Ducati Maintenance and Operating Instructions [no]
Specifications and Main Features
Frequently Asked Questions
User Manual
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
1098 R
1098 R Bayliss
DUCATI SUPERBIKE
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
1098 R / 1098 R Bayliss
NL
1
NL
2
Welkom bij de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een
bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoermiddel zal
gebruiken, maar ook voor lange reizen. Ducati Motor
Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds betere
service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan deze
eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven, met
name de voorschriften voor het inrijden van de motorfiets.
Alleen op die manier kunt u er zeker van zijn dat u altijd
van uw Ducati kunt genieten.
Neem voor reparaties en advies contact op met een van
onze erkende servicecentra.
We hebben bovendien een informatiedesk in het leven
geroepen voor Ducati-liefhebbers en fans, zodat ze de
beschikking hebben over suggesties en handige tips.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudshandleiding. Alle informatie in deze handleiding
is bijgewerkt tot op de publicatiedatum. Ducati Motor
Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor alle wijzigingen
aan te brengen die de technische evolutie van haar
producten noodzakelijk maakt.
Gebruik met het oog op de veiligheid, garantie,
betrouwbaarheid en waarde van uw Ducati motorfiets
alleen originele Ducati onderdelen.
Opgelet
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de
motorfiets en dient aan de nieuwe bezitter te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
NL
3
Inhoud
NL
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig reizen 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motorfiets 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van bedieningsorganen voor het besturen van de
motorfiets
Bedieningspaneel
LCD – Belangrijkste functies 13
LCD – Parameters programmeren/weergeven 15
Antidiefstalsysteem 45
Code card 46
Deblokkeringsprocedure antidiefstalsysteem 47
De sleutels laten bijmaken 49
Startschakelaar en stuurvergrendeling
Linker stuurschakelaar
Koppelingshendel 52
Rechter stuurschakelaar
Draaibare gasknop
4
10
11
53
51
53
50
Bedieningshendel van voorrem
Bedieningspedaal voor achterrem
Versnellingspedaal
De stand van het versnellingspedaal en het achterrempedaal
afstellen
56
55
54
55
Belangrijkste elementen en
mechanismen 58
Plaats op de motorfiets 58
Dop brandstoftank
Zijstandaard
Stuurschokdemper
Regelknoppen op de voorvork 62
Regelknoppen schokdemper achter
Wijziging ligging motorfiets
60
59
61
66
64
Gebruiksvoorschriften 68
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode van de
motorfiets 68
Controles vóór het starten 70
Starten van de motor 71
De motorfiets starten en ermee rijden 73
Afremmen 73
De motorfiets stilzetten 74
Parkeren 74
Brandstof tanken
Meegeleverde accessoires
USB gegevensverzamelaar 80
75
76
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 81
Delen van het frame demonteren 81
Koelvloeistofpeil controleren en zonodig bijvullen
Het peil van rem- en koppelingvloeistof controleren 87
Slijtage van remblokjes controleren
De scharnierpunten smeren 90
Afstellen onbelaste slaglengte gashendel 91
Opladen van de accu
De spanning van de drijfketting controleren
De drijfketting smeren 94
De lampjes van groot licht en dimlicht vervangen 95
De lampjes van het parkeerlicht vervangen 97
Richtingaanwijzers achter
Verlichting kentekenplaat
Afstellen van koplamp
Afstellen van achteruitkijkspiegeltjes
Tubeless banden 101
Controle motoroliepeil
Reinigen en vervangen van bougies
Algemene reiniging 105
Lange tijd buiten gebruik 106
Belangrijke waarschuwingen 106
92
99
103
98
89
98
100
104
86
93
Onderhoud 107
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de dealer dienen te worden uitgevoerd 107
Geprogrammeerd onderhoudsplan: werkzaamheden die
door de klant dienen te worden uitgevoerd 110
In uw eigen belang en ter behoud van het product, raden wij
u nadrukkelijk aan een erkende Ducati Dealer te raadplegen
voor alle handelingen die bijzondere technische
deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerde personeel beschikt over alle
uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect
uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten, waarbij
uitsluitend gebruik wordt gemaakt van originele onderdelen
van Ducati die altijd passen en garant staan voor een
motorfiets die perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen wordt een Garantieboekje
meegeleverd. De garantie is niet geldig voor motorfietsen
die worden gebruikt voor wedstrijden. Tijdens de
geldigheidsperiode van de garantie mag er geen enkele
component worden veranderd en mag er niets worden
gewijzigd of vervangen door andere, niet originele delen.
