Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke
toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van
deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar
www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin® en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Garmin babyCam™, Garmin Connect™, Garmin DriveAssist™, Garmin Express™, Garmin Real Vision™ en myTrends™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of
haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Android™ is een handelsmerk van Google Inc. Apple® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het
woordmerk en de logo's van Bluetooth® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van dit woordmerk of deze logo's door Garmin is een licentie
verkregen. Foursquare® is een handelsmerk van Foursquare Labs, Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. microSD™ en het microSDHC logo zijn
handelsmerken van SD-3C, LLC. Windows®, Windows Vista® en Windows XP® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en andere landen.
Inhoudsopgave
Aan de slag..................................................................... 1
Ondersteuning en updates......................................................... 1
Kaarten en software bijwerken met Garmin Express............. 1
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
• Installeer de camerageheugenkaart (De geheugenkaart van
de dashcam installeren, pagina 2).
• Update de kaarten en software op uw toestel (Kaarten en
software bijwerken met Garmin Express, pagina 1).
• Installeer het toestel in uw voertuig en sluit het aan op de
voeding (Het toestel aansluiten op voertuigvoeding,
pagina 2).
• Richt de dashcam (De camera richten, pagina 3).
• Zorg dat u GPS-signalen ontvangt (GPS-signalen ontvangen,
pagina 2).
• Pas het volume (Het volume regelen, pagina 3) en de
helderheid aan (De helderheid van het scherm aanpassen,
pagina 3).
• Navigeer naar uw bestemming (Een route starten,
pagina 5).
Ondersteuning en updates
Garmin Express™ (garmin.com/express) biedt u eenvoudig
toegang tot deze services voor Garmin® toestellen.
• Productregistratie
• Producthandleidingen
• Software-updates
• Gegevens worden geüpload naar Garmin Connect
• Kaart- of baanupdates
• Voertuigpictogrammen, stemmen en andere extra's
Kaarten en software bijwerken met Garmin Express
Gebruik Garmin Express software om de nieuwste kaart- en
software-updates voor uw toestel te downloaden en installeren.
Kaartupdates bevatten de meest recente kaartgegevens zodat
uw toestel de routes naar uw bestemmingen accuraat en
efficiënt kan blijven berekenen. Garmin Express is beschikbaar
voor Windows® en Mac® computers.
Ga op de computer naar www.garmin.com/express.
1
™
Klik op Voeg een toestel toe.
6
De Garmin Express software detecteert uw toestel.
Klik op Voeg toestel toe.
7
Volg de instructies op het scherm om uw toestel toe te
8
voegen aan de Garmin Express software.
Wanneer de installatie is voltooid, zoekt de Garmin Express
naar kaart- en software-updates voor uw toestel.
Selecteer een optie:
9
• Als u alle beschikbare updates wilt installeren, klikt u op
Installeer alles.
• Als u een enkele update wilt installeren, klikt u op Details weergeven en selecteert u een update.
De Garmin Express software downloadt en installeert de
updates op uw toestel. Kaartupdates zijn erg groot en dit proces
kan veel tijd in beslag nemen met een langzame
internetverbinding.
Garmin DriveAssist toestel - overzicht
Selecteer een optie:
2
• Als u wilt installeren op een Windows computer, selecteert
u Download voor Windows.
• Als u wilt installeren op een Mac computer, selecteert u
Download voor Mac.
Open het gedownloade bestand en volg de instructies op het
3
scherm om de installatie te voltooien.
Start Garmin Express.
4
Sluit uw Garmin toestel met een USB-kabel aan op de
5
computer.
Aan de slag1
Aan-uitknop
À
USB stroom- en datapoort
Á
Camerageheugenkaartsleuf
Â
Microfoon voor spraakopdrachten of handsfree bellen
Ã
Geheugenkaartsleuf voor kaarten en gegevens
Ä
De geheugenkaart van de dashcam
installeren
Voordat het toestel met de ingebouwde dashcam videoopnamen kan maken, moet u een camerageheugenkaart
installeren. De camera vereist een microSD™ geheugenkaart
met een opslagcapaciteit van 4 tot 64 GB en snelheidsklasse 10
of hoger. U kunt de meegeleverde geheugenkaart gebruiken of
u kunt in een elektronicawinkel een compatibele geheugenkaart
kopen.
