars en stuurelement-schakelaars
Digitale trimming
Vleugelmodellen
Ontvangerbezetting
Helikoptermodellen
Ontvangerbezetting
Programmabeschrijvingen
Nieuwe geheugenplaats aanmaken
“modelgeheugen”
“basis-instelling” (model)
Vleugelmodel
Binden van ontvangers
Reikwijdtetest
Helikoptermodel
Binden van ontvangers
Reikwijdtetest
Satellietmodus van twee ontvangers
Sensor kiezen
Weergave HF status
Weergave gesproken berichten
“leraar/leerling”
Verbindingsschema
Draadloos HoTT-systeem
“info”
Programmeervoorbeelden
Inleiding
Vleugelmodel
Eerste stappen
Invoegen van een elektro-aandrijving
E-motor en Butterfly met K1-knuppel
Bediening van de klokken
Gebruik van vliegfasen
Parallel lopende servo’s
Delta’s en staartloze modellen
F3A-model
Helikoptermodel
Aanhangsel
Aanhangsel
Conformiteitsverklaring
Garantiebewijs
3
Veiligheidsaanwijzingen in ieder geval doornemen !
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te
lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Wanneer u op het gebied van radiobestuurde
modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren
modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te
worden.
Gebruiksdoel
Deze radiobesturinginstallatie mag alleen voor het door de producent beoogde doel, voor het besturen van nietmandragende modelvoertuigen worden gebruikt. Een andersoortig gebruik is verboden.
Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheid is geen toeval
en …
radiobestuurde modellen zijn geen speelgoed
…want ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik, maar ook door invloed van derden, aanzienlijke
schade aan personen of goederen veroorzaken. Technische defecten van elektronische of mechanische aard
kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor en/of het rondvliegen van onderdelen, die u aanzienlijk
kunnen blesseren! Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut vermeden worden! Door kortsluiting
kunnen niet alleen delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar afhankelijk van de energievoorraad van
de accu bestaat er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar. Propellers, rotors van helikopters en in het
algemeen alle onderdelen, die door een motor worden aangedreven, zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij
mogen door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aangeraakt. Een snel draaiende propeller bv. kan een
vinger afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende propellers of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op in het gebied van de propeller of schroef! Let er ook
tijdens het programmeren op, dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk gaat lopen.
Onderbreek eventueel de brandstofvoorziening resp. maak de aandrijfaccu los. Beschermt u alle onderdelen
tegen stof, vuil, vocht, trillingen en andere invloeden van buiten af. Vermijd overmatige hitte en koude, evenals
stoot- en drukbelasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale” buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z.
in een bereik van –15 C tot +55 C. Vermijd stoot- en drukbelasting. Controleert u de apparatuur voortdurend op
beschadigingen aan de behuizing en de kabels. Beschadigde of nat geworden apparaten, zelfs wanneer ze
opgedroogd zijn, niet meer gebruiken! Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoires mogen gebruikt
worden. Gebruikt u altijd alleen bij elkaar behorende, originele GRAUPNER stekkers van dezelfde constructie en
hetzelfde materiaal en originele GRAUPNER kristallen van de desbetreffende frequentieband. Let u er op bij het
plaatsen van de kabels, dat deze niet strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook scherpe randen en
kanten zijn altijd een gevaar voor de isolatie. Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit aan de
kabels lostrekken. Er mogen geen veranderingen aan de apparaten worden aangebracht. Vermijd u ompolingen
en kortsluitingen op welke manier dan ook met de aansluitkabels, de apparaten zijn daartegen niet beschermd.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie in het model
De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vliegtuigmodel achter een
sterke spant resp. in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd, geplaatst. De ontvanger mag
op geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en schokken meteen aan de
ontvanger zouden worden doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstallatie in een model met
verbrandingsmotor, alle delen altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen of olieresten kunnen
binnendringen. Dit geldt vooral voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/UIT-schakelaar. De
ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en de
ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed
bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld
zijn of er dicht in de buurt liggen! Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving van de antenne zich
tijdens het vliegen niet kunnen bewegen!
Positie van de ontvangerantenne
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij
rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antenne in ieder geval zich buiten de romp bevinden. De
uitrichting van de antenne is onkritisch. Voordelig is echter een verticale (staande) montage van de
ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek
van 90◦ ten opzichte van de eerste antenne staan.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trillingsdempende rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde
4
trillingen enigermate beschermd.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat
alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden. Om een
draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat de
carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire positie
worden gebracht. Let er op, dat geen metalen delen bv. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen
enz. tegen elkaar schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen, die de ontvanger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne
van de zender op het model te ‘richten’, om de ontvangstsituatie te verbeteren. Bij gelijktijdig gebruik van
radiobesturingen op naastgelegen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje bij elkaar staan.
Bestuurders, die zich niet aan deze regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als die van anderen in
gevaar. Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobesturing dichter dan 5 m bij elkaar staan kan dit echter
leiden tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een waarschuwingsmelding m.b.t. de reikwijdte.
Vergroot de afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start
Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair
staat.
Altijd eerst de zender aanzetten, dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten, dan pas de zender.
Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de ontvanger aan staat en de bijbehorende zender nog op
“UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het model voert
ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan personen of goederen veroorzaken. Met name voor
modellen met een mechanische gyro geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken van de
energievoorziening er voor zorgen dat de motor niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning op, dat de ontvanger in de veronderstelling is geldige
gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdtetest
Vóór ieder gebruik correcte functie en reikwijdte controleren. Maak het model voldoende vast en let er op, dat er
zich geen personen direct voor het model bevinden. Voer op de grond een complete functietest en een simulatie
van de vlucht uit, om fouten in het systeem of de programmering van het model uit te sluiten. Let ook op de
aanwijzingen op bladzijde 62 resp. 71. Gebruik bij het vliegen of varen de zender nooit zonder antenne. Let er op
dat de antenne stevig vast zit.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen
Vlieg nooit over toeschouwers of andere piloten heen. Breng nooit dieren, toeschouwers of andere bestuurders in
gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van hoogspanningsleidingen of in de buurt van sluizen en openbare
scheepsvaart. Gebruik uw model ook niet op openbare straten, wegen en pleinen etc.
Controle zender- en ontvangeraccu
Wanneer de batterijaanduiding op de zender een leger wordende accu aangeeft en de aanduiding “accu moet
geladen worden” op de display verschijnt en er een akoestisch signaal klinkt, stoppen met zenden en accu’s
opladen. Controleert u regelmatig de toestand van met name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen
van de servo’s merkbaar langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte accu’s op tijd. Let u steeds op de
aanwijzingen van de accufabrikant en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s nooit zonder toezicht
opladen. Probeer nooit droge batterijen op te laden (explosiegevaar). Alle accu’s moeten voor ieder gebruik
worden opgeladen. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de bananenstekker van de laadkabels op de juiste
manier aan het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers van het laadapparaat aan de laadbussen van
zender en ontvangeraccu bevestigen. Haalt u altijd de accu’s uit uw model, wanneer u deze langere tijd niet meer
gebruiken wilt. Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp. accu’s met verschillende typen cellen, een mix
van oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend fabricaat.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de
inwendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude
weersomstandigheden. Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogramma’s kan langzaam leiden tot
capaciteitsvermindering. De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten en op voldoende capaciteit
gecontroleerd worden, en bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden vervangen. Koop alleen originele
Graupner-accu’s.
5
Ontstoren van elektromotoren
Bij een technisch probleemloze installatie horen ontstoorde elektromotoren, omdat alle conventionele
elektromotoren tussen collector en borstels vonken veroorzaken die, afhankelijk van het soort motor, de
radiobesturing kunnen storen. Met name in modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig
ontstoord worden. Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving
en gebruik van een radiobesturinginstallaties altijd worden ingebouwd. Let u daarbij op de aanwijzingen in de
bedienings- en montagehandleiding van het model. Verdere details w.b. ontstoorfilters vindt u in de GRAUPNER-
hoofdcatalogus FS of op Internet onder www.graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel
Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt
direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische vaartregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar hangt af van de soort en grootte van de gebruikte
elektromotor en van het model. Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te voorkomen, moet de
continue belastbaarheid van de regelaar minstens de helft van de maximale motor-blokkeerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tuning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen
verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroorzaken storingen, die de functie van de radiobesturing negatief
kunnen beïnvloeden. Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een aparte accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
De functie van een zender wordt door de bij blikseminslag ontstane magnetische golven gestoord, ook wanneer
het onweer nog kilometers ver weg is. Daarom…
…bij naderend onweer direct stoppen met vliegen! Door statische lading via de antenne kan levensgevaar
ontstaan!
Let op
Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstraling van mobiele zendapparatuur te voldoen, moet bij het gebruik van
de apparatuur een afstand tussen de antenne van de installatie en personen van minimaal 20 cm of meer
aanwezig zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt daarom niet aanbevolen.
Om storende invloeden van de elektrische eigenschappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden, moet u er
op letten dat er zich geen andere zender op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de ontvangerkant een correcte programmering van de
landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen, FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de
handleidingen bij de zender en ontvanger.
Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en reikwijdtetest uit, om fouten in het systeem of de
programmering van het model te voorkomen.
Programmeer nooit de zender of de ontvanger tijdens het gebruik van het model.
Onderhoudsaanwijzingen
Reinig de behuizing, telescoopantenne etc. nooit met schoonmaakmiddelen, benzine, water e.d., maar uitsluitend
met een droge, zachte doek.
Componenten en accessoires
De firma GRAUPNER GmbH & Co. als fabrikant adviseert om alleen componenten en accessoires te gebruiken,
die door de firma GRAUPNER getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid en vrijgegeven zijn. De fa.
GRAUPNER neemt in dit geval de productverantwoordelijkheid over.
De fa. GRAUPNER neemt geen verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere
fabrikanten en kan ook niet van ieder merkvreemd product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico
kan worden toegepast.
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
Zowel de toepassing van de montage-instructies en handleiding , als ook de voorwaarden en methoden voor de
installatie, gebruik en onderhoud van de radiobesturingcomponenten kunnen door de Fa. GRAUPNER niet
gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa. GRAUPNER geen enkele aansprakelijkheid op zich voor verliezen,
schades of kosten, die resulteren uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee samenhangen.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting van de Fa. GRAUPNER tot schadevergoeding , uit welke
rechtsgrond dan ook, beperkt tot de geldwaarde van de direct schadeveroorzakende producten van de Fa.
6
GRAUPNER. Dit geldt niet, indien de Fa. GRAUPNER volgens dwingende wettelijke eisen wegens opzet of
nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk kan worden gesteld.
Dit handboek heeft uitsluitend een informatief doel en kan zonder aankondiging worden gewijzigd. De firma
GRAUPNER aanvaard geen aansprakelijkheid voor fouten resp. onnauwkeurigheden, die in het informatieve
gedeelte van dit handboek aanwezig kunnen zijn.
Aanwijzingen voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de gebruiksaanwijzing of de verpakking wijst er op, dat dit product aan het einde van
zijn levensduur niet in het normale huishoudelijke afval mag belanden. Het moet bij een verzamelpunt voor de
recycling van elektrische of elektronische producten worden afgegeven. De toegepaste materialen zijn
herbruikbaar. Door het hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aanzienlijk gespaard. Accu’s en
batterijen moeten uit het apparaat worden verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch Afval worden
afgegeven. Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
7
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Nikkel-Metaal-Hydride accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaarde producten is het absoluut noodzakelijk om de onderstaande
veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen op te volgen, om een lang en veilig plezier van uw accu’s te hebben.
Veiligheidsaanwijzingen
Losse cellen en accu’s zijn geen speelgoed en mogen daarom niet binnen het bereik van kinderen komen.
Vóór ieder gebruik de toestand van de accu’s controleren. Defecte of beschadigde cellen/accu’s niet meer
gebruiken.
Cellen/accu’s mogen alleen gebruikt worden binnen de grenzen, zoals deze voor het accutype zijn
gespecificeerd.
Accu’s/cellen niet verhitten,verbranden, kortsluiten of met een te hoge of verkeerd aangesloten stroom
laden.
Accu’s van parallel geschakelde cellen, combinaties van oude en nieuwe cellen, cellen van verschillend
fabricaat, formaat, capaciteit, fabrikant, merken of cellentype mogen niet worden gebruikt.
In apparaten ingebouwde accu’s uit het apparaat verwijderen, wanneer deze niet wordt gebruikt. Apparaten na
het gebruik uitzetten, om een te diep ontladen te voorkomen. Accu’s altijd op tijd opladen.
De te laden accu moet tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebestendige en niet geleidende
ondergrond leggen! Hou ook brandbare of licht ontvlambare stoffen ut de buurt van de laadopstelling.
Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen. De voor het celtype aangegeven maximale
snellaadstroom mag niet worden overschreden.
Wanneer de accu tijdens het laden warmer wordt dan 60 ºC moet het laden direct worden afgebroken en de
accu afkoelen tot ca. 30 ºC.
Nooit reeds geladen, hete of niet geheel lege accu’s opladen.
Wijzig niets aan de accu’s. Nooit direct aan de accu’s solderen of lassen.
Bij een foutief gebruik bestaat brand- of explosiegevaar. Accu’s kunnen ook bijtende zuren bevatten. Geschikte
blusmiddelen zijn een blusdeken, CO2 brandblusser of zand.
Vrijkomend elektrolyt is bijtend, niet in contact laten komen met handen of ogen. In geval van nood direct met
veel water uitspoelen en een arts raadplegen.
De ventielopeningen van de cellen mogen nooit geblokkeerd of gedicht worden, bv. door soldeertin. Bij het
solderen mag de soldeertemperatuur van max. 220 ºC niet langer dan 20 sec. worden toegepast.
Om een vervorming te voorkomen mag er geen grote mechanische druk plaatsvinden.
Bij een eventueel overladen van de accu’s las volgt te werk gaan:
Maak de accu gewoon los en leg deze op een onbrandbare ondergrond (bv. steen) totdat hij afgekoeld is. Hou
de accu nooit in de hand, om het risico van een explosie te vermijden.
Let op de voorschriften voor het laden en ontladen van de accu’s.
Algemene aanwijzingen
De capaciteit van uw accu wordt met elke lading/ontlading kleiner. Ook het gedurende langere tijd opslaan kan
leiden tot een vermindering van de capaciteit van de accu.
Accu’s opslaan
Een opslaan gedurende langere tijd moet alleen plaatsvinden in een niet geheel ontladen toestand in een droge
ruimte bij een temperatuur van +5 ºC tot +25 ºC. De celspanning moet bij een opslaan van 4 weken niet onder
1,2V komen.
Balanceren van de individuele accucellen
Om nieuwe cellen te balanceren deze via de zogenaamde normale lading naar de maximale laadtoestand
brengen. Als vuistregel geldt in dit geval dat een lege accu 12 uur lang met een stroom van één tiende van de
opgedrukte capaciteit geladen wordt (“1/10C”-methode). De cellen zijn dan allemaal even vol. Een dergelijk
balanceren dient bij elke 10
levensduur maximaal is.
Wanneer u de mogelijkheid heeft om cellen individueel te laden moet u deze optie bij elke lading benutten.
Verder moet het accupack tot een individuele celspanning van 0,9 V per cel worden ontladen. Dit is bijv. bij het
in de zender gebruikte pack van 4 cellen een ontlaad-eindspanning van 3,6 V.
e
lading herhaald te worden, zodat de cellen op elkaar afgestemd blijven en de
8
Lading
Laden is alleen toegestaan met de gespecificeerde stromen, laadtijden, temperatuurgrenzen en onder
voortdurend toezicht. Wanneer u niet over een geschikt snellaad-apparaat beschikt waarvan de laadstroom
precies kan worden ingesteld moet de accu via de normale lading volgens de 1/10 C-methode worden geladen,
zie voorbeeld hierboven.
Zenderaccu’s moeten vanwege de verschillende laadtoestanden van de cellen altijd, indien mogelijk, met
1/10 C worden geladen. De laadstroom mag echter nooit groter zijn dan de waarde die in de handleiding
van de zender wordt genoemd!
Snellading
Uw laadapparaat deze mogelijkheid heeft moet u de Deltapeak-afschakelspanning op 5 mV per cel instellen. De
meeste laadapparaten zijn echter vast op 15 … 20 mV per cel ingesteld en kunnen daardoor zowel voor Ni-Cdaccu’s als voor Ni-MH-accu’s worden gebruikt. Raadpleeg in geval van twijfel de handleiding of informeer bij uw
winkelier, of uw apparaat geschikt is voor Ni-MH-accu’s. In geval van twijfel laadt u de accu’s met de helft van de
aangegeven maximale laadstroom.
Ontlading
Alle door Graupner en GM-Racing verkochte accu’s zijn, afhankelijk van het accutype, geschikt voor een
maximale stroombelasting van 6 … 13 C (let op de specificaties van de fabrikant!). Hoe hoger de belasting, des te
lager is de levensduur.
Gebruik de accu tot het vermogen minder wordt resp. de waarschuwing voor onderspanning klinkt.
Let op: de celspanning mag bij een langer opslaan niet onder de 1,2 V komen. Eventueel moet u de accu vóór
het opslaan opladen.
Reflexladen en ook laad-/ontlaadprogramma’s verkorten de levensduur van de accu’s onnodig en moeten
alleen worden gebruikt om de accucellen te controleren of oude cellen “nieuw leven in te blazen”. Ook het
laden/ontladen van een accu voor gebruik heeft geen zin, behalve wanneer u de kwaliteit ervan wilt checken.
Verwijderen van opgebruikte batterijen en accu’s
Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te leveren. Een verwijdering
via het huisvuil is verboden. Oude batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de gemeente, bij onze
handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden. U kunt de door ons
geleverde accu’s na gebruik, maar wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het volgende adres:
Graupner GmbH & Co. KG
Service: gebruikte accu’s
HeNriettenstr. 94 – 96
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage aan de bescherming van het milieu!
Voorzichtig:
Beschadigde accu’s moeten soms speciaal worden ingepakt bij verzending, omdat ze soms heel giftig zijn!!!!
9
MX-16 HoTT radiobesturingstechnologie van de nieuwste generatie
HoTT (Hopping Telemetry Transmission) is de synthese van knowhow, engineering en wereldwijde tests door
professionele piloten op het 2,4-GHz-gebied en bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger via een
in de ontvanger geïntegreerd terugkoppelingskanaal .
Gebaseerd op de al in 1997 geïntroduceerde Graupner/JR-computer-radiobesturingset MC-24werd de
radiobesturingset MX-16 hoTT speciaal voor de beginner ontwikkeld. Desondanks kunnen alle gangbare
modeltypen probleemloos met de MX-16 HoTT worden gebruikt, of dit nu vliegtuig-, helikopter-, scheeps- of
automodellen zijn.
Met name bij vliegtuig- en helikoptermodellen zijn er vaak gecompliceerde mixerfuncties voor de roerkleppen
resp. de tuimelschijffuncties nodig. Dankzij de computertechnologie kunnen de verschillende mogelijkheden met
een “druk op den knop” geactiveerd worden. Kies alleen in het programma van de MX-16 HoTT het
desbetreffende modeltype uit, en de software stelt alle benodigde mixer- en koppelfuncties automatisch ter
beschikking. In de zender zijn daarom geen aparte modulen voor de realisatie van complexe mixerfuncties meer
nodig, en in het model vervallen alle mechanische mixerconstructies. De MX-16 HoTT biedt een maximum aan
veiligheid en betrouwbaarheid.
De software is duidelijk gestructureerd. Qua functie samenhangende opties zijn inhoudelijk overzichtelijk en
eenvoudig georganiseerd.
20 modelgeheugenplaatsen biedt de MX-16 HoTT. In iedere modelgeheugenplaats kunnen ook nog vliegfasenspecifieke instellingen worden vastgelegd, die het u mogelijk maken om bijvoorbeeld verschillende parameters
voor verschillende vliegtaken via een “druk op de knop” op te roepen.
Het grote grafische display maakt een overzichtelijke en eenvoudige bediening mogelijk. De grafische weergave
van de mixers enz. is buitengewoon duidelijk.
De beginner raakt door de duidelijke en overzichtelijke programmastructuur snel vertrouwd met de verschillende
functies. Met de links en rechts van het contrastrijke display geplaatste touch-toetsen voert de gebruiker zijn
instellingen in en leert zo heel snel om alle opties die voor zijn radiobestuurde model nodig zijn te benutten.
Het Graupner HoTT protocol maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te
gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de
praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden
toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter –zoals dat
altijd al het geval was- de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen
afspraken over de frequenties meer nodig zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat bv. bij
hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme veiligheidswinst.
Het geïntegreerde telemetrie-menu maakt het mogelijk om eenvoudig gegevens te verzamelen en de HoTTontvanger te programmeren. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld ontvangeruitgangen worden gemappt,
stuurfuncties over meerdere servo’s worden verdeeld en ook uitslagen en draairichtingen van de servo’s op
elkaar worden afgestemd.
In dit handboek wordt ieder menu uitvoerig beschreven. Tips, veel aanwijzingen en programmeervoorbeelden
vullen de beschrijvingen aan, net als de uitlag van modelbouwspecifiek jargon zoals stuurelement of Dual Rate,
Butterfly enz. In het aanhangsel vindt u verdere informatie over het HoTT-systeem. Het handboek wordt
afgesloten met de conformiteitverklaring en het garantiebewijs van de zender.
Let op de veiligheidsaanwijzingen en technische voorschriften. Lees de handleiding aandachtig door en test alle
functies vóór gebruik door de servo’s aan de ontvanger aan te sluiten. Let daarbij wel op de aanwijzingen op
bladzijde 20. Zo leert u in een korte tijd de belangrijkste bedieningsstappen en functies van de MX-16 HoTT
kennen.
Ga op een verantwoorde wijze met uw radiobestuurde model om, zodat u uzelf en anderen niet in gevaar brengt.
Het Graupner-team wenst u veel plezier en succes toe met uw MX-16 HoTT-radiobesturing van de nieuwste
generatie.
Hoge betrouwbaarheid van de Graupner HoTT-technologie door bidirectionale communicatie tussen
zender en ontvanger met geïntegreerde telemetrie, gesproken aanwijzingen, uitgang voor koptelefoon en
ultrasnelle reactietijden.
Programmering door vereenvoudigde programmeertechniek met touch-toetsen.
Contrastrijk, 8-regelig blauw verlicht grafisch display voor de perfecte weergave van alle instelparameters
en telemetrie-data. Opslag van de telemetrie-data op een micro-SD-geheugenkaart.
Met 12-Bit/4096 staps-kanaalsignaal voor extreem gevoelig stuurgedrag.
USB-aansluiting voor het uitlezen en opslaan van modelgeheugens en Firmware-updates.
Microcomputer-radiobesturingssyteem met moderne 2,4 GHz Graupner HoTT-technologie
Bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger
5 verschillende talen: Duits, Engels, Frans, later Italiaans en Spaans via software-update mogelijk
Ultrasnelle reactietijden door directe en betrouwbare transfer van de data van de hoofdprocessor naar de 2.4-
GHz-HF-module. Geen extra vertraging door omwegen via een moduleprocessor.
Telemetrie-menu voor de weegave van telemetrie-data en de programmering van de als optie aan te sluiten
sensoren en ontvangeruitgangen
Talrijke programmeer- en actuele gegevens direct op het display van de zender zichtbaar
Gesproken aanwijzingen via vrij te programmeren schakelaars op te roepen
Servo-cyclustijden voor digitale servo’s van 10 ms naar keuze
Korte antenne, omklapbaar
Bediening en programmering gebaseerd op de beproefde concepten van MC-19 tot MC-24
Contrastrijk blauw verlicht grafisch display biedt een perfecte controle van de instelparameters zoals
bijvoorbeeld modeltype, modelgeheugen, klokken en de accuspanning
Functie-encoder met 2 touch-toetsen voor een eenvoudige programmering en exacte instelling
Key-Lock functie tegen abusievelijk bedienen
11
4 vliegfasen programmeerbaar
20 modelgeheugens met opslag van alle modelspecifieke programma- en instelparameters
7 schakelaars (2 drie-standen-schakelaars, 3 twee-standen-schakelaars en 2 druktoetsen) en 3 digitale
elementen al ingebouwd en vrij te gebruiken
Vrije toewijzing van alle schakelaars aan schakelfuncties door eenvoudig omzetten van de gewenste
schakelaar
Interne Realtime klok om alle logbestanden van een tijd te voorzien
Back-upbatterij CR2032 voor de interne klok, zelf vervangbaar
Modern Back-upsysteem voor de modelgeheugens zonder lithiumbatterij
8 stuurfuncties met vereenvoudigde toewijzing van bedieningselementen voor extra functies, zoals schakelaars
en proportionele stuurelementen maken een hoog bedieningscomfort mogelijk
Comfort-mode-selector voor het eenvoudig omschakelen van de stuurknuppelmodus 1… 4 (gas links/rechts
enz.). Alle bijbehorende instellingen worden automatisch meegenomen
Grafische servo-positieaanduiding voor een snel, eenvoudig overzicht en voor het testen van de servo-
uitslagen
Verwisselen van ontvangeruitgangen
Omvangrijke programma’s voor vliegtuig- en helikoptermodellen:
Tuimelschijf-limiter
Servo-verstelling +/-150% voor alle servo-uitgangen, apart instelbaar per kant (Single Side Servo Throw)
Sub-trim met een bereik van ±125 % voor het instellen van de middenpositie van alle servo’s
Servo-Reverse (servo-omkeer) voor alle servo’s programmeerbaar
DUAL RATE/EXPO-systeem per vliegfase apart in te stellen, omschakelbaar tijdens het vliegen
Stopwatches/Countdown-timer met alarm-functie
Kopieerfunctie voor modelgeheugens
Ingebouwde DSC-bus voor het aansluiten van vliegsimulatoren of een leraar-/leerling-systeem
Algemene HoTT-kenmerken
Eenvoudig en extreem snel binden van zender en ontvanger
Binden van meerdere ontvangers per model in parallelle modus mogelijk
Extreem snel re-binding ook bij maximale afstand’
Satellietgebruik van twee ontvangers via speciale kabelverbinding
Reikwijdte test- en waarschuwingsfunctie
Waarschuwing op display bij te lage ontvangeraccu-spanning
Extreem breed bereik w.b. de bedrijfsspanning van 3,6 V tot 8,4 V (werkend tot 2,5 V)
Fail Safe
Vrije kanaaltoewijzing (Channel Mapping), mixerfuncties en alle servo-instellingen kunnen in het telemetrie-
menu geprogrammeerd worden
Tot max. 4 servo’s kunnen als blok met een servo-cyclustijd van 10 ms tegelijkertijd worden aangestuurd (alleen
digitale servo’s!)
Maximale storingsongevoeligheid door geoptimaliseerd frequentie-hopping en brede kanaalspreiding
Intelligente data-overdracht met correctie-functie
Telemetrieweegave in realtime
Meer dan 200 systemen tegelijkertijd te gebruiken
Via USB-poort is een update mogelijk
12
De set bevat:
Best.-Nr. 33116:
Microcomputer-zender MX-16 HoTT met ingebouwde NiMH-zenderaccu 4NH-2000 RX RTU plat (wijzigingen
voorbehouden), bidirectionale Graupner ontvanger GR-16 HoTT,schakelaarkabel en stekker-laadapparaat, micro-
SD-kaart en USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 en adapterkabel Best.-Nr. 7168.6A.