Overtreding hiervan heeft het onmiddellijk verval van de
garantierechten tot gevolg.
6
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig door te lezen
om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Neem in geval van
twijfel contact op met een erkende Ducati Dealer. U zult de
informatie uit deze handleiding goed kunnen gebruiken tijdens
uw reizen, waarvan Ducati Motor Holding S.p.A. hoopt dat ze
altijd even probleemloos en prettig verlopen. Bovendien
blijft uw motorfiets door de toepassing van deze informatie
blijvend goede prestaties leveren.
Deze handleiding bevat informatieve opmerkingen met een
bijzondere betekenis:
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan gevaarlijke
situaties veroorzaken met ernstige verwondingen en zelfs
dodelijke afloop tot gevolg.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/of de
componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (rechts of links) gaan uit van de
rijrichting van de motorfiets.
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te rijden,
dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of mensen
die geen geldig rijbewijs hebben.
De bestuurder dient altijd geschikte kleding en een valhelm
te dragen.
Draag geen loshangende kleding die in de bedieningsorganen
klem kan blijven zitten of het zicht kan belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De
uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid of binnen
heel korte tijd zelfs dodelijke afloop tot gevolg hebben.
De bestuurder dient zijn voeten tijdens het rijden altijd op de
voetsteunen te zetten.
Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of
oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd
zijn handen op het stuur te houden.
Leef de landelijk en plaatselijk geldende wettelijke
voorschriften na.
Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn
aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan zicht,
wegdek en verkeer toestaan.
Gebruik altijd en tijdig tevoren de richtingaanwijzers om aan
te duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere
rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in de
“dode hoek” van de voertuigen die voor u rijden.
Rijd voorzichtig op kruispunten, bij het verlaten van privéterrein of parkeerplaats of als u de autoweg oprijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine op
de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn voor
de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid of
kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water en
zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor ergens
onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluiddempers blijven nog lang
heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het kan zijn dat het volledige uitlaatsysteem warm
blijft, ook nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte
dus niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer
het voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen
(met inbegrip van hout, bladeren, enz.).
Parkeer de motorfiets zo, dat niemand ertegen kan stoten
en zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak
en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets
hierop kan omvallen.
NL
7
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor het veilig afleggen
van lange afstanden met volle bepakking.
Goed verdelen van het gewicht van de lading op het
voertuig is uiterst belangrijk om de veiligheid van de
motorfiets te behouden en niet in moeilijkheden te komen
bij plotselinge stuurbewegingen of op slecht wegdek.
NL
Informatie omtrent de te vervoeren lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het rijden,
met bestuurder, bagage en extra accessoires mag niet
meer bedragen dan 330 kg.
8
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag mogelijk
en zo veel mogelijk in het midden van de motorfiets
opgeborgen te worden.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage die
niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit evenwicht
brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur of
het voorste spatbord, omdat dit de motorfiets gevaarlijk uit
evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie, aangezien deze
verstrikt kan raken in bewegende delen van de motorfiets.
Controleer altijd of de druk van de banden overeenkomt met
hetgeen vermeld staat op pag. 101 en tevens of ze zich in
goede staat bevinden.
Identificatiegegevens van de motorfiets
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
respectievelijk voor het frame (afb. 1) en voor de motor (afb. 2).
Framenr.
Motornr.
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de motorfiets aan
en dienen te worden vermeld bij het bestellen van onderdelen.
Opmerkingen
Voor uitvoering 1098 R Bayliss.
Gezien de exclusiviteit van dit model, is er slechts een
beperkt aantal van geproduceerd. Elke motor fiets heeft
een zilveren plaatje op de stuurkop, waarop het
serienummer en het model vermeld staan.
