Inhoudsopgave 2
Aanwijzingen m.b.t. de milieubescherming 3
Veiligheidsaanwijzingen 4
Veiligheidsaanwijzingen, behandelvoorschriften voor Lithium-accu’s 7
Voorwoord 10
Beschrijving van de radiobesturingset 11
Technische gegevens 14
Algemene gebruiksaanwijzingen 16
Zender
Zenderbehuizing openen 16
Stroomvoorziening van de zender 16
Aanbevolen laadapparaten 17
Accu-gebruikstijd op het display 18
Lithiumbatterij CR 2032 18
Lengteverstelling van de stuurknup pel s 18
Omzetten van de stuurknuppels 19
Draagbeugels voor zenderriem 20
Inbouw van verdere stuurelementen, schakelaars enz. 20
Uitrichten van de antenne 20
Zenderbeschrijving Voorkant 21
SPI 25
Binnenkant van de zender 26
Display en toetsenveld 28
Bediening van de “data-terminal” 29
Sneltoetsen (Short Cuts) 30
Waarschuwingen in het display 30
Functievelden in het display 31
Invoerslot 31
Verborgen modus 32
Display-contrast 32
Taalkeuze Gesproken berichten 32
Wisselen van de display-taal 33
Firmware-update van SD-kaart 33
Knuppelkalibratie 34
Weergave telemetrie-data 36
Inbedrijfname van de zender 42
Download van een Firmware-pakket 43
Firmware-update van PC 43
Herstellen van de zender-firmware 47
Inbedrijfname van de ontvanger 48
Inleiding 272
Vleugelmodel Eerste stappen 274
Invoegen van een elektro-aandrijving 280
K1-knuppel omschakelbaar tussen E-motor en Butterfly 283
E-motor en stoorkleppen 286
Bediening van de klokken door stuurelement of schakelaar 288
Parallel lopende servo’s 290
Gebruik van vliegfasen Voorbeeld 1 292
Voorbeeld 2 296
8-kleppen-vleugel 302
Delta’s en staartloze modellen 305
F3A-model 308
Helikoptermodel 312
Aanhangsel
Conformiteitverklaring 322
Garantiebewijs 323
Aanwijzingen voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de gebruiksaanwijzing of de verpakking wijst er op, dat dit product aan het einde van
zijn levensduur niet in het normale huishoudelijke afval mag belanden. Het moet bij een verzamelpunt voor de
recycling van elektrische of elektronische producten worden afgegeven. De toegepaste materialen zijn
herbruikbaar. Door het hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aanzienlijk gespaard. Accu’s en
batterijen moeten uit het apparaat worden verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch Afval worden
afgegeven. Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
Dit handboek dient uitsluitend informatieve doelen en kan zonder nadere aankondiging worden gewijzigd. De
firma Graupner neemt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor fouten resp. onnauwkeurigheden die
in het informatieve deel van dit handboek zouden kunnen optreden.
3
Veiligheidsaanwijzingen
In ieder geval doornemen !
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te
lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Ook dient u zich zo snel mogelijk onder
https://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx te registreren, want alleen zo krijgt u automatisch
per E-mail actuele informatie over uw product.
Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een b eginn er bent, moe t u in
ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele
navolgende gebruiker meegegeven te worden.
Gebruiksdoel
Deze radiobesturing mag alleen voor het door de producent beoogde doel, voor het besturen van niet man
dragende modelvoertuigen worden gebruikt. Een andersoortig gebruik is verboden.
VeiligheidsaanwijzingenVEILIGHEID IS GEEN TOEVAL
en …
RADIOBESTUURDE MODELLEN ZIJN GEEN SPEELGOED
…want ook kleine modellen kunnen door onvak kun dig gebru i k, maar ook door inv loe d van der den , aanz ienl ij ke
schade aan personen of goederen veroorzaken. Technische defecten van elektronische of mechanische aard
kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor en/of het rondvliegen van onderdelen, die u aanzienlijk
kunnen blesseren! Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut vermeden worden! Door kortsluiting
kunnen niet alleen delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar afhankelijk van de energievoorraad van
de accu bestaat er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar.
Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen alle onderdelen, die door een motor worden aangedreven,
zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen door geen enkel lich aa msd eel of voorwerp worden aangeraakt.
Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende propellers
of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op in het gebied van de propeller of schroef! Let er ook
tijdens het programmeren op, dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk gaat lopen.
Onderbreek eventueel de brandstofvoorziening resp. maak de aandrijfaccu los. Beschermt u alle onderdelen
tegen stof, vuil, vocht, trillingen en andere invloeden van buiten af.
Vermijd overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbelasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale”
buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een bereik van –15 °C tot +55 °C. Vermijd stoot- en drukbelasting.
Controleert u de apparatuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing en de kabels. Beschadigde of nat
geworden apparaten, zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken!
Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoires mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen bij
elkaar behorende, originele GRAUPNER stekkers van dezelfde constructie en hetzelfde materiaal. Let u er op bij
het plaatsen van de kabels dat deze niet strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook scherpe randen
en kanten zijn altijd een gevaar voor de isolatie.
Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit aan de kabels lostrekken. Er mogen geen veranderingen
aan de apparaten worden aangebracht. Vermijd foutieve polingen en korts lui tin gen op w elke manier dan ook met
de aansluitkabels, de apparaten zijn daartegen niet beschermd.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie in het model
De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vliegtuigmodel achter een
sterke spant resp. in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd, geplaatst. De ontvanger mag op
geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en schokken meteen aan de
ontvanger zouden worden doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstallatie in een model met
verbrandingsmotor, alle delen altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen of olieresten kunnen
binnendringen. Dit geldt vooral voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/UIT-schakelaar.
De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en de
ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct ui t de ontvan ger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het
model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt
liggen!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen
bewegen!
Positie van de ontvangerantenne
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij
rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antenne in ieder geval zich buiten de romp bevinden. De
uitrichting van de antenne is onkritisch. Voordelig is echter een verticale (staande) montage van de
4
ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek
van 90◦ ten opzichte van de eerste antenne staan.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trilling dempende rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde
Trillingen enigermate beschermd.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat
alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat
de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire positie
worden gebracht.
Let er op, dat geen metalen delen bv. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar
schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimp ul sen, die de ontva nger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne
van de zender op het model te ‘richten’, om de ontvangstsituatie te verbeteren.
Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastgelegen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje bij
elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als die van
anderen in gevaar. Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobesturing dic hter dan 5 m bij elkaar staa n
kan dit echter leiden tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een waarschuwingsmelding m.b.t. de
reikwijdte. Vergroot de afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start
Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair
staat.
Altijd eerst de zender aanzetten, dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten, dan pas de zender.
Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de ontvanger aan staat en de bijbehorende zender nog op
“UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het model voert
ongecontroleerde stuurbew egi ngen uit en kan schad e aan personen of goederen veroorzaken.
Met name voor modellen m et een mec han is che gyro geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken van
de energievoorziening er voor zorgen dat de motor niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning op, dat de ontvanger in de veronderstelling is geldige
gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdtetest
Vóór ieder gebruik correcte functie en reikwijdte controleren. Maak het model voldoende vast en let er op, dat er
zich geen personen direct voor het model bevinden.
Voer op de grond een complete functietest en een simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of de
programmering van het model uit te sluiten. Let ook op de aanwijzingen op bladzijde 84 resp. 92. Gebruik bij het
vliegen of varen de zender nooit zonder antenne. Let er op dat de antenne stevig vast zit.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen
Vlieg nooit over toeschouwers of andere pilo ten heen . Bren g nooit dieren, toeschouwers of andere bestuurders in
gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van hoogspanningsleidingen of in de buurt van sluizen en openbare
scheepsvaart. Gebruik uw model ook niet op openbare straten, wegen en pleinen etc.
Controle zender- en ontvangeraccu
Wanneer de batterijaanduiding op de zender een leger wordende accu aangeeft en de aanduiding “Accu moet
geladen worden” op de display verschijnt en er een akoestisch signaal klinkt, stoppen met zenden en accu’s
opladen.
Controleert u regelmatig de toestand van met name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen van de
servo’s merkbaar langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s nooit
zonder toezicht opladen.
Probeer nooit droge batterijen op te laden (explosiegevaar).
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgeladen. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de
bananenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers
van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en ontvangeraccu bevestigen. Haalt u altijd de accu’s uit uw
model, wanneer u deze langere tijd niet meer gebruiken wilt. Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp.
accu’s met verschillende typen cellen, een mix van oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend
fabricaat.
5
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de
inwendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude
weersomstandigheden. Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogr am ma’ s kan langz aam lei den tot
capaciteitsvermindering. De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten en op voldoende capaciteit
gecontroleerd worden, en bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden vervangen.
Koop alleen originele Graupner-accu’s.
Ontstoren van elektromotoren
Bij een technisch probleemloze installatie horen ont s toor de elek tr om otore n, omdat alle conv ent ion ele
elektromotoren tussen collector en borstels vonken veroorzaken die, afhankelijk van het soort motor, de
radiobesturing kunnen storen.
Met name in modellen met elektroaandrijving moe t iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden.
Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een
radiobesturingsinstallaties altijd worden ingebouwd.
Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en montagehandleiding van het mod el. Verdere details w.b.
ontstoorfilters vindt u in de Graupner-hoofdcatalogus FS of op Internet onder www.graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepas sing van kabels van meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt
direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische vaartregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromotor.
Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de
regelaar minstens de helft van de maximale motor-blokkeerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tuning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen
verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroorzaken storingen, die de functie van de radiobesturing negatief
kunnen beïnvloeden.
Elektrische ontstekingen moeten daar om altijd uit een apart e accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
De functie van een zender wordt door de bij blikseminslag ontstane magnetische golven gestoord, ook wanneer
het onweer nog kilometers ver weg is. Daarom…
…bij naderend onweer direct stoppen met vliegen! Door statische lading via de antenne kan levensgevaar
ontstaan!
Let op
• Om aan de FCC-eisen w.b. d e HF-afstraling van mobiele zendapparatuur te voldoen, moet bij het gebruik van
de apparatuur een afstand tussen de antenne van de installatie en personen van minimaal 20 cm of meer
aanwezig zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt daarom niet aanbevolen.
• Om storende invloeden van de elektrische eigenschappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden, moet u er
op letten dat er zich geen andere zender op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
• Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de zenderkant een correcte programmering v an de
landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen, FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de
handleidingen bij de zender en ontvanger.
• Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en reikwijdtetest uit, om fouten in het systeem of de
programmering van het model te voorkomen.
• Programmeer nooit de zender of de ontvanger tijdens het gebruik van het model.
Onderhoudsaanwijzingen
Reinig de behuizing, telescoopantenne etc. nooit met schoonmaakmiddelen, benzine, water e.d., maar uitsluitend
met een droge, zachte doek.
Componenten en accessoires
De firma GRAUPNER GmbH & Co. als fabrikant adviseert om alleen componenten en accessoires te gebruiken,
die door de firma GRAUPNER getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid en vrijgegeven zijn. De fa.
GRAUPNER neemt in dit geval de productverantw oor deli jkh e id over. De fa. GRAUPNER neemt geen
verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere fabrikanten en kan ook niet van ieder
merkvreemd product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico kan worden toegepast.
6
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
Dit handboek dient uitsluitend informatieve doelen en kan zonder nadere aankondiging worden gewijzigd. De
firma Graupner neemt geen verantw oor deli jk heid of aanspra k elij khe id voor fouten resp. onnauwkeurigheden die
in het informatieve deel van dit handboek zouden kunnen optreden.
Zowel de toepassing van de montage-instructies en handleiding , als ook de voorwaarden en methoden voor de
installatie, gebruik en onderhoud van de radiobesturingscomponenten kun nen door de Fa. GRAUPNER niet
gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa. GRAUPNER geen enkele aansprakelijkheid op zich voor verliezen,
schades of kosten, die resulteren uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee samenhangen.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting van de Fa. GRAUPNER tot schadevergoeding, uit welke
rechtsgrond dan ook, beperkt tot de waarde van de direct schadeveroorzakende producten van de Fa.
GRAUPNER. Dit geldt niet, indien de Fa. GRAUPNER volgens dwingende wettelijke eisen wegens opzet of
nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk kan worden gesteld.
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Lithium-Ion (LiIo) en LithiumPolymeer (LiPo)-accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaardige producten is het absoluut noodzak eli jk om de onder s taande
veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen op te volgen, om een lang, storing svrij en veilig plezier van uw LithiumIon- en Lithium-Polymeer-accu’s te hebben.
Deze handleiding moet goed bewaard worden en bij een eventuele verkoop aan de volgende eigenaar worden
overhandigd.
Algemene aanwijzingen
• LiIo-/LiPo-accu’s hebben een bijzondere behandeling nodig. Dit geldt zowel voor het laden en ontladen als
ook voor de opslag en het verdere gebruik. Hierbij moet u letten op de volgende specificaties:
• Een foutieve behandeling kan tot explosies, brand, rookontwikkeling en vergiftigingsgevaar leiden. Tevens
leidt een niet opvolgen van de handleiding en de waarschuwingen tot vermindering van de prestaties van de
accu en andere defecten.
• De capaciteit van de accu wordt met iedere lading/ontlading kleiner. Ook bij de opslag bij te hoge of te lage
temperaturen kan dit een geleidelijke vermin deri ng van de ca paci teit ten gevolge hebben. In de modelbouw
bereiken de accu’s vanwege de hoge ontlaadstromen en de inductiestromen van de motor, ook bij het
opvolgen van de laad- en ontlaadvoorschriften na 50 cycli nog ongeveer 50-80% van de capaciteit van een
nieuwe accu.
• Accupacks mogen alleen bij wijze van uitzondering in serie of parallel geschakeld worden, omdat de
cellencapaciteiten en de laadtoestand te verschillend kunnen zijn. Door ons geleverde accupacks zijn daarom
geselecteerd.
Bijzondere aanwijzingen voor het laden van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s
• Omdat de firma Graupner GmbH & Co. KG de juiste lading en ontlading van de cellen niet kan controler en,
wordt iedere garantie bij een foutieve lading of ontlading afgewezen.
• Laad de accu’s nooit zonder toezicht op!
• Voor de lading van LiIo-/LiPo-accu’s mogen alleen de toegestane laadapparaten met de bijbehorend e
laadkabels worden gebruikt. Iedere ingreep aan de lader resp. de laadkabel kan tot verregaande schade
leiden.
• De max. laadcapaciteit moet begrensd worden op het 1,05-voudige van de accucapaciteit.
Voorbeeld: 700 mAh accu = 735 mAh max. laadcapaciteit.
• Gebruik voor de lading en ontlading van LiIo-/LiPo-accu’s alleen de bij de set aanwezige stekkerlader resp.
speciaal daarvoor bestemde laad-/ontlaadapparaten van Graupner, zie bladzijde 17 of onder
www.graupner.de
• Zorg er voor dat het aantal cellen, resp. de laad-eindspanning en de ontlaad-eindspanning juist zijn ingest eld.
Let op de gebruiksaanwijzing van uw laad-/ontlaadapparatuur.
Verder aanwijzingen bij het gebruik
• De te laden accu moet zich tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebe sten dige en niet-geleidende
ondergrond bevinden! Ook moeten brandbare of licht ontvlambare voorwerpen uit de buurt van de accu’s
worden gehouden. Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen.
• In principe mogen in serie geschakelde LiIo-/LiPo-accu’s in een pack alleen tegelijkertijd worden opgeladen,
als de spanning van de verschillende cellen niet meer dan 0,05V van elkaar afwijkt. De bij de set horende LiIoaccu met het best.-nr. 33000.1 (wijzigingen voorbehouden) is voorzien van een speciale
veiligheidsschakeling, zodat het “balanceren” van spanningsverschillen tussen de individuele cellen via de
gebruikelijke balancer-stekker vervalt.
7
• Onder deze voorwaarden kunnen Graupner LiIo-/LiPo-accu’s met max. 2C (de waarde van 1C komt overeen
met de capaciteit van de cel) laadstroom worden geladen. Vanaf een spanning van max. 4,2V per cel moet
met een constante spanning van 4,2V per cel verder geladen worden, tot de laadstroom onder de 0,1 … 0,2A
komt.
• Een spanning van meer dan 4,20 V per cel moet in ieder geval worden vermeden, omdat de cel anders
permanent wordt beschadigd en in brand kan vliegen. Om een overladen van individuele cellen in een pack te
voorkomen, moet voor een langere levensduur de afschakelspanning tussen 4,1V … 4,15V per cel worden
ingesteld.
• Laad u nooit de accucellen met een verkeerde polariteit. Wanneer de accu’s foutief gepoold worden geladen,
ontstaan er abnormale chemische reacties en wordt de accu onbruikbaar. Breuken, rook en vlammen kunnen
daardoor ontstaan.
• Het toegestane temperatuurbereik bij het lad en en opsla an v an LiIo-/LiPo-accu’s bedraagt 0 … +50 °C.
• Opslag: LiIo-/ LiPo-cellen moeten bij een ingeladen capaciteit van 10 … 20% bewaard worden. Daalt de
spanning van de cellen onder de 3V, dan moeten deze in ieder geval worden bij gel aden naar 10 … 20% van
de volle capaciteit, anders wordt de accu door verdergaande diepe ontlading tijdens het bewaren in ontladen
toestand onbruikbaar.
Bijzondere aanwijzingen bij de ontlading van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s
• Een continu-belasting van 1C vormt voor Graupner LiIo-/LiPo-accu’s geen groot probleem. Bij grotere stromen
moet u letten op de specificaties in de catalogus. Let wel op de max. belasting van het stekkersysteem, zie
max. ontlaadstroom op de accu.
• Een ontlading onder de 2,5V per cel beschadigt de cellen permanent en moet daarom absoluut vermeden
worden. De zender MC-32 HoTT schakelt zichzelf bij het bereiken van de ondergrens van 3,3 V uit. Vermijd in
ieder geval kortsluitingen. Permane nt e kort slu itin g lei dt tot v erwoesting van de accu, hoge temperaturen en
eventueel brand.
• De accutemperatuur bij het ontladen mag in geen geval boven de +70 °C komen. In dit geval moet er voor
een betere koeling of een geringere ontlading worden gezorgd. De temperatuur kan gemakkelijk met een
infrarood-thermometer best.-nr. 1963 worden gecontroleerd. De accu mag nooit via de laadaansluiting van de
zender worden ontladen. Deze bus is daarvoor niet geschikt.
Verdere aanwijzingen bij het gebruik
• Sluit de accu’s nooit kort. Een kortsluiting veroorzaakt een heel hoge stroom, die de cellen opwarmt. Dit leidt
tot het verlies van elektrolyt, gassen of zelfs explosies. Hou de Graupner LiIo/-LiPo-accu’s uit de buurt van
geleidende oppervlakten, die een kortsluiting kunnen veroorzaken.
• Omgang met de aansluitpunten:
De aansluitpunten zijn niet zo stevig als bij andere accu’s. Dit geldt vooral voor de pluspool. De aansluitingen
kunnen makkelijk afbreken. Vanwege de warmteoverdracht mogen de aansluitlippen niet direct worden
gesoldeerd.
• Verbinding van de cellen:
Direct solderen aan de accucellen is niet toeges taa n. Direct solderen kan componenten van de accu’s zoals
separator of isolator door de hitte beschadigen.
Accu-aansluitingen kunnen alleen door industrieel puntlassen worden gemaakt. Bij een ontbrekende of
losgetrokken kabel moet een professionele reparatie door de fabrikant of de importeur plaatsvinden.
• Vervangen van individuele accucellen:
Het vervangen van accucellen mag alleen door de fabrikant of importeur worden gedaan, en nooit door de
gebruiker zelf.
• Defecte cellen niet meer gebruiken:
Beschadigde cellen mogen in geen geval weer worden gebruikt.
• Kenmerken van beschadigde cellen zijn o.a. een beschadigde behuizing, vervorming van de accucellen, de
geur van elektrolyt of uitlopend elektrolyt. In deze gevallen is een verder gebruik van de accu’s niet meer
toegestaan.
• Beschadigde of onbruikbare cellen zijn Klein Chemisch Afval en moeten op de juiste manier worden
afgedankt.
Algemene waarschuwingen
• De accu’s mogen niet in het vuur of in hete as terecht komen.
• Ook mogen de cellen niet in vloeistoffen zoals water, zeewater of dranken worden ondergedompeld. Ieder
contact met vloeistoffen moet w orden ver mede n.
• Losse cellen en accu’s zijn geen speelgoed en mogen daarom niet in de handen van kinderen terechtkomen.
Accu’s/cellen buiten bereik van kinderen bewaren.
• Accu’s mogen niet in de buurt van baby’s of kleine kinderen komen. Zou een accu wor den inge sli kt, dan dire ct
een arts waarschuwen.
8
• Accu’s mogen niet in de magnetron komen of onder druk raken. Rook en vuur en nog meer kunnen het gevolg
zijn.
• Haal nooit een LiPo-accu uit elkaar. Het openen van een LiPo-accu kan interne kortsluitingen veroorz ak en.
Gasontwikkeling, brand en explosies of andere problemen kunnen het gevolg zijn.
• De in de LiPo-accu’s aanwezige elektrolyten en elektrolytdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. Vermijd
in ieder geval direct contact met deze vloeistof. Bij contact van elektrolyt met de huid, ogen of andere
lichaamsdelen moet u deze direct uit- en afspoelen met voldoende schoon water, daarna een arts
consulteren.
• In het apparaat ingebouwde accu’s altijd uit het apparaat nemen, wanneer dit apparaat niet gebruikt wordt.
Apparaten na het gebruik altijd uitzetten om diepe ontladingen te vermijden. Accu’s altijd op tijd opladen.
Accu’s op een onbrandbare, hittebestendige en niet-geleidende ondergrond bewaren! Diep ont la den LiPoaccu’s zijn defect en mogen niet meer worden gebruikt!
Aanwijzing bij de radiobesturingset MC-32 HoTT
Best.-nr. 32032
De radiobesturingset is standaard voorzien van een LiIo-zenderaccu (wijzigingen voorbehouden). Wanneer de
spanning onder de fabrieksmatig ingestelde waarde van 3,60 V komt verschijnt er een waarschuwing op het
display.
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s:
Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te leveren. Een verwijdering
via het huisvuil is verboden. Oude batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de gemeente, bij onze
handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden. U kunt de door ons
geleverde accu’s na gebruik, maar wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het volgende adres:
Graupner GmbH & Co. KG
Service: gebruikte accu’s
Henriettenstr. 94 – 96
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage aan de bescherming van het milieu!
Voorzichtig:
Beschadigde accu’s moeten soms speciaal worden ingepakt bij verzending, omdat ze soms heel giftig
zijn!!!!
9
MC-32 HoTT radiobesturingstechnologie van de nieuwste generatie
De technologische ontwikkeling in de hele modelbouw vormt een voortdurende uitdaging voor de
ontwikkelingsingenieurs. Zo was de invoering van de nieuwe radiotechnologie in de 2,4-GHz-band één van de
nieuwe mijlpalen.
Het door de firma Graupner ontwikkelde HoTT-systeem (Hopping Telemetry Transmission) is de synthese van
knowhow, engineering en wereldwijde tests door professionele piloten.
Het Graupner-SJ HoTT protocol maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te
gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de
praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden
toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter –zoa ls dat
altijd al het geval was- de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen
afspraken over de frequenties meer nodig zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat bv. bij
hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme veiligheidswinst.
De bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger via een in de ontvanger geïntegreerd
terugkoppelingskanaal maakt het mogelijk om de HoTT-ontvanger eenvoudig te programmeren en gegevens in te
zien. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld ontvangeruitgangen worden verwisseld of stuurfuncties over meerdere
servo’s worden verdeeld (Channel Mapping). Uitslagen van de servo’s en draairichtingen van de servo’s kunnen
ook via de ontvanger op elkaar worden afgestemd. Tevens zijn via als optie verkrijgbare modulen telemetriegegevens zoals VARIO- en GPS-data op afroep beschikbaar.
Gebaseerd op de al in 1997 geïntroduceerde Graupner/JR-computer-radiobesturingset MC-24 werd de
radiobesturingset MC-32 HoTT speciaal voor de gevorderde RC-piloot ontwikkeld. Alle gangbare modeltypen
kunnen probleemloos met de MC-32 HoTT worden gebruikt, of dit nu vliegtuig-, helikopter-, scheeps- of
automodellen zijn.
Met name bij vliegtuig- en helikoptermodellen zijn er vaak gecompliceerde mixerfuncties voor de roerkleppen
resp. de tuimelschijffuncties nodig. Dankzij de moderne computertechnologie kunnen de verschillende
mogelijkheden via drukgevoelige toetsen (CAP touch) geactiveerd worden. Kies alleen in het programma van de
MC-32 HoTT het desbetreffende modeltype uit, en de software stelt alle benodigde mixer - en koppelfuncties
automatisch ter beschikking. In de zender zijn daarom geen aparte modulen voor de realisatie van complexe
mixerfuncties meer nodig, en in het model vervallen alle mechanische mixerconstructies. Zo is de MC-32 HoTT
bv. als zender van alle hard- en software voorzien om de bekende NAUTIC-modulen aan te kunnen sturen.
Nieuw is de geïmplementeerde “Kanaal sequencer”, waarmee servobewegingen voor maximaal drie servo’s
automatisch kunnen plaatsvinden enz.
De MC-32 HoTT biedt een maximum aan veiligheid en betrouwbaarheid, zonder concessies aan een hoog
bedieningscomfort te moeten doen.
modelgeheugenplaats kunnen ook nog vliegf ase n-specifieke instellingen worden vastgelegd, die het u mogelijk
maken om bijvoorbeeld verschillende parameters voor verschillende vliegtaken via een “druk op de knop” op te
roepen. Op de in de set aanwezige SD-kaart kunnen nog meer modelgeheugens worden opgeslagen . Ook
kunnen telemetrie vastgelegd worden om deze bv. op een PC te kunnen inzien.
De software is duidelijk gestructureerd. Qua functie samenhangende opties zijn inhoudelijk overzichtelijk en
eenvoudig georganiseerd.
De MC-32 HoTT is voorzien van twee grafische displays: het onderste display maakt een overzichtelijke en
eenvoudige bediening van de software mogelijk. Met name de grafische weergave van mixerfuncties is bijzonder
gemakkelijk. Op het bovenste display kunnen de telemetrie-gegevens worden opgeroepen.
Functioneel samenhangende optie s zijn overz icht eli jk en ee nv oudig georganiseerd. De beginner raakt door de
duidelijke en overzichtelijke programmastructuur snel vertrouwd met de verschillende functies en leert zo heel
snel om alle opties, die voor zijn radiobestuurde model nodig zijn, te ben utten.
In dit handboek wordt ieder menu uitvoerig beschreven. Tips, veel aanwijzingen en programmeervoorbeelden
vullen de beschrijvingen aan, net als de uitleg van modelbouw-specifiek jargon zoals stuurelement of Dual Rate,
Butterfly enz.
Let op de veiligheidsaanwijzingen en technische voorschriften. Lee s de handl eid ing aand ac htig door en test all e
functies vóór gebruik door de servo’s aan de ontvanger aan te sluiten, die u bij de set aantreft. Let daarbij wel op
de aanwijzingen op bladzijde 72. Zo leert u in een korte tijd de belangrijkste bedieningsstappen en functies van de
MC-32 HoTT kennen.
Ga op een verantwoorde wijze met uw radiobestuurde model om, zodat u uzelf en anderen niet in gevaar brengt.
Het Graupner-team wenst u veel plezier en succes toe met uw MC-32 HoTT-radiobesturing van de nieuwste
generatie.
Kirchheim-Teck, februari 2012
80 modelgeheugenplaat sen bied t de MC-32 HoTT. In iedere
Hoge betrouwbaarheid van de Graupner-SJ HoTT-technologie door bidirectionale communicatie tussen
zender en ontvanger met geïntegreerde tel e metr ie, vrij programmeerbare gesproken aanwijzingen via de
uitgang voor koptelefoon en ultrasnelle reactietijden.
Programmering door vereenvoudigde programmeertechniek met touch-toetsen.
Contrastrijk, 8-regelig blauw verlicht grafisch display voor de perfecte weergave van alle
instelparameters. Naar keuze kan een blauwe achtergrondverlichting worden ingeschakeld. Onafhankelijk
tweede display voor de weergave van telemetrie-gegevens. Opslag van de telemetrie-data op een microSD-geheugenkaart. Met 12-Bit/4096 staps-kanaalsignaal voor extreem gevoelig stuurgedrag.