Aanbevolen laadapparaten (toebehoren)
Best.-Nr. aanduiding aansluiting
220V
aansluiting
12V
geschikt
voor
laadkabel
geïntegreerd
volgende
accutypen
NiCd
NiMH
LiPo
loodaccu
Voor het opladen is tevens voor de zender de laadkabel Best.-Nr. 3022 en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-Nr. 3021
nodig. Meer laadapparaten en details hierbij vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.graupner.de.
Bedrijfsspanning 3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik ca. 70 mA
Frequentieband 2,4 … 2,4835 GHz
modulatie FHSS
Antenne Diversity-antennes, 2 x ca. 145 mm lang, ca.
aan te sluiten servo’s 8
aan te sluiten sensoren 1
Temperatuurbereik ca. -15º … +70 ºC
Afmetingen ca. 46 x 21 x 14 mm
Gewicht ca. 12 g
*De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning geldt alleen voor de ontvanger! Let er in dit verband op dat de
ingangsspanning van de ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning
voor de meeste servo’s, toereNregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6 Volt bedraagt!
Meer toebehoren zie aanhangsel of op Internet onder www.graupner.de . Vraag ook bij uw detailhnandelaar, deze
helpt u graag verder.
115 mm gekapseld en ca. 30 mm actief
13
Gebruiksaanwijzingen
stroomvoorziening van de zender
De zender MX-16 HoTT is standaard voorzien van een oplaadbare NiMH-accu 4NH-2000 RX RTU (Best.-Nr.
2498.4FBEC) met hoge capaciteit. (Wijzigingen voorbehouden.) De standaard ingebouwde accu is echter bij
levering nog niet opgeladen. De spanning van de zenderaccu kan tijdens het zenden op het LCD-display
gecontroleerd worden. Bij het onderschrijden van een in de regel “waarschuwingsdrempel accu” van het menu
“algemene instellingen”, bladzijde 123, instelbare spanning klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal en op
het display verschijnt de melding
Accu moet
geladen worden
Uiterlijk op dat moment moet u direct stoppen met zenden en de accu weer opladen!
Laden van de zenderaccu
De oplaadbare NiMH-zenderaccu kan via de aan de rechterkant van de zender aangebrachte laadaansluiting met
de meegeleverde oplader (Best.-Nr. 33116.2) worden opgeladen.
Als vuistregel geldt dat een lege accu 12 uur met een stroom in de hoogte van één tiende van de opgedrukte
capaciteit wordt opgeladen. In het geval van de standaard zenderaccu en de meegeleverde oplader zijn dat 200
mA. U moet er wel zelf voor zorgen dat het laadproces op de juiste tijd wordt beëindigd…
De zender moet tijdens het hele laadproces op “OFF” (UIT) gezet zijn. Nooit de zender, zolang deze nog met het
laadapparaat verbonden is, aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het laadproces kan de laadspanning
dusdanig laten stijgen, dat de zender door overspanning direct beschadigd wordt. Let u daarom ook op een veilig
en goed contact van alle stekkerverbindingen.
polariteit van de MX-16 HoTT-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit.
Gebruik daarom alleen de originele GRAUPNER-laadkabel met het Best.-Nr. 3022.
Laden met automatische laadapparaten
De laadbus van de zender is weliswaar beschermd tegen foutieve poling, maar kan met geschikte apparaten
toch worden gebruikt om de accu snel te laden.
Stel eventueel uw snellaadapparaat volgens de handleiding in op een Delta-Peak spanningsverschil van 10 mV
… 20 mV of vergelijkbaar, zodat deze geschikt is voor het laden van Ni-MH-cellen.
Verbindt u eerst de bananenstekkers met het laadapparaat en steekt u daarna het andere einde van de
laadkabel in de laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van een aangesloten laadkabelaansluitstekker met elkaar! Om schade aan de zender te vermijden mag de laadstroom in principe 1 A niet
overschrijden. Begrens eventueel de stroom op het laadapparaat.
Losnemen van de zenderaccu
Voor het uitnemen van de zenderaccu eerst het deksel van de accuschacht op de achterkant van de zender
ontzekeren en losmaken:.
De accu verwijderen en daarna de stekker losmaken door voorzichtig aan de stroomkabel te trekken.
Inleggen van de zenderaccu
Hou de stekker van de zenderaccu zó, dat de zwarte resp. bruine kabel naar de kant van de antenne en de lege
bus van de accustekker naar de onderkant wijzen en schuif dan de accu-aansluiting in de richting van de print op
de drie aangebrachte stiften. (De accu-aansluiting is door twee afgeschuinde kanten beschermd tegen foutief
bevestigen, zie afbeelding.)
polariteit zenderaccu-stekker
Leg daarna de accu in het vak en sluit het deksel.
14
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze klok toont de cumulatieve bedrijfstijd van de zender sinds de laatste keer dat de accu werd opgeladen.
Deze klok wordt automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij opnieuw aanzetten van de zender, bv.
na het opladen, merkbaar hoger is dan eerst.
Lithiumbatterij CR 2032
Op de print van de zender bevindt zich links een houder met een verwisselbare Lithiumbatterij van het type CR
2032:
Deze batterij dient als bescherming tegen het verlies van datum en kloktijd bij een stroomuitval van de zender,
bijvoorbeeld tijdens het wisselen van de accu.
15
Stroomvoorziening van de ontvanger
Voor de stroomvoorziening van de ontvanger kunt u kiezen uit diverse 4- en 5-cellige NiMH-accu’s met
verschillende capaciteit. Bij een gebruik van digitale servo’s adviseren we, een 5-cellige accu (6 V) van
voldoende capaciteit te nemen. In het geval van een gemengd gebruik van analoge- en digitale servo’s moet u in
ieder geval op de toegestane spanning van de servo’s letten. Voor een gestabiliseerde en instelbare
stroomvoorziening van de ontvanger met 1 of 2 accu’s zorgt bv. de PRX-eenheid Best.-Nr. 4136, zie aanhangsel.
Gebruik uit veiligheidsredenen geen batterijhouders en geen droge batterijen.
De spanning van de stroomvoorziening aan boord wordt tijdens het gebruik weergegeven op het display:
In het telemetrie-menu, bladzijde 135, kan een waarschuwingsdrempel worden ingesteld, zodat er een optisch en
akoestisch alarm afgaat wanneer de accuspanning onder een bepaalde waarde, standaard 3,8 V, komt.
Controleert u de toestand van de accu’s regelmatig. Wacht niet met het laden van de accu’s, tot het alarm
klinkt.
Aanwijzing:
Een totaaloverzicht van accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het testen van stroombronnen vindt u in
de GRAUPNER hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www.graupner.de
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-Nr. 3021 kan voor het laden direct met de ontvangeraccu verbonden worden. Is de accu in het
model aangesloten via de stroomvoorzieningkabel Best.-Nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3, dan vindt het
laden plaats via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting. De schakelaar van de
stroomvoorzieningkabel moet tijdens het laden op “UIT” staan.
p
Algemene aanwijzingen bij het laden
Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzingen van de laadapparaat- en accufabrikant.
Let op de maximaal toegestane laadstroom van de accufabrikant. Om schade aan de zender te
voorkomen, mag de laadstroom echter normaal gesproken 1 A niet overschrijden! Begrenst u indien
nodig de laadstroom aan het laadapparaat.
Moet de zenderaccu toch met meer dan 1 A worden geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de
zender worden geladen. Anders riskeert u een beschadigen van de zenderprint door overbelasting van
de contactbanen en/of een oververhitting van de accu.
Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakelautomaat van het laadapparaat uit te proberen. Dit
geldt vooral, wanneer u de standaard ingebouwde NiMH-accu met een automatisch laadapparaat voor
NiCd-accu’s wilt opladen. Pas eventueel de Delta-Peak-afschakelspanning aan, in zoverre het
toegepaste laadapparaat over deze functie beschikt.
Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor
deze toepassing niet geschikt!
Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu. Zo
voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van de accu controleren, deze eventueel vervangen of de
laadstroom verkleinen.
Laat u de accu’s tijdens het laden nooit zonder toezicht.
Aanwijzingen m.b.t. de bescherming van het milieu
Verwijderen van opgebruikte batterijen en accu’s
Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te leveren. Een verwijdering
via het huisvuil is verboden. Oude batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de gemeente, bij onze
handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden. U kunt de door ons
geleverde accu’s na gebruik, maar wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het volgende adres:
Graupner GmbH & Co. KG
Service: gebruikte accu’s
HeNriettenstr. 94 – 96
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage aan de bescherming van het milieu!
olariteit zenderaccu-stekker
16
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos in de lengte worden versteld, om het sturen aan de gewoonte van de piloot
aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en maak door te draaien het bovenste deel los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna de greep weer
bevestigen door het onderste en bovenste gedeelte tegen elkaar in te draaien.
zenderbehuizing openen
Lees zorgvuldig deze aanwijzingen, voordat u de zender opent. Wanneer u onervaren bent, adviseren we u om
de hieronder beschreven handelingen door de Graupner-servicedienst te laten uitvoeren.
De zender moet alleen in de volgende gevallen worden geopend:
als een neutraliserende stuurknuppel naar niet-neutraliserend of een niet-neutraliserende stuurknuppel
naar neutraliserend moet worden omgebouwd
voor het instellen van de veerkracht van een stuurknuppel
Vóór het openen van de behuizing de zender uitzetten (Power-schakelaar op “OFF”).
Open het accuvak en maak, zoals op de vorige bladzijden beschreven, de zenderaccu en de eventuele micro-SDkaart los.
Schroef de aan de achterzijde van de zender aangebrachte zes schroeven los met een kruiskopschroevendraaier
maat PH1, zie afbeelding:
plaatsing van de behuizingschroeven
Hou de beide behuizingdelen met de hand samen en laat deze 6 schroeven uit de zender vallen door deze eerst
om te draaien. Pak de onderste schaal nu voorzichtig op en klap deze naar rechts om, net zoals u een boek
opent.
LET OP:
Twee meeraderige kabels verbinden de onderste schaal met de elektronica in de bovenste schaal. Deze
verbinding mag in geen geval beschadigd worden!
Belangrijke aanwijzingen:
Bij het sluiten van de zender moet u er op letten, dat…
Verander nooit wat aan de schakeling, omdat daardoor de garantie en ook de zendvergunning
vervalt.
Raak nooit de printen met metalen voorwerpen aan. Raak ook geen contacten met de vingers
aan.
Zet de zender nooit aan, wanneer de behuizing geopend is!
… er geen kabels bij het samenvoegen van de schalen beklemd raken.
… de beide delen van de behuizing goed op elkaar passen. Nooit de beide delen met geweld
samendrukken.
Draai de schroeven van de behuizing met gevoel in de al bestaande schroefdraadopeningen, zodat deze
niet uitscheuren.
… u weer de accu aansluit.
17
omklapbare antenne
stelschroeven terugveerkracht stuurknuppels
neutralisatieschroef
neutralisatieschroef
remveren remveren
afstelschroeven afstelschroeven
rechter knuppelaggregaat linker knuppelaggregaat
laadbus
zenderprint niet aanraken!
verwisselbare Lithiumbatterij
CR 2032 als back-upbatterij slot voor geheugenkaart
voor de geïntegreerde klok
Omzetten van de kruisknuppels
neutralisering
Indien gewenst kan zowel de linker als de rechter stuurknuppel van neutraliserend naar niet-neutraliserend
worden omgebouwd: zender zoals hierboven beschreven openen.
Voor het wisselen van de standaardinstelling van de stuurknuppel lokaliseert u op de volgende afbeelding de hier
wit omcirkelde schroef van de linker knuppelaggregaat.
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroef rechts onder het
midden zit.
Draai nu de schroef in totdat de desbetreffende stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij beweegbaar is resp.
draai de schroef uit, totdat de stuurknuppel weer zelfneutraliserend is.
18
Remveer en ratel
Met de buitenste van de beide schroeven (zie afbeelding hieronder) stelt u de remkracht en met de binnenste de
kracht van de ratel van de desbetreffende stuurknuppel:
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven links boven te
vinden zijn.
Terugstelkracht van de stuurknuppel
De veerkracht van de stuurknuppels kan ingesteld worden op de gewoonten van de piloot. Het afstelsysteem
bevindt zich naast de neutralisatieveren, zie volgende afbeeldingen. Door het verdraaien van de desbetreffende
instelschroef met een (kruiskop)-schroevendraaier kan de gewenste veerkracht worden ingesteld.
draaien naar rechts = harder terugstellen
draaien naar links = soepeler terugstellen
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven rechts van het
midden zitten.
19
Zenderbeschrijving
Bedieningselementen van de zender
Bevestigen van de omhangriem voor de zender
Aan de bovenkant van de MX-16 HoTT-zender vindt u een bevestigingsoog, zie afbeelding rechts,
waaraan u een draagriem kunt bevestigen. Dit punt is dusdanig aangebracht dat de zender optimaal
uitgebalanceerd is wanneer deze aan de riem hangt.
Best.-Nr. 1121 Omhangriem, 20 mm breed
Best.-Nr. 70 Omhangriem, 30 mm breed
Centrale status-LED
Antenne met knik- en draaigewricht Oog voor draagriem
Belangrijke aanwijzing:
Bij levering van de zender kunnen aan de ontvanger aangesloten servo’s etc. alleen maar via de beide knuppels
worden bediend. Alle andere bedieningselementen (CTRl 6 … 8, SW 1 … 9) zijn voor de flexibiliteit software-
matig “vrij” en kunnen zo, zoals o.a. in het menu “instellingen stuurelement” op bladzijde 83 (vleugelmodellen)
resp. bladzijde 85 (heli-modellen) beschreven, aan de persoonlijke wensen en eisen worden toegewezen.
20
Data-poort voor aansluiting Smart-Box Aansluiting oor- resp. koptelefoon
Best.-Nr 33700
DSC-bus voor de aansluiting van Vijfpolige mini-USB-poort voor de
vliegsimulatoren en leraar-/leerling- aansluiting van de zender aan een
gebruik PC
Behuizingschroef Behuizingschroef
Laadbus voor zenderaccu
Behuizingschroef Behuizingschroef
Behuizingschroef Behuizingschroef
Aansluiting koptelefoon
De middelste bus aan de onderste rand van het typeplaatje op de achterkant is bedoeld voor de aansluiting van
een standaard oor- of koptelefoon met een 3,5 mm Cinch-stekker. (Niet in de set inbegrepen.) Via deze
aansluiting worden naast hoorbare signalen van de zender de eventuele met het telemetrie-menu verbonden
signalen en berichten doorgegeven. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Nadere informatie vindt u onder
“Berichten” in het gedeelte “VERBORGEN MODUS” vanaf bladzijde 26 en “Telemetrie” vanaf bladzijde 138.
Het volume van de hoofdtelefoonaansluiting kan in de regel “volume berichten” van het menu “Algemene
instellingen”, bladzijde 124, worden aangepast.
Mini-USB-poort
Via deze aansluitbus wordt eventueel een verbinding met een PC met een Windows-besturingssysteem XP, Vista
of 7 gemaakt. De noodzakelijke software voor de PC zoals de benodigde USB-driver vindt u op de
downloadpagina onder www.graupner.de bij het desbetreffende product. Na de installatie van de benodigde
software kan dan via deze verbinding indien gewenst een upgrade van de zender plaatsvinden en/of de kloktijd
en datum ingesteld worden.
Data-poort
Voor de aansluiting van de als accessoire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700. Nadere informatie over de
Smart-Box vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.graupner.de
bij het
desbetreffende product.
21
DSC
Direct Servo Control
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het HoTTsysteem is echter een “directe servo-controle” via een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer mogelijk.
De standaard tweepolige DSC-bus in de zender MX-16 HoTT dient als leraar- of leerling-aansluiting en als
aansluitpoort voor vliegsimulatoren.
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op deze punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan. Voor het aanpassen van de zender MX-16 HoTT aan een leraar-
/leerling-systeem zie bladzijde 141 en verder.
2. Laat de aan-/uit-schakelaar van de zender MX-16 HoTT zowel bij gebruik van een vliegsimulator als bij
leraar-/leerling-toepassingen altijd op “UIT”, want alleen in deze positie vindt er na het bevestigen van
de DSC-kabel geen HF-afstraling vanuit de zendmodule plaats. Tegelijkertijd is de stroomopname van
de zender ook iets geringer. De centrale status-LED moet nu constant rood branden en in het
basisdisplay van de zender moeten onder het modelnummer de letters “DSC” zichtbaar worden. De
aanduiding van de telemetriesymbolen zijn niet te zien. Daarmee is de zender klaar voor gebruik.
Wanneer de MX-16 HoTT de leraarzender is moet echter vóór het insteken van de kabel de zender
worden aangezet.
3. Verbind nu het andere uiteinde van de kabel met de gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding
daarvan.
Belangrijk:
Let er op, dat alle stekkers stevig zijn aangebracht.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
Omdat er zoveel verschillende vliegsimulatoren op de markt zijn is het goed mogelijk, dat de toewijzing van de
contacten in de stekker of in de DSC-module door de GRAUPNER-servicedienst moeten worden aangepast.
Opslag van gegevens
Kaartslot
micro-SD en micro-SDHC
Na het verwijderen van het deksel van het accuvak van de uitgeschakelde zender MX-16 HoTT en het
verwijderen van de zenderaccu is aan de rechter zijkant van het vak de kaardschacht voor geheugenkaarten van
het type micro-SD en micro-SDHC toegankelijk:
Alle standaard micro-SD geheugenkaarten tot maximaal 2 GB en micro-SDHC kaarten tot 32 GB kunnen worden
gebruikt. Wij adviseren het gebruik van geheugenkaarten met maximaal 4 GB, omdat dit voor normale
toepassingen meer dan voldoende is.
De geheugenkaart die u in de zender wilt gebruiken wordt, zoals bekend bij mobiele telefoons en digitale
camera’s, met de contacten naar boven, naar de achterkant wijzend in de schacht geschoven en vergrendeld. Na
het inleggen van de accu en het sluiten van het accuvak kan de zender weer aangezet worden. Als aanduiding
van de ingebrachte geheugenkaart verschijnt in het basisdisplay het symbool van een geheugenkaart:
22
Aanwijzing:
Verwijder een eventueel ingebrachte SD-kaart uit de zender VOORDAT u de achterkant van de zenderbehuizing
losmaakt. Anders bestaat het risico dat u de geheugenkaart beschadigt.
Data-verzameling /-opslag
De dataopslag op de SD-kaart is gekoppeld aan de klok van de vliegtijd: wanneer deze wordt gestart start ook –
wanneer er zich een geschikte SD-kaart in de zender bevindt en er een telemetrie-verbinding met de ontvanger is
- de opslag van gegevens en deze stopt weer, zodra de vliegtijd-klok wordt stilgezet. Gestart en gestopt wordt de
vliegtijd-klok zoals beschreven in het onderdeel “Klokken” op bladzijde 68 voor vleugelmodellen en voor
helimodellen op bladzijden 76 en 77.
Parallel aan de dataverzameling knippert het symbool voor de geheugenkaart permanent in een langzaam ritme.
Het schrijven van data op de geheugenkaart wordt weergegeven door de van links naar rechts lopende zwarte
“vulling” van het geheugenkaart-symbool.
Na het afsluiten van de dataopslag bevindt er zich een (lege) map “Models” en een map “Log-data” op de
geheugenkaart. In de laatste worden volgens het schema 0001_jaar-maand-dag.bin, 0002_jaar-maand-dag.bin
enz. benoemde Log-bestanden in een ondermap met de naam “modelnaam” aangemaakt. Zou daarentegen een
modelgeheugen nog geen naam hebben, dan zijn de bijbehorende Log-bestanden na het uitnemen van de
geheugenkaart en het uitlezen ervan via de cardreader van een PC of laptop te vinden in een ondermap met de
naam “NoName”. Met de software, die onder www.graupner.de
is, kunt u de bestanden op een PC uitlezen.
Import van taalbestanden
Zoals al beschreven in het gedeelte “hoofdtelefoon” op bladzijde 21 kunnen via deze aansluiting naast de
hoorbare signalen van de zender eventueel ook de aan het telemetrie-menu gekoppelde signalen en berichten
worden beluisterd. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Deze berichten, die als taalpakket zijn
gecomprimeerd en opgeslagen worden in het interne geheugen van de zender, kunnen vervangen worden door
een taalpakket in een andere taal. Nadere informatie hierover vindt u in het gedeelte “VERBORGEN MODUS”
vanaf bladzijde 26.
Import en export van modelgeheugens
Voor het uitwisselen van gegevens tussen soortgelijke zenders of voor het opslaan van data kunnen indien
gewenst modelgeheugens op een ingebrachte geheugenkaart weggeschreven of vanaf deze naar de zender
gekopieerd worden. Nadere informatie vindt u in het gedeelte “modelgeheugen” vanaf bladzijde 61.
Aanwijzing:
Enkele van de eventueel bij de modelnaam gebruikte speciale tekens kunnen vanwege bepaalde beperkingen
van het voor de geheugenkaarten gebruikte FAT- resp. FAT32-bestandssysteem niet correct worden
overgenomen en worden bij het kopiëren vervangen door een golfje (~).
op de downloadpagina van de zender te vinden
23
Display en toetsenveld
modelnaam modeltype
(vleugelmodel/helikopter)
Mogelijke waarschuwingen zie bladzijde 33
geheugenplaats 1 … 20 stopwatch in min:s
(vooruit/achteruit) klok vliegtijd in min:s
(vooruit/achteruit)
linker touch-toets rechter tiptoets
◄►▲▼bladeren ◄►▲▼
◄►gelijkertijd aantippen: bladeren / waarden veranderen
wisselen naar menu servo-aanduiding gelijktijdig aantippen van ◄► of ▲▼
ESC = afbreken / terug
ESC ca. 3 seconden aanraken:
Wissel naar telemetrie-menu en
terug naar basisdisplay
accuspanning en laadtoestand in % spanning ontvangerstroomvoorziening
(onder een bepaalde spanning verschijnt
een waarschuwing – zie afbeelding rechter
bladzijde -, tegelijkertijd klinkt een naam vliegfase
waarschuwingssignaal) omschakeling tussen vliegfasen via schakelaar
accu-gebruikstijd sinds laatste acculading in h:min aanduiding signaalsterkte
Optische aanduiding van de positie van de trimhevels resp.
bij bediening draaielement en CTRL 7+8 alternatief aanduiding
van de actuele posities van deze beide
=CLEAR
24
Bediening van de “Data-Terminal”
Invoertoetsen ESC, SET, CLEAR
Symbolen
Telemetrie-symbolen in het display
ŸØ Het actieve modelgeheugen is nog “ongebonden”
Ÿx Niet knipperend: HF zenderzijdig uitgeschakeld
Knipperend antennesymbool: de als laatste aan het actieve model gebonden ontvanger inactief of buiten
bereik
>Mx Geen telemetrie-signaal te ontvangen
>M▬Aanduiding signaalsterkte
>P▬Aanduiding van de signaalsterkte van het leerling-signaal op het display van de leraarzender
Toetsen links van het display
ESC-toets
Kort aantippen van de ESC-toets zorgt voor een stapsgewijs terugkeren naar de functiekeuze resp. ook
weer terug naar het basisdisplay. Een eventueel tussendoor gewijzigde instelling blijft behouden.
In het basisdisplay gedurende ca. 1 seconde aangeraakt opent en sluit het telemetrie-menu.
Pijltoetsen◄►▲▼
1. Door aantippen van één van deze toetsen bladert u volgens de pijlrichting door lijsten zoals bv. de
modelkeuze of de multifunctie-lijst en binnen de menu’s door de menuregels.
2. Door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► wisselt u vanuit het basisdisplay van de zender
alsmede vanuit bijna elke menupositie naar het menu “servo-aanduiding”.
Toetsen rechts van het display
SET-toets
1. Door een kort aantippen van de SET-toets komt u vanuit het basisdisplay, dat na het inschakelen
van de zender verschijnt, verder naar het multifunctie-menu. Ook het oproepen van een gekozen
menu vindt plaats met SET.
2. Binnen de instelmenu’s activeert en deactiveert (bevestigt) u door aantippen van de SET-toets de
desbetreffende instelvelden.
Pijltoetsen ◄► ▲▼
1. “Bladeren” door het multifunctie-menu en de menuregels binnen de instelmenu’s via de pijltoetsen
van de linker touch-toets.
2. Uitkiezen resp. instellen van parameters in instelvelden na het activeren ervan door aantippen van
de SET-toets, waarbij de toetsen ►▲ en ◄▼ dezelfde functie hebben. Het maakt dus in dit geval
niet uit, welke van de beide toetsen u hier gebruikt.
3. Kort tegelijkertijd aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► zet een veranderde parameter-waarde in
het actieve invoerveld weer terug op de standaardwaarde (CLEAR).
Aanwijzingen:
Niet het aanraken van de touch-toets op zich maar het einde van de aanraking activeert de functie.
Mochten de touch-toetsen na het uit- en direct weer aanzetten van de zender geen functie hebben, dan
is dit geen mankement! Zet de zender nogmaals uit en wacht enkele seconden, voordat u de zender
weer aanzet.
Sneltoetsen (Short-Cuts)
Met behulp van de volgende toetscombinaties kunt u bepaalde menu’s resp. opties direct oproepen:
CLEAR
Kort aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets zet een veranderde
parameterwaarde in het actieve invoerveld weer terug naar de standaardwaarde.
“servo-aanduiding”
Door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► van de linker touch-toets wisselt u vanuit de
basisaanduiding van de zender en vanuit bijna iedere menupositie naar het menu “servo-aanduiding”,
zie bladzijde 122.
“telemetrie”
Zowel om vanuit het basisdisplay van de zender het “Telemetrie”-menu, zie vanaf bladzijde 126, op te
roepen als ook om hiernaar terug te keren de centrale ESC-toets van de linker touch-toets ca. 3
seconden indrukken.
“grafische weergave van telemetrie-data”
Door kort aantippen van de toets ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets wisselt u vanuit het
basisdisplay van de zender direct naar de grafische weergave van telemetrie-gegevens resp. bladert u
tussen de verschillende displays heen en weer.
Met ESC keert u weer terug naar het basisdisplay.
invoerslot
In het basisdisplay van de zender te activeren en deactiveren door ca. 2 seconden lang tegelijkertijd
indrukken van de toetsen ESC en SET.
25
VERBORGEN MODUS
Taalkeuze en contrast van display
Het menu “VERBORGEN MODUS” van de zender MX-16 HoTT vindt u vanuit bijna elk menupunt door de
pijltoetsen▲▼ van de linker en de SET-toets van de rechter touch-toets ingedrukt te houden, totdat na ca. 3
seconden deze aanduiding verschijnt.
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten Duits
knuppelkalibr.
CONTRAST
In de regel “CONTRAST” kunt u, zoals op bladzijde 123/124 beschreven, na aantippen van de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets met de pijltoetsen ervan het beeldschermcontrast naar uw behoefte aanpassen en met
een hernieuwd aantippen van de SET- of ESC-toets terugkeren naar de regelselectie. In de regel …
TAAL
… eronder , waarnaar u door een aantippen van de pijltoets ▼ van de linker of rechter touch-toets wisselt, kiest u
één van de talen voor het display uit.
