Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, Dell Precision, Expr essChar g e, TravelLite, Strike Zone, Wi-Fi Catcher en Client Manager zijn
merken van Dell Inc.; Core, Centrino, en Intel zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Intel Corporation; Micr osoft, Outlook, Windows en W indows V ista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere
landen; Bluetooth is een gedeponeerd handelsmerk dat eigendom is van Bluetooth SIG, Inc. en door Dell onder licentie wordt gebruikt;
TouchStrip is een handelsmerk van UPEK, Inc.; EMC is een gedeponeerd handelsmerk van EMC Corporation; ENERGY STAR is een
gedeponeerd handelsmerk van de U.S. Environmental Protection Agency. Als een partner van ENERGY STAR heeft Dell Inc. vastgesteld dat
dit product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnen voor energie-efficiëntie.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking
tot de merken en namen of ter aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere
merken of handelsnamen dan haar eigen merken en handelsnamen.
Informatie over wachtwoorden
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord) gebruiken
Een beheerderswachtwoord gebruiken
Een vaste-schijfwachtwoord gebruiken
De TPM-functie inschakelen
De beveiligingsbeheersoftware activeren
De beveiligingsbeheersoftware gebruiken
Wanneer u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) moet gebruiken
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de vaste schijf
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de Drivers and
Utilities media
Hoofdmenu Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
De computer start niet op
De computer reageert niet meer
Een programma reageert niet meer of blijft crashen
Er is een programma dat is ontwikkeld voor een eerdere versie van
OPMERKING: Sommige functies of media kunnen optioneel zijn en niet bij uw computer zijn geleverd. Sommige
kenmerken of media zijn wellicht niet beschikbaar in bepaalde landen.
OPMERKING: Mogelijk is er bij uw computer aanvullende informatie geleverd.
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Een diagnostisch programma voor de computer
• Stuurprogramma's voor de computer
• Documentatie voor mijn toestel
• Notebook System Software (NSS)
De Drivers and Utilities media
OPMERKING: De Drivers and Utilities media zijn optioneel
en mogelijk niet met uw computer meegeleverd.
De documentatie en stuurprogramma's zijn reeds op de
computer geïnstalleerd. U kunt het medium gebruiken om
stuurprogramma's opnieuw te installeren (zie "Stuur- en
hulpprogramma's opnieuw installeren" op pagina 110) of
om Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit te voeren
(zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
Mogelijk bevat het medium
leesmij-bestanden met de
laatst beschikbare
informatie over technische
wijzigingen aan de
computer of geavanceerd
technisch naslagmateriaal
voor technici en
gevorderde gebruikers.
OPMERKING: Updates van de stuurprogramma's en
documentatie vindt u op support.dell.com.
Informatie zoeken11
Page 12
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• De computer instellen
• Basisinformatie probleemoplossing
• Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uitvoeren
• De computer openen
Snelle referentiegids
OPMERKING: Dit document kan optioneel zijn en niet bij uw
computer zijn geleverd.
OPMERKING: Dit document is beschikbaar als PDF-bestand
op support.dell.com.
• Garantie-informatie
• Algemene voorwaarden (alleen Verenigde Staten)
• Veiligheidsinstructies
• Informatie over regelgeving
• Ergonomische informatie
• Licentieovereenkomst voor eindgebruikers
Dell™ Productinformatiegids
• Serviceplaatje en code voor express-service
• Microsoft Windows-licentielabel
12Informatie zoeken
Serviceplaatje en Microsoft® Windows®-licentie
Deze labels bevinden zich op de computer:
• Gebruik het serviceplaatje om de computer te identificeren
als u gebruikmaakt van
opneemt met de technische ondersteuning.
• Voer de code voor de express-service in zodat uw
telefonische verzoek naar de juiste medewerker van de
ondersteuningsdienst wordt doorgeleid.
support.dell.com
of contact
Page 13
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Oplossingen — Hints en tips voor probleemoplossing,
artikelen van technici, on line cursussen en veelgestelde
vragen
Dell Support-website — support.dell.com
OPMERKING: Selecteer uw regio of business-segment om
bij de juiste ondersteuningssite te komen.
• Community — On line discussies met andere gebruikers
van Dell-producten
• Upgrades — Upgrade-informatie over onderdelen als het
geheugen, de vaste schijf en het besturingssysteem
• Klantenservice — Contactgegevens, de status van
reparatieverzoeken en bestellingen, informatie over
garantie en reparatie
• Service en ondersteuning — De status van
reparatieverzoeken, ondersteuningshistorie, het
servicecontract, on line discussies met medewerkers van
de technische ondersteuning
• De technische updateservice van Dell — Proactieve
meldingen per e-mail van software- en hardware-updates
voor uw computer
• Referentiemateriaal — Computerdocumentatie, details
over mijn computerinstellingen, productspecificaties en
white papers
• Downloads — Geautoriseerde stuurprogramma's, patches
en software-updates
• Notebook System Software (NSS) — Als u het
besturingsysteem van de computer opnieuw installeert,
moet u het NSS-hulpprogramma ook opnieuw installeren.
NSS biedt essentiële updates voor uw besturingssysteem
en ondersteuning voor processors, optische schijven,
USB-apparaten en meer. NSS is benodigd voor een juiste
werking van uw Dell-computer. De software detecteert
automatisch de computer en het besturingssysteem en
installeert de updates die voor uw configuratie van
Ga als volgt te werk om Notebook Systeem Software te
downloaden:
1
Ga naar
support.dell.com
segment en geef uw serviceplaatje op.
2
Selecteer
Drivers & Downloads
downloads) en klik op
3
Klik op uw besturingssysteem en zoek op het trefwoord
Notebook System Software
OPMERKING: De gebruikersinterface van support.dell.com
kan verschillen afhankelijk van uw selecties.
belang zijn.
• Software-upgrades en tips voor probleemoplossing —
FAQ's, actuele onderwerpen en over uw algemene
gezonde computeromgeving
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) is een
automatisch upgrade- en meldingssysteem dat op uw
computer is geïnstalleerd. Dit hulpprogramma biedt realtime scans voor een gezonde computeromgeving, softwareupdates en relevante zelfhulpinformatie. Toegang tot de
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) verkrijgt u via
het pictogram
, selecteer uw regio of business-
Go
(doorgaan).
.
op de taakbalk.
(stuurprogramma's &
Informatie zoeken13
Page 14
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Aan het werk met Microsoft Windows XP of
Windows Vista
• Aan het werk met programma's en bestanden
• Hoe pas ik mijn bureaublad aan
• Informatie over netwerkactiviteiten, de wizard
Energiebeheer, sneltoetsen en andere items beheerd
door Dell QuickSet.
®
Help en ondersteuning van Windows
Microsoft Windows XP
1
Klik op de knop
2
Selecteer een van de weergegeven onderwerpen of typ een
of meer woorden die het probleem omschrijven in het vak
Zoeken
onderwerp dat het probleem het beste omschrijft.
3
Volg de instructies op het scherm.
Microsoft Windows Vista
1
Klik op de knop Start van Windows Vista en daarna
Help en ondersteuning
op
2
Geef in
beschrijving van het probleem en druk op <Enter> of
klik op het vergrootglas.
3
Klik op het onderwerp dat uw probleem beschrijft.
4
Volg de instructies op het scherm.
Dell QuickSet Help
Wanneer u
Start
, klik op het pijlpictogram en ten slotte op het
Zoeken in Help
Dell QuickSet Help
rechtsklikt u op het QuickSet-pictogram op de
taakbalk van Microsoft
Zie "Dell™ QuickSet" op pagina 139 voor meer
informatie over Dell QuickSet.
:
en daarna op
:
met een of meer woorden een
Help en ondersteuning
.
wilt weergeven,
®
Windows®.
.
14Informatie zoeken
Page 15
Waarnaar zoekt u?Hier kunt u het vinden
• Het besturingssysteem opnieuw installeren
Het medium Operating System
OPMERKING: Het medium Operating System is optioneel en
mogelijk niet meegeleverd met uw computer.
Het besturingssysteem is reeds op de computer geïnstalleerd.
Wanneer u het besturingssysteem opnieuw wilt installeren,
moet u het medium Operating System gebruiken.
Het productsleutellabel voor het besturingssysteem bevindt
zich op de computer.
OPMERKING: De kleur van het medium is afhankelijk van
het besturingssysteem dat u hebt besteld.
Nadat u uw
besturingssysteem
opnieuw hebt geïnstalleerd,
gebruikt u het optionele
medium Drivers and Utilities
(stuur- en hulpprogramma's)
om de stuurprogramma's
opnieuw te installeren voor
de apparaten die zijn
meegeleverd met uw
computer.
Informatie zoeken15
Page 16
16Informatie zoeken
Page 17
Over de computer
OPMERKING: Het uiterlijk van uw computer kan iets afwijken van het in dit document afgebeelde model.
Gaat branden wanneer u de computer inschakelt en knippert wanneer de
computer zich in een energiebeheermodus bevindt.
Gaat branden wanneer de computer gegevens leest of schrijft.
KENNISGEVING: Schakel de computer nooit uit wanneer de het lampje
knippert om gegevensverlies te voorkomen.
Zal gaan branden of knipperen om de batterijstatus aan te geven.
Gaat branden wanneer draadloze apparaten zijn ingeschakeld.
Gaat branden wanneer de draadloze Bluetooth®-technologie is ingeschakeld.
U schakelt de draadloze Bluetooth-technologie in of uit door de knop voor
een draadloos netwerk op de "on"-stand te zetten. Raadpleeg "knop voor
een draadloos netwerk" op pagina 22 voor meer informatie.
OPMERKING: De draadloze Bluetooth-technologie is een optionele functie
op de computer. Het -pictogram is dus alleen beschikbaar als u de
draadloze Bluetooth-technologie bij de computer hebt besteld. Zie de
documentatie die bij de draadloze Bluetooth-technologie werd meegeleverd,
voor meer informatie.
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, geldt voor het lampje het volgende:
– Lampje is groen: De batterij wordt opgeladen.
– Lampje knippert groen: De batterij is bijna vol.
– Lampje is uit: De batterij is voldoende opgeladen (of er is geen externe stroom beschikbaar om de batterij op te
laden).
Werkt de computer op een batterij, dan geldt voor het lampje het volgende:
– Lampje is uit: De batterij is voldoende opgeladen (of de computer is uitgeschakeld).
– Het lampje knippert oranje: De batterij is zo goed als leeg.
– Het lampje is oranje: De batterij is bijna leeg.
BEELDSCHERM — Zie "Het beeldscherm gebruiken" op pagina 47 voor meer informatie over het beeldscherm.
SCHERMVERGRENDELING — Zorgt ervoor dat het beeldscherm dichtgeklapt blijft.
KNOP VOOR SCHERMVERGRENDELING — Druk op deze knop om de schermvergrendeling vrij te geven en het
beeldscherm te openen.
TOETSENBORD — Het toetsenbord bevat een numieriek toetsenblok alsook de Microsoft
Zie "Het toetsenbord gebruiken" op pagina 41 voor informatie over ondersteunde toetsenbordsneltoetsen.
®
Windows®-toets.
Over de computer19
Page 20
STATUSLAMPJES TOETSENBORD
De groene lampjes boven het toetsenbord geven het volgende aan:
Gaat branden wanneer het numerieke toetsenblok wordt
9
ingeschakeld.
Gaat branden wanneer de hoofdletterfunctie wordt
A
ingeschakeld.
Gaat branden wanneer de scroll lock-functie wordt
ingeschakeld.
AAN/UIT-KNOP — Druk op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen of om naar een energiebeheermodus te
gaan of deze te verlaten.
KENNISGEVING: U voorkomt dat er gegevens verloren gaan door de computer uit te schakelen in plaats van op
de aan/uit-knop te drukken.
VINGERAFDRUKLEZER (OPTIONEEL)—Hiermee houdt u uw Dell™-computer veilig. Wanneer u uw vinger over de
lezer veegt, wordt uw unieke vingerafdruk gebruikt om uw gebruikersidentiteit te verifiëren. Zie "Beveiligingsbeheersoftware"
op pagina 77 voor informatie over hoe u de beveiligingsbeheersoftware activeert en gebruikt voor het regelen van de
vingerafdruklezer.
OMGEVINGSLICHTSENSOR — Spoort het aanwezige omgevingslicht op en verhoogt of verlaagt automatisch het
schermlicht om als compensatie te dienen in omgevingen met veel of weinig licht. Druk op <Fn> en op de pijl naar
links om de sensor in of uit te schakelen ("De omgevingslichtsensor gebruiken" op pagina 47).
20Over de computer
Page 21
Linkeraanzicht
123657849
1bevestigingspunt voor
beveiligingskabel
4smartcardsleuf (met blanco
kaart)
™
7Wi-Fi Catcher
netwerkzoekerlampje
VENTILATIEOPENINGEN — De computer gebruikt een interne ventilator om voldoende lucht door te openingen te
laten, zodat de computer niet oververhit raakt.
WAARSCHUWING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof
in ophoopt. Plaats de Dell-computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten
koffer, als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
OPMERKING: Wanneer de computer te warm wordt, wordt de ventilator ingeschakeld. Ventilatorgeruis is normaal
en duidt niet op een probleem met de ventilator of de computer.
BEVESTIGINGSPUNTVOORBEVEILIGINGSKABEL — Hiermee bevestigt u een in de handel verkrijgbare
antidiefstalvoorziening aan het mediacompartiment (zie "Beveiligingskabelslot" op pagina 71).
-
2ventilatieopeningen3audioconnectoren (2)
51394-connector6knop voor een draadloos
netwerk
8pc-kaartsleuf9vaste schijf
Over de computer21
Page 22
AUDIOCONNECTOREN
Sluit koptelefoons of luidsprekers aan op de -connector.
Sluit een microfoon aan op de -connector.
SMARTCARDSLEUF
(METBLANCOKAART)—Ondersteunt één smartcard. Smartcards bieden een verscheidenheid
aan functies aan, zoals beveiligingsfuncties en gegevensopslag. De blanco kaart voorkomt dat er vreemd materiaal in
de computer terecht komt wanneer er geen smartcard in de smartcardsleuf zit. Zie "Smartcards" op pagina 67 voor
meer informatie over de blanco kaart en instructies over het verwijderen ervan.
IEEE 1394-
CONNECTOR — Verbindt apparaten die snelle IEEE 1394 overdrachtssnelheden ondersteunen, zoals
een aantal digitale videocamera's.
KNOPVOOREENDRAADLOOSNETWERK — Wanneer deze schakelaar met Dell QuickSet is ingeschakeld, zoekt deze
naar een draadloze LAN (WLAN) in uw nabijheid. U kunt deze ook gebruiken om een willekeurig draadloos apparaat
snel in of uit te schakelen, zoals WLAN-kaarten en interne kaarten met de draadloze Bluetooth-technologie
(zie "Dell Wi-Fi Catcher™-netwerkzoeker" op pagina 59).
1234
22Over de computer
Page 23
1"off"-standSchakelt draadloze apparaten uit
2"on"-standSchakelt draadloze apparaten in
3"momentary"-standZoekt naar WLAN-netwerken
(zie "Dell Wi-Fi Catcher™netwerkzoeker" op pagina 59)
4Wi-Fi Catcher-
netwerkzoekerlampje
WI -FI CATCHER™-NETWERKZOEKERLAMPJE — Voor het lampje geldt het volgende:
– Lampje knippert groen: Naar netwerken zoeken
– Lampje is groen: Sterk netwerk gevonden
– Lampje is geel:
– Lampje knippert geel: Fout
– Lampje is uit: Er is geen signaal gevonden
OPMERKING: Het Dell Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker-lampje verschijntalleen wanneer de computer is uitgeschakeld
en draadloos netwerken is ingeschakeld in het System Setup-programma. Onder Microsoft Windowsbesturingssytemen verschijnt dit lampje niet.
PC-KAARTSLEUF — Ondersteunt één pc-kaart, zoals een modem of netwerkadapter. Als de computer wordt geleverd,
bevat de sleuf een blanco kaart om te voorkomen dat er vreemd materiaal in de computer terecht komt wanneer er
geen kaart is geïnstalleerd (zie "Kaarttypen" op pagina 67).
VASTESCHIJF — Slaat software en gegevens op.
Zwak netwerk gevonden
Rechteraanzicht
1 optisch station in
mediacompartiment
1
2mediacompartiment
apparaatvergrendeling
23
3USB-connectoren (2)
Over de computer23
Page 24
MEDIACOMPARTIMENT — Ondersteunt de diskette of een optisch station, tweede batterij, tweede vaste schijf of
een Dell TravelLite™-module (zie "Multimedia gebruiken" op pagina 61).
APPARAATVERGRENDELING — Druk op de vergrendeling om elk apparaat dat in het mediacompartiment is
geïnstalleerd, uit te werpen.
CONNECTOREN
USB-
Sluit USB-apparaten aan, zoals een muis, toetsenbord of
printer.
