Welkom bij de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een
bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoermiddel zal
gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor Holding
S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere
service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze
eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met name
de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets. Alleen
op die manier kunt u zeker altijd van uw Ducati genieten.
Neem voor reparaties en advies contact op met een van
onze erkende servicecentra.
We hebben bovendien een informatiedesk in het leven
geroepen voor Ducati-liefhebbers en fans, zodat ze de
beschikking hebben over suggesties en handige tips.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudshandleiding. Alle informatie in deze
handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum.
Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht
voor alle wijzigingen aan te brengen die de technische
evolutie van haar producten noodzakelijk maakt.
Gebruik met het oog op de veiligheid, garantie,
betrouwbaarheid en waarde van uw Ducati motorfiets
alleen originele onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de
motorfiets en dient aan de nieuwe bezitter te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
Inhoud
Draaibare gasknop
Bedieningshendel van voorrem
Bedieningpedaal voor achterrem
Versnellingspedaal
De stand van het versnellingspedaal en het achterrempedaal
afstellen
53
50
52
51
52
NL
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig reizen 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de
motorfiets
Bedieningspaneel
LCD - Belangrijkste functies 13
LCD - Parameters programmeren/weergeven 15
Antidiefstalsysteem 42
Code card 43
Deblokkeringsprocedure antidiefstalsysteem 44
De sleutels laten bijmaken 46
Startschakelaar en stuurvergrendeling
Linker stuurschakelaar
De koppelingshendel 49
Rechter stuurschakelaar
4
10
11
48
50
47
Belangrijkste elementen en
mechanismen 55
Plaats op de motorfiets 55
Dop brandstoftank
Zijstandaard
Stuurschokdemper
Regelknoppen op de voorvork 59
Regelknoppen schokdemper achter
Wijziging ligging motorfiets
57
56
58
63
61
Gebruiksvoorschriften 65
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode van de
motorfiets 65
Controles vóór het starten 67
Starten van de motor 68
De motorfiets starten en ermee rijden 70
Afremmen 70
De motorfiets stilzetten 71
Parkeren 71
Brandstof tanken
Meegeleverde accessoires
USB gegevensverzamelaar 74
72
73
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 75
Delen van het frame demonteren 75
Koelvloeistofpeil controleren en zonodig bijvullen
Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren 80
Slijtage van remblokjes controleren
De scharnierpunten smeren 83
Afstellen onbelaste slaglengte gashendel 84
Opladen van de accu
De spanning van de drijfketting controleren
De drijfketting smeren 86
De lampjes van groot licht en dimlicht vervangen 87
De lampjes van het parkeerlicht vervangen 89
Richtingaanwijzers achter
Verlichting kentekenplaat
Afstellen van koplamp
Afstellen van achteruitkijkspiegeltjes
Tubeless banden 93
Controle motoroliepeil
Reinigen en vervangen van bougies
Algemene reiniging 97
Lange tijd buiten gebruik 98
Belangrijke waarschuwingen 98
85
91
95
90
82
90
92
96
79
86
Onderhoud 99
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de dealer dienen te worden uitgevoerd 99
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de klant dienen te worden uitgevoerd 102
In uw eigen belang en ter behoud van het product, raden wij
u nadrukkelijk aan een erkende Ducati Dealer te raadplegen
voor alle handelingen die bijzondere technische
deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over alle
uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect
uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten, waarbij
uitsluitend gebruik wordt gemaakt van originele onderdelen
van Ducati die altijd passen en garant staan voor een
motorfiets die perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen wordt een Garantieboekje
meegeleverd. De garantie is niet geldig voor motorfietsen
die worden gebruikt voor wedstrijden. Tijdens de
geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkele
component worden veranderd en mag er niets worden
gewijzigd of vervangen door andere, niet originele delen.
Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de
garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig door te
lezen om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Neem in
geval van twijfel contact op met een erkende Ducati Dealer.