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten Duits
knuppelkalibr.
Activeer de keuze van de taal met een druk op de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten Duits
knuppelkalibr.
Vervang nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de Default-taal “DUITS” door de door u gewenste taal.
Bij voorbeeld:
hidden mode
contrast 0
language english
voice deutsch
stick cali.
Bevestig uw keuze door hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Alle
instellingen die in de zender opgeslagen zijn blijven ook na een wisselen van de taal behouden. Op het moment
dat deze handleiding werd gedrukt stonden de volgende talen ter beschikking:
Duits
Engels
Frans
De talen Italiaans en Spaans worden op een later tijdstip als download bij de zender op www.graupner.de
download ter beschikking gesteld.
GESPROKEN BERICHTEN
Zoals in het gedeelte “koptelefoon” op bladzijde 21 al besproken is kunnen via deze aansluiting naast de
hoorbare signalen van de zender eventueel ook de aan het telemetrie-menu gekoppelde signalen en gesproken
berichten worden doorgegeven. Standaard vindt dit in het Duits plaats. Deze als taalpakket samengevatte en in
het interne geheugen van de zender opgeslagen berichten kunnen echter door een taalpakket in een andere taal
worden vervangen. Op het moment dat deze handleiding werd gedrukt stonden de volgende talen ter
beschikking:
Duits
Engels
Frans
De talen Italiaans en Spaans worden op een later tijdstip als download bij de zender op www.graupner.de
download ter beschikking gesteld. Het taalpakket kan worden uitgewisseld via het PC-programma, dat onder
www.graupner.de
beschreven.
Voorbereiding
Plaats uw SD- resp. SDHC-kaart, wanneer u dat nog niet gedaan had, zoals op bladzijde 22 beschreven in de
zender. Wanneer u nu de zender aanzet maakt deze o.a. een map “VoiceFile” op de geheugenkaart aan. Haal de
kaart nu weer uit de zender en schuif deze in een geschikte cardreader. Sluit deze op uw PC resp. uw laptop aan
als
als
op de download-pagina van de zender te vinden is, of via de SD-kaart, zoals hieronder
26
en kopieer het taalpakket, dat u eerst op de download-pagina van de zender had gedownload, bijvoorbeeld
“voice_gb.vdf”, naar deze map. Haal nu de geheugenkaart uit uw cardreader en plaats deze in de zender.
Schakel deze daarna in met uitgeschakelde HF:
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Wisselen van taal
Wissel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar de regel “BERICHTEN”:
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten Duits
knuppelkalibr.
Activeer de taalkeuze met een druk op de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
contrast 0
taal Duits
berichten Duits
knuppelkalibr.
Vervang nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de Default-taal “DUITS” door de door u gewenste taal.
Bijvoorbeeld:
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten English
knuppelkalibr.
Bevestig uw keuze door hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Het
geselecteerde taalpakket wordt in het zendergeheugen geladen:
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten English
knuppelkalibr.
22 / 100%
Zodra de balk aan de onderste rand van het display verdwijnt, is het laadproces afgesloten:
verborgen modus
contrast 0
taal Duits
berichten Duits
knuppelkalibr.
Aanwijzingen:
Verschijnt de waarschuwing …
HF uitschakelenOK
… dan is de HF-afstraling van de zender nog actief. Schakel deze uit in de regel “HF-module” van het
menu “basisinstellingen” en herhaal de stap.
Verschijnt de waarschuwing …
SD-kaart plaatsen
OK
… dan bevindt er zich nog geen geheugenkaart in de kaartslot of is deze niet leesbaar.
Verschijnt de waarschuwing …
ontbrekende import data
OK
… dan vindt de zender geen geschikt taalbestand op de geplaatste SD-kaart.
27
knuppelkalibratie
Zou u het gevoel hebben dat de middenpositie van de zelfneutraliserende stuurknuppels (stuurelement 1 … 4)
niet exact overeenkomt met 0% stuuruitslag, dan kunt u dit als volgt controleren resp. corrigeren:
Wissel naar het menu “modelkeuze” en initialiseer daar, zoals op bladzijde 57 beschreven, een vrij
modelgeheugen. Of u kiest voor een vliegtuig- of een helikoptermodel maakt in dit geval niet uit. Wacht de
aanwijzingen af, die normaal gesproken in het basisdisplay van de zender verschijnen na een wisselen van model
en wissel daarna naar het menu “servo-aanduiding” door bijvoorbeeld tegelijkertijd de toetsen ◄► van de
linker touch-toets aan te tippen, ZONDER in de tussentijd te trimmen of verdere programmeringen uit te voeren.
Wanneer alle vier de knuppels van uw zender nog zelfneutraliserend zouden zijn zou de weergave in het ideale
geval als volgt zijn:
In alle andere gevallen komen de balk en %-aanduiding overeen met de actuele positie van de nietzelfneutraliserende stuurknuppel – normaal gesproken de gas-/remstuurknuppel resp. gas-/pitchstuurknuppel
“K1”. Bevindt de gas-/remstuurknuppel zich dus in de positie “kwart gas” dan ziet het display er ongeveer zo uit:
Breng nu na elkaar elk van de beide knuppels elk naar de vier mogelijke eindaanslagen, zonder bij de aanslag
nog extra druk uit te oefenen. In elk van de in totaal acht eindposities moet – afhankelijk van de kant- exact 100% of +100% te zien zijn. Bevindt zich bv. stuurelement 2 aan de linker aanslag en zijn de drie andere
knuppelfuncties in de middenpositie, dan moet het display van uw zender er als volgt uitzien:
Bereikt u, afhankelijk van het aantal zelfneutraliserende knuppelfuncties van uw zender, een “beeld” van vier maal
0% en acht maal 100%, dan zijn de stuurknuppels van uw zender optimaal gekalibreerd en hebben ze geen
nieuwe afstelling meer nodig. U kunt de procedure dan afsluiten en eventueel het aangemaakte modelgeheugen
weer wissen.
In andere gevallen wisselt u, zoals hierboven al eerder beschreven, naar de regel “knuppelkalibratie” van het
menu “verborgen modus” en tipt u kort op de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
knuppelkalibratie
0%
Met de pijltoetsen ◄► van de rechter touch-toets kunt u nu cyclisch de posities van de vier te kalibreren
knuppelposities selecteren, bijvoorbeeld de links-/rechts-mogelijkheid van de rechter stuurknuppel:
knuppelkalibratie
0%
Breng nu volgens de “links” knipperende pijlmarkering de rechter knuppel – weer zonder druk uit te oefenen –
naar de linker aanslag …
knuppelkalibratie
+100%
… en tip dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Daarmee is in dit voorbeeld de “linker”
aanslag van de rechter knuppel gekalibreerd en knippert ter bevestiging de cirkel in het midden van de
symbolische stuurknuppel:
knuppelkalibratie
+100%
Laat nu de zelfneutraliserende stuurknuppel los, zodat deze weer in de middenpositie kan terugkomen en tip dan
weer kort op de centrale SET-toets om de middenpositie te kalibreren. De rechter “driehoeksmarkering” begint te
knipperen:
knuppelkalibratie
0%
Herhaal deze kalibratie-procedure nu voor de rechter aanslag van de rechter stuurknuppel. Voor de andere
stuurknuppel gaat u op dezelfde manier te werk.
Aanwijzingen:
Foutieve kalibraties corrigeert u door de bovengenoemde procedure te herhalen.
Binnen elke kalibratie-stap kan elk van de drie kalibratie-posities met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of
rechter touch-toets direct worden geselecteerd.
Door een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets beëindigt u de kalibratie en verlaat u
weer het ondermenu “knuppelkalibratie”.
28
Weergave telemetrie-data
Zoals beschreven op bladzijde 137 in het kader van het ondermenu “SENSOR KIEZEN” van het “telemetrie”-
menu …
sensor kiezen
ontvanger
general module
electr. air-module
vario module
gps
… kunnen hier grafisch weergegeven data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten sensor geactiveerd
worden. Deze data worden dan in de hieronder beschreven grafische displays getoond.
Deze grafische displays bereikt u vanuit het basisdisplay van de zender door een kort aantippen van de toets ◄
of ► van de linker of rechter touch-toets. Tussen de verschillende grafische displays bladert u met diezelfde
toetsen heen en weer en met ESC keert u terug naar het basisdisplay.
Aanwijzing:
De volgorde van de hieronder beschreven displays volgt het aantippen van de ►-toets.
Meer informatie over de hieronder genoemde modulen vindt u in het aanhangsel en op Internet onder
www.graupner.de
ONTVANGER
RX-S KWA
RX-S ST
RX-dBm
TX –dBm
V-PACK
RX-VOLT TMP
M-RX V
Dit display geeft de in het display “RX DATAVIEW” van het telemetrie-menu “INSTELLEN/WEERGEVEN”,
bladzijde 127 opgenomen data grafisch weer.
De betekenis is:
waarde verklaring
RX-S KWA signaalkwaliteit in %
RX-S ST signaalsterkte in %
RX-dBm ontvangstvermogen in dBm
TX-dBm zendvermogen in dBm
V PACK geeft de langste tijdspanne in ms aan, waarbij datapakketten bij de overdracht van de zender
naar de ontvanger verloren zijn gegaan
RX-VOLT actuele bedrijfsspanning van de ontvanger in Volt
M-RX V laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds de laatste inbedrijfname in Volt
TMP de thermometer visualiseert de actuele bedrijfstemperatuur van de ontvanger
ACCU 1 (GENERAL + ELECTRIC module)
Dit display visualiseert de actuele spanning, de actuele stroomopname en de verbruikte capaciteit van een
eventueel aan aansluiting “accu 1” van de General-Engine- (Best.-Nr. 33610), General-Air- (Best.-Nr. 33611) of
Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) aangesloten accu.
SENSOR 1 (GENERAL + ELECTRIC module)
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610), General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) aangesloten temperatuur/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613 gemeten actuele spanning en temperatuur.
bij het desbetreffende product.
29
SENSOR 2 (GENERAL + ELECTRIC module)
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 2” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610), General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) aangesloten temperatuur/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613 gemeten actuele spanning en temperatuur.
toerentalsensor
Dit display visualiseert het door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610), General-Air- (Best.-Nr. 33611) of Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) aangesloten toerentalsensor met
Best.-Nr. 33615 of 33616 gemeten toerental.
Aanwijzing:
Voor de correcte weergave van het toerental moet eerst in het telemetrie-menu van de module het correcte aantal
propellerbladen worden ingesteld.
vario
Dit display visualiseert de door een eventueel aan de telemetrie-aansluiting van een ontvanger aangesloten GPS/vario-module (Best.-Nr. 33600) of vario-module Best.-Nr. 33601) geleverde data wat betreft hoogte in m in relatie
tot de standplaats resp. startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
GPS
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïntegreerde
vario, Best.-Nr. 33600.
De betekenis is:
waarde verklaring
km/h snelheid
DIS horizontale afstand in m
m/s stijgen/dalen in m/s
ALT hoogte ten opzichte van startplaats in m
GPS
RXSQ 0
AFST. 0 m
HOOG 0 m
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïntegreerde
vario, Best.-Nr. 33600.
Naast de actuele positiegegevens en de snelheid van het model in het centrum van het display wordt nog de
actuele hoogte ten opzichte van de startplaats en het stijgen/dalen van het model in m/1s, m/3s en m/10s, de
actuele ontvangstkwaliteit en de afstand van het model tot de startplaats getoond.
De betekenis is:
waarde verklaring
W / N / O / S westen / noorden / oosten / zuiden
Kmh snelheid
RXSQ signaalsterkte van het terugkoppelingskanaal
AFST. Afstand
HOOG hoogte
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
30
VARIO
RXSQ
HOOG MAX
MIN
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten vario-module Best.-Nr. 33601
De betekenis is:
waarde verklaring
HOOG actuele hoogte
RXSQ signaalsterkte van het bij de ontvanger aankomende signaal in %
MAX de vooraf ingestelde hoogtelimiet ten opzichte van de startplaats, waarvan bij overschrijding
akoestische waarschuwingssignalen worden gegeven
MIN de vooraf ingestelde minimale hoogte ten opzichte van de startplaats, waarvan bij
overschrijding akoestische waarschuwingssignalen worden gegeven
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
ELECTRIC AIR MODULE
HOOG
ACC 1
ACC 2
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten Electric-Air-module Best.-Nr.
33620. Meer informatie bij dit product vindt u in het aanhangsel of onder www.graupner.de bij het desbetreffende
product.
Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is voorzien kunnen op het display de volgende data permanent
getoond worden:
De actuele spanning van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2); de meetresultaten van maximaal 2
temperatuursensoren (T1 en T2); de actuele hoogte ten opzichte van de standplaats en het stijgen/dalen in m/1 s
en m/3 s en in het midden van het display nog de actuele hoeveelheid stroom, die uit een spanningsbron is
ontnomen. Aan de rechterkant worden om en om de actuele celspanningen van de aan de balancer-aansluiting 1
(L) of 2 (H) aangesloten accupacks van elk max. 7 cellen weergegeven.
De betekenis is:
waarde verklaring
V actuele spanning
A actuele stroom
ACC1 / ACC2 accu 1 resp. accu 2
HOOG actuele hoogte
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
T1 / T2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
L resp. H celspanning van cel 1 … max. 14
L = balancer-aansluiting 1
H = balancer-aansluiting 2
GENERAL MODULE
CEL V
ACC 1 L BRAN V
ACC 2
HOOG
ACC 1 L BRAN V
STROOM
ACC 2 SPANN.
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten General-Engine-module Best.Nr. 33610 of een General-Air-module Best.-Nr. 33611. Meer informatie bij deze modulen vindt u in het
aanhangsel of onder www.graupner.de
bij het desbetreffende product.
31
Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is voorzien kunnen op het display de volgende data permanent
getoond worden:
De actuele spanning van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2); de meetresultaten van maximaal 2
temperatuursensoren (T1 en T2) en het brandstofniveau in de tank.
Aan de rechterkant worden óf de actuele celspanningen van een accupack met maximaal zes cellen
weergegeven, óf de actuele hoogte ten opzichte van de standplaats, het stijgen/dalen in m/1 s en m/3 s, de
actuele stroom in Ampère en de actuele spanning van de aan de sensor aangesloten accu.
De betekenis is:
waarde verklaring
ACC1 / ACC2 accu 1 resp. accu 2
BRAN stand brandstof / tankaanduiding
L / V leeg / vol
T1 / T2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
CEL V celspanning van cel 1 … max. 6
HOOG actuele hoogte
0m1 m/1s stijgen/dalen
0m3 m/3s stijgen/dalen
STROOM actuele stroom in ampère
SPANN. actuele spanning van de aandrijfaccu
32
Waarschuwingen
Waarschuwingen
BIND n/a “Binding niet aanwezig” Aan het momenteel actieve modelgeheugen is nog
OK geen ontvanger gebonden. Met een kort aanraken van de SET-toets komt u
direct bij de desbetreffende optie.
HF AAN/UIT?
AAN UIT Moet de HF-afstraling “AAN” of “UIT” zijn?
Accu moet
geladen worden !! Bedrijfsspanning te laag
Fail-Safe instellen! Fail Safe nog niet ingesteld
Ontbrekende import
data Geen geschikt taalbestand op de geheugenkaart te vinden
OK
Gas te hoog! Gas-stuurknuppel resp. limiter bij heli te ver richting volgas
HF uitschakelen Oproep om de HF-afstraling uit te schakelen (taalbestand kan alleen bij
OK uitgeschakeld HF geladen worden)
Kan geen data
ontvangen Geen gebonden ontvanger binnen bereik
OK
Geen leerlingsignaal Verbinding tussen leraar- en leerling-zender gestoord
SD kaart plaatsen Geen SD- resp. SDHC-geheugenkaart in de kaartslot resp. kaart niet leesbaar
OK
Draadloze LLverbinding
verder uit Moet de vóór het laatste uitschakelen van de zender gebruikte “draadloze
leraar/leerling-verbinding” voortgezet of uitgeschakeld worden?
De desbetreffende functie wordt geactiveerd door het aanraken van de SET-toets
Functievelden
SEL (select): uitkiezen
STO (store): opslaan (bv. positie stuurelement)
SYM waarden symmetrisch instellen
ASY waarden asymmetrisch instellen
schakelaarsymbool schakelaarsymbool-veld (toewijzing van allerlei schakelaars)
pagina-wissel binnen een menu wisselen naar de tweede bladzijde (vervolgmenu)
33
Positie-aanduiding
Proportionele draaielementen CTRL 7 en 8
Zodra u één van de beide op de middenconsole aangebrachte draaielementen CTRL 7 + 8 bedient, verschijnt er
een klein symbool rechts naast de beide verticale positie-aanduidingen:
Tegelijkertijd wisselt de positie-aanduiding van de beide middelste verticale balken tijdens het bedienen van de
weergave van de actuele trimming naar de nu actuele positie van de draaielementen CTRL 7 + 8. De linker balk
geeft dan de positie van het linker draaielement CTRL 7 en de rechter balk de positie van CTRL 8 (de beide
horizontale balken daarentegen geven nog steeds de actuele trimposities van de bijbehorende stuurknuppels
weer):
Ca. 2 seconden na het einde van de bediening van een draaielement geeft het display weer de actuele
trimposities van de 4 trimmers aan.
Invoerslot
De touch-toetsen en daarmee de toegang tot alle verstelbare opties kunnen voor ongewild gebruik worden
afgesloten, door ca. 2 seconden lang de beide toetsen ESC en SET in het basisdisplay van de zender MX-16
HoTT aan te raken. Dit wordt aangeduid door een invers sleutelsymbool in het snijpunt van de trimbalken:
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele tijd klaar voor gebruik. Een hernieuwd aanraken van de
toetsen ESC en SET gedurende ca. 2 seconden heft het slot weer op. Na het volgende inschakelen van de
zender is het invoerslot ook weer opgeheven.
34
In bedrijf nemen van de zender
Opmerkingen vooraf bij de zender MX-16 HoTT
(Meer informatie vindt u op Internet onder www.graupner.de)
Opmerkingen vooraf
Het Graupner HoTT-systeem maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te
gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de
praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden
toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter –zoals dat
altijd al het geval was- de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen
afspraken over de frequenties meer nodig zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat bv. bij
hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme veiligheidswinst.
Accu geladen?
Omdat de zender uitgeleverd wordt met een ongeladen accu, moet u hem na het bestuderen van de
laadvoorschriften op bladzijde 10…11 opladen. Anders klinkt er bij het onderschrijden van een bepaalde
spanning, die in de regel “alg. instell”, bladzijde 123, ingesteld kan worden al na korte tijd een
waarschuwingssignaal en wordt er een desbetreffende melding op het display getoond.
ACCU MOET
GELADEN
WORDEN !!
In bedrijf nemen van de zender
Na het inschakelen van de zender verschijnt er in het midden van het zenderdisplay gedurende ca. 2 seconden
de aanduiding
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Eventueel kunt u binnen deze tijd de HF-afstraling uitschakelen door met de toets ▲ of ► van de rechter touchtoets het zwarte veld naar rechts te verschuiven, zodat ON nu normaal en OFF invers wordt weergegeven.
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Door het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets schakelt u nu de HF-module uit. De
kleur van de ondertussen blauw brandende centrale LED wisselt weer naar rood en parallel ziet u nu het
basisdisplay van de zender:
De symboolcombinatie Ÿx betekent, dat het actueel actieve modelgeheugen al met een Graupner-HoTT-
ontvanger is ”gebonden”, maar dat er geen verbinding met deze ontvanger bestaat. (we hebben immers zojuist
de Hf-afstraling in dit voorbeeld uitgeschakeld!) Werd de zender echter ingeschakeld zonder de HF-afstraling uit
te zetten, dan brandt de centrale LED intensief blauw en de het symbool van de zendmast knippert. Parallel
daaraan klinkt er zó lang een hoorbaar waarschuwingssignaal, totdat er een verbinding is met de bijbehorende
ontvanger. Wanneer deze verbinding is gemaakt verschijnt er in plaats van een “X” aan de voet van het
antennesymbool nu een weergave van de veldsterkte en de optische en akoestische waarschuwingen worden
beëindigd. In dezelfde regel rechts verschijnt er bij een bestaande telemetrie-verbinding een soortgelijke
aanduiding van de ontvangststerkte van het -van de ontvanger afkomstige- telemetrie-signaal (>M▬), evenals de
actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening.
Verschijnt er daarentegen in de aanduiding de symboolcombinatie ŸØ en brandt de centrale LED constant rood,
dan is het actuele modelgeheugen op dit moment niet met een ontvanger “verbonden”.
Waarschuwing onderspanning
Wanneer de zenderspanning onder een bepaalde, in het menu “algem. Instell.” (bladzijde 123) instelbare
waarde daalt, standaard 4,7 V, volgt er een hoorbare en zichtbare waarschuwing.
Belangrijke aanwijzingen:
De zender in de set is standaard ingesteld op de correcte instellingen voor het gebruik in de
meeste landen in Europa (behalve Frankrijk).
Wordt de besturing daarentegen in Frankrijk gebruikt, dan MOET eerst de landeninstelling van de
zender op de modus “FRANKRIJK” worden ingesteld, zie bladzijde 116. IN GEEN GEVAL MAG IN
FRANKRIJK de universele/EUROPA-modus worden gebruikt!
Met de zender MX-16 HoTT 2.4 kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden
ontvanger maximaal 8 servo’s worden aangestuurd.
Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om een onbedoelde foutieve bediening te
voorkomen zijn er aan de stuurkanalen 5 … 8 standaard geen stuurelementen to egewezen. Om
35
dezelfde reden zijn praktisch alle mixers inactief. Nadere informatie hierover vindt u op bladzijde
83(vliegtuigmodel) resp. 85 (helimodel).
De principes van de eerste programmering van een ni euw modelgeheugen vindt u op bladzijde 57
en vanaf bladzijde 151 bij de programmeervoorbeelden.
Let er bij het inschakelen, binden of instellen van de radiobesturing op dat de zenderan t en ne
altijd voldoende ver verwijderd is van de ontvangerantennes! Wanneer de zenderantenne zich
namelijk te dicht bij de ontvangerantennes bevindt overstuurt de ontvanger en gaat de rode LED
op de ontvanger branden. Parallel daaraan valt het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de
veldsterkte-balk op het display een “X” laat zien en de actuele ontvangerspanning met 0,0 V
wordt weergegeven. Tegelijkertijd bevindt de besturing zich in de Fail-safe-modus, zie bladzijde
129, d.w.z. dat de servo’s in hun actuele positie blijven staan wanneer het ontvangstsignaal
uitvalt, totdat er een nieuw, geldig signaal binnenkomt.
Vergroot in dit geval de afstand totdat alle weergaven weer “normaal” zijn.
Firmware-Update van de zender
Firmware-updates van de zender worden op eigen risico via de aan de achterzijde aangebrachte vijfpolige miniUSB-poort doorgevoerd met behulp van een PC onder Windows XP, Vista of 7.
Actuele software en informatie vindt u bij het desbetreffende product als download onder www.graupner.de
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder http://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung
per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
Voor een update van de zendersoftware heeft u de bij de USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 meegeleverde USBkabel nodig. Deze wordt direct in de 5-polige mini-USB-aansluitbus aan de achterkant van de zender bevestigd.
Update van de MX-16 HoTT-software
Aanwijzing:
Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze voor de
zekerheid en sla alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen.
Installeer de benodigde driversoftware, die bij het programma als “ÚSB driver” is toegevoegd, om de in
de zender geïntegreerde USB-poort te kunnen gebruiken.
Start de installatie van de drivers door dubbel te klikken op het desbetreffende bestand en volg de
aanwijzingen. Na een succesvolle installatie moet de computer opnieuw gestart worden. De driver hoeft
maar één keer geïnstalleerd te worden.
3. Verbinding zender / PC makenVerbind nu de USB-kabel met de 5-polige mini-USB-bus aan de achterkant van de zender bij een
uitgeschakelde zender.
4. Update MX-16 HoTT-zendersoftware
Start het programma “Radio_GrStudio_Ver-SX.X” vanuit het desbetreffende bestand, standaard onder
“Start\programma’s\Graupner\Radio_grStudio\Radio_grStudio_Ver-SX.X”:
Kies onder “Menu” “Port Setup” of open het “Controller Menu” en klik op “Port select”:
wordt u automatisch
1. Driver installeren
2. Installatie software-uploader
Pak het bestand “Radio_grStudio_Install_VerXX.zip” uit en start daarna het eigenlijke
installatieprogramma “Radio_grStudio_Install_VerXX.msi” door dubbel te klikken en de aanwijzingen te
volgen.
Het programma vindt u aansluitend standaard onder
“Start\programma’s\Graupner\Radio_grStudio\Radio_grStudio_Ver-SX.X”.
36
Kies nu in het venster “Port select” de correcte COM-poort uit, waaraan de USB-aansluiting aangesloten
is. Deze is te herkennen aan de aanduiding “Silicon Labs CP210x USB to UART Bridge” in de kolom
“Device Name”. In de bovenstaande afbeelding zou dit poort “COM3” zijn.
Roep daarna onder “Menu” de optie “Firmware Upgrade” op of open het “Controller Menu” en klik op
“Firmware Upgrade”:
Klik op de knop met het opschrift “File Browse” en kies in de nu verschijnen de optie “Bestand openen”
het gewenste bestand met de Firmware-update, eindigend op de extensie “bin” uit.
De Firmware-bestanden zijn productspecifiek gecodeerd, d.w.z. dat wanneer u een niet bij het product
passend bestand uitkiest (bv. ontvanger-update-bestand in plaats van zender-update-bestand) er een
Popup-venster “Product code error” verschijnt en de procedure niet gestart kan worden.
Schakel nu de zender in en start daarna het updaten van de zender door een klik op de knop “Download
Start”.
Na een korte tijd verschijnt de waarschuwing dat nu de HF-afstraling van de zender onderbroken wordt
en dat u daarom een eventueel in gebruik zijnde ontvanger moet uitschakelen. Schakel daarom
eventueel uw ontvanger uit en klik daarna op “ja”:
Daarna start de eigenlijke update-procedure en begint er boven de tekst een voortgangsbalk te lopen:
Onderbreek de update-procedure niet, voordat de voortgangsbalk de rechter rand heeft bereikt en de
melding “Firmware Update Success” verschijnt:
Klik op “OK”. Schakel daarna de zender uit en maak tenslotte de verbinding naar de PC of Laptop los.
Wanneer de voortgangsbalk niet verder zou lopen moet u het programma sluiten en de update procedure herhalen. Let op eventueel verschijnende foutmeldingen.
37
38
In bedrijf nemen van de ontvanger
Opmerkingen vooraf bij de GR-16-ontvanger
(Meer informatie vindt u op Internet onder www.graupner.de)
Ontvanger
Bij de radiobesturingset MX-16 HoTT vindt u een bidirectionele 2,4-GHz-ontvanger van het type GR-16 voor de
aansluiting van maximaal 8 servo’s.
Nadat u een HoTT-ontvanger ingeschakeld heeft en “zijn” zender niet binnen bereik resp. uitgeschakeld is, brandt
de rode LED ca. 1 seconde constant en begint dan langzaam te knipperen. Dat betekent, dat er (nog) geen
verbinding is met een Graupner HoTT-zender. Wanneer de verbinding gemaakt is brandt de groene LED constant
en gaat de rode uit.