NL
afb. 1
afb. 2
9
Bedieningsorganen
1
NL
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt om te
kunnen rijden met de motorfiets. Lees de beschrijvingen
aandachtig door voordat u deze bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van bedieningsorganen voor het
besturen van de motorfiets (afb. 3)
1) Bedieningspaneel.
2) Startschakelaar en stuurslot.
3) Linker stuurschakelaar.
4) Koppelingshendel.
5) Bedieningspedaal achterrem.
6) Rechter stuurschakelaar.
7) Draaibare gasknop.
8) Bedieningshendel voorrem.
9) Koppelingspedaal.
10
4
3
2
9
8
7
6
5
afb. 3
Bedieningspaneel (afb. 4)
1) LCD (zie pag. 13).
2) Toerenteller (min
Geeft het toerental per minuut van de motor aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
4) Controlelampje brandstofreserve (geel).
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt;
er zit nog ongeveer 3 liter benzine in de tank.
Het lampje van de ingeschakelde richtingaanwijzer gaat
branden en knippert.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden als
de startschakelaar op ONwordt gezet, maar moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen, weer uitgaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden, maar het moet uitgaan bij toename van
het toerental.
-1
).
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje (6)
blijft branden, want anders bestaat de kans dat de motor wordt
beschadigd.
7) Waarschuwingslampje groot licht (blauw).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het groot
licht is ingeschakeld.
Als dit blijft branden, wil dat zeggen dat de besturingseenheid
fouten signaleert en, in sommige gevallen, de motor blokkeert.
9) Waarschuwingslampje “Voertuigdiagnose”.
Gaat branden als er een probleem is in de voertuigdiagnose.
10) Waarschuwingslampje begrenzer - OVER REV.
Lampje 10A: gaat permanent branden 800 rpm voordat de
begrenzer wordt bereikt.
Lampje 10A permanent + 10B: gaan permanent branden
400 rpm voordat de begrenzer wordt bereikt.
Lampje 10A + 10B + 10C: gaan knipperen wanneer de
begrenzer wordt bereikt.
afb. 4
NL
11
11) Waarschuwingslampje tractiecontrole (afb. 5).
Lampje 11A: Als DTC actief is, gaat het branden als er een
minimale verlaging van het motorkoppel wordt toegepast.
Lampje 11A + 11B: Als DTC actief is, gaan ze branden als er
een kleine verlaging van het motorkoppel wordt toegepast.
Lampje 11A + 11B + 11C: Als DTC actief is, gaan ze branden
als er een middelgrote verlaging van het motorkoppel wordt
toegepast.
Lampje 11A + 11B + 11C + 11D: Als DTC actief is, gaan ze
NL
branden als er een grote verlaging van het motorkoppel
wordt toegepast.
12) Bedieningsknop A en B (afb. 6).
Drukknop die gebruikt wordt om de parameters van het
instrumentenpaneel te laten weergeven en in te stellen,
heeft twee standen A “▲” en B “▼”.
13) Drukknop voor knipperen met groot licht FLASH
(afb. 6).
De knop die gewoonlijk gebruikt wordt voor het knipperen
met het grote licht kan worden gebruikt voor de functies LAP
en DDA gegevensverzamelaar van het instrumentenpaneel.
13
11C11B11D11A
afb. 5
A
12
12
B
afb. 6
LCD – Belangrijkste functies
Opgelet
Programmeer alleen parameters als de motorfiets
stilstaat. Kom absoluut niet aan het instrumentenpaneel
terwijl u rijdt.
1) Snelheidsmeter.
Geeft de rijsnelheid aan.
2) Kilometerteller.
Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan.
3) Dagteller.
Geeft de afstand aan die is afgelegd sinds de laatste reset
(TRIP A en TRIP B).
4) Kilometer trip fuel.
Geeft de afstand aan die is afgelegd met de brandstofreserve.
5) Klok.
6) Chronometer rondesnelheid.
7) Indicator motortoerental (RPM).