Plaats een geheugenkaart À in de geheugenkaartsleuf van
1
de camera Á.
OPMERKING: Als u de geheugenkaart in de verkeerde sleuf
plaatst, kan de camera geen video-opnamen maken.
Druk op de kaart totdat deze vastklikt.
2
Het toestel aansluiten op voertuigvoeding
WAARSCHUWING
Dit product bevat een lithium-ionbatterij. Ter voorkoming van
persoonlijk letsel en schade aan het product als gevolg van
blootstelling van de batterij aan extreme hitte dient u het toestel
buiten het bereik van direct zonlicht te bewaren.
Voordat u uw toestel op batterijen gaat gebruiken, dient u het op
te laden.
Steek de voertuigvoedingskabel À in de USB-poort op het
1
toestel.
Druk de steun Á op de zuignap  totdat de steun vastklikt.
2
Druk de zuignap tegen de voorruit en duw de hendel à naar
3
achteren, naar de voorruit toe.
Duw het lipje boven op de steun in de gleuf aan de
4
achterzijde van het toestel.
Druk de onderkant van de steun in het toestel totdat u een
5
klik hoort.
Sluit het andere uiteinde van de voedingskabel aan op een
6
stroomvoorziening in uw auto.
Het toestel in- of uitschakelen
• Als u het toestel wilt inschakelen, drukt u op de aan-uitknop,
of sluit u het toestel aan op stroom.
• Als u het toestel in de energiezuinige modus wilt zetten, drukt
u op de aan-uitknop terwijl het toestel is ingeschakeld.
In de energiezuinige modus staat het scherm uit en verbruikt
het toestel zeer weinig stroom, maar kunt u het snel activeren
voor gebruik.
TIP: Laad uw toestel sneller op door het in de energiezuinige
modus te zetten tijdens het opladen van de batterij.
• Als u het toestel volledig wilt uitschakelen, drukt u op de aanuitknop en houdt u deze vast tot een melding op het scherm
verschijnt. Dan selecteert u Uit.
De melding verschijnt na vijf seconden. Als u de aan-uitknop
loslaat voordat de melding verschijnt, schakelt het toestel
over naar de energiezuinige modus.
GPS-signalen ontvangen
Wanneer u uw navigatietoestel inschakelt, moet de GPSontvanger gegevens van de satellieten verzamelen en de
actuele locatie bepalen. op de statusbalk geeft de
signaalsterkte van de satelliet weer. De tijd die nodig is om
satellietsignalen te ontvangen verschilt op basis van diverse
factoren, waaronder hoe ver u bent verwijderd van de plek waar
u uw navigatietoestel voor het laatst hebt gebruikt, of u vrij zicht
op de lucht hebt, en wanneer u uw navigatietoestel voor het
laatst hebt gebruikt. De eerste keer dat u uw navigatietoestel
inschakelt, kan het enkele minuten duren voordat u
satellietsignalen ontvangt.
Schakel het toestel in.
1
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
2
Ga naar buiten, naar een open gebied, uit de buurt van hoge
3
gebouwen en bomen.
Wanneer groen wordt, ontvangt het toestel satellietsignalen
en is het klaar voor navigatiedoeleinden.
Statusbalkpictogrammen
De statusbalk bevindt zich boven aan het hoofdmenu. De
pictogrammen op de statusbalk bevatten informatie over de
functies van het toestel. Sommige pictogrammen kunt u
selecteren om instellingen aan te passen of verdere informatie
weer te geven.
GPS-signaalstatus. Houd vast om de GPS-nauwkeurigheid
en ontvangen satellietinformatie weer te geven (GPS-
signaalstatus weergeven, pagina 24).
Bluetooth® status. Selecteer om de Bluetooth instellingen
weer te geven (Bluetooth instellingen, pagina 20).
Verbonden met handsfree bellen. Selecteer om te bellen
(Handsfree bellen, pagina 17).