Om een verbinding met de zender te kunnen opbouwen moet eerst de Graupner HoTT-ontvanger met “zijn”
modelgeheugen in “zijn” Graupner HoTT-zender “gebonden” worden. Deze procedure noemt men “binding”. Deze
“binding” is echter maar één keer per ontvanger-/modelgeheugen-combinatie nodig, zie bladzijden 70/71 resp.
79, en werd bij de apparatuur in de set al in de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat u het
“binden” alleen voor andere ontvangers of bij een wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv. na een
wisselen van zender – op ieder moment kunt herhalen).
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening wordt bij een bestaande telemetrieverbinding rechts op
het display van de zender getoond.
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een ingestelde grenswaarde (standaard -10 ºC) of komt deze
boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel (standaard +70 ºC) dan vindt er een waarschuwing plaats
door de zender in de vorm van een gelijkmatig piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner HoTT-ontvanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van
onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier
aangesloten kunnen worden. Daarvoor zijn de originele GRAUPNER-stekkers in overeenstemming met de
stekkerbussen aan een kant licht afgerond, zodat u niets hoeft te forceren.
De aansluitingen met de aanduiding “1+B” en “6+B” zijn bedoeld om de accu aan te sluiten. Via een V- resp. Ykabel Best.-Nr. 3936.11 kan echter ook aan beide aansluitingen de bijbehorende servo samen met de
stroomvoorziening worden aangesloten.
Let op de juiste polariteit bij deze aansluiting! De ontvanger en de eventueel daaraan aangesloten
apparatuur kunnen verwoest worden.
De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden. De functie van elk individueel kanaal
wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet alleen de aansluiting van de gasservo is bij
elk fabricaat en modeltype verschillend. Bij Graupner radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een
vliegtuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6.
Afsluitende aanwijzingen
* Battery Elimination Circuit
Let op de aanwijzingen bij de inbouw van de ontvanger en ontvangerantenne en op de inbouw van de servo’s op
bladzijde 43.
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en houdt
u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. Laat daarna de knop weer los.
Werd de reset uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender of met een ongebonden ontvanger, dan knippert de LED
van de ontvanger na ca. 2 tot 3 seconden langzaam rood en kan er via de zender direct daarna begonnen
worden met een bindingsproces.
Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset uitgevoerd en is het bijbehorende modelgeheugen in de
ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na korte tijd groen als teken dat uw zender-/ontvangercombinatie weer klaar voor gebruik is.
De aanzienlijk hogere servo-resolutie van het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar directer stuurgedrag
in vergelijking met traditionele technologie. Maakt u zich met dit directere gedrag vertrouwd!
Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet
afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden
losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van de regelaar. Met een kleine schroevendraaier
voorzichtig het middelste lipje van de stekker iets omhooghalen (1), rode kabel lostrekken (2) en met
isolatieband tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3). rood
39
Let alstublieft hierop:
Door een RESET worden, met uitzondering van binding-informatie, ALLE instellingen in de ontvanger
teruggezet naar de standaard fabriekswaarden!
Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom na een RESET alle instellingen, die eventueel via het
telemetrie-menu al waren ingevoerd, weer herhaald worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam, wanneer een ontvanger in een ander model wordt
overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen
meeneemt.
Firmware-Update van de ontvanger
Firmware-updates van de ontvanger worden via de telemetrie-aansluiting van de ontvanger doorgevoerd met
behulp van een PC onder Windows XP, Vista of 7. Daarvoor heeft u de standaard meegeleverde USBaansluiting Best.Nr. 7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6A nodig. De tevens benodigde programma’s en
bestanden vindt u bij het desbetreffende product als download onder www.graupner.de
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder http://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung
per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
Update van de ontvanger-firmware
Aanwijzing:
Controleer in ieder geval vóór iedere update de laadtoestand van de on tvangeraccu. Laad deze eventueel
op, voordat u een update start.
Indien aanwezig rode draad losmaken
Zou de adapterkabel nog de 3-aderige uitvoering zijn, dan moet u eerst de middelste, rode draad van de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6A doorknippen.
Verbind daarna de USB-aansluiting via de meegeleverde USB-kabel (PC-USB/mini-USB) met de PC
resp. Laptop. Bij een juiste aansluiting gaat gedurende enkele seconden een rode LED op de
aansluitprint branden.
Schakel uiterlijk nu de stroomvoorziening van uw ontvanger uit.
1. Driver installeren
Installeer, wanneer dit nog niet gedaan is, de benodigde driversoftware voor de USB-aansluiting Best.Nr. 7168.6 zoals beschreven op bladzijde 36.
2. Verbinding ontvanger / PC maken
Verbind de USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 via de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6A met de aansluiting
“-+T” aan de ontvanger. Het stekkersysteem past maar op één manier, let op de kleine zijdelingse
nokjes. Forceer niets, de stekker moet makkelijk aangebracht kunnen worden:
Let op:
3. Firmware-Update Utility
Start nu in de gedownloade map “Firmware Updater” het programma
“Graupner_Firmware_Update_Utility_VerX.XX.exe” door er dubbel op te klikken. (De versie 1.18, die
tijdens de uitgave van dit handboek actueel is, start zonder voorafgaande installatie.):
adapterkabel Best.-Nr. 7168.6A
wordt u automatisch
40
Kies onder “COM Port Setup” de COM-poort uit waaraan de USB-aansluiting aangesloten is. Wanneer u
het niet zeker weet drukt u op de knop “Search” en kiest u in het Popup-venster de aansluiting “Silicon
Labs CP210x USB to UART Bridge” en klikt u op “OK”. Als “Baud Rate’ moet “19200” ingesteld zijn.
Klik daarna rechts onder “Interface Type” de regel “Signal 2:Vcc3: Gnd” aan:
Klik op de knop met het opschrift “Browse” en kies in het nu verschijnende venster “Bestand openen” het
bij uw ontvanger passende Firmware-update-bestand met de extensie “bin” uit. Dit is normaal gesproken
het al eerder gedownloade en uitgepakte zip-bestand in de map, waarvan de naam begint met het
bestelnummer van de ontvanger, die geüpdatet moet worden. Bij de standaard in de set geleverde
ontvanger GR-16 zou dit de map “33508_08CH_RX” zijn. Het bestand verschijnt in het bijbehorende
venster:
De Firmware-bestanden zijn productspecifiek gecodeerd, d.w.z. dat wanneer u een niet bij het product
passend bestand uitkiest (bv. zender-update-bestand in plaats van ontvanger-update-bestand) er een
Popup-venster “Product code error” verschijnt en de procedure niet gestart kan worden.
Klik in de software op de knop “Program”. Wacht, tot de voortgangsbalk vol is. Dit kan afhankelijk van uw
computer meerdere seconden duren. Schakel nu de ontvanger in, terwijl u de SET-toets ingedrukt houdt.
Na een paar seconden verschijnt de status “Found target device …”. Nu kunt u de toets weer loslaten.
De eigenlijke Firmware-update start na deze melding automatisch:
Wordt het apparaat daarentegen niet herkend, dan verschijnt het popup-venster “target device ID not
found”. Breekt het proces vóór het bereiken van de 100%-markering af, dan moet u de
stroomvoorziening van uw ontvanger uitschakelen en dan een nieuwe update-poging beginnen. Voer de
hierboven beschreven stappen opnieuw uit.
Op het status-display en in de voortgangsbalk ziet u de voortgang van de Firmware-update. De update is
afgesloten, wanneer in de onderste regel van het status-display de tekst “Complete … 100%” resp.
“Complete!!” verschijnt:
41
Tijdens de update branden de beide LED’s van de ontvanger. Parallel aan de succesvolle afsluiting van
de update gaat de groene LED uit en begint de rode te knipperen.
Schakel de ontvanger uit en verwijder de aansluitkabel. Herhaal eventueel de procedure voor andere
ontvangers.
4. Initialiseren van de ontvanger
Na een succesvolle update-procedure MOET u vóór een hernieuwd gebruik van de ontvanger uit
veiligheidsoverwegingen een initialisering uitvoeren:
Druk de SET-toets van de ontvanger in en houd deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening
inschakelt. Laat nu de SET-toets weer los. Wanneer u aansluitend de zender ook weer aanzet, brandt
na ca. 2 tot 3 seconden de groene LED van de ontvanger permanent. Behalve de binding-informatie zijn
echter alle andere eventueel eerder geprogrammeerde instellingen in de ontvanger weer teruggezet
naar de fabriekswaarden en moeten bij behoefte weer opnieuw worden ingevoerd.
42
Aanwijzingen bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welke Graupner-ontvanger u ook gebruikt, de procedure is steeds dezelfde: Let er op dat de ontvangstantenne
minstens 5cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger komt, verwijderd is. Dit
omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen, allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het
model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt
liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande) montage bij één enkele ontvangerantenne in het model het
beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90º ten opzichte van
de eerste antenne worden geplaatst.
De servo-aansluitingen van de Graupner -ontvangers zijn genummerd. De voedingsspanning is via alle
genummerde aansluitingen doorverbonden en kan in principe aan elk van de 8 aansluitingen plaatsvinden.
Eventueel kan via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr. 3936.11 parallel aan de stroomvoorziening een servo worden
aangesloten.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger door programmering in het telemetrie-menu worden
veranderd. We adviseren wél om dit via de zender met de optie “ontvanger-uitgang” te doen, zie bladzijde 69/70
resp. 78.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen:
1. Wikkel de ontvanger in schuimrubber van minimaal 6 mm dikte; maak het schuimrubber vast met een
elastiekje, om de ontvanger te beschermen tegen een crash of een harde landing.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed
worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de
bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u,
hoe een servo gemonteerd dient te worden. de messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule
geschoven. Wanneer de schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevestiging veiligheid
en bescherming tegen trillingen.
bevestigingsflens
schroef
rubbertule
messing holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aangesloten, hangt van het modeltype af. Let op de
aansluitschema’s op de bladzijden 52/53 en 56. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 3 … 9.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.
43
Stroomvoorziening van de ontvanger
Een veilig omgaan met een model begint o.a. bij een betrouwbare stroomvoorziening. Wanneer de op het display
weergegeven ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds (te) laag is, ondanks licht lopende
stuurstangen, volle accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerverbindingen, dan moet eens letten op de
volgende aanwijzingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgeladen zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een
geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting,
omdat zelfs nieuwe, hoogbelastbare schakelaars een spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken. Bovendien
zorgen trillingen en schokken voor slechter contact en een steeds groter wordende overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een Graupner/JR DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wanneer
ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze servo’s kunnen in een “foamie” de boordaccu met 3 ampère
belasten…
U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan
nog een voldoende spanning levert. Als “berekening” van de benodigde accucapaciteit moet u minstens 350 mAh
voor iedere analoge servo en 500 mAh voor iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met 1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstinstallatie
met 4 analoge servo’s het absolute minimum vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger, die vanwege
zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om de ontvanger via twee kabels aan de stroomvoorziening aan te
sluiten: kabel “1” wordt daarbij op de normale manier aan de 6+B –aansluiting van de ontvanger aangesloten en
kabel “2” aan de tegenoverliggende bus met het opschrift 1+B, om zo bijvoorbeeld een schakelaar of
spanningsregeling met twee naar de ontvanger leidende stroomvoorzieningkabels te kunnen gebruiken. Gebruik
eventueel tussen kabel en ontvanger een V- resp. Y-kabel, Best.-Nr. 3936.11, zie afbeelding, wanneer u één of
beide aansluitingen van de ontvanger ook voor een servo, regelaar etc. nodig heeft. U verkleint door de dubbele
stroomvoorziening niet alleen het risico op een kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere
stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
V-kabel PRX gestabiliseerde
Best.Nr 3936.11 stroomvoorziening
Best.-Nr. 4136
NiMH-accupacks met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde is wel, dat de packs voldoende capaciteit en spanning
hebben!
NiMH-accupacks met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer speelruimte dan de 4-cellen-packs. Let er wel op, dat niet
iedere servo die in de handel is de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn) verdraagt, vooral
wanneer de cellen net geladen zijn. Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld met een duidelijk
hoorbaar ‘brommen”.
Let daarom op de specificaties van uw servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te gaan gebruiken.
LiFe-accu’s met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype de beste keuze! Als bescherming zijn deze cellen ook met
een plastic Hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als LiPo-cellen in combinatie met geschikte
laadapparatuur snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duidelijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale
spanning van 6,6 Volt van een tweecellige LiFe-accu is geen probleem voor de Graupner HoTT-ontvangers of
voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren,
slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben.
De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut
noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar, dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raken.
speciale functie
44
LiPo packs met 2 cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend lichter dan de hierboven genoemde accutypen, maar vanwege
de ontbrekende metalen behuizing ook gevoeliger voor mechanische belastingen. Bovendien zijn LiPo-accu’s
maar begrensd snellaadbaar en kennen dus geen hoog aantal laad-/ontlaadcycli zoals bijvoorbeeld bij de
Nanofosfaat®-accu’s.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een tweecellig LiPo-accupack is geen probleem voor de
Graupner HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s
enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren,
slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben.
De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut
noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar, dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raken.
Om u de omgang met het MX-16 HoTT-handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een
aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden.
stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender- het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen zijn dit bv. gas, richtingsroer of rolroer, bij helikopters bv.
pitch, rollen of nicken. Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één resp. via een mixer naar meerdere
stuurkanalen worden geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s of het
toepassen van twee roll- of nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen de
uitslag van een bepaald stuurelement en de bijbehorende servo.
stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de piloot bediende besturingselementen, waarmee de aan de
ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd kunnen worden. Daartoe behoren:
de beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4, waarbij deze vier functies voor de beide modeltypen (
“vleugel”en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas links
of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/remkleppenfunctie wordt vaak met K1-stuurelement (kanaal
1) aangeduid.
De drie proportionele draaiknoppen CTRL 6, 7 + 8
De schakelaars SW 4/5 en 6/7 resp. CTRL 9 en 10
De schakelaars SW 1 … 3 en 8 + 9, in zoverre die in het menu “instelling stuurelement” aan een
stuurkanaal werden toegewezen.
Bij de proportionele bedieningselementen zullen de servo’s de positie van het stuurelement direct volgen, terwijl
in het geval van een schakelmodule er maar een twee- resp. drietraps- verstelling mogelijk is.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aansluiting
op de zenderprint! De beide menu’s “stuurknuppel-toewijzing” en “instelling stuurelement” beïnvloeden
namelijk “achter” deze aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker verschillen tussen het nummer van het
stuurelement, zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan.
stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurelement
of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er gesproken over een stuurkanaal. Dit signaal wordt alleen nog
door de in het menu “servo-instelling” geprogrammeerde instellingen beïnvloed en verlaat dan via de HFmodule de zender. In de ontvanger aangekomen wordt dit signaal eventueel nog door de in het telemetrie-menu
doorgevoerde instellingen gemodificeerd om dan tenslotte bij de servo aan te komen.
mixer
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie
eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere stuurfuncties op een servo effect te laten hebben. Let u
op de talrijke mixerfuncties vanaf bladzijde 97 van de handleiding.
schakelaar
De drie standaard ingebouwde schakelaars SW 2, 3 en 8, de driestanden-schakelaars SW 4/5 en 6/7 en de
beide toetsschakelaars SW 1 en 9 kunnen ook bij de programmering van stuurelementen worden betrokken. Al
deze schakelaars zijn ook bedoeld om enkele programmaopties te schakelen, bv. voor het starten en stoppen van
de stopwatch, aan- resp. uitschakelen van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere schakelaar kan
aan zoveel functies toegewezen worden als u maar wenst.. Talrijke voorbeelden worden in dit handboek
gedemonstreerd.
stuurelement-schakelaar
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van de
kruisknuppel, een functie aan- of uit te schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om de motorlooptijd
vast te leggen , automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In het programma van
de MX-16 HoTT zijn daarom ook twee resp. drie stuurelement-schakelaars geïntegreerd: zowel bij de vliegtuigals bij de helikoptermodellen kunt u daarom in ieder modelgeheugen over 2 stuurelement-schakelaars op de K1stuurknuppel naar keuze beschikken, en bij de helikopter over nog een extra derde op de gaslimiter, zie bladzijde
76.
Een serie instructieve voorbeelden maakt de programmering kinderlijk eenvoudig. Let daarom op de
programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 151.
47
Toewijzing van schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Op veel plaatsen in het programma bestaat de mogelijkheid, om een functie via een schakelaar (SW 1 … 9) of
stuurelement-schakelaar (G 1 … 3, zie verder hieronder) te bedienen of tussen instellingen om te schakelen, bv.
bij de DUAL RATE/EXPO-functie of programmeringen van vliegfasen, mixers enz. Daarbij is ook iedere vorm van
meervoudige toewijzing mogelijk.
Omdat de toewijzing van schakelaars in alle menu’s op dezelfde manier plaatsvindt, leggen we hier de principes
van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van de gedetailleerde menubeschrijvingen, kunt
concentreren op de speciale inhouden.
Op de programmapunten, waar een schakelaar toegewezen kan worden, verschijnt in de onderste displayregel
een schakelaar-symbool.
Wissel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar deze regel.
Zo wijst u een schakelaar toe:
1. Tip de SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. Op het display verschijnt de melding:
gewenste schakelaar
in de AAN positie
2. Nu wordt slechts de uitgekozen schakelaar in de gewenste “AAN”-positie omgezet of de K1-knuppel
vanuit de gewenste schakelaar-“UIT”-positie naar “AAN” bewogen. (De aan dit stuurorgaan en bij het
modeltype “helikopter” extra aan de gas-limiter, zie bladzijde 88, toegewezen zogenaamde
stuurelement-schakelaars, zie rechts, nemen hierbij softwarematig de taak van een AAN/UITschakelaar.) Daarmee is de toewijzing afgesloten.
Schakelrichting wijzigen
Mocht de bediening echter verkeerd om gaan, dan brengt u de schakelaar of knuppel weer naar de gewenste
UIT-positie, kiest u het schakelaarsymbool opnieuw en wijst u de schakelaar nog een keer en nu met de
gewenste schakelrichting toe.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaar-toewijzing, zoals onder punt 2 beschreven, tegelijkertijd de toetsencombinatie
▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) kort aanraken.
Stuurelement-schakelaars
Bij bepaalde schakelfuncties kan het zeker zinvol zijn, om deze niet met de hand via een normale schakelaar te
bedienen, maar automatisch door de K1-stuurknuppel of de gaslimiter bij een helikoptermodel.
Voorbeelden van toepassingen:
Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de
K1-knuppel onder of boven een bepaald punt komt ( “G1” resp. “G2”). De schakelaar van de
gloeiplugverhitting wordt daarbij in de zender via een mixer aangestuurd.
Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch voor het meten van de netto“vliegtijd” van een
helikopter door de “G3”-schakelaar van de gaslimiter.
Automatisch uitschakelen van de mixer “rolr. -> richtingsr.” bij het uitdraaien van de remkleppen, om bv.
bij landingen op een helling de dwarsrichting van het model aan de contouren van de helling aan te
passen, zonder dat het - normaal gesproken - meelopende richtingsroer ook nog eens de vliegrichting
beïnvloedt.
Uitdraaien van de landingskleppen en natrimmen van het hoogteroer bij de landing, zodra de
gasknuppel op een bepaald schakelpunt gekomen is.
Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de looptijd van elektromotoren te meten.
In het programma van de zender MX-16 HoTT kunt u voor deze doelen in de beide modeltypen over twee
zogenaamde stuurelement-schakelaars op de K1-stuurknuppel beschikken: een “G1” bij ca. -80% en een “G2” bij
ca. +80% van de knuppeluitslag. Het helikopterprogramma heeft ook nog een “G3” op de gaslimiter dicht bij het
100%-punt, zie bladzijde 88.
Al deze stuurelement-schakelaars kunnen willekeurig in de vrije programmering van schakelaars worden
betrokken, d.w.z. in plaats van een “normale” schakelaar aan een functie worden toegewezen. Bij de
programmapunten, waar u een schakelaar kunt toewijzen, heeft u dus steeds de mogelijkheid, om in plaats van
een schakelaar ook één van de stuurelement-schakelaars G1 … G2 resp. G1 … G3 toe te wijzen; dit doet u door
de K1-knuppel resp. het gaslimiter-stuurelement (standaard de proportionele draaiknop CTRL 6) vanuit de
gewenste “UIT”-positie in de richting “AAN” te bewegen.
48
Digitale trimming
Functiebeschrijving en de K1-afschakeltrimming
digitale trimming met optische en akoestische aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Kort aantippen verstelt met iedere “klik” de
neutrale positie van de kruisknuppel met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming met
toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
De verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door verschillend hoge tonen. Tijdens het vliegen de middenpositie
terugvinden is daarom ook zonder op het display te kijken geen probleem: bij het bereiken van de middenpositie
is een korte pauze ingevoerd.
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder
heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats effect per afzonderlijke vliegfase, behalve bij de trimming
van de gas-/remkleppenstuurknuppel bij vliegtuigmodellen, stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd.
Deze K1-trimming heeft bij vleugel- en helikoptermodellen nog een bijzondere functie, waarmee u de stationairinstelling van de carburateur makkelijk kunt terugvinden.
Omdat de in deze handleiding beschreven trimfuncties slechts in de richting “motor uit” effectief zijn, is de
weergave op het display van uw zender eventueel anders, afhankelijk van uw individuele gas- resp. minimumpitch-positie van de K1-knuppel “naar voren” of “naar achteren”, alsmede van uw keuze voor gas/pitch op de
“linker knuppel” of “rechter knuppel”. De afbeeldingen van deze handleiding tonen steeds “gas/pitch rechts” voor
de beide modeltypen en “gasnaar achteren” bij vliegtuig- en helikoptermodellen.
1.vliegtuigmodellen
De K1-trimming bezit een speciale afschakeltrimming, die voor verbrandingsmotoren is bedoeld: u stelt eerst met
de trimming eerst een veilige stationairloop in.
Wanneer u nu de K1-trimming in één keer in de richting “motor afzetten” tot aan de uiterste positie van de
trimmeruitslag verschuift, dan blijft er aan de eindpositie op het display een markering zichtbaar. Voor een
hernieuwd starten van de motor bereikt u door een eenmalig indrukken van de trimhevel in de richting “meer gas”
direct weer de laatste stationair-instelling.
actuele trimpositie laatste stationair-positie
K1-trimhevel
trimming in motor-UIT-positie
Deze afschakeltrimming is gedeactiveerd, wanneer in het menu “basisinstelling” in de regel “motor aan K1”
“geen” resp. “geen/inv” is ingevoerd (bladzijde 65/66).
Aanwijzing:
Omdat deze trimfunctie alleen effect heeft in de richting “motor uit”, verandert de bovenstaande afbeelding
wanneer u de stuurrichting voor de gas-minimum-positie van de K1-stuurknuppel van “naar achteren” (zoals in de
afbeelding hierboven) naar “naar voren” verandert in het menu “basisinstelling” in de regel “motor aan K1”.
2.helikoptermodellen
Bovenop de hier links onder “vliegtuigmodellen” beschreven “afschakeltrimming” bezit de K1-trimming in
combinatie met de zogenaamde “gaslimiter-functie”, zie bladzijde 88, nog een extra eigenschap: zolang het
gaslimiter-stuurelement zich in de “onderste” helft van zijn uitslag, d.w.z. in het “startgebied” bevindt, heeft de K1trimming effect als stationairtrimming op de gaslimiet en de aanduiding van de stationaire trimming is op het
display zichtbaar:
actuele laatste stationair-positie
trimpositie
stuurelement gaslimiter
trimming in positie motor-UIT
In tegenstelling tot het vleugelmodel wordt deze aanduiding echter onzichtbaar gemaakt, wanneer het gaslimiterstuurelement zich in de “rechter” helft van zijn uitslag bevindt:
Aanwijzing voor helikopter:
De K1-trimming heeft alleen effect op de gasservo en niet op de pitch-servo’s. Let er ook op, dat de heli-gasservo
aan ontvangeruitgang 6 moet worden aangesloten (zie ontvangerbezetting op bladzijde 56)!
49
50
vliegtuigmodellen
Tot maximaal twee rolroer- en twee welfkleppenservo’s bij normale modellen alsmede V-staart- en staartloze
/deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en twee welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier
ondersteund.
De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het staarttype “normaal”horen met een aparte servo voor hoogte-,
richtings-, rolroer en motordrossel of elektronische regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel). Verder is het
mogelijk, in het modeltype “2 HR Sv” twee hoogteroerservo’s aan de kanalen 3 en 8 aan te sluiten.
Bij het bedienen van de rolroeren en eventueel de welfkleppen met telkens twee aparte servo’s kunnen de
rolroeruitslagen van de beide kleppenparen in het menu “vleugelmixers” gedifferentieerd worden, een
roeruitslag naar boven kan onafhankelijk van de uitslag naar beneden ingesteld worden.
Tenslotte kunnen ook de welfkleppen b.v. via één van de stuurelementen CTRL 6 … 10 worden bediend. Als
alternatief kunt u voor de welfkleppen, rol- en hoogteroer ook beschikken over een faseafhankelijke trimming in
het menu “fasentrimming”.
Wanneer het model een V-staart in plaats van een gewone staart heeft, kan in het menu “basisinstelling” het
type “V-staart”worden gekozen, dat de stuurfuncties hoogte- en richtingsroer dusdanig elkaar verbindt, dat elk van
de beide staartroeren – ieder door een eigen servo aangestuurd – zowel de hoogte- als ook de
richtingsroerfunctie kan overnemen.
Bij de delta- en staartloze modellen wordt de rol- en hoogteroerfunctie via een gemeenschappelijk roer aan de
achterkant van de linker en rechter vleugel bediend. Het programma beschikt over de benodigde mixfuncties voor
de beide servo’s.
Tot maximaal 4 vliegfasen kunnen in elk van de 20 modelgeheugenplaatsen geprogrammeerd worden.
De digitale trimming wordt vliegfasen-specifiek, behalve de K1-trimming, opgeslagen. De K1-trimming maakt het
mogelijk om de carburateurinstelling voor stationair makkelijk terug te vinden.
Tijdens het vliegen kunt u voortdurend over twee klokken beschikken. De bedrijfstijd van de zender sinds het
laatste laadproces wordt ook zichtbaar gemaakt.
Aan de ingangen 5....8 kunnen naar keuze alle stuurelementen (CTRL) en schakelaars (SW) worden toegewezen
in het menu “instellingen stuurelement”.
“Dual Rate”en “Exponential” voor rol-, richtings- en hoogteroer kunnen apart worden geprogrammeerd en elk in
twee varianten via een schakelaar worden bediend.