8) Registratie tijd per ronde, maximumsnelheid en
maximum toerental (LAP).
9) Indicator accuspanning (BATT).
10) Indicator luchttemperatuur.
11) Indicator watertemperatuur.
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor de
maximumtemperatuur heeft bereikt, omdat u de motor
hierdoor kunt beschadigen.
7
234
5
16
9
10
NL
11
8
afb. 7
13
12) Indicator preventief onderhoud (SERV).
De melding “SERV” betekent dat de kilometerstand is bereikt
waarna uw motorfiets een preventieve onderhoudsbeurt
nodig heeft. De melding wordt alleen gesignaleerd bij Key-On
gedurende 5 seconden. De erkende Ducati-dealer die voor
het onderhoud zorgt, zal het systeem resetten.
13) LAP-functie.
Geeft aan dat de LAP-functie geactiveerd is.
14) DDA-functie.
NL
Geeft aan dat de DDA-functie geactiveerd is.
15) Tractiecontrole (DTC).
Geeft aan dat de DTC-regeleenheid geactiveerd is.
151314
Belangrijk
Met het instrumentenpaneel kan men het
elektronische start/injectiesysteem checken. Als de
gereserveerde menu’s onopzettelijk worden geopend, dient
u hen om geen enkele reden te gebruiken en moet de sleutel
op OFF worden gedraaid. Neem bij problemen contact op
met een erkend Ducati-centrum voor de nodige controles.
14
12
afb. 8
LCD – Parameters programmeren/
weergeven
Bij inschakeling (sleutel van OFF op ON) activeert het
instrumentenpaneel gedurende 1 seconde alle digits van
het LCD en gaan de lampjes achtereenvolgens branden.
Vervolgens gaat het over op de “normale” weergave, waarbij
in plaats van de voertuigsnelheid het model, en gedurende
2 seconden ook de versie (EU, UK, USA, CND, FRA, JAP)
wordt weergegeven.
De weergave van het model schuift over het display,
en wordt herhaald totdat de motor wordt gestart.
Opmerkingen
Als op het voertuig de Ducati Performance Kit
“Complete Uitlaat” (afb. 58) geïnstalleerd is, verschijnt bij
het starten de volgende tekst op het instrumentenpaneel:
MOTOR UITMOTOR UITMOTOR UITMOTOR UITMOTOR UITMOTOR AAN
1098 R vs. EU, UK, CND, FRA, JAP
1098 R Bayliss / 1098 R vs. USA
Opgelet
De Ducati Performance Kit “Complete Uitlaat” is
ALLEEN bestemd voor gebruik op het circuit.
NL
afb. 9
15
Bij Key-On geeft het instrumentenpaneel altijd de volgende
informatie weer (waarbij de eerder geactiveerde functies
worden gedeactiveerd, behalve Traction Control, als die
actief was):
Totale kilometerstand
Luchttemperatuur
Klok
Snelheid
Temperatuur motorkoelvloeistof
NL
Motor- toerental
Op dit punt is het met de knop (1, afb. 10) in de stand B “▼”
altijd mogelijk af te wisselen tussen de functie Totale
kilometerstand (TOT) en de volgende functies:
TRIP A
TRIP B
TRIP FUEL (alleen indien actief)
DTC (alleen beschikbaar indien de Traction Control aanwezig
en actief is) om vervolgens terug te keren naar de functie
Totale kilometerstand (TOT).
Als de knop (1, afb. 10) wordt ingedrukt in de stand A “▲”
opent het systeem het MENU en geeft achtereenvolgens
de volgende functies:
Error (alleen als er minstens één fout aanwezig is)
BATT
RPM
LAP (OFF of ON)
LAP MEM
DDA (OFF of ON)
Erase DDA
DTC OFF/ON (alleen actief als Traction Control aanwezig is)
16
A
1
B
DTC Setup (alleen actief als DTC actief is)
TIME Set
CODE (alleen indien actief)
afb. 10
Belangrijk
Dit menu is alleen actief als de snelheid van het voertuig
lager is dan 20 km/u; als men zich in dit menu bevindt en de
snelheid van het voertuig stijgt boven 20 km/u, dan sluit het
bedieningspaneel het automatisch af en gaat het over naar
de aanvankelijke weergave; het is echter mogelijk het menu
op elk gewenst moment af te sluiten door 3 seconden de
knop (1, afb. 10) in te drukken in de stand A “▲”.
