Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, Auto Lap®, AutoLocate®, City Navigator®, inReach®, Montana®, TracBack®, VIRB® en Xero® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen,
geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. BaseCamp™, chirp™, Connect IQ™, Garmin Connect™, Garmin Explore™, Garmin Express™, Garmin HuntView™, MapShare™ en tempe
™
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Mogelijk gemaakt door Garmin IERCC. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming
van Garmin.
Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple®, iPhone® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's
van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. iOS® is een geregistreerd handelsmerk van Cisco
Systems, Inc. gebruikt onder licentie door Apple Inc. Iridium® is een geregistreerd handelsmerk van of Iridium Satellite LLC. microSD® en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C,
LLC. NMEA® is een geregistreerd handelsmerk van de National Marine Electronics Association. Wi‑Fi® is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows® is een
geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+® gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Overzicht van toestellen
Montana 700i/750i Toesteloverzicht
Iridium® en GNSS-antenne
SOS-knop
Cameralens (alleen Montana 750i)
Zaklamp
Cameraflitser (alleen Montana 750i)
Aan-uitknop
Statuslampje
Het statuslampje geeft extra informatie over de toestelstatus.
Activiteit statuslampjeStatus
Knippert twee keer groen U hebt een ongelezen inReach® bericht.
Knippert groenHet toestel bevindt zich in de expeditie-
Knippert roodKan inReach bericht niet verzenden.
Afwisselend rood en
groen knipperen
modus.
Het oplaadniveau van de batterij bedraagt
minder dan 10 procent.
Het toestel bevindt zich in SOS-modus.
De lithium-ionbatterij plaatsen
Neem het meegeleverde lithium-ionbatterijpak uit de
1
verpakking.
Controleer of de afdichtring en het batterijcompartiment vrij
2
zijn van vuil.
Plaats het batterijpak aan de achterkant van het toestel.
3
microSD® kaartsleuf (onder het batterijpakket)
D-ring van het batterijpakket
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
Externe Iridium en GNSS-antennepoort (onder beschermpkap)
Montana 700 Toesteloverzicht
GNSS-antenne
Zaklamp
Aan-uitknop
microSD kaartsleuf (onder het batterijpakket)
D-ring van het batterijpakket
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
Draai de D-ring met de klok mee om het batterijpak op het
4
toestel te bevestigen.
Druk de D-ring plat tegen de achterkant van het toestel.
5
Laat de batterij in het toestel zitten om vocht en vuil uit de buurt
te houden van de contactpunten van de batterij en microSD
kaartsleuf.
Het batterijpak opladen
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
Gebruik het toestel niet om een batterij op te laden die niet is
geleverd door Garmin®. Pogingen om een batterij op te laden die
niet is geleverd door Garmin, kan schade toebrengen aan het
toestel en de garantie doen vervallen.
Voordat u de USB-kabel op uw toestel kunt aansluiten, moet u
mogelijk optionele bevestigingsaccessoires verwijderen.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het
goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 27).
U kunt de batterij opladen via een standaard stopcontact of een
USB-poort op uw computer.
Trek de beschermkap van de USB-poort omhoog .
1
Inleiding1
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
2
van het toestel.
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een netadapter
3
of een USB-poort van een computer.
Steek de netadapter zo nodig in een standaard stopcontact.
4
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het
toestel ingeschakeld.
Laad de batterij volledig op.
5
TIP: De batterijmeter verschijnt in de statusbalk.
Het toestel sneller opladen
Sluit het toestel aan op een netadapter.
1
Sluit de netadapter aan op een standaard stopcontact.
2
Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat de batterijmeter
3
verschijnt.
Houd de aan-uitknop nogmaals ingedrukt totdat het scherm
4
wordt uitgeschakeld.
Het toestel schakelt over naar een energiebesparende
modus waarin de batterij wordt opgeladen.
Laad het toestel volledig op.
5
OPMERKING: U kunt de batterijmeter weergeven door op de
aan/uit-knop te drukken om het scherm in te schakelen.