Naast 3 vrije mixers kunt u - afhankelijk van het modeltype - in het menu “vleugelmixers” kiezen uit 12 vast
gedefinieerde mixers en koppelfuncties:
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s en de roeraansturingen kan bij het programmeren de
draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgende tabel biedt hierbij hulp:
modeltype servo met verkeerde draairichting aanwijzing
V-staart richtings- en hoogteroer verkeerd servo 3 + 4 in het menu ”servo-instelling” ompolen
hoogteroer goed, richtingsroer verkeerd servo 3 + 4 in het menu “servo-instelling” ompolen
EN aan ontvanger omwisselen
delta, staartloos hoogte- en richtingsroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen
hoogteroer goed, rolroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen
rolroer goed, hoogteroer verkeerd servo 2 + 3 aan de ontvanger omwisselen
EN aan de ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een
vliegtuigmodel …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
53
54
helikoptermodellen
De voortschrijdende ontwikkeling van de modelhelikopter en de bijbehorende componenten zoals gyro’s,
toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegenwoordig mogelijk, een helikopter zelfs in 3D-kunstvlucht te
beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te
kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de MX-16 HoTT te kunnen toepassen.
Met het helikopterprogramma van de MX-16 HoTT kunnen alle gangbare helikopters met 1...4 servo’s voor de
pitchsturing worden gevlogen, volledig onafhankelijk van het feit, of ze door een verbrandings- of elektromotor
worden aangedreven.
U kunt beschikken over 3 vliegfasen en autorotatie binnen een modelgeheugen.
Twee klokken zijn tijdens het vliegen voortdurend zichtbaar in de basisaanduiding. Ook wordt de tijd
weergegeven die verstreken is sinds de laatste keer dat de zenderaccu werd opgeladen.
Met een druk op de knop kan de stationairpositie van de digitale K1-trimming teruggevonden worden.
“Dual Rate”en “Exponential” voor roll, nick en hekrotor zijn koppelbaar en kunnen in twee varianten
geprogrammeerd worden.
Alle stuurelementen (CTRL) en schakelaars (SW) van de zender kunnen in het menu “instellingen stuurelement” bijna geheel naar keuze aan de ingangen 5 … 8 worden toegewezen.
Naast 3 vrij toewijsbare en ook aan- en uitschakelbare lineaire mixers kunt u in het menu “helimix” over de
vliegfasenafhankelijk instelbare 5-punts-curven voor pitch, gas en hekrotor beschikken:
1. pitchcurve
2. K 1 → gas
3. K 1 → hekrotor
De beginner zal eerst slechts het hoverpunt bij middenstelling van de stuurknuppel en de pitchwaarde willen
aanpassen.
In het menu “helimix” biedt de zender in de regels “gyro”, “Ing.8” en “tuimelschijflimiter” nog meer instelopties.
In het menu “tuimelschijfmixers” kunnen dan de mixpercentages voor pitch, roll en nick worden afgestemd.
De functie gaslimiet in het menu “instellingen stuurelement” maakt het mogelijk om de motor in iedere
vliegfase te starten en bespaart u het programmeren van een speciale vliegfase “Idle up”.
Standaard is het proportionele stuurelement CTRL 6 toegewezen aan deze ingang. Deze stuurfunctie legt de
maximale positie van de gasservo vast. Daardoor kan de motor in het stationaire bereik aangestuurd worden door
de trimhevel. Wordt dit proportionele stuurelement verschoven richting volgas, dan worden de gascurven effectief
en beginnen eventueel de beide klokken de vliegtijd op te nemen. Zie voor verdere uitleg bladzijde 88.
kanaal 1→gas
pitch-curve kanaal 1→hekrotor
55
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf oudere GRAUPNER-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo) en servo-aansluiting 6
(gas-servo) verwisseld. De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is afgebeeld, aan de uitgangen van de
ontvanger worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Preciezere details bij
elk tuimelschijftype vindt u op bladzijde 74 in het menu “basisinstelling”.
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een
helikopter …
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Ontvangerbezetting bij helikoptermodellen
8 = (toerentalregeling)
7 =(gevoeligheid gyro)
6 = motor-servo (regelaar e-motor)
ontvangeraccu schakelaarkabel 5 = vrij of nick (2)-servo
4 = hekservo (gyro)
V- resp. Y-kabel 3 = nick (1)-servo
Best.-Nr. 3936.11 2 = roll (1)-servo 1 = pitch of roll (2)- of nick (2)-servo
telemetriesensor ontvanger
Aanwijzingen bij de installatie:
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aangesloten zijn.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de gaslimiter (zie vanaf bladzijde 88) te kunnen benutten moet een
toerenregelaar afwijkend van de afbeelding bij de ontvangerbezetting niet aan de ontvangeruitgang “8”, maar aan
“6” worden aangesloten. Zie hiervoor ook bladzijde 106.
56
Gedetailleerde programmabeschrijving
Nieuwe geheugenplaats aanmaken
Wie het handboek tot hier toe heeft doorgenomen, zal vast en zeker al de een of andere programmering
uitgeprobeerd hebben. Desondanks willen we toch elk menu gedetailleerd beschrijven.
We beginnen in dit deel eerst met het aanmaken van een “vrije” geheugenplaats, wanneer er dus een nieuw
model “geprogrammeerd moet worden:
stop 0:00
vlucht 0:00
Vanuit het basisdisplay wordt door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets gewisseld
naar de “multifunctie-lijst”. (Met de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u weer terug in het
basisdisplay.) Standaard ziet u na het eerste oproepen van de multifunctie-keuze na het inschakelen van de
zender het menupunt “modelgeheugen” invers afgebeeld en dus actief. Anders met de pijltoetsen (▲▼, ◄►)
van de linker of rechter touch-toets het menupunt ”modelgeheugen” kiezen en dan weer de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets aantippen:
Bij levering van de zender is het eerste modelgeheugen voorzien van het modeltype “vliegtuigmodel” en de
meegeleverde ontvanger al aan dit geheugen gebonden, herkenbaar aan de ontvangercode rechts boven, in het
bovenstaande voorbeeld E08. Bij een “ongebonden” modelgeheugen verschijnt daarentegen “---“. De overige,
met “**vrij**” betitelde geheugenplaatsen zijn nog onbezet en dus ook “ongebonden”. Wanneer u een
vliegtuigmodel wilt programmeren, dan kunt u na het verlaten van het ondermenu “model oproepen” en van het
menu “modelgeheugen” - door een dienovereenkomstig aantal keren aantippen van de centrale ESC-toets van
de linker touch-toets - direct met het programmeren beginnen … of met de toetsen ▲ of ▼ van de linker of
rechter touch-toets een andere nog vrije geheugenplaats uitkiezen …
… en dan de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aantippen als bevestiging.
U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of “helikoptermodel” te kiezen:
modeltype kiezen
(vrij modelgeheugen)
Kies met de toetsen ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets het modeltype uit en raak de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets. Daardoor wordt het gekozen modelgeheugen geinitialiseerd met het geselecteerde
modeltype en wisselt het display weer naar de basisweergave. De geheugenplaats is nu klaar voor gebruik.
Wilt u daarentegen met een helikopter beginnen, dan kiest u met de toetsen ▲ of ▼ van de linker of rechter
touch-toets één van de met “**vrij**” betitelde geheugenplaatsen en raakt u kort de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan als bevestiging. U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of
57
“helikoptermodel” vast te leggen. Kies met de toetsen ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets het symbool
uit en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan ter bevestiging. Daardoor wordt het gekozen
modelgeheugen geinitialiseerd met het geselecteerde modeltype en kunt u nu uw model in dit geheugen gaan
programmeren.
Een wissel naar een ander modeltype is nu alleen nog mogelijk door de geheugenplaats eerst te wissen (menu
“modelgeheugen”, bladzijde 61).
Aanwijzingen:
Moet het modelgeheugen gewist worden, dat nu in de basisaanduiding zichtbaar is, dan moet direct na het
wissen één van de beide modeltypen “vleugel” of “heli” worden gekozen. Deze keuze kunt u niet ontlopen door
de zender uit te zetten. U kunt wel de ongewenst bezette modelgeheugenplaats vanuit een ander
modelgeheugen weer wissen. Wordt daarentegen een niet actieve geheugenplaats gewist, dan verschijnt
daarna in de modelkeuze “** vrij**”.
Na het aanmaken van het uitgekozen modelgeheugen met het gewenste modeltype wisselt de aanduiding naar
het basisdisplay van het nieuw aangemaakte modelgeheugen. Tegelijkertijd verschijnt gedurende enkele
seconden de waarschuwing…
BIND. N/A
OK
… als aanwijzing dat er nog geen binding met een ontvanger is. Door een kort aanraken van de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets komt u direct bij de bijbehorende optie. Meer informatie over het binden van
een ontvanger vindt u op bladzijde 70/71 resp.79.
Onder de hierboven beschreven waarschuwing “BIND. N/A” verschijnt ook enkele seconden de waarschuwing..
Fail Safe
instellen!
… als aanwijzing dat er nog geen Fail-Safe-instellingen zijn. Meer informatie hierover vindt u op bladzijde 125.
Verschijnt er op het display de waarschuwings-aanduiding …
Gas te
hoog!
… beweeg dan de gasstuurknuppel resp. bij een helimodel de limiter, standaard het draaielement CTRL 6 in
de richting van stationair. Het verschijnen van deze waarschuwing is ook afhankelijk van de bij “motor” resp.
“pitch min.” in het menu”basisinstelling” bladzijde 65 resp. 76 gekozen instellingen. Kies “geen” resp.
“geen/inv” wanneer u geen motor toepast resp. de in andere gevallen verborgen mixer “rem → NN”van het
menu “vleugelmixers” nodig heeft.
Werden er al modelgeheugens in de zender bezet, dan verschijnt er in de ondermenu’s van het menu
“modelgeheugen” een pictogram van het gekozen modeltype gevolgd door een lege regel resp. de in het
menu “basisinst.” (bladzijde 65 resp. 73) ingevoerde modelnaam, evenals de code van de ontvanger,
wanneer deze gebonden is.
Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de melding:
Momenteel niet mog.
spanning te laag
In principe zijn er nu nog vier verschillende mogelijkheden, om de vier stuurfuncties rolroer, hoogteroer,
richtingsroer en gas resp. remkleppen bij een vleugelmodel of roll, nick, hekrotor en gas/pitch bij een
helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van de vier mogelijkheden wordt gekozen,
hangt af van de individuele gewoonte van de piloot. Deze functie stelt u in de regel “stuurtoewijzing”
(stuurmode) voor het actuele modelgeheugen in het menu “basisinst.” (bladzijde 65 resp. 73) in:
mod naam < >
stuurtoew 1
motor aan K1 geen
K8 vertraagd ja
staart normaal
Verder wijzen we er nogmaals op, dat uit het oogpunt van een maximale flexibiliteit, maar ook om onbedoelde
fouten te voorkomen, bij beide modeltypen aan de stuurkanalen 5 … 8 standaard geen stuurelement toegewezen
is. Dit betekent, dat bij uitlevering van deze set alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten
servo’s via de beide stuurknuppels kunnen worden bewogen, aan de uitgangen 5 … max. 8 aangesloten
58
servo’s daarentegen niet zullen bewegen. Bij een nieuw geinitialiseerd helikoptermodel beweegt ook nog nog
- afhankelijk van de positie van de gaslimiter CTRL 6 - de servo 6 min of meer. Bij beide modeltypen verandert
deze toestand pas, nadat u de bijbehorende toewijzingen gedaan heeft in het menu “instelling stuurelement”.
Wanneer een nieuw aangemaakt modelgeheugen in gebruik moet worden genomen, dan MOET deze eerst aan
een (andere) ontvanger worden “gebonden”, voordat eventueel daaraan aangesloten servo’s kunnen worden
aangestuurd. Lees hiervoor ook het gedeelte “binding” op bladzijde 70/71 resp. 79.
Een beschrijving van de programmeringstappen bij een vliegtuigmodel vindt u in het onderdeel
programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 151 en voor helikoptermodellen vanaf bladzijde 173.
De hieronder volgende beschrijvingen van menu’s vindt u in de volgorde, zoals deze in de multifunctielijst
voorkomen.
59
60
Modelgeheugen
Model oproepen, model wissen, kopiëren model → model
Op de bladzijden 24 en 25 werden de principes achter de bediening van de toetsen uitgelegd en op de vorige
pagina’s, hoe u bij de multifunctie-lijst komt en een nieuwe geheugenplaats aanmaakt. Hier willen we nu de
“normale” beschrijving van de verschillende menupunten in de door de zender bepaalde volgorde voortzetten.
Daarom beginnen we met het menu….
Tot maximaal 20 complete modelinstellingen inclusief de digitale trimwaarden van de vier trimhevels kunnen
opgeslagen worden. De trimming wordt automatisch opgeslagen, zodat na een wisselen van model de eenmaal
ingestelde trimming van het model niet verloren gaat. Een pictogram van het gekozen modeltype evenals de in
het menu “basisinstelling”, bladzijde 65 resp. 73, ingevoerde modelnaam verschijnt in alle drie de ondermenu’s
van het menu ‘modelgeheugen” achter het modelnummer. Tevens ziet u of er eventueel aan het
modelgeheugen al een ontvanger “gebonden” is.
Kiest u eventueel uit de lijst met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets het menu “modelgeh.”
(modelgeheugen) uit en raak dan kort de SET-toets van de rechter touch-toets aan:
model oproepen
model oproepen =>
model wissen =>
kopier. mod->mod =>
export naar SD =>
import van SD =>
Wanneer u nu nog een keer op de SET-toets aanraakt, komt u in het ondermenu “model oproepen”:
01 Graubele E08
02 Ultimate E08
03 Starlet E08
04 Bell 47G ----05 **vrij**
06 **vrij**
Met de pijltoetsen n▲▼ van de linker of rechter touch-toets kiest u het gewenste modelgeheugen in de lijst uit en
deze keuze bevestigen door aantippen van de SET-toets. Met ESC komt u weer -zonder te wisselen van model terug bij de vorige pagina van het menu.
Aanwijzingen:
Indien na een modelwissel de waarschuwing “gas te hoog!” verschijnt,bevindt zich de stuurknuppel van
het gas/pitch (K1)resp. de gaslimiter te ver in de richting volgas.
Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het
display verschijnt de bijbehorende melding:
Nu niet mogelijk
spanning te laag
model wissen
model oproepen =>
model wissen =>
kopier. mod->mod =>
export naar SD =>
import van SD =>
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “model wissen” en raak de SET-
toets aan. Het te wissen model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen …
Te wissen model:
01 Graubele E08
02 Ultimate E08
03 Starlet E08
04 Bell 47G ----… waarop na een verdere druk aanraking van de SET-toets de veiligheidsvraag…
Moet model
01 GRAUBELE
gewist worden?
NEE JA
61
….verschijnt. Met NEE breekt u het proces af en komt u terug bij de vorige pagina. Kiest u echter met de ►-toets
van de linker of rechter touch-toets JA en bevestigt u deze keuze met een korte aanraking van de SET-toets, dan
wordt het gekozen modelgeheugen gewist.
Let op:
Het wissen is onherroepelijk. Alle gegevens in het uitgekozen modelgeheugen worden hierdoor compleet
gewist.
Aanwijzing:
Moet er een modelgeheugen gewist worden, dat juist actief is, dan moet onmiddellijk daarna het modeltype
“heli”of “vleugel” gedefinieerd worden. Wordt daarentegen een niet-actieve modelgeheugenplaats gewist, dan
verschijnt in de modelkeuze “***vrij***”.
kopiëren model → model
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “kopiëren model →
model” uit en raak de SET-toets aan:
model oproepen =>
model wissen =>
kopier. mod->mod =>
export naar SD =>
import van SD =>
Het te kopiëren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen, …
Kopieren van model:
01 Graubele E08
02 Ultimate E08
03 Starlet E08
04 Bell 47G -----
…waarop u na een verder aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets in het venster “kopiëren naar
model” het doelgeheugen kiest met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets, en met SET
bevestigt of het proces met ESC afbreekt. Een al bezet modelgeheugen kan overschreven worden.
Kopieren naar model:
01 Graubele E08
02 Ultimate E08
03 Starlet E08
04 Bell 47G ----05 **vrij**
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door indrukken van de ENTER of SELECT –toets
verschijnt de veiligheidvraag “Moet model …→ … gekopieerd worden?”:
Moet model
01 Ultimate
-> 03 **vrij**
gekopieerd worden?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina van het beeldscherm. Kiest u daarentegen
met de toets ►JA en bevestigt u deze keuze door een aanraken van de SET-toets, dan wordt het gekozen
modelgeheugen naar het geselecteerde modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden ook met
deze kopie kan worden gebruikt.
Export naar SD
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “export naar SD” en raak de
SET-toets aan.
model oproepen =>
model wissen =>
kopier. mod->mod =>
export naar SD =>
import van SD =>
Het te exporteren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen:
Exporteren naar SD:
01 Graubele E08
02 Ultimate E08
03 Starlet E08
04 Bell 47G ----Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aantippen van de SET-toets verschijnt de vraag:
62
Moet model
01 Ultimate
-> SD-kaart
geëxporteerd worden?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt het geselecteerde model naar de SD-kaart gekopieerd.
Aanwijzingen:
Verschijnt de waarschuwing…
SD-kaart
plaatsen
OK
…. In plaats van een modelkeuze, dan is er geen SD-kaart in de kaartslot, zie bladzijde 22.
Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden
in DEZELFDE zender ook met diens kopie kan worden gebruikt.
Een geëxporteerd vliegtuigmodel wordt onder \Models\mx-16 volgens het schema “aModelnaam.mdl”
en een helikoptermodel als “hModelnaam.mdl” op de geheugenkaart geschreven. Wordt er daarentegen
een naamloos model geëxporteerd, dan zijn de gegevens onder “a-“ resp. “hNoName.mdl” te vinden.
Enkele van de eventueel in de modelnaam gebruikte tekens kunnen vanwege beperkingen van het FAT-
resp. FAT32-bestandssysteem niet worden overgenomen en zijn daarom zichtbaar als golfje (~).
Wanneer er op de geheugenkaart al een modelbestand is met dezelfde naam wordt deze zonder
waarschuwing overschreven.
Import van SD
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Import van SD” en raak de SET-
toets aan:
model oproepen =>
model wissen =>
kopier. mod->mod =>
export naar SD =>
import van SD =>
Het vanaf de SD-kaart te importeren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen;
Import van SD-kaart:
Alpina 11/03/10
Extra 11/03/11
Cobra 11/03/11
Bell 47G 11/03/12
Aanwijzing:
De exportdatum rechts van de modelnaam heeft de volgorde “jaar/maand/dag”.
Na een aantippen van de SET-toets van de rechter touch-toets verschijnt het venster “Import naar model”: hier
kiest u het doelgeheugen uit met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets en bevestigt u met SET of
breekt u af met ESC. Een al bezette geheugenplaats kan overschreven worden:
Import naar model:
01 Graubele E08
02 Ultimate E08
03 Starlet E08
04 Bell 47G ----05 ** vrij **
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aanraken van de SET-toets verschijnt de vraag:
Moet model
01 Ultimate
-> 03 **vrij**
geïmporteerd worden?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt het geselecteerde model naar het gekozen modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzingen:
Verschijnt de waarschuwing…
SD-kaart
plaatsen
OK
63
…. In plaats van een modelkeuze, dan is er geen SD-kaart in de kaartslot, zie bladzijde 22.
Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden
in DEZELFDE zender ook met diens kopie kan worden gebruikt.
64
Basisinstelling
Modelspecifieke basisinstellingen voor vliegtuigmodellen
Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele
basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u het menu
“basisinst” (“basisinstelling”) met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets en raak daarna de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets:
mod.geheugen basisinst
servoinst inst.stuurel.
D/R Expo fasentrim
vleugelmix vrije mix
servoaand alg.inst.
Fail-Safe telemetrie
Modelnaam
mod.naam < >
stuurtoew 1
motor aan K1 geen
K8 vertraagd ja
staart normaal
Wisselt u door een aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets naar de volgende beeldschermpagina
om uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 9 tekens kunnen voor een
modelnaam worden toegekend:
0123456789:;< = > ?
ABCDEFGHIJKLMNO
PQRSTUVWXYZ
modelnaam < GRAUB >
Kies met de pijltoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Een aanraken van de pijltoets► van de
rechter touch-toets of van de centrale SET-toets wisselt naar de volgende positie, voor welke u het volgende
teken kunt kiezen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR)
voegt op die plaats een lege plek toe.
Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen ◄► van de rechter touch-toets.
Door een aanraken van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u terug naar de vorige menupagina.
De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basisaanduiding en in de ondermenu’s van het menupunt
“modelgeheugen”.
stuurtoewijzing
mode 1 (gas rechts) mode 2 (gas links)
hoogte motor motor hoogte
richting rolroer richting rolroer
mode 3 (gas rechts) mode 4 (gas links)
hoogte motor motor hoogte
rolroer richting rolroer richting
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en gas
resp. remkleppen bij een vliegtuigmodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze
mogelijkheden gebruikt wordt, hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot af. Kies met de pijltoetsen
▲▼ van de linker of rechter touch-toets de regel “stuurtoew” (stuurtoewijzing) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 geen
K8 vertraagd ja
staart normaal
Tip de SET-toets aan. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4. Na het gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”. Door een opnieuw aanraken van
SET deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
motor aan K1
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
65
motor aan K1 geen
K8 vertraagd ja
staart normaal
Na selectie van “motor aan K1” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. De actuele instelling wordt invers
weergegeven. Kies nu met pijltoetsen van de rechter touch-toets uit de volgende 4 mogelijkheden:
“stationair voor”: De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich vooraan,
d.w.z. van de piloot af. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 33 en de optie
“motor-stop” zijn geactiveerd en de optie “K8 vertraagd” evenals de mixers “rem
→N.N.” van het menu “vleugelmix” zijn gedeactiveerd.
“stationair achter”: De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich achteraan,
d.w.z. naar de piloot toe. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 33, en de optie
“motor-stop” zijn geactiveerd en de optie “K8 vertraagd” evenals de mixers “rem
→N.N.” van het menu “vleugelmix” zijn gedeactiveerd.
“geen”: Het remsysteem is in de voorste positie van de gas-/remknuppel “ingetrokken” en de
optie “K8 vertraagd” evenals de mixers “rem →N.N.” van het menu “vleugelmix” zijn
geactiveerd. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 33, en de optie “motor-stop”
zijn gedeactiveerd .
“geen/inv”: Het remsysteem is in de achterste positie van de gas-/remknuppel “ingetrokken” en de
optie “K8 vertraagd” evenals de mixers “rem →N.N.” van het menu “vleugelmix” zijn
geactiveerd. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 33, en de optie “motor-stop”
zijn gedeactiveerd .
Aanwijzingen:
Let er tijdens de programmering steeds op dat een aangesloten verbrandin gs- of elektromotor
De K1-trimming heeft, afhankelijk van uw keuze - ”normaal” of alleen “voor”of “achter” - effect,dus óf
“Afschakeltrimming”: let u op deze functie, die op bladzijde 49 is beschreven.
K8 vertraagd
Aanwijzingen:
Deze menuregel is bij de keuze van “stationair voor/achter” in de regel “motor aan K1” onzichtbaar.
Deze optie is bovendien alleen effectief, wanneer u minimaal één vliegfase geactiveerd heeft, zie
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 geen
K8 vertraagd ja
staart normaal
Met “nee” schakelt u de omschakelvertraging van ca 1 seconde, die bij elke wissel van vliegfase voor
stuurkanaal 8 effectief is uit. Met “ja” schakelt u hem in. Na selectie van de regel “K8 vertraagd” met de pijltoetsen
▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende veld omkaderd. Raak de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de
rechter touch-toets tussen de beide mogelijkheden.
Motor-stop
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij keuze van “geen” of “geen/inv” in de regel “motor aan K1” onzichtbaar.
Afhankelijk van de in de regel “motor aan K1” gemaakte keuze “stationair voor/achter” kunt u in deze menuregel
een per schakelaar oproepbare “motor UIT”-positie instellen. Standaard is dit -100% voor de positie van de
gasservo en +150% positie stuurelement.
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 stat. achter
m-stop -100% +150%------staart normaal
STO
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie van de gasservo te veranderen raakt u de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling is invers te zien. Stel nu met de pijltoetsen van de rechter
touch-toets een waarde in, waarbij de motor echt “uit” is, zonder dat de gasservo daarbij vastloopt, bv. -125%:
niet per ongeluk kan gaan lopen. Onderbreek eventueel de brandstoftoevoer resp. maak de
aandrijfaccu los.
over de hele stuuruitslag óf alleen in de desbetreffende stationaire positie
verder onder “fasen”!
66
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 stat. achter
m-stop -125% +150% -----staart normaal
STO
De –hoge- standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag
van de gasstuurknuppel met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan worden
gestopt.
Wilt u liever zelf een grens stellen, vanaf waar de motor-UIT-positie geschakeld kan worden, dan brengt u de
gasknuppel in de door u gewenste positie en raakt u de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan:
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 stat. achter
m-stop -125% +100%-----staart normaal
STO
Aanwijzing:
Een schakelpunt van meer dan +100% bereikt u door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu “servo-instelling” naar meer dan 100% te vergroten, en na het opslaan van het schakelpunt deze weer terug te zetten
naar de oorspronkelijke waarde.
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor in geval vaan nood kunt uitzetten.
Bij voorkeur neemt u één van de beide zelfcentrerende schakelaars SW 1 of 9:
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 stat. achter
m-stop -125% +100% 9
staart normaal
STO
staarttype:
mod.naam < GRAUBELE >
stuurtoew 1
motor aan K1 stat. achter
m-stop -125% +100% 9
staart normaal
Na keuze van de regel “staarttype” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets wordt het
bijbehorende invoerveld omkaderd. Raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele
instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het staarttype van uw
model uit:
“normaal”: Het hoogte- en richtingsroer worden elk met maar één servo aangestuurd.
“V-staart”: De hoogte- en richtingsroeraansturing vindt plaats via twee apart aangestuurde, V-
“Delta/staartloos”: De rol- en hoogteroersturing vindt plaats via één of twee servo’s per vleugelhelft. De
“2 HR Sv ”: Deze optie is voor modellen met twee hoogteroerservo’s bedoeld. Bij het bedienen van
Aanwijzing bij “2HR Sv”Een stuurelement, dat aan de uitgang 8 in het menu “instellingen stuurelement” is
rolroeren/welfkleppen
stuurtoew 1
motor aan K1 stat achter
m-stop -125% +100% 9
staart normaal
rolr/welfkl 1 RO
Na selectie van de regel “rolr./welfkl.” Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het
bijbehorende invoerveld omkaderd. Raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele
instelling wordt invers afgebeeld. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets tussen de 3
mogelijkheden, en wel:
vormige roeren. De koppelfunctie voor de richtings- en hoogteroersturing wordt
automatisch door het programma overgenomen. De stuuruitslag van het hoogte- en
richtingsroer moet eventueel via “Dual Rate”, bladzijde 91 ingesteld worden.
hoogteroertrimming heeft bij selectie van “2RR 2WK” (= 2 rolroeren, 2 welfkleppen) zie hieronder- echter alleen effect op de servo’s 2+3.
het hoogteroer loopt de aan uitgang 8 aangesloten servo mee met servo 3. De
hoogteroertrimming heeft effect op beide servo’s.
toegewezen, is uit veiligheidsoverwegingen softwarematig van servo “8” losgekoppeld,
d.w.z. zonder effect.
67
“1RO” (=1 rolroer) Rolroeraansturing via 1 gemeenschappelijke servo,
“2RO” Rolroeraansturing via telkens 1 servo per vleugelhelft,
“2RO 2WK” Rolroeraansturing als hierboven, maar ook nog extra 1 of 2 welfkleppenservo’s.