Huidige tijd. Selecteer om de tijd in te stellen (De tijd
instellen, pagina 21).
Batterijniveau.
Verbonden met de Smartphone Link app. Selecteer om
verbonden toestel en abonnementsinformatie weer te geven
(Koppelen met uw telefoon en verbinding maken met
Smartphone Link, pagina 15).
Temperatuur. Selecteer om de weersverwachting weer te
geven (De weersverwachting weergeven, pagina 18).
Opnamestatus dashcam. Selecteer om dashcam video weer
te geven (Dashcam, pagina 3).
Werken met de knoppen op het scherm
Met behulp van schermknoppen kunt u door de pagina's, menu's
en menu-opties van uw toestel navigeren.
• Selecteer om terug te gaan naar het vorige menuscherm.
• Houd ingedrukt om snel terug te gaan naar het
hoofdmenu.
• Selecteer of om door lijsten of menu's te bladeren.
• Houd of ingedrukt om sneller te bladeren.
• Selecteer om een contextmenu met de opties voor het
huidige scherm weer te geven.
2Aan de slag
Het volume regelen
Selecteer Volume.
1
Selecteer een optie:
2
• Gebruik de schuifbalk om het volume aan te passen.
• Selecteer om het geluid te dempen.
• Selecteer voor extra opties.
Automatisch volume inschakelen
Uw toestel kan het volume automatisch verlagen of verhogen op
basis van achtergrondgeluiden.
Selecteer Volume > .
1
Selecteer Automatisch volume.
2
De audiomixer gebruiken
U kunt met de audiomixer het geluidsniveau instellen voor
verschillende typen audio, zoals navigatieaanwijzingen of
telefoongesprekken. Het niveau voor elk audiotype is een
percentage van het hoofdvolume.
Selecteer Volume.
1
Selecteer > Audiomixer.
2
Gebruik de schuifregelaars om voor elk audiotype het volume
3
in te stellen.
De helderheid van het scherm aanpassen
Selecteer Instellingen > Scherm > Helderheid.
1
Gebruik de schuifbalk om de helderheid aan te passen.
2
Dashcam
De camera richten
WAARSCHUWING
Probeer de camera niet te richten tijdens het rijden.
U moet de dashcam elke keer dat u het toestel plaatst of
herplaatst richten. De geavanceerde hulpfuncties voor
bestuurders werken mogelijk niet goed als de camera niet goed
is gericht.
Selecteer Instellingen > Camera > > Uitlijning.
1
Kantel het toestel en draai de camera naar links of rechts om
2
de camera te richten.
Het dradenkruis moet recht vooruit gericht zijn en de
horizonlijn moet zich midden tussen de boven- en onderkant
van het scherm bevinden.
Video-opnamen maken met de dashcam
LET OP
Wettelijke beperkingen
In sommige rechtsgebieden kan het als een inbreuk van
privacyrechten worden beschouwd om personen of voertuigen
vast te leggen op foto of video met dit product. Het is uw
verantwoordelijkheid op de hoogte te zijn van en in
overeenstemming te handelen met toepasselijke wetten en
regels over privacy in uw rechtsgebied.
Voordat u video-opnamen kunt maken, moet u een
camerageheugenkaart installeren (De geheugenkaart van de
dashcam installeren, pagina 2).
Na inschakeling begint het toestel standaard direct met het
maken van video-opnamen. Het toestel blijft opnemen en
overschrijft de oudste, niet opgeslagen beelden totdat het wordt
uitgeschakeld. Tijdens het opnemen brandt het rode lampje
constant.
Een video-opname opslaan
Het toestel gebruikt standaard een sensor om mogelijke
aanrijdingen te detecteren en videobeelden van vóór, tijdens en
na het gedetecteerde ongeval op te slaan.
U kunt video-opnamen ook op elk gewenst moment handmatig
opslaan.
Selecteer tijdens het opnemen Apps > Dashcam > .
1
Het toestel slaat een foto en videobeelden van vóór, tijdens
en na het selecteren van op.
Selecteer nogmaals om de duur van de opslag te
2
verlengen (optioneel).