4seriële connector5videoconnector6connector voor netadapter
7ventilatieopeningen
WAARSCHUWING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof
in ophoopt. Plaats de computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten koffer,
als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
NETWERKCONNECTOR (RJ-45)
KENNISGEVING: De netwerkconnector is iets groter dan de modemconnector. U voorkomt schade aan de computer
door geen telefoonlijn op de netwerkconnector aan te sluiten.
24Over de computer
Sluit uw computer aan op een netwerk. De twee lampjes
naast de connector geven de status en activiteit aan voor
bedrade netwerkverbindingen.
Raadpleeg voor informatie over het gebruik van de
netwerkadapter de met de computer meegeleverde
gebruikshandleiding van het apparaat.
Page 25
MODEMCONNECTOR (RJ-11)
Sluit de telefoonlijn aan op de modemconnector.
Zie de documentatie over de on line modem die met de
computer is meegeleverd, voor informatie over het gebruik
van de modem (zie "Informatie zoeken" op pagina 11).
USB-
CONNECTOREN
Sluit USB-apparaten aan, zoals een muis, toetsenbord of
printer.
SERIËLE
VIDEOCONNECTOR
CONNECTOR
CONNECTOR
VOORNETADAPTER
Sluit seriële apparaten aan, zoals een muis, toetsenbord of
printer.
Sluit videoapparaten aan, zoals een monitor.
Sluit een netadapter op de computer aan.
Over de computer25
Page 26
1
De netadapter zet netstroom om naar gelijkstroom die door de computer wordt vereist. U kunt de netadapter aansluiten
met de computer in- of uitgeschakeld.
WAARSCHUWING: De netadapter werkt op elektriciteitsnetten wereldwijd. Stroomaansluitingen en contactdozen
verschillen echter sterk per land. Wanneer u een incompatibele kabel gebruikt of de kabel onjuist op de contactdoos
of het stopcontact aansluit, kan er brand of schade aan de apparatuur ontstaan.
KENNISGEVING: Wanneer u de netadapter van de computer loskoppelt, moet u stevig maar voorzichtig aan de
connector trekken en niet aan de kabel zelf, om schade aan de kabel te voorkomen. Wanneer u de netadapterkabel
inpakt, moet u ervoor zorgen dat u de hoek van de connector op de netadapter aanhoudt om schade aan de kabel te
voorkomen.
VENTILATIEOPENINGEN — De computer gebruikt een interne ventilator om voldoende lucht door te openingen te
laten, zodat de computer niet oververhit raakt.
WAARSCHUWING: Blokkeer de luchtopeningen niet, duw er geen voorwerpen in en zorg dat er zich geen stof
in ophoopt. Plaats de computer niet in een omgeving waar weinig lucht beschikbaar is, zoals een gesloten koffer,
als de computer is ingeschakeld. Als u dat toch doet, loopt u risico op brand of beschadiging van de computer.
26Over de computer
Page 27
Onderaanzicht
9
1
2
8
3
7
4
5
batterijcompartiment (2)
1batterijoplaadmeter/
gezondheidscontrole
4borgschroef apparaat
6
2batterij3ontgrendelingsschuifjes van
5kapje geheugenmodule6connector koppelapparaat
(indien aanwezig)
7ventilatieopeningen 8vaste schijf9schroeven van vaste schijf (2)
BATTERIJOPLAADMETER/GEZONDHEIDSCONTROLE — Biedt informatie over de batterijlading (zie "De batterijlading
controleren" op pagina 34).
BATTERIJ — Wanneer er een batterij is geïnstalleerd, kunt u de computer gebruiken zonder dat u deze op een
stopcontact hoeft aan te sluiten (zie "Batterijen gebruiken" op pagina 33).
ONTGRENDELINGSSCHUIFJESVANBATTERIJCOMPARTIMENT — Ontgrendelt de batterij (zie "De batterij vervangen"
op pagina 38 voor instructies).
BORGSCHROEF APPARAAT — Indien aanwezig houdt deze schroef apparaten, zoals een optische schijf, op hun plaats.
CONNECTOR KOPPELAPPARAAT — Hiermee bevestigt u de computer aan een koppelapparaat. Raadpleeg de
documentatie bij het koppelapparaat voor meer informatie over het loskoppelen.
KAPJEGEHEUGENMODULE — Bedekt het deel met de tweede connector van de geheugenmodule (DIMM B)
(zie "Geheugen" op pagina 123).
Over de computer27
Page 28
VENTILATIEOPENINGEN — De computer gebruikt een interne ventilator om voldoende lucht door te openingen te
laten, zodat de computer niet oververhit raakt.
SCHROEVENVANVASTESCHIJF — Zet hiermee de vaste schijf op zijn plaats vast.
28Over de computer
Page 29
Informatie naar een nieuwe computer
overbrengen
Met de wizards van het besturingssysteem kunt u bestanden en andere gegevens van de ene naar de
andere computer overbrengen. Zie voor instructies de onderstaande sectie die overeenkomt met het
besturingssysteem van uw computer.
Microsoft® Windows® XP
Het Microsoft Windows XP-besturingssysteem beschikt over de wizard Bestanden en instellingen
overzetten waarmee u gegevens van een broncomputer naar een nieuwe computer kunt overbrengen.
U kunt gegevens overbrengen als:
•E-mailberichten
•Werkbalkinstellingen
•Vensterformaten
•Internetbladwijzers
U kunt de gegevens via een netwerk, een seriële verbinding of op een verwisselbaar medium, zoals
een beschrijfbare cd, naar de nieuwe computer overbrengen.
OPMERKING: U kunt gegevens van de oude naar de nieuwe computer overzetten door direct op de in-/uitvoer-
poorten van de twee computers een seriële kabel aan te sluiten. Wilt u de gegevens inderdaad via een seriële
verbinding overbrengen, dan moet u via het Configuratiescherm het hulpprogramma Netwerkverbindingen
openen en extra configuratiestappen uitvoeren, zoals het instellen van een geavanceerde verbinding en de
hostcomputer en de gastcomputer toewijzen.
Zie het artikel #305621 in de Microsoft Knowledge Base genaamd How to Set Up a Direct Cable Connection Between Two Computers in Windows XP (Een directe kabelverbinding instellen tussen twee computers in
Windows XP) voor instructies over het instellen van een directe kabelverbinding tussen twee computers.
Deze informatie is mogelijk niet in alle landen beschikbaar.
Wanneer u informatie naar een nieuwe computer wilt overbrengen, moet u de wizard Bestanden en
instellingen overzetten uitvoeren. U kunt voor dit proces het optionele medium Operating System
gebruiken of een wizardschijf maken met de wizard Bestanden en instellingen overzetten.
Over de computer29
Page 30
De wizard Bestanden en instellingen overzetten met het medium Operating System uitvoeren
OPMERKING: Voor deze procedure hebt u het medium Operating System nodig. Dit medium is optioneel en wordt
niet bij alle computers geleverd.
De nieuwe computer op de bestandsoverdracht voorbereiden:
1
Start de
2
Klik in het beginscherm van de
3
Klik in het scherm
4
Klik in het scherm
met Windows XP gebruiken
5
Ga als het scherm
niet
De gegevens van de oude computer kopiëren:
1
Plaats het medium Windows XP
2
Klik in het scherm
3
Klik onder
4
Klik in het beginscherm van de
5
Klik in het scherm
6
Selecteer de gewenste methode in het scherm
overzetten
7
Selecteer in het scherm
Nadat de gegevens zijn gekopieerd, verschijnt het scherm
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Oude of nieuwe computer?
Hebt u de cd-rom met Windows XP bij de hand?
en klik op
Volgende
Ga nu naar de oude computer
op
Volgende
.
Operating System
Welkom bij Microsoft Windows XP
Wat wilt u doen?
op
Bestanden en instellingen overzetten
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Oude of nieuwe computer?
.
Wat wilt u overzetten?
.
op
op
Nieuwe computer
Volgende
en klik op
op
Ik wil de wizard op de cd-rom
Volgende
.
.
.
verschijnt naar de oude computer. Klik op dit moment
in de oude computer.
op
Andere taken uitvoeren
.
.
op
op
Oude computer
en klik op
Volgende
Volgende
.
.
Op welke manier wilt u uw bestanden en instellingen
de items die u wilt overzetten en klik op
Gegevens verzamelen
.
Volgende
.
8
Klik op
Voltooien
.
De gegevens overzetten naar de nieuwe computer:
Klik op de nieuwe computer in het scherm
1
2
Selecteer in het scherm
Waar bevinden zich de bestanden en instellingen?
het overzetten van de instellingen en bestanden en klik op
De wizard leest de verzamelde bestanden en instellingen en zet deze over naar de nieuwe computer.
Zodra alle instellingen en bestanden zijn overgezet, verschijnt het scherm
3
Klik op
Voltooid
en start de nieuwe computer opnieuw op.
30Over de computer
Ga nu naar de oude computer
Volgende
.
op
Volgende
.
de gekozen methode voor
Voltooid
.
Page 31
De wizard Bestanden en instellingen overzetten zonder het medium Operating System uitvoeren
Wanneer u de wizard Bestanden en instellingen overzetten zonder het medium Operating System wilt
uitvoeren, moet u een wizardschijf maken waarmee u een back-upimagebestand kunt maken op een
verwisselbaar medium.
U maakt een wizardschijf door op de nieuwe computer met Windows XP de volgende stappen uit te voeren:
1
Klik op
2
Klik in het beginscherm van de
3
Klik in het scherm
4
Klik in het scherm
volgende diskettestation maken
5
Plaats het verwisselbare medium, zoals een schrijfbare CD en klik op OK.
6
Nadat de schijf is gemaakt en het bericht
u
7
Ga naar de oude computer.
De gegevens van de oude computer kopiëren:
Plaats de wizardschijf in de oude computer.
1
2
Klik op
3
Blader in het veld
medium), en klik op
4
Klik in het beginscherm van de
5
Klik in het scherm
6
Selecteer de gewenste methode in het scherm
overzetten
7
Selecteer in het scherm
Nadat de gegevens zijn gekopieerd, verschijnt het scherm
Start→ Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
niet
op
Volgende
Start→
.
Oude of nieuwe computer?
Hebt u de cd-rom met Windows XP bij de hand?
→
Volgende
.
Uitvoeren
Openen
.
van het venster
OK
.
Wizard Bestanden en instellingen overzetten
Oude of nieuwe computer?
Wat wilt u overzetten?
op
.
Ga nu naar de oude computer
Uitvoeren
op
Op welke manier wilt u uw bestanden en instellingen
de items die u wilt overzetten en klik op
.
Nieuwe computer→
op
naar het bestand
Oude computer→
Gegevens verzamelen
op
Volgende
Volgende
Ik wil de wizarddiskette in het
fastwiz
Volgende
.
is verschenen, klikt
(op het verwisselbare
op
Volgende
.
.
.
.
Volgende
.
8
Klik op
De gegevens overzetten naar de nieuwe computer:
1
Klik op de nieuwe computer in het scherm
2
Selecteer in het scherm
het overzetten van de instellingen en bestanden en klik op
De wizard leest de verzamelde bestanden en instellingen en zet deze over naar de nieuwe computer.
Zodra alle instellingen en bestanden zijn overgezet, verschijnt het scherm
3
Klik op
Voltooien
Voltooid
.
Ga nu naar de oude computer
Waar bevinden zich de bestanden en instellingen?
Vo lg en d e
en start de nieuwe computer opnieuw op.
op
Volgende
de gekozen methode voor
. Volg de instructies op het scherm.
Voltooid
.
Over de computer31
.
Page 32
OPMERKING: Zoek in support.dell.com voor document #PA1089586 (How Do I Transfer Files From My Old
Computer to My New Dell Computer Using the Microsoft
bestanden van mijn oude computer over naar mijn nieuwe Dell-computer met het Microsoft
besturingssysteem?) voor meer informatie over deze procedure.
OPMERKING: Toegang tot het Dell™ Knowledge Base-document is in sommige landen niet mogelijk.
®
Windows® XP Operating System? (Hoe breng ik
®
Windows® XP-
Microsoft Windows Vista
®
Kabel voor eenvoudige overzetting voor Windows Vista
1
Plaats de kabel voor eenvoudige overzetting voor Windows Vista-media in de computer waarvan u gegevens
wilt overzetten.
2
Volg de instructies op het scherm totdat u gevraagd wordt de kabel aan te sluiten.
3
Sluit de kabel voor eenvoudige overzetting aan op de broncomputer.
U wordt gevraagd een apparaatoptie te selecteren.
4
Ga verder totdat u gevraagd wordt het andere uiteinde van de kabel met de doelcomputer te verbinden.
Het scherm geeft aan dat er een verbinding tot stand is gekomen.
5
Volg de instructies op het scherm van de computer waarvan u gegevens wilt overzetten om de instellingen
en bestanden te selecteren die u wilt overzetten.
6
Op een gegeven moment verschijnt er een scherm met het bericht dat u de bestanden kunt gaan overzetten.
7
Bekijk het overzettingsproces op de doelcomputer en wacht totdat wordt aangegeven dat de overzetting
is voltooid.
8
Klik op
U wordt gevraagd de computer opnieuw op te starten.
9
Selecteer Ja.
De computer wordt opnieuw opgestart en de overzetting is voltooid.
Sluiten
.
32Over de computer
Page 33
Batterijen gebruiken
Batterijprestaties
OPMERKING: Zie de Productinformatiegids of het afzonderlijke papieren garantiedocument dat met uw
computer is meegeleverd voor informatie over de Dell-garantie op uw computer.
Voor optimale prestaties van de computer en tevens om te helpen de instellingen van de BIOS te
behouden, dient u de draagbare Dell™-computer te allen tijde te gebruiken terwijl de hoofdbatterij
geïnstalleerd is. Er wordt standaard één batterij meegeleverd; deze bevindt zich in het
batterijcompartiment.
OPMERKING: Het kan zijn dat de batterij niet volledig is opgeladen. Gebruik daarom de netadapter om de
computer op het elektriciteitsnet aan te sluiten wanneer u deze voor het eerst gebruikt. Voor de beste resultaten
maakt u gebruik van de netadapter totdat de batterij van uw computer helemaal is opgeladen. U geeft de
batterijstatus weer door de energiemeter in Energiebeheer te openen (zie "De eigenschappen voor energiebeheer
openen" op pagina 37).
De werkingduur van de batterij is afhankelijk van de werkomstandigheden. U kunt eventueel een tweede
batterij in het mediacompartiment plaatsen om de werkingsduur aanzienlijk te verhogen.
OPMERKING: De werkingsduur van de batterij (de tijd gedurende welke de batterij stroom kan leveren)
neemt met de tijd af. Afhankelijk van de frequentie waarmee de batterij wordt gebruikt en de
gebruiksomstandigheden kan het zijn dat u tijdens de levensduur van de computer een nieuwe batterij moet
aanschaffen.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen dat u de computer op een stopcontact aansluit wanneer u naar een cd
of dvd schrijft.
De werkingsduur neemt aanzienlijk af door onder andere:
•Het gebruik van optische apparaten.
•Het gebruik van draadloze communicatieapparaten, pc-kaarten, mediageheugenkaarten of USBapparaten.
•Het gebruiken van zeer heldere weergave-instellingen, driedimensionale screensavers of andere
programma's die veel energie verbruiken, zoals ingewikkelde driedimensionale grafische toepassingen.
•De computer laten draaien op maximale prestaties. Zie "De energiebeheerinstellingen configureren"
op pagina 37 voor informatie over het openen van de eigenschappen voor energiebeheer van
Windows of Dell QuickSet, die u kunt gebruiken om de energiebeheerinstellingen te configureren.
U kunt de batterijstatus controleren voordat u de batterij in de computer stopt. U kunt ook de opties
van het energiebeheer zo instellen dat u gewaarschuwd wordt als de batterij leeg raakt.
Batterijen gebruiken33
Page 34
WAARSCHUWING: Het gebruik van een incompatibele batterij kan de kans op brand of een explosie vergroten.
Vervang de batterij uitsluitend met een compatibele batterij die u bij Dell hebt aangeschaft. De batterij is
speciaal gemaakt voor een Dell-computer. Gebruik geen batterij van een andere computer voor uw computer.
WAARSCHUWING: Gooi batterijen niet met het huisafval weg. Als de batterij geen energie meer bevat, moet
u contact opnemen met de plaatselijke vuilophaal- of milieudienst voor advies over het verwijderen van een
lithium-ionbatterij. Zie "Batterijen verwijderen" in de Productinformatiegids.
WAARSCHUWING: Misbruik van de batterij kan de kans op brand of chemische brandwonden verhogen. Maak
geen gaten in batterijen, gooi geen batterijen in het vuur, maak geen batterijen open en stel geen batterijen bloot
aan een temperatuur hoger dan 65° C. Houd de batterij buiten bereik van kinderen. Ga uiterst voorzichtig met
beschadigde of lekkende batterijen om. Beschadigde batterijen kunnen lekken en lichamelijke schade of schade
aan uw apparatuur opleveren.