USB-aansluiting voor het uitlezen en opslaan van modelgeheugens en Firmware-updates.
• Maximale storings-ongevoeligheid door optimale frequentiehopping over max. 75 kanalen en brede
kanaalspreiding
• Intelligente dataoverdracht met correcti efunctie
• Meer dan 200 systemen kunnen gelijktijdig worden gebruikt
• In de HoTT-versie bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger met snelste overdrachtstijden van
10ms voor extreme reacties
• 5 verschillende talen (Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans) via software-update mogelijk. Beschikbaarheid
zie Download-gedeelte op de website.
• 80 modelgeheugens met opslag van alle modelspecifieke programma- en instelparameters
• Zeven schakelaars ( twee 3-weg-schakelaars, drie 2-weg-schakelaars en twee toets-schakelaars) en drie
digitale knoppen zijn al ingebouwd en naar eigen inzicht te gebruiken
• Functie-encoder met twee aanrakingsgevoelige vier-weg-toetsen (“CAP Touch”) voor een eenvoudi ge
programmering en exacte instelling
•Key-Lock functie tegen abusievelijk bedienen
Hoorbare berichten en eventueel MP3-bestanden via hoofdtelefoon of luidspreker
•
Eenvoudig en extreem snel re-binden ook bij maximale afsta nd
•
Reikwijdte: test- en waarschuwingsfunctie
•
Waarschuwing bij te lage spanning
•
Extreem brede ontvangerspanning van 3,6 V tot 8,4 v mogelijk (werkt tot 2,5 V)
•
11
•Fail-Safe, vrije kanaaltoewijzing (Channel Mapping), mixerfuncties en alle servo-instellingen eenvoudig
programmeerbaar
Binden van groot aantal ontvangers om het aantal kanalen te vergroten (max. 32 kanalen)
•
• Tot max. 4 servo’s kunnen in de SAME-modus als blok met een servo-cyclustijd van 10 ms tegelij kertijd worden
aangestuurd (alleen digitale servo’s!)
• Dankzij de verkorte cyclustijd van 10 ms is de reactietijd extreem kort
• Weergave van de telemetrie-gegevens in Realtime. Tevens kunnen de telemetrie-gegevens ook vanaf de
SMART-BOX worden uitgelezen.
Extra kenmerken van de MC-32 HoTT
• Supersnelle reactietijd door het gebruik van de snelle hoofdprocessor voor de overdracht van data
• Micro-SD kaart voor het opslaan van telemetrie-data en andere functies
• Via de USB-poort en de micro-SD kaart kan de zender geüpdatet worden
• De meegeleverde LiIo-accu (wijzigingen voorbehouden) heeft een capaciteit van 6000 mAh. Daardoor worden
extreme vliegtijden bereikt en het aantal ladingen verkleind.
• Via de software omschakelbare modulatie: schakel via een druk op de knop om van bv. “EXT.PPM” (bv.
Weatronic) naar HoTT.
• Tuimelschijfbegrenzing: Deze functie begrenst de hoek van de tuimelschijf en voorkomt bij het 3D-vliegen dat bij
een volledige uitslag van nick en rol de tuimelschijf vastloopt.
• Ringbegrenzer: werkt net als de tuimelschijfbegrenzing voor het aansturen van max. drie Voith-Schneider-
aandrijvingen in scheepsmodellen
• Kanaal-sequencer voor het automatiseren van servo-bewegingen van max. drie servo’s, bv. voor het
automatisch uitdraaien van landingsgestellen of inklapbare aandrijv inge n
• Multikanaal-functie voor het gebruik van NAUTIC-modulen uit het Graupner-programma
• Digitale trimming met quasi “analoge” draaiwieltjes, per vliegfase effectief
• Auto-trim-functie. De actuele stuurknuppelposities worden bij het trimmen van vliegtuig- of helikoptermodel len
door een druk op de knop in het trimgeheugen vastgelegd. (Model “uitbalanceren”, schakelaar bedienen en
knuppels loslaten. De correctie vindt bij het terugnemen van de stuurknuppels ‘soepel’ plaats.)
• K1-omschakeling rem/E-motor: Door de uitbreiding van de vliegfase-programmering is deze omschakeling heel
eenvoudig geworden. De piloot beslist bij welke stuurknuppel-positie (vooraan/achteraan) de motor uitschakelt
resp. de remkleppen ingetrokken wor den.
• Maximaal 16 stuurfuncties
• Vereenvoudigde toewijzing van bedieningselementen zoals stuurknuppels, externe schakelaars, proportionele
stuurelementen en trimhevels als stuur fun cti es
• Het 32-Bit systeem kan door de gebruiker zelf via het Flash-geheugen geüpdatet worden
• Blauw verlicht MULTI-DATA grafisch display met duidelijk verbeterde leesbaarheid bij ongunstige lichtval
• COMFORT-MODE-SELECTOR voor het eenvoudig omschakelen tussen de stuurmodi 1 … 4 (bv. gas links/gas
rechts)
• Twee mixers, vrij programmeerbaar voor vliegtuigmodel en helikopter met telkens vrij te kiezen in- en
uitgangsfuncties, daarvan vier curv enm ixers met nieuwe 8-punts-curven, eenvoudig aan te maken en te
wijzigen curvenwaarden van max. acht punten voor gas, pitch, hekrotor of andere lineaire uitslagen. De
processor van de CPU berekent een ideale MPC (Multi-Point-Curve) mixercurve
• Verschuiven van de curvenmixer-punten is via de CAP-Touch-toetsen voor de beide assen mogelijk
• Acht vliegfasen-programma’s kunnen voor elk model individueel worden aangepast en van namen worden
voorzien, de omschakeltijd is individueel programmeerbaar.
• SUPER-SERVO-menu met een perfect overzicht van alle servo-instelgegevens en eenvou d ige
parametercorrectie op vier “niveaus”: draairichting, middenpositie, voor beide kanten de uitslag en voor beide
kanten de uitslagbegrenzing voor 16 servo’s met in totaal 96 instelmogelijkheden
• SUPER-DUAL-RATE, EXPO- en EXPO/DUAL-RATE-menu met 36 mogelijke instelvarianten, voor drie
servofuncties en zes vliegfasen
• Op de praktijk afgestemde Multi-Functie-menu’s voor vliegtuig- en helimodellen. De invoer van het aantal
rolroer- en welfkleppenservo’s programmeert automatisch alle benodigde mixerfuncties in het Multifunctievleugelmenu. Differential-rolroer-mixer, Butterfly-mixer, Dual-Flap-mixer, Automatic-Gyro-Set-functie en nog
meer speciale functies
• Heli-tuimelschijfmixers voor 1-, 2-, 3-, of 4-punts aansturing
• Instelbare cyclustijd 10ms of 20ms/30ms afhankelijk van ontvanger en bedrijf soort
• Comfortabel klokken-menu met acht stopwatch-systemen, Alarmtimer, Countdown-timer, rondenteller enz.
Twee tijd- en een ronden-/tijdwaarde gelijktijdig en duidelijk zichtbaar.
• Stopwatch met geschiedenis: extra bij de rondenteller is er een “Tijd 1”, die de inschakeltijden meet en een “Tijd
2” die AAN- en UIT-schakeltijden apart bijhoudt.
• Via Channel-Mapping” in de ontvanger kunnen de stuurfunct ies naar eig en w ille keur wor de n opgedee ld
• In de ontvanger geïntegreerde instelling van de uitslag- en draairi cht ing om bijv oor beeld gemappte servo’s op
elkaar te kunnen afstemmen
• In de ontvanger programmeerbare Fail-Safe-functie “houden”, “uit” of “naar ingestelde positie gaan” voor elk
servokanaal apart in te stellen
12
• In de zender geïntegreerde schacht voor FAT- resp. FAT32-geformatteerde SD- en SDHC-opslagkaarten voor
het opslaan van log-bestan de n en modelprogrammeringen
Modelprogramma’s
• Timer zenderbedrijftijd
• Schakelaartoewijzing van de vliegfasen-schakelaars: zes schakelaars, waarvan twee met prioriteitsfunctie. De
aanduiding van elke schakelaarcombinatie kan vrij worden gekozen. Daardoor is het aantal vliegfasen niet
afhankelijk van het aantal vliegfasen-schakelaars.
• Staarttype normaal, V-staart, Delta/staartloos en 2 Ho Sv 3+8 (daardoor beschikt u direct over twee met elkaar
verbonden hoogteroerservo’s zonder een vrije mixer/kruismixer nodig te hebben)
• Aantal kleppen 4 RO/4 WK: volledige ondersteuning van 8 vleugelservo’s, ook zonder vrije mixers te hoven
gebruiken
• Afschakelbare vliegfasen-omschakelvertraging: voor individuele kanalen kan per vliegfase de vertragingstijd
uitgeschakeld worden (bv. voor motor-uit bij electromo dell en of Heading-Lock activeren/deactiveren voor heli’s).
Tien extra, door de gebruiker opgestelde fasennamen: naast de al aangemaakte vliegfasennamen kunnen door
de gebruiker maximaal tien eigen gekozen namen vrij worden toegepast.
• Uitgebreid menu voor de stuurelementen: mogelijkheid om het K1-stuurelement + de trimming aan de
ingangskant te verstellen, en deze als stuurelement toe te wijzen. Aan een ingang kunnen twee schakelaars
voor een echte 3-weg-functie toegewezen worden.
• Vleugelmixers: nieuw geconcipieerd Multi-kleppen-menu voor eenvoudige, vliegfasen-specifieke instellingen
van maximaal acht vleugelservo’s op een overzichtelijke manier zonder gebruik van vrije mixers.
• Onderpunt “Info” in het menu basisinstelling model: hier kan voor elk model extr a informati e door de gebru ike r
worden ingevoerd. Deze extra informatie verschijnt dan bij de nieuw aangemaakte modelselectie
• “Logische schakelaars”: deze functie maakt het mogelijk om twee schakelaars als “en” of “of” logisch te
verbinden. Het resultaat kan als virtuele schakelaar worden gebruikt. Voorbeeld van toepassing: bepaalde
functies moeten alleen afhankelijk van andere functies geactiveerd kunnen worden (bv. wielrem alleen te
activeren wanneer het landingsgestel uitgedraaid is). Meerdere functies, die normaliter onafhankelijk van elkaar
geschakeld worden, kunnen eventueel door een “nood-schakelaar” in de basispositie worden gebracht. De
programma-automaat kan door meerdere schakelaars worden geactiveerd, die gelijktijdig ook het programma
selecteren.
• Uitgebreid instelbereik servo-midden vergroot naar ±125%
• Aantal vliegfasen: (vleugelmodellen: 8, heli: 7 + AR)
• Waarschuwingsdrempel “gas te hoog” in het helimenu instelbaar, programmeerbare inschakelwaarschuwing
• Kadertijd kan alleen door indrukken van de centrale ESC-toets met ingedrukte keuzetoetsen ◄► of ▲▼, in
zoverre de klokschakelaar in de UIT-positie staat, gestopt en daardoor ook gewist worden.
• Fasentrimming bij vleugelmodellen voor alle assen mogelijk
• Hotkey voor servoaanduiding: een aantippen van de toetsen ◄ en ► van de linker CAP-toets
(aanrakingsgevoelige toets) leidt vanuit bijna alle menu’s direct naar de servoaanduiding.
• Omwisselen van de servo-bezetting aan de ontvangeruitgang
• CAP-TOUCH-bedieningsvelden met Key-Lock-functie tegen onbedoelde bediening
• CAP-TOUCH display wissel van het hoofdmenu naar het telemetriemenu met ESC
• Talrijke telemetrie-, programmeer- en waardenfuncties direct op het zenderdisplay
• Grafische weergave van het modeltype (vleugelmodel/helikopter) als modeltype-icoon
• Aansluitbussen als ingebouwd voor PC-USB-interface, hoofdtelefoon, SMART-BOX, externe HF-module, DSC-
systeem, voorbereid voor leraar-leerling-gebruik
• Leraar/leerling-systeem met of zonder kabel met overgave van alle functies, alle instellingen worden in de
leraarzender gedaan.
• Nog meer functies als software-update gepland.
13
Computersysteem MC-32 HoTT
Frequentieband
2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie
FHSS
Landeninstelling
EURO of FRANCE, zie pag. 265
Stuurfuncties
16 functies, waarvan 4 trimbaar
Temperatuurbereik
-10 … +55ºC
Antenne
omklapbaar
Bedrijfsspanning
3,2 … 4,8 V
Stroomverbruik
ca. 500 mA
Reikwijdte
tot ca. 4000 m
Afmetingen
ca. 252 x 252 x 60 mm
Gewicht
ca. 1685 g met zenderaccu
Bedrijfsspanning
3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik
ca. 140 mA
Frequentieband
2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie
FHSS
Antenne
2 x 2 Diversity-antennes, ca. 145 mm lang,
32-kanaals radiobesturing met 2,4 GHz Graupner|SJ-HoTT-technologie (Hopping Telemetry
Transmission)
De set Best.-nr. 33032 bevat:
• Microcomputer-zender MC-32 HoTT met ingebouwde LiIo 1s6p/6000 mAh/3,7 V TX-zenderaccu (wijzigingen
voorbehouden)
• Stekker-laadapparaat (4,2 V, 500 mA)
• Bidirectionale Graupner|SJ-ontvanger GR-32 Dual HoTT (Best.-nr. 33516) voor de aansluiting van maximaal
16 servo’s
• USB-adapter/aansluiting (Best.-nr. 7168.6) incl. passende USB-kabel voor de aansluiting aan een PC en
adapterkabel voor ontvanger-updates
• Micro-SD-kaart (2 GB) met adapter voor cardreader
• Stevige aluminium koffer met schuimrubber vulling (Best.-nr. 3080)
33032.3 handsteunen voor MC-32 (2 stuks)
33801 zenderantenne HoTT
Technische gegevens zender MC-32 HoTT
Ontvanger GR-32 Dual HoTT
Met de Graupner|SJ HoTT 2,4 GHz-technologie beschikt de Dual-ontvanger over een nieuw Hopping Telemetry
Transmission hoogfrequentie-deel met de modernste componente n en de moderns t e software. De Dualontvanger heeft twee complete ontvanger-eenheden en Hardware-antenne-diversity. Voor de ontvangst wordt
daarom altijd naar het betere antennesignaal geschakeld en voor het zenden altijd de antenne gebruikt, die als
laatste voor de ontvangst is benut. Daardoor wordt gegarandeerd dat de gegevens via het terugkoppelingskanaal
altijd via de beste antenne worden verzonden. Zonder extra sensoren worden de parameters ontvangerspanning,
-temperatuur en signaalsterkte weergegeven.
De ontvanger heeft een aansluiting voor telemetrie-sensoren en één voor sommensignaal in- of uitgang.
De ontvanger heeft zes accu-ingangen, zodat ook de voeding voor sterkere servo’s is gewaarborgd.
*De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning geldt alleen voor de ontvanger! Let er in dit verband op dat de
ingangsspanning van de ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning
voor de meeste servo’s, toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6 Volt bedraagt!
Meer toebehoren zie aanhangsel of op Internet onder www.graupner.de . Vraag ook bij uw detailhandelaar, deze
helpt u graag verder.
15
Algemene gebruiksaanwijzingen
Accu moet
geladen worden
Openen van de zenderbehuizing
Vóór het openen van de zender deze uitschakelen (Power schakelaar op “OFF”). Schuif de beide schuiven van
de behuizings-achterklep tegen de pijlrichting in tot aan de aanslag. Daarna de zender iets schuin houden, zodat
de behuizings-achterkant iets openklapt en u deze kunt loshaken. Om de zender te sluiten eerst de bodemklep
weer aan de zender vasthaken, de klep dichtklappen en de beide schuiven weer naar buiten schuiven. Let er op
dat er geen kabels beklemd raken.
Aanwijzingen:
• Wijzig niets aan de zenderprinten, omdat daardoor de garantie vervalt en de zender wettelijk niet meer
gebruikt mag worden!
• Raak nooit de zenderprinten met een metalen voorwerp aan. Raak de contacten ook niet met de
vingers aan.
•Maak voordat u de zender opent de zenderaccu los, om kortsluitingen te voorkomen!
Stroomvoorziening van de zender
De zender MC-32 HoTT is standaard voorzien van een oplaadbare LiIo 1s6p/6000 3,7V TX (Best.-Nr. 33000.1)
met hoge capaciteit. (Wijzigingen voorbehouden.) De standaard ingebouwde accu is echter bij levering nog niet opgeladen. De spanning van de zenderaccu kan tijdens het zenden op het LCD-display gecontroleerd
worden. Bij het onderschrijden van een in de regel “waarschuwingsdrempel accu” van het menu “Algem. instellingen”, bladzijde 264, instelbare spanning klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal en op het display
verschijnt de melding
Uiterlijk op dat moment moet u direct stoppen met zenden en de accu weer opladen!
Aanwijzing:
Let ook op de instelling van het juiste accutype in het menu “Algemene instellingen”, bladzijde 264! Standaard
moet “Lith.” ingesteld zijn.
Laden van de zenderaccu met stekkerlader
De oplaadbare LiIo-zenderaccu kan via de aan de – van voren gezien- linker kopse kant van de zender
aangebrachte laadaansluiti ng met de meegeleverde oplader (Best.-Nr. 32032.4) worden opgeladen.
Met de bij de set aanwezige stekkerlader (4,2V/500mA) bedraagt de laadtijd, afhankelijk van de staat van de
accu, maximaal ca. 15 uur. Gebruik in geen geval stekkerladers van andere fabrikante n of l aadap paraten, die
voor andere accutypen zijn bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en een eventuele foutieve polariteit van de
stekker, zie hieronder, kunnen gigantische schade veroorzaken. Wij adviseren om de lader eventueel van een
bijpassende sticker of opschrift te voorzien. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 7.
De zender moet tijdens het hele laadproces op “OFF” (UIT) gezet zijn. Nooit de zender, zolang deze nog met het
laadapparaat verbonden is, aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het laadproces kan de laadspanning
dusdanig laten stijgen, dat de zender door overspanning direct beschadigd wordt. Let u daarom ook op een veilig
en goed contact van alle stekkerverbindingen.
16
Laden met automatische laadapparaten
Voor een sneller opladen van de 1-cellige LiIo-accu kun nen ook auto mat is che Gra upner laadapparaten worden
gebruikt, zie de tabel hieronder.
Voor het opladen van de zender is ook de laadkabel Best.-nr. 3022 en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-nr. 3021
nodig. Meer laadapparaten en details vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS of op Internet onder
De laadbus is voorzien van een diode tegen foutieve poling. Originele Graupner automatische laadapparaten
herkennen desondanks de spanningstoestand van de accu. Let ook op de handleiding bij het laadapparaat.
Verbindt u eerst de bananenstekkers met het laadapparaat en steekt u daarna het andere einde van de
laadkabel in de laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van een aangesloten laadkabelaansluitstekker met elkaar! De toegestane laadstroom mag 1,5 A niet overschrijden, omdat anders de
diode en eventuele andere componenten beschadigd kunnen worden. Begrens eventueel de stroom op
het laadapparaat.
Polariteit van de MC-32 HoTT-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit.
Gebruik daarom alleen de originele Graupner-laadkabel met het Best.-nr. 3022.
Losnemen van de zenderaccu
Voor het uitnemen van de zenderaccu eerst het deksel van de accuschacht op de achterkant van de zender
ontzekeren en losmaken:
www.graupner.de.
De accu verwijderen en daarna de stekker losmaken door voorzichtig aan de stroomkabel te trekken.
Inleggen van de zenderaccu
De accu-aansluiting is door twee afgeschuinde kantjes tegen foutief polen beschermd, zie afbeelding. De vrije
bus van de accu-aansluitstekker wijst, zoals te zien op de afbeelding, naar onderen. De pluspool (rode draad)
bevindt zich in het midden en de minpool (bruine of zwarte draad) aan de kant van de antenne. Bevestig de
stekker voorzichtig, leg de accu in het vak en sluit het deksel van de zender.
polariteit zenderaccu-stekker
17
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze klok toont de cumulatieve bedrijfstijd van de zender sinds de laatste keer dat de accu werd opgeladen.
Deze klok wordt automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij opnieuw aanzetten van de zender, bv.
na het opladen, merkbaar hoger is dan eerst.
Lithiumbatterij CR 2032
Op de print van de zender bevindt zich tegenover de zenderaccu een houder met een ver wisselbare
Lithiumbatterij van het type CR 2032:
Deze batterij dient als bescherming tegen het verlies van datum en kloktijd bij een stroomuitval van de zender,
bijvoorbeeld tijdens het wisselen van de accu.
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos in de lengte worden versteld, om het sturen aan de gewoonte van de piloot
aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en maak door te draaien het bovenste deel los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna de greep weer
bevestigen door het onderste en bovenste ged eelte tegen elkaar in te draaien.
18
Omzetten van de kruisknuppels
Neutralisering
Indien gewenst kan zowel de linker als de rechter stuurknuppel van neutraliserend naar niet-neutraliserend
worden omgebouwd. Open de zender zoals hierboven beschreven is.Voor het wisselen van de
standaardinstelling van de stuurknuppel lokaliseert u op de volgende afbeelding de hier wit omcirkelde schroef
van de linker knuppelaggregaat.
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroef rechts onder het
midden zit.
Draai nu de schroef in totdat de desbetreffende stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij beweegbaar is resp.
draai de schroef uit, totdat de stuurknuppe l weer zelf-neutraliserend is.
Remveer en ratel
Met de buitenste van de beide schroeven (zie afbeelding hieronder) stelt u de remkracht en met de binnenste de
kracht van de ratel van de desbetreffende stuurknuppel:
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven links boven te
vinden zijn.
Terugstelkracht van de stuurknuppel
De veerkracht van de stuurknuppels kan ingesteld worden op de gewoonten van de piloot. Het afstelsysteem
bevindt zich naast de neutralisatieveren, zie volgende afbeeldingen. Door het verdraaien van de desbetreffende
instelschroef met een (kruiskop)-schroevendraaier kan de gewenste veerkracht worden ingesteld.
• draaien naar rechts = harder terugstellen
• draaien naar links = soepeler terugstellen
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven rechts van het
midden zitten.
19
Draagbeugels voor zenderriem
De MC-32 HoTT is standaard voorzien van stevige ophangbeugels voor de bevestiging van een draagriem. Om
de beugels uit te klappen drukt u deze eerst rondom het opschrift iets in en draait u ze dan 90° naar boven. In
deze posities zijn de beugels automatisch vergrendeld.
Wanneer u een draagriem met sleutelringen hebt bevestigd maakt u eerst de vergrendeling van de rechter beugel
door voorzichtig indrukken los, om deze dan weer te kunnen inklappen. Daarna op dezelfde manier de linker
beugel inklappen. Tenslotte de beide beugels TEGELIJKERTIJD in de uitsparing drukken.
De volgende omhangriemen zijn als toebehoren leverbaar:
Best.-Nr. omschrijving
71.26 zenderriem Graupner|SJ HoTT
72.40 zender-kruisriem Deluxe
Inbouwen schakelaars, schakel- en draaimodulen
In de zenderbehuizing zijn in totaal 20 openingen voor de montage van extra modulen aanwezig.
Maak voor de veiligheid eerst de zenderaccu los, om kortsluitingen te vermijden. Let er ook op dat u de
soldeerpunten op de print niet met metalen voorw erpe n aanraakt!
De ongebruikte openingen zijn standaard voorzien van afdekdopjes. Deze kunt u eenvoudig vanaf de buitenkant
met uw nagels lostrekken.
Plaats de als toebehoren leverbare schakelaars etc. vanaf de binnenkant door de openingen. De bevestiging
vindt plaats nadat u van de potentiometers resp. schakelaars de draaiknoppen en moeren heeft verwijderd, die
daarna vanaf de buitenkant weer vastgeschroefd en met een passende sleutel bevestigd moeten worden. Voor
de bevestiging van de moeren is de siermoer-sleutel (Best.-nr. 5733) goed geschikt.
Voor de bevestiging van de schakelaarmoeren is de sleutel Best.-nr. 5733 zeer geschikt.
Uitrichten van de antenne
De afschroefbare en knikbare antenne wordt in de kogelgewricht-aansluitin g vast ges chro efd en kan mechanisch
worden uitgericht.
Omdat in het verlengde van de antenne de veldsterkte maar gering is, is het fout om met de antenne direct naar
het model te wijzen.
Let er bij het inschroeven van de antenne op dat de middelste pin in de antennebus niet verbogen of in de houder
wordt gedrukt.
20
Zenderbeschrijving
Voorkant
Antenne: afschroefbaar, met kogelgew richt
Luidspreker
Aansluitbussen: afgeschermd door afdekkapjes, zie vanaf blz. 22
Functiemodulen: geribbelde draairollen links “DK5”, boven “DK3”, rechts “DK1”
Functiemodulen: draaiknop (verzinkbaar): links “DK4”, rechts “DK2”
Optieplaatsen: voor het uitrusten van de zender met schakelaars en een draaimodule. Standaard zijn er 8
schakelaars al ingebouwd.
Functiemodule: schuifregelaars – links “SK2”, rechts “SK1”
Digitale trimming: om de servoposities nauwkeurig af te stellen (neutralisatie stuurweg). Draaien heeft met
iedere klik een stapsgewijze verstelling tot gevolg (positie zichtbaar op het display). Een indrukken van het
trimwiel zet de trimming weer terug.
Bovenste LC-Display: (uitleg zie bladzijde 28.) Telemetrie weergave: standaard ontvangerparameters, verder
weergave van data van optioneel aangesloten sensoren
AAN-/UIT-schakelaar (ON/OFF met LED-aanduiding): Aanwijzing: altijd eerst de zender, dan de ontvanger
inschakelen. Bij het uitschakelen eerst de ontvanger, dan pas de zender uitschakelen
LED-aanduidingen: BATTERY: brandt bij voldoende spanning R F: br an dt bij H F-afstraling
WARNING: knipperend bij bv. “gas te hoog”, “geen leerlingsignaal”, “zender-accuspanning te laag”, …
Stuurknuppels: twee stuurknuppels voor in totaal vier onafhankelijke stuurfuncties. De knuppels kunnen in de
lengte versteld worden. De toewijzing van de stuurfuncties 1 … 4 kan per modeltype in de menu’s
“basisinstelling model” resp. “instelling stuurelement” ingesteld worden, bv. gas links of rechts. De
gasstuurknuppel kan ook van neutraliserend naar niet-neutraliserend worden omgezet, zie blz. 19.
Aanrakingsgevoelige toetsen links en rechts
LC-Display: (meer informatie zie blz. 28) Instelling contrast door gelijktijdig verticaal aantippen (▲▼) + “SET”
van de rechter touch-toets = wisselen naar “verborgen opties”
Waarschuwingen: * bij onderschrijden van een bepaalde accuspanning * bij foutieve functie van het leraar/leerling-systeem * K1-knuppel teveel richting volgas bij het inschakelen van de zender * ….
Linker touch-toets: SET = kiezen/bevestigen SET ca 1 s. aanraken = wisselen tussen telemetrie-menu en basisdisplay
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren
Gelijktijdig aantippen ◄ en ►: wisselen tussen basisdisplay en servo-aanduiding
Gelijktijdig verticaal aantippen van de linker (▲▼) + “SET” van de rechter touch-toets = wisselen naar de “verborgen opties”,
zie blz. 32
Rechter touch-toets: SET = kiezen/bevestigen
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren resp. waarden veranderen
Langs de omtrek van de toets met de vinger ronddraaien = bladeren/waarden veranderen. Alternat i ef waarde-selectie met de
linker touch-toets (◄, ►, ▲, ▼)
Gelijktijdig aantippen van ▲▼ of ◄► = CLEAR
21
Aansluitingen aan voorzijde
Laadbus
Na het opzijklappen van de linker kopse afdekking is de laadaansluiting van de zender MC-32 HoTT toegankelijk:
De herlaadbare LiIO-zenderaccu kan via de laadbus, die zich achter de – van voren gezien – linker kopse
afdekking van de zender bevindt worden opgeladen. Hiervoor gebruikt u de meegeleverde stekkerlader (Best.-nr.
32032.4).