Langdurige opslag
Als u van plan bent uw toestel gedurende enige maanden niet te
gebruiken, wordt u aangeraden de batterij voor ten minste 50%
op te laden voor u het toestel opbergt. Het toestel moet worden
bewaard op een koele, droge plek met ongeveer de normale
huistemperatuur. Als u het toestel later weer wilt gebruiken,
dient u het eerst volledig op te laden.
De aan-uitknop gebruiken
Standaard kunt u de aan/uit-knop gebruiken om het toestel in en
uit te schakelen, het scherm uit te schakelen en de statuspagina
te openen. U kunt de functies van de aan/uit-knop aanpassen
(De aan-uitknop aanpassen, pagina 21).
• Druk op om het toestel in te schakelen.
• Druk op om de statuspagina te openen.
• Druk tweemaal op om het scherm uit te schakelen.
TIP: U kunt op drukken om het scherm weer in te
schakelen.
• Houd ingedrukt om het toestel uit te schakelen.
De statuspagina weergeven
Op de statuspagina worden de registratie van de huidige
activiteit, Bluetooth® en Wi‑Fi® verbindingsstatus weergegeven
en hebt u snel toegang tot veelgebruikte functies, zoals het
markeren van waypoints, het vergrendelen van het
aanraakscherm en het aanpassen van de helderheid van de
schermverlichting.
Druk op de of veeg omlaag vanaf de bovenkant van het
scherm om de statuspagina te openen.
De schermverlichting aanpassen
Langdurig gebruik van de schermverlichting kan de
gebruiksduur van de batterijen aanzienlijk beperken. U kunt de
helderheid van de schermverlichting aanpassen om de
levensduur van de batterijen te verlengen.
OPMERKING: De helderheid van de schermverlichting blijft
beperkt als de batterij bijna leeg is.
Druk op om de statuspagina te openen.
1
Gebruik de schuifbalk om de helderheid van de
2
schermverlichting aan te passen.
Het aanraakscherm gebruiken
• Tik op het scherm om een item te selecteren.
• Voer elke selectie op het aanraakscherm als aparte
handeling uit.
• Tik op om uw wijzigingen op te slaan en de pagina te
sluiten.
• Selecteer om de pagina te sluiten.
• Selecteer om terug te keren naar de vorige pagina.
• Selecteer om terug te gaan naar het hoofdmenu.
• Selecteer om bepaalde menu-items weer te geven voor
de pagina die u bekijkt.
Het aanraakscherm vergrendelen
U kunt het scherm vergrendelen om te voorkomen dat u per
ongeluk op het scherm tikt en functies activeert.
Druk op de om de statuspagina te openen.
1
Selecteer .
2
Het aanraakscherm ontgrendelen
Druk op .
Het toestel activeren
WAARSCHUWING
Voordat u de inReach functies van uw Montana 700i/750i toestel
kunt gebruiken, moet u het activeren (inReach functies,
pagina 3).
Maak een account en kies een satellietabonnement op
1
explore.garmin.com.
Het toestel inschakelen.
2
Selecteer Volgende.
3
Volg de instructies op het scherm.
4
OPMERKING: U moet het IMEI-nummer en de
verificatiecode van het toestel invoeren om het online
gedeelte van de activering te voltooien voordat u op pad
gaat.
Ga naar buiten naar een open ruimte met vrij zicht op de
5
lucht en richt de antenne naar de lucht voor optimale
prestaties.
Wacht tot het toestel verbinding heeft met het Iridium
6
satellietnetwerk.
OPMERKING: Het activeren van uw toestel kan tot 20
minuten duren. Het toestel moet diverse berichten verzenden
en ontvangen, wat langer duurt dan het verzenden van een
enkel bericht bij normaal gebruik. U moet buiten blijven totdat
de activering is voltooid.
Iridium satellietnetwerk
Uw toestel moet vrij zicht hebben op de lucht om berichten en
spoorpunten te kunnen verzenden via het Iridium
satellietnetwerk. Zonder vrij zicht op de lucht probeert uw toestel
de gegevens te verzenden tot het satellietsignalen ontvangt.