U zult de informatie uit deze handleiding goed kunnen
gebruiken tijdens uw reizen, waarvan Ducati Motor Holding
S.p.A. hoopt dat ze altijd even probleemloos en prettig
verlopen. Bovendien blijft uw motorfiets door de toepassing
van deze informatie blijvend goede prestaties leveren.
Deze handleiding bevat informatieve opmerkingen met een
bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke
situaties veroorzaken met ernstige verwondingen en zelfs
dodelijke afloop tot gevolg.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/of de
componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (rechts of links) gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden
dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of
mensen die geen geldig rijbewijs hebben.
De bestuurder dient altijd geschikte kleding en een
valhelm te dragen.
Draag geen loshangende kleding die in de bedieningsorganen
klem kan blijven zitten of het zicht kan belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De
uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid of binnen
heel korte tijd zelfs dodelijke afloop tot gevolg hebben.
De bestuurder dient zijn voeten tijdens het rijden altijd op de
voetsteunen te zetten.
Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of
oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd zijn
handen op het stuur te houden.
Leef de landelijk en plaatselijk geldende wettelijke
voorschriften na.
Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn
aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan zicht,
wegdek en verkeer toestaan.
Gebruik altijd en tijdig tevoren de richtingaanwijzers om aan
te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere
rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de
“dode hoek” van de voertuigen die voor u rijden.
Rijd voorzichtig op kruispunten, bij het verlaten van privéterrein of parkeerplaats of als u de autoweg oprijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt, en mors geen benzine op
de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor
de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of
kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en
zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens
onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluiddempers blijven nog lang
heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het kan zijn dat het volledige uitlaatsysteem warm
blijft, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte
dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het
voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met
inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo, dat niemand ertegen kan stoten en
zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak en
recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets hierop kan
omvallen.
NL
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het veilig afleggen
van lange afstanden met volle bepakking.
Goed verdelen van het gewicht van de lading op het
voertuig is uiterst belangrijk om de veiligheid van de
motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen
bij plotselinge stuurbewegingen of op slecht wegdek.
NL
Informatie omtrent de te vervoeren lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden,
met bestuurder, bagage en extra accessoires mag niet meer
bedragen dan:
330 kg.
8
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk
en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets
opgeborgen te worden.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die
niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht
brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of
het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit
evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie, aangezien deze
verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets.
Controleer altijd of de druk van de banden overeenkomt met
hetgeen vermeld staat op blz. 93 en tevens of ze zich in
goede staat bevinden.
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
respectievelijk voor het frame (afb. 1) en voor de motor
(afb. 2).
Framenr.
Motornr.
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de motorfiets aan
en dienen te worden vermeld bij het bestellen van onderdelen.
NL
afb. 1
afb. 2
9
Bedieningsorganen
1
NL
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te
kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen
aandachtig door voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van bedieningsorganen voor het
besturen van de motorfiets (afb. 3)
1) Bedieningspaneel.
2) Startschakelaar en stuurslot.
3) Linker stuurschakelaar.
4) Koppelingshendel.
5) Bedieningspedaal achterrem.
6) Rechter stuurschakelaar.
7) Draaibare gasknop.
8) Bedieningshendel voorrem.
9) Koppelingspedaal.
10
4
3
2
9
8
7
6
5
afb. 3
Bedieningspaneel (afb. 4)
1) LCD, (zie pag. 13).
2) Toerenteller (min
Geeft het toerental per minuut van de motor aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
4) Waarschuwingslampje brandstofreserve (geel).
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt; er zit
nog ongeveer 3 liter benzine in de tank.
5) Waarschuwingslampjes richtingaanwijzers (groen).
Het lampje van de ingeschakelde richtingaanwijzer gaat
branden en knippert.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uitgaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden, maar het moet uitgaan bij toename van
het toerental.
-1
).
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit
waarschuwingslampje (6) blijft branden, want anders
bestaat de kans dat de motor wordt beschadigd.