De maximaal toegelaten laadstroom met Graupner automatische laadapparaten is 1,5 A.
Gebruik in geen geval stekkerladers van andere fabrikanten of laadapparaten, die voor andere accutypen zijn
bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en een eventuele foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder, kunnen
gigantische schade veroorzaken. Meer informatie over het laden van de zenderaccu vindt u op bladzijde 16. Let
ook op de veiligheidsaanwijzingen w.b. de omgang met Lithium-accu’s op de bladzijd en 7 … 9.
DSC / Direct Servo Control
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het HoTTsysteem is echter een “directe servo-controle” via een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer mogelijk.
Na het wegklappen van de linker kopse afdekking is de DSC-bus van de zender MC-32 HoTT toegankelijk:
De standaard tweepolige DSC-bus in de zender MC-32 HoTT dient als leraar- of leerling-aansluiting en als
aansluitpoort voor vliegsimulatoren.
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op deze punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan. Voor het aanpassen van de zender MC-32 HoTT aan een leraar-
/leerling-systeem zie bladzijde 214 en verder.
2. Laat de aan-/uit-schakelaar van de zender MC-32 HoTT zowel bij gebruik van een vliegsimulator als bij het
gebruik als leerling-zender altijd op “UIT”, want alleen in deze positie vindt er na het bevestigen van de DSCkabel geen HF-afstraling vanuit de zendmodule plaats. Tegelijkertijd is de stroomopname van de zender ook
iets geringer. De “BATTERY”-LED moet nu constant branden en in het basisdisplay van de zender moeten
onder de bedrijfstijd- klok de le tters “DSC” zichtbaar worden. De aanduiding van de telemetriesymbolen zijn
op het display niet meer te zien. Parallel daaraan verschijnt op het bovenste display de tekst “KAN GEEN
DATA ONTVANGEN”. Daarmee is de zender klaar voor gebruik. Wanneer de MC-32 HoTT de leraarzender is
moet echter vóór het insteken van de kabel de zender worden aangezet.
3. Verbind nu het andere uiteinde van de kabel met de gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding
daarvan.
Belangrijk:
Let er op dat alle stekkers stevig zijn aangebracht. Gebruik alleen de hiervoor bedoelde
aansluitbussen met de 2-polige stekker aan de DSC-kant.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
Omdat er zoveel verschillende vliegsimulatoren op de markt zijn is het goed mogelijk, dat de toewijzing van de
contacten in de stekker of in de DSC-module door de GRAUPNE R-servicedienst moeten worden aangepast.
22
Mini-USB-aansluiting
Aansluitbus voor software-updates, datum- en tijdsinstelling via een PC onder Windows XP, Vista of 7.:
Aan deze bus wordt de bij de set Best.-nr. 32032 geleverde U SB-kabel aangesloten. De procedure bij een
software-update via de PC wordt op bladzijde 43 beschreven.
De software voor de PC en de bijbehorende USB-Driver vindt u op de downloadpagina onder
bij het desbetreffende product. Na installatie van de benodigde driver en van de software kunnen dan via deze
verbinding naar behoefte de zender geupdated worden of alleen de kloktijd en de datum worden ingesteld.
Voor het instellen van de datum en tijd via deze bus zie ook menu “Info-weergave” vanaf bladzijde 270.
www.graupner.de
Data-poort
Rechts buiten bevindt zich de zogenaamde DATA-poort:
Deze is bedoeld voor de aansluiting van de als accessoire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700.
Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder
www.graupner.de bij het desb etr effe nde product.
Cardslot
micro-SD en micro-SDHC
Na het wegklappen van de rechter afdekking van de zender MC-32 HoTT is de kaartschacht voor
geheugenkaarten van het type micro-SD en micro-SDHC toegankelijk:
Alle standaard micro-SD geheugenkaarten tot maximaal 2 GB en micro-SDHC kaarten tot 32 GB kunnen worden
gebruikt. Wij adviseren het gebruik van geheugenkaarten met maximaal 4 GB, omdat dit voor normale
toepassingen meer dan voldoende is.
De geheugenkaart die u in de zender wilt gebruiken wordt, zoals bekend bij mobiele telefoons en digitale
camera’s, met de contacten naar boven, naar de achterkant wijzend in de schacht geschoven en vergrendeld, zie
foto. Na het inleggen van de geheugenkaart kan de afdekklep van de zender weer gesloten worden. Als
aanduiding van de ingebrachte geheugenkaart verschijnt in het basisdisplay het symbool van een geheugenkaart:
23
Verwijderen van de geheugenkaart
SD-kaart iets in de richting van de Cardslot drukken om deze te ontgrendelen, daarna lostrekken.
Data-verzameling /-opslag
De dataopslag op de SD-kaart is gekoppeld aan de klok van de vliegtijd: wanneer deze wordt gestart start ook –
wanneer er zich een geschikte SD-kaart in de zender bevindt en er een telemetrie-verbinding met de ontvanger is
- de opslag van gegevens en deze stopt weer, zodra de vliegtijd-klok wordt stilgezet. Gestart en gestopt wordt de
vliegtijd-klok zoals beschreven in het onderdeel “Klokken (algemene)” op bladzijde 157.
Parallel aan de dataverzameling knippert het symbool voor de geheugenkaart permanent in een langzaam ritme.
Het schrijven van data op de geheugenkaart wordt weergegeven door de van links naar rechts lopende zwarte
“vulling” van het geheugenkaart-symbool.
Na het afsluiten van de dataopslag bevindt er zich een (lege) map “Models” en een map “Log-dat a” op de
geheugenkaart. In de laatste worden volgens het schema 0001_jaar-maand-dag.bin, 0002_jaar-maand-dag.bin
enz. benoemde Log-bestanden in een sub-map met de naam “modelnaam” aangemaakt. Zou daarentegen een
modelgeheugen nog geen naam hebben, dan zijn de bijbehorende Log-bestanden na het uitnemen van de
geheugenkaart en het uitlezen ervan via de cardreader van een PC of laptop te vinden in een sub-map met de
naam “NoName”. Met de software, die onder
is, kunt u de bestanden op een PC uitlezen.
Import van taalbestanden
Zoals hieronder in het gedeelte “hoofdtelefoon” wordt beschreven kunnen via deze aansluiting naast de hoorbare
signalen van de zender eventueel ook de aan het telemetrie-menu gekoppelde signalen en berichten worden
beluisterd. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Deze berichten, die als taalpakket zijn gecomprimeerd en
opgeslagen worden in het interne geheugen van de zender, kunnen vervangen worden door een taalpakket in
een andere taal. Nadere informatie hierover vindt u in het gedeelte “VERBORGEN MODUS” vanaf bladzijde 32.
Import en export van modelgeheugens
Voor het uitwisselen van gegevens tussen soortgelijke zenders of voor het opslaan van data kunnen indien
gewenst modelgeheugens op een ingebrachte geheugenkaart weggeschreven of vanaf deze naar de zender
gekopieerd worden. Nadere informatie vindt u in het gedeelte “kopiëren/wissen” vanaf bladzijde 75.
Aanwijzing:
Enkele van de eventueel bij de modelnaam gebruikte speciale tekens kunnen vanwege bepaalde beperkingen
van het voor de geheugenkaarten gebruikte FAT- resp. FAT32-bestandssysteem niet correct worden
overgenomen en worden bij het kopiëren vervangen door een golfje (~).
www.graupner.de op de downloadpagina van de zender te vinden
Aansluiting hoofdtelefoon
Na het wegklappen van de rechter afdekking is de hoofdtelefoon-aansluiting van de zender MC-32 HoTT
toegankelijk:
De bus is bedoeld voor de aansluiting van een standaard oor- of hoofdtelef oon met een 3,5 mm Cinch-stekker.
(Niet in de set inbegrepen.) Wanneer de hoofdtelefoon is aangesloten verschijnt er een bijbehorende symbool op
het basisdisplay:
Via deze aansluiting worden naast hoorbare sig nalen van de zender de eventuele van het telemetrie-menu
afkomstige signalen en berichten doorgegeven. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Nadere informatie
vindt u onder “Gesproken berichten” in het gedeelte “VERBORGEN MODUS” vanaf bladzijde 32 en
“Telemetrie” vanaf bladzijd e 232.
Het volume van de hoofdtelefoonaansluiting kan in de regels “volume beri cht en” , “volume variotonen” en “volume
toetsen” van het menu “Algemene instellingen”, bladzijde 263, worden aan gepast.
24
EXT.PPM
Aan deze bus kan een externe HF-module, bijvoorbeeld een WEATRONIC-module, worden aangesloten, zie
afbeelding hieronder.
U kunt tussen het de interne HoTT-HF-module en een eventueel extern aangesloten module per modelgeheugen
wisselen via de regel “Module” van het menu “Basisinstelling model”, zie bladzijde 81 resp. 89, door de keuze
van “HoTT” resp. “EXT.PPM”.
Verder kan in de regel “ext. PPM signaal” van hetzelfde menu, bladzijde 83 resp.91, bij behoefte het aan deze
aansluiting aanliggende signaal geïnverteerd worden.
Opmerking:
De in de zender aanwezige aansluiting “INT PPM” is ook voor dit doel geschikt. De verbindingskabel moet dan
echter eventueel door één van de module-openingen voor schakelaars naar buiten worden geleid.
SPI
Achter de aanduiding “SPI” bevindt zich een poort voor toekomstige toepassingen. Deze aansluiting is nu nog
buiten gebruik en mag niet worden bezet.
25
Achterzijde resp. binnenkant van de zender
Aanwijzingen:
Bij het werken in de binnekant van de zender de
zenderaccu losmaken van de aansluiting. In
geen geval de soldeerpunten met een metalen
voorwerp aanraken, omdat er anders
kortsluiting kan ontstaan.
Niet nader omschreven aansluitbussen en
stekkers moeten vrij gelaten worden.
Stekkerplaats INT PPM: een vrije Stekkerplaatsen (UVR 5-polig): acht vrije plaatsen voor
stekkerplaats voor een tweede –interne- toekomstige inbouw van draaiknoppen
HF-module
Stekkerplaats
voor proportionele
draaimodule 33001.11
Stekkerplaats Zenderaccu Zenderaccu-stekker Lithiumbatterij CR2032
6 vrije plaatsen voor Let op de voor- Laden van de accu en (niet oplaadbaar) beveiligt
schakelaars, zie blz. schriften, blz. 16 en lijst met laadapparaten onafhankelijk van de
21. De volgorde is zie blz. 17 zenderaccu datum en tijd,
willekeurig. zie menu “Info-weergave”,
op blz. 270.
26
Voor uw notities
27
Display en toetsenveld
1.= Modelgeheugenplaats 1 … 80
2.= Aanduiding modeltype, vleugelmodel of helikopter
3.= Naam van de eigenaar
4.= Modelnaam
5.= Model-bedrijfstijd
6.= Modulatie HoTT/PPM
7.= Mogelijke waarschuwingssignalen en aanwijzingen, zie ook bladzijde 30
“Geen leerlingsignaal”, “Gas te hoog!”, “Accu moet geladen worden!!!”, “Fail-Safe instellen!”
8.= Vliegtijd in min:s
9.= Stopwatch in min:s (vooruit/achteruit)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
10.= Zenderaccu-spanning met dynamische balk-weergave. Bij een onderschrijden van de Lithium-accuspanning
van 3,6 V (instelbaar) verschijnt een waarschuwing en klinkt er een signaal. (Omschakeling naar NiMH accu’s mogelijk.)
11.= Micro-SD-kaart aanwezig
12.= Zenderbedrijftijd: deze wordt na het opladen automatisch op nul gezet.
13.= Weergave van de stand van de vier digitale trimhevels met numerieke aanduiding en richting.
14.= Signaalsterkte terugkoppelingskanaal
15.= M = model, p = ‘Pupil’ (leerlingzender)
16.= Signaalsterkte
17.= Graupner|SJ – Logo of naam vliegfase
18.= Ontvangeraccu-spanning RX-SPG
Linker touch-toets: SET = kiezen/bevestigen SET ca 1 s. aanraken = wisselen tussen telemetrie-menu en basisdisplay
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren
Gelijktijdig aantippen ◄ en ►: wisselen tussen basisdisplay en servo-aanduiding
Gelijktijdig verticaal aantippen van de linker (▲▼) + “SET” van de rechter touch-toets = wisselen naar de “verborgen opties”,
zie blz. 32
Rechter touch-toets: SET = kiezen/bevestigen
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren resp. waarden veranderen
Langs de omtrek van de toets met de vinger ronddraaien = bladeren/waarden veranderen. Alternatief waarde-selectie met de
linker touch-toets (◄, ►, ▲, ▼)
Gelijktijdig aantippen van ▲▼ of ◄► = CLEAR
28
Bediening van de “Data-Terminal”
Invoertoetsen ESC en SET
Symbolen op het display
Telemetrie-symbolen op het display
ŸØ Het actieve modelgeheugen is nog niet aan een HoT T -ontvanger “gebonden”. Meer over het “Binding”-
proces zie bladzijde 81 resp. 89.
Ÿx Niet knipperend: HF zenderzijdig uitgeschakeld
Knipperend antennesymbool: de als laatste aan het actieve model gebonden ontvanger inactief of
buiten bereik
>Mx Geen telemetrie-signaal te ontv angen
>M▬Aanduiding signaalsterkte, verbind ing met het mod el
>P▬Aanduiding van de signaalsterkte van het leerling-signaal op het display van de leraarzender bij
draadloos leraar-/leerlingtoepassing
Toetsen links van het display
•ESC-toets
Kort aantippen van de ESC-toets zorgt voor een stapsgewijs terugkeren naar de functiekeuze resp. ook
weer terug naar het basisdisplay. Een eventueel tussendoor gewijzigde instelling blijft behouden.
In het basisdisplay gedurende ca. 1 seconde aangeraakt opent en sluit de ESC-toets het telemetrie-menu.
•Pijltoetsen◄► ▲▼
1. Door aantippen van één van deze toetsen bladert u volgens de pijlrichting door lijsten zoals bv. de
modelselectie of de multifunctie-lijst en binnen de menu’s door de menuregels.
2. Door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► wisselt u vanuit het basisdisplay van de zender
alsmede vanuit bijna elke menupositie naar het menu “servoaanduiding”.
Toetsen rechts van het display
•SET-toets
1. Door een kort aantippen van de SET-toets komt u vanuit het basisdisplay, dat na het inschakelen van de
zender verschijnt, verder naar het multifunctie-menu. Ook het oproepen van een gekozen menu vindt
plaats met SET.
2. Binnen de instelmenu’s activeert en deactiveert (bevestigt) u door aantippen van de SET-toets de
desbetreffende instelvelden.
•Pijltoetsen ◄► ▲▼
1. “Bladeren” door het multifunctie-menu en de menuregels binnen de instelmenu’s via de pijltoetsen van
de linker touch-toets.
2. Uitkiezen resp. instellen van parameters in instelvelden na het activeren ervan door aantippen van de
SET-toets, waarbij de toetsen ►▲ en ◄▼ dezelfde functie hebben. Het maakt dus in dit geval niet uit,
welke van de beide toetsen u hier gebruikt.
3. Kort tegelijkertijd aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► zet een veranderde parameter-waarde in het
actieve invoerveld weer terug op de standaardwaarde (CLEAR).
Aanwijzingen:
• Niet het aanraken van de touch-toets op zich, maar het einde van de aanraking act iveert de functie.
• Mochten de touch-toetsen na het uit- en direct weer aanzetten van de zender geen functie hebben, dan is dit
geen mankement! Zet de zender nogmaals uit en wacht enkele seconden, voordat u de zender weer aanzet.
Met behulp van de volgende toetscombinaties kunt u bepaalde menu’s resp. opties direct oproepen:
•CLEARKort aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets zet een veranderde parameterwaarde
in het actieve invoerveld weer terug naar de standaardwaarde.
•“servoaanduiding”Door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► van de linker touch-toets wisselt u vanuit de
basisaanduiding van de zender en vanuit bijna iedere menupositie naar het menu “servoaanduiding”, zie
bladzijde 266.
•“telemetrie”
Zowel om vanuit het basisdisplay van de zender het “Telemetrie”-menu, zie vanaf bladzijde 232, op te
roepen als ook om hiernaar terug te keren de centrale ESC-toets van de linker touch-toets ca. 1 seconde
indrukken.
•“grafische weergave van telemetrie-data” Door kort aantippen van de toets ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets wisselt u vanuit het basisdisplay
van de zender direct naar de grafische weergave van telemetrie-gegevens resp. bladert u tussen de
verschillende displays heen en weer.
Door kort aantippen van de centrale ESC- of SET-toets keert u weer terug naar het basisdisplay.
•“VERBORGEN MODUS”
(taalkeuze en contrast)
Bij ingedrukte ▲▼ pijltoetsen van de linker touch-toets de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aantippen, zie volgende bladzijde.
•invoerslot
In het basisdisplay van de zender te activeren en deactiveren door ca. 2 seconden lang tegelijkertijd
indrukken van de toetsen ESC en SET.
• Quick-Select
Vanuit de multifunctie-lijs t komt u door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄ ► van de rechter
touch-toets in een “structuuroverzicht”. In dit overzicht zijn alle menu’s overzichtelijk in groepen samengevat:
… en tip daarna de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. Zodra u de toets weer loslaat zullen
alleen de menu’s, die bij deze groep horen, zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld:
Waarschuwingen
Waarschuwingen
BIND n/a “Binding niet aanwezig” Aan het momenteel actieve modelgeheugen is nog
OK geen ontvanger gebonden. Met een kort aanraken van de SET-toets komt u
direct bij de desbetreffende optie.
Kan geen data
ontvangen Geen gebonden ontvanger binnen bereik
HF AAN/UIT? Alleen bij al gebonden ontvanger: moet de HF-afstraling “AAN” of “UIT” zijn?
AAN UIT
HF uitschakelen Oproep om de HF-afstraling uit te schakelen (Een gebonden ontvanger kan
OK alleen bij uitgeschakeld HF door een andere vervangen worden)
30
Kiezen Moet de vóór het laatste uitschakelen van de zender gebruikte “draadloze
leraarverb. leraar/leerling-verbinding” verder gebruikt of uit-geschakeld worden?
VERDER UIT
Accu moet Bedrijfsspanning te laag
geladen worden !!
Fail-Safe instellen! Fail Safe nog niet ingesteld
Gas te hoog! Gas-stuurknuppel resp. limiter bij heli te ver richting volgas
SD kaart insteken Geen SD- resp. SDHC-geheugenkaart in de kaartslot resp. kaart niet leesbaar
OK
•Binnen de in de regel “inschakelwaarschuwing” van het menu “algemene instellingen” bladzijde 264
ingestelde tijdsperiode werd de zender niet bediend. Op het display verschijnt …
!Waarschuwing!
…, de waarschuwings-LED rechts naast de aan-/uit-schakelaar knippert en er klinken hoorbare
waarschuwingssignalen. Wanneer de zender niet bediend wordt gaan deze na een minuut vanzelf uit.
•Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het
display verschijnt de melding:
Afhankelijk van het desbetreffende menu verschijnen er in de onderste regel van het display de functievelden:
De desbetreffende functie wordt geactiveerd door het aanraken van de SET-toets De functievelden zijn:
• CLR (clear): wissen
• SEL (select): uitkiezen
• STO (store): opslaan (bv. positie stuurelement)
• SYM waarden symmetrisch instellen
• ASY waarden asymmetrisch instellen
• schakelaarsymbool schakelaarsymbool-veld (toewijzing van allerlei schakelaars)
• pagina-wissel binnen een menu wisselen naar de tweede bladzijde (vervolgmenu)
Invoerslot
De touch-toetsen en daarmee de toegang tot alle verstelbare opties kunnen voor ongewild gebruik worden
afgesloten, door ca. 2 seconden lang de beide toetsen ESC en SET in het basisdisplay van de zender MC-32
HoTT aan te raken. Dit wordt aangeduid door een invers sleutelsymbool in het snijpunt van de trimbalken:
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele tijd klaar voor gebruik. Een hernieuwd aanraken van de
toetsen ESC en SET gedurende ca. 2 seconden heft het slot weer op. Na het volgende inschakelen van de
zender is het invoerslot ook weer opgeheven.
31
VERBORGEN MODUS
* V E R B O R G E N M O D U S *
Knuppelcalibratie =>
HF AAN/UIT?
AAN UIT
* V E R B O R G E N M O D U S *
Firmware Update =>
Bestandslijst
voice_spain.vdf
Bestandslijst
voice_spain.vdf
* V E R B O R G E N M O D U S *
22/100%
Taalkeuze en display-contrast
Het menu “VERBORGEN MODUS” van de zender MC-32 HoTT bereikt u vanuit bijna iedere menupositie door
de pijltoetsen ▲▼ van de linker en de SET-toets van de rechter touch-toets aan te tippen:
Contrast bovenste display 0
In de regel “CONTRAST” kunt u, zoals op bladzijde 263 uitvoeriger beschreven, na aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets met de pijltoetsen ervan het beeldschermcontrast van het desbetref fen de
display naar uw behoefte aanpassen en met een hernieuwd aantippen van de SET- of ESC-toets terugkeren naar
de regelselectie.
Gesproken berichten
Zoals in het gedeelte “koptelefoon” op bladzijde 24 al besproken is kunnen via deze aansluiting naast de
hoorbare signalen van de zender eventueel ook de aan het telemetrie-menu gekoppelde signalen en gesproken
berichten worden doorgegeven. Standaard vindt dit in het Duits plaats. Deze als taalpakket samengevatte en in
het interne geheugen van de zender opgeslagen berichten kunnen echter door een taalpakket in een andere taal
worden vervangen. Op het moment dat dez e handl eid ing w erd gedr ukt staan op de meegeleverde SD-kaart de
volgende talen ter beschikking:
* Duits * Engels * Frans * Italiaans * Spaans
Het taalpakket kan worden uitgewisseld via het PC-programma, dat onder
pagina van de zender te vinden is, of via de SD-kaart, zoals hieronder beschreven . Plaat s dus uw SD- resp.
SDHC-kaart, wanneer dit nog niet is gebeurd, zoals op bladzijde 23 beschreven werd in de zender. Schakel deze
daarna met uitgeschakelde HF in:
www.graupner.de op de dow nload-
Wisselen van taal
Wissel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar de regel “GESPROKEN BERICHTEN”:
Bevestig uw keuze door hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Het
geselecteerde taalpakket wordt in het zendergeheugen geladen:
Schakel na dit proces de zender weer uit. Alle instellingen, die in de zender opgeslagen zijn, blijven na het
wisselen van de taal geheel behouden.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing …
… dan is de HF-afstraling van de zender nog actief. Schakel deze uit in de regel “HF-module” van het
menu “Basisinstellingen” en herhaal de stap.
• Verschijnt de waarschuwing …
… dan bevindt er zich nog geen geheuge nka art in de kaartslot of is deze niet leesbaar.
• Is de bestandslijst leeg … ► .
… dan vindt de zender geen geschikt taalbestand op de geplaatste SD-kaart. Controleer in dit geval op een
PC of laptop de inhoud van de map “VoiceFile” op de SD-kaart.
Firmware update
Wisselen van de taal op het display
Belangrijke aanwijzing:
Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze op en sla
alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen.
Op dezelfde manier als het gedeelte “GESPROKEN BERICHTEN” hierboven kan bij dit menupunt de Firmware
van de zender en daarmee ook eventueel de displaytaal geactualiseerd resp. vervangen worden. Toen dit
handboek werd gedrukt stonden de volgende talen ter beschikking op de standaard meegeleverde SD-kaart:
* Duits* Engels
Een Franse, Italiaanse, Spaanse en Nederlandse versie zijn in voorbereiding. Meer updates en informatie vindt u
op de pagina van de MC-32 HoTT onder Download op www.graupner.de.
Bevestig uw keuze door een hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Het
laden van de geselecteerde Firmware naar het modelgeheugen wordt gestart en na twee heel kort zichtbare
displays , die alleen de start van de Firmware-update betreffen …
Na een paar seconden verdwijnt deze boodschap en start de zender opnieuw op. De zender is nu gebruiksklaar.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing …
… dan bevindt er zich nog geen geheugenkaart in de kaartslot of is deze niet leesbaar.
• Is de keuzelijst leeg … ► .
… dan vindt de zender geen geschikt Firmware-bestand op de geplaatste SD-kaart. Controleer in dit geval op
een PC of laptop de inhoud van de map “Firmware” op de SD-kaart.
Knuppel kalibreren
Zou u het gevoel hebben dat de middenpositie van de zelfneutraliserende stuurknuppels (stuurelement 1 … 4)
niet exact overeenkomt met 0% stuuruitslag, dan kunt u dit als volgt controleren resp. corrigeren:
Wissel naar het menu “modelselectie” en initialiseer daar, zoals op bladzi jde 73 beschreven, een vrij modelgeheugen. Of u kiest voor een vliegtuig- of een helikoptermodel maakt in dit geval niet uit. Wacht de aanwijzingen
af, die normaal gesproken in het basisdisplay van de zender verschijnen na een wisselen van model en wissel
daarna naar het menu “servoaanduiding” door bijvoorbeeld tegelijkertijd de toetsen ◄► van de linker touch-
toets aan te tippen, ZONDER in de tussentijd te trimmen of verdere programmeringen uit te voeren. Wanneer alle
knuppels van uw zender nog zelfneutraliserend zouden zijn zou de weergave in het ideale geval als volgt zijn:
In alle andere gevallen komen de balk en %-aanduid ing ov er een met de actue le positie van de nietzelfneutraliserende stuurkn up pel – normaal gesproken de gas-/remstuurknuppel resp. gas-/pitchstuurknuppel
“K1”. Bevindt de gas-/remstuurknuppel zich dus in de positie “kwart gas” dan ziet het display er ongeveer zo uit:
Breng nu na elkaar elk van de beide knuppels elk naar de vier mogelijke eindaanslagen, zonder bij de aanslag
nog extra druk uit te oefenen. In elk van de in totaal acht eindposities moet – afhankelijk van de kant- exact -
34
100% of +100% te zien zijn. Bevindt zich bv. stuurelement 2 aan de linker aanslag en zijn de drie andere
knuppelfuncties in de middenpositie, dan moet het display van uw zender er als volgt uitzien:
Bereikt u, afhankelijk van het aantal zelfneutraliserende knuppelfuncties van uw zender, een resultaat van vier
maal 0% en acht maal 100%, dan zijn de stuurknuppels van uw zender optimaal gekalibreerd en hebben ze geen
nieuwe afstelling meer nodig. U kunt de procedure dan afsluiten en eventueel het aangemaakte modelgeheugen
weer wissen. In andere gevallen wisselt u, zoals hierboven al eerder beschreven, naar de regel “knuppel
kalibreren” van het menu “Verborgen modus” en tipt u kort op de central e SET-toets va n de rechter tou ch-toets:
Met de pijltoetsen ◄► van de rechter touch-toets kunt u nu cyclisch de posities van de vier te kalibreren
knuppelposities selecteren, bij v oor beel d de links-/rechts-mogelijkheid van de rechter stuurknuppel:
Breng nu volgens de “links” knipperende pijlmarkering de rechter knuppel – weer zonder druk uit te oefenen –
naar de linker aanslag …
… en tip dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Daarmee is in dit voorbeeld de “linker”
aanslag van de rechter knuppel gekalibreerd en knippert ter bevestiging de cirkel in het midden van de
symbolische stuurknuppel:
Laat nu de zelfneutraliserende stuurknuppel los, zodat deze weer in de middenpositie kan terugkomen en tip dan
weer kort op de centrale SET-toets om de middenpositie te kalibreren. De rechter “driehoeksmarkering” knippert:
Herhaal deze kalibratie-procedure nu voor de rechter aanslag van de rechter stuurknuppel. Voor de andere
stuurknuppel gaat u op dezelfde manier te werk. Op dezelfde manier gaat u te werk voor de drie op de
middenconsole gemonteerde schuiven en de beide zijdelingse proportionele schuiven. Deze opties bereikt u door
de toets ◄ of ► van de rechter touch-toets zo vaak aan te tippen tot u de gewenste positie bereikt heeft, bv.:
Aanwijzingen:
• Foutieve kalibraties corrigeert u door de bovengenoemde procedure te herhalen.
• Binnen elke kalibratie-stap kan elk van de drie kalibratie-posities met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of
rechter touch-toets direct worden geselecteerd.