De batterijlading controleren
De Dell QuickSet Battery Meter, het Microsoft Windows Energiemeter-venster en batterijmeter-pictogram
( of ), de batterijopladingsmeter en gezondheidscontrole en de waarschuwing bij de batterij die
leeg raakt, geven informatie over de batterijstatus.
Dell™ QuickSet-batterijmeter
Als Dell QuickSet is geïnstalleerd, drukt u op <Fn><F3> om de QuickSet-batterijmeter weer te geven.
De batterijmeter toont de status en de gezondheid van de batterij, het oplaadniveau en de tijd totdat het
opladen is voltooid.
Voor meer informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram op de
taakbalk en klikt u daarna op Help.
Microsoft® Windows® Energiemeter
De Windows Energiemeter geeft de resterende batterijlading weer. U controleert de energiemeter door te
dubbelklikken op het batterijmeterpictogram ( of ) op de taakbalk.
Als de computer op een stopcontact is aangesloten, verschijnt er een -pictogram.
Ladingsmeter
U controleert het volgende door de statusknop op de ladingsmeter op de batterij eenmaal in te drukken
of vast te houden:
•Lading van de batterij (de statusknop indrukken en
•Gezondheid van de batterij (de statusknop indrukken en
De werkingsduur van de batterij wordt grotendeels bepaald door het aantal keren dat deze is opgeladen.
Na honderden laadcycli verliezen batterijen iets van hun oplaadbaarheidsvermogen, oftewel iets van hun
gezondheid. Dat betekent dat een batterij met de status "geladen" een verminderd oplaadbaarheidsvermogen
(slechtere gezondheid) kan hebben.
34Batterijen gebruiken
loslaten
vasthouden
)
)
Page 35
De batterijstatus controleren
Wanneer u de batterijstatus wilt controleren, moet u de statusknop op de ladingsmeter indrukken en loslaten
om de ladingsniveaulichtjes te laten branden. Elk lampje vertegenwoordigt ongeveer 20 procent van de
totale batterijlading. Als bijvoorbeeld tachtig procent van de lading resteert, zullen er vier lampjes branden.
Als er geen lampjes branden, is de batterij leeg.
De gezondheid van de batterij controleren
OPMERKING: De gezondheid van de batterij kan op twee manieren worden gecontroleerd: door de ladingsmeter
te gebruiken zoals hieronder wordt beschreven, en door de batterijmeter te gebruiken in Del QuickSet. Voor
informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram op de taakbalk en daarna op Help.
Wanneer u de gezondheid van de batterij met de ladingsmeter wilt controleren, moet u de statusknop op
de ladingsmeter minstens 3 seconden ingedrukt houden. Als er geen lampjes gaan branden, verkeert de
batterij in een goede conditie, en heeft deze nog meer dan 80 procent van zijn oorspronkelijke oplaadcapaciteit.
Elk lampje geeft een afnemende conditie aan. Als er vijf lampjes gaan branden, is er minder dan 60 procent
van de oorspronkelijk oplaadcapaciteit over, en kunt u de batterij het beste vervangen. Zie "Ladingsmeter"
op pagina 34 voor meer informatie over de werkingsduur van de batterij.
Waarschuwing dat batterij bijna leeg is
KENNISGEVING: Om te voorkomen dat gegevens beschadigd raken of verloren gaan, moet u uw werk direct
opslaan als u een waarschuwing ontvangt dat de batterij bijna leeg is. Sluit de computer nu aan op een stopcontact
of plaats een tweede batterij in het batterijcompartiment. Als de batterij volledig leegraakt, wordt automatisch de
slaapstand geactiveerd.
Wanneer de batterij voor bijna 90 procent leeg is, verschijnt er een pop-upvenster die u hiervoor waarschuwt.
Als er twee batterijen zijn aangebracht, betekent deze waarschuwing dat de batterijen samen voor bijna
90 procent leeg zijn. Wanneer de batterij zo goed als leeg is, wordt de computer in de slaapstand gezet.
In QuickSet of in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer kunt u de instellingen voor de
batterijwaarschuwingen wijzigen. Zie "De energiebeheerinstellingen configureren" op pagina 37 voor
informatie over het openen van QuickSet of het venster Eigenschappen voor Energiebeheer.
Batterijstroom besparen
Voer de onderstaande acties uit om batterijstroom te besparen:
•Sluit de computer aan op een stopcontact indien mogelijk, omdat de levensduur van de batterij grotendeels
wordt bepaald door het aantal keren dat deze wordt gebruikt en wordt opgeladen.
•Zet de computer in de stand-bymodus/slaapstand of in de sluimerstand wanneer u deze voor een langere
tijd niet gebruikt. Zie "Energiebeheermodi" op pagina 36.
•Gebruik de wizard Energiebeheer of het venster
om het energiegebruik van de computer te optimaliseren. Deze opties kunnen bovendien zo worden
ingesteld dat ze worden gewijzigd wanneer u op de aan/uit-knop drukt, het scherm dichtklapt of op
<Fn><Esc> drukt.
Eigenschappen voor Energiebeheer
Batterijen gebruiken35
om opties te selecteren
Page 36
OPMERKING: Zie "De energiebeheerinstellingen configureren" op pagina 37 voor informatie over het besparen
van batterijstroom.
Energiebeheermodi
Stand-bymodus en slaapstand
De stand-bymodus (slaapstand in Microsoft Windows Vista®) bespaart energie door het beeldscherm en
de vaste schijf na een vooraf vastgestelde periode van inactiviteit uit te schakelen (een time-out). Wanneer
de computer de stand-bymodus of slaapstand verlaat, keert deze terug naar de toestand van voor de
stand-bymodus.
KENNISGEVING: Als uw computer in de stand-bymodus of slaapstand geen net- of batterijstroom meer krijgt,
kunnen er gegevens verloren gaan.
U zet de computer in Windows XP in de stand-bymodus door op Start te klikken, vervolgens op Afsluiten
en ten slotte op Stand-by.
U zet de computer in Windows Vista in de slaapstand door op de knop Start te klikken en vervolgens
op Slaapstand.
Afhankelijk van de ingestelde energiebeheeropties in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer of
in de wizard QuickSet Energiebeheer, gebruikt u een van de onderstaande methoden:
•Druk op de aan/uit-knop.
•Klap het beeldscherm dicht.
•Druk op <Fn><Esc>.
U verlaat de stand-bymodus of slaapstand door op de aan/uit-knop te drukken of het beeldscherm open
te klappen, afhankelijk van de ingestelde energiebeheeropties. U kunt de stand-bymodus of slaapstand
niet verlaten door op een toets te drukken of de touchpad of track stick aan te raken.
Tryb hibernacji
De slaapstand bespaart energie door systeemgegevens naar een gereserveerd gebied op de vaste schijf te
kopiëren en de computer vervolgens volledig uit te schakelen. Wanneer de computer de slaapstand verlaat,
keert deze terug naar de toestand van voor de slaapstand.
KENNISGEVING: Het is niet mogelijk apparaten te verwijderen of de computer los te koppelen terwijl deze zich in
de slaapstand bevindt.
De computer gaat in de slaapstand als de batterij zo goed als leeg is.
U zet de computer in Windows XP handmatig in de slaapstand door op Start→ Afsluiten te klikken, de
toets <Shift> ingedrukt te houden en op Slaapstand te klikken.
Zoek op het trefwoord sluimerstand in Windows Help en ondersteuning (klik op Start→ Help en ondersteuning) voor meer informatie over de sluimerstand in Windows Vista.
36Batterijen gebruiken
Page 37
Afhankelijk van de ingestelde energiebeheeropties in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer of
in de wizard QuickSet Energiebeheer, gebruikt u een van de onderstaande methoden om de slaapstand in
te stellen:
•Druk op de aan/uit-knop.
•Klap het beeldscherm dicht.
•Druk op <Fn><F1>.
OPMERKING: Sommige pc-kaarten functioneren niet correct nadat de computer de slaapstand heeft verlaten.
Verwijder de kaart en plaats deze opnieuw (zie "Een kaart of blanco verwijderen" op pagina 69) of start de
computer opnieuw op.
Druk op de aan/uitknop om de slaapstand te verlaten. Het kan even duren voordat de computer de slaapstand
heeft verlaten. U kunt de slaapstand niet verlaten door op een toets te drukken of de touchpad of track
stick aan te raken. Zie de documentatie die met het besturingssysteem is meegeleverd voor meer informatie
over de slaapstand.
De energiebeheerinstellingen configureren
Voor het configureren van de energiebeheerinstellingen op de computer kunt u de wizard QuickSet
Energiebeheer of de eigenschappen voor energiebeheer van Windows gebruiken. Voor meer informatie
over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram op de taakbalk en klikt u daarna
op Help.
De eigenschappen voor energiebeheer openen
Windows XP
Klik op Start→ Configuratiescherm→ Prestaties en onderhoud→ Energiebeheer.
Windows Vista
Klik op Start→ Configuratiescherm→ Systeem en onderhoud→ Energiebeheer.
De batterij opladen
Als u de computer aansluit op een stopcontact of een batterij aanbrengt terwijl de computer op een stopcontact
is aangesloten, zal de computer de lading en temperatuur van de batterij controleren. Indien nodig zal de
netadapter de batterij opladen en de batterijlading op peil houden.
OPMERKING: Met behulp van de Dell™ ExpressCharge™ laadt de netadapter, als uw computer uitstaat, een volledig
lege batterij tot 80 procent op in ongeveer 1 uur, en tot 100 procent in ongeveer 2 uur. De oplaadtijd is langer als de
computer aanstaat. U kunt de batterij in de computer laten zitten zolang als u wilt. De interne circuits van de batterij
voorkomen dat de batterij wordt overladen.
Als de batterij erg warm is geworden door het gebruik in de computer of in een warme omgeving verkeert,
is het mogelijk dat de batterij niet wordt opgeladen als u de computer op een stopcontact aansluit.
Batterijen gebruiken37
Page 38
De batterij is te warm om opgeladen te kunnen worden als het -lampje afwisselend groen en oranje
knippert. Koppel de computer los van het stopcontact en laat de computer en batterij afkoelen tot
kamertemperatuur. Sluit de computer vervolgens aan op een stopcontact om het opladen van de batterij
voort te zetten.
Zie "Voedingsproblemen" op pagina 97 voor informatie over het oplossen van problemen met batterijen.
De batterij vervangen
WAARSCHUWING: Het gebruik van een incompatibele batterij kan de kans op brand of een explosie vergroten.
Vervang de batterij uitsluitend met een compatibele batterij die u bij Dell hebt aangeschaft. De batterij is speciaal
gemaakt voor een Dell™-computer. Gebruik geen batterij van een andere computer voor uw computer.
WAARSCHUWING: Voordat u deze procedures uitvoert, moet u de computer uitzetten, de netadapter uit het
stopcontact halen, de modem losmaken van de wandaansluiting en de computer en alle andere externe kabels
loskoppelen van de computer.
KENNISGEVING: U moet alle externe kabels uit de computer verwijderen om eventuele schade te voorkomen.
De batterij verwijderen:
Als de computer is aangesloten op een dockingstation, koppelt u het dockingstation los. Raadpleeg de
1
documentatie bij het dockingstation voor instructies voor het loskoppelen.
2
Zorg ervoor dat de computer uitstaat.
3
Open de twee ontgrendelingsschuifjes aan de onderkant van de computer en haal de batterij uit het
compartiment.
Wanneer u de batterij wilt vervangen, volgt u de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde.
38Batterijen gebruiken
Page 39
Een batterij opslaan
Verwijder de batterij als u de computer voor langere tijd opslaat. Een batterij verliest zijn lading als deze
gedurende een lange periode wordt opgeslagen. Na een lange opslagperiode dient u de batterij volledig
opnieuw te laden (zie "De batterij opladen" op pagina 37) voordat u deze gebruikt.
Batterijfouten
Zie "Foutberichten" op pagina 87 om foutcodes te verwerken die door de batterij zijn gegenereerd.
Batterijen gebruiken39
Page 40
40Batterijen gebruiken
Page 41
Het toetsenbord gebruiken
Numeriek toetsenblok
numeriek toetsenblok
Het numerieke toetsenblok werkt als het numerieke toetsenblok op het externe toetsenbord. Elke
toets op het toetsenblok heeft meerdere functies. De cijfers op het toetsenblok en symbolen zijn
blauw gemarkeerd rechts van de toetsenblok. Houd <Fn> ingedrukt en druk op de gewenste toets
om een cijfer of symbool in te voeren.
•Druk op <Num Lk> om het toetsenblok in te schakelen. Het lampje geeft aan dat het
toetsenblok actief is.
•Druk op <Num Lk> om het toetsenblok weer uit te schakelen.
9
Het toetsenbord gebruiken41
Page 42
Toetsencombinaties
Systeemfuncties
<Ctrl><Shift><Esc>Opent het venster Taakbeheer.
Batterij
<Fn><F3>Geeft de Dell™ QuickSet-batterijmeter weer (zie "Dell™
QuickSet-batterijmeter" op pagina 34).
Weergavefuncties
<Fn><F8>Verplaatst het videobeeld volgens de volgende
beeldschermoptie. Tot de opties behoren het ingebouwde
beeldscherm, een externe monitor en beide schermen
tegelijk.
<Fn><F7>Schaalt tussen breedbeeld en standaard hoogte-
breedteverhouding van video.
<Fn> en de pijl naar linksActiveert de omgevingslichtsensor die de helderheid van
het beeldscherm regelt op basis van de hoeveelheid licht
in de omgeving.
<Fn> en de pijl-omhoogVerhoogt de helderheid alleen op het ingebouwde
beeldscherm (niet op een externe monitor).
<Fn> en de pijl-omlaagVerlaagt de helderheid alleen op het ingebouwde
beeldscherm (niet op een externe monitor).
Energiebeheer
<Fn><Esc>Activeert een energiebeheermodus. U kunt deze
toetsenbordsneltoets opnieuw programmeren om een
andere energiebeheermodus te activeren met het tabblad
Geavanceerd in het venster Eigenschappen voor
Energiebeheer (zie "De eigenschappen voor energiebeheer
openen" op pagina 37).
<Fn><F1>Zet de computer in de slaapstand. Dell QuickSet is
vereist (zie "Dell™ QuickSet" op pagina 139).
42Het toetsenbord gebruiken
Page 43
Microsoft® Windows®-toetsenfuncties
Windows-toets en <m>Minimaliseert alle geopende vensters.
Windows-toets en <Shift><m>Herstelt alle geminimaliseerde vensters. Deze
toetsencombinatie functioneert als een wisselknop
om alle geminimaliseerde vensters te herstellen met
de combinatie van de Windows-toets en de <m>-toets.
Windows-toets en <e>Hiermee wordt Windows Explorer uitgevoerd.
Windows-toets en <r>Opent het dialoogvenster Uitvoeren.
Windows-toets en <f>Opent het dialoogvenster Zoekresultaten.
Windows-toets en <Ctrl><f>Opent het dialoogvenster Zoekresultaten-Computer
(als de computer is verbonden met een netwerk).
Windows-toets en <Pause>Opent het dialoogvenster Systeemeigenschappen.
Wanneer u de toetsenbordbewerking wilt aanpassen, zoals de herhaalsnelheid van tekens, opent u het
Configuratiescherm, klikt u op Printers en andere hardware en klikt u daarna op Toetsenbord. Open
Help en ondersteuning (klik hiervoor op Start→ Help en ondersteuning) voor informatie over het
Configuratiescherm.
Touchpad
De touchpad detecteert de druk en beweging van uw vinger zodat u de cursor op het beeldscherm kunt
verplaatsen. Gebruik de touchpad en de touchpadknoppen op dezelfde manier als een muis.
Het toetsenbord gebruiken43
Page 44
•U verplaatst de cursor door uw vinger lichtjes over de touchpad te bewegen.
•U selecteert een object door eenmaal lichtjes op het oppervlak van de touchpad te tikken of uw duim
te gebruiken om op de linker touchpadknop te drukken.
•U selecteert en verplaatst (of sleept) een object door de cursor op het object te plaatsen en tweemaal
op de touchpad te tikken. Laat uw vinger bij de tweede tik op de touchpad liggen en verplaats het
geselecteerde object door uw vinger over het oppervlak te schuiven.
•Wanneer u op een object wilt dubbelklikken, plaatst u de cursor op het object en tikt u tweemaal op de
touchpad of gebruikt u uw duim om tweemaal op de linkertouchpad te drukken.
U kunt ook de track stick gebruiken om de cursor te verplaatsen. Druk de track stick naar links, naar rechts,
omhoog of omlaag om de richting van de cursor op het beeldscherm te wijzigen. Gebruik de track stick
en de track-stickknoppen op dezelfde manier als een muis.
De touchpad en de track stick aanpassen
Met het venster Eigenschappen voor Muis kunt u de touchpad en track stick uitschakelen of de instellingen
ervan aanpassen.
1
Open het Configuratiescherm en klik op
Help en ondersteuning
2
Doe het volgende in het venster
•Klik op
•Klik op het tabblad
3
Klik op OK om de instellingen op te slaan en sluit het venster.