7) Waarschuwingslampje groot licht (blauw).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot
licht is ingeschakeld.
Als dit blijft branden, wil dat zeggen dat de regeleenheid
fouten signaleert en de motor blokkeert.
9) Waarschuwingslampje “voertuigdiagnose”.
Gaat branden als er een probleem is in de voertuigdiagnose.
10) Waarschuwingslampje begrenzer.
Lampje 10A: gaat permanent branden 800 rpm voordat de
begrenzer wordt bereikt.
Lampje 10A permanent + 10B: gaan permanent branden
400 rpm voordat de begrenzer wordt bereikt.
Lampje 10A + 10B knipperend + 10C: gaan knipperen
wanneer de begrenzer wordt bereikt.
afb. 4
NL
11
11) Bedieningsknop A en B.
Drukknop die gebruikt wordt om de parameters van het
instrumentenpaneel te laten weergeven en in te stellen,
heeft twee standen A “▲” en B “▼”.
12) Drukknop voor knipperen met groot licht FLASH
(afb. 5).
De knop die gewoonlijk gebruikt wordt voor het knipperen
met het grote licht kan worden gebruikt voor de functies LAP
en USB gegevensverzamelaar van het instrumentenpaneel.
NL
12
A
11
12
B
afb. 5
LCD - Belangrijkste functies
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets
stilstaat. Kom absoluut niet aan het instrumentenpaneel
terwijl u rijdt.
1) Snelheidsmeter.
Geeft de rijsnelheid aan.
2) Kilometerteller.
Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan.
3) Dagteller.
Geeft de afstand aan die is afgelegd sinds de laatste reset
(TRIP A e TRIP B).
4) Kilometerteller trip fuel.
Geeft de afstand aan die is afgelegd met de brandstofreserve.
5) Klok.
6) Chronometer rondesnelheid.
7) Indicator motortoerental (RPM).
8) Registratie tijd per ronde, maximumsnelheid en
maximum toerental.
9) Indicator accuspanning (BATT).
10) Indicator luchttemperatuur.
11) Indicator watertemperatuur.
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor de
maximumtemperatuur heeft bereikt, omdat u de motor
hierdoor kunt beschadigen.
7
5
234
16
812 13
9
10
NL
11
afb. 6
13
12) Indicator preventief onderhoud (SERV) (afb. 6).
De melding “SERV” betekent dat de kilometerstand is bereikt
waarna uw motorfiets een preventieve onderhoudsbeurt
nodig heeft. De melding wordt alleen gesignaleerd bij Key-On
gedurende 5 seconden. De erkende Ducati-dealer die voor
het onderhoud zorgt, zal het systeem resetten.
13) Gegevensverzamelaar (USB) (afb. 6).
Geeft aan dat de USB gegevensverzamelaar geactiveerd is.
NL
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het
elektronische start/injectiesysteem checken. Gebruik deze
menu's nooit: ze zijn voorbehouden aan ons deskundig
personeel. Als u deze menu's toevallig opent, zet dan de
sleutel op OFF en raadpleeg een erkende Ducati dealer
om de nodige controles te laten uitvoeren.
14
LCD - Parameters programmeren/
weergeven
Bij inschakeling (sleutel van OFF op ON) activeert het
instrumentenpaneel gedurende 1 seconde alle digits van
het LCD en gaan de lampjes achtereenvolgens branden.
Vervolgens gaat het over op de “normale” weergave,
waarbij in plaats van de voertuigsnelheid het model, en
gedurende 2 seconden ook de versie (EU, UK, USA, CND,
FRA, JAP) wordt weergegeven.
De weergave van het model schuift over het display, en
wordt herhaald totdat de motor wordt gestart.
MOTOR UITMOTOR UITMOTOR UITMOTOR UITMOTOR UITMOTOR AAN
NL
afb. 7
15
Bij Key-On geeft het instrumentenpaneel altijd de
volgende informatie weer (waarbij de eerder
geactiveerde functies worden gedeactiveerd).