Door een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets beëindigt u de kalibratie en verlaat u
weer het ondermenu “knuppelkalibratie”.
35
Weergave telemetrie-data
Kan geen data
ontvangen
Sensor kiezen
GPS
Ontvanger
GPS
Ontvanger
De zender MC-32 HoTT beschikt over twee zelfstandige displays, en wel een grotere voor de bediening van de
zender en een kleinere onder de antennevoet voor de grafische weergave van telemetrie-gegevens. De
weergave van data wordt automatisch geactiveerd zodra de zender via het terugkoppelingskanaal telemetrie-data
ontvangt:
Zijn er daarentegen op de onderste rand van het display alleen twee “X” te zien en verschijnt er op het bovenste
display de waarschuwing …
…, na korte tijd afgewisseld door het Graupner|SJ-logo en de zendernaam, dan is er ontvanger binnen het bereik,
die door de telemetrie-verbinding kan worden aangesproken. Schakel dus uw ontvanger in of bind, zoals uitvoerig
beschreven op bladzijde 81 resp. 89, een ontvanger aan een actief modelgeheugen:
Standaard is op het bovenste display bij een bestaande telemetrie-verbinding het “ontvanger”-display te zien …
… waarvan u de beschrijving vindt op de volgende bladzijde in het gelijknamige gedeelte.
Sensor kiezen
Tot maximaal vier sensoren kunnen en willekeurige combinatie aan een ontvanger met telemetrie worden
aangesloten. De weergave van gegevens van deze sensoren moet echter, zoals beschreven op bladzijde 244 in
het kader van het ondermenu “SENSOR KIEZEN” van het “Telemetrie”-menu ….
Ontvanger
General module
Electric-air module
Vario module
… geactiveerd worden. De data van de geselecteerde sensoren worden dan volgens de hieronder beschreven
displays getoond. Verder kunnen alleen geactiveerde sensoren in het menu “INSTELLEN/WEERGEVEN” van het
“Telemetrie”-menu , vanaf bladzijde 233, aangesproken worden.
Tussen de displays van de in het ondermenu “SENSOR KIEZEN” van het “Telemetrie”-menu geactiveerde
sensoren wisselt u door één van de keuzetoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets kort aan te tippen …
General
Elect. Air
Vario
… en na het verschijnen van het keuzevenster met één van de beide toetsen ▲▼ de regel van de gewenste
sensor uit te kiezen. Wanneer er geen sensor geactiveerd is zijn behalve de op de volgende bladzijde beschreven
“ONTVANGER”-displays alle hieronder beschreven displays resp. sensoren uit de keuzelijst onzichtbaar:
Uw keuze kunt u naar behoefte direct met de centrale SET-toets van de rechter touch-toets bevestigen of gewoon
wachten, tot na korte tijd het hoofddisplay van de geselecteerde sensor vanzelf verschijnt.
Aanwijzing:
De volgorde van de hieronder beschreven displays volgt - uitgaand van het hoofddisplay - het aantippen van de
►-toets.
36
Meer informatie over de hieronder genoemde modulen vindt u in het aanhangsel en op Internet onder
www.graupner.de bij het desb etr effe nde product.
ONTVANGER
Dit display geeft de in het display “RX DATAVIEW” van het telemetrie-menu “INSTELLEN/WEERGEVEN”,
bladzijde 233 opgenomen data grafisch weer. De bete keni s is:
waarde verklaring
RX-S KWA signaalkwaliteit in %
RX-S ST signaalsterkte in %
RX-dBm ontvangstvermogen in dBm
TX-dBm zendvermogen in dBm
V PACK geeft de langste tijdspanne in ms aan, waarbij datapakketten bij de overdracht van de zender
naar de ontvanger verloren zijn gegaan
RX-VOLT actuele bedrijfsspanning van de ontvanger in Volt
M-RX V laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds de laatste inbedrijfname in Volt
TMP de thermometer visualiseert de actuele bedrijfstemperatuur van de ontvanger
GENERAL MODULE
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten General-Engine-module Best.Nr. 33610 of een General-Air-module Best.-Nr. 33611. Meer informatie bij deze modulen vindt u in het
aanhangsel of onder
module is voorzien kunnen op het display de volgende data permanent getoond worden: de actuele spanning van
maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2); de meetresultaten van maximaal 2 temperatuursensoren (T1 en T2) en het
brandstofniveau in de tank. Aan de rechterkant worden óf de actuele celspanningen van een accupack met
maximaal zes cellen weergegeven, óf de actuele hoogte ten opzichte van de standplaats, het stijgen/dalen in m/1
s en m/3 s, de actuele stroom in Ampère en de actuele spanning van de aan de sensor aangesloten accu. De
betekenis is:
waarde verklaring
ACC1 / ACC2 accu 1 resp. accu 2
TANK stand brandstof / tankaanduiding
L / V leeg / vol
T1 / T2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
CEL V c elspanning van cel 1 … max. 6
HOOG actuele hoogte
0m1 m/1s stijgen/dalen
0m3 m/3s stijgen/dalen
STROOM actuele stroom in ampère
SPANN. actuele spanning van de aandrijfaccu
Accu- en verbruiksweergave
www.graupner.de bij het desbetreffende product. Afhankelijk van de sensoren waarvan de
Dit display visualiseert de actuele spanning, de actuele stroomopname en de verbruikte capaciteit van een
eventueel aan aansluiting “accu 1” van de General-Engine- (Best.-nr. 33610) of General-Air-module (Best.-nr.
33611) aangesloten accu en de verbruikte hoeveelheid brandstof in ml.
37
SENSOR 1
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610) of General-Air- (Best.-Nr. 33611) aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613
gemeten actuele spanning en temperatu ur.
SENSOR 2
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 2” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610) of General-Air- (Best.-Nr. 33611) aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613
gemeten actuele spanning en temperatu ur.
Toerentalsensor
Dit display visualiseert het door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610) of General-Air- (Best.-Nr. 33611) aangesloten toerentalsensor met Best.-Nr. 33615 of 33616 gemeten
toerental.
Aanwijzing:
Voor de correcte weergave van het toerental moet eerst in het telemetrie-men u van de mo dule het corr e cte aant al
propellerbladen worden ingest eld.
Vario
Dit display visualiseert de door de van de General-Engine- (Best.-Nr. 33610) of General-Air-module (Best.-Nr.
33611) geïntegreerde vario stammende data wat betreft hoogte in m in relatie tot de standplaats resp. startplaats
en de actuele stijg-/daa lw aar de in m/s.
ELECTRIC AIR MODULE
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten Electric-Air-module Best.-Nr.
33620. Meer informatie bij dit product vindt u in het aanhangsel of onder www.graupner.de bij het desbetr ef fend e
product. Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is voorzien kunnen op het display de volgende data
permanent getoond worden: de actuele spanning van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2); de meetresultaten
van maximaal 2 temperatuursensoren (T1 en T2); de actuele hoogte ten opzichte van de standplaats en het
stijgen/dalen in m/1 s en m/3 s en in het midden van het display nog de actuele hoeveelheid stroom, die uit een
38
spanningsbron is ontnomen. Aan de rechterkant worden om en om de actuele celspanningen van de aan de
balancer-aansluiting 1 (L) of 2 (H) aangesloten accupacks van elk max. 7 cellen weergegeven. De betekenis is:
waarde verklaring
V actuele spanning
A actuele stroom
ACC1 / ACC2 accu 1 resp. accu 2
HOOG actuele hoogte
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
T1 / T2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
L resp. H celspanning van cel 1 … max. 14
L = balancer-aansluiting 1
H = balancer-aansluiting 2
ACCU 1
Dit display visualiseert de actuele spanning, de actuele stroomopname en de verbruikte capaciteit van een
eventueel aan aansluiting “accu 1” van de Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) aangeslot en accu.
SENSOR 1
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de Electric-Air- (Best.-Nr. 33620)
aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613 gemeten actu ele span nin g en
temperatuur.
SENSOR 2
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 2” van de Electric-Air- (Best.-Nr. 33620)
aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613 gemeten actu ele span nin g en
temperatuur.
Vario
Dit display visualiseert de door de Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) geïntegreerde vario stammende data wat
betreft hoogte in m in relatie tot de standplaats resp. startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
VARIO
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten vario-module Best.-Nr. 33601.
De betekenis is:
waarde verklaring
HOOG actuele hoogte
RXSQ signaalsterkte van het bij de ontvanger aankomende signaal in %
39
MAX de vooraf ingestelde hoogtelimiet ten opzichte van de startplaats, waarvan bij overschrijding
akoestische waarschuwingssignalen worden gegeven
MIN de vooraf ingestelde minimale hoogte ten opzichte van de startplaats, waarvan bij
overschrijding akoestische waarschuwingssignalen worden gegeven
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
Vario
Dit display visualiseert de door een eventueel aan de telemetrie-aansl uiting van een ontvanger aangesloten
Vario-module (Best.-Nr. 33601) stammende data wat betreft hoogte in m in relatie tot de standplaats resp.
startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
GPS
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïnt egr e erde
vario, Best.-Nr. 33600.
Naast de actuele positiegegevens en de snelheid van het model in het centrum van het display wordt nog de
actuele hoogte ten opzichte van de startplaats en het stijgen/dalen van het model in m/1s, m/3s en m/10s, de
actuele ontvangstkwaliteit en de afstand van het model tot de startplaats getoond. De betekenis is:
waarde verklaring
W / N / O / S westen / noorden / oosten / zuiden
Kmh snelheid
RXSQ signaalsterkte van het terugkoppelingskanaal
AFST. Afstand
HOOG hoogte
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
GPS
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïnt egr e erde
vario, Best.-Nr. 33600. De betekenis is:
waarde verklaring
km/h snelheid
DIS horizontale afstand in m
m/s stijgen/dalen in m/s
ALT hoogte ten opzichte van startplaats in m
Vario
Dit display visualiseert de van de in de GPS-/Vario-module (Best.-Nr. 33600) stammende data wat betreft hoogte
in m in relatie tot de standplaats resp. startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
40
Voor uw notities
41
In bedrijf nemen van de zender
Accu moet
worden !!
HF AAN/UIT?
AAN UIT
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Kan
ontvangen
Opmerkingen vooraf bij de zender MC-32 HoTT
Opmerkingen vooraf
Het Graupner HoTT-systeem maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te
gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de
praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden
toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter –zoa ls dat
altijd al het geval was- de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen
afspraken over de frequenties meer nodig zijn is niet alleen erg makkelijk, maar bij een onoverzichtelijk terrein,
zoals dat bv. bij hellingvliegen nogal eens voorkomt, ook een enorme veiligheidswinst.
Accu geladen?
Omdat de zender uitgeleverd wordt met een ongeladen accu, moet u hem na het bestuderen van de
laadvoorschriften op bladzijde 16 opladen. Anders klinkt er bij het onderschrijden van een bepaalde spanning, die
in de regel “Waarschuwingsdrempel accu” van het menu “algemene instellingen”, bladzijde 264, ingesteld kan
worden al na korte tijd een waarschuwingssignaal en wordt er een desbetreffende melding op het display
getoond.
geladen
In bedrijf nemen van de zender
Na het inschakelen van de zender verschijnt er in het midden van het zenderdisplay gedurende ca. 2 seconden
de aanduiding
Eventueel kunt u binnen deze tijd de HF-afstraling uitschakelen door met de toets ▲ of ► van de rechter touch-
toets het zwarte veld naar rechts te verschuiven, zodat AAN nu normaal en UIT invers wordt weergegeven:
Door het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets sc hak elt u nu de HF-module uit. In het
display onder de antennevoet verschijnt gedurende korte tijd de melding …
geen data
… en parallel bevindt u zich in het hoofddisplay van de zender:
De symboolcombinatie Ÿx betekent, dat het actueel actieve modelgeheugen al met een Graupner-HoTTontvanger is ”gebonden”, maar dat er geen verbinding met deze ontvanger bestaat. (we hebben immers zojuist
de HF-afstraling in dit voorbeeld uitgeschakeld!) Werd de zender echter ingeschakeld zonder de HF-afstraling uit
te zetten, knippert het symbool van de zendmast. Parallel daaraan klinkt er zó lang een hoorbaar waarschuwingsignaal, totdat er een verbinding is met de bijbehorende ontvanger. Wanneer deze verbinding is gemaakt
verschijnt er in plaats van een “X” aan de voet van het antennesymbool nu een weergave van de veldsterkte en
de optische en akoestische waarschuwingen worden beëindigd. In dezelfde regel rechts verschijnt er bij een
bestaande telemetrie-verbinding een soortgelijke aanduiding van de ontvangststerkte van het -van de ontvanger
afkomstige- telemetrie-signaal (>M▬), evenals de actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening.
Verschijnt er daarentegen in de aanduiding de symboolcombinatie Ÿx en meldt het bovenste display dat er geen
data kunnen worden ontvangen, dan is het actuele modelgeheugen op dit moment niet met een ontvanger
“verbonden”.
Waarschuwing onderspanning
Wanneer de zenderspanning onder een bepaalde, in het menu “alg. instellingen”, bladzijde 264, instelbare
waarde daalt, standaard 4,7 V, volgt er een hoorbare en zichtbare waarschuwing.
Belangrijke aanwijzingen:
• De zender in de set is standaard ingesteld op de correcte instellingen voor het gebruik in de meeste
landen in Europa (behalve Frankrijk). Wordt de besturing daarentegen in Frankrijk gebruikt, dan MOET
eerst de landeninstelling van de zender op de modus “FRANKRIJK” worden ingesteld, zie bladzijde
265. IN GEEN GEVAL MAG IN FRANKRIJK de universele/EUROPA-modus worden gebruikt!
42
• Met de zender MC-32 HoTT 2.4 kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden
ontvanger maximaal 16 servo’s worden aangestuurd. Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om
een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen zijn er aan de stuurkanalen 5 … 16 standaard geen
stuurelementen toegewezen, zodat eventueel aangesloten servo’s in de middenpositie stil blijven
staan, totdat er een bedieningselement toegewezen is. Om dezelfde reden zijn praktisch alle mixers
inactief. Nadere informatie hierover vindt u op bladzijde 112 (vliegtuigmodel) resp. 116 (helimodel).
• De principes van de eerste programmering van een nieuw modelgeheugen vindt u op bladzijde 70 en
vanaf bladzijde 272 bij de programmeervoorbeelden.
• Let er bij het inschakelen, binden of instellen van de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd
voldoende ver verwijderd is van de ontvangerantennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk te
dicht bij de ontvangerantennes bevindt overstuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de ontvanger
branden. Parallel daaraan valt het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de veldsterkte-balk op het
display een “X” laat zien en de actuele ontvangeraccu-spanning met 0,0 V wordt weergegeven.
Tegelijkertijd bevindt de besturing zich in de Fail-safe-modus, zie bladzijde 212, d.w.z. dat de servo’s
in hun actuele positie blijven staan wanneer het ontvangstsignaal uitvalt, totdat er een nieuw, geldig
signaal binnenkomt. Vergroot in dit geval de afstand totdat alle weergaven weer “normaal” zijn.
Firmware-Update van de zender
Firmware-updates van de zender worden op eigen risico op t w ee manieren w orden uitg ev oer d:
• Zoals onder “FIRMWARE UPDATE / wissel van de displaytaal” in het gedeelte “verborgen modus” op
bladzijde 33 is beschreven.
• Zoals hieronder beschreven via de aan de onder de linker afdekklep aangebrachte vijfpolige mini-USB-poort
met behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista of 7.
Actuele software en informatie vindt u bij het desbetre f fen de product als download onder www.graupner.de
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder http://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung wordt u automatisch
per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
De hierboven genoemde “bijbehorende” productpagina’s vindt u het makkelijkste door in de adresregel van uw
browser
www.graupner.de in te tikken en dan op de ENTER-toets van uw PC of laptop te drukken:
Op deze zogenaamde startpagina van de Fa. Graupner vindt u rechtsboven een invoerveld “zoeken”. Klik met de
muis in dit veld en voer een zoekbegrip in, bijvoorbeeld het artikelnummer van de zender:
Na nogmaals op ENTER gedrukt te hebben wordt de gezochte pagina geopend:
43
Wanneer u nu met de muis de scroll-balk van uw Internetbrowser een beetje naar beneden verschuift verschijnen
de tabbladen “Eigenschappen”, “Onderdelen”, “Toebehoren” en “Downloads”:
Wissel door een aanklikken van het tabblad “Downloads” naar het download-onderdeel. Kies het benodigde
bestand / de benodigde bestanden uit en start de download door een dubbelklikken op het woord “Download”
onder het geselecteerde bestand. Met de download van “HoTT-software VX” downloadt u het bestand
“HoTT_Software_VX.zip”. Dit gecomprimeerde bestand bevat alle bestanden die voor de update van de zender,
HoTT-ontvanger, sensoren etc. nodig zijn. Let er op: toen dit handboek bewerkt werd was de programmapakketversie “4” actueel: “HoTT-Software V4”. Wanneer de als laatste doorgevoerde update “V3” of ouder is, MOETEN
alle componenten van het radiobesturin gs sy stee m naar de versie “V4” geüpdatet worden, anders kan dit leiden
tot een foutieve functie van componenten. Hetzelfde geldt voor toekomstige download-pakketten “V5” of hoger.
Wanneer binnen een versie “VX” individuele Firmware-bestanden gewijzigd zouden zijn, is het voldoende om de
nieuwere Firmware-versie van dat product te installeren. Of er actuelere versies van de Firmware zijn kunt u zien
aan de productiedatum van het download-bestand. Ook versienummers van de desbetreffende Firmwarebestanden zijn dan gewijzigd.
Sla het bestand nu op in een map van uw keuze en pak deze met behulp van een geschikt programma uit. Mocht
een zender-update niet zoals hieronder beschreven is functioneren, lees dan verder in het hoofdstuk “Herstellen
van de Firmware van de zender” op bladzijde 47.
Update van de MC-32 HoTT-software
Voor een update van de zendersoftware heeft u alleen de bij de MC-32-set aanwezige USB-kabel nodig. Deze
wordt direct in de mini-USB-aansluiting aan de kopse kant van de zender bevestigd.
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de gebruikte HoTT-componenten
alleen mogelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De programma’s en bestanden die hiervoor
nodig zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd, op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze voor
de zekerheid en sla alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op
een goed contact tussen de zender en de computer.
1. Programmapakket uitpakken
Pak het bestand “HoTT_Software_VX.zip” uit in een door u gewenste map. Deze noemt u bv.
“HoTT_Software_VX”, waarbij de “X” dan het nummer van de actuele versie is.
2. Driver installeren
Installeer, wanneer dit nog niet gedaan is, de benodigde driversoftware, die bij het programma als “USB
driver” is toegevoegd, om de in de zender geïntegreerde USB-poort te kunnen gebruiken.
Start de installatie van de drivers door dubbel te klikken op het desbetreffende bestand en volg de
aanwijzingen. Na een succesvolle installatie moet de computer opnieuw gestart worden. De driver hoeft maar
één keer geïnstalleerd te worden..
44
3. Verbinding zender / PC maken
Verbind nu de USB-kabel tussen de PC resp. laptop met de 5-polige mini-USB-bus aan de kopse kant van de
uitgeschakelde zender. Let op een goed contact van de USB-kabel.
4. Update MC-32 HoTT-zendersoftware
Start het programma “Firmware_Upgrade_grStudio_Ver-X.X” vanuit de eerder genoemde map, bv.
“HoTT_Software_VX” (de dit moment actuele versie 1.9 start zonder installatie.):
Open het “Controller Menu” en klik in de optie “Upgrade” op “Port select”. (Als alternatief kunt u onder “Menu” de
optie “Port Select” kiezen.)
Kies nu in het venster “Port select” de correcte COM-poort uit, waaraan de USB-aansluiting aange sl oten is. Deze
is te herkennen aan de aanduiding “Silicon Labs CP210x USB to UART Bridge” in de kolom “Device Name”. In de
bovenstaande afbeelding zou dit poort “COM3” zijn. Roep daarna onder “Controller Menu” de optie “Firmware
Upgrade”. Alternatief kunt u onder “Menu” de optie “Firmware Upgrade” kiezen:
Na het oproepen van dit programma geeft de rood knipperende “1” van de getallenreeks 1 … 7 bovenaan het
venster aan, dat het programma nu in “[Process Step] 1” is. De betekenis van de actueel knipperende fase staat
direct onder de getallenreeks:
Bijvoorbeeld hier bij de afgebeelde Step 1: “USB -kabel met PC en zender verbinden” en “File Browse Button
indrukken en Update-besta nd kiez en”.
Aanwijzing:
U kunt de uitleg van elke stap ook telkens als een Quick-Info oproepen door de muis boven het getal te zetten.
45
Verbind nu dus, wanneer dit nog niet gebeurd is, uw zender met de PC of laptop. Klik op de knop met het
opschrift “File Browse” en kies in de nu verschijnen de optie “Bestand openen” het gewenste bestand met de
Firmware-update, eindigend op de extensie “bin” uit. Dit is normaal gesproken het al gedownloade en uitgepakte
zip-bestand “HoTT_Software_VX” in de map “Official Version \ 33112_...._33032_mx-xx_mc-32 \ SD card \
Firmware” en luidt “mc-32_1vXXX_German.bin” (of “…English.bin”). Het bestand verschijnt in het bijbehorende
venster. Tegelijkertijd begint de “2” in plaats van de “1” rood te knipperen. De Firmware-bestanden zijn
productspecifiek gecodeerd, d.w.z. dat wanneer u een niet bij het product passend bestand uitkiest (bv.
ontvanger-update-bestand in plaats van zender-update-bestand) er een Popup-venster “Pro duct cod e error”
verschijnt en de procedure niet gestart kan worden. Volg nu de aanwijzing van “[Process Step] 2”. Schakel nu de
zender in en start de update van de zender door op de knop “Download Start” te klikken. Na een korte tijd
verschijnt de waarschuwing dat nu de HF-afstraling van de zender onderbroken wordt: “RF will be switched OFF”.
Schakel daarom eventueel uw ontvanger uit en klik daarna op “ja”:
Daarna start de eigenlijke update-procedure en begint er boven de tekst een voortgangsbalk te lopen. Parallel
daaraan geeft het rode knipperende getal aan wat de actuele “Process Step” is.
De verbinding met de PC mag tijdens de update niet verbroken worden!
De update is afgesloten, wanneer de voortgangsbalk de rechter rand heeft bereikt en de melding “Firmware
Update Success” verschijnt. De weergave wisselt van de [Process Steps] naar “7” “Update Process Finish”:
Klik op “OK”. Schakel daarna de zender uit en maak tenslotte de verbinding naar de PC of Laptop los.
Wanneer de voortgangsbalk niet verder zou lopen of het update-proces vóór het bereiken van de 100% afbreken,
dan moet u het programma sluiten en de update-procedure herhalen. Let op eventuele foutmeldingen. Mocht een
update herhaaldelijk misgaan, dan moet u ver der lez en in het volgende hoofdstuk. Zou u een weliswaar correcte,
maar oudere dan de actueel in de zender opgeslagen Firmware-versie willen laden, dan wordt u hierop gewezen:
Klik op “nee” wanneer u geen oudere Firmware-versie wilt en laad via “File Browse” het juiste *.bin-bestand.
46
Herstellen van de Firmware van de zender
Programma “Emergency”
Herstellen van de zendersoftware MC-32 HoTT
Mocht een Firmware-update van de zender misgegaan zijn of zou de software “blijven hangen” en de zender
eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar uitgezet kunnen worden, dan kunt u de Firmware met het
onderdeel “Emergency” weer herstellen.
Zouden ondanks het feit dat de zender uitgeschakeld werd de beide displays nog steeds aan staan, dan moet u
met de schakelaar “POWER” op “UIT” de stekker van de zenderaccu lostrekken, deze na enkele seconden weer
bevestigen en de POWER-schakelaar in de positie “UIT” laten!
1. Voorbereiding
Verbind de zender met de PC en start het programma “Firmware_Upgrade_grStudio_Ver-X.X.exe” zoals
onder punt 3 en 4 op bladzijde 45 beschreven. (De actuele versie 1.9 start zonder verdere installatie.)
2. Programma “Emergency” starten
Kies nu onder “Controller Menu” in de rubriek “Transmitter” de optie “Emergency”:
Verzeker u er van dat de zender uitgeschakeld is! Sluit de USB-kabel aan de PC of laptop aan en verbind
deze met de USB-aansluitpoort van de zender.
3. MC-32 zendersoftware herstellen
Druk op de knop “File Browse” en zoek in het nu geopende programmavenster de actuele Firmware. Die vindt
u, zoals al eerder vermeld, in de map “Official Version \ 33112_...._33032_mx-xx_mc-32 \ SD card \ Firmware”
van het uitgepakte bestand “HoTT_Software_VX”. Het bij de zender MC-32 passende bestand luidt “mc32_1vXXX_German.bin” (of “…English.bin”). Druk op de knop “Download Start” om het proces te starten.
Wacht tot de statusbalk begint te lopen en zet dan pas de zender aan. Het is geen probleem wanneer het
bovenste display gaat branden en het onderste donker blijft. (Zou de balk al vóór het aanzetten van de zender
volgelopen zijn moet u de “Download Start”-knop opnieuw aanklikken.)
Na het inschakelen van de zender kan de eigenlijke start soms met een minuut vertraging beginnen.
De voortgangsbalk laat u de voortgang van de data-overdracht zien en als [Process Step] wordt “No 4,
Firmware downloading …” weergegeven. Onderbreek de update niet. Let op een goed contact van de USB-
kabel. De Firmware-overdracht is beëindigd, zodra de voortgangsbalk het rechter einde heeft bereikt en de
melding “File Transfer Success” wordt getoond.
De zender geeft een melodie, het onderste display gaat aan met “MC-32 HoTT” en de actuele Firmware-versie is
zichtbaar. Klik op “OK”, zet de zender uit en maak de USB-kabel naar de PC of laptop los.
47
In bedrijf nemen van de ontvanger
Opmerkingen vooraf bij de GR-32 DUAL-ontvanger
Ontvanger
Bij de radiobesturingsset MC-32 HoTT vindt u een bidirectionele 2,4-GHz-ontvanger van het type GR-24 voor de
aansluiting van maximaal 12 servo’s. Nadat u een HoTT-ontvanger ingeschakeld heef t en “z ijn” zender nie t
binnen bereik resp. uitgeschakeld is, brandt de rode LED ca. 1 seconde constant en begint dan langzaam te
knipperen. Dat betekent, dat er (nog) geen verbinding is met een Graupner HoTT-zender. Wanneer de verbinding
gemaakt is brandt de groene LED constant en gaat de rode uit. Om een verbinding met de zender te kunnen
opbouwen moet eerst de Graupner HoTT-ontvanger met “zijn” modelgeheugen in “zijn” Graupner HoTT-zender
“gebonden” worden. Deze procedure noemt men “binding”. Deze “binding” is echter maar één keer per
ontvanger-/modelgeheugen-combinatie nodig, zie bladzijden 81 resp. 89, en werd bij de apparatuur in de set al in
de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat u het “binden” alleen voor andere ontvangers of bij een
wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv. na een wisselen van zender – op ieder moment kunt
herhalen).
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening wordt bij een bestaande telemetrieverbinding rechts op
het display van de zender getoond.
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een ingestelde grenswaarde (standaard -10 ºC) of komt deze
boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel (standaard +55 ºC) dan vindt er een waarschuwing plaats
door de zender in de vorm van een gelijkmatig piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner|SJ-HoTT-ontvanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van
onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier
aangesloten kunnen worden. Gebruik geen geweld.
De vier buitenste verticale aansluitin gen met de aand uidi ng “ B + -” zijn bedoeld om de accu aan te sluiten.
Let op de juiste polariteit bij deze aansluiting! De ontvanger en de eventueel daaraan aangesloten
apparatuur kunnen verwoest worden.
De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden. De functie van elk individueel kanaal
wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet alleen de aansluiting van de gasservo is bij
elk fabricaat en modeltype verschillend. Bij Graupner radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een
vliegtuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6.
Afsluitende aanwijzingen
• De aanzienlijk hogere servo-resolutie van het HoTT-s ys teem leidt tot een merkbaar directer stuurgedrag in
vergelijking met traditionele technologie. Maakt u zich met dit directere gedrag vertrouwd!
• Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet
afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden
losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van de regelaar. Met een kleine schroevendraaier
voorzichtig het middelste lipje van de stekker iets omhooghalen (1), rode kabel lostrekken (2) en met
isolatieband tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3).
Let op de aanwijzingen bij de inbouw van de ontvanger en ontvangerantenne en op de inbouw van de servo’s op
bladzijde 56.
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en houdt
u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. Laat daarna de knop weer los. Werd de reset
uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender of met een ongebonden ontvanger, dan knippert de LED van de
ontvanger na ca. 2 tot 3 seconden langzaam rood en kan er via de zender direct daarna begonnen worden met
een bindingsproces. Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset uitgevoerd en is het bijbehorende
modelgeheugen in de ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na ca. 2 tot 3 seconden groen als teken
dat uw zender-/ontvanger-combinatie weer klaar voor gebruik is. Laat de knop nu weer los.
Let alstublieft hierop:
Door een RESET worden, met uitzondering van binding-informatie, ALLE instellingen in de ontvanger
teruggezet naar de standaard fabriekswaarden! Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom na een
RESET alle instellingen, die eventueel via het telemetrie-menu al waren ingevoerd, weer herhaald worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam, wanneer een ontvanger in een ander model wordt
overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden voorkomen dat u per ong eluk ver keerde instellingen
meeneemt.
* BEC=Battery Elimination Circuit
48
Stroomvoorziening van de ontvanger
Een veilig omgaan met een model begint o.a. bij een betrouwbare stroomvoorziening. Wanneer de op het display
weergegeven ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds (te) laag is, ondanks licht lopende
stuurstangen, volle accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerverbindingen, dan moet u eens letten op de
volgende aanwijzingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgeladen zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een
geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting,
omdat zelfs nieuwe, hoog belastbare schakelaars een spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken.
Bovendien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact en een steeds groter wordende
overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een Graupner/JR DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wanneer
ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze servo’s kunnen in een “schuimpje” de boordaccu met 3
ampère belasten…
U moet daarom een stroomvoorziening kiez en, die ook onde r belasti ng niet door de kni eën gaat, maar ook dan
nog een voldoende spanning levert. Als “berekening” van de benodigde accucapaciteit moet u minstens 350 mAh
voor iedere analoge servo en 500 mAh voor iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met 1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstinstallatie
met 4 analoge servo’s het absolute minimum vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger, die vanwege
zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om meerdere van de maximaal zes aansluitingen met de aanduiding
“- + B” voor de stroomvoorziening te gebruiken.(Deze aansluitingen zijn ALLEEN als accu-aansluit ing bedo eld. )
Verbind de stroomvoorziening bij voorkeur met de aansluiting(en), die valk bij de aangesloten servo’s ligt/liggen.
Bij het gebruik van powerservo’s moeten dan, afhankelijk van het vermogen van de accu, soms a lle accuaansluitingen, eventueel via dr ie PRX -ontvanger-stroomvoorzieningen, worden gebruikt. Ook moeten bij twee
accu’s aan één PRX bij voorkeur die aansluitingen worden genomen, die het dichtst bij de sterkste servo’s liggen.
De afb. hieronder laat een voorbeeld zien, hoe een gestab ili s eer de ontv ang er -stroomvoorziening (PRX-5A Best.nr. 4136) voor de aansluiting van twee accu’s gebruikt kan worden. Alternatief kunt u ook een schakelaar met
twee stroomkabels naar de ontvanger nemen. U verkleint door de dubbele aansluiting niet alleen het risico op een
kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
Als u aan iedere accu-aansluiting een aparte accu aansluit moet u er in ieder geval op letten dat de accu’s
dezelfde spanning en capaciteit bezitten. Sluit nooit verschillende accutypen of accu’s met sterk van elkaar
afwijkende laadtoestanden aan, omdat er dan kortsluitings-achtige effecten kunnen optreden. Schakle in dit soort
gevallen uit veiligheidsoverwegingen een spanningsstabilisatie zoals bv. de PRX-5A-ontvangerstroomvoorziening
tussen accu’s en ontvanger:
Gebruik voor de veiligheid nooit accu-boxen en geen droge (niet-oplaadbare) batterijen. De spanning van de
boord-stroomvoorziening wordt tijdens het gebruik rechts onder op het display van de zender weergegeven:
Wanneer de accuspanning onder een in het telemetrie-menu, bladzijde 264, instelbare waarschuwingsdrempel –
standaard 3,60 V- daalt volgt er een optische en akoestische waarschuwing.
Test echter in regelmatige intervallen de toestand van de accu’s. Wacht niet met het laden van de accu’s
tot het waarschuwingssignaal klinkt.
Aanwijzing:
Een compleet overzicht van de accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het testen van stroombronnen
vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder
computer-laadapparaten vindt u in de tabel op bladzijde 17.
www.graupner.de. Een selectie van geschikte
49
Stroomvoorziening van de ontvanger
NiMH-accupacks met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner|SJ-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning
hebben!
NiMH-accupacks met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer speelruimte dan de 4-cellen-packs. Let er wel op, dat niet
iedere servo die in de handel is de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn) verdraagt, vooral
wanneer de cellen net geladen zijn. Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld met een duidelijk
hoorbaar “brommen”.
Let daarom op de specificaties van uw servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te gaan gebruiken.
LiFe, 6,6 V met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype de beste keuze! Als bescherming zijn deze cellen ook met
een plastic Hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als LiPo-cellen in combinatie met geschikte
laadapparatuur snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duidelijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale
spanning van 6,6 Volt van een tweecellige LiFe-accu is geen probleem voor de Graupner|SJ-HoTT-ontvangers of
voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren,
slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben.
De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut
noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-nr. 4136, zie aanhangsel. Ander s best aat het gev a ar dat de aang esl oten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
LiPo packs met 2 cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend lichter dan bv. NiMH-accu’s. Als bescherming tegen
beschadigingen zijn LiPo-accu’s ook met een plastic Hardcase-behuizing verkrijgbaar.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een tweecellig LiPo-acc upa ck is geen pr oblee m voor de
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars,
gyro’s enz. Let er wel op, dat praktisch alle typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger op de markt
waren en nu nog zijn, slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben.
De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut
noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het geva ar dat de aang esl oten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-nr. 3021 kan voor het laden direct aan de ontvangeraccu worden aangesloten. Is de accu in
het model via één van de stroomvoorzieningskabels Best. -nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3 aangesloten, dan
vindt de lading via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting plaats. De
schakelaar van de stroomvoorzieningskabel moet bij het laden op “UIT” staan.
50
Algemene aanwijzingen bij het laden
• Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzingen van de laadapparaat- en accufabrik ant.
• Let op de maximaal toegestane laadstroom van de accufabrikant. Om schade aan de zender te voorkomen,
mag de laadstroom echter normaal gesproken 1 A niet overschrijden! Begrenst u indien nodig de laadstroom
aan het laadapparaat.
• Moet de zenderaccu toch met meer dan 1 A worden geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de zender
worden geladen. Anders riskeert u een beschadigen van de zenderprint door overbelasting van de
contactbanen en/of een oververhitting van de accu.
• Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakelautomaat van het laadapparaat uit te proberen.
• Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor deze
toepassing niet geschikt!
• Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu. Zo
voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
• Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van de accu controleren, deze eventueel vervangen of de
laadstroom verkleinen.
• Laat u de accu’s tijdens het laden nooit zonder toezicht.
• Let op de veiligheidsaanwijzingen en voorschriften op bladzijde 7.
Firmware-Update van de ontvanger
Firmware-updates van de ontvanger worden via de zijdelingse telemetrie-aansluiting “- + T” van de ontvanger
doorgevoerd met behulp van een PC onder Windows XP, Vista of 7. Daarvoor heeft u de standaard bij de MC-32
–set meegeleverde USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig. De tevens
benodigde programma’s en bestanden vindt u bij het desbetreffende product als d.ownload onder
www.graupner.de . Zie ook het onderdeel “Firmware-update van de zender” op bladzijde 43
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder http://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung wordt u automatisch
per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
Update van de ontvanger-firmware
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de gebruikte HoTT-componenten
alleen mogelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De programma’s en bestanden die hiervoor
nodig zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd, op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw ontvangeraccu. Laad deze
eventueel op, voordat u een update start.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op
een goed contact tussen de zender en de computer.
1. Driver installeren
De driversoftware voor de USB-poort Best.-nr. 7168.6 is identiek aan de software voor de poort die zich in de
zender MC-32 bevindt. Daarom hoeft de driver maar één keer, zoals op bladzijde 43 is beschreven,
geïnstalleerd te worden.
2. Verbinding ontvanger / PC maken
Verbind de USB-aansluiting Best.-nr. 7168.6 via de adapterkabel Best.-nr. 7168.6S met de aansluiting “- + T”
aan de ontvanger, zie afbeelding. Het stekkersysteem pa st maar op één mani er, let op de kleine zij del ing se
nokjes. Forceer niets, de stekker moet makkelijk aangebracht kunnen worden.
Let op:Mocht u de – oudere- adapterkabel Best.-nr. 7168.6A gebruiken en deze nog de 3-aderige uitvoering
zijn, dan moet u eerst de middelste, rode draad van de adapterkabel doorknippen.
Verbind daarna de USB-aansluiting via de meegeleverde USB-kabel (PC-USB/mini-USB) met de PC resp.
Laptop. Bij een juiste aansluiting gaat gedurende enkele seconden een rode LED op de aansluitprint branden.
De ontvanger blijft nog steeds uitgeschakeld.
3. Firmware-Update Utility
Start nu, net als bij de update van de zendersoftware, zie bladzijde 44, het programma
“Firmware_Update_grStudio_Ver-X.X.exe” door er dubbel op te klikken. (De versie 1.9, die tijdens de uitgave
van dit handboek actueel is, start zonder voorafgaande installatie.):
51
Open het “Controller Menu” en klik in de optie “Upgrade” op “Port Select”. (of kies onder “Menu” “Port Select”.)
Kies onder “COM Port Setup” de juiste COM-poort uit waaraan de USB-aansluiting aangesloten is. Deze is
herkenbaar aan de omschrijving “Silicon Labs CP210x USB to UART Bridge” in de kolom “Device Name”. In
de afbeelding hierboven zou deze poort “COM 3” zijn. Roep daarna onder “Controller Menu” de optie “HoTT
Receiver” onder het kopje “Device” op. U kunt ook onder “Menu” de optie “HoTT Receiver Upgrade” nemen.
Na het oproepen van het programma geeft de rood knipperende “1” van de reeks 1 … 5 aan, dat het
programma zich in “[Process Step] 1” bevindt. De betekenis van het knipperende cijfer staat er onder:
Bijvoorbeeld hier bij de afgebeelde Step 1: “USB-ka bel met HoT T -ontvanger verbinden” en “File Browse
Button indrukken en Update-bestand uitkiezen”.
Aanwijzing:
U kunt de uitleg van elke stap ook als een Quick-Info oproepen door de muis boven het getal te zetten.
Verbind nu dus, wanneer dit nog niet gebeurd is, uw ontvanger met de PC of laptop. Klik op de knop met het
opschrift “File Browse” en kies in de nu verschijnen de optie “Bestand openen” het bij uw ontvanger passende
Firmware-update-bestand, eindigend op de extensie “bin” uit.
Dit is normaal gesproken het al gedownloade en uitgepakte zip-bestand “HoTT_Software_VX” in de map, die
met hetzelfde nummer begint als het bestelnummer van de ontvanger, die u wilt updaten. Bij de standaard in
de set aanwezige ontvanger GR-32 DUAL zou dit “33516_16CH_RX” zijn. Het bestand verschijnt in het
bijbehorende venster. Tegelijkertijd begint de “2” rood te knipperen.
52
Aanwijzing:
De Firmware-bestanden zijn product-specifiek gecodeerd, d.w.z. dat wanneer u een niet bij het product
passend bestand uitkiest (bv. ontvanger-update-bestand in plaats van zender-update-bestand) er een Popupvenster “Product code error” verschijnt en de procedure niet gestart kan worden.
Volg nu de aanwijzing van “[Process Step] 2” en druk bij nog steeds uitgeschakelde ontvanger in het venster
“HoTT Receiver Upgrade” op de knop “Download Start”. (De weergave wisselt naar “[Process Step] 3’.)
Wacht, tot de voortgangsbalk vol is. Dit kan afhankelijk van uw computer meerdere seconden duren. Schakel
nu de ontvanger in, terwijl u de SET-toets ingedrukt hou dt. Na een paar seconden verschijnt in het
statusdisplay in de kolom “No” de “regel 3”met de melding: “Found target device …”. Nu moet u de toets weer
loslaten. De eigenlijke Firmware-update start na deze melding automatisch:”11, Start Firmware Upgrade …”.
Wordt het apparaat daarentegen niet herkend, dan verschijnt het popup-venster “Target device ID not found”..
Controleer in dit geval alles en voer de hierboven beschreven stappen opnieuw uit:
Op het status-display en in de voortgangsbalk ziet u de voortgang van de Firmware-update. Tijdens de update
knipperen de rode en de groene LED van de ontvanger.
De verbinding met de PC mag tijdens de update niet losgekoppeld worden!
De update is afgesloten, wanneer de voortgangsbalk helemaal rechts is aangekomen. In de onderste regel
van het status-display verschijnt “12, Complete !!” en de aanduiding van de [Process Steps] wisselt naar “5”.
Tegelijkertijd gaat de groene ontvanger LED uit en begint de rode te knipperen.
Wordt het proces vóór het bereiken van de 100% afgebroken, schakel dan de stroomvoorziening van de
ontvanger uit en begin een nieuwe update-poging. Voer daarbij de hierboven genoemde stappen weer uit.
Wanneer u per abuis een weliswaar correcte, maar oudere dan de actueel aanwezige Firmware-versie wilt
laden, dan wordt u hierop gewezen:
Klik met de muis op “nee”, wanneer u geen oudere Firmware wilt laden en laad via de “File Browse”-knop het
juiste *.bin-bestand.
Daarna MOET u de ontvanger initialiseren, d.w.z. terugzetten naar de fabrieksinstellingen.
Zet nu de ontvanger uit en maak de kabel los.
4. Initialiseren van de ontvanger
Na een succesvolle update-procedure MOET u vóór een hernieuwd gebruik van de ontvanger uit
veiligheidsoverwegingen een initialisatie uitvoeren.
Druk de SET-toets van de ontvanger in en houd deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. De
groene en de rode LED knipperen gedurende ca. 3 s vier keer, daarna gaan de beide LED’s drie s uit, voordat
alleen de rode LED verder knippert. Laat nu de SET-toets weer los. (Bij de HoTT-ontvanger GR-12 laat u de
knop los zodra de LED’s uitgaan.)
Wanneer u aansluitend de zender ook weer aanzet, brandt – nadat de HF-afstraling vrijgegeven is - na ca. 2
tot 3 seconden de groene LED van de ontvanger permanent. Wanneer de ontvanger nog ongebonden zou zijn
kunt u hem nu aan een zender binden, zie bladzijde 81 resp. 89.
53
Belangrijke informatie:
Behalve de binding-informatie zijn alle andere eventueel eerder geprogrammeerde instellingen in de
ontvanger weer teruggezet naar de fabriekswaarden en moeten bij behoefte weer opnieuw worden
ingevoerd.
Om de gegevens te “redden” gebruikt u vóór een update eventueel het programma “receiver Setup”.
Daarmee bespaart u zich een nieuwe programmering van de ontvanger via het “Telemetrie-menu”.
Ontvanger-instellingen opslaan
Bij het programmapunt “Receiver Setup” (“ontvanger setup”) van het programma “Firmware_Upgrade_grStudio”
slaat u alle in de ontvanger geprogrammeerde data op in een bestand op uw computer, zodat u ind ien gewenst
deze gegevens weer in de ontvanger kunt laden. De anders noodzakelijke nieuwe programmering via het menu
“Telemetrie” is dan niet nod ig.
Het “Receiver Setup”-programma roept u bij voorkeur op vanuit het programma “Firmware_Upgrade_grStudio” .
Alternatief kunt u dit programma ook direct starten. U vindt het “Receiver_Setup.exe”-bestand in de map
“Graupner_PC-Software”.
Aanwijzing:
Wanneer u “Receiver Setup” vanuit het Firmware_Update-programma oproept moet u er op letten dat het
onderprogramma “Receiver_Setup.exe” zich in dezelfde map bevindt als het programma
“Firmware_Upgrade_grSt ud io” , z ie bovenstaa nde afb eelding!
Voor dit programma zijn de USB-adapter Best.-nr. 7168.6 en de kabel Best.-nr. 7168.S van de radiobesturingsset
(Best.-nr. 33032) nodig.
Ontvangerinstellingen opslaan
1. Verbinding ontvanger / PC maken
Verbind de USB-adapter Best.-nr. 7168.6 via de kabel Best.-nr. 7168.S met de aansluiting “- + T” van de
uitgeschakelde ontvanger. Het stekkersysteem kan maar op één manier worden bevestigd, let op de
afgeronde kantjes aan de stekkers. Gebruik geen geweld.
Let op:
Mocht u de – oudere- adapterkabel Best.-nr. 7168.6A gebruiken en deze nog de 3-aderige uitvoering
zijn, dan moet u eerst de middelste, rode draad van de adapterkabel doorknippen.
Verbind daarna de USB-aansluiting via de meegeleverde USB-kabel (PC-USB/mini-USB) met de PC resp.
Laptop. Bij een juiste aansluiting gaat een rode LED op de aansluitprint branden.
De ontvanger blijft nog steeds uitgeschakeld.
2. Receiver Setup: keuze van de juiste poort
Start nu, net als bij de update van de zendersoftware, zie bladzijde 44, het programma
“Firmware_Update_grStudio_Ver-X.X.exe” door er dubbel op te klikken. (De versie 1.9, die tijdens de uitgave
van dit handboek actueel is, start zonder voorafgaande installatie.) Open het “Controller Menu” en klik in de
optie “Upgrade \ Link” op “Receiver Setup”. (of kies onder “Menu” “receiver Setup”.)
In het nu verschijnende programmvenster moet u eerst de “juiste” COM-poort voor de USB-adapter Best.-nr.
7168.6 instellen. Wanneer u het niet zeker weet bekijkt u de COM-poort in het venster “Port Select” van het
“Controller-Menu”, zie hierboven, en onthoudt u het COM-poort nummer van de “Silicon Labs CP210x USB to
UART Bridge”. Volgens de vorige beschrijvingen van de update zou deze poort “COM 3” zijn.
54
(U wordt er op gewezen wanneer u een verkeerde poort zou hebben gekozen.)
3. Ontvangerdata uitlezen
Klik op de knop “Connect” en wacht tot de statusbalk eronder volloopt:
Druk de SET-knop van de ontvanger in en houd deze ingedrukt en schakel hem dan in. Na ca. 3 s worden de
actuele waarden van de ontvanger in de bijbehorende velden weergegeven. Wanneer de voortgangsbalk
sneller is dan u en het einde heeft bereikt voordat u de ontvanger aangezet heeft, verschijnt het onderstaande
Popup-venster. Herhaal de procedure nogmaals.
Belangrijk:
Beëindig aansluitend met de knop “Disconnect” de actieve verbinding alleen dan, wanneer u de ontvanger
direct initialiseert, zoals op bladzijde 48 resp. 53 beschreven, en deze niet met een al opgeslagen set
gegevens wilt overschrijven.
4. Opslaan van ontvanger-gegevens
De knop “File Save” slaat de actuele servo-configuratie op. De Windows-dialoog “Opslaan als” verschijnt:
Kies een voor u geschikte map, waarin u het bestand wilt opslaan en geef onder “bestandsnaam” een
passende en duidelijke naam op, zodat u het bestand later ook weer terug kunt vinden. De bestandsextentie
“rdf” wordt automatisch toegevoegd. Zodra u op de knop “opslaan” drukt worden de data opgeslagen.
Wanneer dit gebeurd is verschijnt de melding:
Sluit nu af door op “OK” te klikken. Nu kunt u, zoals beschreven op bladzijde 48, de ontvanger terugzetten
naar de fabrieksinstellingen.
Gegevens naar de ontvanger kopiëren
De opgeslagen data worden via “File Load” van het Receiver Setup-programma weer ingelezen. Verbind eerst de
ontvanger zoals onder punt 3 “Ontvangerdata uitlezen ” beschreven is en klik op de “Connect”-knop. Wanneer
de ontvanger eerst geinitialiseerd werd worden de fabrieksinstellingen uitgelezen. Kies nu het gewenste “rdf”bestand uit de desbetreffende map en druk bij het venster “File Load” op “OK”. Door een klikken op de “Write”-
55
knop worden de data in de ontvanger geladen. Sluit de overdracht daarna af met “OK” en klik op de “Disconnect’knop, om het Receiver Setup-programma van de ontvanger los te koppelen.
Belangrijke aanwijzingen:
• Meer functies van het programma “receiver Setup” zijn momenteel in voorbereiding en mogen nog
niet gebruikt worden. Kijk voor de actuele stand van de software bij de downloads bij de MC-32.
• Een apart handboek voor het totale “Firmware_Upgrade_grStudio_V er-X.X”-pakket is in voorbereiding
en wordt steeds geactualiseerd, zodra er nieuwe opties beschikbaar zijn.
Aanwijzingen bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welke Graupner-ontvangersysteem u ook gebruikt, de procedure is steeds dezelfde: Let er op dat de
ontvangstantenne minstens 5cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed
bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn
of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande) mont a ge bij één enkele ontvangerantenne in het model het
beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90º ten opzichte van
de eerste antenne worden geplaatst.
De aansluitingen met het opsc hrift “B + -“ van de HoTT-ontvanger GR-32 DUAL zijn bedoeld voor het aansluiten
van de accu. De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden en kan in principe aan
elk van de 16 aansluitingen plaatsvinden. Vanwege extra spanningsverliezen moeten de dwarsliggende
aansluitingen 13 tot 16 echter niet voor de aansluiting van een ontvangeraccu worden gebruikt.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger door programmering in het “telemetrie”-menu worden
veranderd. We adviseren wél om dit via de zender met de optie “zenderuitgang” te doen, zie bladzijde 222.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen:
1. Wikkel de ontvanger in schuimrubber van minimaal 6 mm dikte; maak het schuimrubber vast met een
elastiekje, om de ontvanger te beschermen tegen een crash of een harde landing.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed
worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de
bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u,
hoe een servo gemonteerd dient te worden. de messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule
geschoven. Wanneer de schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevestiging veiligheid
en bescherming tegen trillingen.
bevestigingsflens schroef rubber messing
van de servo tule holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aangesloten, hangt van het modeltype af. Let op de
aansluitschema’s op de bladzijden 65 en 69. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 9.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
56
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.
Om u de omgang met het MC-32 HoTT-handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een
aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden.
Stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhan kel ij k van het signa alv erloop in de zender- het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte sig naal. Bij vliegtuigen zijn dit bv. gas, richtingsroer of rolroer, bij helikopters bv.
pitch, rollen of nicken.
Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één resp. via een mixer naar meerdere stuurkanalen worden
geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s of het toepassen van twee rolof nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen de uitslag van een bepaald
stuurelement en de bijbehorende servo. Deze kan softwarematig niet allen gespreid of geknikt worden, maar de
karakteristiek van de stuuruitslag kan ook van lineair tot extreem exponentieel worden gemodificeerd.
Stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de piloot bediende besturingselementen, waarmee de aan de
ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd kunnen worden. Daartoe beh oren:
• de beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4, waarbij deze vier functies voor de beide modeltypen
(“vleugel” en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas
links of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/remkleppen functie wordt vaak met K1-stuurelement
(kanaal 1) aangeduid.
•De beide zijdelings aangebrachte proportionele stuurelementen, die bv. in het menu “Instelling
stuurelement”, bladzijd e 112 resp. 116 kun nen w orden inge steld.
•De drie proportionele schuiven op de middenconsole, die bv . in het menu “Instelling stuurelement”,
bladzijde 112 resp. 116 kunnen worden ingesteld.
• De in totaal vijf proportionele draaiknoppen DR1 … DR5
• De aanwezige schakelaars, in zoverre die in het menu “instelling stuurelement” aan een stuurkanaal
werden toegewezen.
Bij de proportionele bedieningselementen zullen de servo’s de positie van het stuurelemen t direct volg en, t erwijl
in het geval van een scha kel m odule er maar een tw ee- r esp. drietr a ps- verstelling mogelijk is. Welk stuurelement
resp. welke schakelaar op welke van de servo’s 5 … max. 16 effect heeft, is geheel vrij programmeerbaar.
Belangrijke aanwijzing:
In de basisprogrammering van de zender zijn de ingangen 1 … 15 bij een helikopter en 5 … 16 bij een
vliegtuigmodel in principe op “vrij” gezet, dus nog niet bezet.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aansluiting
op de zenderprint! De beide menu’s “stuurknuppel-toewijzing” en “instelling stuurelement” beïnvloeden
namelijk “achter” deze aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker verschillen tussen het nummer van het
stuurelement, zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan.
Stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuur ele men t
of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er gesproken over een stuurkanaal. Dit signaal wordt alleen nog
door de in het menu “servo-instelling” en “zenderuitgang” geprogrammeerde instellingen beïnvloed en
verlaat dan via de HF-modu le de zender.
In de ontvanger aangekomen wordt dit signaal eventueel nog door de in het telemetrie-menu doorgevoerde
instellingen gemodificeerd om dan tenslotte bij de servo aan te komen.
Mixers
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie
eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere stuurfuncties op een servo effect te laten hebben. Let u
op de talrijke mixerfuncties vanaf bladzijde 163 van de handleiding.
58
Schakelaars
De vier standaard ingebouwde schakelaars, de beide driestanden-schakelaars en de beide toets-schakelaars
kunnen ook bij de programmering van stuurelementen worden betrokken. Al deze schakelaars zijn ook bedoeld
om enkele programmaopties te schakelen, bv. voor het starten en stoppen van de stopwatch, aan- resp.
uitschakelen van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere schakelaar kan aan zoveel functies
toegewezen worden als u maar wenst.. Talrijke voorbeelden worden in dit handboek gedemonstreerd.
Stuurelement-schakelaars
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van een stuurelement, bv. bij een gedefinieerd e positie van de
kruisknuppel, een functie automatisch aan- of uit te schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om de
motorlooptijd vast te leggen , automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In het
programma van de MC-32 HoTT zijn daarom acht stuurelement-schakelaars geïntegreerd. Bij deze als “G1 …
G8” aangeduide software-schakelaars moet alleen het schakelpunt op de stuuruitslag via een eenvoudige druk op
de knop worden vastgelegd. De schakelrichting kan via de software en tijdens de toewijzing worden vastgelegd.
De stuurelement-schakelaars kunnen voor complexere opgaven natuurlijk ook met de al eerder beschreven
schakelaars worden gecombineerd. Een serie instructieve voorbeelden maakt de programmering kinderlijk
eenvoudig. Let daarom op de programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 272.
Logische schakelaars
Via deze functie kunnen twee schakelaars, stuurelement-schakelaars en/of logische schakelaars resp. een
willekeurige combinatie daarvan in een “EN”- of “OF”-schakeling met elkaar worden verbonden. In totaal kunnen
er 8 logische schakelaars, “L1 … L8” geprogrammeerd worden, zie bladzijde 142.
Vaste schakelaars FXI en FX\
Dit type schakelaar schakelt een functie voortdurend aan, bv. klokken (gesloten vaste schakelaar) of uit (open
vaste schakelaar), of ze leveren aan een stuurfunctie een vast ingangssignaal, bv. FXI = +100% en FX\ = -100%.
Zo kan bijvoorbeeld bij de programmering van vliegfasen via deze vaste schakelaars een servo of regelaar tussen
twee instellingen worden omgeschakeld.
59
Gewenste schakelaar
of stuurelement bedienen
Gewenst
stuurelement bedienen
Gewenste schakelaar
(Uitgebr. schak.: SET)
Gewenste schakelaar
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Maximale flexibiliteit biedt de MC-32 HoTT wanneer u aan de standaard geïnstalleerde bedieningselementen
bepaalde functies toe te wijzen.
Omdat de toewijzing van schakelaars en stuurelement en in alle menu’s op dezelfde manier plaatsvindt, leggen
we hier de principes van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van de gedetailleerde
menubeschrijvingen, kunt concentreren op de speciale inhouden.