Afhankelijk van deze instelling worden in het menu “vleugelmixers” (vanaf bladzijde 97) de telkens benodigde
mixers en bijbehorende instelmogelijkheden geactiveerd. Softwarematig zijn er maximaal 12 kant-en-klare mixers
voor maximaal 2 rolroer- en welfkleppenservo’s beschikbaar.
Aanwijzing:
Is uw model slechts van één welfkleppenservo voorzien dan moet u toch “2rolr 2welfkl” kiezen en later, in het
menu “vleugelmixers”, de op bladzijde 100 beschreven mixer “rolr → welfkl” op 0% laten staan. Alle andere
vleugelmixers kunt u wél gewoon toepassen. De in dit geval “vrij” blijvende tweede aansluiting voor de
welfkleppen mag echter NERGENS ANDERS voor gebruikt worden!
klokken
In de basisaanduiding rechts op het display zijn twee klokken zichtbaar: een stopwatch en een vliegtijd-klok:
GRAUBELE stop 0:00
#01 vliegt 0:00
6.1V 99% HoTT
Aan deze beide klokken kan in de rechter kolom van de regel “klokken”, bij het schakelaarsymbool ….
motor aan K1 stat achter
m-stop -125% +100% 9
staart normaal
rolr/welfkl 2 RO
klokken 0:00 -------
… een schakelaar of een stuurelement-schakelaar worden toegewezen, waarmee u de klokken samen kunt
starten en de stopwatch ook weer stil kunt zetten. De toewijzing van een schakelaar resp. van een stuurelementschakelaar vindt plaats zoals beschreven op bladzijde 48.
De vliegtijd-klok , en eventueel de opslag van telemetrie-gegevens op een geheugenkaart in de kaartslot (zie
bladzijde 22), start altijd samen met de stopwatch, maar loopt echter verder, ook als de stopwatch stilgezet
(uitgeschakeld) werd en kan alleen bij stilgezette stopwatch door aanraken van de centrale ESC-toets van de
linker touch-toets worden gestopt.
Stilgezette klokken kunnen door gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets
(CLEAR) weer teruggezet worden naar de beginwaarde.
Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit”
vooruit lopende stopwatch
Worden de klokken na het toewijzen van een schakelaar gestart met de beginwaarde “0:00”, dan lopen ze vooruit
tot maximaal 180 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te beginnen.
teruglopende stopwatch (Timerfunctie)
Via het -linker- minutenveld kiest u de starttijd tussen 0 en 180 min en via het rechter secondenveld een starttijd
tussen 0 en 59 s (of een willekeurige combinatie daarvan). Een gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventuele instellingen terug naar “0” resp. “0:00” terug.
motor aan K1 stat achter
m-stop -125% +100% 9
staart normaal
rolr/welfkl 2 RO
klokken 10:01 2
programmeren
1. Gewenst invoerveld met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets uitkiezen.
2. SET in het midden van de rechter touch-toets aanraken.
3. In het inverse minuten- resp. secondenveld door middel van de pijltoetsen van de rechter touch-toets de
gewenste tijd instellen.
4. Invoer beëindigen door aanraken van de centrale SET-toets.
5. Na de wissel terug in het basisdisplay via een aantal keren aanraken van de centrale ESC-toets van de
linker touch-toets , raakt u bij een stilstaande stopwatch tegelijkertijd de toetsen ▲▼ of ◄► van de
rechter touch-toets aan (CLEAR), zodat de stopwatch omschakelt naar de “timer”-functie, zie rechts
boven in de onderstaande afbeelding:
68
GRAUBELE stop 10:01
#01 vliegt 0:00
6.1V 99% HoTT
De stopwatch start nu bij de ingestelde beginwaarde na het bedienen van de toegewezen schakelaar teruglopend
(“Timerfunctie”). Na het aflopen van de tijd blijft de Timer niet stilstaan, maar loopt verder, om zo de na nul
verstreken tijd ook te kunnen aflezen. Om dit duidelijk te kunnen zien wordt deze tijd invers getoond.
Volgorde van de geluidssignalen:
30 s voor nul: 3-voudige toon, elke 2 seconden enkele toon
20 s voor nul: 2-voudige toon, elke 2 seconden enkele toon
10 s voor nul: Enkele toon, elke seconde enkele toon
5 s voor nul: Iedere seconde met verhoogde frequentie
nul: Verlengd geluidssignaal en omspringen van de aanduiding naar inverse weergave
Het terugzetten van de “alarmtimer” vindt plaats door het gelijktijdige aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van
de rechter touch-toets (CLEAR) bij een gestopte klok.
Aanwijzing:
Een teruglopende klok wordt in de basisaanduiding door een knipperende dubbele punt tussen het minuten- en
secondenveld aangeduid.
Fase 2, fase 3 resp. fase 4
Zolang u aan geen van de fasen 2, 3 of 4 een schakelaar heeft toegewezen bevindt u zich automatisch in
vliegfase 1 “normaal”. Zowel het nummer als de naam van deze vliegfase zijn standaard als “normaal” ingesteld
en kunnen niet worden veranderd, zodat de fase “normaal” niet als fase 1 zichtbaar is, maar verborgen blijft:
Verder wijzen we er nog op dat aan de ene vliegfase prioriteit boven de andere heeft, wat vooral belangrijk is bij
het toewijzen van de schakelaars. Het schema hierachter is als volgt:
Zijn alle eventueel toegewezen vliegfase-schakelaars gesloten of open, dan is de fase “normaal” actief.
Is er maar één schakelaar gesloten, dan is die vliegfase actief, die aan de actueel gesloten schakelaar
werd toegewezen.
Zijn er twee schakelaars gesloten, dan is de vliegfase met het laagste fasenummer actief. Dus
bijvoorbeeld fase 2, wanneer ook één van de aan de fasen 3 of 4 toegewezen schakelaars gesloten is
resp. fase 3, wanneer de aan de fasen 3 en 4 toegewezen schakelaars gesloten zijn.
Eventueel moet daarom de toewijzing van de vliegfasen aan de vliegfasennamen aan de eigen eisen
worden aangepast, zie hieronder.
Aan de servokant vindt de omschakeling niet “hard” plaats, maar met een standaard omschakeltijd van
ca. 1 seconde.
Programmering
Na keuze van “fase 2”, “fase 3” of “fase 4” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets wordt het
veld “naam” van de desbetreffende vliegfase omkaderd.
Wanneer u de naam van de fase niet passend vindt, raakt u de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets uit de
lijst met beschikbare namen een passende naam. Door aanraken van de SET-toets beëindigt u de invoer weer.
Wissel nu met de toets ► van de linker of rechter touch-toets naar de kolom rechtsonder met het
schakelaarsymbool en raak kort de centrale SET-toets aan. Wijs nu, zoals beschreven op bladzijde 48
beschreven, aan de desbetreffende fase een schakelaar toe. Het beste is hier om, uitgaande van de
middenpositie, één van de driestanden-schakelaars SW 4/5 of SW 6/7 te nemen.
Meer over de betekenis van vliegfasen en de programmering ervan vindt u op bladzijde 95 en verder, onderdeel
“fasentrim”.
Ontvangeruitgang
Om een maximale flexibiliteit m.b.t. de ontvangerbezetting te hebben, biedt het programma van de MX-16 HoTT
op de tweede pagina van het ondermenu “ontvangeruitgang” de mogelijkheid om de servo-uitgangen 1 tot
maximaal 8 naar eigen inzicht te verwisselen.
69
klokken 10: 01 2
fase 2 start 7
fase 3 speed ----fase 4 landing 6
ontv.uitg. =>
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wisselt u naar de volgende
displaypagina. Hier kunt u nu de 8 “stuurkanalen” van de zender naar eigen inzicht aan de ontvangeruitgangen
resp. servo-stekkerplaatsen 1 … 8 toewijzen. Let er wel op, dat de weergave in “servo-aanduiding” – die u
vanuit bijna elke menupositie kunt bereiken door de toetsen ◄ en ► van de linker touch-toets tegelijkertijd in te
drukken – uitsluitend betrekking heeft op de “stuurkanalen” en dus een verwisselen van de uitgangen hier NIET te
zien is.
S 1 -> uitgang 1
S 2 -> uitgang 2
S 3 -> uitgang 3
S 4 -> uitgang 4
S 5 -> uitgang 5
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de te wijzigen servo/uitgangscombinatie en raak
de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Nu kunt u met de rechter pijltoetsen aan de geselecteerde
uitgang de gewenste servo (S) toewijzen en met SET bevestigen, of door gelijktijdig aanraken van de pijltoetsen
▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) de standaardtoewijzing weer terugzetten.
Eventuele latere veranderingen, zoals servo-uitslagen, Dual Rate/Expo, mixers enz. moeten altijd volgens de
standaard ontvangerbezetting worden ingesteld.
Aanwijzing:
Met de Channel-mapping functie van het in de MX-16 HoTT geïntegreerde telemetrie-menu kunnen de 8
stuurfuncties van de zender ook naar eigen inzicht over meerdere ontvangers worden verdeeld of ook meerdere
ontvangeruitgangen aan één en dezelfde stuurfunctie worden toegewezen. Bijvoorbeeld om per rolroer twee
servo’s te gebruiken in plaats van één enz. Voor de overzichtelijkheid adviseren we echter dringend om maar één
van de beide opties te gebruiken.
Gebonden ontvanger
Graupner HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
éénmaal voor elke nieuwe ontvanger/model-combinatie nodig.
Belangrijke aanwijzing:
Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvangerantenne verwijderd is!
Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
“binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Bind daarvoor deze ontvangers eerst
elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen de ontvanger, die als laatste gebonden werd, een telemetrieverbinding met de zender op. Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren dus ook worden
aangesloten, omdat alleen de als laatste gebonden ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal
door te geven. De tweede en verdere ontvangers werken parallel aan de als laatste gebonden ontvanger, maar
helemaal onafhankelijk van deze, in de Slave-modus met uitgeschakeld terugkoppelingskanaal!
“binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “geb. ontv.”:
fase 2 start 7
fase 3 speed ----fase 4 landing 6
ontv.uitg. =>
geb. ontv. -----
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop
op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden
ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-knop van de ontvanger loslaten. Zolang
de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus.
70
Start nu binnen deze ca. 3 s het zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door
een kort aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Tegelijkertijd begint op het display het
woord “BINDEN” in plaats van de drie “---“ in de omkadering van de regel “geb. ontv.” te knipperen:
fase 2 start 7
fase 3 speed ----fase 4 landing 6
ontv.uitg. =>
geb. ontv. BINDEN
Wanneer binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt
deze nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . Uw model-/ontvangercombinatie is nu
klaar voor de start. Tevens verschijnt op het display het nummer van de nu aan dit modelgeheugen “gebonden”
ontvanger, bijvoorbeeld:
fase 2 start 7
fase 3 speed ----fase 4 landing 6
ontv.uitg. =>
geb. ontv. E08
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn op
het display weer de drie “---“ te zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Test reikwijdte
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
een afstand van maximaal 50 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner-HoTT-systeem volgens de
onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger brandt. Nu kunt u de bewegingen
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “test reikw.”
fase 3 speed ----fase 4 landing 6
ontv.uitg. =>
geb. ontv. E08
test reikw 99s
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd en
begint de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het
zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na
afloop van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt
de blauwe LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
van de servo’s controleren.
ontvangerantennes minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het
model tijdens de test te ondersteunen.
op het model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal
staat.
en start de reikwijdte-testmodus door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touchtoets:
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen
om deze te reproduceren.
de stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het
geval is moet u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner
GmbH & Co. KG.
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
71
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
HF-module
In deze regel van het menu kunt u voor de periode dat de zender ingeschakeld is de HF-afstraling per model met
de hand uit- en eventueel weer aanzetten. Bijvoorbeeld om tijdens de demonstratie van een modelprogrammering
stroom te sparen. Bij het volgende inschakelen van de zender wordt een eventuele instelling “OFF” echter
weer opgeheven!
Wissel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “HF-module” en activeer deze
door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
fase 4 landing 6
ontv.uitg. =>
geb. ontv. E08
test reikw 99s
HF-module AAN
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen ON en OFF. Door de centrale SET-toets van de rechter touchtoets opnieuw aan te raken sluit u de invoer weer af.
72
Basisinstelling
Modelspecifieke basisinstellingen voor helikoptermodellen
Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele
basisinstellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u het menu
“basisinst” (“basisinstelling”) met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets en raak daarna de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets:
mod.geheugen basisinst
servoinst inst.stuurel.
D/R Expo helimix
vrije mix ts- mixer
servoaand alg.inst.
Fail-Safe telemetrie
Wisselt u door een aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets naar de volgende beeldschermpagina
om uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 9 tekens kunnen voor een
modelnaam worden toegekend:
0123456789:;< = > ?
ABCDEFGHIJKLMNO
PQRSTUVWXYZ
modelnaam < STAR >
Kies met de pijltoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Een aanraken van de pijltoets► van de
rechter touch-toets of van de centrale SET-toets wisselt naar de volgende positie, voor welke u het volgende
teken kunt kiezen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR)
voegt op die plaats een lege plek toe.
Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen ◄► van de rechter touch-toets.
Door een aanraken van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u terug naar de vorige menupagina.
De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basisaanduiding en in de ondermenu’s van het menupunt
“modelgeheugen”.
stuurtoewijzing
mode 1 (gas rechts) mode 2 (gas links)
nick motor/pitch motor/pitch nick
hek roll hek roll
mode 3 (gas rechts) mode 4 (gas links)
nick motor/pitch motor/pitch nick
roll hek roll hek
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties roll, nick, hekrotor en gas resp. pitch bij
een helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze mogelijkheden gebruikt wordt,
hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot af. Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter
touch-toets de regel “stuurtoew” (stuurtoewijzing) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
Tip de SET-toets aan. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4. Na het gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”. Door een opnieuw aanraken van
SET deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Afhankelijk van het aantal servo’s voor de pitch-aansturing is er voor de bediening van de tuimelschijf een
bijbehorende programmavariant nodig.
Na de keuze van de regel “tuimelsch” (tuimelschijf) met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is
het invoerveld omkaderd. Raak de SET-toets aan. Het actuele aantal pitch-servo’s is nu invers te zien. Leg nu
met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de benodigde variant vast:
“1 servo”: De tuimelschijf wordt via een roll-/nickservo bewogen. De pitchsturing vindt plaats via
één aparte servo. (het menupunt “TS-mixer” wordt in de multifunctie-lijst onzichtbaar
gemaakt, wanneer als tuimelschijftype “1 servo” is ingesteld. Dit omdat bij
helikoptermodellen, die maar 1 pitchservo hebben, de in totaal drie tuimelschijfservo’s
voor pitch, nick en roll ZONDER mixers vanuit de zender worden aangestuurd.)
“2 servo”: De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axiaal verschoven door twee rollservo’s; de
nicksturing wordt door een mechanische compensatiewip ontkoppeld.
“3Sv (2 roll)”: Symmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 over telkens 120
verdeelde aanstuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of achteraan) en twee
rollservo’s (zijdelings links en rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven
alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
“3Sv (140) Asymmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 aanstuurpunten, waaraan
één nickservo (vooraan of achteraan) en twee rollservo’s (zijdelings links en rechts)
verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf
axiaal.
“3Sv (2 nick)”: Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierboven, alleen om 90 verdraaid, d.w.z.
één rollservo aan de zijkant en twee nickservo’s vooraan en achteraan.
“4Sv (90)” : Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee roll- en twee nickservo’s.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt naar “1 servo”.
tuimelschijftype: 1 servo
tuimelschijftype: 2 servo’s
tuimelschijftype: 3 servo’s (2 roll)
tuimelschijftype: 3 servo’s (140)
tuimelschijftype: 3 servo’s (2 nick)
tuimelschijftype: 4 servo’s (90) 2 nick / 2 roll
Aanwijzing:
De tuimelschijf-mixpercentages worden -met uitzondering van de variant “1 servo”- in het menu “TS-mixers”,
bladzijde 121, ingesteld.
74
Motor-stop
In het kader van de autorotatie-instellingen van het helikopterprogramma van de zender MX-16 HoTT bestaat de
mogelijkheid om voor noodgevallen een “motor UIT”-positie voor de gasservo of regelaar in te stellen. Wanneer u
in de regel “gas” in plaats van een (nood-) UIT-positie een staionairloop-positie instelt, om bijvoorbeeld bij
autorotatie-oefeningen niet elke keer de motor opnieuw te hoeven starten, dan vervalt deze mogelijkheid. In dit
geval is het raadzaam om de hier onder beschreven optie “motor-stop” als nood-UIT-oplossing te gebruiken.
Afhankelijk van de in de regel “pitch min” gemaakte keuze “voor/achter” kunt u in deze menuregel een per
schakelaar oproepbare “motor UIT”-positie instellen. Standaard is dit -100% voor de motor-UIT-positie van de
gasservo en +150% voor de gascurve:
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie van de gasservo te veranderen raakt u de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling is invers te zien. Stel nu met de pijltoetsen van de rechter
touch-toets een waarde in, waarbij de motor echt “uit” is, zonder dat de gasservo daarbij vastloopt, bv. -125%:
De –hoge- standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag
van de gascurve met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan worden gestopt.
Wilt u liever zelf een grens stellen, vanaf waar de motor-UIT-positie geschakeld kan worden, dan brengt u de gas/pitchknuppel in de door u gewenste positie en raakt u de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan:
Een schakelpunt van meer dan +100% bereikt u door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu “servo-instelling” naar meer dan 100% te vergroten, en na het opslaan van het schakelpunt deze weer terug te zetten
naar de oorspronkelijke waarde.
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor in geval vaan nood kunt uitzetten.
Bij voorkeur neemt u één van de beide zelfcentrerende schakelaars SW 1 of 9:
In de regel “rotor-draair.” wordt de draairichting van de hoofdrotor ingesteld door een aantippen van de centrale
SET-toets met de pijltoetsen van de van de rechter touch-toets:
“rechts”: van boven gezien draait de hoofdrotor met de klok mee.
“links”: van boven gezien draait de hoofdrotor tegen de klok in.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► (CLEAR) zet deze optie op “rechts”.
75
rechtsdraaiend linksdraaiend
Deze invoer is nodig, om de mixers voor de koppel- en vermogenscompensatie in de goede richting te kunnen
laten werken, en wel in het menu “helimix”:
In de regel “pitch min” wordt de stuurrichting van de gas-/pitchstuurknuppel aangepast aan uw stuurgewoonten.
Van deze instelling hangen de functies van alle andere opties van het helikopterprogramma af , dus bv. de
gascurve, stationaire trimming, hekrotormixer enz.
Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De stuurrichting van de gas-/pitchstuurknuppel wordt
invers weergegeven. Nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de benodigde variant vastleggen:
Betekenis:
“(naar ) voren”: minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel (K1) naar “voren”, dus van de piloot
weg, wijst.
“(naar ) achteren”: minimale pitchinstelling, wanneer de pitchknuppel (K1) naar “achteren”, dus naar de
piloot toe, wijst.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►(CLEAR) schakelt om naar “naar achteren”.
Aanwijzingen:
klokken
In de basisaanduiding rechts op het display zijn twee klokken zichtbaar: een stopwatch en een vliegtijd-klok:
STARLET stop 0:00
#02 vliegt 0:00
6.1V 99% HoTT
Aan deze beide klokken kan in de rechter kolom van de regel “klokken”, bij het schakelaarsymbool ….
… een schakelaar of een stuurelement-schakelaar worden toegewezen – bv. de stuurelement-schakelaar “G3”
op de gaslimiter - waarmee u de klokken samen kunt starten en de stopwatch ook weer stil kunt zetten. De
toewijzing van een schakelaar resp. van een stuurelement-schakelaar vindt plaats zoals beschreven op bladzijde
48.
De vliegtijd-klok , en eventueel de opslag van telemetrie-gegevens op een geheugenkaart in de kaartslot (zie
bladzijde 22), start altijd samen met de stopwatch, maar loopt echter verder, ook als de stopwatch stilgezet
(uitgeschakeld) werd en kan alleen bij stilgezette stopwatch door aanraken van de centrale ESC-toets van de
linker touch-toets worden gestopt.
De K1-trimming heeft alleen effect op de gasservo.
Standaard is de zogenaamde “gaslimiter” toegepast (zie bladzijde 88 en verder), waarmee via de ingang
“Lim” in het menu “instelling stuurelement” de gasservo los van de pitchservo’s in de richting volgas
begrensd kan worden.
76
Stilgezette klokken kunnen door gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets
(CLEAR) weer teruggezet worden naar de beginwaarde.
Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit”
vooruit lopende stopwatch
Worden de klokken na het toewijzen van een schakelaar gestart met de beginwaarde “0:00”, dan lopen ze vooruit
tot maximaal 180 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te beginnen.
teruglopende stopwatch (Timerfunctie)
Via het -linker- minutenveld kiest u de starttijd tussen 0 en 180 min en via het rechter secondenveld een starttijd
tussen 0 en 59 s (of een willekeurige combinatie daarvan). Een gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventuele instellingen terug naar “0” resp. “0:00” terug.
1. Gewenst invoerveld met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets uitkiezen.
2. SET in het midden van de rechter touch-toets aanraken.
3. In het inverse minuten- resp. secondenveld door middel van de pijltoetsen van de rechter touch-toets de
gewenste tijd instellen.
4. Invoer beëindigen door aanraken van de centrale SET-toets.
5. Na de wissel terug in het basisdisplay via een aantal keren aanraken van de centrale ESC-toets van de
linker touch-toets , raakt u bij een stilstaande stopwatch tegelijkertijd de toetsen ▲▼ of ◄► van de
rechter touch-toets aan (CLEAR), zodat de stopwatch omschakelt naar de “timer”-functie, zie
rechtsboven in de onderstaande afbeelding:
STARLET stop 10:01
#02 vliegt 0:00
6.1V 99% HoTT
De stopwatch start nu bij de ingestelde beginwaarde na het bedienen van de toegewezen schakelaar teruglopend
(“Timerfunctie”). Na het aflopen van de tijd blijft de Timer niet stilstaan, maar loopt verder, om zo de na nul
verstreken tijd ook te kunnen aflezen. Om dit duidelijk te kunnen zien wordt deze tijd invers getoond.
Volgorde van de geluidssignalen:
30 s voor nul: 3-voudige toon, elke 2 seconden enkele toon
20 s voor nul: 2-voudige toon, elke 2 seconden enkele toon
10 s voor nul: Enkele toon, elke seconde enkele toon
5 s voor nul: Iedere seconde met verhoogde frequentie
nul: Verlengd geluidssignaal en omspringen van de aanduiding naar inverse weergave
Het terugzetten van de “alarmtimer” vindt plaats door het gelijktijdige aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van
de rechter touch-toets (CLEAR) bij een gestopte klok.
Aanwijzing:
Een teruglopende klok wordt in de basisaanduiding door een knipperende dubbele punt tussen het minuten- en
secondenveld aangeduid.
Fase 2, fase 3 resp. fase 4
Zolang u aan geen van de fasen 2, 3 of 4 een schakelaar heeft toegewezen bevindt u zich automatisch in
vliegfase 1 “normaal”. Zowel het nummer als de naam van deze vliegfase zijn standaard als “normaal” ingesteld
en kunnen niet worden veranderd, zodat de fase “normaal” niet als fase 1 zichtbaar is, maar verborgen blijft:
rotor-draair rechts
pitch min achter
klokken 10: 01 G3
fase 2 hover ----fase 3 speed -----
Verder wijzen we er nog op dat aan de ene vliegfase prioriteit boven de andere heeft, wat vooral belangrijk is bij
het toewijzen van de schakelaars. Het schema hierachter is als volgt:
Zijn alle eventueel toegewezen vliegfase-schakelaars gesloten of open, dan is de fase “normaal” actief.
Is er maar één schakelaar gesloten, dan is die vliegfase actief, die aan de actueel gesloten schakelaar
werd toegewezen.
77
Zijn er twee schakelaars gesloten, dan is de vliegfase met het laagste fasenummer actief. Dus
bijvoorbeeld fase 2, wanneer ook één van de aan de fasen 3 of 4 toegewezen schakelaars gesloten is
resp. fase 3, wanneer de aan de fasen 3 en 4 toegewezen schakelaars gesloten zijn.
De “autorotatiefase” heeft, onafhankelijk van het bovenstaande, ALTIJD voorrang op de andere
vliegfasen. Naar de autorotatiefase wordt ook altijd ZONDER VERTRAGING omgeschakeld.
Eventueel moet daarom de toewijzing van de vliegfasen aan de vliegfasennamen aan de eigen eisen
worden aangepast, zie hieronder.
Aan de servokant vindt de omschakeling niet “hard” plaats, maar met een standaard omschakeltijd van
ca. 1 seconde.
Programmering
Na keuze van “fase 2”, “fase 3” of “fase 4” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets wordt het
veld “naam” van de desbetreffende vliegfase omkaderd.
Wanneer u de naam van de fase niet passend vindt, raakt u de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets uit de
lijst met beschikbare namen een passende naam. Door aanraken van de SET-toets beëindigt u de invoer weer.
Wissel nu met de toets ► van de linker of rechter touch-toets naar de kolom rechtsonder met het
schakelaarsymbool en raak kort de centrale SET-toets aan. Wijs nu, zoals beschreven op bladzijde 48
beschreven, aan de desbetreffende fase een schakelaar toe. Het beste is hier om, uitgaande van de
middenpositie, één van de driestanden-schakelaars SW 4/5 of SW 6/7 te nemen.
Meer over de betekenis van vliegfasen en de programmering ervan vindt u op bladzijde 103 en verder, onderdeel
“vliegfase-afhankelijke instelling van pitch, gas en hekrotor”.
Autorotatie
pitch min achter
klokken 10: 01 G3
fase 2 hover ----fase 3 speed 4
autorotat. -----
De naam “autorotatie” is vast aan de fase 4 gekoppeld en kan NIET worden veranderd. U kunt alleen rechts
onder op het display een schakelaar toewijzen.
Meer over de programmering van vliegfasen vindt u vanaf bladzijde 103, in het onderdeel “helimix”.
Ontvangeruitgang
Om een maximale flexibiliteit m.b.t. de ontvangerbezetting te hebben, biedt het programma van de MX-16 HoTT
op de tweede pagina van het ondermenu “ontvangeruitgang” de mogelijkheid om de servo-uitgangen 1 tot
maximaal 8 naar eigen inzicht te verwisselen.
klokken 10: 01 2
fase 2 hover 5
fase 3 speed 4
autorotat 2
ontv.uitg. =>
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wisselt u naar de volgende
displaypagina. Hier kunt u nu de 8 “stuurkanalen” van de zender naar eigen inzicht aan de ontvangeruitgangen
resp. servo-stekkerplaatsen 1 … 8 toewijzen. Let er wel op, dat de weergave in “servo-aanduiding” – die u
vanuit bijna elke menupositie kunt bereiken door de toetsen ◄ en ► van de linker touch-toets tegelijkertijd in te
drukken – uitsluitend betrekking heeft op de “stuurkanalen” en dus een verwisselen van de uitgangen hier NIET te
zien is.