Totale kilometerstand
Luchttemperatuur
Klok
Snelheid
Temperatuur motorkoelvloeistof
Motortoerental
NL
Op dit punt is het met de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼”
altijd mogelijk af te wisselen tussen de functie Totale
kilometerstand en de volgende functies:
TRIP A
TRIP B
TRIP FUEL (alleen indien actief)
om vervolgens terug te keren naar de functie TOT.
Als de knop (1, afb. 8) wordt ingedrukt in de stand A “▲”
opent het systeem het MENU en geeft achtereenvolgens
de volgende functies:
Error (alleen indien actief)
BATT
RPM
LAP (OFF of ON)
LAP MEM
USB (OFF of ON)
Erase USB
DTC OFF/ON (alleen actief als er een ID Model Traction
Control herkend is)
DTC Set (alleen actief als er een ID Model Traction Control
herkend is)
16
A
1
TIME Set
CODE (alleen indien actief)
B
afb. 8
Belangrijk
Dit menu is alleen actief als de snelheid van het voertuig
lager is dan 20 km/u; als men zich in dit menu bevindt en de
snelheid van het voertuig stijgt boven 20 km/u, dan sluit het
bedieningspaneel het automatisch af en gaat het over naar
de aanvankelijke weergave; het is echter mogelijk het menu
op elk gewenst moment af te sluiten door 3 seconden de
knop (1, afb. 8) in te drukken in de stand A “▲”.
Bij Key-On gaat het systeem automatisch naar deze functie.
Het gegeven wordt permanent opgeslagen, en kan niet
worden gereset.
Als het gegeven de kilometerstand 99999 km (of 99999 mijl)
overschrijdt, blijft het getal “99999” permanent weergegeven.
vs. EU
vs. UK
v.s. USA
NL
afb. 9
17
Controlelampje dagteller “TRIP A”
Als in deze functie de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼”
3 seconden lang wordt ingedrukt, wordt het gegeven
teruggezet op nul.
Als het gegeven het getal 999.9 overschrijdt, dan wordt de
dagteller op nul gezet en begint hij automatisch opnieuw te
tellen.
Als de meeteenheden van het systeem op een willekeurig
moment worden veranderd in de functie “Setting Special”,
NL
dan wordt de afstand die is afgelegd in deze functie
teruggezet op nul, en begint de telling weer vanaf nul,
maar nu met de nieuw ingestelde meeteenheden.
Controlelampje dagteller “TRIP B”
Als in deze functie de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼”
3 seconden lang wordt ingedrukt, wordt het gegeven
teruggezet op nul.
Als het gegeven het getal 999.9 overschrijdt, dan wordt de
dagteller op nul gezet en begint hij automatisch opnieuw te
tellen.
Als de meeteenheden van het systeem op een willekeurig
moment worden veranderd in de functie “Setting Special”,
dan wordt de afstand die is afgelegd in deze functie
teruggezet op nul, en begint de telling weer vanaf nul,
maar nu met de nieuw ingestelde meeteenheden.
18
vs. EU
vs. EU
vs. UK
v.s. USA
afb. 10
vs. UK
v.s. USA
afb. 11
Controlelampje afstand die is afgelegd met de
brandstofreserve “TRIP FUEL”
Als het lampje van de brandstofreserve gaat branden,
wordt automatisch de TRIP FUEL geactiveerd, ongeacht
de functie die wordt weergegeven. Als men blijft rijden
met de reservebenzine, dan wordt het gegeven ook na
Key-Off gehandhaafd in het geheugen.
De telling wordt automatisch onderbroken als het voertuig
niet meer met de reserve-inhoud rijdt.
Als het gegeven het getal 999.9 overschrijdt, dan wordt de
teller op nul gezet en begint de telling opnieuw.
vs. EU
vs. UK
v.s. USA
NL
afb. 12
Controlelampje luchttemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer
Weergavelimieten: -39 °C÷+124 °C.