Een bericht geeft de omvang aan van de videobeelden die
moeten worden opgeslagen.
De geheugenkaart heeft beperkte opslagruimte. Na het opslaan
van een video-opname moet u de opname overbrengen naar uw
computer of een andere externe locatie voor permanente opslag
(Video's en foto's op uw computer, pagina 3).
Een foto maken
Met dit toestel kunt u foto's maken. Het toestel slaat standaard
bij elke foto tijd- en locatiegegevens op.
Selecteer Apps > Dashcam > .
Het toestel maakt een foto en slaat deze op de
geheugenkaart op.
Opnemen met de dashcam stoppen of starten
Selecteer Apps > Dashcam.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer om het opnemen te stoppen.
TIP: De volgende keer dat u het toestel inschakelt wordt
het opnemen standaard automatisch gestart. U kunt deze
optie uitschakelen in de camera-instellingen (Camera-
instellingen, pagina 20).
• Selecteer om het opnemen te starten.
Geluidsopname in- of uitschakelen
Het toestel kan via de ingebouwde microfoon geluid opnemen
tijdens een video-opname. U kunt geluidsopname op elk
gewenst moment in- of uitschakelen.
Selecteer Instellingen > Camera > Geluidsopname.
Video's en foto's bekijken
OPMERKING: Het toestel stopt met het maken van video-
opnamen als u video's en foto's bekijkt.
Selecteer Apps > Galerie > Ja.
1
Selecteer een video of foto.
2
De video of foto wordt op het toestel weergegeven. Video's
worden automatisch afgespeeld. Als de video of foto
locatiegegevens bevat, wordt de locatie op een kaart
weergegeven.
Video's en foto's op uw computer
Met de Garmin Dash Cam Player toepassing kunt u videoopnamen op uw computer bekijken, opslaan en bewerken. U
kunt ook bij de video opgenomen tijd-, datum-, locatie- en
snelheidsgegevens bekijken en toevoegen. Ga naar
www.garmin.com/dashcamplayer voor meer informatie.
Een video of foto verwijderen
Selecteer Apps > Galerie > Ja.
1
Selecteer een video of foto.
2
Selecteer > Ja.
3
Dashcam3
Functies voor het waarschuwen van
de bestuurder
LET OP
Waarschuwingen en aangegeven snelheidslimieten dienen
alleen ter informatie. U bent te allen tijde zelf verantwoordelijk
voor het opvolgen van aangegeven snelheidsbeperkingen en
veilige deelname aan het verkeer. Garmin is niet
verantwoordelijk voor verkeersboetes of waarschuwingen die u
ontvangt als u zich niet houdt aan geldende verkeersregels en
verkeersborden.
Uw toestel is voorzien van functies die veiliger rijgedrag kunnen
bevorderen en de efficiëntie kunnen verhogen, ook als u in een
bekende omgeving rijdt. Het toestel waarschuwt met een
geluidssignaal of bericht en geeft bij elke waarschuwing
informatie weer. U kunt het geluidssignaal of bericht voor elk
type waarschuwing in- of uitschakelen. Niet alle
waarschuwingen zijn in alle regio's beschikbaar.
Schoolzone of nabijgelegen school: Het toestel geeft een
geluidssignaal en geeft de afstand tot een naderende school
of schoolzone en, indien beschikbaar, de geldende
maximumsnelheid weer.
Maximumsnelheid verlaagd: Het toestel geeft een
geluidssignaal en geeft de lagere maximumsnelheid weer
voor de zone die u nadert, zodat u uw snelheid kunt
aanpassen.
Maximumsnelheid overschreden: Het toestel geeft een
geluidssignaal en markeert het pictogram voor
maximumsnelheid met een rode rand als u de aangegeven
maximumsnelheid voor de weg waarop u rijdt, overschrijdt.
Verkeerde rijrichting op een straat met eenrichtingsverkeer:
Het toestel speelt een bericht af en geeft een waarschuwing
weer op het hele scherm als u van de verkeerde kant een
straat met eenrichtingsverkeer inslaat. Het scherm wordt
omgeven door een rode rand en bovenaan blijft een
waarschuwing staan tot u de straat met eenrichtingsverkeer
verlaat of uw rijrichting corrigeert.
