inschakelen van de apparatuur, voorbereiden van de afstandsbediening,
instellen van de tijd, gebruik van de afstandsbediening,
houder van de afstandsbediening
5. Instellen van de functies 9
instellen van de gewenste functie (MASTER CONTROL), bijzonderheden functies,
instellen van de luchtsnelheid (FAN CONTROL)
6. Timerfunctie 12
in- en uitschakelen van de timerfunctie, opheffen van de timerfunctie, wijzigen
van de timer instelling, programmeren van de timer, stoppen van de airconditioner
als de timer in werking is, wijzigen functie, bijzonderheden timerfunctie
7. Slaapfunctie (SLEEP) 13
gebruik van de slaapfunctie, wijzigen van de ingestelde tijden, opheffen van
de timerfunctie, stoppen van de airconditioner als de timer in werking is,
bijzonderheden slaapfunctie, tijdens koelen/ontvochtigen
stoppen van de swingfunctie, bijzonderheden swingfunctie
10. Manual auto functie 15
wanneer te gebruiken, stoppen van de manual auto functie
11. Energiebesparende functie (ECONOMY)16
12. 10°C verwarming instelling 16
13. Onderhoud en schoonmaak17
reinigen van het luchtinlaatrooster, reinigen van het luchtfilter
14. Selecteren van de signaalcode van de afstandsbediening21
15. Problemen22
stroomstoring, temperatuur en vochtigheidsgraad
16. Bijzonderheden van de werking24
17. Specificaties25
2
1. voorzorgsmaatregelen
• Lees voor het gebruiken van deze airconditioner het bedieningsvoorschrift zorgvuldig door.
Werk volgens de aanwijzingen.
De instructies in deze alinea hebben betrekking op de veiligheid. Houd bij het gebruik van de
•
airconditioner rekening met de veiligheidsvoorschriften.
Veiligheidsvoorschriften
GEVAAR!
• Probeer niet deze airconditioner zelf te installeren.
• Geen van de onderdelen van deze unit kunnen door de gebruiker zelf worden gerepareerd.
Raadpleeg altijd de erkende installateur voor reparaties.
• Raadpleeg bij verhuizing een erkende installateur voor het loskoppelen en opnieuw installeren
van de unit.
• Blijf niet te lang in de koude luchtstroom van de airconditioner in verband met gevaar voor
onderkoeling.
• Steek geen voorwerpen of lichaamsdelen in de luchtuitlaat of het luchtrooster.
• Schakel de airconditioner niet uit door de stekker uit het stopcontact te nemen of de
hoofdschakelaar uit te zetten.
• Zorg dat het elektrische snoer niet wordt beschadigd.
• Schakel het apparaat uit in geval van storing (brandlucht, e.d.). Trek de stekker uit het stopcontact
en raadpleeg de erkende installateur.
• Als de elektriciteitskabel van deze airconditioner beschadigd is, dient deze uitsluitend te worden
vervangen door de fabrikant of zijn gemachtigd servicepersoneel om veiligheidsrisico’s te
voorkomen.
PAS OP!
• Zorg tijdens het gebruik regelmatig voor ventilatie.
• Richt de luchtstroom niet op kachels of verwarmingsapparatuur.
• Klim niet op de airconditioner, plaats er geen voorwerpen op.
• Plaats geen bloemenvazen of waterbakken op de airconditioner.
• Hang geen voorwerpen aan de airconditioner.
• Stel de airconditioner niet rechtstreeks bloot aan water.
• Bedien de airconditioner niet met natte handen.
• Schakel de elektriciteit uit wanneer de unit langere tijd niet wordt gebruikt.
• Controleer of het onderstel van de installatie is beschadigd.
• Plaats geen planten of dieren in de directe luchtstroom.
• Drink niet van het water dat uit de airconditioner komt.
• Niet te gebruiken voor toepassingen bij de opslag van voedingsmiddelen, planten, dieren,
precisieapparatuur of kunstwerken.
• Oefen geen druk uit op de radiatorvinnen.
• Alleen te gebruiken wanneer de luchtfilters zijn geïnstalleerd.
• Zorg dat het luchtinlaatrooster en de uitlaatopening niet worden geblokkeerd of afgedekt.
• Zorg dat elektronische apparatuur tenminste een meter van de binnen- of buitenunit verwijderd
staat.
• Voorkom installatie van de airconditioner dichtbij een kachel of ander verwarmingsapparaat.
• Gebruik geen ontvlambare gassen nabij de airconditioner.
• Verbindingskleppen worden tijdens verwarmen heet; wees voorzichtig.
• Schakel de hoofdschakelaar altijd uit als u de airconditioner reinigt of het luchtfilter verwisselt.
3
2. Omschrijving van de functies
Inverter functie
Direct na het inschakelen van de airconditioner wordt extra vermogen gebruikt om de ruimte snel
op de ingestelde temperatuur te brengen. Daarna schakelt de unit automatisch over naar een lager
vermogen.
Energiebesparende functie
In de energiebesparende functie is de temperatuur tijdens de koelfunctie iets hoger dan de ingestelde
waarde. Tijdens de verwarmingsfunctie is de temperatuur iets lager. Op deze manier wordt energie
bespaard t.o.v. de normale functie.
Gebruik om te koelen de horizontale luchtrichting, zodat de koele lucht niet rechtstreeks op de aanwezigen in de ruimte blaast. Gebruik om te verwarmen de neerwaartse luchtrichting, zodat een
krachtige warme luchtstroom een aangenaam klimaat kan scheppen.
Luchtstromm in meerdere richtingen (SWING-functie)
Het gelijktijdig toepassen van de OP/NEER en LINKS/RECHTS luchtrichtingen maakt 3-dimensionale
instelling van de luchtrichting mogelijk. Omdat de OP/NEER luchtrichtinglamellen automatisch
afhankelijk van de gekozen functie werken, is het nu mogelijk de zelf luchtrichting te kiezen op basis
van de bertreffende functie.
Super stil functie
Als met de FAN CONTROL-toets de Super stil functie (Quiet) wordt geselecteerd, zal de luchtuitblaassnelheid verminderen om een fluisterstille koelwerking te verkrijgen.
Automatische functieomschakeling
De airconditioner schakelt automatisch tussen de koel- en verwarmingsfunctie om de ingestelde
temperatuur te handhaven.