Device Select
) voor informatie over het Configuratiescherm.
Eigenschappen voor Muis
(apparaat selecteren) om de touchpad en track stick uit te schakelen.
Touchpad
Muis. Open Help en ondersteuning (klik hiervoor op
:
om de touchpad- en track-stickinstellingen aan te passen.
Start→
Het track-stickdopje vervangen
U kunt het track-stickdopje vervangen als deze na langdurig gebruik is versleten of als u een andere kleur
wilt. Extra dopjes kunt u kopen via de Dell-website op dell.com.
44Het toetsenbord gebruiken
Page 45
1
Verwijder het dopje van de track stick.
2
Plaats het nieuwe dopje op het rechthoekige track-stickstaafje en druk het er voorzichtig overheen.
KENNISGEVING: De track stick kan het beeldscherm beschadigen als deze niet correct op het staafje is geplaatst.
3
Probeer de track stick uit om te controleren of het dopje correct is geplaatst.
Het toetsenbord gebruiken45
Page 46
46Het toetsenbord gebruiken
Page 47
Het beeldscherm gebruiken
De helderheid aanpassen
Wanneer een Dell™-computer op batterijen werkt, kunt u stroom besparen door de laagste
helderheidsinstelling te gebruiken en op <Fn> te drukken en op de pijl-omhoog of -omlaag op het
toetsenbord te drukken.
OPMERKING: De toetsencombinaties voor helderheid hebben alleen invloed op het beeldscherm van de
draagbare computer, en niet op monitors of projectors die u op de draagbare computer of koppelapparaat
aansluit. Als de computer is aangesloten op een externe monitor en u wijzigt het helderheidsniveau, is het wel
mogelijk dat de helderheidsmeter verschijnt, maar zal het helderheidsniveau op het externe apparaat niet
veranderen.
U kunt op de volgende toetsen drukken om de helderheid van het beeldscherm aan te passen:
•Druk op <Fn> en op de pijl-omhoog om de helderheid van alleen het ingebouwde beeldscherm
te verhogen (niet op de externe monitor).
•Druk op <Fn> en op de pijl-omlaag om de helderheid van alleen het ingebouwde beeldscherm te
verlagen (niet op de externe monitor).
De omgevingslichtsensor gebruiken
De omgevingslichtsensor bevindt zich op de onderkant van het computerbeeldscherm. De sensor
detecteert beschikbaar omgevingslicht en verhoogt of verlaagt het schermlicht automatisch in
omgevingen met weinig of veel licht.
U kunt de omgevingslichtsensor in- of uitschakelen door op de toetsencombinatie <Fn> plus linkerpijl
te drukken.
OPMERKING: Bedek de omgevingslichtsensor niet met plaklabels. Als de sensor is bedekt, wordt de
beeldschermhelderheid automatisch op het laagste niveau ingesteld.
Het beeldscherm gebruiken47
Page 48
1
1omgevingslichtsensor
De omgevingslichtsensor is uitgeschakeld wanneer de computer bij u wordt afgeleverd. Als u de sensor
inschakelt en een van de toetsencombinaties voor de beeldschermhelderheid gebruikt, wordt de sensor
uitgeschakeld en wordt de helderheid van het beeldscherm overeenkomstig verhoogd of verlaagd.
OPMERKING: De omgevingslichtsensor wordt uitgeschakeld zodra de computer op een stopcontact wordt
aangesloten.
Met Dell™ QuickSet kunt u de omgevingslichtsensor in- of uitschakelen. Het is ook mogelijk de maximale
en minimale helderheidsinstellingen aan te passen die geactiveerd worden wanneer u de omgevinglichtsensor
inschakelt. Voor meer informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram
op de taakbalk en klikt u daarna op Help.
OPMERKING: Wanneer u de computer opnieuw opstart, wordt de instelling van voor de aanpassing (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld.
OPMERKING: De omgevingslichtsensor past alleen het schermlicht op de draagbare computer aan. Het regelt
niet de helderheid op eventuele externe monitoren of projectors.
Het videobeeld verplaatsen
Wanneer u de computer inschakelt terwijl er een extern apparaat (externe monitor of projector) op is
aangesloten en ingeschakeld, kan het beeld op het computerscherm of op het externe apparaat verschijnen.
Druk op <Fn><F8> om het videobeeld te verplaatsen tussen het beeldscherm en het externe apparaat
of om het op zowel het beeldscherm als het externe apparaat weer te geven.
48Het beeldscherm gebruiken
Page 49
De beeldschermresolutie en de vernieuwingsfrequentie instellen
Wanneer u een programma met een specifieke resolutie wilt weergeven, moeten zowel de grafische kaart
als het beeldscherm het programma ondersteunen en moeten de vereiste videostuurprogramma's zijn
geïnstalleerd.
Zorg dat u voor toekomstig gebruik een notitie maakt van de standaard weergave-instellingen voordat
u deze wijzigt.
OPMERKING: Gebruik alleen de door Dell geïnstalleerde videostuurprogramma's, ontwikkeld om de beste
prestaties te leveren op het door Dell geïnstalleerde besturingssysteem.
Als u een hogere resolutie of kleurenpalet kiest dan door het beeldscherm wordt ondersteund, worden
automatisch die waarden gebruikt die het meest overeenkomen.
1
Klik op de knop
2
Klik onder
3
Klik onder
Beeldscherm
4
Klik in het venster Eigenschappen voor Beeldscherm op het tabblad
5
Probeer de verschillende instellingen uit voor
OPMERKING: Hoe hoger de resolutie, des te kleiner de pictogrammen en tekst op het scherm.
Als de instelling van de videoresolutie te hoog is om door het beeldscherm te worden ondersteund, gaat
de computer over op de panmodus. In de panmodus kan het hele scherm niet volledig worden weergegeven.
Zo kan de taakbalk, die doorgaans onder aan het bureaublad te zien is, niet langer zichtbaar zijn. Gebruik
de touchpad of track stick om naar beneden, boven, links en rechts te schuiven om de rest van het beeldscherm
weer te geven.
Start
en daarna op
Kies een categorie
Kies een taak...
.
op het gebied dat u wilt wijzigen of klik onder
Configuratiescherm
op
Vormgeving en thema's
Kleurkwaliteit
.
.
of kies een pictogram
Instellingen
en
Beeldschermresolutie
.
.
op
KENNISGEVING: Wanneer u een niet ondersteunde vernieuwingsfrequentie gebruikt, kan een externe monitor
beschadigd raken. Neem daarom de gebruikshandleiding van de monitor door voordat u de vernieuwingsfrequentie
op de externe monitor aanpast.
Onafhankelijke dubbele-weergavemodus
Het is mogelijk een externe monitor of projector op de computer aan te sluiten en te gebruiken als verlenging
van uw beeldscherm (ook bekend als de modus voor een onafhankelijke dubbele weergave of een uitgebreid
bureaublad). Met deze modus kunt u beide schermen onafhankelijk gebruiken en objecten van het ene
scherm naar het andere slepen. Zo verdubbelt u de grootte van uw werkruimte.
1
Sluit de externe monitor, tv of projector op de computer aan.
2
Klik onder
3
Klik onder
Beeldscherm
4
Klik in het venster
Kies een categorie
Kies een taak...
.
Eigenschappen voor Beeldscherm
op het gebied dat u wilt wijzigen of klik onder
op
Vormgeving en thema's
.
op het tabblad
of kies een pictogram
Instellingen
Het beeldscherm gebruiken49
.
op
Page 50
OPMERKING: Als u een hogere resolutie of kleurenpalet kiest dan door het beeldscherm wordt ondersteund,
worden automatisch die waarden gebruikt die het meest overeenkomen. Zie de documentatie die bij het
besturingssysteem werd geleverd, voor meer informatie.
5
Klik op het pictogram van monitor 2, vervolgens op de optie
deze monitor
6
Stel de gewenste instellingen voor
7
Als u gevraagd wordt de computer opnieuw op te starten, klikt u op
restarting
8
Indien u gevraagd wordt of u het bureaublad wilt vergroten of verkleinen, klikt u op OK.
9
Wordt u gevraagd om de instellingen te behouden, dan klikt u op Ja.
10
Klik op OK om het venster
U schakelt de onafhankelijke dubbele-weergave-modus als volgt uit:
Klik op het tabblad
1
2
Klik op het pictogram van monitor 2 en schakel de optie
monitor
Druk, indien nodig, op <Fn><F8> om de weergave terug te brengen naar het computerscherm.
en daarna op
(De nieuwe kleurinstelling toepassen zonder opnieuw op te starten) en klikt u vervolgens op OK.
Instellingen
uit en klik op
Toepassen
Eigenschappen voor Beeldscherm
Toepassen
.
Beeldschermresolutie
in het venster
.
Eigenschappen voor Beeldscherm
Het Windows-bureaublad uitbreiden naar
voor beide beeldschermen in en klik op
Apply the new color setting without
te sluiten.
.
Het Windows-bureaublad uitbreiden naar deze
To e pa s s en
Het primaire en secundaire beeldscherm omwisselen
U wisselt het primaire en secundaire beeldscherm als volgt om (wanneer u bijvoorbeeld na het koppelen
de externe monitor als primair beeldscherm wilt gebruiken):
1
Klik op de knop
2
Klik onder
3
Klik onder
Beeldscherm
4
Klik op het tabblad
Raadpleeg de documentatie die bij de videokaart werd geleverd voor meer informatie.
Start
en daarna op
Kies een categorie
Kies een taak...
.
op het gebied dat u wilt wijzigen of klik onder
Instellingen→ op
Configuratiescherm
op
Vormgeving en thema's
Geavanceerd→
.
.
Beeldscherm
of kies een pictogram
.
op
.
50Het beeldscherm gebruiken
Page 51
Netwerken instellen en gebruiken
Wanneer u een computernetwerk instelt, brengt u verbinding tot stand tussen uw computer en het
internet, een andere computer of een netwerk. Met een netwerk dat thuis of op een klein kantoor is
ingesteld, is het bijvoorbeeld mogelijk naar een gedeelde printer af te drukken, stations en bestanden
op een andere computer te gebruiken, andere netwerken door te bladeren of verbinding te maken met
het internet. U kunt een LAN (local area network) instellen met een netwerk- of breedbandmodemkabel
of een draadloze LAN (WLAN) instellen.
De Windows XP- en Windows Vista-besturingssystemen beschikken over wizards die u begeleiden
bij het netwerken van computers. Open Help en ondersteuning (klik hiervoor op Start→ Help en ondersteuning) voor informatie over netwerken.
Een netwerk- of breedbandmodemkabel aansluiten
Voordat u met uw computer verbinding kunt maken met een netwerk, moet er op de computer een
netwerkadapter zijn geïnstalleerd en een netwerkkabel aan zijn verbonden.
1
Sluit de netwerkkabel aan op de connector van de netwerkadapter op de achterkant van de computer.
OPMERKING: Steek de kabelconnector erin totdat deze op zijn plaats klikt en trek dan voorzichtig aan
de kabel om te controleren of deze goed is aangesloten.
2
Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkverbindingsapparaat of een
netwerkwandconnector.
OPMERKING: Gebruik geen netwerkkabel bij een telefoonwandconnector.
Netwerken instellen en gebruiken51
Page 52
Een netwerk instellen in het Microsoft® Windows® XPbesturingssysteem
1
Klik op
Start→
Volgende→ Controlelijst voor het instellen van een netwerk
OPMERKING: Wanneer u de verbindingsmethode Deze computer maakt rechtstreeks verbinding met het
Internet selecteert, schakelt u de ingebouwde firewall in die bij Windows XP Service Pack 2 (SP2) wordt
meegeleverd.
2
Voltooi de controlelijst.
3
Keer terug naar de wizard Netwerk instellen en volg de instructies in de wizard.
Alle programma's→ Bureau-accessoires→ Communicatie→
.
Wizard Netwerk instellen
→
Een netwerk instellen in het Microsoft Windows Vista®besturingssysteem
1
Klik op de knop Start van Windows Vista,
netwerk instellen
2
Selecteer een optie onder
3
Klik op
Volgende
.
Verbindingsmethode selecteren
en volg de instructies in de wizard.
,
en daarna op
Verbinding maken→ Een verbinding of
.
WLAN (Wireless Local Area Network)
Een WLAN (wireless local area network) bestaat uit een aantal onderling verbonden computers die met
elkaar communiceren via luchtgolven in plaats van een netwerkkabel die op elke computer is aangesloten.
In een WLAN maakt een radiocommunicatieapparaat, dat toegangspunt of draadloze router wordt
genoemd, verbinding met netwerkcomputers en biedt toegang tot internet of een netwerk. Het toegangspunt
of de draadloze router en de draadloze netwerkkaart in de computer communiceren door via de luchtgolven
gegevens vanaf hun antennes te verzenden.
Wat u nodig hebt voor een WLAN-verbinding
Voor het instellen van een WLAN hebt u het volgende nodig:
•Snelle (breedband) internettoegang (zoals een kabel of DSL)
•Een breedbandmodem die verbonden en actief is
•Een draadloze router of toegangspunt
•Een draadloze netwerkkaart voor elke computer die u op het WLAN wilt aansluiten
•Een netwerkkabel met een netwerkconnector (RJ-45)
52Netwerken instellen en gebruiken
Page 53
De draadloze netwerkkaart controleren
Afhankelijk van wat u hebt geselecteerd bij de aankoop van uw computer, heeft de computer een aantal
verschillende configuraties. Gebruik een van de onderstaande methodes om te controleren of uw computer
over een draadloze netwerkkaart beschikt en om het type kaart vast te stellen:
•De knop
•De bestelbevestiging voor uw computer
De knop Start en de optie Verbinding maken
Klik in Microsoft Windows XP op Start→ Verbinding maken→ Alle verbindingen weergeven.
Klik in Microsoft Windows Vista op Start→ Verbinding maken→ Netwerkcomputers en apparaten weergeven.
Als Draadloze netwerkverbinding niet verschijnt onder LAN- of Internet-verbinding, hebt u mogelijk
geen draadloze netwerkkaart.
Als Draadloze netwerkverbinding verschijnt, hebt u wel een draadloze netwerkkaart. U geeft als volgt
meer informatie weer over de draadloze netwerkkaart:
1
Rechtsklik op
2
Klik op
Het venster
ziet u de naam en het modelnummer van de draadloze netwerkkaart.
Start
en de optie
Draadloze netwerkverbinding
Eigenschappen
Eigenschappen voor Draadloze netwerkverbinding
OPMERKING: Als de computer is ingesteld op het Klassieke menu Start, kunt u netwerkverbindingen weergeven
door te klikken op Start
verschijnt, hebt u mogelijk geen draadloze netwerkkaart.
Verbinding maken
.
.
verschijnt. Op het tabblad
→
Instellingen→ Netwerkverbindingen. Als Draadloze netwerkverbinding niet
Algemeen
De bestelbevestiging voor uw computer
De bestelbevestiging die u hebt ontvangen toen u de computer bestelde, bevat de hardware en de software
die met de computer is meegeleverd.
Een nieuwe WLAN instellen met een draadloze router en een breedbandmodem
1
Neem contact op met uw internetserviceaanbieder voor specifieke informatie over de verbindingseisen
voor uw breedbandmodem.
2
Zorg ervoor dat u bedrade internettoegang hebt via uw breedbandmodem voordat u een draadloze
internetverbinding probeert in te stellen (zie "Een netwerk- of breedbandmodemkabel aansluiten" op
pagina 51).
3
Installeer alle software die voor uw draadloze router vereist is. De draadloze router kan zijn meegeleverd
op een installatiemedium. Deze media bevatten gewoonlijk informatie over installaties en het oplossen
van problemen. Installeer de vereiste software volgens de instructies van de routerfabrikant.
4
Schakel de computer en alle andere draadloos ingeschakelde computers in de nabijheid uit via de knop
Start
of het menu .
Netwerken instellen en gebruiken53
Page 54
5
Haal de stroomkabel van de breedbandmodem uit het stopcontact.
6
Koppel de netwerkkabel van de computer en de modem los.
7
Ontkoppel de netadapterkabel van de draadloze router om ervoor te zorgen dat de router geen stroom
krijgt.
OPMERKING: Wacht na het loskoppelen van de breedbandmodem minstens 5 minuten voordat u verdergaat met
het instellen van het netwerk.
8
Steek een netwerkkabel in de netwerkconnector (RJ-45) op de breedbandmodem.
9
Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op de internetnetwerkconnector (RJ-45) op de stroomloze
draadloze router.
10
Zorg dat er geen netwerk- of USB-kabels, met uitzondering van de netwerkkabel die verbinding heeft
met de modem en de draadloze router, zijn aangesloten op de breedbandmodem.
OPMERKING: Start de draadloze apparatuur opnieuw op in de volgorde die hieronder is beschreven om te voorkomen
dat de verbinding mislukt.
11
Schakel
alleen
de breedbandmodem in en wacht minstens 2 minuten totdat de breedbandmodem is
gestabiliseerd. Ga na 2 minuten verder naar stap 12.