In het geval van een FAULT van de sensor (-40 °C, +125 °C
of losgeraakt) worden de niet-knipperende liggende
streepjes “- - -” weergegeven en gaat het controlelampje
(8, afb. 4) branden.
vs. EU
v.s. USA
vs. USA
afb. 13
19
Controlelampje temperatuur motorkoelvloeistof
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof van de
motor:
als het gegeven gelijk is aan of lager dan -40 °C (-40 °F)
verschijnen op het display de knipperende liggende
streepjes (“---”) en gaat tegelijkertijd het controlelampje
Motordiagnose (8, afb. 4) branden;
als het gegeven tussen -39 °C (-38 °F) en +39 °C (+102 °F)
ligt, verschijnt de tekst “LO” vast op het display;
NL
als het gegeven tussen +40 °C (+104 °F) en +120 °C
(+248 °F) ligt, verschijnt het gegeven vast op het display;
als het gegeven tussen +121 °C (+250 °F) en +124 °C
(+255 °F) ligt, verschijnt de tekst “HI” knipperend op het
display;
als het gegeven gelijk is aan of hoger dan +125 °C (+257 °F)
verschijnen de liggende streepjes (“---”) knipperend op
het display en gaat tegelijkertijd het controlelampje
Motordiagnose (9, afb. 4) branden.
Bij een FAULT van de sensor verschijnen de liggende
streepjes (“---”) knipperend, en gaat tegelijkertijd het
controlelampje Motordiagnose (8, afb. 4) branden.
20
vs. EU - vs. UK
VAST GEGEVEN
VAST GEGEVEN VAST GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
VOERTUIGDIAGNOSE
v.s. USA
VAST GEGEVEN
VAST GEGEVEN VAST GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
VOERTUIGDIAGNOSE
afb. 14
Controlelampje onderhoudsingrepen (SERV)
Geeft de onderhoudsingrepen (onderhoudsbeurten) weer.
De melding “SERV” verschijnt op het display bij de volgende
kilometerstanden:
na de eerste 1000 km van de totale kilometerstand;
elke 12000 km van de totale kilometerstand.
De informatie is alleen aanwezig bij Key-On gedurende
5 seconden.
Als de melding verschijnt, dient u naar een dealer of
geautoriseerd centrum te gaan.
NL
afb. 15
21
Controlelampje accuspanning (BATT)
Om de functie weer te geven moet het menu worden
geopend op de pagina “BATT”.
Het display geeft de informatie van de accuspanning als
volgt weer:
als het gegeven tussen 12,1 en 14,9 Volt ligt, wordt het
vast weergegeven;
als het gegeven tussen 10,0 en 12,0 Volt of tussen 15,0
en 16,0 Volt ligt, wordt het knipperend weergegeven;
NL
als het gegeven gelijk is aan of lager dan 9,9 Volt wordt
de tekst “LO” knipperend weergegeven en gaat het
controlelampje Voertuigdiagnose (9, afb. 4) branden;
als het gegeven gelijk is aan of hoger dan 16,1 Volt wordt
de tekst “HI” knipperend weergegeven en gaat het
controlelampje Voertuigdiagnose (9, afb. 4) branden.
22
STATUS 1
STATUS 2
STATUS 3
VASTVAST
KNIPPERENDKNIPPEREND
KNIPPERENDKNIPPEREND
afb. 16
Regeling van het minimum motortoerental (RPM)
Om de functie weer te geven moet het menu worden
geopend op de pagina “RPM”.
Behalve de schaal van de toerenteller geeft het display het
motortoerental (RPM) als cijferwaarde weer, om het
“minimum” nauwkeuriger te kunnen instellen.
NL
afb. 17
23
Weergave van de rondetijd (LAP)
Om de functie te activeren moet het menu worden geopend
en moet de functie “LAP” op “On” worden gezet door de
knop (1, afb. 8) in de stand B “▼“ 3 seconden in te drukken.