10° C verwarmingsfunctie
De ruimtetemperatuur kan op 10° C worden ingesteld, waardoor voorkomen wordt dat de ruimtetemperatuur te ver daalt.
Programma-timer
De timerfunctie maakt het mogelijk de OFF-timer en ON-timer functies te combineren.
(Bijv. van OFF-timer naar ON-timer of van ON-timer naar OFF-timer binnen een periode van 24 uur.)
Slaapfunctie
Indien de slaapfunctie (SLEEP) toets wordt ingedrukt tijdens de koelfunctie, dan wordt de ingestelde
temperatuur automatisch geleidelijk verhoogd. Als de ingestelde tijd is bereikt, schakelt de airconditioner automatisch uit.
Verwijderbaar luchtinlaatrooster
Het luchtinlaatrooster van de airconditioner kan eenvoudig verwijderd worden voor het schoonmaken.
Schimmelbestendig filter
Het luchtfilter is behandeld om groei van schimmels tegen te gaan. De uitgeblazen lucht is schoner en
het filter is eenvoudig te onderhouden.
4
Polyfenol Catechin luchtreinigingsfilter
Het polyfenol catechin luchtreinigingsfilter verwijdert d.m.v. statische elektriciteit onzichtbaar kleine
stofdeeltjes (tabaksrook, micro-organismen) uit de lucht. Het filter bevat catechin, dat zeer effectief
e groei van diverse bacteriën in het filter voorkomt. Houd er rekening mee, dat de luchthoeveelheid
d
afneemt als u dit filter installeert. Hierdoor wordt het koelvermogen van de unit iets lager.
Ionenfilter
Het filter verwijdert luchtjes door geabsorbeerde geuren af te breken m.b.v. de oxiderende en
afbrekende werking van zeer fijne keramische deeltjes.
Afstandsbediening
Met de draadloze afstandsbediening kunt u op een gemakkelijke manier de airconditioner bedienen.
Afstandsbediening met draad
U kunt ook gebruik maken van een (als optie verkrijgbare) afstandsbediening met draad. Deze
afstandsbediening biedt twee extra functies:
• Week-timer,
• Temperature set back timer.
Ook is het mogelijk de draadloze afstandsbediening en de afstandsbediening met draad tegelijkertijd
te gebruiken. Enkele functies zijn dan niet bruikbaar. Worden de niet-bruikbare functies op de
afstandsbediening geselecteerd, dan klinkt een pieptoon; het OPERATION-lampje, het TIMER-lampje
en het derde lampje van de binnenunit gaan knipperen.
De niet-bruikbare functies van de draadloze afstandsbediening zijn:
• 10 °C Verwarmingsfunctie,
• TIMER (ON Timer, OFF Timer en Program Timer),
• SLEEP Timer.
5
3. Benaming en functie van onderdelen
airconditioner en condensingunit
ig. 1
f
fig. 2
fig. 3
BINNENUNIT (fig. 1)
1. Bedieningspaneel (fig. 2)
2. MANUAL/AUTO-toets
• Als deze toets langer dan 10 seconden wordt
ingedrukt, wordt de geforceerde koelfunctie
gestart.
• Deze functie wordt tijdens de installatie door
de installateurs gebruikt
• Mocht de geforceerde koelfunctie per ongeluk
worden gestart, druk dan op de START/STOPtoets om de functie te beëindigen
• Gebruik deze toets voor het re-setten van de
filter-indicator.
3. Indicatielampjes (fig. 3)
4. Ontvanger van signalen van de
afstandsbediening
5. OPERATION-lampje (groen)
fig. 4
6. TIMER-lampje (oranje)
Wanneer dit lampje knippert als de timer
in werking is, dan duidt dit op een fout
bij de instelling van de timer.
7. ECONOMY-lampje (groen)
• Het ECONOMY-lampje brandt als de
energiebesparende functie of de 10 °C
Verwarminsfunctie zijn geselecteerd.
Duidelijkheidshalve zijn alle mogelijke
instellingen in de illustratie weergegeven.
Normaal gesproken zijn alleen de actuele
indicatoren zichtbaar in de display.
AFSTANDSBEDIENING (fig. 5)
16. Signaalzender
17. Functie-toets
18. 10 °C Verwarmingstoets
19. ECONOMY-toets
20. Slaaptoets (SLEEP)
21. TIMER-functie toets (+/-)
22. Luchtsnelheidinsteltoets (FAN)
23. START/STOP-toets
24. Insteltoets, verticaal (SET)
25. Insteltoets, horizontaal (SET)
26. SWING-toets
27. Temperatuur insteltoets (SET TEMP)
28. TIMER insteltoets (+/-)
29. Klok insteltoets
30. TEST toets
• Alleen voor het testen van de airconditioner.
Toepassing tijdens normaal gebruik zal tot
foutieve koelwaarden leiden.
• Als deze toets wordt ingedrukt tijdens gebruik,
dan zullen de timer en de operation lampjes
tegelijk gaan knipperen.
• Druk voor het stoppen van de testfunctie nog
maals op de testtoets of de START/STOP toets.
31. RESET-toets
32. Display van de afstandsbediening (fig. 6)
33. Temperatuurinstelling display
34. Functie aanduiding display
35. SLEEP TIMER display
36. Zender indicator
37. Luchtsnelheid display
38. SWING display
39. TIMER functie display
40. Klok display
7
4. Voorbereiding
Inschakelen van de apparatuur
1. Steek de stekker in het stopcontact.
2. Zet de eventuele hoofdschakelaar op ON.
Voorbereiding van de afstandsbediening
Plaatsen van de batterijen (AAA, RO3 of LRO3 x 2)
1. Druk op het klepje aan de achterzijde van de afstandsbediening
en schuif het in de richting van de pijl.
2. Plaats de batterijen in de juiste richting (+/-) in het batterijenvakje.
3. Sluit het batterijenvakje weer af met het klepje.
LET OP!
• Als de afstandsbediening voor een langere periode niet wordt gebruikt, dient u de batterijen
te verwijderen. Dit om beschadiging van de afstandsbediening door lekkage van de batterijen te
voorkomen. Zorg dat uw huid, ogen en mond niet in contact komen met de batterijenvloeistof van
de eventueel lekkende batterijen. Bij contact het lichaamsdeel afspoelen met stromend water.
Raadpleeg uw arts voor verdere behandeling.