TIP: Voor de beste verbinding met satellieten houdt u het toestel
vast met de antenne naar de lucht gericht.
2Inleiding
Satellietsignalen ontvangen
Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat u satellietsignalen
ontvangt.
Ga naar buiten naar een open gebied.
1
Schakel het toestel in als dat nog niet is gebeurd.
2
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
3
Er knippert een terwijl uw GNSS-locatie wordt bepaald.
in de statusbalk geeft de satellietsignaalsterkte weer.
Wanneer het toestel satellietsignalen ontvangt, begint het
automatisch met het opnemen van uw pad als een activiteit.
Statuspictogrammen
ANT+® sensorstatus
GPS-signaalsterkte
Batterij wordt opgeladen
Opgeladen
Status Bluetooth technologie
Wi‑Fi status
Berichten verzenden, ontvangen of zoeken naar inReach
berichten en spoorpunten
Ongelezen inReach berichten
inReach volgstatus
Touchscreen vergrendeld
inReach functies
WAARSCHUWING
De functies berichten, tracking en SOS hebben een actief
satellietabonnement nodig om te werken. Test uw toestel altijd
voordat u het buiten gebruikt.
Zorg ervoor dat u vrij zicht op de lucht hebt als u de functies
berichten, tracking en SOS wilt gebruiken, aangezien deze
functies toegang nodig hebben tot de satelliet om goed te
werken.
Activeer uw Montana 700i/750i toestel om er optimaal van te
profiteren. Als u het toestel activeert, kunt u inReach functies
gebruiken, zoals berichten, SOS en inReach weer.
Berichten
Uw Montana 700i/750i toestel verzendt en ontvangt smsberichten via het Iridium satellietnetwerk. U kunt berichten
verzenden naar een mobiel telefoonnummer, een e-mailadres of
een ander toestel met inReach technologie. Elk bericht dat u
verzendt bevat waar toegestaan uw locatiegegevens.
Een vooraf ingesteld bericht verzenden
Vooraf ingestelde berichten bevatten vooraf opgestelde tekst en
ontvangers. Vooraf ingestelde berichten moeten worden
ingesteld op de Garmin Explore™ website op
Kies een vooraf ingesteld bericht en selecteer Verzend
2
bericht.
Tekstberichten verzenden
Selecteer inReach > Berichten > Nieuw bericht.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Verzend snel bericht om met een vooraf
geschreven bericht te beginnen.
OPMERKING: U kunt snelle sms-berichten toevoegen en
bewerken op de Garmin Explore website.
• Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
Selecteer Aan om ontvangers in uw lijst met contactpersonen
3
te kiezen of voer de contactgegevens van een ontvanger in.
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
4
schrijven van het bericht.
Een bericht beantwoorden
Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer Antwoord.
3
Selecteer een optie:
4
• Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
• Selecteer Verzend snel bericht en selecteer een bericht
om met een vooraf geschreven bericht te beginnen.
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
5
bericht.
Controleren of er berichten zijn
Wanneer u een bericht verzendt, wacht uw toestel gedurende
10 minuten op een reactie. Het toestel controleert ook elk uur op
nieuwe berichten. Wanneer u de volgfunctie inReach gebruikt,
controleert uw toestel automatisch op berichten met uw
trackinginterval.
OPMERKING: Uw toestel moet zich op het moment van
luisteren vrij zicht op de lucht hebben en binnen bereik van een
satelliet bevinden om berichten te kunnen ontvangen.
U kunt controle op berichten forceren door handmatig te
controleren of er berichten zijn of door een bericht of spoorpunt
te verzenden. Tijdens een controle maakt uw toestel verbinding
met satellieten en ontvangt het berichten die klaarstonden om
naar uw toestel te worden verzonden.
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's > >
Postvak controleren.
Berichtdetails weergeven
Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer een bericht.
3
Selecteer het tabblad Informatie.
4
Naar een berichtlocatie navigeren
Wanneer u een bericht ontvangt van een ander toestel met
inReach technologie, kan het bericht locatiegegevens bevatten.
Met deze berichten kunt u navigeren naar de locatie waar het
bericht is verzonden.