De START en de STOP van de chronometer moeten worden
bediend met de knop voor het knipperen met het grote
licht FLASH (12, afb. 5) op de linker stuurschakelaar.
Telkens wanneer FLASH wordt ingedrukt en de functie LAP
actief is, geeft het display gedurende 10 seconden de
NL
rondetijd weer, waarna hij terugkeert naar de “normale”
weergave.
Er kunnen maximaal 30 rondetijden worden opgeslagen in
het geheugen.
Als het geheugen vol is slaat het display bij het indrukken van
de FLASH-knop geen rondetijd meer op, en verschijnt de
tekst “FULL” 3 seconden knipperend, totdat de tijden
gereset worden.
24
afb. 18
Als de LAP-functie gedeactiveerd wordt via het menu, dan
wordt de “ronde” die bezig is niet meer opgeslagen in het
geheugen.
Als de LAP-functie actief is en het display wordt plotseling
uitgeschakeld (Key-Off), dan wordt de LAP-functie automatisch
uitgeschakeld (als ook de chronometer actief was, wordt de
“ronde” die bezig was niet opgeslagen in het geheugen).
Als de tijd nooit “gestopt” wordt, begint de chronometer bij
het bereiken van 99 minuten, 59 seconden, 99 honderdsten
weer vanaf 0 (nul) en gaat het tellen van de tijd door totdat
de functie wordt uitgezet.
Als de LAP-functie echter wordt geactiveerd en het
geheugen is niet gereset maar er zijn minder rondes dan
30 opgeslagen (bijvoorbeeld: rondes opgeslagen in het
geheugen), dan slaat het display de eventuele overige
ronden op totdat het geheugen “verzadigd” is (in dit
geval kunnen er nog 12 rondes worden opgeslagen).
In deze functie is alleen weergave van de tijden per ronde
voorzien; er worden echter ook andere gegevens opgeslagen
(MAX. snelheid, MAX. toerental, begrenzer, indien bereikt),
die later allen kunnen worden bekeken met de functie Lap
Memory.
druk op C
NL
na 10 sec.
druk op C
na 10 sec.
afb. 19
25
Display opgeslagen gegevens (LAP Memory)
Weergave van gegevens die zijn opgeslagen met de LAPfunctie: rondetijden, MAX. snelheid en MAX. toerental.
Om de opgeslagen tijden weer te geven moet het menu
worden opgeroepen op de pagina “LAP MEM”.
Als op deze menupagina op de knop (1, afb. 8) wordt
gedrukt in de stand B “▼“ gedurende 3 seconden, dan
wordt de “1
verschijnen het rondenummer, de rondetijd, de MAX.
NL
snelheid en het MAX. toerental van de diverse rondes.
Door de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼“ in te drukken
kan men door de 30 opgeslagen tijden schuiven, waarna
de 1
Als tijdens de weergave van de opgeslagen tijden de knop
(1, afb. 8) in de stand B “▼“ 3 seconden ingedrukt wordt,
dan reset het display alle opgeslagen tijden onmiddellijk;
als de LAP-functie actief was, wordt deze in dit geval
automatisch gedeactiveerd.
De opgeslagen MAX. snelheid is de snelheid die door het
display wordt aangegeven tijdens de Lap-functie.
Als de MAX. snelheid tijdens de opslag in het geheugen
de 299 km/u (186 mph) overschrijdt, dan verschijnt het
gegeven van de bereikte snelheid (voorbeeld: 316 km/u).
Als er geen gegeven in het geheugen aanwezig is, worden
de 30 tijden weergegeven met de chronometer op
“00.00.00”, het MAX. toerental = 0 en de MAX. snelheid = 0.
Als de motor tijdens de ronde een van deze twee limieten
op de begrenzer, of de begrenzer zelf heeft bereikt, dan
gaan tijdens de weergave van de opgeslagen tijden de
bijbehorende lampjes (10, afb. 4).
e
ronde” weergegeven; op het display
e
ronde weer verschijnt.