12
Schakel de draadloze router in en wacht minstens 2 minuten totdat de draadloze router is gestabiliseerd.
Ga na 2 minuten verder naar stap 13.
13
Start de computer op en wacht totdat het opstartproces voltooid is.
14
Zie de documentatie die met de draadloze router is meegeleverd om het volgende te doen om de draadloze
router in te stellen:
•Zorg dat er communicatie is tussen uw computer en de draadloze router.
•Configureer de draadloze router om te communiceren met uw breedbandrouter.
•Ga na wat de uitzendnaam is van de draadloze router. De technische term voor de uitzendnaam
van de router is Service SetIdentifier (SSID) of netwerknaam.
15
Indien nodig configureert u de draadloze netwerkkaart om deze op het draadloze netwerk aan te sluiten
(zie "Verbinding maken met een WLAN" op pagina 54).
Verbinding maken met een WLAN
OPMERKING: Zorg voordat u gaat aansluiten op een WLAN dat u de volgende instructies hebt gevolgd in "WLAN
(Wireless Local Area Network)" op pagina 52.
OPMERKING: De volgende netwerkinstructies gelden niet voor interne kaarten met de draadloze Bluetooth
technologie of mobiele apparaten.
Dit gedeelte bevat algemene procedures voor het aansluiten op een netwerk via draadloze technologie.
Specifieke netwerknamen en configuratiegegevens verschillen. Zie "WLAN (Wireless Local Area Network)"
op pagina 52 voor meer informatie over hoe u zich voorbereidt om de computer op een WLAN aan te sluiten.
De draadloze netwerkkaart vereist specifieke software en stuurprogramma's voor de aansluiting op een netwerk.
De software is al geïnstalleerd.
54Netwerken instellen en gebruiken
®
-
Page 55
OPMERKING: Als de software wordt verwijderd of beschadigd raakt, volgt u de instructies in de gebruikersdocumentatie
voor uw draadloze netwerkkaart. Controleer het type draadloze netwerkkaart dat op de computer is geïnstalleerd
en zoek de naam ervan op de Dell™ Support-website op support.dell.com. Zie "De draadloze netwerkkaart controleren"
op pagina53 voor informatie over het type draadloze netwerkkaart dat op de computer is geïnstalleerd.
Apparaatbeheer voor draadloos netwerken bepalen
Afhankelijk van de software die op de computer geïnstalleerd is, beheren verschillende draadloze
configuratiehulpprogramma's de netwerkapparaten:
•Het clienthulpprogramma van de draadloze netwerkkaart
•Het Windows XP- of Windows Vista-besturingssysteem
U bepaalt als volgt welk draadloos configuratiehulpprogramma uw draadloze netwerkkaart in Windows XP
beheert:
1
Klik op
2
Rechtsklik op het pictogram
weergeven
Start→
.
Instellingen→
Draadloze netwerkverbinding
Configuratiescherm→
Netwerkverbindingen
en klik op
Beschikbare draadloze netwerken
.
Als het venster Een draadloos netwerk selecteren het bericht Windows kan deze verbinding niet configureren
weergeeft, wordt de draadloze netwerkkaart door het clienthulpprogramma van de draadloze netwerkkaart
beheerd.
Als het venster Een draadloos netwerk selecteren het bericht Klik op een onderdeel in de lijst hieronder
als u een verbinding met een draadloos netwerk binnen bereik wilt maken of als u meer informatie wilt
weergeven weergeeft, beheert het Windows XP-besturingssysteem de draadloze netwerkkaart.
U bepaalt als volgt welk draadloos configuratiehulpprogramma uw draadloze netwerkkaart in Windows Vista
beheert:
1
Klik op
2
Dubbelklik op een profiel om het eigenschappenscherm voor draadloos netwerken te openen.
Start→ Verbinding maken→
Draadloze netwerken beheren
.
Zie de documentatie voor draadloos netwerken in de Windows Help en ondersteuning voor specifieke
informatie over het hulpprogramma voor draadloze netwerken dat op uw computer is geïnstalleerd
(klik op Start→ Help en ondersteuning).
De verbinding met de WLAN voltooien
Wanneer u de computer inschakelt en er wordt een netwerk in de omgeving gedetecteerd (waarvoor de
computer niet is geconfigureerd), verschijnt er naast het netwerkpictogram in het systeemvak een popup (rechtsonder op het Windows-bureaublad).
Volg de instructies die in alle pop-ups van hulpprogramma's staan die op het scherm verschijnen.
Nadat u de computer hebt geconfigureerd voor het draadloze netwerk dat u hebt geselecteerd, verschijnt
er een andere pop-up met het bericht dat de computer met dat netwerk is verbonden.
Als u zich nu aanmeldt bij de computer binnen het bereik van het geselecteerde draadloze netwerk, ziet
u dezelfde pop-up die u op de hoogte stelt van de verbinding met het draadloze netwerk.
Netwerken instellen en gebruiken55
Page 56
OPMERKING: Als u een veilig netwerk selecteert, moet u een WEP- of WPA-sleutel invoeren als hierom wordt
gevraagd. Beveiligingsinstellingen voor netwerken zijn uniek voor uw netwerk. Dell kan deze informatie niet geven.
OPMERKING: Het kan een minuut duren voordat de computer verbinding heeft met het netwerk.
De status controleren van de draadloze netwerkkaart via Dell QuickSet
De draadloze activiteitsindicator biedt u een eenvoudige manier om de status van de draadloze apparaten
van computer te controleren. U schakelt de draadloze activiteitsindicator in of uit door op het QuickSetpictogram op de taakbalk te klikken en Hotkey Popups (Sneltoetspop-ups) te selecteren. Als Wireless Activity Indicator Off (Draadloze activiteitsindicator uit) niet is ingeschakeld, is de indicator ingeschakeld.
Is Wireless Activity Indicator Off (Draadloze activiteitsindicator uit) wel ingeschakeld, dan is de indicator
uitgeschakeld.
De draadloze activiteitsindicator geeft weer of de ingebouwde draadloze apparaten van de computer zijn
in- of uitgeschakeld. Wanneer u de functie voor draadloos netwerken in- of uitschakelt, verandert de
draadloze activiteitsindicator van status.
Rechtsklik op het QuickSet-pictogram op de taakbalk voor meer informatie over de draadloze
activiteitsindicator van QuickSet en klik op Help.
Mobiel breedbandnetwerk (of Wireless Wide Area Network)
Een mobiel breedbandnetwerk, ook bekend als een WWAN (Wireless Wide Area Network), is een snel
digitaal mobiel netwerk dat internettoegang biedt tot een veel groter geografisch gebied dan een WLAN,
dat normaal gesproken slechts een bereik heeft van 30 tot 300 meter. De computer heeft toegang tot het
mobiele breedbandnetwerk zolang de computer binnen een zone ligt die mobiele gegevens kan opvangen.
Neem contact op met uw internetaanbieder voor een snel digitaal mobiel netwerk.
OPMERKING: Zelfs al kunt u met uw mobiele telefoon vanaf een specifieke geografische locatie bellen, valt die
locatie niet altijd binnen het dekkingsgebied voor mobiele gegevens.
Wat hebt u nodig voor een verbinding met een mobiel breedbandnetwerk
OPMERKING: Afhankelijk van uw computer kunt u een minikaart gebruiken om verbinding te maken met een
mobiele breedbandnetwerk.
Vereisten voor het maken van een verbinding met een mobiel breedbandnetwerk:
•Een minikaart
•Een geactiveerde Subscriber Identity Module (abonnee-identiteitsmodule) voor uw internetaanbieder
OPMERKING: U hebt alleen voor Cingular en Vodafone een SIM-kaart nodig. Verizon, Sprint en Telus
gebruiken deze niet.
•De Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten) (op de
computer geïnstalleerd als u de kaart tegelijk met de computer kocht, of op het medium dat bij de kaart is
meegeleverd als u deze los van de computer hebt gekocht)
56Netwerken instellen en gebruiken
Page 57
Zie de gebruikshandleiding van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
breedbandkaarten) voor instructies, als het programma is beschadigd of van de computer is verwijderd.
De gebruikshandleiding is beschikbaar via de Windows Help en ondersteuning
en ondersteuning
)
of op het medium dat bij de kaart werd meegeleverd als u deze los van de computer
(klik op
Start→
Help
hebt aangeschaft).
De Dell Mobile Broadband Card controleren
Afhankelijk van wat u hebt geselecteerd bij de aankoop van uw computer, heeft de computer een aantal
verschillende configuraties. Zie een van onderstaande manieren om uw computerconfiguratie te achterhalen:
•Uw bestelbevestiging
•Help en ondersteuning van Windows
U controleert als volgt uw mobiele breedbandkaart in Windows Help en ondersteuning:
1
Klik op
wilt weergeven en problemen wilt onderzoeken
2
Klik onder
die op deze computer is geïnstalleerd
Start→
Help en ondersteuning→
Hulpprogramma's
Gebruik Hulpprogramma's als u gegevens over deze computer
.
op
Gegevens van deze computer→
.
Informatie zoeken over de hardware
In het scherm Gegevens over deze computer - Hardware kunt u het type mobiele breedbandkaart en andere
hardwareonderdelen bekijken die op de computer zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: U vindt de mobiele breedbandkaart onder Modems.
Verbinding maken met een mobiel breedbandnetwerk
OPMERKING: Deze instructies zijn alleen van toepassing op minikaarten. Ze gelden niet voor interne kaarten met
draadloze technologie.
OPMERKING: Voordat u verbinding maakt met internet moet u de mobiele breedbandservice activeren via uw
mobiele internetaanbieder. Zie de gebruikshandleiding die beschikbaar is via de Help en ondersteuning van Windows
voor instructies en meer informatie over het gebruik van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma
voor mobiele breedbandkaarten) (klik op Start→ Help en ondersteuning).
op de Dell Support-website op support.dell.com en op het medium dat met de mobiele breedbandkaart wordt
meegeleverd als u deze los van de computer hebt aangeschaft.
De gebruikshandleiding is ook beschikbaar
Gebruik de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten)
om internetverbinding te maken met een mobiel breedbandnetwerk en deze vervolgens te beheren:
1
Klik op het
pictogram van de Dell Mobile Broadband Card Utility
(Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) op het Windows-bureaublad om dit programma uit te voeren.
2
Klik op
Connect
OPMERKING: De knop Connect (verbinding maken) verandert in de knop Disconnect (verbinding verbreken).
(verbinding maken).
Netwerken instellen en gebruiken57
Page 58
3
Volg de instructies op het scherm om de netwerkverbinding met het hulpprogramma te beheren.
Of
1
2
Klik op
Klik op
Start→ Alle programma's→
Dell Wireless Broadband
(Dell draadloos breedband) en volg de instructies op het scherm.
Dell Wireless
(Dell draadloos).
De Dell™ Mobile Broadband Card inschakelen/uitschakelen
OPMERKING: Als u geen verbinding kunt maken met een mobiel breedbandnetwerk, moet u ervoor zorgen dat
u alle onderdelen hebt voor het maken van een mobiele breedbandverbinding (zie "Wat hebt u nodig voor een
verbinding met een mobiel breedbandnetwerk" op pagina 56), en controleer vervolgens of uw mobiele breedbandkaart
is ingeschakeld via de instelling van de draadloze schakelaar.
U schakelt uw mobiele breedbandkaart in en uit met de draadloze schakelaar op de computer.
U kunt de draadloze apparaten op de computer in- en uitschakelen met de draadloze schakelaar links op
de computer (zie "Linkeraanzicht" op pagina 21).
Als de schakelaar op de stand "in" staat, zet u de schakelaar op "uit" om de schakelaar en de mobiele
breedbandkaart uit te schakelen. Als de schakelaar in de stand "uit" staat, zet u de schakelaar op "in" om
de schakelaar en de mobiele breedbandkaart van Dell in te schakelen. Zie "knop voor een draadloos netwerk"
op pagina 22 voor informatie over de standen van de draadloze schakelaar.
Zie "De status controleren van de draadloze netwerkkaart via Dell QuickSet" op pagina 56 om de status
van uw draadloze apparaat te bekijken.
Uw netwerkinstellingen beheren via de Dell QuickSet Location Profiler
Met de Dell QuickSet Location Profiler kunt u netwerkinstellingen beheren die overeenkomen met de
fysieke locatie van uw computer. Deze bevat twee categorieën profielinstellingen:
•Instellingen locatieprofiel
•Algemene mobiliteitsinstellingen
U kunt de Location Profile Settings (Instellingen locatieprofiel) om profielen te maken voor het toegang
te krijgen tot internet met de computer in uw kantoor, huis of andere openbare plaatsen met internetdiensten.
Met General Mobility Settings (Algemene mobiliteitsinstellingen) kunt u de manier wijzigen waarop
netwerkverbindingen worden verwerkt. De profielen bestaan uit verschillende netwerkinstellingen en
hulpmiddelen die u nodig hebt wanneer u de computer op verschillende locaties gebruikt.
Rechtsklik op het QuickSet-pictogram op de taakbalk voor meer informatie over QuickSet en klik op Help.
58Netwerken instellen en gebruiken
Page 59
Dell Wi-Fi Catcher™-netwerkzoeker
De draadloze schakelaar op uw Dell-computer gebruikt de Dell Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker om naar
WiFi-WLAN's in uw omgeving te zoeken. Zie "knop voor een draadloos netwerk" op pagina 22 voor meer
informatie over de draadloze schakelaar.
U zoekt naar WiFi-WLAN's door de schakelaar een aantal seconden in de stand "tijdelijk" te zetten. De
Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker werkt ongeacht of de computer is in- of uitgeschakeld, of in de sluimerstand
of in de stand-bymodus of slaapstand staat, zolang de schakelaar maar geconfigureerd is via Dell QuickSet
of BIOS (System Setup-programma) om WiFi-netwerkverbindingen te beheren.
OPMERKING: Het Dell Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker-lampje verschijntalleen wanneer de computer is uitgeschakeld
en draadloos netwerken is ingeschakeld in het System Setup-programma. Onder Microsoft Windowsbesturingssytemen verschijnt dit lampje niet.
De Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker is uitgeschakeld en niet geconfigureerd voor gebruik op het moment dat
de computer bij u wordt afgeleverd. U moet eerst Dell QuickSet gebruiken om de schakelaar in te schakelen
en te configureren voor het beheren van WiFi-netwerkverbindingen.
Klik met de rechtermuisknop op het QuickSet-pictogram op de taakbalk en selecteer Help voor meer
informatie over de Wi-Fi Catcher-netwerkzoeker en om de functie via Dell QuickSet in te schakelen.
Microsoft
De Windows Firewall biedt basisbeveiliging tegen onbevoegde toegang tot de computer terwijl deze met
internet is verbonden. De Windows Firewall wordt automatisch ingeschakeld wanneer u de wizard Netwerk
instellen uitvoert.
Wanneer Windows Firewall voor een netwerkverbinding is ingeschakeld, verschijnt het firewall-pictogram
met een rode achtergrond in het gedeelte Netwerkverbindingen van het Configuratiescherm.
OPMERKING: Met het inschakelen van de Windows Firewall wordt de behoefte aan antivirussoftware niet minder.
Klik voor meer informatie op
of open Windows Help en ondersteuning (klik op Start→ Help en ondersteuning).
®
Windows
®
Firewall
Start
→ Configuratiescherm→ Beveiligingscentrum→ Windows Firewall
Netwerken instellen en gebruiken59
Page 60
60Netwerken instellen en gebruiken
Page 61
Multimedia gebruiken
Media afspelen
KENNISGEVING: Druk de medialade niet omlaag wanneer u deze opent of sluit. Houd de lade gesloten wanneer
u het station niet gebruikt.
KENNISGEVING: U moet de computer niet verplaatsen als u media afspeelt.
1
Druk op de uitwerpknop aan de voorkant van het station.
2
Haal de lade eruit.
3
Plaats de schijf met de labelkant omhoog in het midden van de lade en druk de schijf op de spindel.
OPMERKING: Als u een module gebruikt dat met een andere computer werd meegeleverd, moet u mogelijk
de stuurprogramma's en software installeren om dvd's af te spelen of gegevens te schrijven. Zie de Drivers and Utilities media (de Drivers and Utilities media zijn optioneel en mogelijk niet beschikbaar voor uw computer
of in bepaalde landen).
Multimedia gebruiken61
Page 62
4
Duw de lade weer terug in het station.
Zie de mediasoftware die met de computer is meegeleverd voor het formatteren van media voor
gegevensopslag, het maken van muziekmedia of het kopiëren van media.
OPMERKING: Zorg dat u aan alle auteursrechten voldoet bij het maken van media.
Een cd-speler bevat de onderstaande basisknoppen:
Afspelen.
Achteruitgaan binnen de huidige track.
Pauze.
Vooruitgaan binnen de huidige track.
Stoppen.
Naar de vorige track gaan.
Uitwerpen.
Naar de volgende track gaan.
Een dvd-speler bevat de onderstaande basisknoppen:
Stoppen.