Met deze functie kan de aanduiding van de totale afgelegde
afstand worden weergegeven.
Bij Key-On gaat het systeem automatisch naar deze functie.
Het gegeven wordt permanent opgeslagen, en kan niet
worden gereset.
Als het gegeven de kilometerstand 99999 km (of 99999 mijl)
overschrijdt, blijft het getal “99999” permanent weergegeven.
vs. EU, CND, FRA, JAP
NL
vs. UK, USA
afb. 11
17
Controlelampje luchttemperatuur
Met deze functie kan de buitentemperatuur worden
weergegeven.
Weergavelimieten: -39 °C÷+124 °C.
In het geval van een FAULT van de sensor (-40 °C, +125 °C
of losgeraakt) worden de streepjes “- - -” niet knipperend
weergegeven en gaat het controlelampje “Motordiagnose EOBD” (8, afb. 4) branden.
NL
18
vs. EU, UK, CND, FRA, JAP
vs. USA
afb. 12
Indicatie rijsnelheid
Met deze functie kan de snelheid van het voertuig worden
weergegeven.
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie over de
werkelijke snelheid (berekend in km/u) van de regeleenheid,
en geeft het gegeven weer met een verhoging van 8%.
De hoogste snelheid die kan worden weergegeven is
299 km/h (186 mph).
Boven de 299 km/u (186 mph) geeft het instrumentenpaneel
de streepjes “- - -” weer (niet knipperend).
vs. EU, CND, FRA JAP
NL
v.s. UK, USA
afb. 13
19
Controlelampje temperatuur motorkoelvloeistof
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof van de
motor:
- als het gegeven gelijk is aan of lager dan -40 °C (-40 °F)
verschijnen op het instrumentenpaneel de knipperende
liggende streepjes (“- - -”) en gaat tegelijkertijd het
controlelampje “Motordiagnose – EOBD” (8, afb. 4)
branden;
- als het gegeven tussen -39 °C (-38 °F) en +39 °C
NL
(+102 °F) ligt, verschijnt de tekst “LO” permanent op
het instrumentenpaneel;
- als het gegeven tussen +40 °C (+104 °F) en +120 °C
(+248 °F) ligt, verschijnt het gegeven vast op het
instrumentenpaneel;
- als het gegeven tussen +121 °C (+250 °F) en +124 °C
(+255 °F) ligt, verschijnt de tekst “HI” knipperend op
het instrumentenpaneel;
- als het gegeven gelijk is aan of hoger dan +125 °C
(+257 °F) verschijnen op het instrumentenpaneel de
knipperende liggende streepjes (“- - -”) en gaat
tegelijkertijd het controlelampje “Motordiagnose - EOBD”
(9, afb. 4) branden.
- bij een FAULT van de sensor, worden de liggende
streepjes (“- - -”) knipperend weergegeven en gaat het
lampje “Motordiagnose - EOBD” (8, afb. 4) branden.
20
vs. EU, UK, CND, FRA, JAP
VAST GEGEVEN
VAST GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
vs. USA
VAST GEGEVEN
VAST GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
KNIPPEREND GEGEVEN
VAST GEGEVEN
VAST GEGEVEN
MOTORDIAGNOSE
MOTORDIAGNOSE
afb. 14
Controlelampje dagteller “TRIP A”
Met deze functie kan de aanduiding van de gedeeltelijk
afgelegde afstand worden weergegeven.
Als in deze functie de knop (1, afb. 10) in de stand B “▼”
3 seconden lang wordt ingedrukt, wordt het gegeven
teruggezet op nul.
Als het gegeven het getal 999.9 overschrijdt, dan wordt de
dagteller op nul gezet en begint hij automatisch opnieuw te
tellen.
vs. EU, CND, FRA, JAP
NL
vs. UK, USA
afb. 15
21
Controlelampje dagteller “TRIP B”
Met deze functie kan de aanduiding van de gedeeltelijk
afgelegde afstand worden weergegeven.