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
In het menu “Instelling stuurelement” kunt u in de derde kolom aan de zenderingangen 5 … 16 voor de
bediening van servo’s zowel iedere gewenste stuurknuppelrichting (K1 … K4) als ook elk stuurelement of elke
schakelaar toewijzen. Na aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets verschijnt op het
display de mededeling:
Nu beweegt u alleen het gewenste of schakelaar.
Aanwijzingen:
De stuurelementen worden pas na een bepaalde uitslag herkend. Beweeg deze dus daarom zo lang naar links of
rechts, totdat de toewijzing op het display zichtbaar wordt. Wanneer u te weinig uitslag zou hebben moet u het
stuurelement eventueel in de tegenovergestelde richting bewegen.
Wilt u daarentegen in het menu “Stuurelement-schakelaars”, bladzijde 139 een stuurelement toewijzen, dan
verschijnt de melding:
Belangrijke aanwijzing:
De bijbehorende stuurelementen MOETEN eerst in het menu “Instelling stuurelement” al aan één van de
ingangen 5 tot 16 toegewezen zijn!
Toewijzing van schakelaars
Op de programmapunten, waar een schakelaar toegewezen kan worden verschijnt in de onderste displayregel
een schakelaar-symbool. Wissel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar de bijbehorende
kolom.
Zo wijst u een schakelaar toe:
1. Tip de SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. Op het display verschijnt de melding:
in de AAN positie
2. Nu wordt slechts de uitgekozen schakelaar in de gewenste “AAN”-positie omgezet of, zoals hieronder bij
“toewijzing uit de lijst “uitgebreide schakelaars”” wordt beschreven, een schakelaar uit de lijst met “uitgebreide
schakelaars” geselecteerd. Daarmee is de toewijzing afgesloten. Een schakelaarsymbool rechts naast het
schakelaarnummer geeft de actuele schakeltoestand van de desbetreffende schakelaar weer.
Schakelrichting wijzigen
Mocht de bediening echter verkeerd om gaan, dan brengt u de schakelaar of knuppel weer naar de gewenste
UIT-positie, activeert u de schakelaartoewijzing opnieuw en wijst u de schakelaar nog een keer en nu met de
gewenste schakelrichting toe.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaar-toewijzing, zoals onder punt 1 beschreven, tegelijkertijd de toetsencombinatie
▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) kort aanraken.
Toewijzing uit de lijst “uitgebreide schakelaars”
In die menu’s, waarin na het verschijnen van het venster …
60
in de AAN positie
(Uitgebr. schak.: SET)
… schakelaars toegewezen kunnen worden, is het ook mogelijk om de zogenaamde “uitgebreide schakelaars”
Stuurel-/ logische-/vaste
G7 G8 FX FXi L1 L2
toe te wijzen.
Volg daarom de aanwijzingen in het venster en druk de SET-toets in: in het nieuwe venster verschijnt er een lijst
met de acht stuurelement-schakelaars “G1 … G8”, gevolgd door twee zogenaamde vaste schakelaars “FX” en
acht inverse schakelaars “L1 … L8”:
schak.
G1 G2 G3 G4 G5 G6
Met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets kiest u de gewenste schakelaar uit en wijst u deze door
een kort aantippen van de centrale SET-toets toe.
Aanwijzingen:
• Voor bepaalde speciale functies kan het ook zinvol zijn om de omschakeling ervan niet met de hand via een
normale schakelaar te activeren, maar bij een bepaalde, vrij te programmeren positie van het stuurelement.
Voor dit doel zijn er 8 zogenaamde stuurelement-schakelaars G1 …. G8, waarvan de schakelrichting in het
menu “Stuurelement-schakelaars”, bladzijde 139 ook omgedraaid kan worden.
• Door middel van de logische schakelaars, zie menu “Logische schakelaars”, bladzijde 142 kunnen twee
schakelaars in een “EN”- of “OF”-schakeling logisch met elkaar verbonden worden. In totaal 8 logische
schakelaars “L1 … L8” (en nog eens 8 inverse logische schakelaars met omgedraaide schakelrichting) zijn
beschikbaar.
Het resultaat van één van deze logische schakelfuncties kan echter net zo goed als schakelfunctie in een
andere logische schakelaar gebruikt worden. Kijk voor details in het desbetreffende menu.
• De beide FX-schakelaars schakelen een functie permanent aan “FXI” of uit “FX\”.
• Alle schakelaars kunnen meerdere keren worden bezet! Let er wel op, dat u niet PER ABUIS aan een
schakelaar functies toewijst, die elkaar storen! Noteer eventueel de verschillende schakelaarfuncties.
Voorbeelden van toepassingen:
• Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de K1-
knuppel onder of boven een bepaald punt komt. De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daarbij in de
zender via een mixer aangestuurd.
• Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatc h voor het meten van de netto “vliegtijd” van een helikopter
door een stuurelement-schakelaar op de gaslimiter.
• Automatisch uitschakelen van de mixer “rolr. -> richtingsr.” bij het uitdraaien van de remkleppen, om bv. bij
landingen op een helling de dwarsrichting van het model aan de contouren van de helling aan te passen,
zonder dat het - normaal gesproken - meelopende richtingsroer ook nog eens de vliegrichting beïnvloedt.
• Uitdraaien van de landingskleppen en bijtrimmen van het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel op
een bepaald schakelpunt gekomen is.
• Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de looptijd van elektromotoren te meten.
61
Digitale trimming
Functiebeschrijving en beschrijving van de K1-afschakeltrimming
Digitale trimming met optische en akoestische aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Draaien van de trimwieltjes verstelt met iedere
“klik” de neutrale positie van de kruisknuppels standaard met vier van de in totaal 100 stappen per kant. De
verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door verschillend hoge tonen. Een kort indrukken van het trimwieltje zet
een van `0` afwijkende trimming weer terug naar “0”. Andere “nulpunten” kunnen met behulp van het menu
“Trimgeheugen” worden ingesteld. Wanneer u in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing”
vliegfasen heeft gemaakt en van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op het display van het menu
“Trimgeheugen” onderaan links en worden de trimwaarden per vliegfase opgeslagen.
De na elke initialisatie van een nieuw modelgeheugen standaard aanwezige stapgrootte van vier stappen kan op
elk moment in het menu “Knuppelinstelling”, bladzijde 108 of 110, individueel voor iedere knuppelfunctie
worden gekozen; bij vleugelmodellen in een bereik van 1 … 10 en bij helikoptermodellen van 0 … 10 stappen. (Bij
de keuze van “0” stappen is de trimfunctie gedeactiveerd, wat bij helikopters met bepaalde gyro-systemen van
voordeel is.)
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder
heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats, behalve bij de trimming van de gas/remkleppenstuurknuppel bij vliegtuigmodellen, stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd, naar keuze vliegfasespecifiek of globaal effect. Deze keuze vindt – apart voor iedere stuurknuppelfunctie - plaats in de tweede kolom
van het menu “Knuppelinstelling”, bladzijde 108 of 110.
Aanwijzingen:
• Om tijdens het vliegen de middenpositie van de trimming terug te vinden zonder op het display te hoeven
kijken is heel eenvoudig: een kort indrukken van het trimwieltje zet de trimming terug naar “0” resp. de in het
menu “Trimgeheugen” eventueel vl iegf ase-specifiek opgeslagen trimwaarde weer terug.
• De van andere Graupner-radiobesturingen van de mc- en mx-serie bekende en normaliter hier behandelde
functie “afschakeltrimming” kan via de optie “Motor-stop” in het menu “Basisinstelling model”, bladzijde 85
resp. 94, worden gerealiseerd.
62
Voor uw notities
63
Vliegtuigmodellen
Tot maximaal vier rolroer- en vier welfkleppenservo’s bij normale modellen als me de V-staart- en staartloze
/deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en vier welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier
ondersteund.
De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het staarttype “normaal ” horen met een aparte servo voor hoogterichtings-, rolroer en motordrossel of elektronische regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel). Verder is het
mogelijk, in het modeltype “2 HOSv3+8” twee hoogteroerservo’s aan de kanalen 3 en 8 aan te sluiten.
Wanneer het model een V-staart in plaats van een gewone staart heeft, kan in het menu “Modeltype” het type
“V-staart” worden gekozen, dat de stuurfuncties hoogte- en richtingsroer dusdanig elkaar verbindt, dat elk van de
beide staartroeren – ieder door een eigen servo aangestuurd – zowel de hoogte- als ook de richtingsroerfunctie
kan overnemen.
Bij de delta- en staartloze modellen wordt de rol- en hoogteroerfunctie via een gemeenschappelijk roer aan de
achterkant van de linker en rechter vleugel bediend. Het programma beschikt over de benodigde mixfuncties voor
de beide servo’s.
Bij het bedienen van de rolroeren en eventueel de welfkleppen met telkens twee aparte servo’s kunnen de
rolroeruitslagen van de beide kleppen paren in het menu “Vleugelmixers” gedifferentieerd worden, een
roeruitslag naar boven kan onafhankelijk van de uitslag naar beneden ingesteld worden.
Tenslotte kunnen ook de welfkleppen via één of ook meerdere van de 3 proportionele schuiven of in totaal 7
proportionele draaiknoppen worden bediend. Als alternatief kunt u voor de welfkleppen, rol- en hoogter oer ook
beschikken over een faseafhankelijke trimming in het menu “Fasentrim”.
Tot maximaal 8 vliegfasen kunnen in elk van de 80 modelgeheugenplaatsen geprogrammeerd worden.
De digitale trimming wordt vliegfasen-specifiek, behalve de K1-trimming, opgeslagen. De K1-trimming maakt het
mogelijk om de carburateurinstelling voor stationair makkelijk terug te vinden.
Tijdens het vliegen kunt u voortdurend over twee klokken beschikken. De bedrijfstijd van de zender sinds het
laatste laadproces wordt ook zichtbaar gemaakt.
Aan de ingangen 5 ... 16 kunnen naar keuze alle stuurelementen en schakelaars worden toegewezen in het
menu “Instelling stuurelement”.
“Dual Rate” en “Exponential” voor rol-, richtings- en hoogteroer kunnen apart worden geprogrammeerd en elk in
twee varianten via een schakelaar worden bediend.
Naast 8 vrije lineaire mixers, 4 curvenmixers (menu “Vrije mixers”) en 4 kruismixers (menu “Kruismixers”)
kunt u beschikken over vliegfase-afhankelijke 8-punts-curven voor het stuurkanaal 1 (gas/rem), zie menu
“Kanaal 1 curve”.
Afhankelijk van het aantal vleugelservo’s kunt u in het menu “vleugelmixers” uit een lijst van vast gedefinieerde
mix- en koppelfuncties kiezen:
• multi-kleppenmenu: sturing ban de welfkleppen als rolroeren, invloed van de rolroertrimming op de als rolroer
sturende welfkleppen, kleppendifferentiatie, uitslagen van de welfkleppenfunctie van alle rolroer- en
welfklepparen, rolroeren die als welfkleppen worden meegenomen, mixer hoogteroer -> welfkleppen
Aanwijzingen bij het aansluiten van de servo’s aan de ontvanger
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de uitgangen van de ontvanger worden
aangesloten: niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maxi maal 4 r olr oer- en maxi m aal 4 welfkleppenservo’s …
… en staarttype “normaal” of “2 hoogteroerservo’s”
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie 15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
12 = vrij of RO2 rechts of speciale functie
11 = vrij of RO2 links of speciale functie
10 = vrij of WK2 rechts of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of WK2 links of speciale functie
8= vrij of 2
7 = welfklep rechts of vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = welfklep of welfklep links
5 = rolroer rechts of speciale functie
4 = richtingsroer
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = hoogteroer of 1e hoogteroer
2 = rolroer of rolroer links
1= remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving
B= ontvangerstroomvoorziening
e
hoogteroer of speciale functie
… en staarttype “V-staart”
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomv oorz ieni ng
12 = vrij of RO2 rechts of speciale functie
11 = vrij of RO2 links of speciale functie
10 = vrij of WK2 rechts of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of WK2 links of speciale functie
8= vrij of 2
7 = welfklep rechts of vri j of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = welfklep of welfklep li nks
5 = rolroer rechts of speciale functie
4 = hoogte-/richtingsroer rechts
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = hoogte-/richtingsroer links
2 = rolroer of rolroer links
1= remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving
16 = vrij of speciale functie
e
hoogteroer of speciale functie
65
B= ontvangerstroomvoorziening
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor, met maximaal 2 rol-/hoogteroer- en 2
welfkleppen/hoogteroerservo’s
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie 15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomv oorz ieni ng
12 = vrij of speciale functie of RO2 / hoogte rechts
11 = vrij of speciale functie of RO2 / hoogte links
10 = vrij of speciale functie of WK2 / hoogte rechts
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of speciale functie of WK2 / hoogte links
8= vrij of speciale functie 7 = vrij of welfklep / hoogte rechts
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = vrij of welfklep / hoogte links
5 = vrij of speciale functie
4 = vrij of richtingsroer
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = rol- / hoogteroer rechts
2 = rol -/ hoogteroer links
1= remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving
B= ontvangerstroomvoorziening
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s en de roeraansturingen kan bij het programmeren de
draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgende tabel biedt hierbij hulp:
modeltype servo met verkeerde draairichting aanwijzing
V-staart richtings- en hoogteroer verkeerd s ervo 3 + 4 in het menu ”servo-instelling” ompolen
ri chtingsroer goed, hoogteroer verkeerd servo 3 + 4 aan ontvanger omwisselen
hoogteroer goed, richtingsroer verkeerd servo 3 + 4 in het menu “servo-instelling” ompolen
EN aan ontvanger omwisselen
delta, staartloos hoogte- en richtingsroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen
hoogteroer goed, rolroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen
rol roer goed, hoogteroer verkeerd servo 2 + 3 aan de ontvanger omwisselen
EN aan de ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een
vliegtuigmodel ……
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
66
Voor uw notities
67
Helikoptermodellen
De voortschrijdende ontwikkeling van de model hel iko pter en de bijbe hor en de componenten zoals gyro’s,
toerentalregelaar, rotorb lade n enz . maakt het tegenwoordig mogelijk, een helikopter zelfs in 3D-kunstvlucht te
beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te
kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de MC-32 HoTT te kunnen toepassen.
Met het helikopterprogr a mma van de MC-32 HoTT kunnen alle gangbare helikopters met 1...4 servo’s voor de
pitchsturing worden gevlogen.
U kunt beschikken over 7 vliegfasen plus autorotatie binnen een modelgeheugen, zie de menu’s “Instelling stuurelement”, “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing”.
Net als bij de vliegtuigmodellen zijn er ook naast de standaardklokken in het basisdisplay nog meer klokken en
een rondenteller met stopwatchfun ctie vl iegf ase-afhankelijk aanwezig (menu “klokken alg.” en
“vliegfasenklok”).
De digitale trimming kan behalve de pitch-/gastrimming naar keuze “vliegfase-specifiek” of “globaal” voor alle
vliegfasen worden opgeslagen. Met een druk op de knop kan de stationairpositie van de digitale K1-trimming
teruggevonden worden.
De toewijzing van stuurelementen wordt naar keuze voor de ingangen 5 … 16 voor alle vliegfasen tegelijk of apart
ingesteld (menu “Instelling stuurelement”).
Bij het invliegen is een kopieerfunctie van de vliegfase gemakkelijk (menu “Kopiëren/wissen”). “Dual Rate” en
“Exponential” voor rol, nick en hekrotor zijn koppelbaar en kunnen in twee varianten geprogrammeerd worden.
8 vrij in te stellen lineaire en 4 curvenmixers kunnen geprogrammeerd en ook vliegfase-afhankelijk in het menu
“Mix act./fase” aan- of uitgezet worden; ook zijn er nog 4 kruismixers.
Voor pitch, gas en hekrotormixers kunt u in het menu “Helikoptermix” beschikken over vliegfase-afhankelijke 8punts-curven voor niet-lineaire stuurkarakteristieken; er zijn voor rol en nick elk twee aparte tuimelschijfmixers.
Onafhankelijk hiervan kan in iedere vliegfase de stuurcurve van de kanaal-1-stuurknuppel op maximaal 6 punten
worden aangepast. De beginner zal eerst slechts het hoverpunt bij middenstelling van de stuurknuppel willen
aanpassen.
Voorgeprogrammeerde mixers in het menu “Helikoptermix”:
1. pitchcurve (8-punts-curve)
2. kanaal 1 -> gas (8-punts-curve)
3. kanaal 1 -> hekrotor (8-punts-curve)
4. hekrotor -> gas
5. rol -> gas
6. rol -> hekrotor
7. nick -> gas
8. nick -> hekrotor
9. gyro-instelling
10. tuimelschijfverdraaiing
11. tuimelschijfbegrenzing
De functie gaslimiet (ingang GL 16 in het menu “Instelling stuurelement”) maakt het mogelijk om de motor in
iedere vliegfase te starten. Standaard is het zi jde ling se pr op o rtionele draaielement toegewezen aan deze ingang
“GL 16”. Deze “gaslimiter” legt – afhankelijk van zijn stand - de maximale positie van de gasservo vast. Daardoor
kan de motor in het stationaire bereik aangestuurd worden door het proportionele stuurelement. Pas wanneer dit
proportionele stuurelement wordt verschoven richting volgas worden de gascurven effectief.
68
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf oudere GRAUPNER-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo) en servo-aansluiting 6
(gas-servo) verwisseld. D e ser vo’s moeten op de manier, zoals die rechts is afgebeeld, aan de uitgangen van de
ontvanger worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Preciezere details bij
elk tuimelschijftype vindt u op bladzijde 102 in het menu “Helikoptertype”.
Aanwijzingen bij de installatie:
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de ontvanger aangesloten zijn.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de gaslimiter, zie vanaf bladzijde 121, te kunnen benutten moet ook een
toerenregelaar aan ontvangeruitgang “6” worden aangesloten. Zie hiervoor ook bladzijde 185.
Ontvangeraansluiting van helikoptermodellen met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s …
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie 15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomv oorz ieni ng
12 = vrij of speciale functie
11 = vrij of speciale functie
10 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of speciale functie
8= vrij of toerenregelaar of speciale functie 7 = gyro-gevoeligheid ‘Gain’
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = gasservo of motorregelaar
5 = vrij of speciale functie
4 = hekrotorservo (gyro-systeem)
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = nick-1-servo
2 = rol-1-servo
1= pitch- of rol-2- of nick-2-servo
B= ontvangerstroomvoorziening
… met 4 tuimelschijfservo’s
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie 15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomv oorz ieni ng
12 = vrij of speciale functie
11 = vrij of speciale functie
10 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of speciale functie
8= vrij of toerenregelaar of speciale functie 7 = gyro-gevoeligheid ‘Gain’
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = gasservo of motorregelaar
5 = nick-2-servo
4 = hekrotorservo (gyro-systeem)
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = nick-1-servo
2 = rol-1-servo
1= rol-2-servo
B= ontvangerstroomvoorziening
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’ s zijn in het onder dee l “pr ogra mma be schr ijv i ng” van het symbool
van een helikopter …
69
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
01 ---o--- 00:12hE16
06 ***vrij***
01 ---o--- 00:12hE16
06 ***vrij***
houden.
Gedetailleerde programmabeschrijving
Nieuwe geheugenplaats aanmaken
Wie het handboek tot hier toe heeft doorgenomen, zal vast en zeker al de een of andere programmering
uitgeprobeerd hebben. Desondanks willen we toch elk menu gedetailleerd beschrijven.
We beginnen in dit deel eerst met het aanmaken van een “vrije” geheugenplaats, wanneer er dus een nieuw
model “geprogrammeerd moet worden:
Vanuit het basisdisplay wordt door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets gewisseld
naar de “multifunctielijst”. (Met de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u weer terug in het
basisdisplay.) Standaard ziet u na het eerste oproepen van de multifunctie-keuze na het inschakelen van de
zender het menupunt “Modelselectie” invers afgebeeld en dus actief. Anders met de pijltoetsen (▲▼, ◄►) van
de linker of rechter touch-toets het menupunt ”Modelselectie” kiezen, waarbij de bovenste van de beide
volgende afbeeldingen een vliegtuig- en de onderste een helikoptermodel weergeeft:
Bij levering van de zender is het eerste modelgeheugen voorzien van het modeltype “vliegtuigmodel” en de
meegeleverde ontvanger al aan dit geheugen gebonden. De tijdsaanduiding in het midden geeft infor mat ie over
de gebruikstijd van het desbetreffende modelgeheugen.
De overige, met “***vrij***” betitelde geheugenplaatsen zijn nog onbezet en dus ook “ongebonden”. Wanneer u
een vliegtuigmodel wilt programmeren, dan kunt u na het verlaten van het menu “Modelselectie” door aantippen
van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets - direct met het programmeren beginnen … of met de toetsen
▲ of ▼ van de linker of rechter touch-toets een ander e nog vrije gehe ugenplaats uitkiezen …
… en dan de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aantippen als bevestiging.
U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of “helikoptermodel” te kiezen:
Modeltype kiezen (vrij modelgeheugen)
70
Kies met de toetsen ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets het modeltype uit en raak de centrale SET-toets
BIND. N.A.
OK
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Fail Safe
instellen!
Gas te
hoog!
Momenteel niet mog.
Spanning te laag
B A S I S I N S T. M O D E L
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
van de rechter touch-toets. Daardoor wordt het gekozen modelgeheugen geïnitialiseerd met het geselecteerde
modeltype en wisselt het display weer naar de basisweergave. De geheugenplaats is nu klaar voor gebruik.
Wilt u daarentegen met een helikopterbeginnen, dan kiest u met de toetsen ▲ of ▼ van de linker of rechter
touch-toets één van de met “***vrij***” betitelde geheugenplaatsen en raakt u kort de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan als bevestiging. U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of
“helikoptermodel” vast te leggen. Kies met de toetsen ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets het
helikoptersymbool uit en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan ter bevestiging. Daardoor
wordt het gekozen modelgeheugen geïnitialiseerd met het geselecteerde modeltype en kunt u nu uw model in dit
geheugen gaan programmeren. E en wiss el naar een ander modeltype is nu alleen nog mogelijk door de
geheugenplaats eerst te wissen (menu “Kopiëren/wissen”, bladzijde 74).
Aanwijzingen:
• Moet het modelgeheugen gewist worden, dat nu in de basisaanduiding zichtbaar is, dan moet direct na het
wissen één van de beide modeltypen “vleugel” of “heli” worden gekozen. Deze keuze kunt u niet ontlopen door
de zender uit te zetten. U kunt wel de ongewenst bezette modelgeheugenplaats vanuit een ander
modelgeheugen weer wissen. Wordt daarentegen een niet actieve geheugenplaats gewist, dan verschijnt
daarna in de modelselectie “*** vrij***”.
• Na het aanmaken van het uitgekozen modelgeheugen met het gewenste modeltype wisselt de aanduiding naar
het basisdisplay van het nieuw aangemaakte modelgeheugen. Tegelijkertijd verschijnt gedurende enkele
seconden de waarschuwing…
… als aanwijzing dat een binding met een ontvanger ”niet verbonden” is. Door een kort aanraken va n de central e
SET-toets van de rechter touch-toets komt u direct bij de bijbehorende optie.
Meer informatie over het binden van een ontvanger vindt u op bladzijde 81 resp.89.
• Rechts boven de hier beschreven waarschuwing “BIND. N/A” verschijnt ook enkele seconden de
waarschuwing…
… als aanwijzing dat er nog geen Fail-Safe-instellingen zijn. Meer informatie hierover vindt u op bladzijde 212.
• Verschijnt er op het display de waarschuwings-aanduiding …
… beweeg dan de gasstuurknuppel resp. bij een helimodel de limiter, standaard de rechtse zijdelingse schuif
in de richting van stationair. Het verschijnen van deze waarschuwing is ook afhankelijk van de bij “motor aan
K1” resp. “pitch min.” in het menu ”Modeltype” bladzijde 98 resp. “Helikoptertype” bladzijde 102 gekozen
instellingen. Kies bij vleugelmodellen “geen” om deze waarschuwing te deactiveren, wanneer u geen motor
gebruikt.
• Werden er al modelgeheugens in de zender bezet, dan verschijnt er in de ondermenu’s van het menu
“Kopiëren/wissen” een picto gr am van het gekozen modeltype gevolgd door een lege regel resp. de in het
menu “Basisinstelling model” ,bladzijde 80 resp. 88 ingevoerde modelnaam. Rechts daarnaast wordt nog de
bedrijfstijd van het model en de eventuele “Info” weergegeven.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de melding:
In principe zijn er nu nog vier verschillende mogelijkheden, om de vier stuurfuncties rolroer, hoogteroer,
richtingsroer en gas resp. remkleppen bij een vleugelmodel of rol, nick, hekrotor en gas/pitch bij een
helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van de vier mogelijkheden wordt gekozen,
hangt af van de individuele gewoonte van de piloot. Deze functie stelt u in de regel “Stuurtoewijzing”
(stuurmode) voor het actuele modelgeheugen in het menu “Basisinstelling model”, bladzijde 80 resp. 88 in:
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
71
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
A L G E M. I N S T E L L I N G
SEL
Als standaard kunt u voor toekomstige modellen uw stuurtoewijzing instellen in “Algemene instellingen”,
bladzijde 262:
Verder wijzen we er nogmaals op, dat uit het oogpunt van een maximale flexibiliteit, maar ook om onbedoelde
fouten te voorkomen, bij beide modeltypen aan de stuurkanalen 5 … 16 sta ndaa rd geen st uur ele me nt
toegewezen is. Dit betekent, dat bij uitlevering van deze set alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4
aangesloten servo’s via de beide stuurknuppels kunnen worden bewogen, aan de uitgangen 5 … max. 16
aangesloten servo’s daarentegen niet zullen bewegen. Bij een nieuw geïnitialiseerd helikoptermodel beweegt
ook nog - afhankelijk van de positie van de als gaslimiter fungerende rechter schuif - de servo 6 min of meer. Bij
beide modeltypen verandert deze toestand pas, nadat u de bijbehorende toewijzingen gedaan heeft in het menu
“Instelling stuurelement”.
Wanneer een nieuw aangemaakt modelgeheugen in gebruik moet worden genomen, dan MOET deze eerst aan
een (andere) ontvanger worden “gebonden”, voordat eventueel daaraan aangesloten servo’s kunnen worden
aangestuurd. Lees hiervoor ook het gedeelte “binding” op bladzijde 81 resp. 89.
Een beschrijving van de programmeringstappen bij een vliegtuigmodel vindt u in het onderdeel
programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 272 en voor helikoptermodellen vanaf bladzijde 312.
De hieronder volgende beschrijvingen van menu’s vindt u in de volgorde, zoals deze in de multifuncti eli jst
voorkomen.
72
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Let op!
ontvanger uit!
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
06 ***vrij***
BIND. n/a
OK
Fail-Safe
stellen!
Nu niet mogelijk
spanning te laag
Modelselectie
Model 1 … 80 oproepen
Op de bladzijden 28 en 29 werden de principes achter de bediening van de toetsen uitgelegd en op de vorige
pagina’s, hoe u bij de multifunctie-lijst komt en een nieuwe geheugenplaats aanmaakt. Hier willen we nu de
“normale” beschrijving van de verschillende menupunten in de door de zender bepaalde volgorde voortzetten.
Daarom beginnen we met het menu….
Tot maximaal 80 complete modelinstellingen inclusief de digitale trimwaarden van de vier trimwieltjes kunnen
opgeslagen worden. De trimming wordt automatisch opgeslagen, zodat na een wisselen van model de eenmaal
ingestelde trimming van het model niet verloren gaat. Een pictogram van het gekozen modeltype evenals de in
het menu “Basisinstelling model”, bladzijde 80 resp. 88, ingevoerde modelnaam verschijnt achter het
modelnummer. Tevens ziet u of er eventueel aan het modelgeheugen al een ontvanger “gebonden” is.
Kiest u eventueel uit de lijst met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets het menu “Modelselectie” uit
en raak dan kort de SET-toets van de rechter touch-toets aan:
Schakel eerst de
Wanneer deze melding verschijnt bestaat er op dat moment al een telemetrie-verbinding met een ontvanger.
Schakel deze eerst uit:
Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets kiest u het gewenste mod elg e heugen in de lijst uit en
deze keuze bevestigen door aantippen van de SET-toets. Met ESC komt u weer -zonder te wisselen van model terug bij de vorige pagina van het menu.