Spoorwegovergang: Het toestel geeft een geluidssignaal en
geeft de afstand tot een naderende spoorwegovergang weer.
Dierenoversteekplaats: Het toestel geeft een geluidssignaal en
geeft de afstand tot een naderende dierenoversteekplaats
weer.
Bocht: Het toestel geeft een geluidssignaal en geeft de afstand
tot een bocht in de weg weer.
Langzaam verkeer: Het toestel geeft een geluidssignaal en
geeft de afstand tot langzaam verkeer weer als u op hoge
snelheid langzaam verkeer nadert. Voor gebruik van deze
functie moet uw toestel verkeersinformatie ontvangen
(Verkeerinformatie ontvangen met behulp van een
verkeersinformatie-ontvanger, pagina 14).
Vermoeidheidswaarschuwing: Het toestel geeft een
geluidssignaal en suggereert tussenstops op de route als u
langer dan twee uur hebt gereden zonder te stoppen.
Waarschuwing voor kop-staartbotsingen: Het toestel
waarschuwt u als het detecteert dat u geen veilige afstand
bewaart tussen uw voertuig en het voertuig dat vóór u rijdt
(Waarschuwingssysteem voor botsingen, pagina 4).
Waarschuwing bij rijbaan wisselen: Het toestel waarschuwt u
als het detecteert dat u mogelijk per ongeluk een
rijbaanmarkering overschrijdt (Waarschuwingssysteem voor
wisselen van rijbaan, pagina 5).
Rijwaarschuwing: Het toestel geeft een geluidssignaal en toont
een melding wanneer verkeer dat is gestopt, weer gaat
rijden.
Waarschuwingssignalen voor de bestuurder
in- of uitschakelen
U kunt waarschuwingssignalen voor de bestuurder afzonderlijk
uitschakelen. De visuele waarschuwing wordt ook weergegeven
als het waarschuwingssignaal is uitgeschakeld.
Selecteer Instellingen > Kaart en voertuig >
1
Audiowaarschuwingen.
Schakel het selectievakje naast elk waarschuwingssignaal in
2
of uit.
Roodlichtcamera's en flitsers
LET OP
Garmin is niet verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van, of
consequenties van het gebruik van, een database met eigen
nuttige punten of flitspaaldatabase.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar voor alle regio's
of productmodellen.
Informatie over de locaties van roodlichtcamera's en flitsers is
beschikbaar in sommige gebieden voor sommige
toestelmodellen. Ga naar garmin.com/speedcameras om de
beschikbaarheid en compatibiliteit te controleren of een
abonnement of eenmalige update aan te schaffen. U kunt op elk
gewenst moment de gegevens van een nieuwe regio
aanschaffen of een bestaand abonnement uitbreiden.
Ga naar mygarmin.com om de cameradatabase op uw toestel
bij te werken. Werk uw toestel regelmatig bij om de meest
recente cameragegevens te ontvangen.
Voor sommige toestellen en regio's zijn algemene
roodlichtcamera- of flitspaalgegevens mogelijk al inbegrepen bij
uw toestel. Updates of een abonnement vallen niet onder de
inbegrepen gegevens.
Geavanceerd hulpsysteem voor bestuurders
Uw toestel is voorzien van het ADAS-systeem (geavanceerd
hulpsysteem voor bestuurders) dat de ingebouwde dashcam
gebruikt om u meldingen en waarschuwingen over de
rijomgeving te geven.
ADAS-functies inschakelen en uitschakelen
U kunt functies van het ADAS-systeem (geavanceerd
hulpsysteem voor bestuurders) inschakelen of uitschakelen in
de camera-instellingen (Camera-instellingen, pagina 20).
Selecteer Instellingen > Camera.
1
Schakel het selectievakje naast elke waarschuwing of
2
melding in of uit.