Selecteer inReach > Berichten.
1
Selecteer een gesprek.
2
Selecteer een bericht met locatiegegevens.
3
Klik op het tabblad Map.
4
Selecteer Ga.
5
Locatiecoördinaten opnemen in een bericht
Als u een bericht stuurt naar een ontvanger die mogelijk geen
internettoegang heeft, kunt u uw locatiecoördinaten in het
bericht opnemen. Dit kunt u doen als uw ontvanger bijvoorbeeld
een ouder model mobiele telefoon heeft dat geen kaarten kan
weergeven of zich buiten het dekkingsgebied van een mobiele
telefoon bevindt en geen webpagina kan bekijken.
Selecteer Stel in > Berichten.
Bel tot gelezen: Hiermee stelt u in dat het toestel een beltoon
geeft totdat u een nieuw bericht hebt gelezen. Deze functie
komt van pas in een rumoerige omgeving.
Meldingen: Waarschuwt u voor inkomende inReach berichten.
Toon op kaart: Geeft inReach berichten op de kaart weer.
Tracking
U kunt de trackingfunctie van uw Montana 700i/750i toestel
gebruiken om spoorpunten vast te leggen en via het Iridium
satellietnetwerk te verzenden volgens het opgegeven
verzendinterval. Spoorpunten worden weergegeven op de
Garmin Explore website en de MapShare™ trackingpagina.
De functie Tracking starten
Selecteer inReach > Volgen > Start volgen.
OPMERKING: Als u de functie Volgen start, wordt uw pad
ook geregistreerd als een activiteit.
De functie Tracking stoppen
Selecteer inReach > Volgen > Stop volgen.
OPMERKING: Als u Tracking stopt, wordt de registratie van
uw activiteiten ook onderbroken.
Uw MapShare webpagina delen
U kunt MapShare inschakelen op explore.garmin.com.
U kunt een koppeling naar uw MapShare webpagina delen met
andere mensen. Het systeem voegt aan het eind van uw bericht
automatisch tekst toe, inclusief de koppelingsinformatie.
Selecteer inReach > Volgen > Verzend MapShare > OK.
1
Selecteer Aan om ontvangers in uw lijst met contactpersonen
2
te kiezen of voer de contactgegevens van een ontvanger in.
Selecteer Verzend bericht.
3
inReach Trackinginstellingen
Selecteer Stel in > Volgen.
Auto Koers: Hiermee stelt u in dat de trackingfunctie
automatisch wordt gestart wanneer u het toestel inschakelt.
Bewegingsinterval: Hiermee stelt u de frequentie in waarop het
toestel een spoorpunt vastlegt en via het satellietnetwerk
verzendt, wanneer u zich verplaatst. Als u een professional
abonnement hebt, kunt u het interval opgeven wanneer u
stilstaat.
SOS
In een noodgeval kunt u het Montana 700i/750i toestel
gebruiken om contact op te nemen met het Garmin International
Emergency Response Coordination Center (IERCC) om hulp
aan te vragen. Door op de SOS-knop te drukken wordt een
bericht verzonden naar het Garmin IERCC dat vervolgens de
juiste hulpverleners op de hoogte brengt van uw situatie. Terwijl
u wacht op de hulpverleners, kunt u in contact blijven met het
Garmin IERCC. U dient de SOS-functie alleen te gebruiken in
een werkelijke noodsituatie.
Een SOS-reddingsactie initiëren
OPMERKING: U kunt een SOS-reddingsactie starten als het
toestel is ingeschakeld of uitgeschakeld als het toestel
batterijvoeding heeft.
Til het beschermkapje van de SOS-knop omhoog.
1
Houd de SOS-knop ingedrukt.
2
Wacht tot SOS-aftelling begint.
3
Het toestel stuurt een standaardbericht naar de
noodhulpdienst met details over uw locatie.
Beantwoord het bevestigingsbericht van de noodhulpdienst.
4
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte
dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.
Als u niet antwoordt, start de noodhulpdienst nog steeds een
reddingsactie.