• Lege batterijen tijdig verwijderen en deponeren in de milieubox of bij de inzameling van chemisch
afval. Geen lege batterijen opladen!
• Beide batterijen gelijktijdig vervangen.
• Batterijen blijven onder normale omstandigheden ongeveer één jaar houdbaar. Als blijkt dat de
afstandsbediening niet naar behoren functioneert, vervang dan de batterijen en druk op de ACLtoets met het puntje van een balpen of ander puntig voorwerp.
• Houd de batterijen buiten bereik van kinderen.
Gebruik van de afstandsbediening
• De afstandsbediening moet op de signaalontvanger van de airconditioner worden gericht.
• Bereik: ongeveer 7 meter.
• Als een signaal door de airconditioner wordt ontvangen hoort u een pieptoon.
• Druk de toets nogmaals in als u geen pieptoon hoort.
Houder voor de afstandsbediening
• De houder kan op de muur gemonteerd worden. Let op dat de airconditioner goed bereikbaar is
voor het signaal van de afstandsbediening.
1. Bevestig de houder.
2. Plaats de afstandsbediening in de houder.
3. Neem de afstandsbediening uit de houder voor handmatig gebruik.
induwen
schroeven
plaatsen
omhoog bewegen
uitnemen
8
5. Instellen van de functies
Instellen van de gewenste functie
1. Druk op de START/STOP-toets. Het OPERATIONlampje (groen) gaat branden De airconditioner start.
. Druk op de MODE-toets en selecteer de gewenste functie.
2
Iedere keer als de toets wordt ingedrukt verschijnen de
functies in de onderstaande volgorde:
Na 3 seconden verschijnen de eerder ingestelde functies weer
op de display.
Instellen van de temperatuur (SET TEMP.)
Druk op de SET TEMP-toets.
toets: druk op deze toets om de temperatuur te verhogen.
toets: druk op deze toets om de temperatuur te verlagen.
Temperatuurbereik:
Automatisch (AUTO): 18 tot 30 °C
Verwarmen (HEAT)16 tot 30 °C
Koelen/ontvochtigen(COOL/DRY):18 tot 30 °C
• In de functie circuleren kan de thermostaat kan niet worden
ingesteld. De temperatuur verschijnt niet op de display van de
afstandsbediening.
• De ingestelde temperatuur kan worden beschouwd als een
standaard, die een kleine afwijking kan vertonen van de actuele
ruimtetemperatuur.
Na 3 seconden verschijnen de eerder ingestelde functies weer op
de display.
Instellen van de luchtsnelheid (FAN)
Druk op de FAN-toets. Iedere keer als de toets wordt ingedrukt
verschijnen de snelheden in de onderstaande volgorde:
Na 3 seconden verschijnen de eerder ingestelde functies weer op
de display.
9
Als de FAN CONTROL op AUTO staat:
erwarmen (HEAT):
V
De ventilator zal optimaal de warme lucht laten circuleren. De ventilatordraait echter heel langzaam
als de uitgeblazen lucht te koud is.
oelen (COOL):
K
Zodra de ruimtetemperatuur in de automatische (AUTO) functie de ingestelde temperatuur bereikt
eeft, schakelt de ventilator automatisch over op de lage snelheid.
h
Luchtsnelheid (FAN):
Als het verschil tussen de ruimtetemperatuur en de ingestelde temperatuur is teruggebracht of verhoogd, dan wordt de snelheid van de ventilator aangepast.
In de monitor-functie en in het begin van de verwarmingsfunctie zal de ventilator op zeer lage snelheid
draaien.
Als de FAN CONTROL op Quiet staat:
Het SUPER QUIET indicatie lampje gaat branden. De luchtsnelheid zal iets afnemen, waardoor er
minder geluid wordt geproduceerd.
• De super stil (QUIET) functie kan niet worden gebruikt bij de ontvochtigingsfunctie (DRY).
Ditzelfde geldt als de functie DRY is ingesteld via de automatische stand.
• De koel- en verwarmingsfunctie zullen iets afnemen wanneer de super stil (QUIET) functie is
ingeschakeld.
Uitschakelen van de airconditioner
Druk op de START/STOP-toets.
Het groene OPERATION lampje gaat uit.
Bijzonderheden van de functies
Automatische omschakelfunctie (AUTO CHANGEOVER)
• Als de automatische omschakelfunctie wordt geselecteerd, zal de ventilator ongeveer een minuut
lang zeer langzaam draaien, terwijl de airconditioner de ruimteomstandigheden analiseert om de
juiste functie te kiezen.
• Als het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de huidige ruimtetemperatuur meer dan +2 °C
bedraagt, wordt de koelfunctie gekozen.
• Als het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de huidige ruimtetemperatuur tussen + / -2 °C
ligt, wordt de monitor functie gekozen.
• Als het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de huidige ruimtetemperatuur meer dan -2 °C
bedraagt, wordt de verwarmingsfunctie functie gekozen.
• Als de airconditioner de ruimtetemperatuur bijna op de ingestelde temperatuur heeft gebracht, zal
hij gaan draaien in de monitorfunctie. In deze stand zal de ventilator zeer langzaam draaien.
Als de ruimtetemperatuur aanzienlijk verandert, zal de airconditioner nogmaals de juiste functie
kiezen (verwarmen, koelen), om de ruimtetemperatuur weer in overeenstemming met de ingestelde
temperatuur te brengen. (Het werkgebied van de monitorfunctie is + / - 2 °C van de ingestelde
temperatuur.)
• Als de automatisch gekozen functie niet optimaal naar uw zin werkt, selecteer dan een van de
andere functies (verwarmen, koelen, ontvochtigen, ventileren.)
Verwarmen (HEAT)
• Deze functie wordt gebruikt voor het verwarmen van de ruimte.
• Wanneer deze functie is geselecteerd zal de ventilator gedurende 3 - 5 minuten in laag toerental
draaien. Daarna zal de ingestelde ventilatorstand functioneren. Deze tijd geeft de binnenunit de
mogelijkheid om zich op te warmen.
10
• Wanneer de ruimtetemperatuur erg laag is, zal de buitenunit langzaam invriezen. Hierdoor lopen
de prestaties terug. De unit zal van tijd tot tijd de ‘defrost’ opstarten. Gedurende deze defrostperiode zal het OPERATION-lampje (groen) knipperen en het verwarmen zal stoppen.
oelen (COOL)
K
• Deze functie wordt gebruikt voor het koelen van de ruimte.