Start het huidige hoofdstuk opnieuw op.
Afspelen.
Snel vooruitspoelen.
Pauze.
Snel achteruitspoelen.
Een enkel frame vooruitgaan in de pauzemodus.
Naar de volgende titel of het volgende hoofdstuk gaan.
De huidige titel of het huidige hoofdstuk ononderbroken
afspelen.
Naar de vorige titel of het vorige hoofdstuk gaan.
Uitwerpen.
Klik voor meer informatie over het afspelen van media op Help op de cd- of dvd-speler (indien beschikbaar).
62Multimedia gebruiken
Page 63
Media kopiëren
OPMERKING: Zorg dat u aan alle auteursrechten voldoet bij het maken van media.
Dit gedeelte geldt alleen voor computers met een cd-rw-, dvd+/-rw- of cd-rw/dvd (combo)-station.
OPMERKING: De typen mediastations die door Dell worden aangeboden, kunnen per land verschillen.
De volgende instructies beschrijven hoe u een kopie maakt met Roxio Creator Plus - Dell Edition. U kunt
Roxio Creator Plus ook voor andere doeleinden gebruiken, zoals het maken van muziek-cd's van
audiobestanden die op de computer zijn opgeslagen of het opslaan van belangrijke gegevens op
reservekopieën. Open Roxio Creator Plus voor hulp en klik op het vraagteken rechtsboven in het venster.
Media kopiëren
OPMERKING: Cd-rw/dvd-combostations kunnen niet naar dvd-media schrijven. Als u een cd-rw/dvd-combostation
hebt en opnameproblemen ondervindt, moet u controleren op beschikbare softwarepatches op de
ondersteuningswebsite van Sonic op sonic.com.
De beschrijfbare dvd-stations op Dell™-computers kunnen naar dvd+/-r-, dvd+/-rw- en dvd+r dl
(dubbele laag) -media schrijven en deze lezen, maar niet naar dvd-ram- of dvd-r dl-media schrijven of
deze lezen.
OPMERKING: De meeste commerciële dvd's hebben auteursrechtbescherming en kunnen niet met Roxio Creator
Plus worden gekopieerd.
1
Open Roxio Creator Plus.
2
Klik op het tabblad
3
U kopieert media als volgt:
Als u één mediastation hebt
•
Disc Copy
een tijdelijke map op de vaste schijf van uw computer.
Plaats, wanneer u hierom wordt gevraagd, een leeg medium in het station en klik op
Copy
(kopiëren op)
Disc Copy
(schijf kopiëren).
, controleer dan of de instellingen correct zijn en klik vervolgens op
(schijf kopiëren). De computer leest uw bronmedium af en kopieert de gegevens naar
OK
.
Als u twee mediastations hebt
•
klikt u vervolgens op
Disc Copy
, selecteert u het station waarin u het bronmedium hebt geplaatst en
(schijf kopiëren). De computer kopieert de gegevens van het
bronmedium naar het lege medium.
Wanneer u klaar bent met het kopiëren van het bronmedium, wordt het medium dat u hebt gemaakt,
automatisch uitgeworpen.
Multimedia gebruiken63
Page 64
Lege media gebruiken
Cd-rw-stations kunnen alleen naar cd-opnamemedia schrijven (inclusief snelle cd-rw-media) als de
beschrijfbare dvd-stations naar zowel cd- als dvd-opnamemedia kunnen schrijven.
Gebruik lege cd-r's voor het opnemen van muziek of voor het permanent opslaan van gegevensbestanden.
Wanneer de maximale opslagcapaciteit van een cd-r is bereikt, kunt u niet nogmaals naar die cd-r schrijven
(zie de Sonic-documentatie voor meer informatie). Gebruik lege cd-rw's als u informatie op de cd later
wilt wissen, herschrijven of bijwerken.
Lege dvd+/-r's kunnen worden gebruikt om permanent grote aantallen gegevens op te slaan. Na het
maken van een dvd+/-r-schijf kunt u mogelijk niet nogmaals naar die schijf schrijven als de schijf tijdens
de laatste fase van het maakproces is voltooid of gesloten. Gebruik lege dvd+/-rw's als u later informatie
op de schijf wilt wissen, herschrijven of bijwerken.
Stations voor beschrijfbare cd's
MediatypeLezenSchrijvenBeschrijfbaar
Cd-rJaJaNee
Cd-rwJaJaJa
Stations voor beschrijfbare dvd's
MediatypeLezenSchrijvenBeschrijfbaar
Cd-rJaJaNee
Cd-rwJaJaJa
Dvd+rJaJaNee
Dvd-rJaJaNee
Dvd+rwJaJaJa
Dvd-rwJaJaJa
Dvd+r dlJaJaNee
Dvd-r dlJaNeeNee
Dvd-ramMisschienNeeNee
Nuttige tips
•Gebruik Microsoft® Windows® Explorer alleen om bestanden naar een cd-r of cd-rw te slepen en hier
neer te zetten nadat u Roxio Creator Plus hebt gestart en een Creator-project hebt geopend.
•Gebruik cd-r's om muziek-cd's te branden die u op gewone stereo-installaties wilt afspelen. Cd-rw's kunnen
mogelijk in veel stereo-installaties thuis of in auto's niet worden afgespeeld.
•Het is niet mogelijk om met Roxio Creator Plus audio-dvd's te maken.
64Multimedia gebruiken
Page 65
•Muziek-mp3-bestanden kunnen alleen op mp3-spelers of op computers met mp3-software worden
afgespeeld.
•In de handel verkrijgbare dvd-spelers die op thuistheatersystemen worden gebruikt, ondersteunen niet
alle beschikbare dvd-indelingen. Zie de documentatie die met de dvd-speler is meegeleverd of neem
contact op met uw leverancier, voor een lijst met indelingen die door uw dvd-speler worden ondersteund.
•Brand lege cd-r's of cd-rw's niet tot ze helemaal vol zijn; kopieer bijvoorbeeld geen bestand van 650 MB
naar een 650-MB-cd. Het cd-rw-station heeft namelijk nog 1–2 MB lege ruimte nodig om de opname
te voltooien.
•Gebruik een lege cd-rw om het opnemen op cd's te oefenen totdat u vertrouwd bent met cdopnametechnieken. Als u een fout maakt, kunt u de gegevens op de cd-rw wissen en het opnieuw
proberen. U kunt ook lege cd-rw's gebruiken om projecten met muziekbestanden uit te proberen
voordat u het project permanent op een lege cd-r opneemt.
•Zie de Sonic-website op
sonic.com
voor extra informatie.
Het volume aanpassen
OPMERKING: Wanneer de luidsprekers zijn gedempt, hoort u het geluid van het medium niet.
1
Open het venster
2
Klik op de balk in de kolom
het volume te verhogen of te verlagen.
Klik voor meer informatie over volumeregelingsopties op Help in het venster
De volumemeter geeft het huidige volumeniveau weer, inclusief dempen, op de computer. Klik op het
QuickSet-pictogram op de taakbalk en schakel de optie Disable On Screen Volume Meter (Volumemeter
op het scherm uitschakelen) in of uit of druk op de volumeknoppen om de volumemeter op het scherm
in of uit te schakelen.
Volume Control
Volume Control
(Volumeregeling).
(Volumeregeling) en schuif deze omhoog of omlaag om
Volume Control
(Volumeregeling)
.
1
2
3
1 volumepictogram2 volumemeter3 pictogram voor dempen
Wanneer de meter is ingeschakeld, past u het volume aan met de volumeknoppen.
Voor informatie over QuickSet klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram op de taakbalk en daarna
op Help.
Multimedia gebruiken65
Page 66
De afbeelding aanpassen
Als een foutbericht aangeeft dat de huidige resolutie en kleurdiepte teveel geheugen gebruiken en het afspelen
van dvd's verhindert, moet u de weergave-eigenschappen aanpassen.
Microsoft® Windows® XP-besturingssysteem
1
Klik op
2
Klik onder
3
Klik onder
4
Klik in de vervolgkeuzelijst onder
5
Klik op OK.
Microsoft Windows Vista®-besturingssysteem
1
Klik op de knop Start van Windows Vista
persoonlijke voorkeur aanpassen
2
Klik onder
3
Onder
4
Klik in de vervolgkeuzelijst onder
Start→
Resolutie:
Configuratiescherm→ Vormgeving en thema's
Kies een taak...
Beeldschermresolutie
Persoonlijke instellingen
klik en sleep de balk om de resolutie-instelling te verminderen.
op
.
De beeldschermresolutie wijzigen
op de balk en sleep deze om de resolutie-instelling te verlagen.
Kleurkwaliteit
.
op
Beeldschermresolutie aanpassen
Hoeveelheid kleuren
, ,
op
Gemiddeld (16 bits)
en daarna op
op
.
.
Configuratiescherm→
.
Normaal (16-bits)
Vormgeving aan
en vervolgens op OK.
66Multimedia gebruiken
Page 67
Kaarten gebruiken
OPMERKING: Elektrische en elektronische apparaten zijn gevoelig voor elektrostatische ontlading (ESD). Als
er een aanzienlijke ontlading optreedt, wordt het apparaat mogelijk opnieuw ingesteld en doet de apparaatsoftware
opnieuw een poging verbinding te maken. Als de software na een elektrostatisch ontlading niet meer werkt,
moet u de modemsoftware opnieuw starten.
Kaarttypen
PC-kaarten
Zie "PC Card/ExpressCard" op pagina 143 voor informatie over ondersteunde pc-kaarten.
OPMERKING: Een pc-kaart is geen opstartbaar apparaat.
De pc-kaartsleuf heeft één connector die een enkele Type I of Type II-kaart ondersteunt. De pc-kaartsleuf
ondersteunt CardBus-technologie en uitgebreide pc-kaarten. "Type" van de kaart verwijst naar de
dikte en niet naar de functie ervan.
ExpressCards
Zie "PC Card/ExpressCard" op pagina 143 voor informatie over ondersteunde ExpressCards.
OPMERKING: Een ExpressCard is geen opstartbaar apparaat.
ExpressCards bieden PC-kaarttechnologie voor een snelle en handige manier om geheugen, draadloze
en bedrade netwerkcommunicatie (inclusief mobiel breedbandnetwerk [ook bekend als WWAN]),
multimedia en beveiligingsfuncties aan uw computer toe te voegen. Om een ExpressCard in de pckaartsleuf te kunnen gebruiken moet u een adapter (optioneel) gebruiken.
Smartcards
Smartcards vormen waardevolle hulpmiddelen voor beveiliging, gegevensopslag en speciale programma's
(zie "Smartcard" op pagina 71).
Blanco kaarten
De computer wordt geleverd met een plastic blanco kaart die in de sleuf is geplaatst. Blanco kaarten
beschermen ongebruikte sleuven tegen stof en andere deeltjes. Bewaar de blanco kaart voor wanneer
er geen kaart in de sleuven is geplaatst; blanco kaarten van andere computers passen mogelijk niet in
de computer.
Zie "Een kaart of blanco verwijderen" op pagina 69 om de blanco kaart te verwijderen.
Kaarten gebruiken67
Page 68
Uitgebreide kaarten
Een uitgebreide pc-kaart (bijvoorbeeld een draadloze netwerkadapter) is langer dan een standaard pckaart en steekt uit de computer. Houd u aan onderstaande voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van
uitgebreide pc-kaarten:
•Bescherm het blootgestelde uiteinde van een geïnstalleerde kaart. Wanneer het uiteinde van de kaart
wordt aangeraakt, kan de systeemkaart beschadigd raken.
•Zorg altijd dat de uitgebreide pc-kaart verwijderd is, voordat u de computer in de draagkoffer plaatst.
Een pc-kaart of ExpressCard installeren
Het is mogelijk een pc-kaart of ExpressCard in de computer te installeren terwijl deze is ingeschakeld. De
computer spoort de kaart automatisch op.
Pc-kaarten en ExpressCards worden over het algemeen gemarkeerd met een symbool (zoals een driehoek
of een pijl) om aan te geven hoe u de kaart in de sleuf moet plaatsen. De kaarten zijn gecodeerd om een
onjuiste plaatsing te voorkomen. Zie de documentatie die met de kaart wordt meegeleverd als de kaartrichting
niet duidelijk is.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
Pc-kaart
1
Steek de kaart met de richtingspijl in de sleuf en met de bovenkant van de kaart omhoog. De vergrendeling
moet in de stand "in" staan voordat u de kaart kunt plaatsen.
2
Schuif de kaart in de sleuf totdat de kaart zich volledig in de connector bevindt.
Duw niet door als u teveel weerstand voelt. Controleer de kaartrichting en probeer het opnieuw.
68Kaarten gebruiken
Page 69
De computer herkent de meeste pc-kaarten en laadt automatisch het juiste apparaatstuurprogramma.
Als het configuratieprogramma u vraagt om de stuurprogramma's van de fabrikant te laden, gebruikt u de
diskette of de cd die met de pc-kaart is meegeleverd.
ExpressCards
1
Plaats de ExpressCard in de adapter (de adapter wordt bij de ExpressCard geleverd).
2
Installeer de ExpressCard met de adapter op dezelfde manier als een pc-kaart (zie "PC-kaarten" op pagina 67).
Een kaart of blanco verwijderen
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
KENNISGEVING: Klik op het -pictogram op de taakbalk om een kaart te selecteren en het functioneren ervan
te stoppen voordat u deze uit de computer verwijdert. Als u de kaart niet stopt in het configuratieprogramma, kunnen
er gegevens verloren gaan. Verwijder een kaart niet door aan de eventuele kabel te trekken.
Druk op de vergrendeling en verwijder de kaart of de blanco. Op sommige vergrendelingen moet u tweemaal
drukken. eenmaal om de vergrendeling eruit te laten komen en nog een keer om de kaart eruit te laten komen.
Kaarten gebruiken69
Page 70
70Kaarten gebruiken
Page 71
De computer beveiligen
Beveiligingskabelslot
OPMERKING: De computer wordt niet met een beveiligingskabelslot geleverd.
Een beveiligingskabelslot is een in de handel verkrijgbare antidiefstalvoorziening. Wanneer u het slot
wilt gebruiken, moet u het op de beveiligingskabelsleuf op de Dell™-computer aansluiten. Zie de
instructies die met het apparaat zijn meegeleverd voor meer informatie.
KENNISGEVING: Voordat u een antidiefstalvoorziening koopt, moet u ervoor zorgen dat deze met de
beveiligingskabelsleuf op de computer werkt.
Smartcard
OPMERKING: Zie "Uw computer op reis meenemen" op pagina 141 voor informatie over hoe u de computer
beveiligt als u onderweg bent.
OPMERKING: Deze smartcardfunctie is mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
De computer beveiligen71
Page 72
Info over smartcards
Smartcards zijn draagbare apparaten in de vorm van creditcards met intern ingebouwde circuits. De
bovenkant van de smartcard bevat doorgaans een ingesloten processor onder het gouden contactvlak. De
combinatie van het kleine formaat en de geïntegreerde circuits zorgt ervoor dat smart cards waardevolle
hulpmiddelen zijn voor de beveiliging, gegevensopslag en speciale programma's. Door het gebruik van
smartcards kunt u de systeemveiligheid verbeteren door iets tastbaars van de gebruiker (de smartcard) te
combineren met iets wat de gebruiker moet onthouden (een PIN-code) om een veiligere
gebruikersverificatie te bieden dan alleen wachtwoorden.
Een smartcard installeren
U kunt een smartcard in de computer installeren terwijl de computer is ingeschakeld. De computer spoort
de kaart automatisch op.
U installeert een smartcard als volgt:
1
Houd de kaart zo vast dat het gouden contactvlak omhoog en richting de smartcardsleuf wijst.
1
2
1 gouden contactvlak2 smartcard (bovenkant)
2
Schuif de smartcard in de sleuf totdat de kaart zich volledig in de connector bevindt. De smartcard
steekt ongeveer 0,5 inch uit de sleuf. De smartcardsleuf bevindt zich onder de sleuf voor de pc-kaart.
Duw niet door als u teveel weerstand voelt. Controleer de kaartrichting en probeer het opnieuw.
72De computer beveiligen
Page 73
Wachtwoorden
Wachtwoorden voorkomen onbevoegde toegang tot uw computer. Neem bij het gebruik van wachtwoorden
de volgende richtlijnen in acht:
•Kies een wachtwoord dat makkelijk te onthouden, maar niet makkelijk te raden is. Gebruik bijvoorbeeld
geen namen van familieleden of huisdieren.
•Bovendien is het raadzaam de wachtwoorden niet op te schrijven. Schrijft u ze wel op, bewaar ze dan
op een veilige plaats.
•Geef de wachtwoorden aan niemand door.
•Controleer of er niemand meekijkt terwijl u het wachtwoord invoert.
KENNISGEVING: Wachtwoorden bieden een hoog beveiligingsniveau voor gegevens op de computer of vaste
schijf. Ze zijn echter niet onfeilbaar. Als u meer beveiliging wenst, moet u andere vormen gebruiken, zoals smartcards,
programma's voor gegevenscodering of pc-kaarten met coderingsfuncties.