Rijwaarschuwing
De rijwaarschuwing geeft een geluidssignaal en toont een
melding wanneer verkeer dat is gestopt, weer gaat rijden. Deze
waarschuwing wordt alleen gegeven als het voorliggende
voertuig al een stukje heeft gereden en uw voertuig nog steeds
stilstaat. Dit kan van pas komen bij stoplichten of opstoppingen.
Deze functie maakt gebruik van de dashcam om het stilstaande
of optrekkende voertuig te detecteren en vereist goed zicht op
de weg.
Waarschuwingssysteem voor botsingen
WAARSCHUWING
De FCWS-functie (waarschuwingssysteem voor botsingen) dient
alleen ter informatie en u bent te allen tijde zelf verantwoordelijk
voor het in de gaten houden van de weg- en rijomstandigheden,
opvolgen van verkeersregels en veilige deelname aan het
verkeer. Het FCWS-systeem gebruikt de camera om een
hoorbare waarschuwing te geven bij naderende voertuigen en
biedt daarom bij beperkt zicht mogelijk een beperkte
functionaliteit.
4Functies voor het waarschuwen van de bestuurder
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar in alle gebieden
of voor alle toestelmodellen.
Het waarschuwingssysteem voor kop-staartbotsingen
waarschuwt u als het toestel detecteert dat u geen veilige
afstand bewaart tussen uw voertuig en het voor u rijdende
voertuig. Het toestel bepaalt de snelheid van uw voertuig via
GPS en berekent op basis daarvan een zo veilig mogelijke
volgafstand. Het waarschuwingssysteem wordt geactiveerd bij
een snelheid boven 48 km/u (30 mph).
Als het toestel detecteert dat u te dicht op het voor u rijdende
voertuig rijdt, geeft het een waarschuwingssignaal en wordt op
het scherm een waarschuwing weergegeven.
Tips voor optimale werking van het FCWS-waarschuwingssysteem voor botsingen
De werking van het FCWS-waarschuwingssysteem voor
botsingen wordt door verschillende factoren beïnvloed. In
sommige omstandigheden kan het FCWS-systeem een voor u
rijdend voertuig niet detecteren.
• De FCWS-functie wordt alleen geactiveerd bij een snelheid
boven 48 km/u (30 mph).
• De FCWS-functie kan een voor u rijdend voertuig mogelijk
niet detecteren als het zicht van de camera op het voertuig
wordt belemmerd door regen, mist, sneeuw, zonlicht,
koplampen van tegemoet rijdend verkeer of duisternis.
• De FCWS-functie werkt mogelijk niet goed als de camera
verkeerd is gericht (De camera richten, pagina 3).
• De FCWS-functie kan voertuigen op een afstand van meer
dan 40 m (130 ft.) of binnen een afstand van 5 m (16 ft.)
mogelijk niet detecteren.
Waarschuwingssysteem voor wisselen van rijbaan
WAARSCHUWING
De LDWS-functie (waarschuwingssysteem voor wisselen van
rijbaan) dient alleen ter informatie en u bent te allen tijde zelf
verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de weg- en
rijomstandigheden, opvolgen van verkeersregels en veilige
deelname aan het verkeer. Het LDWS-systeem gebruikt de
camera om u te attenderen op rijbaanmarkeringen en biedt
daarom bij beperkt zicht mogelijk een beperkte functionaliteit.
De LDWS-functie waarschuwt u als het toestel detecteert dat u
mogelijk per ongeluk een rijbaanmarkering overschrijdt.
Bijvoorbeeld als u over de doorgetrokken witte rijbaanstreep
heen rijdt of op de rijbaan van tegemoetkomend verkeer
terechtkomt. De LDWS-functie wordt alleen geactiveerd bij een
snelheid boven 64 km/u (40 mph). De waarschuwing wordt aan
de linker- of rechterkant van het scherm weergegeven om aan
te geven welke rijbaanstreep u hebt overschreden.
De cameraplaatsing instellen
U kunt het toestel aan de linker- of rechterkant van uw voorruit
of dashboard plaatsen, of in het midden. Voor een optimale
werking van het LDWS-systeem dient u de functie Plaatsing van
de camera in te stellen om de plaats van uw toestel in het
voertuig aan te geven.