Ontvochtigen (DRY)
Deze functie wordt gebruikt bij geleidelijke koeling en tegelijkertijd voor ontvochtiging van
•
de ruimte.
• De ruimte kan niet verwarmd worden tijdens het ontvochtigen.
• Gedurende de ontvochtiging (DRY) werkt de ventilator van de airconditioner op lage snelheid om
de gewenste luchtvochtigheid te bereiken. De ventilator stopt af en toe. De ventilator zal op lage
snelheid gaan draaien als de luchtvochtigheid toeneemt.
• De luchtsnelheid kan niet handmatig gewijzigd worden tijdens de ontvochtiging (DRY).
Circuleren (FAN)
• Wordt gebruikt om de lucht in de ruimte te laten circuleren.
Tijdens verwarmen
Stel de thermostaat hoger in dan de ruimtetemeratuur. De functie verwarmen werkt niet als de
temperatuur lager is ingesteld dan de ruimtetemperatuur.
Tijdens koelen/ontvochtigen
Stel de thermostaat lager in dan de ruimtetemperatuur. De functie koelen/ontvochtigen werkt niet
als de thermostaat hoger ingesteld is dan de actuele ruimtetemperatuur (in de stand koelen werkt
alleen de ventilator).
Tijdens circuleren
De koel- en verwarmingsfunctie werken niet tijdens het circuleren.
11
6. Timerfunctie
Controleer of de afstandsbediening de juiste tijd aangeeft, voor u gaat werken met de TIMER-functie.
Gebruik van de ON TIMER of de OFF TIMER
1. Druk op de START/ STOP toets (indien de airconditioner al in werking is, ga naar stap 2).
et groene lampje op de airconditioner gaat branden.
H
2. Druk op de TIMER MODE toets om de ON TIMER of de OFF TIMER te selecteren. Elke keer als
de toets wordt ingedrukt verandert de tijd in de onderstaande volgorde:
Het oranje lampje op de binnenunit zal gaan branden.
3. Gebruik de TIMER SET toets om de gewenste OFF TIME of ON TIME te selecteren.
Stel de tijd in terwijl het TIMER symbool op de afstandsbediening knippert. (Het symbool blijft
ongeveer 5 seconden knipperen.)
+: om de tijd naar voren te laten verlopen;
-: om de tijd terug te laten lopen.
Na ongeveer 5 seconden wordt de complete display weer zichtbaar.
Gebruik van de PROGRAM TIMER
1. Druk op de START/ STOP toets (indien de airconditioner al in werking is, ga naar stap 2).
Het groene lampje op de airconditioner gaat branden.
2. Stel de gewenste ON en OFF tijden in (zie: gebruik van de ON TIMER of de OFF TIMER).
Na ongeveer drie seconden wordt de gehele display weer zichtbaar. Het TIMER lampje (oranje)
op de binnenunit gaat branden.
3. Druk op de TIMER MODE toets om de PROGRAM TIMER functie te selecteren (OFF
of ON
en de eerstkomende ingestelde tijd. De PROGRAM TIMER is nu actief. (Als de eerstkomende
geselecteerde tijd de ON TIMER betreft, zal de unit nu stoppen).
Na ongeveer vijf seconden wordt de gehele display weer zichtbaar.
OFF verschijnt in de display). De display toont afwisselend ‘OFF timer / On timer’
ON
Opheffen van de timerfunctie
Gebruik de TIMER MODE toets om CANCEL te selecteren. De unit keert terug naar normale werking.
Wijzigen van de TIMER instelling
Volg stap 2 en 3 van in- en uitschakelen van de timerfunctie.
Stoppen van de airconditioner als de TIMER in werking is
Druk op de START/ STOP toets.
Wijzigen van de functie
Indien u een functie wilt wijzigen (koelen, luchtcirculatie, thermostaatinstelling, luchtuitblaasrichting,
super stil functie), nadat de timer is ingesteld, wacht u tot de door u eerder ingestelde functies weer
op de display verschijnen.
12
Bijzonderheden timerfunctie
Het is mogelijk in het programma de inschakeltijd en de uitschakeltijd eenmaal per etmaal
•
24 uur) in te stellen dus OFF timer
(
• De eerste TIMER tijd die u instelt kan het beste zo dicht mogelijk liggen bij de huidige tijd.
De volgorde van werking staat met pijltjes aangegeven op de display.
• Een voorbeeld van het gebruik van het programmeren van de TIMER is: uitschakelen als u gaat
lapen en inschakelen voordat u weer opstaat.
s
N timer of OFF timer
O
O
N timer.
7. Slaapfunctie (SLEEP)
In tegenstelling tot de andere timerfuncties, wordt de slaapfunctie gebruikt om de airconditioner na
een bepaalde tijd (bijv. 2 uren) uit te schakelen.
Gebruik van de slaapfunctie
Tijdens het wel of niet in werking zijn van de airconditioner drukt u op de SLEEP-toets.
Het OPERATION lampje (groen) en het TIMER lampje (oranje) gaan branden.
Wijzigen van de ingestelde tijden
Druk nogmaals op de SLEEP- toets om de tijd te wijzigen m.b.v. de TIMER SET toetsen (+ / -).
Stel de tijd in terwijl de TIMER MODE display knippert. (Dit duurt ongeveer vijf seconden.)
Na deze vijf seconden wordt de gehele display weer zichtbaar.
Wijzigen van de TIMER instelling
Volg stap 2 en 3 van in- en uitschakelen van de timerfunctie.
Stoppen van de airconditioner als de TIMER in werking is
Druk op de START/ STOP toets.
Bijzonderheden slaapfunctie
Om overmatige koeling terwijl u slaapt te voorkomen, zal tijdens de slaapfunctie de ingestelde
temperatuur automatisch aangepast worden in overeenstemming met de ingestelde uitschakeltijd.
Als de ingestelde tijd is verstreken, dan schakelt de airconditioner zichzelf automatisch uit.
Tijdens verwarmen:
Als de slaaptijd is ingesteld, daalt de thermostaattemeratuur ieder halfuur 1°C. Wanneer de verlaging
in totaal meer dan 4°C bedraagt, zal de temperatuur
worden vastgehouden tot de unit automatisch
uitschakelt.