26
druk op B
druk op A
druk op B. . x 19
druk op A
B= On 3 sec.
Reset van alle tijden in het geheugen
druk op A
druk op B. . x 19
druk op A
druk op B
druk op B
afb. 20
USB gegevensverzamelaar
Met deze functie kan de USB gegevensverzamelaar worden
geactiveerd (ref. pag. 66): de gegevensverzamelaar moet
worden verbonden met de bedrading van het voertuig.
Om de gegevensverzamelaar te activeren moet het menu
worden geopend en moet de functie “USB” op “On”
worden gezet door de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼“
3 seconden in te drukken.
Het STARTEN en STOPPEN van de toerenscheider van de
gegevensverzameling wordt bediend met de knop voor
het knipperen met het grote licht FLASH (12, afb. 5) op de
linker stuurschakelaar.
Als de USB-functie actief is en het display gaat plotseling uit
(Key-Off), wordt de functie automatisch gedeactiveerd.
NL
afb. 21
27
Erase USB
Met deze functie kunnen de gegevens die zijn opgeslagen
op de USB gegevensverzamelaar worden gewist: de
gegevensverzamelaar moet worden verbonden met de
bedrading van het voertuig.
Om de gegevens te wissen moet het menu worden
geopend op de pagina “Erase USB”.
Als de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼“ 3 seconden
wordt ingedrukt en de USB gegevensverzamelaar verzamelt
NL
geen gegevens, dan verschijnt op het display 10 seconden
de tekst “WAIT…”; na deze 10 seconden verschijnt
2 seconden de tekst “OK” om te bevestigen dat de
gegevens van de USB gegevensverzamelaar gewist zijn.
Als daarentegen de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼“
3 seconden ingedrukt wordt terwijl de USB
gegevensverzamelaar bezig is met het verzamelen
van gegevens, dan wordt het geheugen van de
gegevensverzamelaar niet gewist, en verschijnt op het
display 2 seconden lang de tekst “ErASE FAIL”.
Deze functie is uitsluitend bedoeld voor gebruik op
de racebaan.
Met deze functie kan de Traction Control-regeleenheid
worden geactiveerd.
Belangrijk
Deze pagina van het MENU is alleen actief als de
racekit met de regeleenheid voor het gebruik van de
Traction Control op het voertuig gemonteerd is.
De Traction Control-regeleenheid wordt geactiveerd door het
menu te openen en de functie “DTC” op “On” in te stellen
door de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼” 3 seconden
ingedrukt te houden; na deze 3 seconden verschijnt de tekst
“dtc” die signaleert dat de Traction Control geactiveerd is.
Als de tekst “dtc” actief is, is hij niet alleen zichtbaar op
het gewone display, maar ook op de menupagina (behalve
op de pagina TIME Set – instelling van de klok).
Als zowel de Traction Control (DTC) regeleenheid alsook
de USB-gegevensverzamelaar (DDA – Ducati Data Analyzer)
zijn geactiveerd, worden elke 3 seconden de teksten “dtc”
en “USb” rollend weergegeven.
afb. 23
NL
29
De Traction Control-regeleenheid wordt gedeactiveerd door
het menu te openen en de functie “DTC” in te stellen op
“OFF” door de knop (1, afb. 8) in de stand B “▼” opnieuw
3 seconden ingedrukt te houden; na deze 3 seconden
verdwijnt de tekst “dtc”, hetgeen signaleert dat de
Traction Control gedeactiveerd is.
Als de Traction Control regeleenheid actief is en de motor
plotseling afgezet wordt (Key-Off), wordt de functie niet
NL
gedeactiveerd en zal zij bij de volgende inschakeling van
de motor (Key-ON) nog steeds actief zijn (DTC On).
Als echter de accu plotseling uitgeschakeld wordt (BattOFF), zal de functie bij terugkeer van de spanning en daarop
volgende Key-on niet meer actief zijn (DTC OFF).
30
Loading...
+ 86 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.