Als in deze functie de knop (1, afb. 10) in de stand B “▼”
3 seconden lang wordt ingedrukt, wordt het gegeven
teruggezet op nul.
Als het gegeven het getal 999.9 overschrijdt, dan wordt de
dagteller op nul gezet en begint hij automatisch opnieuw te
tellen.
NL
22
vs. EU, CND, FRA, JAP
vs. UK, USA
afb. 16
Controlelampje afstand die is afgelegd met de
brandstofreserve “TRIP FUEL”
Met deze functie kan worden weergegeven welke afstand
er is afgelegd terwijl het voertuig gebruik maakte van de
brandstofreserve.
Als het lampje van de brandstofreserve gaat branden,
wordt automatisch de “TRIP FUEL” geactiveerd,
ongeacht de functie die wordt weergegeven
Als men blijft rijden met de reservebenzine, dan wordt het
gegeven ook na Key-Off gehandhaafd in het geheugen.
De telling wordt automatisch onderbroken als het
voertuig niet meer met de reserve-inhoud rijdt.
Als het gegeven het getal 999.9 overschrijdt, dan wordt
de teller op nul gezet en begint de telling opnieuw.
vs. EU, CND, FRA, JAP
NL
vs. UK, USA
afb. 17
23
Controlelampje onderhoudsingrepen (SERV)
Geeft de onderhoudsingrepen (onderhoudsbeurten) weer.
De melding “SERV” verschijnt op het instrumentenpaneel
bij de volgende kilometerstanden:
na de eerste 1000 km van de totale kilometerstand;
elke 12000 km van de totale kilometerstand.
De informatie staat op het instrumentenpaneel totdat dit
gereset wordt.
Als de melding verschijnt, dient u naar een dealer of
NL
geautoriseerd centrum te gaan.
24
afb. 18
Controlelampje accuspanning (BATT)
Deze functie beschrijft de werking van het controlelampje
van de accuspanning.
Om de functie weer te geven moet het menu worden
geopend op de pagina “BATT”.
Het instrumentenpaneel geeft de informatie van de
accuspanning als volgt weer:
- als het gegeven tussen 12,1 en 14,9 Volt ligt, wordt
het vast weergegeven;
- als het gegeven tussen 10,0 en 12,0 Volt of tussen 15,0
en 16,0 Volt ligt, wordt het knipperend weergegeven;
- als het gegeven gelijk is aan of lager dan 9,9 Volt wordt
de tekst “LO” knipperend weergegeven en gaat het
controlelampje “Voertuigdiagnose” (9, afb. 4) branden;
- als het gegeven gelijk is aan of hoger dan 16,1 Volt wordt
de tekst “HI” knipperend weergegeven en gaat het
controlelampje “Voertuigdiagnose” (9, afb. 4) branden.
NL
VASTVAST
STATUS 1
KNIPPERENDKNIPPEREND
STATUS 2
KNIPPERENDKNIPPEREND
STATUS 3
afb. 19
25
Regeling van het minimum motortoerental (RPM)
Deze functie beschrijft de werking van de regeling van het
stationaire motortoerental.
Om de functie weer te geven moet het menu worden
geopend op de pagina “RPM”.
Behalve de bovenste schaal van de toerenteller geeft het
instrumentenpaneel het motortoerental (tpm) als
cijferwaarde weer, om het “minimum” nauwkeuriger te
kunnen instellen.
NL
26
afb. 20
Weergave van de rondetijd (LAP)
Deze functie beschrijft de werking van het display van de
rondtijd.
Om de functie te activeren moet het menu worden geopend
en moet de functie “LAP” op “On” worden gezet door de
knop (1, afb. 10) in de stand B “▼” 3 seconden in te drukken.
De START en de STOP van de chronometer moeten worden
bediend met de knop voor het knipperen met het grote
licht FLASH (12, afb. 5) op de linker stuurschakelaar.