Tijdens koelen/ontvochtigen:
Als de slaaptijd is ingesteld, stijgt de thermostaattemperatuur ieder uur 1°C. Als een verhoging van 2°C
is bereikt, dan zal de airconditioner die temperatuur
behouden totdat de ingestelde tijd is verstreken. Daarna
schakelt de airconditioner zichzelf automatisch uit.
30
min.
1 uur
1 uur
1,5 uur
ingestelde tijd
ingestelde tijd
13
8. Instellen luchtuitblaasrichting
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
6
Gebruik de afstandsbediening voor het verstellen van de horizontale en verticale uitblaasrichting.
•
• Gebruik hiervoor de AIR DIRECTION- toetsen nà het starten van de airconditioner en wacht tot
de luchtrichtinglamellen stilstaan.
Verticale verstelling luchtuitblaasrichting
Druk op de verticale SET-toets. Iedere keer als de toets
wordt ingedrukt, verandert de richting als volgt:
Luchtrichting en functie:
1, 2, 3, 4, 5, 6 bij verwarmen, koelen en ontvochtigen.
De functie weergave op de display van de afstandsbediening
verandert niet.
• Gebruik de aangegeven luchtuitblaasrichtingen die in de afbeelding zijn aangegeven.
• De verticale luchtuitblaasrichting wordt automatisch ingesteld, afhankelijk van de ingestelde functie:
Tijdens koelen en ontvochtigen: Horizontale richting 1
Tijdens verwarmen: Neerwaartse richting 5.
• De auto-functie kan tijdens de eerste minuut van de werking niet versteld worden, de stand in de
eerste minuut is horizontaal 1. De luchtrichting kan nu niet worden ingesteld.
• Richting 1 en 2: alleen de richting van de uitblaaslamellen verandert; de richting van de
Power Diffuser blijft gelijk. De luchtrichting wordt tijdelijk 1 als de temperatuur van de luchtstroom
te laag is voor de verwarmingsfunctie.
• Aan het begin van de AUTO/HEAT-functie en tijdens het automatisch ontdooien is de luchtstroom
horizontaal 1. De luchtrichting kan aan het begin van de Automatische functie dan ook niet worden
ingesteld.
Horizontale verstelling luchtuitblaasrichting
Druk op de horizontale SET-toets. Iedere keer als de toets
wordt ingedrukt, verandert de richting als volgt:
De functie weergave op de display van de afstandsbediening
verandert niet.
GEVAAR!
• Steek geen voorwerpen of vingers tussen de lamellen. De ventilator kan op hoge snelheid draaien
en lichamelijk letsel veroorzaken.
• Zet de airconditioner niet aan wanneer de verticale of horizontale lamellen geblokkeerd zijn.
• Gebruik altijd de afstandsbediening om de luchtrichting te verstellen voor de op- en neerwaartse
beweging. Handmatig verstellen van de lamellen kan problemen opleveren. Als dit gebeurt, herstart
dan de airconditioner zodat de lamellen hun oorspronkelijke stand weer innemen.
• Tijdens de koel- en ontvochtigingsfunctie mogen de verticale lamellen niet in de verwarmingsstand
(4-6) worden gezet. Dit kan resulteren in condens dat via de lamellen uit de airconditioner zal
druppelen. Als de lamellen tijdens de koel- en ontvochtigingsfunctie voor meer dan 20 minuten
in de verwarmingsstand staan staan, dan gaan deze automatisch terug naar stand 3.
• Als in de gekoelde ruimte kinderen, ouderen of zieke personen aanwezig zijn, dienen de ruimte-
temperatuur en de uitblaasrichting zorgvuldig te worden afgesteld.
14
9. Swingfunctie
oordat de swingfunctie wordt geactiveerd moet de airconditioner worden ingeschakeld.
V
Druk op de SWING toets van de afstandsbediening. De SWING display wordt zichtbaar. Elke keer als
de Swing-toets wordt ingedrukt verandert de functie als volgt:
Stoppen van de swingfunctie
Druk opnieuw op de SWING toets. De SWING display verdwijnt. De luchtuitblaaslamellen komen
terug in de stand die voor de swingfunctie stond ingesteld.
Bijzonderheden swingfunctie
OP/NEER Swing
De Swingfunctie werkt afhankelijk van de ingestelde luchtrichting.
Swing tussen 1 en 4 (koelen, ontvochtigen): de bovenste uitblaaslamel blijft in horizontale positie; de
onderste uitblaaslamel beweegt op en neer en verspreidt daarmee de lucht over een groot gebied.
Swing tussen 3 en 6 (verwarmen): de uitblaaslamellen zijn naar beneden gericht en de luchtstroom
wordt direct naar de vloer geleid.
LINKS/RECHTS Swing
De uitblaaslamellen bewegen zich van links naar rechts.
OP/NEER/LINKS/RECHTS Swing
De uitblaaslamellen bewegen zich zowel op en neer als van links naar rechts.
• Het SWING-bereik is afhankelijk van de ingestelde luchthoeveelheid.
• De swingfunctie kan tijdelijk stoppen als de ventilator niet in werking is of als deze op zeer lage
snelheid draait.
• Als de verticale SET toets wordt ingedrukt tijdens de OP/NEER functie, dan stopt deze functie en
wanneer de horizontale SET toets wordt ingedrukt tijdens de LINKS/RECHTS functie, dan stopt ook
deze functie.
10. Manual auto functie
Wanneer te gebruiken
Gebruik de manual auto toets als de afstandsbediening weg of onbruikbaar is (het bedieningspaneel
zit onder het luchtinlaatrooster).
Stoppen van de manual auto functie
Druk opnieuw op de manual auto toets.
• Als de airconditioner bediend wordt met de MANUAL AUTO toets, dan is de werking volgens de
ingestelde functies van de automatisch (AUTO) functie.
• De circulatiesnelheid staat op automatisch (AUTO) en de temperatuurinstelling is standaard (24 °C).
15
11. Energiebesparende functie
tart de airconditioner alvorens deze functie te selecteren.
S
Inschakelen van de functie
ruk op de ECONOMY-toets. Het ECONOMY-indicatielampje
D
(groen) gaat branden. De functie start.
Uitschakelen van de functie
Druk nogmaals op de ECONOMY-toets. Het ECONOMYindicatielampje gaat uit en de functie stopt.