S 1 -> uitgang 1
S 2 -> uitgang 2
S 3 -> uitgang 3
S 4 -> uitgang 4
S 5 -> uitgang 5
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de te wijzigen servo/uitgangscombinatie en raak
de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Nu kunt u met de rechter pijltoetsen aan de geselecteerde
uitgang de gewenste servo (S) toewijzen en met SET bevestigen, of door gelijktijdig aanraken van de pijltoetsen
▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) de standaardtoewijzing weer terugzetten.
Eventuele latere veranderingen, zoals servo-uitslagen, Dual Rate/Expo, mixers enz. moeten altijd volgens de
standaard ontvangerbezetting worden ingesteld.
Voorbeeld van het gebruik:
In het helikopterprogramma van de zender MX-16 HoTT zijn de uitgangen voor een pitchservo en de gasservo
ten opzichte van oudere Graupner/JR MC-besturingen verwisseld: de gasservo zit nu op ontvangeruitgang “6” en
de pitchservo op de uitgang “1”. Misschien wilt u echter deze configuratie overnemen:
78
S 6 -> uitgang 1
S 2 -> uitgang 2
S 3 -> uitgang 3
S 4 -> uitgang 4
S 5 -> uitgang 5
S 1 -> uitgang 6
Aanwijzing:
Met de Channel-mapping functie van het in de MX-16 HoTT geïntegreerde telemetrie-menu kunnen de 8
stuurfuncties van de zender ook naar eigen inzicht over meerdere ontvangers worden verdeeld of ook meerdere
ontvangeruitgangen aan één en dezelfde stuurfunctie worden toegewezen. Bijvoorbeeld om per rolroer twee
servo’s te gebruiken in plaats van één enz. Voor de overzichtelijkheid adviseren we echter dringend om maar één
van de beide opties te gebruiken.
Gebonden ontvanger
Graupner HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
éénmaal voor elke nieuwe ontvanger/model-combinatie nodig.
Belangrijke aanwijzing:
Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvangerantenne verwijderd is!
Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
“binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Bind daarvoor deze ontvangers eerst
elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen de ontvanger, die als laatste gebonden werd, een telemetrieverbinding met de zender op. Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren dus ook worden
aangesloten, omdat alleen de als laatste gebonden ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal
door te geven. De tweede en verdere ontvangers werken parallel aan de als laatste gebonden ontvanger, maar
helemaal onafhankelijk van deze, in de Slave-modus met uitgeschakeld terugkoppelingskanaal!
“binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “geb. ontv.”:
fase 2 hover 5
fase 3 speed 4
autorotat 2
ontv.uitg. =>
geb. ontv. -----
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop
op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden
ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-knop van de ontvanger loslaten. Zolang
de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus.
Start nu binnen deze ca. 3 s het zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door
een kort aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Tegelijkertijd begint op het display het
woord “BINDEN” in plaats van de drie “---“ in de omkadering van de regel “geb. ontv.” te knipperen:
fase 2 hover 5
fase 3 speed 4
autorotat 2
ontv.uitg. =>
geb. ontv. BINDEN
Wanneer binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt
deze nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . Uw model-/ontvangercombinatie is nu
klaar voor de start. Tevens verschijnt op het display het nummer van de nu aan dit modelgeheugen “gebonden”
ontvanger, bijvoorbeeld:
fase 2 hover 5
fase 3 speed 4
autorotat 2
ontv.uitg. =>
geb. ontv. E08
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn op
het display weer de drie “---“ te zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
79
Test reikwijdte
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
een afstand van maximaal 50 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner-HoTT-systeem volgens de
onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger brandt. Nu kunt u de bewegingen
van de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de
ontvangerantennes minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het
model tijdens de test te ondersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct
op het model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal
staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “test reikw.”
en start de reikwijdte-testmodus door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touchtoets:
fase 3 speed 4
autorotat 2
ontv.uitg. =>
geb. ontv. E08
test reikw 99s
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd en
begint de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het
zenderdisplay terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na
afloop van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt
de blauwe LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen
om deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op
de stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het
geval is moet u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner
GmbH & Co. KG.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
HF-module
In deze regel van het menu kunt u voor de periode dat de zender ingeschakeld is de HF-afstraling per model met
de hand uit- en eventueel weer aanzetten. Bijvoorbeeld om tijdens de demonstratie van een modelprogrammering
stroom te sparen. Bij het volgende inschakelen van de zender wordt een eventuele instelling “OFF” echter
weer opgeheven!
Wissel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “HF-module” en activeer deze
door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
autorotat 2
ontv.uitg. =>
geb. ontv. E08
test reikw 99s
HF-module AAN
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen ON en OFF. Door de centrale SET-toets van de rechter touchtoets opnieuw aan te raken sluit u de invoer weer af.
In dit menu worden parameters, die uitsluitend de individueel aangesloten servo betreffen, ingesteld en wel de
draairichting, de middenpositie en de servo-uitslag. Begin met de instelling van de servo’s altijd in de linker
kolom!
Principes van de bediening:
1. Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de gewenste servo S1 … 8 uitkiezen.
2. Eventueel met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets de gewenste kolom selecteren en
eventueel het bijbehorende stuurelement uit de middenpositie bewegen om een asymmetrische
instelling te kunnen doen.
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste waarde instellen.
5. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken om invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de eventueel
gewijzigde instellingen weer terug naar de standaardwaarde.
Belangrijk:
De cijfers van de servo-aanduidingen hebben betrekking op de, aan de overeenkomstige ontvangeruitgangen
aangesloten servo’s, zolang er geen verwisseling van de ontvangeruitgangen heeft plaatsgevonden. Daarom
beïnvloedt een verandering van de stuurknuppeltoewijzing ook de nummering van de servo’s niet.
kolom 2 “omk”
De draairichting van de servo wordt aan de eisen van het model aangepast, zodat u bij de montage van de
stuurstangen en aansturingen geen rekening hoeft te houden met de draairichting van de servo’s. De
draairichting wordt gesymboliseerd door de tekens “=>” en “<=”. De draairichting van de servo’s moet vóór het
instellen van de navolgende functies worden vastgelegd!
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de draairichting terug
naar “=>”.
normaal omgekeerd normaal omgekeerd
kolom 3 “midden”
De middenverstelling van de servo-uitslag is bedoeld om servo’s aan te passen, die niet overeenkomen met de
standaard (middenpositie van de servo bij 1,5 ms) alsmede voor geringe correcties , b.v. bij het instellen van de
neutraalpositie van roeren aan het model.
Onafhankelijk van de trimhevels en eventuele instellingen van mixers kan de neutrale positie in een bereik van –
125 tot + 125% binnen de servo-uitslag van maximaal ±150% worden verschoven. De instelling heeft direct
betrekking op de bijbehorende servo, onafhankelijk van alle andere trim- en mixerinstellingen.
Let er wel op, dat er bij een extreme verstelling van de middenpositie er eenzijdig beperkte uitslagen gaan
ontstaan, omdat zowel elektronisch als mechanisch de totale uitslag beperkt is tot ± 150%.
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse
invoerveld de waarde weer terug naar “0%”.
middenverstelling
servo-uitslag
81
kolom 4 “- weg +”
In deze kolom wordt de weg van de servo symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik
bedraagt 0…150% van de normale servo-uitslag. De ingestelde waarde hebben betrekking op de instellingen in
de kolom “midden”.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting, moet het
bijbehorende stuurelement (stuurknuppel, proportioneel stuurelement of schakelaar) naar een positie worden
gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de beide kanten van de uitslag-instelling omkaderd zijn.
Aanwijzing:
Eventueel moet in het menu “instelling stuurelement”, zie volgende bladzijde, aan een servo, die aan één van
de stuurkanalen 5 … 8 is aangesloten, eerst een stuurelement toegewezen worden.
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet het desbetreffende stuurelement (stuurknuppel,
proportioneel draaielement of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden,
zodat de omkadering op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft.
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waarden-veld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets verandert u
de waarden. Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt de invoer
afgesloten.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de in het inverse
waarden-veld veranderde parameters terug op 100%.
Belangrijk:
In tegenstelling tot het menu “instelling stuurelement” heeft deze instelling direct betrekking op de bijbehorende
servo, onafhankelijk daarvan, hoe het stuursignaal voor deze servo tot stand is gekomen, dus óf direct van een
stuurknuppel óf via willekeurige mixerfuncties.
De afb. hiernaast toont een voorbeeld van een ingestelde
servo-uitslag, die per kant verschillend is: - 50% en + 150%.
82
Instelling stuurelement
Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing
Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender MX-16 HoTT ook nog standaard voorzien van
andere bedieningselementen. Dit zijn:
twee 3-standen-schakelaar: SW 4/5 resp. CTRL 9 en SW 6/7 resp. CTRL 10. Deze worden in dit menu
toegewezen als “stuurelem. 9” resp. “stuurelem. 10”.
drie proportionele draaielementen: CTRL 6, 7 en 8. In het menu worden ze “stuurelem.6”, “stuurelem. 7” en
“stuurelem. 8” genoemd.
drie 2-standen-schakelaars: SW 2, 3 en 8. In het menu aangegeven met “2”, “3” en “8” en voorzien van een
schakelaarsymbool, dat tevens de schakelrichting aangeeft.
twee toetsschakelaars: SW 1 en SW 9. Op dezelfde manier als het hiervoor beschrevene aangeduid met
“1”en “9” en voorzien van een schakelaarsymbool met schakelrichting.
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw modelgeheugen met het modeltype “vleugelmodel” werd
gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s. De andere hierboven
genoemde “verdere” bedieningselementen zijn echter in principe standaard inactief.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing – zoals al vermeld op bladzijde 20 – en ook na het initialiseren
van een nieuw modelgeheugen met het type “vliegtuigmodel” en de “binding” ervan, alleen de aan de
ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s via de beide stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de
aan de uitgangen 5 … 8 aangesloten servo’s daarentegen steeds in hun middenpositie blijven staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel lijkt…, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u
enerzijds volledig vrij de “verdere”bedieningselementen kunt uitkiezen en u anderzijds het “wegprogrammeren”
van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want:
Een niet benodigd bedieningselement heeft ook bij een foutieve bediening alleen dan geen invloed op uw
model, wanneer het inactief, dus niet aan een functie toegekend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedieningselementen nu in dit menu “instelling stuurelement”
geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige functie-ingang (zie bladzijde 47) worden toegewezen. Dit wil
echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere functieingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar SW X, die u in dit menu aan
een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu “basisinstelling” voor de “klokken”als aan-/uit-schakelaar dienen
enz…
Principes van de bediening
1. Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de betreffende ingang i5 …8 uitkiezen.
2. Met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets eventueel naar de gewenste kolom gaan.
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken. Het te veranderen invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Gewenst bedieningselement bedienen resp. met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste
waarde instellen.
5. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken om de invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
kolom 2 “stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets één van de ingangen 5 tot 8.
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de mogelijkheid van
toewijzing:
i5 vrij +100% +100%
Gewenste schakelaar of
stuurelement bedienen
Bedien nu het gewenste stuurelement (CTRL 6 tot 10) of de uitgekozen schakelaar (SW 1 tot 3, 8 of 9), waarbij u
er op moet letten, dat de beide proportionele draaiknoppen pas na enkele “klikken” herkend worden, dus iets
langer bediend moeten worden. Wanneer de uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in de
tegenovergestelde richting bewegen.
Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan alleen tussen de desbetreffende eindposities heen en weer
geschakeld worden, bv. motor AAN resp. UIT.
83
De 3-weg-schakelaar SW 4/5 resp. 6/7, die in het menu “instelling stuurelement” als “stuurelem. 9” resp.
“stuurelem. 10” staan, hebben natuurlijk nog een middenpositie.
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) bij een geactiveerde
schakelaartoewijzing – zie afbeelding hierboven – zet de ingang weer terug op “vrij”.
Tips:
Let u bij het toewijzen van de schakelaars op de gewenste schakelrichting en let u er ook op, dat alle niet
benodigde ingangen “vrij” blijven, om een foutief bedienen via niet benodigde stuurelementen uit te sluiten.
Via de hieronder beschreven instelling van de stuuruitslag kan ook bij de toewijzing van een schakelaar de
bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Op het display wordt nu óf het nummer van het stuurelement of – samen met een schakelaarsymbool, dat de
schakelrichting aangeeft – het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
In deze kolom wordt de weg van het stuurelement symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het
bereik bedraagt ±125% van de normale uitslag. Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets
één van de ingangen 5 tot 8 uit.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting van het
stuurelement, moet het desbetreffende stuurelement ( proportionele draaiknop CTRL 6 … 8 of schakelaar 4/5
resp. 6/7) naar een positie worden gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de beide kanten van de
uitslag-instelling omkaderd zijn:
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet het desbetreffende stuurelement ( proportionele draaiknop
of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering op het
display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waarden-veld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets verandert u
de waarden:
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt de invoer afgesloten. Er zijn
negatieve en positieve waarden mogelijk, om de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te kunnen
aanpassen. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de in het
inverse waarden-veld veranderde parameters terug op +100%.
Belangrijk:
effect op alle daarvan afgeleide mix- en koppelfuncties, d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbehorende
stuurelement kunnen worden bediend.
In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de instelling van de stuuruitslag echter ook
84
Instelling stuurelement
Bedieningsprincipes van de stuurelement- en schakelaar-toewijzing
Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender MX-16 HoTT ook nog standaard voorzien van
andere bedieningselementen. Dit zijn:
twee 3-standen-schakelaar: SW 4/5 resp. CTRL 9 en SW 6/7 resp. CTRL 10. Deze worden in dit menu
toegewezen als “stuurelem. 9” resp. “stuurelem. 10”.
drie proportionele draaielementen: CTRL 6, 7 en 8. In het menu worden ze “stuurelem.6”, “stuurelem. 7” en
“stuurelem. 8” genoemd.
drie 2-standen-schakelaars: SW 2, 3 en 8. In het menu aangegeven met “2”, “3” en “8” en voorzien van een
schakelaarsymbool, dat tevens de schakelrichting aangeeft.
twee toetsschakelaars: SW 1 en SW 9. Op dezelfde manier als het hiervoor beschrevene aangeduid met
“1”en “9” en voorzien van een schakelaarsymbool met schakelrichting.
De beide kruisknuppels hebben, wanneer een nieuw modelgeheugen met het modeltype “helikoptermodel” werd
gekozen, direct effect op de reeds aan de ontvangeruitgangen 1 … 4 en 6 aangesloten servo’s. De andere
hierboven genoemde “verdere” bedieningselementen zijn echter in principe standaard inactief, behalve de
proportionele draaiknop CTRL 6 (gaslimiter), die ook op servo 6 effect heeft.
Daaruit resulteert, dat bij levering van de besturing – zoals al vermeld op bladzijde 20 – en ook na het initialiseren
van een nieuw modelgeheugen met het type “helikoptermodel” en de “binding” ervan, alleen de aan de
ontvangeruitgangen 1 … 4 aangesloten servo’s en – afhankelijk van de positie van de gaslimiter - ook servo 6
via de beide stuurknuppels bewogen kunnen worden, maar de aan de uitgangen 5, 7 en 8 aangesloten servo’s
daarentegen steeds in hun middenpositie blijven staan.
Ook wanneer dit op het eerste gezicht niet comfortabel lijkt…, is alleen op deze manier gegarandeerd, dat u
enerzijds volledig vrij de “verdere”bedieningselementen kunt uitkiezen en u anderzijds het “wegprogrammeren”
van niet benodigde bedieningselementen bespaard blijft, want:
Een niet benodigd bedieningselement heeft ook bij een foutieve bediening alleen dan geen invloed op uw
model, wanneer het inactief, dus niet aan een functie toegekend is.
Geheel volgens uw behoeften kunnen “verdere” bedieningselementen nu in dit menu “instelling stuurelement”
geheel naar vrije keuze aan iedere willekeurige functie-ingang (zie bladzijde 47) worden toegewezen. Dit wil
echter ook zeggen, dat aan elk van deze bedieningselementen naar behoefte ook gelijktijdig meerdere functieingangen kunnen worden toegewezen. Zo kan bijvoorbeeld aan dezelfde schakelaar SW X, die u in dit menu aan
een ingang toewijst, tegelijkertijd in het menu “basisinstelling” voor de “klokken”als aan-/uit-schakelaar dienen
enz…
Aanwijzing:
De ingang 6 moet bij een helikoptermodel in principe “vrij” blijven. Zie hiervoor ook het onderdeel “gas” hieronder.
Principes van de bediening
kolom 2 “stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets één van de ingangen i5 , gas, gyr, i8 of lim.
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de mogelijkheid van
toewijzing:
1. Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de betreffende ingang i5, gas, Gyr, i8 of lim
uitkiezen.
2. Met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets eventueel naar de gewenste kolom gaan.
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken. Het te veranderen invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Gewenst bedieningselement bedienen resp. met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste
waarde instellen.
5. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken om de invoer te beëindigen.
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
85
i5 vrij +100% +100%
Gewenste schakelaar of
stuurelement bedienen
Bedien nu het gewenste stuurelement (CTRL 6 tot 10) of de uitgekozen schakelaar (SW 1 tot 3, 8 of 9), waarbij u
er op moet letten, dat de beide proportionele draaiknoppen pas na enkele “klikken” herkend worden, dus iets
langer bediend moeten worden. Wanneer de uitslag niet voldoende is, het stuurelement eventueel in de
tegenovergestelde richting bewegen.
Met de toegewezen 2-standen-schakelaars kan alleen tussen de desbetreffende eindposities heen en weer
geschakeld worden, b.v. motor AAN resp. UIT.
De 3-weg-schakelaar SW 4/5 resp. 6/7, die in het menu “instelling stuurelement” als “stuurelem. 9” resp.
“stuurelem. 10” staan, hebben natuurlijk nog een middenpositie.
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) bij een geactiveerde
schakelaartoewijzing – zie afbeelding hierboven – zet de ingang weer terug op “vrij”.
Tips:
Let u bij het toewijzen van de schakelaars op de gewenste schakelrichting en let u er ook op, dat alle niet
benodigde ingangen “vrij” blijven, om een foutief bedienen via niet benodigde stuurelementen uit te sluiten.
Via de hieronder beschreven instelling van de stuuruitslag kan ook bij de toewijzing van een schakelaar de
bijbehorende eindpositie worden beïnvloed.
Op het display wordt nu óf het nummer van het stuurelement of – samen met een schakelaarsymbool, dat de
schakelrichting aangeeft – het nummer van de schakelaar getoond, bv.:
In deze kolom wordt de weg van het stuurelement symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het
bereik bedraagt ±125% van de normale uitslag. Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets
één van de ingangen 5 tot 8 uit.
Voor het instellen van een symmetrische uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting van het
stuurelement, moet het desbetreffende stuurelement ( proportionele draaiknop of schakelaar 4/5 resp. 6/7) naar
een positie worden gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de beide kanten van de uitslag-instelling
omkaderd zijn:
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet het desbetreffende stuurelement ( proportionele draaiknop
of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering op het
display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waarden-veld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets verandert u
de waarden:
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt de invoer afgesloten. Er zijn
negatieve en positieve waarden mogelijk, om de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te kunnen
aanpassen. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de in het
inverse waarden-veld veranderde parameters terug op +100%.
Belangrijk:
effect op alle daarvan afgeleide mix- en koppelfuncties, d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbehorende
stuurelement kunnen worden bediend.
Ook in het heliprogramma kunnen aan de verschillende ingangen in principe alle aanwezige stuurelementen
(proportionele draaiknoppen en schakelaars) worden toegewezen.
U moet er wel op letten, dat een aantal van deze in het menu beschikbare ingangen al door helikopter-specifieke
functies bezet zijn en u dus niet vrij over deze ingangen kunt beschikken.
Zo maakt de ontvangerbezetting op bladzijde 56 bv. al duidelijk, dat de gasservo resp. de regelaar van een
elektrisch aangedreven helikopter aan de ontvangeruitgang “6” moet worden aangesloten, dus dat het
stuurkanaal “6” gereserveerd is voor de aansturing van het motorvermogen.
In tegenstelling tot een vliegtuigmodel wordt echter de gasservo resp. de regelaar niet direct door de stuurknuppel
of een ander stuurelement, maar via een complex systeem van mixers, zie menu “helimixers”, vanaf bladzijde
103, aangestuurd. Daarbij heeft ook de op de volgende bladzijde beschreven “gaslimiet-functie” invloed op dit
systeem.
De toewijzing van een stuurelement of schakelaar in de regel “gas” resp. het bijbehorende stuursignaal zou dit
ingewikkelde mixsysteem slechts onnodig “in de war brengen”. De ingang “gas” MOET daarom in ieder geval
Mocht de door u gebruikte gyro een traploos instelbare instelling van de gevoeligheid bezitten, dan kan het gyroeffect in de regel “gyro” van het menu “helimix”, bladzijde 103, in de vorm van een “offset” over een bereik van
±125% per vliegfase worden ingesteld.
Uitgaande van deze in het “helimix”-menu per vliegfase ingestelde –statische - instelling kunt u met een in de
regel “gyr” toegewezen stuurelement, bv. één van de proportionele draaiknoppen CTRL 7 of 8 , het effect van de
gyro laten variëren. In de middenpositie van het stuurelement komt dit overeen met de in het menu “helimix” ,
bladzijde 103 e.v. gekozen instelling. Wordt het stuurelement vanuit de middenstand in de richting volgas
bewogen, dan wordt het gyro-effect ook groter en naar de andere richting juist weer zwakker. Zo kan het gyroeffect snel en gemakkelijk ook tijdens het vliegen – bv. bij verschillende weersomstandigheden – aangepast en
geoptimaliseerd worden. Softwarematig kunt u tevens het effect-bereik via de instelling van het stuurelement aan
beide kanten beperken. Let in dit verband ook op de handleiding bij de gyro, omdat u anders het risico
loopt dat uw heli misschien onbestuurbaar wordt.
In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de instelling van de stuuruitslag echter ook
- weg +
-
- weg +
87
Gaslimiet-functie
Ingang “Lim”
Standaard is de ingang “lim” al toegewezen aan de links boven op de zender gemonteerde proportionele
draaiknop CTRL6:
Door deze toewijzing is het niet meer nodig om twee vliegfasen “met idle up” en “zonder idle up” te
programmeren, zoals u dat misschien gewend was bij andere besturingen, omdat het verhogen van het
systeemtoerental onder het hoverpunt bij het MX-16 HoTT-programma veel flexibeler en fijngevoeliger is dan bij
de zogenaamde “idle up”. Als u echter toch liever uw helikopter met “idle up” wilt programmeren, dan schakelt u
de hieronder beschreven functie “gaslimiet” uit, door de ingang “lim” op “vrij” te zetten.
Betekenis en toepassing van “gaslimiet”
Zoals al eerder bij de functie “gas” werd gezegd, wordt in tegenstelling tot een vleugelmodel bij een
helikoptermodel het vermogen van de motor niet direct met de K1-knuppel, maar slechts indirect via de in het
menu “helimix” ingestelde gascurve geregeld of – wanneer u in uw model een toerenregelaar gebruikt – door
deze.
Aanwijzing:
Voor verschillende vliegfasen kunt u via de programmering van vliegfasen natuurlijk ook individuele vliegfasen
instellen.
In de praktijk is het zo, dat echter zowel bij de traditionele motoraansturing als bij toepassing van een
toerenregelaar de motor van een helikopter bij “normaal” vliegen nooit in de buurt van het stationaire toerental
komt, en dat deze motor daarom normaal gesproken niet zonder meer gestart of goed afgesteld kan worden.
De functie “gaslimiet” lost dit probleem elegant op, doordat via een apart stuurelement – standaard de links boven
op de zender gemonteerde draaiknop CTRL 6 – de positie van de gasservo resp. de vermogensregeling van een
motorregelaar begrensd kan worden. Op deze manier is het mogelijk om met de gaslimiet-draaiknop het “gas”
ook tot aan de stationaire positie terug te nemen, waar dan de trimmer van de gas-/pitch-stuurknuppel de
controle overneemt, resp. om een elektro-aandrijving helemaal uit te zetten. Omgekeerd kan de gasservo resp.
de regelaar natuurlijk alleen dan de volgaspositie bereiken, wanneer met de gaslimiter ook de hele servo-uitslag
vrijgegeven is. De ingang “lim” is daarom in het helikopterprogramma voor de functie “gaslimiet” gereserveerd.
De instelling van de waarde aan de (rechter) plus-kant in de kolom “weg” moet in ieder geval zo groot worden
ingesteld, dat in de maximumpositie van de gaslimiter de via gascurven-instellingen haalbare volgaspositie niet
begrensd wordt – normaal gesproken zal dit een waarde tussen +100 en +125 % zijn. De waarde van de (linker)
min-kant in de kolom “weg” moet het daarentegen mogelijk maken om met de gaslimiter de elektromotor uit te
zetten resp. om een carburateur zo ver te sluiten, dat de verbrandingsmotor ook met de - digitale – K1-trimming
uitgezet kan worden. Laat u daarom deze waarde (voorlopig) op +100%.
Deze variabele “begrenzing” van de gasuitslag zorgt niet alleen voor comfortabel starten en afzetten van de
motor, maar ook voor een aanzienlijke vergroting van de veiligheid! Denk er maar eens aan wat er zou kunnen
gebeuren, wanneer u bv. de helikopter met lopende motor naar de startplaats brengt en u per ongeluk de K1knuppel aanraakt …
Bij een te ver geopende carburateur wordt u daarom al bij het aanzetten van de zender gewaarschuwd met een
geluidssignaal en ziet u op het display de melding:
Gas
te
hoog!
Tip:
Maak gebruik van het menu “servo-aanduiding”, die u vanuit bijna elke menupositie door gelijktijdig aantippen
van de toetsen ◄► van de linker touch-toets bereikt, om de invloed van de gaslimiter te controleren. Denk er
aan, dat bij de MX-16 HoTT de servo-uitgang 6 de gasservo aanstuurt!
Basisinstelling stationairloop
Draai de gaslimiter – standaard de links boven op de zender gemonteerde proportionele draaiknop CTRL 6 –
eerst met de klok mee tot aan de aanslag. Zet nu de gas-/pitch-stuurknuppel op pitchmaximum en controleer, of
in het ondermenu “K1 →gas” van het menu …
88
“helimix” (bladzijde 103 … 114)
… een standaard gascurve effectief is. Zou u na het aanmaken van een modelgeheugen de standaard gascurve
al gewijzigd hebben, dan moet u deze in ieder geval tijdelijk terugzetten naar de waarden “punt 1 = -100%”, “punt
3 = 0%” en “punt 5 = +100%”:
K1 -> gas
ingang 0%
uitgang 0%
punt 3 0%
Aanwijzing:
Omdat de trimmer van het gas bij een geopende gaslimiter geen effect heeft, is de positie van de trimmer hier niet
van belang.
Stel nu –zonder de verbrandingsmotor te starten – de gasservo eerst bij voorkeur mechanisch zó af, eventueel
daarna via de weg-instelling van servo 6 in het menu “servo-instelling”, dat de carburateur helemaal geopend
is.
Sluit nu de gaslimiter helemaal, door de proportionele draaiknop CTRL 6 tegen de klok in tot aan de uitslag terug
te draaien. Breng met de trimmer van de gas-/pitch-stuurknuppel de markering van de trimpositie naar de motorUIT-positie (zie afbeelding onderaan deze bladzijde).