Gedurende de eerste 10 minuten van de operatie worden elke
minuut bijgewerkte locatiegegevens naar de noodhulpdienst
gestuurd. Om de batterij te sparen worden na de eerste 10
minuten minder frequent bijgewerkte locatiegegevens gestuurd,
namelijk om de 10 minuten als de locatie verandert, en om de
30 minuten als de locatie niet verandert.
OPMERKING: Het toestel kan niet worden uitgeschakeld
wanneer de SOS-modus is ingeschakeld.
Een aangepast SOS-bericht verzenden
Nadat u op de SOS-knop hebt gedrukt om een SOSreddingsactie te starten, kunt u met een aangepast bericht
antwoorden via de SOS-pagina.
Selecteer inReach > SOS > Antwoord.
1
Selecteer Typ bericht om een aangepast SOS-bericht op te
2
stellen.
Selecteer Verzend bericht.
3
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat
u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.
Een SOS-oproep annuleren
Als u geen hulp meer nodig hebt, kunt u een SOS-oproep die
naar de noodhulpdienst is gestuurd annuleren.
Til het beschermkapje op en houd de SOS-knop ingedrukt.
1
Selecteer Annuleer SOS.
2
Wanneer u wordt gevraagd uw annuleringsverzoek te
3
bevestigen, selecteert u Annuleer SOS.
Uw toestel verzendt het annuleringsverzoek. Nadat u een
bevestigingsbericht van de noodhulpdienst hebt ontvangen,
keert het toestel terug in de normale gebruiksstand.
Het toestel testen
VOORZICHTIG
U dient het toestel buiten te testen voordat u het op een reis
gebruikt, om ervoor te zorgen dat uw satellietabonnement actief
is.
Wacht tot het toestel een testbericht heeft verzonden. Als u
een bevestigingsbericht hebt ontvangen, is uw toestel gereed
voor gebruik.
4inReach functies
inReach gegevens synchroniseren
U kunt gegevens van uw Garmin Explore account naar uw
toestel synchroniseren met behulp van de Garmin Explore app.
Nadat u uw gegevens, zoals abonnementen, contactpersonen,
vooraf ingestelde berichten of snelle sms-berichten, hebt
bewerkt, moet u deze naar uw toestel synchroniseren met
behulp van de mobiele app.
Open de Garmin Explore app.
Wijzigingen in gegevens, zoals verzamelingen, waypoints,
routes en sporen, worden automatisch bijgewerkt.
U kunt nu uw gegevens synchroniseren naar uw Montana 700i/
750i toestel.
Contactpersonen
U kunt contactpersonen toevoegen, verwijderen en bewerken op
het Montana 700i/750i toestel.
Een contactpersoon toevoegen
Selecteer inReach > Contacten > Nieuwe contactpersoon.
1
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
2
Voer de nieuwe informatie in.
3
Een contactpersoon wijzigen
Selecteer inReach > Contacten.
1
Selecteer een contactpersoon.
2
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
3
Voer de nieuwe informatie in.
4
Een contactpersoon verwijderen
Selecteer inReach > Contacten.
1
Selecteer een contactpersoon.
2
Selecteer > Contactpersoon verwijderen.
3
Gegevensgebruik en geschiedenis
U kunt abonnementsdetails en -gegevens weergeven op het
Montana 700i/750i toestel.
Details weergeven
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's.
1
Selecteer .
2
Gegevensgebruik inzien
U kunt het aantal berichten, vooraf ingestelde berichten en
spoorpunten dat u in de huidige factuurperiode hebt verzonden
inzien. Aan het begin van elke factuurperiode wordt de
gegevensgebruiksteller automatisch gereset.
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's.
1
Selecteer .
2
De hoofdpagina's bekijken
De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, kunt u
vinden op de hoofdpagina's. Standaardpagina's zijn onder
andere het hoofdmenu, de kaart, het kompas, de tripcomputer
en de pagina Waarheen?.
• Selecteer de pictogrammen in de balk Favorieten om door
de hoofdpagina's te bladeren.