Indicatie-lampje
Functie
Timer
Energiebesparing
= Aan
= Uit
Bijzonderheden van de Enegiebesparende functie
• Bij maximaal vermogen is de Energiebesparende functie ongeveer 70% van het normale vermogen
bij koelen en verwarmen.
• Selecteer de normale functie als de ruimte in de Energiebesparende functie onvoldoende wordt
gekoeld of verwarmd.
• De Energiebesparende functie kan niet worden ingeschakeld tijdens de Monitor-periode van de
Automatische functie (AUTO).
• In de energiebesparende functie is de temperatuur tijdens de koelfunctie iets hoger dan de ingestelde
waarde. Tijdens de verwarmingsfunctie is de temperatuur iets lager. Op deze manier wordt energie
bespaard t.o.v. de normale functie.
• Bij multi-type airconditioners geldt de Energiebesparende functie alleen voor de ingestelde unit.
12. 10°C verwarming instelling
De ruimtetemperatuur kan op minimaal 10°C worden gehouden door de 10°C verwarmingstoets in te
drukken (fig. 6; 35), zodat de temperatuur niet te ver kan dalen.
Gebruik van de 10°C instelling
Druk op de 10°C toets. Het groene OPERATION-lampje gaat
uit en het ECONOMY-lampje (groen) gaat branden.
Stoppen van de 10°C instelling
Dru op de START/STOP-toets. De instelling wordt uitgeschakeld
en het ECONOMY-lampje gaat uit.
Over de 10°C instelling
• De verwarmingsfunctie werkt niet, als de ruimtetemperatuur hoog genoeg is.
• Met de 10 °C functie wordt de temperatuur op minimaal 10 °C gehouden, waardoor de ruimte-
temperatuur niet te ver daalt.
• Als er bij multi-type airconditioners een unit in een andere ruimte wordt gebruikt om te verwarmen,
zal de temperatuur in de ruimte waar de 10 °C functie actief is, oplopen. Wij adviseren om bij
gebruik van de 10 °C Verwarmingsfunctie alle units op deze functie te zetten.
• Als de 10°C instelling is ingeschakeld, kan alleen de SWING-functie worden gebruikt.
Indicatie-lampje
Functie
Timer
Energiebesparing
= Aan
= Uit
16
13. Onderhoud en schoonmaak
1
1
2
2
1
2
1
2
LET OP!
Trek voor u begint met schoonmaken de stekker uit het stopcontact of zet de hoofdschakelaar uit.
•
• Zorg dat het luchtinlaatrooster goed is bevestigd.
• Let op bij het verwijderen en vervangen van de luchtroosters voor de warmtewisselaar.
Aanraking kan persoonlijk letsel veroorzaken.
Reinigen van het luchtinlaatrooster
Verwijderen van het luchtinlaatrooster
1. Plaats uw handen op de beide uiteinden van het inlaatpaneel en trek het naar voren.
2. Trek het paneel door de weerstand en verwijder het.
3. Druk op de vrijkomende knop en open het inlaatrooster geheel.
inlaatrooster
Scharnier-
opening
ophang-
haak
Reinigen
Gebruik een stofzuiger om stofresten te verwijderen. Veeg daarna het rooster af met een warme
vochtige doek. Droog het rooster met een schone droge doek.
Terugplaatsen van het luchtrooster
1. Duw beide knoppen geheel opzij.
2. Plaats het rooster met de linker- en rechter scharnieropening op het inlaatpaneel.
3. Duw op de gemarkeerde plaats om het inlaatrooster te sluiten.
geopend
inlaatrooster
knop
scharnier-opening
knop
houder
17
Reinigen van het luchtfilter
Verwijderen van het luchtfilter
Open het luchtrooster en verwijder het luchtfilter.
. Pak het handvat van het luchtfilter vast, maak de beide haakjes los en haal het filter
1
uit de behuizing.
luchtfilter handgreep
haken (2 plaatsen)
Reinigen
Verwijder het stof met de stofzuiger of met water. Na het reinigen met water moet het filter goed
drogen op een schaduwrijke plaats.
Herplaatsen van het luchtfilter
1. Houd de zijkanten van het luchtfilter precies voor het frontpaneel en druk het filter stevig vast.
De twee onderste haken moeten goed in de gaten van het frontpaneel zitten.
2. Sluit het inlaatrooster.
haken (2 plaatsen)
(Duidelijkheidshalve is in de illustratie het inlaatrooster weggelaten.)
• Gebruik een neutraal schoonmaakmiddel of de stofzuiger voor het reinigen.
• Als het filter nat gereinigd is, laat het dan drogen op een schaduwrijke plaats, voordat u het weer
installeert.
• Als zich stof heeft opgehoopt op het luchtfilter, dan kan dit de oorzaak zijn van een slechtere
uitblaaskwaliteit en van inefficiënt gebruik.
• Tijdens intensief gebruik moeten de luchtfilters om de 2 weken worden gereinigd.
• Bij langdurig gebruik kan zich in het filter vuil verzamelen, wat een optimale werking verhindert.
Het is raadzaam de airconditioner regelmatig te laten inspecteren in aanvulling op uw eigen onderhoudsactiviteiten. Voor meer informatie, raadpleeg de erkende installateur.
• Gebruik geen water warmer dan 40°C voor het schoonmaken. De omkasting kan krom trekken
of verkleuren. Dit geldt ook bij het schoonmaken met chemische schoonmaakmiddelen.
• Gebruik in de nabije omgeving van de airconditioner geen ontvlambare sprays zoals haarlak en
insecticiden.
• Als u de airconditioner voor een langere periode niet gebruikt, laat deze dan een dag draaien bij
droog weer, om de interne delen goed te laten drogen voordat deze worden uitgeschakeld.
18
Reinigen van het luchtreinigingsfilter
1.Open het luchtinlaatrooster en verwijder de luchtfilters.
luchtfilters (links en rechts)
2.Installeer de luchtreinigingsset (bestaat uit 2 elementen).
• Plaats het luchtreinigingsfilter in het filterframe.
filterset
filterframe
luchtreinigingsfilter
• Bevestig de ogen aan beide uiteinden van het filter aan de haken aan de achterzijde van het
filterframe.
Zorg ervoor, dat het reinigingsfilter niet onder het frame uitsteekt.