Selecteer Instellingen > Camera > Plaatsing van de
1
camera.
Selecteer de plaats van het toestel.
2
Tips voor optimale werking van het LDWS-waarschuwingssysteem
De werking van het LDWS-waarschuwingssysteem voor
wisselen van rijbaan wordt door verschillende factoren
beïnvloed. In sommige omstandigheden kan het LDWS-systeem
rijbaanwisselingen mogelijk niet detecteren.
• De LDWS-functie wordt alleen geactiveerd bij een snelheid
boven 64 km/u (40 mph).
• De LDWS-functie geeft geen waarschuwingen op bepaalde
typen wegen, zoals op- en afritten en invoegende rijbanen.
• De LDWS-functie werkt mogelijk niet goed als de camera
verkeerd is gericht (De camera richten, pagina 3).
• De LDWS-functie werkt mogelijk niet goed als de optie
Plaatsing van de camera de plaats van uw toestel in het
voertuig niet goed aangeeft.
• De LDWS-functie vereist continu duidelijk zicht op de
belijning tussen rijbanen.
◦ Rijbaanwisselingen worden mogelijk niet gedetecteerd als
de belijning door regen, mist, sneeuw, extreme
schaduwen, zonlicht of koplampen van tegemoetkomend
verkeer, wegwerkzaamheden of andere obstakels aan het
zicht wordt onttrokken.
◦ Rijbaanwisselingen worden mogelijk niet gedetecteerd als
de belijning onjuist is, ontbreekt of sterk versleten is.
• De LDWS-functie detecteert mogelijk geen
rijbaanwisselingen op extreem brede, smalle of kronkelige
wegen.
Navigeren naar uw bestemming
Routes
Een route is de weg van uw huidige locatie naar een of meer
bestemmingen.
• Het toestel berekent een aanbevolen route naar uw
bestemming op basis van de door u opgegeven voorkeuren,
zoals de modus voor routeberekening (De
routeberekeningsmodus wijzigen, pagina 7) en te
vermijden wegen (Vertragingen, tol en bepaalde gebieden
vermijden, pagina 8).
• U kunt via de aanbevolen route snel naar uw bestemming
navigeren of u kunt een alternatieve route kiezen (Een route
starten, pagina 5).
• Als u bepaalde wegen wilt gebruiken of vermijden, kunt u de
route aanpassen (Uw route aanpassen, pagina 7).
• U kunt aan een route meerdere bestemmingen toevoegen
(Een locatie aan uw route toevoegen, pagina 7).
Een route starten
Selecteer Waarheen? en zoek een locatie (Locaties zoeken
1
en opslaan, pagina 9).
Selecteer een locatie.
2
Selecteer een optie:
3
OPMERKING: Voor een optimale werking van het LDWS-
systeem dient u de functie Plaatsing van de camera in te stellen
om de plaats van uw toestel in het voertuig aan te geven.
Navigeren naar uw bestemming5
• Selecteer Ga! om te starten met navigeren via de
aanbevolen route.
• U kunt een alternatieve route kiezen door en vervolgens
een route te selecteren.
Alternatieve routes worden rechts van de kaart
weergegeven.
• Als u de route wilt wijzigen, selecteert u > Wijzig route
en voegt u routepunten aan de route toe (Uw route
aanpassen, pagina 7).
Het toestel berekent een route naar de locatie en leidt u naar uw
bestemming met gesproken aanwijzingen en informatie op de
kaart (Uw route op de kaart, pagina 6). Aan de rand van de
kaart wordt een paar seconden een weergave van de
belangrijkste wegen op uw route gegeven.
Als u op meerdere bestemmingen moet stoppen, kunt u deze
locaties aan uw route toevoegen (Een locatie aan uw route
toevoegen, pagina 7).
Een route starten op de kaart
U kunt uw route starten door op de kaart een locatie te kiezen.
Selecteer Bekijk kaart.
1
Versleep de kaart en zoom in om het te doorzoeken gebied
2
weer te geven.
Als u de weergegeven nuttige punten op categorie wilt
3
filteren, selecteert u .