Aanwijzingen:
• Indien na een modelwissel de waarschuwing “Gas te hoog!” verschijnt, be vindt z ich de stuur knup pel van het
gas/pitch (K1)resp. de gaslimiter – standaard de rechter zijdelingse schuif - te ver in de richting vol gas
• Wanneer bij een wisselen van model de aanwijzing ..
… opduikt, moet u de desbetreffende bindings-instellingen controleren.
• Indien bij een wisselen van model de aanwijzing …
in-
… verschijnt, moet u de desbetreffende Fail-Safe-instellingen checken.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de bijbehorende melding:
73
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Model wissen =>
Vliegfasen kopiëren =>
Te wissen model:
04 Bell 47G 00:22hE08
Model
NEE JA
Kiezen
AAN UIT
Kopiëren/wissen
Model wissen, kopiëren model → model, kopiëren van en naar SD-kaart, kopiëren vliegfasen,
wijzigingen opslaan / annuleren
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het menu kopiëren/wissen” …
… en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Model wissen
Kopiëren model->model =>
Export naar SD-kaart =>
Import van SD-kaart =>
Kies eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Model wissen” en raak
kort de centrale SET-toets aan. Het te wissen model met de pijltoetsen▲▼ van de linker of rechter touch-toets
kiezen, …
… waarop na een verdere druk aanraking van de SET-toetsde veiligheidsvraag…
02 Ultimate
echt wissen?
….verschijnt. Met NEE breekt u het proces af en komt u terug bij de vorige pagina. Kiest u echter met de ►-toets
van de linker of rechter touch-toets JA en bevestigt u deze keuze met een korte aanraking van de SET-toets, dan
wordt het gekozen modelgeheugen gew ist.
Let op:
Het wissen is onherroepelijk. Alle gegevens in het uitgekozen modelgeheugen worde n hierdoor compl eet
gewist.
Aanwijzing:
Moet er een modelgeheugen gewist worden, dat juist actief is, dan moet onmiddellijk daarna een modeltype “heli”
of “vleugel” gedefinieerd worden. Wordt daarentegen een niet-actieve modelgeheugenplaats gewist, dan
verschijnt in de modelselectie “***vrij***”.
Kopiëren model → model
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Kopiëren model →
model” uit en raak de SET-toets aan:
HF AAN / UIT?
74
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
Te kopiëren model:
05 ***vrij***
Kopiëren naar model:
05 ***vrij*** .
Model
NEE JA
Kiezen
AAN UIT
Export naar SD-kaart:
05 ***vrij***
Model
NEE JA
SD-kaart
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest
u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
Het te kopiëren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen, …
…waarop u na een verder aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets in het venster “kopiëren naar
model” het doelgeheugen kiest met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets, en met SET
bevestigt of het proces met ESC afbreekt. Een al bezet modelgeheugen kan overschreven worden.
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aantippen van de SET-toets verschijnt de
veiligheidsvraag:
02 Ultimate -> 05 ***vrij***
echt kopiëren?
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina van het beeldscherm. Kiest u daarentegen
met de toets ►JA en bevestigt u deze keuze door een aanraken van de SET-toets, dan wordt het gekozen
modelgeheugen naar het geselecteerde modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden ook met
deze kopie kan worden gebruikt.
Export naar SD-kaart
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “export naar SD” en raak de
SET-toets aan.
HF AAN / UIT?
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
Het te exporteren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen:
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aantippen van de SET-toets verschijnt de vraag:
02 Ultimate
exporteren?
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt het geselecteerde model naar de SD-kaart gekopieerd.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing…
75
insteken
OK
…. in plaats van een modelselectie, dan is er geen SD-kaart in de kaartslot, zie bladzijde 23.
Kiezen
AAN UIT
Import van SD-kaart:
Import naar model:
05 ***vrij*** .
Model
NEE JA
SD-kaart
OK
• Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de binding sdat a
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden in
DEZELFDE zender ook met diens kopie kan worden gebr uik t .
• Een geëxporteerd vliegtuigmodel wordt onder \\Models\mc-32 volgens het schema “aModelnaam.mdl” en een
helikoptermodel als “hModelnaam.mdl” op de geheugenkaart geschreven. Wordt er daarentegen een
naamloos model geëxporteerd, dan zijn de gegevens onder “a-“ resp. “hNoName.mdl” te vinden.
• Enkele van de eventueel in de modelnaam gebruikte tekens kunn en vanwe ge beperkingen van het FAT- resp.
FAT32-bestandssysteem niet worden overgenomen en zijn daarom zichtbaar als golfje (~).
• Wanneer er op de geheugenkaart al een modelbestand is met dezelfde naam wordt deze zonder
waarschuwing overschreven.
Import van SD-kaart
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Import van SD” en raak de SETtoets aan.
HF AAN / UIT?
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
Het vanaf de SD-kaart te importeren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen:
01 Soarmaster 11/06/06 06:06
02 Extra 300 11/07/07 07:07
03 T-Rex 250 11/08/08 08:08
04 Bell Cobra 11/09/09 09:09
Aanwijzing:
De exportdatum rechts van de modelnaam heeft de volgorde “jaar/maand/dag”.
Na opnieuw aantippen van de SET-toets van de rechter touch-toets verschijnt het venster “Import naar model”:
hier kiest u het doelgeheugen uit met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets en bevestigt u met
SET of breekt u af met ESC. Een al bezette geheugenplaats kan overschreven worden:
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aanraken van de SET-toets verschijnt de vraag:
Extra 300
-> 05 ***vrij***
importeren?
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt het geselecteerde model naar het gekozen modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing…
insteken
…. in plaats van een modelselectie, dan is er geen SD-kaart in de kaartslot, zie bladzijde 23.
• Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden in
DEZELFDE zender ook met diens kopie kan worden gebruik t .
76
Kopiëren vliegfase
Model wissen =>
Vliegfasen kopiëren =>
Kopiëren van fase:
7 8
Kopiëren naar fase:
7 8
Moet vliegfase
NEE JA
Kiezen
AAN UIT
NEE JA
terugzetten?
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Kopiëre n vliegfase” en tip de
SET-toets aan.
Kopiëren model->model =>
Export naar SD-kaart =>
Import van SD-kaart =>
In “Kopiëren van fase”…
1 2
3 4
5 6
… moet de te kopiëren vliegfase 1 … 8 voor vliegtuigmodellen resp. 1 … 7 voor helikoptermodellen met de
pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets worden geselecteerd en door een kort aantippen van de SET-toets
van de rechter touch-toets worden bevestigd. In het dan volgende venster …
1 2
3 4
5 6
… wordt aansluitend het doel uitgezocht en bevestigd. Net als hierboven beschreven krijgt u eerst weer de
veiligheidsvraag te zien:
1 normaal -> 2 thermiek
gekopieerd worden?
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt de geselecteerde vliegfase naar het gekozen modelgeheugen
gekopieerd.
Wijzigingen permanent opslaan / wijzigingen ongedaan maken
Met deze ondermenu’s kunnen wijzigingen in de programmering direct worden opgeslagen of weer teniet gedaan
worden, zodat u weer terug bent bij de stand tijdens het oproepen van het model resp. bij het laatste opslaan.
HF AAN / UIT?
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze proce dure af. Ki est u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
De data worden alleen beveiligd door “Wijzigingen permanent opslaan” of door een modelwissel in het menu
“Modelselectie”. Het uit- en aanzetten van de zender slaat de data niet op. Om “Wijzigingen permanent opslaan”
te kiezen selecteert u de desbetreffende regel en tipt u dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aan. De veiligheidsvraag verschijnt:
Programmawijzigingen
overnemen?
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de uitgangspagina. Kiest u daarentegen met de toets ► JA
en bevestigt u deze keuze met de SET-toets, dan worden de sinds de laatste opslag of modelwissel
doorgevoerde wijzigingen permanent opgeslagen.
Wilt u daarentegen de sinds het laatste opslaan of de laatste modelwissel doorgevoerde wijzigingen terugzetten,
dan kiest u de regel “Wijzigingen terugzetten”. Na een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets verschijnt de veiligheidsvraag:
Programmawijzigingen
77
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de uitgangspagina. Kiest u daarentegen met de toets ► JA
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
asisinst. mod.
Servoinstelling
Inst.stuurelement
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
Modelselectie Kop./wissen
mod.
Servoinstelling
Inst.stuurelement
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
Modelselectie Kop./wissen
asisinst. mod.
Servoinstelling
Inst.stuurelement
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
Modelselectie Kop./wissen
asisinst. mod.
Servoinstelling
Inst.stuurelement
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
en bevestigt u deze keuze met de SET-toets, dan worden de sinds de laatste opslag of modelwissel
doorgevoerde wijzigingen ongedaan gemaakt.
Aanwijzing:
Bij het uitschakelen van de zender gaan eventuele tussentijdse wijzigingen weliswaar niet verloren, maar ze zijn
tussentijds niet weggeschreven, zodat een later “wijziging annuleren” het modelgeheugen naar de stand van het
laatste “permanente opslaan” (of van de modelwissel) terugzet.
Menu’s verbergen
Menu’s uit de multifunctielijst ver ber ge n
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het menu “Menu’s verbergen”…
In dit menu kunt u bij het juist actieve modelgeheugen de niet benodigde menupunten of die menupunten, die niet
(meer) gewijzigd hoeven te worden, onzichtbaar maken in de multifunctielijst.
De optie die verborgen resp. getoond moet worden moet met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets
geselecteerd worden, waarna door middel van het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touchtoets de status ervan kan worden omgeschakeld:
Modellen verbergen B
Modeltype
Knuppelinst.
Dual Rate / Expo
Modellen verbergen B
Helikoptertype
Knuppelinst.
Dual Rate / Expo
De multifunctielijst kan dan soms beperkt worden tot enkele menu’s, waardoor de lijst veel overzichtelijker wordt.
De functies worden niet gedeactiveerd, wanneer u ze verbergt. Ze zijn alleen niet meer zichtbaar in de lijst,
waardoor u dus ook niet meer direct toegang tot deze functies heeft.
78
De te verbergen c.q. weer zichtbaar te maken functie kunt u met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
Verbergen: SET .
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
07 ***vrij*** .
uitkiezen, waarna door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets de status van de functie
kan worden gewijzigd:
Tip:
Als u wilt voorkomen dat u geen toegang heeft tot de multifunctielijst is het verstandig om het menu “invoerslot”
in de multifunctielijst via de bovenstaande optie te verbergen. Zo voorkomt u dat onbevoegden de zender
afsluiten.
Modellen verbergen
Verbergen van modelgeheugenplaatsen
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het menu “Modellen verbergen” …
en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan:
Modelgeheugens, die u weinig gebruikt of die uit ander e oorzaak niet door anderen gebruikt mogen worden,
kunnen in de modelselectie-lijst onzichtbaar worden gemaakt. De modelselectie wordt daardoor ook
overzichtelijker. Het te verbergen c.q. weer zichtbaar te maken model kunt u met de pijltoetsen van de linker of
rechter touch-toets uitkiez en, waarna door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets de
status van de functie kan worden gewijzigd:
Modelspecifieke basisinstellingen voor vliegtuigmodellen
Voordat met de programmering van specifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen
worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u het menu “Basisinstelling
model” met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets …
Wisselt u door een kort aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets naar de volgende
beeldschermpagina om uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 13 tekens
kunnen voor een modelnaam worden toegeke nd:
Kies met de pijltoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Een aanraken van de pijltoets► van de
rechter touch-toets of van de centrale SET-toets wisselt naar de volgende positie, waarvoor u het volgende teken
kunt kiezen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) voegt op
die plaats een lege plek toe. Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen
◄► van de rechter touch-to et s. Door een aanraken van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u
terug naar de vorige menu-pagina. De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basis aa nduid ing , in het menu
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Info
Op dezelfde manier als hierboven beschreven bij “Modelnaam” kan hier bij elk model naar eigen inzicht extra
informatie met een maximale lengte van 12 tekens opgeslagen worden. Deze verschijnt als aanvulling bij de
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Stuurtoewijzing
mode 1 (gas rechts) mode 2 (gas links)
hoogte motor motor hoogte
richting rolroer richting rolroer
mode 3 (gas rechts) mode 4 (gas links)
+/*_)(&^%$#$@!~%^&**(())_+
80
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Telemetrie
Keuze aanzeggen
hoogte motor motor hoogte
rolroer richting rolroer richting
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en gas
resp. remkleppen bij een vliegtuigmodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze
mogelijkheden gebruikt wordt, hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot af. K ies met de pijl toet sen
▲▼ van de linker of rechter touch-toets de regel “stuurtoewijzing” (“mode”) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
Tip de SET-toets aan. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4. Na het gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”. Door een opnieuw aanraken van
SET deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Module
Standaard is de zender MC-32 voorzien van een HoTT-HF-module. Bovendien bevindt zich onder één van de
klepjes aan de voorkant nog een aansluitmogelijkheid voor een externe HF-module, zie bladzijde 25, waarheen
eventueel via de software omgeschakeld kan worden. Wissel daarvoor met de keuzetoetsen van de linker of
rechter touch-toets naar links, naar het waardenveld “Module-selectie” boven “SEL”:
HoTT
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner|SJ-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
eenmaal voor elke nieuwe ontvanger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op ieder moment herhaald
worden).
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvang eran t enne ver w ijder d
is! Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
• Let er bij het binden van verdere ontvangers op, dat al aan de zender gebonden en dus niet direct aan
het bindproces deelnemende – ingeschakelde – ontvangers tijdens de tijdsperiode van het “binden”
van de zender naar de Fail-Safe-modus gaan.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Binnen de programma’s van de MC32 HoTT bestaat de mogelijkheid om max. vier ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd de max. 16
stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen de beide ontvangers te verdelen, zie verder in dit gedeelte.
Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die ontvanger een telemetrie-verbinding met de zender op, die in de
regel “Telemetrie-ontvanger” van het “Telemetrie”-menu geactiveerd werd. Bijvoorbeeld:
Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren dus ook worden aangesloten, omdat alleen de in deze regel
geactiveerde ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere
ontvangers werken parallel aan de als laatste gebonden ontvanger, maar helemaal onafhankelijk van deze, in de
Slave-modus!
“Binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “Module”. Standaard
bevindt het markeringskader zich in de kolom van het volgende vrije bindingskanaal. In het voor beel d is dat het
81
kanaal aan de onderste rand van het display met “BD2”, omdat het bindingskanaal 1, onderaan met “BD1”
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
BINDEN
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
HF moet
OK
Maak keuze
AAN UIT
Maak keuze
AAN UIT
weergegeven, al door de standaard meegeleverde ontvanger in gebruik is:
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop
op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden
ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-knop van de ontvanger loslaten. Zolang
de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus. Start nu binnen deze ca. 3 s het
zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een kort aanraken van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets. Tegelijkertijd ziet u op het display een venster gedurende het “binden”:
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt deze
nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . Uw model-/ontvangercombinatie is nu kla ar
voor de start. Tevens verschijnt op het display in plaats van “n/a” (“niet verbonden”) nu “geb.” (“gebonden”), bv.:
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn op
het display weer “n/a” zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Andere ontvangers binden
Het door u geselecteerde bindingskanaal is al “geb.” (gebonden). Deze binding moet door een andere vervangen
worden. Na het starten van de bindprocedure verschijnt op het display echter in plaats van “BINDEN” de
aanwijzing:
Uitgeschakeld zijn
UIT
Wissel twee regels naar beneden en schakel, zoals op de volgende bladzijde in het onderdeel “HF-module” wordt
beschreven, de HF-module uit . Daarna gaat u terug naar de regel “Module” en start u de bindingsprocedure
opnieuw, zoals hierboven beschreven.
Alternatief kunt u ook kort de zender uitzetten en in het venster dat daarna bij het inschakelen verschijnt …
HF AAN/UIT?
… “UIT” kiezen …
HF AAN/UIT?
… en dit door een kort aantippen van de rechter touch-toets bevestigen. Vanuit het basisdisplay wis s elt u dan
weer naar de regel “Module” van het menu “Basisinstelling model” en start u de binding opnieuw.
Wissen van een binding
Ga zoals hierboven beschreven is te werk en start een bindingsprocedure, ZONDER van te voren een ontvanger
‘bindingsklaar’ te maken.
EXT. PPM
Belangrijke aanwijzing:
Door het activeren van het waardenveld in het kader van de hieronder beschreven omzetting gaan in het
actieve modelgeheugen alle eventueel bestaande bindingen met HoTT-ontvangers verloren.
Activeer eventueel het eerste waardenveld van de regel “Module” door aantippen van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets en kies met de keuzetoetsen in plaats van “HoTT” nu “EXT.PPM” uit. Parallel aan de keuze
van “EXT.PPM” worden de vier volgende waardenvelden vervangen door de modulatiesoort, die u in de regel
“DSC-uitgang”, zie bladzijde 85, heeft ingesteld:
82
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SET SET SET SET
ONTVANGERUITGANGEN – BIND1
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module EXT.PPM PPM10
De regels van de hieronder beschreven opties “Ontvangeruitgang” en “Reikwijdtetest” zijn niet meer zichtbaar, en
op het hoofddisplay wordt nu in plaats van “HoTT” “PPM” getoond:
Ext. PPM signaal
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “HoTT” in de regel “Module” niet zichtbaar.
Sommige van de HF-modulen, die aan de externe (bladzijde 25) of interne (bladzijde 26) aansluiting kunnen
worden aangesloten, hebben als ingangssignaal een geïnverteerd signaal nodig. Kijk dit na in de
inbouwhandleiding van de desbetreffende module.
Via de keuze van “omgekeerd” in plaats van de standaardwaarde “normaal” kunt u het PPM-signaal aan de poort
naar behoefte aanpassen.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) keert u terug naar
“normaal”.
Ontvangeruitgang
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
Zodra in de regel “Module” minimaal één ontvanger “gebonden” is, wordt daaronder de regel “Ontv. uitgang”
zichtbaar:
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ontvangers” al werd gezegd is het bij de MC-32 HoTT mogelijk
om de stuurkanalen van de zender binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen én om de 16
stuurkanalen van de zender over maximaal vier ontvangers te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna
“Mapping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd. Kies met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets de te “mappen” ontvanger en tip daarna kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger
Op dezelfde manier als de op bladzijde 236 beschrev en en als “Channel Mapping” aangeduide kanaaltoewijzingsfunctie van het “Telemetrie”-menu kunt u gemak keli jk in dit menupunt de stuurkanalen van de
zender naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aansluitingen van de in kolom BD1 gebonden ontvanger
verdelen:
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. De actuele instelling wordt
83
invers getoond. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal resp.
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 4
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
zenderuitgang, zie bladzijde 222, uit.
Aanwijzing:
Het maximaal aanwezige aantal regels (uitgangen) komt overeen met het aantal servo’s, dat maximaal aan de
desbetreffende ontvanger kan w orden aang esl oten.
MAAR LET OP: Wanneer u bv. in de regel “rolroeren/welfkleppen” Van het menu “modeltype” “2 rolroeren”
heeft gekozen, dan wordt aan de zenderkant de stuurfunctie 2 (rolroer) gesplitst op de stuurkanalen 2 + 5 voor linker en rechter rolroer. De corresponderende en daardoor ook eventueel toe te wijzen ontvangeringangen
zouden in dit geval dan de kanalen 2 + 5 zijn, zie voorbeeld hieronder.
Voorbeelden:
•U wilt bij een groot model elk rolroer via twee of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende
uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang ( stuur kan aal) toe. In dit geval afhankelijk van de linker en rechter vleugelhelft, als ingang telkens één van de beide standaard rolroerkanalen 2 + 5.
•U wilt bij een groot model het richtingsroer met twee of meer servo’s aansturen: Wijs aan de desbetreffende
uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit ge val het stan daard richtingsroerkanaal 4, zie afbeelding rechts onder.
Belangrijke aanwijzing:
Met de optie “zenderuitgang” van de zender MC-32 HoTT kunnen de 16 stuurfuncties van de zender op een
zelfde manier naar eigen inzicht worden omgeruild of meerdere uitgangen van hetzelfde stuurkanaal worden
voorzien. Vanwege de overzichtelijkheid is het raadzaam om maar van één van de beide methoden gebruik te
maken.
Kanaaltoewijzing op een tweede ontvanger
Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “ontvangeruitgang” de 16 stuurkanalen van de MC-32 HoTT
willekeurig over maximaal vi er ontvangers worden verdeeld, waarbij de nummering van de uitgangen (servo-
aansluitingen) en het maximaal aantal ter beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt met het aantal
servo’s, dat maximaal aan de ontvanger kan worden aangesloten:
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling wordt invers
weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal uit. Hier als
voorbeeld het richtingsroer met meerdere servo’s.
Aanwijzing:
Het aantal beschikbare regels (uitgangen) komt overeen met het maximaal aantal servo’s dat aan desbetreffende
ontvanger kan worden aangesloten.
HF-module
In deze menuregel kunt u de HF-afstraling van de zender modelspecifiek met de hand uit- en eventueel weer
aanzetten, bijvoorbeeld om tijd ens de mode lpro gram mering stroom te sparen. Wanneer u de zender de volgende keer weer aanzet wordt een eventuele instelling op “UIT” echter weer teniet gedaan!Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “HF-modu le” en
activeer het waardenvenster door een kort aantippen van de centrale SET-toets:
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen UIT en AAN. Door opnieuw de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan te tippen sluit u de invoer.
Test reikwijdte
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
84
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
een afstand van maximaal 50 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner|SJ-HoTT-systeem volgens de
onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger(s) brandt. Nu kunt u de bewegingen van
de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes
minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het model tijdens de test te
ondersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op het
model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “test reikw.” en
start de reikwijdte-testmodus door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van d e zender sterk gereduceerd en begint
de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay
terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na afloop
van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt de blauwe
LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen om
deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de
stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het geval is moet
u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de serv icedi enst van Graupner GmbH & Co. KG.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
DSC-uitgang
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “DSC-uitgang” en
activeer door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets het waardenv enster:
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen tussen de vier modulatiesoorten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24”
kiezen. Door opnieuw de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te tippen sluit u dit menu weer.
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangesloten
en zo voor een vliegsimulator of bij een leraar-leerlingsysteem kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10”
zijn dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij “PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de
stuurkanalen 1 … 12.
Motor-stop
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij keuze van “geen” of “geen/inv” in de regel “Motor aan K1” niet zichtbaar.
Afhankelijk van de in de regel “motor aan K1” van het menu “Modeltype” gemaakte keuze “stationair
voor/achter” kunt u bij de optie “Motor-stop” via een schakelaar er voor zorgen dat een toerenregelaar of een
servo de motor UITzet (of naar stationairloop brengt). Deze optie vervangt daarmee niet alleen de van de andere
Graupnermc- en mx-zenders bekende fun ctie “af schake ltr i m ming” , maar kan ook tegeli jkertijd als nood-UIT-
functie dienen, wat met de “afschakeltrimming” niet mogelijk was.
85
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de linker kolom via het “SEL”-veld ingesteld en moet in de
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde
servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt is en een schakelaar wordt bediend.
Hiervoor moet in de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste servopositie (schakeldrempel) worden
vastgelegd en in de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar worden gekozen.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar
in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het motortoerental resp. sluit
de gasservo de carburateur pas dán volgens de waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na het
omzetten van de schakelaar in de AAN-positie voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150%)
komt. In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo slechts zó lang, tot de gekozen
schakelaar weer omgezet wordt en de gasservo resp. de regelaar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één
keer over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt bewogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van -100% voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en de
middelste kolom op een waarde van +150% servopositie:
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -100% +150% -----
Programmering
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te wijzigen tipt u de centrale SET-toets van de rechter touchtoets aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo
niet mechanisch vastloopt, bv. -125%:
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +150% -----
De –hoge- standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag
van de gasservo resp. de regelaar met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan
worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij w elk e de gas serv o resp. de regelaar bij een gesloten
schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet u de standaardwaarde van +150% verkleinen door de
gasservo resp. de regelaar via de gas-/remstuurknuppel naar de door u gewenste positie te brengen en dan de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te raken:
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% -----
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten
resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% 8
Aanwijzingen:
• Let er op, dat de gasservo bij het activeren van de motorstop-functie niet mechanisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100% bereikt u door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu “Servo-
instelling” naar meer dan 100% te vergroten, en na het opslaan van de schakeldrempel deze weer terug te
zetten naar de oorspronkelijke waarde.
Wanneer u in deze regel een schakelaar, een stuurelement-schakelaar of één van de logische schakelaars zoals op bladzijde 60 beschreven werd – toewijst, wordt bij het inschakelen van de zender naar de
desbetreffende schakelaar- resp. stuurelement-positie gevraagd en eventueel in het basisdisplay een
waarschuwing getoond. In combinatie met de logische schakelaars zijn bijna alle schakelaarposities bij het
inschakelen van de zender oproepbaar:
WAARSCHUWING!
Auto trim
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% 8
Inschakelwaarschuwing L1
Auto trim ----
De optie “Auto trim” maakt het mogelijk om een model snel en ongecompliceerd te trimmen, bv. in het kader van
een eerste vlucht of ook na (grotere) reparaties en dergelijke.
Normaal gesproken wordt in bij zulke testvluchten eerst met de knuppels dusdanig tegengestuurd, totdat de
gewenste vliegtoestand is bereikt, w aarbij meer of mind er tegelijkertijd geprobeerd wordt om met de trimschuiven
de stuurknuppels weer te “ontlasten”.
Hier is de optie “Auto trim” bruikbaar: na het bereiken van de gewenste vliegsituatie via de stuurfuncties 2 … 4
(rol, hoogte en richting) wordt de aan de functie “Auto trim” toegewezen schakelaar - de momen ts cha kel aar is
hiervoor heel geschikt – EENMAAL bediend. Wanneer de schakelaar wordt bediend worden de afwijkingen van
de stuurknuppel ten opzichte van de neutrale positie vastgesteld en als trimwaarde overgenomen. Dat gaat niet
direct, maar duurt ongeveer 1 seconde. Tijdens deze tijd moet u dan de stuurknuppels weer terugbrengen naar
de normale positie.
Aanwijzingen:
• Vanwege complexe wisselwerkingen bij modellen met meerdere kleppen is de Auto-trim-functie voor de
rolroeren bij de keuze van “2RO 2WK” en “2RO 4WK” en “4RO 2WK” en “4RO 4 WK” in de regel
“rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype” gedeactiveerd.
• Let er op, dat tijdens het toewijzen van de schakelaar de stuurknuppels voor rol, hoogte en richting zich in hun
neutrale posities bevinden, omdat anders de afwijkingen van de stuurknuppels al als trimwaarden in het
trimgeheugen worden opgeslagen.
• Omdat IEDERE bediening van de Auto-trim-schakelaar cumulerend werkt, moet u na het einde van een “Auto-
trim”-vlucht de gekozen Auto-trim-schakelaar uit veiligheidsoverwegingen weer deactiveren. Anders bestaat er
namelijk het gevaar, dat de “Auto-trim”-functie per abuis wordt bediend.
Auto terugzetten klok
Motor-stop -125% +100% 8
Inschakelwaarschuwing L1
Auto trim ---Auto terugzetten klok ja
Via “ja/nee” legt u in deze regel vast of bij het inschakelen van de zender alle klokken behalve de “modeltijd” en
de “zendergebruikstijd” automatisch naar de desbetreffende startwaarde teruggezet moeten worden.
De “kadertijd” daarentegen, zie bladzijde 157, wordt bij het inschakelen van de zender altijd naar de startwaarde
teruggezet.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) wordt de waarde
weer op “ja” teruggezet.