Gebruik de optie Gebruikersaccounts in het Configuratiescherm van het Microsoft® Windows®besturingssysteem om gebruikersaccounts te maken of om wachtwoorden te wijzigen. Wanneer u een
gebruikerswachtwoord hebt gemaakt, moet u dit invoeren telkens wanneer u de computer inschakelt of
ontgrendelt. Als u het wachtwoord niet binnen 2 minuten invoert, keert de computer terug naar de eerdere
toestand.
Zie de Windows-documentatie voor meer informatie.
De computer beveiligen73
Page 74
Informatie over wachtwoorden
OPMERKING: Wachtwoorden zijn bij levering van de computer uitgeschakeld.
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord), een beheerderswachtwoord en een vaste-schijfwachtwoord
voorkomen op verschillende manieren onbevoegde toegang tot uw computer. In de volgende tabel staan
de typen en functies van de wachtwoorden die op uw computer beschikbaar zijn.
Type wachtwoordFuncties
Primaire (of systeem)
Beheerderswachtwoord
Vaste schijf
OPMERKING: Sommige vaste schijven ondersteunen geen vaste-schijfwachtwoorden.
OPMERKING: Wachtwoorden bieden een hoog beveiligingsniveau voor gegevens op de computer of vaste schijf.
Ze zijn echter niet onfeilbaar. De Dell Precision
Als u een of meer wachtwoorden vergeet, neemt u contact op met Dell (zie "Contact opnemen met Dell"
op pagina 156). Uit veiligheidsoverwegingen zal de technische ondersteuningsdienst van Dell naar een
identiteitsbewijs vragen om ervoor te zorgen dat alleen een bevoegd persoon gebruik kan maken van de
computer.
• Beveiligt de computer tegen onbevoegde toegang
• Geeft systeembeheerders of servicetechnici toegang tot
computers voor reparatie of nieuwe configuratie
• Hiermee beperkt u de toegang tot System Setup op
dezelfde manier als een primair wachtwoord toegang tot
de computer beperkt
• Kan worden gebruikt in plaats van het primaire
wachtwoord
• Beveiligt de gegevens op de vaste schijf tegen
onbevoegde toegang
™ M2300 wordt ter beveiliging met een smartcardlezer geleverd.
Een primair wachtwoord (of systeemwachtwoord) gebruiken
Met het primaire wachtwoord beveiligt u de computer tegen onbevoegde toegang.
Wanneer u de computer voor het eerst opstart, moet u een primair wachtwoord toewijzen wanneer
hiernaar gevraagd wordt.
Als u het wachtwoord niet binnen 2 minuten invoert, keert de computer terug naar de eerdere toestand.
KENNISGEVING: Als u het beheerderswachtwoord uitschakelt, wordt ook het primaire wachtwoord uitgeschakeld.
Open Gebruikersaccounts in het Configuratiescherm om wachtwoorden toe te voegen of te wijzigen.
Als u een beheerderswachtwoord hebt toegewezen, kunt u ook dit gebruiken in plaats van het primaire
wachtwoord. De computer vraagt niet specifiek om het beheerderswachtwoord.
74De computer beveiligen
Page 75
Een beheerderswachtwoord gebruiken
Het beheerderswachtwoord is bedoeld om systeembeheerders of servicetechnici toegang te geven tot
computers voor reparatie of een nieuwe configuratie. De beheerders of technici kunnen identieke
beheerderswachtwoorden toewijzen aan groepen computers, zodat u een uniek primair wachtwoord kunt
toewijzen.
Open Gebruikersaccounts via het Configuratiescherm om beheerderswachtwoorden toe te voegen of te
wijzigen.
Wanneer u een beheerderswachtwoord instelt, wordt de optie Configure Setup (Instellingen configureren)
beschikbaar in System Setup. Met de optie Configure Setup (Instellingen configureren) beperkt u de
toegang tot de systeeminstellingen op dezelfde manier als een primair wachtwoord toegang tot de computer
beperkt.
Het is mogelijk het beheerderswachtwoord te gebruiken in plaats van het primaire wachtwoord. Wanneer
u gevraagd wordt het primaire wachtwoord in te voeren, kunt u dus ook het beheerderswachtwoord geven.
KENNISGEVING: Als u het beheerderswachtwoord uitschakelt, wordt ook het primaire wachtwoord uitgeschakeld.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord biedt toegang tot de computer, maar niet tot de vaste schijf wanneer er
een vaste-schijfwachtwoord is toegewezen.
Als u het primaire wachtwoord vergeet en geen beheerderswachtwoord hebt toegewezen, of als u zowel
het primaire wachtwoord als het beheerderswachtwoord bent vergeten, neemt u contact op met Dell
(zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
Een vaste-schijfwachtwoord gebruiken
Het vaste-schijfwachtwoord beveiligt de gegevens op de vaste schijf tegen onbevoegde toegang.
Open System Setup om een vaste-schijfwachtwoord toe te wijzen of te wijzigen (zie "System Setupprogramma" op pagina 105).
Wanneer u een vaste-schijfwachtwoord hebt toegewezen, moet u dit invoeren telkens wanneer u de computer
inschakelt en telkens wanneer u de computer uit de stand-bymodus of slaapstand haalt.
Als het vaste-schijfwachtwoord is ingeschakeld, moet u dit invoeren telkens wanneer u de computer inschakelt.
Er verschijnt een bericht waarin naar het vaste-schijfwachtwoord wordt gevraagd.
Ga verder door het wachtwoord in te voeren (van maximaal acht tekens) en op <Enter> te drukken.
Als u het wachtwoord niet binnen twee minuten invoert, keert de computer terug naar de eerdere toestand.
Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt het bericht dat het wachtwoord ongeldig is. Druk op
<Enter> om het nogmaals te proberen.
Als u na drie pogingen het juiste wachtwoord nog niet hebt ingevoerd, probeert de computer vanaf een
ander opstartbaar apparaat op te starten mits de optie Boot First Device (Eerste apparaat opstarten) is
ingesteld in System Setup om op te kunnen starten vanaf een ander apparaat. Als de optie Boot First Device (Eerste apparaat opstarten) niet zo is ingesteld dat de computer wordt opgestart vanaf een ander
apparaat, keert de computer terug naar de toestand waarin deze verkeerde voordat u deze inschakelde.
De computer beveiligen75
Page 76
Als het vaste-schijfwachtwoord, het wachtwoord van de externe vaste schijf en het primaire wachtwoord
hetzelfde zijn, vraagt de computer alleen naar het primaire wachtwoord. Is het vaste-schijfwachtwoord
anders dan het primaire wachtwoord, dan vraagt de computer u beide in te voeren. Twee verschillende
wachtwoorden bieden meer veiligheid.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord biedt toegang tot de computer, maar niet tot de vaste schijf wanneer er
een vaste-schijfwachtwoord is toegewezen.
Trusted Platform Module (TPM)
OPMERKING: Computers verzonden naar China beschikken niet over de TPM-functie.
OPMERKING: De TPM-functie wordt mogelijk niet in alle landen ondersteund.
OPMERKING: De TPM-functie ondersteunt codering alleen als het besturingssyteem TPM ondersteunt. Zie de
documentatie bij de TPM-software en de Help-bestanden die bij de software zijn geleverd voor meer informatie.
TPM is een op hardware-gebaseerde beveiligingsfunctie die gebruikt kan worden om
computergegenereerde coderingssleutels te maken en te beheren. Wanneer de TPM samen met
beveiligingssoftware wordt gebruikt, wordt de bestaande netwerk- en computerbeveiliging verbeterd door
functies in te schakelen zoals bestandsbeveiliging en e-mailbeveiliging. U schakelt de TPM-functie in via
een System Setup-optie.
KENNISGEVING: Volg de back-upprocedures in de handleiding Aan de slag voor Broadcom Secure Foundation
om de TPM-gegevens en de coderingssleutels te beveiligen. Indien deze back-ups onvolledig zijn, verloren gaan of
beschadigd raken, kan Dell niet helpen de gecodeerde gegevens te herstellen.
De TPM-functie inschakelen
1
De TPM-software inschakelen:
a
Start de computer opnieuw op en druk op <F2> tijdens de Power On Self Test (serie testen bij
inschakelen computer) om system setup te openen.
b
Selecteer
c
Selecteer onder
d
Druk op <Esc> om het installatieprogramma af te sluiten.
e
Klik op
2
Het TPM-installatieprogramma activeren:
a
Start de computer opnieuw op en druk op <F2> tijdens de Power On Self Test (Serie testen bij
inschakelen computer) om System Setup te openen.
b
Selecteer
c
Selecteer onder
Security
(Beveiliging)→
TPM Security
Opslaan/Afsluiten
Security
(Beveiliging)→
TPM Activation
TPM Security
(TPM-beveiliging) en druk op <Enter>.
(TPM-beveiliging) On (In).
indien dit wordt gevraagd.
TPM Activation
(TPM-activering) en druk op <Enter>.
(TPM-activering)
Activate
(Activering) en druk op <Enter>.
OPMERKING: U hoeft het programma slechts één keer te activeren.
76De computer beveiligen
Page 77
d
Als het proces voltooid is, wordt de computer automatisch opnieuw opgestart of wordt u gevraagd
deze opnieuw op te starten.
Beveiligingsbeheersoftware
De beveiligingsbeheersoftware is ontwikkeld voor het gebruik van vier verschillende functies waarmee
u de computer beveiligt:
•Aanmeldingsbeheer
•Verificatie voorafgaand aan het opstarten (met een vingerafdruklezer, smartcard of wachtwoord)
•Versleuteling
•Beheer persoonlijke gegevens
De beveiligingsbeheersoftware activeren
OPMERKING: U moet eerst de TPM inschakelen om de beveiligingsbeheersoftware volledig te laten functioneren.
1
Schakel de TPM-functie in (zie "De TPM-functie inschakelen" op pagina 76).
2
De beveiligingsbeheersoftware laden:
a
Zet de computer aan of start deze opnieuw op.
b
Wanneer het DELL™-logo verschijnt, drukt u direct op <F2>. Als u te lang wacht en het logo van
Windows verschijnt, moet u wachten totdat u het bureaublad van Windows ziet. Sluit de computer
vervolgens af en probeer het opnieuw.
c
Selecteer
pictogrammen te maken voor de software-onderdelen op het bureaublad van de computer.
d
Druk op <Esc> om het installatieprogramma af te sluiten.
e
Klik op
Wave EMBASSY Trust Suite
Opslaan/Afsluiten
indien dit wordt gevraagd.
in de vervolgkeuzelijst en druk op <Enter> om de
De beveiligingsbeheersoftware gebruiken
Zie de Handleiding Aan de slag van de software voor informatie over hoe u de software en de
verschillende beveiligingsfuncties moet gebruiken:
Klik op Start
→
Alle programma's→ Wave EMBASSY Trust Suite→ Handleiding Aan de slag.
Computeropsporingssoftware
Met computeropsporingssoftware kunt u de computer opsporen als deze kwijt of gestolen is. De software
is optioneel en kan worden aangeschaft bij de aankoop van een Dell™-computer. U kunt ook contact opnemen
met uw Dell-vertegenwoordiger voor informatie over deze beveiligingsfunctie.
OPMERKING: Computeropsporingssoftware is mogelijk niet in alle landen verkrijgbaar.
OPMERKING: Als u over de opsporingssoftware beschikt en uw computer is kwijt of gestolen, moet u contact
opnemen met het bedrijf dat de opsporingsservice biedt om melding te maken van de verloren computer.
De computer beveiligen77
Page 78
Als de computer kwijt of gestolen is
•Bel de politie om de kwijtgeraakte of gestolen computer te melden. Vergeet niet de code van het
serviceplaatje door te geven wanneer u een beschrijving geeft van de computer. Vraag of u een nummer
krijgt toegewezen en schrijf dit op, samen met de naam, het adres en telefoonnummer van het politiebureau.
Vraag indien mogelijk ook de naam van de agent die uw zaak behandelt.
OPMERKING: Als u weet waar de computer is kwijtgeraakt of gestolen, belt u het politiebureau van dat gebied.
Weet u dat niet, dan belt u het plaatselijke politiebureau.
•Als de computer eigendom is van een bedrijf, brengt u het beveiligingsbureau van het bedrijf op de hoogte.
•Neem ook contact op met de klantenservice van Dell om de verloren computer te melden. Geef de
code op het serviceplaatje van de computer door en de naam, het adres en het telefoonnummer van
het politiebureau waar u de verloren computer hebt gemeld. Geef indien mogelijk ook de naam van de
agent die uw zaak behandelt.
De klantenservice van Dell registreert uw melding onder de code van het serviceplaatje van de computer
en neemt de computer op als verloren of gestolen. Als iemand Dell belt voor technische ondersteuning
en de code van uw serviceplaatje opgeeft, wordt de computer automatisch als verloren of gestolen
geïdentificeerd. De vertegenwoordiger probeert dan het telefoonnummer en adres van de beller te krijgen.
Vervolgens zal Dell contact opnemen met het politiebureau waar u de verloren computer hebt gemeld.
78De computer beveiligen
Page 79
Problemen oplossen
OPMERKING: Zie Windows Help en ondersteuning voor informatie over het oplossen van problemen specifiek
voor het besturingssysteem Microsoft Windows Vista
®
.
Technische updateservice van Dell™
De technische updateservice van Dell geeft proactieve meldingen per e-mail van software- en
hardware-updates voor uw computer. Deze service is gratis en de inhoud, indeling en frequentie van
de meldingen kan worden aangepast.
U kunt zich aanmelden voor de technische updateservice van Dell door naar
support.dell.com/technicalupdate te gaan.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met
de procedures in dit gedeelte.
Wanneer u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) moet gebruiken
Als er zich een probleem voordoet met uw computer, moet u eerst de controles beschreven in "Vastlopen
en softwareproblemen" op pagina 93 doen en Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uitvoeren voordat
u contact opneemt met Dell voor technische ondersteuning.
U wordt aangeraden om deze procedures af te drukken voordat u begint.
KENNISGEVING: Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) werkt alleen op Dell™-computers.
OPMERKING: De Drivers and Utilities media zijn optioneel en mogelijk niet met uw computer meegeleverd.
Open het System Setup-programma (zie "System Setup-programma" op pagina 105), neem de
configuratiegegevens van de computer door en zorg dat het apparaat dat u wilt testen, in het
programma wordt weergegeven en actief is.
Start Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf uw vaste schijf of vanaf de optionele Drivers and Utilities media.
Problemen oplossen79
Page 80
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de vaste schijf
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) bevindt zich op een verborgen partitie op de vaste schijf.
OPMERKING: Als uw computer geen beeld op het scherm kan weergeven, moet u contact opnemen met Dell
(zie "Contact opnemen met Dell" op pagina 156).
1
Als de computer is aangesloten op een dockingstation, koppelt u het dockingstation los. Raadpleeg de
documentatie bij het dockingstation voor instructies voor het loskoppelen. Zorg dat de computer is
aangesloten op een stopcontact en goed werkt.
2
Zet de computer aan of start deze opnieuw op.
3
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) kan op twee manieren worden geopend:
•Wanneer het DELL™-logo verschijnt, drukt u direct op <F12>. Selecteer Diagnostics in het
opstartmenu en druk op <Enter>.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet u blijven
wachten tot het bureaublad van Microsoft
en probeert u het opnieuw.
OPMERKING: Zorg dat de computer volledig is uitgeschakeld, voordat u optie B probeert.
®
Windows® wordt weergegeven. Daarna sluit u de computer af
•Houd de toets <Fn> ingedrukt terwijl u de computer aanzet.
OPMERKING: Als een bericht wordt weergegeven dat er geen partitie met een diagnostisch hulpprogramma
is gevonden, voert u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit vanaf de Drivers and Utilities media.
De computer voert een systeemanalyse uit: een reeks begintests van het moederbord, het toetsenbord,
het computerscherm, het geheugen, de vaste schijf, etc.
•Beantwoord tijdens de analyse eventuele vragen die worden gesteld.
•Als er een fout wordt gedetecteerd, stopt de computer en wordt er een geluidssignaal afgeven.
Wanneer u met de analyse wilt stoppen en de computer opnieuw wilt opstarten, drukt u op <N>;
wilt u met de volgende test verdergaan, druk dan op <Y>; wilt u het onderdeel waar een fout
optrad, opnieuw testen, druk dan op <R>.
•Als er een fout wordt gedetecteerd tijdens de systeemanalyse, moet u de foutcode(s) opschrijven
en contact opnemen met Dell.
Als de systeemanalyse is voltooid, verschijnt het volgende bericht:
Utility Partition. Press any key to continue
Booting Dell Diagnostic
(Opstarten vanaf partitie met Dell-
diagnostiek; druk op een willekeurige toets om door te gaan).
4
Druk op een toets om Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) te starten vanaf de partitie met het diagnostische
hulpprogramma op de vaste schijf.