• Houd een pictogram vast op de balk Favorieten en sleep het
naar een nieuwe locatie om de volgorde van de
pictogrammen te wijzigen of een pictogram te verwijderen.
TIP: U kunt ook Stel in > Menu's > Favorieten selecteren
om de balk Favorieten aan te passen. U kunt de
pictogrammen en niet verwijderen of wijzigen.
Kaart
geeft uw positie op de kaart aan. Terwijl u zich verplaatst,
beweegt om uw route aan te geven. Afhankelijk van uw
zoomniveau kunnen waypointnamen en -symbolen op de kaart
worden weergegeven. U kunt inzoomen op de kaart voor meer
details. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route
met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.
Navigeren met de kaart
Start de navigatie naar een bestemming (Navigeren naar een
1
bestemming, pagina 9).
Voer op de kaart een of meer acties uit:
2
• Versleep de kaart om andere gebieden weer te geven.
• Knijp of spreid twee vingers op het aanraakscherm om in
en uit te zoomen op de kaart.
• Selecteer de knop en om in en uit te zoomen op de
kaart.
• Tik twee keer op de kaart om snel in te zoomen.
• Selecteer een locatie op de kaart en tik op de
informatiebalk boven in het scherm om informatie weer te
geven over de geselecteerde locatie (herkenbaar aan de
pin).
• Selecteer om te kiezen welke kaartlagen moeten
worden weergegeven op de kaart.
Instellingen kaartpagina
Selecteer op de kaart .
Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de
huidige route.
Kaartinstellingen: Hiermee kunt u extra kaartinstellingen
openen (Kaartinstellingen, pagina 5).
Afstand meten: Hiermee kunt u de afstand tussen meerdere
locaties meten (De afstand op de kaart meten, pagina 6).
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de kaart.
Kaartinstellingen
Selecteer op de kaart en selecteer Kaartinstellingen.
Configureer kaarten: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen (Kaarten inschakelen,
pagina 9).
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina (De oriëntatie van de kaart wijzigen,
pagina 6).
Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de
kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of
de locatie.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Geavanc. instellingen: Hiermee kunt u geavanceerde
Selecteer op de kaart en selecteer Kaartinstellingen >
Geavanc. instellingen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de
kaart. Als u Uit selecteert, moet u handmatig in- en
uitzoomen.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
De hoofdpagina's bekijken5
Voertuig: Hiermee kunt u het positiepictogram wijzigen,
waarmee uw positie op de kaart wordt aangegeven. Het
standaardpictogram is een klein blauw driekhoekje.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld voor
weergave van items op de kaart. Kaartitems worden niet
weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart hoger is
dan het geselecteerde niveau.
Tekstgrootte: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems
in.
Tekensnelheid: Hiermee kunt u de snelheid aanpassen
waarmee de kaart wordt getekend. Als kaarten sneller
worden getekend, neemt de gebruiksduur van de batterij af.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
Selecteer op de kaart .
1
Selecteer Kaartinstellingen > Oriëntatie.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
• Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
• Selecteer Automodus voor een automotive perspectief
met de reisrichting bovenaan.
De afstand op de kaart meten
U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
Selecteer een locatie op de kaart.
1
Selecteer > Afstand meten > Start > Gebruik.
2
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.
3
Kompas
Tijdens het navigeren wijst naar uw bestemming, ongeacht in
welke richting u zich verplaatst. Wanneer naar de bovenkant
van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw
bestemming. Als in een andere richting wijst, moet u het
draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.
Navigeren met het kompas
Tijdens het navigeren naar een bestemming wijst naar uw
bestemming, ongeacht in welke richting u zich verplaatst.
Start de navigatie naar een bestemming (Navigeren naar een
1
bestemming, pagina 9).
Blijf draaien tot naar de bovenkant van het kompas wijst en
2
volg die richting om naar uw bestemming te gaan.
Kompasinstellingen
Selecteer op het kompas .
Peil en ga: Hiermee kunt u het toestel op een object in de verte
richten en navigeren met het object als referentiepunt
(Navigeren met Peil en ga, pagina 6).
Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de
huidige route.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven.