Locatiemarkeringen ( of een blauwe stip) worden op de
kaart weergegeven.
Selecteer een optie:
4
• Selecteer een locatiemarkering.
• Selecteer een punt, bijvoorbeeld een straat, kruispunt of
adres.
Selecteer Ga!.
5
Naar huis navigeren
De eerste keer dat u een route naar huis start, vraagt het toestel
u om uw thuislocatie op te geven.
Selecteer Waarheen? > Naar huis.
1
Voer zo nodig uw thuislocatie in.
2
Uw thuislocatie bewerken
Selecteer Waarheen? > > Stel thuislocatie in.
1
Voer uw thuislocatie in.
2
Uw route op de kaart
Het toestel leidt u tijdens uw reis naar uw bestemming met
gesproken aanwijzingen en informatie op de kaart. Boven aan
de kaart worden instructies weergegeven voor de volgende
afslag of afrit of om een andere handeling uit te voeren.
Volgende actie op de route. Geeft de volgende afslag, afrit of
À
andere actie aan en, indien beschikbaar, de rijbaan waarop u moet
rijden.
Afstand tot de volgende actie.
Á
Naam van de straat of afrit die is verbonden aan de volgende actie.
Â
Op de kaart gemarkeerde route.
Ã
Volgende actie op de route. Pijlen op de kaart geven de plaats van
Ä
volgende acties aan.
Voertuigsnelheid.
Å
Naam van de weg waarop u rijdt.
Æ
Geschatte aankomsttijd.
Ç
TIP: Raak dit veld aan om de getoonde informatie te wijzigen (Het
kaartgegevensveld aanpassen, pagina 13).
Geavanceerde rijbaanassistentie
Wanneer u tijdens het navigeren een afslag nadert, wordt een
gedetailleerde simulatie van de weg weergegeven naast de
kaart (indien beschikbaar). Een gekleurde lijn À geeft de juiste
rijbaan voor de afslag aan.
Afslagen en richtingaanwijzingen bekijken
Tijdens het navigeren van een route kunt u naderende afslagen,
rijbaanwisselingen en andere richtingaanwijzingen op uw route
bekijken.
Selecteer een optie op de kaart:
1
• Selecteer > Koerswijzigingen om naderende afslagen
en richtingaanwijzingen te bekijken.
De kaartfunctie geeft de volgende vier afslagen of
richtingaanwijzingen naast de kaart weer. De lijst wordt
automatisch bijgewerkt terwijl u de route navigeert.
• Als u de volledige lijst van afslagen en
richtingaanwijzingen voor de hele route wilt bekijken,
selecteert u de tekstbalk boven aan de kaart.
Selecteer een afslag of richtingaanwijzing (optioneel).
2
Gedetailleerde informatie wordt weergegeven. Voor
knooppunten op hoofdwegen kan een afbeelding van een
knooppunt worden weergegeven, indien beschikbaar.
De gehele route op de kaart weergeven
Selecteer een plek op de kaart tijdens het navigeren van een
1
route.
Selecteer .
2
Aankomst op bestemming met Garmin Real
Vision
De functie Garmin Real Vision geeft automatisch een
camerabeeld weer bij het naderen van sommige bestemmingen,
inclusief adressen en geografische coördinaten. De locatie van
uw bestemming wordt weergegeven op een met de dashcam
gemaakte foto van uw omgeving.
Onder bepaalde omstandigheden is deze functie mogelijk niet
beschikbaar.
• Deze functie is niet beschikbaar in alle gebieden of voor alle
• Deze functie is mogelijk niet beschikbaar voor ver van de
• Deze functie is mogelijk niet beschikbaar als de weg of
• Deze functie is mogelijk niet beschikbaar in een fel verlichte
™
typen bestemmingen.
route of weg gelegen bestemmingen, dicht bij een afslag of
omleiding of op een bochtige of heuvelachtige weg.
bestemming door weersomstandigheden, vegetatie of andere
obstakels slecht zichtbaar is.
of donkere omgeving.
6Navigeren naar uw bestemming
Loading...
+ 22 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.