87
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starle >
B A S I S I N S T. M O D E L
Basisinstelling model
Modelspecifieke basisinstellingen voor helikoptermodellen
Voordat met de programmering van specifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen
worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u het menu “Basisinstelling
model” met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets …
Wisselt u door een kort aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets naar de volgende
beeldschermpagina om uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 13 tekens
kunnen voor een modelnaam worden toegeke nd:
Kies met de pijltoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Een aanraken van de pijltoets► van de
rechter touch-toets of van de centrale SET-toets wisselt naar de volgende positie, waarvoor u het volgende teken
kunt kiezen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) voegt op
die plaats een lege plek toe. Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen
◄► van de rechter touch-to et s. Door een aanr ake n van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u
terug naar de vorige menu-pagina. De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basis aa nduid ing , in het menu
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Info
Op dezelfde manier als hierboven beschreven bij “Modelnaam” kan hier bij elk model naar eigen inzicht extra
informatie met een maximale lengte van 12 tekens opgeslagen worden. Deze verschijnt als aanvulling bij de
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Stuurtoewijzing
mode 1 (gas rechts) m od e 2 (gas links)
nick motor/pitch motor/p itch nick
hek rol hek rol
mode 3 (gas rechts) m od e 4 (gas links)
nick motor/pitch motor/pitch hek
88
rol hek rol nick
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Telemetrie
Keuze aanzeggen
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties rol, nick, hekrotor en gas resp. pitch bij
een helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze mogelijkheden gebruikt wordt,
hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot af. Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter
touch-toets de regel “stuurtoewijzing” (“mode”) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
Tip de SET-toets aan. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4. Na het gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”. Door een opnieuw aanraken van
SET deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Module
Standaard is de zender MC-32 voorzien van een HoTT-HF-module. Bovendien bevindt zich onder één van de
klepjes aan de voorkant nog een aansluitmogelijkheid voor een externe HF-module, zie bladzijde 25, waarheen
eventueel via de software omgeschakeld kan worden. Wissel daarvoor met de keuzetoetsen van de linker of
rechter touch-toets naar links, naar het waardenveld “Module-selectie” boven “SEL”:
HoTT
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner|SJ-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
eenmaal voor elke nieuwe ontvanger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op ieder moment herhaald
worden).
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvangerantenne verwijderd
is! Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
• Let er bij het binden van verdere ontvangers op, dat al aan de zender gebonden en dus niet direct aan
het bindproces deelnemende – ingeschakelde – ontvangers tijdens de tijdsperiode van het “binden”
van de zender naar de Fail-Safe-modus gaan.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Binnen de programma’s van de MC32 HoTT bestaat de mogelijkheid om max. vier ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd de max. 16
stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen de beide ontvangers te verdelen, zie verder in dit gedeelte.
Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die ontvanger een telemetrie-v erbindi ng met de zender op, die in de
regel “Telemetrie-ontvanger” van het “Telemetrie”-menu geactiveerd werd. Bijvoorbeeld:
Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren dus ook worden aangesloten, omdat alleen de in deze regel
geactiveerde ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere
ontvangers werken parallel aan de als laatste gebonden ontvanger, maar helemaal onafhankelijk van deze, in de
Slave-modus!
“Binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “Module”. Standaard
bevindt het markeringskader zich in de kolom van het volgende vrije bindingskanaal. In het voorbeeld is dat het
kanaal aan de onderste rand van het display met “BD2”, omdat het bindingskanaal 1, onderaan met “BD1”
weergegeven, al door de standaard meegeleverde ontvanger in gebruik is:
89
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet >
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
BINDEN
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
HF moet
OK
Maak keuze
AAN UIT
Maak keuze
AAN UIT
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet n >
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop
op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden
ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-knop van de ontvanger loslaten. Zolang
de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus. Start nu binnen deze ca. 3 s het
zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een kort aanraken van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets. Tegelijkertijd ziet u op het display een venster gedurende het “binden”:
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt deze
nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . Uw model-/ontvangercombinat ie is nu klaar
voor de start. Tevens verschijnt op het display in plaats van “n/a” (“niet verbonden”) nu “geb.” (“gebonden”), bv.:
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn o p
het display weer “n/a” zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Andere ontvangers binden
Het door u geselecteerde bindingskanaal is al “geb.” (gebonden). Deze binding moet door een andere vervangen
worden. Na het starten van de bindprocedure verschijnt op het display echter in plaats van “BINDEN” de
aanwijzing:
Uitgeschakeld zijn
UIT
Wissel twee regels naar beneden en schakel, zoals op de volgende bladzijde in het onderdeel “HF-module” wordt
beschreven, de HF-module uit. Daarna gaat u terug naar de regel “Module” en start u de bindingsprocedure
opnieuw, zoals hierboven beschreven.
Alternatief kunt u ook kort de zender uitzetten en in het venster dat daarna bij het inschakelen verschijnt …
HF AAN/UIT?
… “UIT” kiezen …
HF AAN/UIT?
… en dit door een kort aantippen van de rechter touch-toets bevestigen. Vanuit het basisdis play wisselt u dan
weer naar de regel “Module” van het menu “Basisinstelling model” en start u de binding opnieuw.
Wissen van een binding
Ga zoals hierboven beschreven is te werk en start een bindingsprocedure, ZONDER van te voren een ontvanger
‘bindingsklaar’ te maken.
EXT. PPM
Belangrijke aanwijzing:
Door het activeren van het waardenveld in het kader van de hieronder beschreven omzetting gaan in het
actieve modelgeheugen alle eventueel bestaande bindingen met HoTT-ontvangers verloren.
Activeer eventueel het eerste waardenveld van de regel “Module” door aantippen van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets en kies met de keuzetoetsen in plaats van “HoTT” nu “EXT.PPM” uit. Parallel aan de keuze
van “EXT.PPM” worden de vier volgende waardenvelden vervangen door de modulatiesoort, die u in de regel
“DSC-uitgang”, zie bladzijde 85, heeft ingesteld:
90
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SET SET SET SET
ONTVANGERUITGANGEN – BIND1
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
Module EXT.PPM PPM10
De regels van de hieronder beschreven opties “Ontvangeruitgang” en “Reikwijdtetest” zijn niet meer zichtbaar, en
op het hoofddisplay wordt nu in plaats van “HoTT” “PPM” getoond:
Ext. PPM signaal
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “HoTT” in de regel “Module” niet zichtbaar.
Sommige van de HF-modulen, die aan de externe (bladzijde 25) of interne (bladzijde 26) aansluiting kunnen
worden aangesloten, hebben als ingangssignaal een geïnverteerd signaal nodig. Kijk dit na in de
inbouwhandleiding van de desbetreffende module.
Via de keuze van “omgekeerd” in plaats van de standaardwaarde “normaal” kunt u het PPM-signaal aan de poort
naar behoefte aanpassen.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) keert u terug naar
“normaal”.
Ontvangeruitgang
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
Zodra in de regel “Module” minimaal één ontvanger “gebonden” is, wordt daaronder de regel “Ontv. uitgang”
zichtbaar:
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ontvangers” al werd gezegd is het bij de MC-32 HoTT mogelijk
om de stuurkanalen van de zender binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen én om de 16
stuurkanalen van de zender over maximaal vier ontvangers te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna
“Mapping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd. Kies met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets de te “mappen” ontvanger en tip daar na kort de c entr al e SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger
Op dezelfde manier als de op bladzijde 236 beschreven en als “Channel Mapping” aangeduide kanaaltoewijzingsfunctie van het “Telemetrie”-menu kunt u gemakkelijk in dit menupun t de stuurkana len van de
zender naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aansluitingen van de in kolom BD1 gebonden ontvanger
verdelen:
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. De actuele instelling wordt
invers getoond. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal resp.
zenderuitgang, zie bladzijde 222, uit.
91
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 4
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
Aanwijzing:
Het maximaal aanwezige aantal regels (uitgangen) komt overeen met het aantal servo’s, dat maximaal aan de
desbetreffende ontvanger kan w orden aang esl oten.
MAAR LET OP: Wanneer u twee servo’s via één stuurfunctie wilt bedienen, zoals bv. bij de stuurfunctie 2
(rollen), die bij de keuze van “3SV (2rol)” in het menu “Helikoptertype” op de stuurkanalen 1 + 2 voor de linker
en de rechter rolservo opgedeeld is, dan zouden de corresponderende en daarmee te “mappen” zenderuitgangen
( = ingangen van de ontvanger) in dit geval de kanalen 1 + 2 zijn.
Belangrijke aanwijzing:
Met de optie “zenderuitgang” van de zender MC-32 HoTT kunnen de 16 stuurfuncties van de zender op een
zelfde manier naar eigen inzicht worden omgeruild of meerdere uitgangen van hetzelfde stuurkanaal worden
voorzien. Vanwege de overzichtelijkheid is het raadzaam om maar van één van de beide methoden gebruik te
maken.
Kanaaltoewijzing op een meerdere ontvangers
Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “ontvangeruitgang” de 16 stuurkanalen van de MC-32 HoTT
willekeurig over maximaal vierontvangers worden verdeeld, w aarbij de nummer ing van de uitga ngen (servoaansluitingen) en het maximaal aantal ter beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt met het aantal
servo’s, dat maximaal aan de ontvanger kan worden aangesloten:
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rec hter tou ch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling wordt invers
weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal uit. Hier als
voorbeeld het richtingsroer met meerdere servo’s.
Aanwijzing:
Het aantal beschikbare regels (uitgangen) komt overeen met het maximaal aantal servo’s dat aan desbetreffende
ontvanger kan worden aangesloten.
HF-module
In deze menuregel kunt u de HF-afstraling van de zender modelspecifiek met de hand uit- en eventueel weer
aanzetten, bijvoorbeeld om tijd ens de mode lpro gram mering stroom te sparen. Wanneer u de zender de volgende keer weer aanzet wordt een eventuele instelling op “UIT” echter weer teniet gedaan!Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “HF-modu le” en
activeer het waardenvenster door een kort aantippen van de centrale SET-toets:
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen UIT en AAN. Door opnieuw de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan te tippen sluit u de invoer.
Test reikwijdte
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
een afstand van maximaal 50 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner|SJ-HoTT-systeem volgens de
onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger(s) brandt. Nu kunt u de bewegingen van
de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes
minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het model tijdens de test te
ondersteunen.
92
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op het
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL
model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “test reikw.” en
start de reikwijdte-testmodus door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd en begint
de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay
terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na afloop
van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt de blauwe
LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen om
deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de
stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het geval is moet
u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de serv icedi enst van Graupner GmbH & Co. KG.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
DSC-uitgang
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “DSC-uitgang” en
activeer door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets het waardenv enster:
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen tussen de vier modulatiesoorten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24”
kiezen. Door opnieuw de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te tippen sluit u dit menu weer.
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangesloten
en zo voor een vliegsimulator of bij een leraar-leerlingsysteem kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10”
zijn dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij “PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de
stuurkanalen 1 … 12.
Autorotatie
Onder autorotatie verstaat men een vliegfase, waarbij de hoofdrotorbladen in het begin dusdanig worden versteld,
dat de bij de daling door de rotor stromende lucht deze op een hoog toerental houdt, volgens het principe van een
windmolen. De hierbij opgeslagen energie moet bij het afvangen van deze daalvlucht door een bijbehorende
bladverstelling worden omgezet in “reddende” lift.
Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelikopter in staat, om zonder aandrijving, b.v. na het
uitvallen van de motor, veilig te landen. Voorwaarde is echter een geoefende en met zijn machine vertrouwde
piloot. Snelle reacties en een goed inschattingsvermogen zijn nodig, omdat de aanwezige draai-energie van de
rotor maar eenmaal voor het afvangen ter beschikking staat.
Bij het toepassen op wedstrijden moet de motor bij de autorotatie uitgezet zijn! Voor het trainen is het echter van
voordeel, om de motor bij de autorotatie stationair te laten doorlopen.
Met de autorotatie-schakela ar w or dt omgeschake ld naar de autorot at i e-vliegfase, waarin de aansturingen voor
“gas” en “pitch” losgekoppeld zijn, en alle mixers die betrekking hebben op de gasservo, afgeschakeld worden.
De bijbehorende parameters worden in het menu “Helikoptermix” (zie vanaf bladzijde 180) ingesteld, zie ook
hieronder bij “Functiewijze autorot K1 pos.”.
De naam “autorotatie” is voor de fase 1 vast toegewezen en wordt in het basisdisplay en in alle vliegfasenafhankelijke menu’s getoond. Deze naam kan NIET worden gewijzigd. U kunt alleen rechts op het display, zoals
beschreven op bladzijde 60, een schakelaar toewijzen. Deze schakelaar heeft absolute voorrang op alle
Meer over de programmering van vliegfasen vindt u vanaf bladzijde 180, in het onder dee l “Helikoptermixers”.
Auto. K1-pos. (autorotat ie K1-positie)
De autorotatie-vliegfase kan ook alternatief door een schakelpunt van de gas-/pitchstuurknuppel K1 geactiveerd
worden. Wissel daarvoor eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel
“Autorot.K1-pos.”.
Zodra u deze regel op het display heeft geselecteerd is het waardenveld boven de kolom met STO omkaderd:
Beweeg de K1-stuurknuppel naar de gewenste schakelpositie en tip de centrale SET-toets van de rechter touchtoets aan.. De huidige waarde wordt getoond, bv.:
Wissel daarna met de pijltoetsen naar de kolom boven het schakelaarsymbool en wijs, zoals beschreven op
bladzijde 60 in het onderdeel “Schakelaars, stuurelement- en stuurelement-schakelaars” hier een schakelaar toe;
bij voorkeur één van de beide zelf neutraliserende schakelaars:
Zodra na het sluiten van deze activeringsschakelaar het schakelpunt eenmaal wordt onderschreden, schakelt het
programma om naar “autorotatie” en blijft dan onafhankelijk van de K1-positie zolang in deze vliegfase, tot de
activerings-schakelaar, in dit voorbeeld schakelaar4, weer op “UIT” staat.
“Autom.K1 pos. » heeft voorrang op alle andere vliegfase-schakelaars
De bijbehorende parameter-instellingen voor …
• pitchservo’s
• gasservo
• hekrotorservo
• en een eventuele tuimelschijfverdraaiing
• gyro-instelling
… worden in het menu “Helikoptermixers”, bladzijde 180, ingesteld.
Motor-stop
In het kader van de autorotatie-instellingen van het helikopter-programma van de zender MC-32 HoTT bestaat de
mogelijkheid om in noodgevallen een “motor UIT”-positie voor de gasservo of de motorregelaar in te stellen, zie
programmeervoorbeeld op bladzijde 318. Wanneer u echter in de regel “Gaspositie AR” van het menu
“helikoptermixers” in plaats van een (nood-) UIT-positie een stationairloop-positie instelt, om bijvoorbeeld na
autorotatieoefeningen niet telkens de motor te hoven starten, vervalt deze mogelijkheid.
Deze optie vervangt daarmee niet alleen de van de andere Graupnermc- en mx-zenders bekende functie
“afschakeltrimming”, maar kan ook tegelij kert ijd al s nood-UIT-functie dienen, wat met de “afschakeltrimming” niet
mogelijk was.
Afhankelijk van de in de regel “Pitch min” van het menu “Helikoptertype” ingestelde keuze “naar voren/achteren”
kunt u via een schakelaar door middel van de optie “Motor stop” een toerenregelaar naar een gewenst toerental
brengen of een servo voor de carburateur naar de motor-UIT (of stationaire) positie brengen.
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de linker kolom via het “SEL”-veld ingesteld en moet in de
praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde
servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt is en een schakelaar wordt bediend.
Hiervoor moet in de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste servopositie (schakeldrempel) worden
vastgelegd en in de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar worden gekozen.
94
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
SEL STO
B A S I S I N S T. M O D E L
Markering ----
servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar
in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het motortoerental resp. sluit
de gasservo de carburateur pas dán volgens de waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na het
omzetten van de schakelaar in de AAN-positie voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150%)
komt. In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo slechts zó lang, tot de gekozen
schakelaar weer omgezet wordt en de gasservo resp. de regelaar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één
keer over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt bewogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van -100% voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en de
middelste kolom op een waarde van +150% servopositie:
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te wijzigen tipt u de centrale SET-toets van de rechter touchtoets aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo
niet mechanisch vastloopt, bv. -125%:
De –hoge- standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag
van de gasservo resp. de regelaar met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan
worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij w elk e de gas serv o resp. de regelaar bij een gesloten
schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet u de standaardwaarde van +150% verkleinen door de
gasservo resp. de regelaar via de gas-/remstuurknuppel naar de door u gewenste positie te brengen en dan de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te raken:
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten
resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
De markeringstoets vormt bij de bediening ervan in de “pitch”-curve en in de mixercurven van “K1 -> gas” en
Pitch
B A S I S I N S T. M O D E L
B A S I S I N S T. M O D E L
“kanaal 1 -> hekrotor” van het menu “Helimixers” een markering op de momentele pitchknuppel-positie in de
vorm van een gestippelde verticale lijn. Deze markering is handig om tijdens het vliegen curvenpunten, bv. het
hoverpunt, op de juiste plaats te kunnen zetten.
Als schakelaar moet het liefst één van de beide aanwezige momentschakelaars worden gebruikt.
Voorbeeld:
U wilt het hoverpunt in de vliegfase “hover” bij de middenpositie van de gas-/pitchknuppel hebben, maar u merkt
tijdens het vliegen dat het hoverpunt nog boven de middenpositie van de stuurknuppel ligt. U drukt in deze positie
de schakelaar in en kijkt dit na de landing in het menu “Helikoptermix”, bladzijde 180, bv. in de pitchcurve na:
Ingang -30%
Curve Uitgang -30%
UIT Punt ?
De doorgetrokken verticale lijn geeft de momentele stuurknuppelpositie weer. De positie ervan bevindt zich op dit
moment bij een stuurweg van -30% (=ingang) en geeft vanwege de (nog) lineaire stuurcurve een uitgangssignaal
van ook -30% (=uitgang).
De gestippelde verticale lijn daarentegen geeft de stuurknuppelpositie weer waarbij u de markeringsknop heeft
ingedrukt.
Beweeg de stuurknuppel naar deze markering, om ingangs- en uitgangswaarde voor het gevonden hoverpunt te
kunnen aflezen. Op dezelfde manier worden de markeringspunten in de beide andere mixercurven afgelezen. U
kunt nu deze drie curven eventueel aanpassen om het hoverpunt te corrigeren. In dit eenvoudige voorbeeld kan
het curvenpunt “1” in het midden van de curve verhoogd worden naar de uitgangswaarde, die u voor het
hoverpunt heeft vastgesteld.
Wanneer u in deze regel een schakelaar, een stuurelement-schakelaar of één van de logische schakelaars zoals op bladzijde 60 beschreven werd – toewijst, wordt bij het inschakelen van de zender naar de
desbetreffende schakelaar- resp. stuurelement-positie gevraagd en eventueel in het basisdisplay een
waarschuwing getoond. In combinatie met de logische schakelaars zijn bijna alle schakelaarposities bij het
inschakelen van de zender oproepbaar:
WAARSCHUWING!
Auto trim
Motor-stop -125% +100% 8
Markering ---Inschakelwaarschuwing ---Auto trim ----
De optie “Auto trim” maakt het mogelijk om een model snel en ongecompliceerd te trimmen, bv. in het kader van
een eerste vlucht of ook na (grotere) reparaties en dergelijke.
Normaal gesproken wordt in bij zulke testvluchten eerst met de knuppels dusdanig tegengestuurd, totdat de
gewenste vliegtoestand is bereikt, waarbij meer of minder tegelijkertijd geprobeerd wordt om met de trimschuiven
de stuurknuppels weer te “ontlasten”.
Hier is de optie “Auto trim” bruikbaar: na het bereiken van de gewenste vliegsituatie via de stuurfuncties 2 … 4
(rol, hoogte en richting) wordt de aan de functie “Auto trim” toegewezen schakelaar - de momen ts cha kel aar is
hiervoor heel geschikt – EENMAAL bediend. Wanneer de schakelaar wordt bediend worden de afwijkingen van
de stuurknuppel ten opzichte van de neutrale positie vastgesteld en als trimwaarde overgenomen. Dat gaat niet
direct, maar duurt ongeveer 1 seconde. Tijdens deze tijd moet u dan de stuurknuppels weer terugbrengen naar
de normale positie.
96
B A S I S I N S T. M O D E L
Aanwijzingen:
• Let er op, dat tijdens het toewijzen van de schakelaar de stuurknuppels voor rol, nick en hekrotor zich in hun
neutrale posities bevinden, omdat anders de afwijkingen van de stuurknuppels al als trimwaarden in het
trimgeheugen worden opgeslagen.
• Omdat IEDERE bediening van de Auto-trim-schakelaar cumulerend werkt, moet u na het einde van een “Auto-
trim”-vlucht de gekozen Auto-trim-schakelaar uit veiligheidso verw eg inge n weer dea cti vere n . Anders bestaat er
namelijk het gevaar, dat de “Auto-trim”-functie per abuis wordt bediend.
Auto terugzetten klok
Markering ---Inschakelwaarschuwing ---Auto trim ---Auto terugzetten klok ja
Via “ja/nee” legt u in deze regel vast of bij het inschakelen van de zender alle klokken behalve de “modeltijd” en
de “zendergebruikstijd” auto m atis ch naar de desb etreffende startwaarde teruggez et moeten worden.
De “kadertijd” daarentegen, zie bladzijde 157, wordt bij het inschakelen van de zender altijd naar de startwaarde
teruggezet.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) wordt de waarde
weer op “ja” teruggezet.
97
Modelselectie Kop./wissen
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
M O D E L T Y P E
SEL
M O D E L T Y P E
SEL
Modeltype
Vastleggen van het modeltype vleugelmodel
In dit menu wordt het “modeltype” van het te programmeren model vastgelegd. Tegelijkertijd worden daardoor alle
benodigde mixers, koppelfuncties etc. voor de hierop volgende programmering geactiveerd:
Tip kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan:
motor aan K1
Na selectie van “motor aan K1” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd.
Motor aan K1 geen
Staart normaal
Rolroeren/welfkleppen 1RO
Rem offset +100% ing. 1
Raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Kies
nu met pijltoetsen van de rechter touch-toets uit de volgende 4 mogelijkheden:
“geen”: U gebruikt een model zonder aandrijving. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde
30 is gedeactiveerd en het ondermenu “reminst ell inge n” van het menu
“Vleugelmixers” (vanaf bladz ijde 146) sta at onbep erkt ter besc hikki ng.
“gas min. achter”: De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich achteraan,
d.w.z. naar de piloot toe. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 30, en de optie
“motor-stop” van het menu “Basisinstelling model”, zie bladzijde 85, zijn geactiveerd
en het ondermenu “reminstellingen” van het menu “Vleugelmixers”, vanaf bladzijde
176, is alleen beschikbaar wanneer in de kolom “motor” van het menu
“Faseninstelling”, bladzijde 128 voor de actueel actieve vliegfase “nee” is ingegeven.
“gas min. voren”: De stationairpositie van de gas-/remkleppenstuurknuppel (K1) bevindt zich vooraan,
d.w.z. van de piloot af. De waarschuwing “gas te hoog” zie bladzijde 30 en de optie
“motor-stop” van het menu “Basisinstelling model”, zie bladzijde 94, zijn geactiveerd
en het ondermenu “reminstellingen” van het menu “Vleugelmixers”, vanaf bladzijde
176, is alleen beschikbaar wanneer in de kolom “motor” van het menu
“Faseninstelling”, bladzijde 146 voor de actueel actieve vliegfase “nee” is ingegeven.
Aanwijzingen:
• Let er tijdens de programmering steeds op dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per
ongeluk kan gaan lopen. Onderbreek eventueel de brandstoftoevoer resp. maak de aandrijfaccu los.
• De K1-trimming heeft, afhankelijk van uw keuze - ”normaal” of alleen “voor” of “achteren” - effect, dus óf over
de hele stuuruitslag óf alleen in de desbetreffende stationaire positie
staarttype:
Na keuze van de regel “staart” met de keuzetoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets wordt het
desbetreffende waardenveld omkaderd.
Motor aan K1 geen
Staart normaal
Rolroeren/welfkleppen 1RO
Rem offset +100% ing. 1
Raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven.
Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het staar ttype van uw model uit:
“normaal”: Het hoogte- en richtingsroer worden elk met maar één servo aangestuurd.
98
“V-staart”: De hoogte- en richtingsroeraansturing vindt plaats via twee apart aangestuurde, V-
M O D E L T Y P E
SEL
Keuze
Gebruikt stuurkanaal
1RO
2
1RO 1WK
2 | 6
2RO
2 + 5
2RO 1WK
2 + 5 | 6
2RO 2WK
2 + 5 | 6 + 7
2RO 4WK
2 + 5 | 6 + 7 | 9 + 10
4RO 2 WK
2 + 5 | 11 + 12 | 6 + 7
4RO 4 WK
2 + 5 | 11 + 12 | 6 + 7 | 9 + 10
vormige roeren. De koppelfunctie voor de richtings- en hoogteroersturing wordt
automatisch door het programma overgenomen. De verhouding tussen het hoogte- en
richtingsroer wordt via “Dual Rate / Expo”, bladzijde 124 ingesteld, de servo-uitslagen
in het menu “Servo-instelling”, bladzijde 106.
Wanneer u ook de uitslag van het richtingsroer nog wilt differ ent iër en moet de V-staart
alternatief via het menu “Kruismixers , bladzijde 210, worden aangestuurd. Dan moet
hier echter als staarttype “normaal” worden ingesteld.
“Delta/staartloos”: De rol- en hoogteroersturing vindt plaats via één of twee servo’s per vleugelhelft. Bij
keuze van “2/4RO 2/4WK” – zie hieronder-, afhankelijk van de instellingen in het “Multikleppen-menu”, bladzijde 174, ook met meerdere kleppen.
“2 HR Sv 3+8 ”: Deze optie is voor modellen met twee hoogteroerservo’s bedoeld. Bij het bedienen van
het hoogteroer loopt de aan uitgang 8 aangesloten servo mee met servo 3. De
hoogteroertrimming heeft effect op beide servo’s.
Aanwijzing bij “2HR Sv” Een stuurelement, dat aan de uitgang 8 in het menu “Instellingen stuurelement” is
toegewezen, is uit veiligheidsoverwegingen softwarematig van servo “8” losgekoppeld,
d.w.z. zonder effect.
rolroeren/welfkleppen
Na keuze van de regel “Rolroeren/welfkleppen” met de keuzetoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets
wordt het desbetreffende waardenveld omkaderd.
Motor aan K1 geen
Staart normaal
Rolroeren/welfkleppen 1RO
Rem offset +100% ing. 1
Tip de centrale SET-toets van de rechter t ou ch-toets aan. De actuele instelling is nu omkaderd. Kies nu met de
pijltoetsen van de rechter touch-toets het aantal vleugelservo’s van het te programmeren model:
Afhankelijk van deze instelling worden in het menu “vleugelmixers”, vanaf bladzijde 176, de telkens benodig de
mixers en bijbehorende instelmogelij khe den gea ctiv eerd.
Tips:
• Zowel in het menu “Fasentrim” als ook in het menu “Vleugelmixers”, bladzijde 176, kunnen de welfkleppen
voor alle vleugelkleppen-paren (RO en RO2, WK en WK2) vliegfasen-afhankelijk worden getri m d.
• De welfkleppenfunctie van alle vleugelkleppen-paren (RO en RO2, WK en WK2) kan ook via de “gas-
/remkleppenstuurknuppel” worden bediend, als deze niet op een andere manier, bv. voor bepaalde
reminstellingen, zie menu “Vleugelmixers”, bladzijde 176, wordt gebruikt. Hiervoor hoeft u alleen in het menu
“Instelling stuurelement”, bladzijde 112 aan de ingang 6 het stuurelement “1” toe te wijzen. (Wanneer u de
welfkleppen liever met een schakelaar bedient, is een twee- resp. drie-functie-schakelaar van de zender aan
te bevelen.)
Remoffset
Deze functie kan zowel voor zweef- en elektromodellen als ook voor modellen met verbrandingsmotor interessant
zijn.
De in het menu “Vleugelmixers” in de regel “reminstellingen” beschreven mixers kunnen door de K1-
stuurknuppel (“ingang 1”) of één van de andere bedieningselementen van de zender, die aan één van de
ingangen 7, 8 of 9 van het menu “Instelling stuurelement” werd toegewezen, worden bediend. Laat in het
laatstgenoemde geval in de kolom “type” van het menu “Instelling stuur el ement” de standaard waarde “GL” zo
staan, zodat het gekozen stuurelement onafhankelijk van de vliegfase effect heeft. In de meeste gevallen wordt
de “ingang 1” genomen en de remfunctie met de niet-neutraliserende K1-stuurknuppel bediend.
Een gebruik van de ingang 7, 8 of 9 maakt het echter mogelijk om de rem ook alternatief via een ander
stuurelement te bedienen, wanneer de K1-knuppel al ergens anders voor in gebruik is.
99
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.