Stel schaal in: Hiermee stelt u de schaal in voor de afstand
tussen de punten op de koersafwijkingsindicator tijdens het
navigeren met Peil en ga.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u
lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,
pagina 6).
De koers instellen: Hiermee kunt u de instellingen voor de
kompaskoers aanpassen (Koersinstellingen, pagina 6).
Gegevensvelden vergrendelen: Vergrendelt de
gegevensvelden. U kunt de gegevensvelden ontgrendelen
om deze aan te passen.
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van het kompas.
Navigeren met Peil en ga
U kunt het toestel op een object in de verte richten met de
vergrendelde kompasrichting, het object als via-punt projecteren
en navigeren met het object als referentiepunt.
Selecteer > Peil en ga vanaf het kompas.
1
Richt het toestel op een object.
2
Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.
3
Navigeer met behulp van het kompas.
4
Een waypoint projecteren vanaf uw huidige locatie
U kunt een nieuw waypoint opslaan door de afstand vanaf uw
huidige locatie te projecteren.
Als u bijvoorbeeld naar een locatie wilt navigeren die u aan de
andere kant van een rivier of beek ziet, kunt u een waypoint
projecteren vanaf uw huidige locatie naar de geobserveerde
locatie. Navigeer vervolgens naar de nieuwe locatie nadat u de
rivier of beek hebt overgestoken.
Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u
buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op
magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel is voorzien van een elektronisch kompas met drie
assen. U dient het kompas te kalibreren nadat u lange
afstanden hebt afgelegd of wanneer de temperatuur is
veranderd.
Selecteer op de kompaspagina .
1
Selecteer Kalibreer kompas > Start.
2
Volg de instructies op het scherm.
3
Koersinstellingen
Druk vanuit het kompas op en selecteer De koers instellen.
Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het
kompas.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op
de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming.
Koers (krs.afw.indic.) toont uw relatie tot de koerslijn die naar
de bestemming leidt.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich
gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid
verplaatst.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u
lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,
pagina 6).
Koerswijzer
De koerswijzer komt het beste van pas als u in een rechte lijn
naar uw bestemming navigeert, bijvoorbeeld op het water.
6De hoofdpagina's bekijken
Hiermee kunt u terug navigeren naar de koerslijn als u van de
koers afwijkt om obstakels of hindernissen te vermijden.
Om de koerswijzer van het kompas in te schakelen, gaat u naar
> De koers instellen > Ga naar lijn/wijzer > Koers
(krs.afw.indic.).
Koerslijnaanwijzer. Geeft de richting van de gewenste koerslijn aan
van uw vertrekpunt tot uw volgende waypoint.
Koersafwijkingsindicator (CDI). Geeft de locatie van gewenste
koerslijn aan met betrekking tot uw locatie. U bent op koers als de
CDI is uitgelijnd met de koerslijnaanwijzer.
Afstand koersafwijking. De stippen geven aan hoe ver u van uw
koers afwijkt. De schaal in de rechterbovenhoek geeft aan welke
afstand elke stip symboliseert.
Naar-en-van-indicator. Geeft aan of u naar het volgende waypoint
toe navigeert, of er vandaan.
Tripcomputer
De tripcomputer geeft uw huidige snelheid, de gemiddelde
snelheid, de tripteller en andere statistische gegevens weer. U
kunt de indeling van de tripcomputer, het dashboard en de
gegevensvelden aanpassen.
Tripcomputerinstellingen
Selecteer in de tripcomputer .
Herstel: Hiermee stelt u alle tripcomputerwaarden op nul in. Als
u nauwkeurige reisinformatie wilt hebben, dient u de
tripgegevens te herstellen voordat u een reis begint.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven.
OPMERKING: Uw aangepaste instellingen worden door het
dashboard onthouden. Uw instellingen gaan niet verloren als
u van profiel verandert (Profielen, pagina 24).
Gegevensvelden vergrendelen: Vergrendelt de
gegevensvelden. U kunt de gegevensvelden ontgrendelen
om deze aan te passen.
Voeg pagina toe: Hiermee voegt u een extra pagina met
aanpasbare gegevensvelden in.