Haak (op 2 plaatsen aan de achterkant)
ogen (2 stuks)
• Bevestig de 6 aansluitpunten aan de boven- en onderkant van het filterframe aan de haken van het
luchtfilter.
achterzijde filterframe
aansluitpunten (6 plaatsen)
19
3.Plaats de beide luchtfilters terug en sluit het luchtinlaatrooster.
luchtfilter (links en rechts)
• Toepassing van het luchtreinigingsfilter is het meest effectief, als de ventilatorstand op HOOG wordt
ingesteld.
Vervangen van vervuilde luchtreinigingsfilters
• Gebruik bij vervanging van vervuilde filters de volgende componenten (los verkrijgbaar):
- Polyphenol Catechin Air Cleaning Filter UTR-FA13-1
- Geurfilter UTR-FA13-2.
1. Open het luchtinlaatrooster en verwijder de luchtfilters.
luchtfilter (links en rechts)
2.Vervang de vervuilde luchtreinigingsfilters door 2 nieuwe.
- Verwijder de vervuilde luchtreinigingsfilters in tegengestelde volgorde als de plaatsing.
- Installatie van het nieuwe filter is identiek aan de installatie van het oorspronkelijke filter.
3. Herplaats de beide luchtfilters en sluit het luchtinlaatrooster.
luchtfilter (links en rechts)
Over het luchtreinigingsfilter
Polyphenol Catechin Air Cleaning Filter (één laag)
• De luchtreinigingsfilters zijn wegwerpfilters. (Ze kunnen niet worden gewassen en hergebruikt.)
• Gebruik de filters zo snel mogelijk na het openen van de verpakking. (Het reinigend vermogen
neemt af, als de filters in geopende verpakking worden bewaard.)
• Normaal gesproken moeten de filters ongeveer eens per drie maanden worden vervangen.
• Gebruik van kwaliteitsfilters (UTR-FA13-1; los verkrijgbaar) wordt sterk aanbevolen.
20
Geurfilter (één laag - lichtblauw)
• Voor een goede werking moeten de geurfilters ongeveer om de drie jaar worden vervangen.
• Gebruik van kwaliteitsfilters (UTR-FA13-2; los verkrijgbaar) wordt sterk aanbevolen.
nderhoud van het geurfilter
O
Voor een goede werking is het nodig het geurfilter om de drie maanden schoon te maken:
•
- verwijder het geurfilter
spoel de filters goed af in heet water met een zacht, neutraal wasmiddel (nooit wrijven of
-
schrobben, dat heeft een nadelige invloed op de werking.)
• Naspoelen met schoon water
• In de schaduw laten drogen.
Re-setten filter indicator
• Alleen te gebruiken bij correcte instelling tijdens de
installatie. Raadpleeg uw installateur als u deze functie
wilt gaan gebruiken.
• Het indicatie-lampje gaat branden als de filters moeten
worden vervangen. Reinig het filter volgens de reinigingsvoorschriften. Druk na het schoonmaken korter dan
2 seconden op de MANUAL AUTO-toets op de binnenunit.
Indicatie-lampje
Functie
Timer
Energiebesparing
= Knippert
= Uit
14. Selecteren van de signaalcode
van de afstandsbediening
Als er twee of meer units in één ruimte zijn geplaatst en de afstandsbediening bedient een andere unit
dan u wilt, wijzig dan de signaalcode van de afstandsbediening, zodat u alleen de unit bedient die u
wenst (er zijn 4 mogelijkheden). Neem contact op met uw dealer voor het instellen van de codes op
elke unit.
(Volg de onderstaande procedure om de signaalcode van de afstandsbediening te selecteren. (Let op:
de airconditioner kan geen signalen ontvangen als deze niet is ingesteld op een signaalcode.)
1. Druk op de START/STOP-toets totdat alleen de klok
zichtbaar is op de display van de afstandsbediening.
2. Druk gedurende minimaal 5 seconden op de MODE-toets
om de huidige signaalcode zichtbaar te maken (Standaardinstelling is .
3. Druk op de of toetsen om de code te wijzigen in
. Maak de code op de display gelijk aan de code
van de airconditioner die u wilt bedienen.
4. Druk nogmaals op de MODE-toets om terug te keren naar
de klok-display. De signaalcode is nu gewijzigd.
21
Als er binnen 30 seconden nadat de signaalcode zichtbaar is geworden, geen toetsen worden
•
ingedrukt, keert het systeem terug naar de oorspronkelijke klokinstelling. Begin in dat geval
opnieuw bij stap 1.
• De airconditioner is vòòr aflevering ingesteld op code A. Raadpleeg uw dealer op deze code te
ijzigen.
w
• Als de batterijen van de afstandsbediening worden vervangen, keert deze terug naar instelling A.
ebruikt u een andere code dan A, stel deze dan opnieuw in na het vervangen van de batterijen.
G
Als u de signaalcode van de airconditioner niet weet, probeer dan de diverse codes ( ),
totdat u de juiste code heeft gevonden.
15. Problemen
WAARSCHUWING!
Zet in geval van storing (brandlucht, etc.) onmiddellijk de airconditioner stop. Sluit de stroom af en
raadpleeg de erkende installateur voor verdere actie. Als u de stroom uitschakelt, doe dit dan niet
alleen op de airconditioner. De stroom staat dan nog steeds op het toestel. Zet dus de hoofdschakelaar
op OFF en/of trek de stekker uit het stopcontact.
Voordat u de erkende installateur inschakelt, kunt u zelf de volgende problemen afhandelen:
Storing probleem pagina
De apparatuur werkt
niet onmiddellijk
Geluidsoverlast
Geurtjes
• Als de airconditioner wordt stopgezet en daarna
direct weer wordt opgestart dan zal de compressor
de eerste 3 minuten niet werken om te voorkomen
dat de zekeringen smelten.
• Als de stekker uit het stopcontact wordt getrokken
en er daarna opnieuw wordt ingestoken, dan zal het
beveiligingscircuit ervoor zorgen dat de apparatuur
de eerste 3 minuten niet start.
• Gedurende de werking en direct na het uitschakelen
van de apparatuur kan het geluid van water dat
door de leidingen stroomt te horen zijn. De eerste
2-3 minuten na inschakelen kunt u eventueel de
koelvloeistof horen.
• Gedurende de werking kan het zijn dat een krakend
geluid te horen is. De omkasting reageert op
temperatuurverschillen.
• Gedurende de stand verwarmen (HEAT)* kan er een
licht lawaai hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt
door de ontdooistand (DEFROST).