Aanwijzing:
Bij een gesloten gaslimiter is daarentegen de positie van de gas-/pitch-stuurknuppel niet van belang; deze kan
daarom in de maximum-pitch-positie blijven, zodat bij het afstellen van de carburateur-stuurstang alleen met de
gaslimiter van “volgas” (gaslimiter open) naar “motor UIT” (gaslimiter dicht) gewisseld kan worden.
Stel nu bij een gesloten gaslimiter de aansturing van de carburateur zó af, dat de carburateur precies helemaal
sluit. Let er in ieder geval op, dat de gasservo in geen van de beide extreme posities (volgas / motor-UIT)
mechanisch vastloopt.
Tot slot van deze basisinstelling moet nog het instelbereik van de stationairtrimming met het punt “1” van de
gascurve in overeenstemming worden gebracht. Daarvoor moet het punt “1” van de mixer “K1 → gas” van het
menu “helimix” op ongeveer -65 tot -70% worden gezet:
K1 -> gas
ingang -100%
uitgang -66%
punt 3 -66%
Voor de exacte instelling van een naadloze overgang van stationairtrimming naar de gascurve moet bij een
gesloten gaslimiter en geheel geopende stationairtrimming de pitchknuppel rond de minimum-aanslag een beetje
heen en weer worden bewogen. De gasservo mag daarbij niet meelopen! De verdere instellingen van de
gascurve moeten sowieso later bij het vliegen worden aangepast.
Het starten van de motor gebeurt bij een volledig gesloten gaslimiter, waarbij de stationairloop alleen met de
trimhevel van de gas-/pitch-stuurknuppel wordt ingesteld.
Gaslimiet in combinatie met de digitale trimming
In combinatie met de gaslimiet-draaiknop CTRL 6 geeft de K1-trimming een markering weer in de ingestelde
stationairpositie van de motor, van waaruit de motor via de trimming kan worden uitgezet. Bevindt er zich een
tweede markering bij een uiteinde (zie afbeelding hieronder), dan bereikt men met één klik direct weer de
oorspronkelijke stationaire instelling, zie ook bladzijde 49.
Deze afschakeltrimming heeft alleen effect in de linker helft van de gaslimiter-uitslag als stationairtrimming,
d.w.z., alleen in dit bereik wordt de markering aangebracht en ook opgeslagen.
laatste stationair-positie
actuele trimpositie gaslimiet-draaiknop
trimming in positie motor-UIT
Daarom wordt de aanduiding van de K1-trimming ook helemaal verborgen, wanneer de gaslimiter zich rechts van
de middenpositie bevindt:
gaslimiet-draaiknop
89
Aanwijzing:
Omdat deze trimming alleen in de richting “motor UIT” effect heeft verandert de bovenstaande afbeelding
wanneer u in het menu “basisinstelling” in de regel “pitch min” de stuurrichting van “naar achteren” (zoals op de
afbeelding) verandert in “naar voren” . Ook zijn de afbeeldingen anders, wanneer u van “pitchknuppel rechts”
(zoals in de afbeeldingen hierboven) zou wisselen naar “pitchknuppel links” in de regel “stuurtoewijzing” van het
menu “basisinstelling”, zie bladzijde 73.
90
Dual Rate/Expo
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingsroer
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “D/R Expo” van het multifunctiemenu:
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menu:
RO 100% 0% ----HO 100% 0% ----RI 100% 0% -----
DUAL EXPO
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken
voor rol-, hoogte- en richtingsroer mogelijk (stuurfuncties 2 … 4) via schakelaars.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurelement-instelling in het menu “instelling stuurelement”, dus
direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase tussen 0 en 125% van de normale stuuruitslag
instelbaar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0% een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van de
desbetreffende stuurfunctie (rol-, hoogte- en richtingsroer) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige
stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0% het effect van het
stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De
waarde van de “progressie” kan dus van – 100% tot + 100% worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de
normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van
de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang - afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten de
stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0% kan dit effect
worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel
toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of deze
effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Expo-functie kan net als de Dual-Rate-functie tijdens het vliegen worden omgeschakeld, wanneer aan deze
functie een schakelaar werd toegewezen. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo via één
enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen
Wanneer u in het menu “basisinstelling”, bladzijde 69, aan één van de fasen 2 tot 4 een schakelaar en
eventueel een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze naam in het display links onderaan, bv.
“normaal”. Bedient u dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de verschillende vliegfasen om te
schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de gewenste regel “ro(-lroer)”, “ho(-ogteroer” of “ri(chtingsroer” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets.
2. Eventueel met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets de gewenste kolom selecteren..
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste waarde invoeren.
5. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken, om de invoer af te sluiten.
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets ► van de linker of
rechter touch-toets naar het schakelaarsymbool rechtsonder en raakt u kort de centrale SET-toets aan …
91
RO 100% 0% ----- Gewenste schakelaar
in de AAN positie
… en wijst u, zoals op bladzijde 48 in het onderdeel “toewijzing schakelaars en stuurelement-schakelaars”
beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft. Kies de kolom linksonder, aangeduid met DUAL, om
voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Dual-Rate-waarde met de pijltoetsen van de rechter touch-toets in
het inverse veld te veranderen.
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse
invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100%.
Let op:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20% bedragen.
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
servo-uitslag stuurknuppel-uitslag
Exponential-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets ► van de linker of
rechter touch-toets naar het schakelaarsymbool rechtsonder en raakt u kort de centrale SET-toets aan …
… en wijst u, zoals op bladzijde 48 in het onderdeel “toewijzing schakelaars en stuurelement-schakelaars”
beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft.
Nu bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene positie van de schakelaar met een lineaire curve te vliegen
en in de andere positie van de schakelaar een afwijkende waarde te hebben.
Kies de kolom rechtsonder, aangeduid met EXPO, om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Expowaarde met de pijltoetsen van de rechter touch-toets in het inverse veld te veranderen.
RO 100% + 11% 2
HO 100% + 22% 2
RI 100% 0% -----
DUAL EXPO
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse
invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100%.
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
servo-uitslag stuurknuppel-uitslag
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate- waarde telkens 100%
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide functies
tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar als volgt:
servo-uitslag stuurknuppel-uitslag
Bv. in de schakelaarpositie “naar achteren”
RO 88% 0% 2
HO 77% 0% 2
RI 100% 0% -----
DUAL EXPO
en na omzetten van de schakelaar “2” naar voren:
RO 122% +11% 2
HO 111% +22% 2
RI 100% 0% -----
DUAL EXPO
92
Dual Rate/Expo
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor roll, nick en hekrotor
roll 100% 0% ----nick 100% 0% ----hek 100% 0% -----
DUAL EXPO
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken
voor rollen, nicken en hekrotor mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2 … 4 via schakelaars.
Een individuele karakteristiek voor de stuurfunctie 1 (motor/pitch) wordt apart voor gas, pitch en hekrotor in het
menu “helimix” via maximaal 5 apart programmeerbare punten ingesteld, zie vanaf bladzijde 103 en 176.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurelement-instelling in het menu “instelling stuurelement”, dus
direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt.
De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase tussen 0 en 125% van de normale stuuruitslag
instelbaar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0% een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van de
desbetreffende stuurfunctie (roll, nick en hekrotor) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige
stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0% het effect van het
stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De
waarde van de “progressie” kan dus van – 100% tot + 100% worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de
normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van
de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang - afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten de
stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0% kan dit effect
worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel
toeneemt.
Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het feit of deze
effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De Expo-functie kan net als de Dual-Rate-functie tijdens het vliegen worden omgeschakeld, wanneer aan deze
functie een schakelaar werd toegewezen. Daardoor bestaat ook de mogelijkheid, om Dual Rate en Expo via één
enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle modellen een groot voordeel kan zijn.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen
Wanneer u in het menu “basisinstelling”, bladzijde 77 en 78, aan één van de fasen 2, 3 of autorotatie een
schakelaar en eventueel een passende naam heeft toegewezen, verschijnt deze naam in het display links
onderaan, bv. “normaal”. Bedient u dus eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de verschillende
vliegfasen om te schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de gewenste regel “rol”, “nick” of “hek(rotor)” met de
pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets.
2. Eventueel met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets de gewenste kolom selecteren..
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste waarde invoeren.
5. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken, om de invoer af te sluiten.
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets ► van de linker of
rechter touch-toets naar het schakelaarsymbool rechtsonder en raakt u kort de centrale SET-toets aan …
roll 100% 0% ----- Gewenste schakelaar
in de AAN positie
… en wijst u, zoals op bladzijde 48 in het onderdeel “toewijzing schakelaars en stuurelement-schakelaars”
beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft. Kies de kolom linksonder, aangeduid met DUAL, om
93
voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Dual-Rate-waarde met de pijltoetsen van de rechter touch-toets in
het inverse veld te veranderen.
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse
invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100%.
Let op:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20% bedragen.
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
servo-uitslag stuurknuppel-uitslag
Exponential-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wisselt u met de toets ► van de linker of
rechter touch-toets naar het schakelaarsymbool rechtsonder en raakt u kort de centrale SET-toets aan …
… en wijst u, zoals op bladzijde 48 in het onderdeel “toewijzing schakelaars en stuurelement-schakelaars”
beschreven is, een schakelaar toe. De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft.
Nu bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid, om in de ene positie van de schakelaar met een lineaire curve te vliegen
en in de andere positie van de schakelaar een afwijkende waarde te hebben.
Kies de kolom rechtsonder, aangeduid met EXPO, om voor elk van de beide schakelaarrichtingen de Expowaarde met de pijltoetsen van de rechter touch-toets in het inverse veld te veranderen.
roll 100% + 11% 2
nick 100% + 22% 2
hek 100% 0% -----
DUAL EXPO
Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse
invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100%.
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
servo-uitslag stuurknuppel-uitslag
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate-waarde telkens 100%
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide functies
tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar als volgt:
servo-uitslag stuurknuppel-uitslag
Bv. in de schakelaarpositie “naar achteren”
roll 88% 0% 2
nick 77% 0% 2
hek 100% 0% -----
DUAL EXPO
en na omzetten van de schakelaar “2” naar voren:
roll 122% +11% 2
nick 111% +22% 2
hek 100% 0% -----
DUAL EXPO
94
Fasentrimming
Vliegfase-afhankelijke trimming van welfkleppen, rol- en hoogteroer
Zolang u in het menu “basisinstelling” aan geen van de fasen 2, 3 of 4 een schakelaar heeft toegewezen,
bevindt u zich nog automatisch in de vliegfase 1 “normaal”.
Zowel het nummer als mede de naam van deze vliegfase is vast ingesteld als “normaal” en kan niet veranderd
worden, zodat ook in het menu “basisinstelling” de fase “normaal” niet als fase 1 wordt aangeduid, maar
verborgen blijft:
Wanneer u met deze basisinstelling wisselt naar het menu “fasentrim” dan vindt u in het display alleen de regel
“normaal”, waarvan de ingestelde waarde van 0% normaal gesproken niet veranderd hoeft te worden.
FASENTRIM
normaal 0% 0% 0%
WK RO HO
Aanwijzing:
Afhankelijk van de in de regel “rolr./welfkl.” Van het menu “basisinstelling” (bladzijde 67 )gedane instellingen
beschikt u in dit menu over minimaal HO(ogteroer) en maximaal over HO(ogteroer), RO(lroer) en WK
(welfkleppen) voor fasenspecifieke triminstellingen.
Wilt u van “0” afwijkende waarden aanbrengen, bv. om in de thermiek langzamer resp. bij een glijvlucht sneller te
kunnen vliegen, ZONDER telkens de basis-instelling te hoeven veranderen, dan moet u in het menu
“basisinstelling” “fase 2” en eventueel “fase 3” activeren. “fase 4” zou u dan bijvoorbeeld kunnen voorzien van
“thermiek’-instellingen.
Daarvoor wisselt u naar het menu “basisinstelling” en wijst u aan de geselecteerde fase een schakelaar toe.
Zou u daarvoor één van de beide drie-weg-schakelaars SW 4/5 resp. SW 6/7 hebben gekozen, dan wijst u aan
deze schakelaar telkens vanuit de middenstand, vanuit de “normaal”-fase dus, de fase “speed” en de fase
“landing” toe. In het voorbeeld schakelt u vanuit iedere andere fase met een twee-weg-schakelaar naar de fase 2
“start”, vanwege de prioriteit van deze fase.
Aanwijzingen:
In de middenpositie van SW 4/5 resp. SW 6/7 moeten dan de schakelaarsymbolen overeenkomen met de
afbeelding hieronder.
Let u op de prioriteit van de verschillende vliegfasen, zoals op bladzijde69 uitvoerig beschreven is.
“Fase 2” is voorzien van de fasenaam “start”, “fase 3” van de naam “speed” en fase 4” van de naam “landing”.
Deze namen kunnen echter altijd na selectie van de desbetreffende regel en een aantippen van de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets worden gewijzigd in één van de volgende namen; gebruik hiervoor de pijltoetsen
van de rechter touch-toets in het inverse veld:
... en in het menu “fasentrim” –zie afbeelding hieronder.
95
Instellen van de vliegfasentrimming
In dit menu “fasentrimming” kunnen de eerder gekozen vliegfasen getrimd worden.
Schakel daarvoor via de door u aangewezen schakelaar naar de gewenste vliegfase ( de * helemaal links geeft
de op het moment actieve fase aan):
Nu eventueel met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets de gewenste roerfunctie selecteren en
dan na een kort aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets met de pijltoetsen ervan de
benodigde trimwaarden in het inverse veld instellen.
Door omzetten van de vastgelegde schakelaar(s) kan de bijbehorende fase geactiveerd worden, waarbij aan de
servokant de omschakeling niet “hard” plaatsvindt, maar met een vast ingestelde omschakeltijd van ca. 1
seconde.
Er kunnen waarden worden ingesteld – net als bij de instelling van de offset en de instelling van het middenpunt
van de stuurelementen – tussen -99% en +99%. Normaliter zijn de ze waarden echter niet veel groter dan enkele
tientallen procenten.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een eventueel
ingestelde waarde weer terug naar de standaard van 0%.
Aanwijzing:
Afhankelijk van uw invoer in de regel “rolr./welfkl.” van het menu “basisinstelling” kunt u bij de “fasentrimming”
slechts beschikken over de kolom “HO”, de kolommen “RO” en “HO” of zoals hierboven afgebeeld “WK”, “RO” en
“HO” op het display.
96
Wat is een mixer?
Principes van een mixfunctie
Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende aansturingen in het model wenselijk, bv. een koppeling
tussen rol- en richtingsroer of een koppeling van twee servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten
worden aangestuurd. In al deze gevallen wordt de signaalstroom aan de “uitgang” van het stuurelement
“afgetakt”- d.w.z. ook “achter” instelopties zoals bv. “Dual Rate/Expo” of “instelling stuurelement”-, om dit
signaal dan op een bepaalde manier op de “ingang” van een ander stuurkanaal en daarmee tenslotte op een
ontvangeruitgang effect te laten hebben.
De software van de zender MX-16 HoTT bevat een groot aantal voorgeprogrammeerde koppelfuncties, waarbij
twee (of meer) stuurkanalen met elkaar gemixt worden. Zo kan de als voorbeeld genoemde mixer al in de regel
“staarttype” in het menu “basisinstelling” in de vorm van “V-staart” softwarematig geactiveerd worden.
Daarnaast biedt de software in het vliegtuig- en heliprogramma in ieder modelgeheugen telkens drie vrij
programmeerbare lineaire mixers. Lees meer hierover in de algemene opmerkingen bij de “vrije mixers” vanaf
bladzijde 115 van dit handboek.
(aanduiding afhankelijk van de in de regels “motor aan K1” en “rolr./welfkl.” van het menu “basisinstelling”
gekozen instellingen. De afbeelding hierboven geeft het maximaal aantal mogelijke opties weer en komt overeen
met de instelling “geen (motor)” en “2 RO 2WK.)
Het programma van de MX-16 HoTT bevat een reeks kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties, waarbij
alleen het mixpercentage en een eventuele schakelaar hoeven worden ingevuld. Afhankelijk van het
geselecteerde “modeltype” (staarttype, aantal vleugelservo’s, met of zonder motor, zie vanaf bladzijde 65),
verschijnt er een aantal voorgeprogrammeerde mixerfuncties. Wanneer uw model bij voorbeeld niet voorzien is
van welfkleppenservo’s, en u daarom in het menu “basisinstelling” ook geen welfkleppenservo’s heeft
ingevoerd, dan worden alle welfkleppenmixers door het programma automatisch onzichtbaar gemaakt, net als de
mixer “rem →N.N.*” bij de keuze van “stationair naar voren” resp. “naar achteren” in de regel “motor aan K1”. Het
menu wordt daardoor niet alleen overzichtelijker; ook eventuele programmeerfouten worden op deze manier
vermeden.
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
97
Opmerkingen:
Voor het positioneren van de welfkleppen zijn er verschillende mogelijkheden. U kunt …
a) … genoegen nemen met één positie per vliegfase, door – zoals op de vorige pagina’s beschreven –
alleen in het menu “fasentrim” de desbetreffende trimwaarden in te voeren.
b) … de in het menu “fasentrim” gepositioneerde welfkleppen met een willekeurig, in het menu “instelling stuurelement” (bladzijde 83) aan de ingang 6 toegewezen stuurelement variëren. Bij voorkeur dient dit
één van de proportionele draaiknoppen CTRL 6 … 8 te zijn.
Het gekozen stuurelement stuurt direct de beide aan de ontvangeruitgangen 6 en 7 aangesloten
welfkleppenservo’s aan, in zoverre deze in het menu “basisinstelling” in de regel “rolr./welfkl.” zijn
ingevoerd. Indirect stuurt dit stuurelement via het percentage, dat in de regel “WK->RO” werd ingesteld,
het welfkleppen-aandeel van de rolroeren. Om de kleppen exacter te kunnen aansturen moet wel in de
regel “i6” van het menu “instelling stuurelement” de weg tot ca. 25% verkleind worden.
c) …echter ook de standaardwaarde van “0%” in de regel van de vleugelmixer “WK->RO” zo laten en als
alternatief in het menu “instelling stuurelement” zowel aan de ingang 6 als ook aan de ingang 5
hetzelfde stuurelement toewijzen. De hoeveelheid effect op de beide kleppenparen bepaalt u dan via de
bijbehorende weginstelling
Een eventueel aan de ingang “i7”toegewezen stuurelement is bij de instelling van 2 welfkleppenservo’s
softwarematig losgekoppeld, om een foutieve bediening van de welfkleppen te voorkomen.
Principes van de programmering
1. Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de gewenste mixer uitkiezen.
2. Met de toets ► van de linker of rechter touch-toets eventueel de kolom rechtsonder met het
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets indrukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers
4. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste waarde instellen en eventueel schakelaar
5. Invoer beëindigen door aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets.
Mixer-neutraalpunten (Offset)
De mixers rolroer -> N.N.*
… hebben in de nulpositie van het stuurelement (middenpositie van het stuurelement) hun neutraalpunt, d.w.z.
geen effect. Bij een volledige uitslag wordt de ingestelde waarde bijgemixt.
Bij de mixers remklep -> N.N.*
… bevindt het mixer-neutraalpunt ( “Offset”), waarbij de remkleppen altijd ingedraaid zijn, zich bij keuze van
“geen” in de regel “motor aan K1” van het menu “basisinstelling” in de voorste en bij keuze van “geen/inv” in de
achterste positie van de K1-stuurknuppel (gas-/remstuurknuppel).
RO-diff. (rolroer-differentiatie)
Bij het naar beneden uitslaande roer van een rolroeruitslag ontstaat een grotere weerstand dan bij het even ver
naar boven uitslaande roer. Daaruit resulteert o.a. een draaimoment om de hoogte-as met als gevolg een
“uitdraaien” uit de vliegrichting, zodat dit ongewenste neveneffect ook wel bekend staat als “negatief
draaimoment”. Dit effect doet zich bij zweefvliegtuigen met een hoge vleugelslankheid sterker gelden dan bij bv.
motorvliegtuigen met hun duidelijk kortere hevelarmen, en moet normaal gesproken gecompenseerd worden door
een gelijktijdige en tegengestelde uitslag van het richtingsroer. Dit veroorzaakt echter weer extra luchtweerstand
en verslechtert de vliegprestaties nog meer.
De rolroerdifferentiatie heeft als effect, wanneer voor ieder rolroer een aparte servo is ingebouwd, dat het naar
beneden uitslaande rolroer een kleinere uitslag heeft dan het naar boven uitslaande rolroer. Het (ongewenste)
negatieve draaimoment wordt daardoor verkleind resp. opgeheven. Voorwaarde is echter wel, dat ieder rolroer
schakelaarsymbool selecteren.
weergegeven.
toewijzen, zie bladzijde 48. Met uitzondering van de regels “diff.-red.” zijn negatieve en positieve
parameterwaarden mogelijk, om de servo-draairichting resp. de uitslagrichting van de roeren te kunnen
aanpassen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde
waarde weer terug naar de standaardwaarde.
hoogteroer -> N.N.*
welfklep -> N.N.*
* N.N. = Nomen Nominandum (de te noemen naam)
98
wordt aangestuurd door een aparte servo, die daarom ook meteen in de vleugel kan worden ingebouwd. Door de
kortere aansturingen ontstaat er een reproduceerbare en spelingvrijere aansturing van het rolroer.
Deze elektronische differentiatie, die tegenwoordig gebruikelijk is, heeft in tegenstelling tot mechanische
oplossingen, die meestal al bij de bouw van het model moeten worden ingesteld en vaak bij sterke differentiatie
snel tot een grote hoeveelheid speling in de aansturing leiden, grote voordelen.
0% (normaal)
50% (gedifferentieerd)
100% (split)
Zo kan bv. de mate van differentiatie op elk moment veranderd worden, in het meest extreme geval kan de
rolroeruitslag naar beneden in de zogenaamde “Split”-positie zelfs helemaal onderdrukt worden. Op deze manier
wordt niet alleen het negatieve draaimoment, maar kan er zelfs een positief draaimoment ontstaan, zodat bij een
rolroeruitslag een draaien om de hoogte-as in de richting van de bocht ontstaat. Vooral bij grote
zweefvliegtuigmodellen kunnen op deze manier “nette” bochten met alleen de rolroeren worden gevlogen, wat
normaal gesproken niet mogelijk is.
Het instelbereik van – 100% tot + 100% maakt het mogelijk om onafhankelijk van de draairichtingen van de
rolroerservo de juiste differentiatie in te stellen. “0%” komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen
differentiatie en “-100%” resp. “+100%” met de Split-functie.
Lage absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, om er voor te zorgen dat het model bij een rolroeruitslag exact
om de lengteas draait. Middelmatige waarden van ca. –50% resp. +50% zijn typisch voor het ondersteunen van
bochten in de thermiek. De split-positie (-100%, +100%) wordt vaak bij hellingvliegen toegepast, wanneer
uitsluitend met de rolroeren bochten gevlogen moeten worden.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
Opmerking:
Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de kanalen meestal niet nodig.
WK-diff. (welfkleppen-differentiatie)
De rolroeren-/ welfkleppen-mixer, zie verder hieronder, maakt het mogelijk om de welfkleppen – wanneer ze elk
door een eigen servo worden aangestuurd - als rolroeren aan te sturen. De welfkleppen-differentiatie heeft net
als de rolroerdifferentiatie het effect, dat bij een rolroerfunctie van de welfkleppen de uitslag naar beneden kan
worden verkleind.
Het instelbereik van – 100% tot +100% maakt een juiste aanpassing van de differentiatie mogelijk, onafhankelijk
van de draairichting van de servo’s. Een waarde van 0% komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. de
servo-uitslag naar beneden is even groot als de uitslag naar boven. -100% resp. +100% betekent, dat bij een
rolroersturing van de welfkleppen de uitslag naar beneden verkleind is tot nul (“split”).
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
Opmerking:
Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de kanalen meestal niet nodig.
RO -> RI (rolroer → richtingsroer)
Het richtingsroer wordt met een in te stellen hoeveelheid door de rolroersturing meegenomen, waardoor met
name in combinatie met de rolroerdifferentiatie het negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net”
bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingsroer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar.
Het instelbereik van ±150% maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de
welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de niet-centrerende schakelaars (SW 2… 8) kan deze mixer
eventueel aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model ook via de rolroeren resp. het richtingsroer
alleen te kunnen sturen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
Normaal gesproken wordt deze mixer zo ingesteld, dat het richtingsroer uitslaat naar de kant van het naar boven
draaiende rolroer, waarbij u met een waarde van rond de 50% meestal goed zit.
99
RO -> WK (rolroer → welfklep)
Met deze mixer wordt een instelbaar mixpercentage van de rolroersturing naar de welfkleppenkanalen bijgemixt.
Bij een uitslag van de rolroeren bewegen dan de welfkleppen dezelfde kant als de rolroeren op, maar normaal
gesproken met een kleinere uitslag, d.w.z. het mixpercentage is kleiner dan 100%. Het instelbereik van – 150%
tot + 150% maakt het mogelijk, om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de welfkleppenservo’s
aan de rolroeren aan te passen.
Meer dan ongeveer 50% van de (mechanische) uitslag van de rolroeren moeten de welfkleppen niet meelopen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
Aanwijzing:
Is uw model met maar één welfkleppenservo uitgerust, dan moet u in de regel “rolr./welfkl.” van het menu
“basisinstelling” (bladzijde 67) toch “2WK” kiezen en deze mixer “RO →WK” op 0% laten staan. Alle andere
mixers kunt u daarentegen gewoon toepassen.
Rem -> (rem → hoogteroer)
Door het uitdraaien van de stoorkleppen, maar vooral bij het toepassen van een Butterfly-systeem (zie volgende
pagina) kan de vliegsnelheid van een model ongunstig worden beïnvloed.
Met deze mixer kunnen dergelijke momenten door het bijmixen van een correctiewaarde op het hoogteroer
worden gecompenseerd. Het instelbereik bedraagt -150% tot +150%.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
“Normale” waarden zijn echter meestal enkele tientallen procenten. De gekozen instelling moet u in ieder geval
op voldoende vlieghoogte uitproberen en eventueel corrigeren. Let er daarbij in ieder geval op, dat het model bij
uitgedraaide remkleppen niet te langzaam wordt! Anders riskeert u namelijk dat het model bij het indraaien van de
landingskleppen, bv. wanneer het veld tóch net niet gehaald wordt bij de landing, neerstort.
Rem -> WK rem → welfklep)
Bij het bedienen van de rem-stuurfunctie (K1-stuurknuppel) kunnen de beide welfkleppenservo’s voor het landen
individueel met een mixpercentage tussen –150% en +150% worden versteld – normaal gesproken naar
beneden.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
terug naar 0%.
Hier wordt de waarde dusdanig gekozen, dat bij het bedienen van de remfunctie de welfkleppen zover mogelijk
naar beneden worden gezet. Let er wel op, dat de desbetreffende servo’s in geen geval mechanisch vastlopen.
Begrens eventueel de sevo-uitslag(en) met de optie “Travel -/+” van het menu “telemetrie” op de display-pagina
“RX SERVO”.
Rem -> RO (rem → rolroer)
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.