Telkens wanneer FLASH wordt ingedrukt en de functie
LAP actief is, geeft het instrumentenpaneel gedurende
10 seconden de rondetijd weer, waarna hij terugkeert
naar de “normale” weergave.
Er kunnen maximaal 30 rondetijden worden opgeslagen in
het geheugen.
Als het geheugen vol is slaat het instrumentenpaneel bij
het indrukken van de FLASH-knop geen rondetijd meer op,
en verschijnt de tekst “FULL” 3 seconden knipperend,
totdat de tijden gereset worden.
NL
afb. 21
27
Als de LAP-functie gedeactiveerd wordt via het menu, dan
wordt de “ronde” die bezig is niet meer opgeslagen in het
geheugen.
Als de LAP-functie actief is en het instrumentenpaneel wordt
plotseling uitgeschakeld (Key-Off), dan wordt de LAP-functie
automatisch uitgeschakeld (als ook de chronometer actief
was, wordt de “ronde” die bezig was niet opgeslagen in
het geheugen).
Als de tijd nooit “gestopt” wordt, begint de chronometer bij
NL
het bereiken van 99 minuten, 59 seconden, 99 honderdsten
weer vanaf 0 (nul) en gaat het tellen van de tijd door totdat
de functie wordt uitgezet.
Als de LAP-functie echter wordt geactiveerd en het
geheugen is niet gereset maar er zijn minder rondes dan
30 opgeslagen (bijvoorbeeld: 18 rondes opgeslagen in het
geheugen), dan slaat het instrumentenpaneel de eventuele
overige ronden op totdat het geheugen “verzadigd” is
(in dit geval kunnen er nog 12 rondes worden opgeslagen).
In deze functie is alleen weergave van de tijden per ronde
voorzien; er worden echter ook andere gegevens opgeslagen
(MAX. snelheid, MAX. toerental, begrenzer, indien bereikt),
die later allen kunnen worden bekeken met de functie Lap
Memory.
28
Druk op Flash
Na 10 sec.
Druk op Flash
Na 10 sec.
afb. 22
Display opgeslagen gegevens (LAP Memory)
Weergave van gegevens die zijn opgeslagen met de LAPfunctie: rondetijden, MAX. snelheid en MAX. toerental.
Om de opgeslagen tijden weer te geven moet het menu
worden opgeroepen op de pagina “LAP MEM”.
Als op deze menupagina op de knop (1, afb. 10) wordt
gedrukt in de stand B “▼” gedurende 3 seconden, dan
wordt de “1
verschijnen het rondenummer, de rondetijd, de MAX.
snelheid en het MAX. toerental van de diverse rondes.
Door de knop (1, afb. 10) in de stand B “▼” in te drukken
kan men door de 30 opgeslagen tijden schuiven, waarna
de 1
Als tijdens de weergave van de opgeslagen tijden de knop
(1, afb. 10) in de stand B “▼” 3 seconden ingedrukt wordt,
dan reset het instrumentenpaneel alle opgeslagen tijden
onmiddellijk; als de LAP-functie actief was, wordt deze in
dit geval automatisch gedeactiveerd.
De opgeslagen MAX. snelheid is de snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven tijdens de Lap-functie.
Als de MAX. snelheid tijdens de opslag in het geheugen de
299 km/u (186 mph) overschrijd t, dan verschijnt het gegeven
van de bereikte snelheid (voorbeeld: 316 km/h).
Als er geen gegeven in het geheugen aanwezig is, worden
de 30 tijden weergegeven met de chronometer op
“00.00.00”, het MAX. toerental = 0 en de MAX. snelheid = 0.
Als de motor tijdens de ronde een van deze twee limieten
op de begrenzer, of de begrenzer zelf heeft bereikt, dan
gaan tijdens de weergave van de opgeslagen tijden de
bijbehorende lampjes (10, afb. 4).
e
ronde” weergegeven; op het display
e
ronde weer verschijnt.
B
A
B x 19
A
A
B x 19
A
B
B = ON gedurende
3 sec.
Reset van tijden
in geheugen
B
NL
afb. 23
29
Loading...
+ 98 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.