Wis pagina: Hiermee verwijdert u een extra pagina met
aanpasbare gegevensvelden.
Meer gegevens: Voegt extra gegevensvelden toe aan de
tripcomputer.
Minder gegevens: Verwijdert gegevensvelden uit de
tripcomputer.
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de tripcomputer.
Hoogtemeter
De hoogtemeter toont standaard de hoogtegegevens van de
gereisde afstand. U kunt de hoogtemeterinstellingen aanpassen
(Hoogtemeterinstellingen, pagina 7) U kunt elk punt op het
profiel selecteren om de details over dat punt te bekijken.
U kunt de balk met favorieten aanpassen om de
hoogtemeterpagina toe te voegen (De balk Favorieten
aanpassen, pagina 24).
Instellingen voor de hoogtemeter
Selecteer op hoogtemeter.
Hoogtemeter: Schakelt de barometer uit, zodat het toestel
alleen GPS-gegevens gebruikt voor hoogtemetingen.
Herstel: Hiermee herstelt u de gegevens van de hoogtemeter,
Selecteer vanuit de hoogtemeter > Stel hoogtemeter in.
Automatische kalibratie: Met Eenmaal kan de hoogtemeter
automatisch één keer worden gekalibreerd wanneer u een
activiteit start.Met Continu kan de hoogtemeter tijdens de
gehele duur van uw activiteit worden gekalibreerd.
Barometermodus: Met Variabele hoogte kan de barometer
hoogteverschillen meten terwijl u onderweg bent. Vaste
hoogte gaat ervan uit dat het toestel stilstaat op een vaste
hoogte, zodat de barometerdruk alleen verandert door de
weersomstandigheden.
Luchtdruktrend: Hiermee stelt u in hoe het toestel
drukgegevens vastlegt. Altijd opslaan slaat alle
luchtdrukgegevens op. Dit kan handig zijn als u let op
weerfronten.
Type plot: Hiermee worden hoogteverschillen vastgelegd
gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand,
of plaatselijke luchtdrukverschillen over een bepaalde
tijdsduur.
Kalibreer hoogtemeter: Hiermee kunt u handmatig de
barometrische hoogtemeter kalibreren (De barometrische
hoogtemeter kalibreren, pagina 7).
De barometrische hoogtemeter kalibreren
U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als
de juiste hoogte of barometerdruk u bekend is.
Ga naar de locatie waarvan de hoogte of de barometerdruk u
1
bekend is.
Selecteer op de hoogtemeter > Stel hoogtemeter in >
2
Kalibreer hoogtemeter.
Volg de instructies op het scherm.
3
Connected functies
Connected functies zijn beschikbaar voor uw Montana toestel
als u het toestel verbindt met een draadloos netwerk of een
compatibele smartphone via Bluetooth technologie. Voor
sommige functies moet u de Garmin Connect™ app of Garmin
Explore app op uw smartphone installeren. Ga naar garmin.com
/apps voor meer informatie.
Bluetooth sensoren: Hiermee kunt u Bluetooth compatibele
sensoren koppelen, bijvoorbeeld een hartslagmeter.
Connect IQ™: Hiermee kunt u via de Connect IQ app uw
toestelfuncties uitbreiden met widgets, gegevensvelden en
apps.
EPO-downloads: Hiermee kunt u een Extended Prediction
Orbit-bestand downloaden waarmee u snel GPS-satellieten
kunt vinden en de tijd kunt bekorten die nodig is om een
eerste GPS-locatie te krijgen via de Garmin Connect app
wanneer u verbinding heeft met een Wi‑Fi netwerk.
BirdsEye beelden: Hiermee kunt u BirdsEye Satellite Imagery
rechtstreeks naar uw toestel downloaden wanneer u bent
verbonden met een Wi‑Fi netwerk.
Garmin Explore: De Garmin Explore app synchroniseert en
deelt waypoints, tracks en routes met uw toestel. U kunt ook
kaarten downloaden naar uw smartphone voor offline
toegang.
Connected functies7
Loading...
+ 25 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.