• Bepaalde geuren kunnen door de airconditioner
in de ruimte worden geblazen. Dit gebeurt doordat deze geuren (sigarettenrook etc.) worden aangezogen door de airconditioner.
11
22
Storing probleem pagina
Mist of stoom komt vrij
Luchtstroom is zwak of
stopt
• Gedurende het koelen en ontvochtigen kan het
gebeuren dat stoom of mist vrijkomt van de
irconditioner. Dit heeft als oorzaak het plotseling
a
afkoelen van lucht door de apparatuur met als
resultaat condensatie en mistvorming.
• Gedurende de stand verwarmen (HEAT)* kan de
ventilator van de buitenunit stoppen en kan er
toom ontstaan. Dit als gevolg van de ontdooistand
s
(DEFROST).
• De ventilator draait op lage snelheid tijdens ontvochtiging en tijdens het meten van de ruimtetemperatuur.
• In de AUTO stand draait de ventilator erg langzaam.
• Wanneer de airconditioner start in de stand verwarmen, is de ventilatorsnelheid tijdelijk zeer laag
om de interne onderdelen gelegenheid te geven op
te warmen.
• Als gedurende de stand verwarmen de ruimtetemperatuur stijgt tot boven de temperatuurinstelling, zal de buitenunit stoppen en de binnenunit
op lage snelheid gaan draaien. Als u verder wilt
verwarmen, zet dan de temperatuurinstelling hoger.
• Gedurende de stand verwarmen zal de unit tijdelijk
stoppen met werken (tussen de 7 en 15 minuten)
wanneer de defrosting stand werkt. Op het display
zal DEFROST zichtbaar worden.
• In de monitor AUTO-stand draait de ventilator op
zeer lage snelheid.
11
10
9
11
Water komt uit de
buitenunit
De apparatuur
functioneert
helemaal niet meer
Slechte koelprestaties
De unit werkt niet
volgens de ingestelde
waarden
• Gedurende de stand verwarmen kan er tijdens de
ontdooistand (DEFROST) water uit de buitenunit
komen.
• Zit de stekker in het stopcontact?
• Is er een stroomonderbreking?
• Is er een zekering gesmolten?
• Staat de hoofdschakelaar op de uit (OFF) stand?
• Is de timerfunctie actief?
• Is het luchtfilter verontreinigd?
• Is het luchtinlaatrooster of luchtuitlaatrooster
verstopt?
• Heeft u de instellingstemperatuur correct ingesteld?
• Is er een deur of raam open?
• Is er direct zonlicht aanwezig bij de functie koelen,
sluit dan een gordijn.
• Als de airconditioner is ingesteld op koelen, let dan
op of er niet teveel mensen aanwezig zijn, dat er
verwarmingsapparatuur in werking is of dat er
teveel computers in de ruimte staan.
• Staat de unit in de SUPER QUIET functie?
• Zijn de batterijen leeg?
• Zijn de batterijen wel goed geplaatst?
11
10
17
23
Wanneer na controle van de genoemde problemen de airconditioner niet functioneert of het
TIMER-lampje nog knippert, schakel dan de stroom uit (power schakelaar op OFF) en raadpleeg
e erkende installateur.
d
16. Bijzonderheden van de werking
Stroomstoring
• Als de airconditioner uitvalt door een stroomstoring, dan zal deze automatisch worden herstart en
in dezelfde functie doorgaan als voor de stroomstoring.
• Bij stroomuitval gaan de lamellen naar de standaardinstelling bij herstarten.
• Als een stroomstoring zich voordoet tijdens de timer-functie, dan worden deze gereset.
Het toestel zal starten en stoppen op de nieuwe tijdsinstelling. Als zich een timer-fout voordoet,
dan knippert het groene timer-lampje.
• Wordt in de directe omgeving van de airconditioner gebruik gemaakt van een radio of een elektrisch
scheerapparaat (korte golf), dan kan het gebeuren dat de airconditioner wordt verstoord. Plaats
de stekker opnieuw in het stopcontact. Gebruik de afstandsbediening om de airconditioner opnieuw
op te starten.
Temperatuur en vochtigheidsgraad
Koelen OntvochtigenVerwarmen
(COOL)(DRY)
Buitentemperatuur ca. -10°C ~ 46°C ca. -10°C ~ 46°Cca. -15 °C ~ 24°C
Binnentemperatuur ca. 18°C ~ 30°C ca. 18°C ~ 30°Cca. 16°C ~ 30°C
• Deze airconditioner werkt volgens het warmtepomp-principe; hij absorbeert warmte van de buitenunit en transporteert deze warmte naar de binnenunit. Dit betekent dat de verwarmingsprestaties
teruglopen als de buitentemperatuur daalt. Dit houdt in, dat bijverwarming noodzakelijk kan zijn.
• Warmtepomp airconditioners verwarmen de ruimte door middel van luchtcirculatie. Het kan enige
tijd duren voordat de ruimte op temperatuur is.
• Wanneer verwarmen wordt gebruikt bij lage buitentemperaturen en hoge vochtigheid kan de buitenunit invriezen, waardoor de prestaties teruglopen. Om dit te voorkomen zal de microcomputerprocessor de defrost operation inschakelen. De airconditioner zal nu tijdelijk stoppen om de defrost
operation zijn werk te laten doen (7 - 15 min). Het OPERATION-lampje zal knipperen (rood).
• Als de apparatuur wordt gebruikt in een omgeving die een hogere temperatuur heeft dan in de
condities staat vermeld, dan kan het zijn dat het automatische beveiligingssysteem de werking
onderbreekt. Als de apparatuur wordt gebruikt bij lagere temperaturen dan aangegeven, dan kan
het zijn dat de warmtewisselaar bevriest. Dit kan lekkage of ander ongemak veroorzaken.
• Gebruik de airconditioner niet voor andere doeleinden dan koelen, verwarmen, ontvochtigen en
circuleren.
• Als de airconditioner voor een langere periode gebruikt wordt in een omgeving met een hoge
luchtvochtigheid, dan kan zich condens vormen. Deze druppelt uit de airconditioner.
• Ook als de unit is uitgeschakeld verbruikt zij nog 20-40 W. elektriciteit. Haal daarom bij lage
temperaturen (± 10° of lager) de stekker uit het stopcontact.
• Haal de stekker uit het stopcontact als de unit voor langere tijd niet gebruikt wordt.