80Problemen oplossen
Page 81
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de Drivers and Utilities media
1
Plaats de
2
Zet de computer uit en start deze opnieuw op.
Wanneer het DELL-logo verschijnt, drukt u direct op <F12>.
Drivers and Utilities
media.
OPMERKING: ls u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem wordt weergegeven, moet u blijven
wachten tot het bureaublad van Microsoft
en probeert u het opnieuw.
OPMERKING: Met de volgende stappen wordt de opstartvolgorde slechts eenmalig gewijzigd. De volgende
keer zal de computer opstarten volgens de volgorde van apparaten die in het System Setup-programma is
aangegeven.
3
Wanneer de lijst met opstartbronnen verschijnt, markeert u het
Drive
en drukt u op <Enter>.
4
Selecteer de optie
Boot from CD-ROM
®
Windows® wordt weergegeven. Daarna sluit u de computer af
IDE CD-ROM DeviceCD/DVD/CD-RW
(Opstarten vanaf cd-rom) in het menu dat verschijnt en druk
op <Enter>.
5
Ty p 1 om te beginnen met het mediamenu en druk op <Enter> om verder te gaan.
6
Selecteer
32-bits Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek) uitvoeren in de genummerde lijst. Als er meerdere
versies worden aangegeven, moet u de versie selecteren die op uw computer van toepassing is.
7
Als het
Hoofdmenu
van Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) verschijnt, selecteert u de test die u wilt
uitvoeren.
Hoofdmenu Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
1
Nadat Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) is geladen en het scherm met het
klikt u op de knop voor de gewenste optie.
OptieFunctie
Express Test
(Snelle test)
Extended Test
(Uitgebreide test)
Custom Test
(Aangepaste test)
Symptom Tree
(Symptomenstructuur)
Hiermee wordt een snelle test uitgevoerd van apparaten.
Deze test neemt normaliter 10 tot 20 minuten in beslag
en vereist geen interactie van uw kant. Als u de Express Te st (Snelle test) eerst uitvoert, vergroot u de kans om
het probleem snel op te sporen.
Hiermee wordt een grondige controle van apparaten
uitgevoerd. Deze test neemt normaliter 1 uur of meer in
beslag. Zo nu en dan zult u vragen moeten beantwoorden.
Hiermee kunt u een bepaald apparaat testen. U kunt de
tests die u wilt uitvoeren, zelf aanpassen.
Geeft een overzicht van de problemen die het meest
voorkomen en stelt u in staat om een test te selecteren
op basis van de symptomen van het probleem dat
u ondervindt.
Hoofdmenu
wordt weergegeven,
Problemen oplossen81
Page 82
2
Als er tijdens een test een probleem wordt gedetecteerd, wordt er een bericht weergegeven met de
foutcode en een beschrijving van het probleem. Noteer de foutcode en de beschrijving van het probleem
en volg de instructies op het scherm.
Als u de foutconditie niet kunt oplossen, moet u contact opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op
pagina 151).
OPMERKING: Het servicelabel voor de computer bevindt zich boven aan elk testvenster. Als u contact
opneemt met Dell, zal de technische ondersteuning naar het servicelabel vragen.
3
Wanneer u een test uitvoert met de optie
Custom Test
(Aangepaste test) of
Symptom Tree
(Symptomenstructuur), kunt u voor meer informatie over de test op een van de tabbladen klikken die
in de volgende tabel worden beschreven.
TabbladFunctie
Results (Resultaten)Hier worden de resultaten van de test weergegeven,
samen met eventuele foutcondities die zijn aangetroffen.
Errors (Fouten)Geeft de aangetroffen foutcondities weer en een
beschrijving van het probleem.
HelpHier wordt de test beschreven en worden eventuele
vereisten voor het uitvoeren van de test vermeld.
Configuration
(Configuratie)
ParametersHiermee kunt u de test aanpassen door de
Hier wordt de hardwareconfiguratie beschreven voor het
geselecteerde apparaat.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) haalt
configuratiegegevens op voor alle apparaten uit System
Setup, het geheugen, verschillende interne tests en geeft
de informatie weer in de lijst met apparaten in het
linkervenster van het scherm. Mogelijk worden in het
apparaatoverzicht niet de namen van alle onderdelen
weergegeven die zijn geïnstalleerd in of aangesloten op
de computer.
testinstellingen te wijzigen.
4
Als de tests zijn voltooid en u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf de
hebt uitgevoerd, moet u deze verwijderen.
5
Wanneer de tests zijn voltooid, sluit u het testscherm om terug te keren naar het scherm met het
Hoofdmenu
scherm met het
. U sluit Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) af en start de computer opnieuw op door het
Hoofdmenu
82Problemen oplossen
te sluiten.
Drivers and Utilities
media
Page 83
Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) is op uw computer geïnstalleerd en u verkrijgt er toegang
toe via het pictogram Dell Support op de taakbalk of via de knop Start. Gebruik dit hulpprogramma voor
zelfhulpinformatie, software-updates en scans voor een gezonde computeromgeving.
Toegang verkrijgen tot de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
U verkrijgt toegang tot de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) via het pictogram Dell Support op
de taakbalk of via het menu Start.
Als het pictogram Dell Support niet op de taakbalk staat:
1
Klik op de knop
2
Klik op
3
Zorg ervoor dat de optie
OPMERKING: Als de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) niet in het menu Start staat, moet u naar
support.dell.com gaan en de software downloaden.
De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) is aangepast aan uw computeromgeving.
Als het pictogram Dell Support op de taakbalk anders werkt wanneer u er op klikt, moet u erop dubbelklikken
of met de rechtermuisknop erop klikken.
Dell Support
Op het pictogram Dell Support klikken
Klik met de linker- of rechtermuisknop op het pictogram om de volgende taken uit te voeren:
•Uw computeromgeving controleren
•De instellingen van de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) weergeven
•Het Help-bestand voor de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) openen
•Veelgestelde vragen bekijken
•Meer te weten komen over de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)
•De Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) uitschakelen
Start
en wijs naar
en wijs naar
Alle programma's
Dell Support Settings
Show icon on the taskbar
.
(Dell Support-instellingen).
(Pictogram op taakbalk weergeven) is ingeschakeld.
Op het pictogram Dell Support dubbelklikken.
Dubbelklik op het pictogram als u handmatig uw computeromgeving wilt controleren, veelgestelde
vragen wilt bekijken, het Help-bestand voor de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) wilt openen
en Dell Support-instellingen wilt weergeven.
Klik voor meer informatie over de Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma) op het vraagteken (?) boven
aan het Dell Support-venster.
Problemen oplossen83
Page 84
Problemen met stations
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
ORG ERVOOR DAT MICROSOFT
Z
Deze computer. Als de diskette, de cd- of het dvd-station niet wordt vermeld, moet u een volledige scan
uitvoeren met uw antivirussoftware om te controleren op virussen en deze te verwijderen. Virussen kunnen
soms ervoor zorgen dat Windows het station niet herkent.
TESTHETSTATION —
•Plaats een andere diskette, cd of dvd om de mogelijkheid uit te sluiten dat het oorspronkelijke exemplaar
defect is.
•Plaats een opstartbare diskette en start de computer opnieuw op.
MAAKHETSTATIONOFDESCHIJFSCHOON.
ORG ERVOOR DAT DE CD OP DE SPINDEL IN DE LADE IS VASTGEKLIKT.
Z
C
ONTROLEER DE KABELAANSLUITINGEN.
ONTROLEER OP HARDWARE-INCOMPATIBILITEIT.
C
V
OER DELL DIAGNOSTICS (DELL-DIAGNOSTIEK) UIT —
Problemen met het mediastation
OPMERKING: Trillingen bij mediastations met hoge snelheden zijn normaal en kunnen geluid produceren, wat niet
in hoeft te houden dat het station of het medium defect is.
®
WINDOWS® HETSTATIONHERKENT — Klik op de knop Start en daarna op
Zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79.
OPMERKING: Er worden in verschillende regio's wereldwijd verschillende schijfindelingen gebruikt. Daarom
werken niet alle dvd-titels in alle dvd-stations.
Problemen met schrijven naar een cd/dvd-rw-station
SLUITANDEREPROGRAMMA'S — Het cd/dvd-rw-station moet tijdens het schrijven een continue stroom
gegevens ontvangen. Als de stroom wordt onderbroken, treedt er een fout op. Probeer alle programma's
te sluiten voordat u naar de cd/dvd-rw schrijft.
op het trefwoord stand-by in Windows Help en ondersteuning for informatie over energiebeheermodi.
U opent Help en ondersteuning van Windows door te klikken op Start→ Help en ondersteuning.
KIESEENLAGERESCHRIJFSNELHEID — Zie de Help-bestanden van uw mediabrandsoftware.
84Problemen oplossen
Page 85
Als u de lade van het cd-, cd-rw-, dvd- of dvd+rw-station niet kunt uitwerpen
1
Zorg ervoor dat de computer uitstaat.
2
Maak een paperclip recht en steek het uiteinde in de uitwerpopening. Duw vervolgens stevig totdat de
lade gedeeltelijk wordt uitgeworpen.
3
Trek de lade voorzichtig naar buiten totdat deze niet meer verder kan.
Als u een vreemd schrapend of schurend geluid hoort
•Controleer of het geluid niet wordt veroorzaakt een het programma dat wordt uitgevoerd.
•Controleer of de diskette of schijf goed is geplaatst.
Problemen met de vaste schijf
LAATDECOMPUTERAFKOELENVOORDATU DEZEWEERAANZET — Een hete vaste schijf kan ervoor zorgen
dat het besturingssysteem niet start. Laat de computer afkoeken tot kamertemperatuur voordat u deze
weer aanzet.
VOER SCHIJFCONTROLERENUIT —
1
Klik op de knop
2
Klik met de rechtermuisknop op
3
Klik op
4
Klik op de tab
5
Klik onder
6
Klik op
7
Klik op
Eigenschappen
Beschadigde sectoren zoeken en repareren
Start
Start
en daarna op
Extra
.
Foutcontrole
.
.
op
Nu controleren
Deze computer
.
Lokaal station (C:)
.
.
.
E-mail-, modem- en internetproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
OPMERKING: Sluit de modem alleen aan op een analoge telefoonaansluiting. De modem werkt niet als deze
wordt aangesloten op een digitaal telefoonnet.
ONTROLEER DE BEVEILIGINGSINSTELLINGEN VAN MICROSOFT OUTLOOK
C
kunt openen:
Klik In Outlook Express op
1
2
Klik op
Geen bijlagen toestaan
Extra
, klik op
Opties
en klik daarna op
om het vinkje te verwijderen.
®
EXPRESS — Als u geen e-mailbijlagen
Beveiliging
.
Problemen oplossen85
Page 86
CONTROLEERDETELEFOONLIJNAANSLUITING.
C
ONTROLEER DE TELEFOONAANSLUITING.
LUIT HET MODEM RECHTSTREEKS AAN OP DE TELEFOONWANDAANSLUITING.
S
EBRUIK EEN ANDERE TELEFOONLIJN —
G
•Controleer of de telefoonlijn is aangesloten op de aansluiting op de modem. (Naast de aansluiting
bevindt zich een groen label of een pictogram in de vorm van een connector.)
•Zorg ervoor dat u een klik hoort wanneer u de telefoonlijnconnector in de modem steekt.
•Ontkoppel de telefoonlijn van de modem en sluit deze op een telefoon aan. Luister of er een kiestoon is.
•Als er andere telefoonapparaten zijn die de lijn gebruiken, zoals een fax, overspanningsbeveiliging of
een lijnsplitter, moet u deze omzeilen en de modem rechtstreeks op de telefoonwandaansluiting aansluiten.
Als u een lijn gebruikt die 3 m of langer is, moet u een kortere lijn uitproberen.
VOERHETDIAGNOSTISCHEHULPPROGRAMMAVOORMODEMSUIT — Klik op de knop Start, wijs naar Alle
programma's en klik op Modem Helper. Volg de instructies op het scherm om modemproblemen te
identificeren en op te lossen.
CONTROLEEROFDEMODEMCOMMUNICEERTMET WINDOWS —
1
Klik op de knop
2
Klik vervolgens op
3
Klik op
4
Klik op de tab
5
Klik op de COM-poort voor uw modem.
6
Klik op
Telefoon- en modemopties
Eigenschappen
Start
en daarna op
Configuratiescherm
Printers en andere hardware
.
Modems
.
, klik op de tab
.
.
Diagnostische gegevens
en klik daarna op
Instellingen opvragen
om te controleren of de modem communiceert met Windows.
Als alle opdrachten worden beantwoord, werkt de modem goed.
CONTROLEEROFU VERBINDINGHEBTMETINTERNET — Controleer of u een abonnement hebt genomen bij
een internetaanbieder. Open het e-mailprogramma Outlook Express en klik op Bestand. Als er een vinkje
staat naast Off line werken, moet u op het vinkje klikken om het te verwijderen en verbinding te maken
met internet. Neem voor hulp contact op met uw internetserviceaanbieder.
SCANDECOMPUTEROPSPYWARE — Als uw computer zeer traag is, vaak last heeft van pop-upadvertenties
of problemen met het opzetten van een internetverbinding, is uw computer mogelijk geïnfecteerd met
spyware. Gebruik een virusscanner met bescherming tegen spyware (mogelijk is voor uw programma een
upgrade nodig) om de computer te scannen en eventuele spyware te verwijderen. Ga voor meer informatie
naar support.dell.com en zoek op het trefwoord spyware.
86Problemen oplossen
Page 87
Foutberichten
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
Als het bericht niet wordt vermeld, raadpleegt u de documentatie bij het besturingssysteem of het programma
dat werd uitgevoerd toen het bericht verscheen.
AUXILIARYDEVICEFAILURE (FOUTINHULPAPPARAAT)—Er kan een fout zitten in de touchpad, de track
stick of de externe muis. Controleer bij een externe muis de kabelaansluiting. Schakel de optie Pointing
Device (aanwijsapparaat) in het System Setup-programma in. Als het probleem aanhoudt, moet u contact
opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
BADCOMMANDORFILENAME (ONJUISTEOPDRACHTOFBESTANDSNAAM)—Controleer of u de opdracht
correct hebt gespeld, spaties op de juiste plaats hebt gezet en de correct padnaam hebt gebruikt.
CACHEDISABLEDDUETOFAILURE (CACHEUITGESCHAKELDWEGENSFOUT)—Er is een fout opgetreden in de
primaire cache van de microprocessor. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
CD DRIVECONTROLLERFAILURE (FOUTINCONTROLLERVANCD-STATION)—De vaste schijf reageert niet
meer op opdrachten van de computer (zie "Dell Support Utility (Dell-hulpprogramma)" op pagina 83).
DATAERROR (GEGEVENSFOUT)—De vaste schijf kan de gegevens niet lezen (zie "Dell Support Utility
(Dell-hulpprogramma)" op pagina 83).
DECREASINGAVAILABLEMEMORY (AFNEMENDBESCHIKBAARGEHEUGEN)—Een of meer geheugenmodules
zijn defect of zitten niet goed vast. Plaats de geheugenmodules opnieuw en vervang ze indien nodig (zie
"Problemen met geheugen" op pagina 94).
DISK C: FAILEDINITIALIZATION (INITIALISATIESCHIJF C: MISLUKT)—De vaste schijf kon niet worden
geïnitialiseerd. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
DRIVENOTREADY (STATIONNIETGEREED)—Er moet een vaste schijf in het compartiment zitten om
verder te kunnen gaan. Monteer een vaste schijf in het vaste-schijfcompartiment (zie "Problemen met
stations" op pagina 84).
ERRORREADING PCMCIA CARD (FOUTBIJLEZENVAN PCMCIA-KAART)—De computer herkent de pc-
kaart niet. Steek de kaart opnieuw erin of probeer een andere kaart (zie "Een pc-kaart of ExpressCard
installeren" op pagina 68).
De hoeveelheid geheugen opgenomen in NVRAM komt niet overeen met de hoeveelheid geheugen die
in de computer is geïnstalleerd. Start de computer opnieuw op. Als de fout opnieuw optreedt, moet
u contact opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
THEFILEBEINGCOPIEDISTOOLARGEFORTHEDESTINATIONDRIVE (HETBESTANDDATWORDTGEKOPIEERD, IS
TE GROOT VOOR HET DOELSTATION)—Het bestand dat u wilt kopiëren, is te groot om op de schijf te
passen of de schijf is te vol. Probeer het bestand naar een andere schijf te kopiëren of gebruik een schijf
met een grotere capaciteit.
Problemen oplossen87
Page 88
A FILENAMECANNOTCONTAINANYOFTHEFOLLOWINGCHARACTERS (DEVOLGENDETEKENSMOGENNIET
VOORKOMEN IN EEN BESTANDSNAAM): \ / : * ? " < > | — Gebruik deze tekens niet in bestandsnamen.
GATE A20 FAILURE (FOUTINGATE A20) — Mogelijk zit er een geheugenmodule los. Plaats de
geheugenmodules opnieuw en vervang ze indien nodig (zie "Problemen met geheugen" op pagina 94).
GENERALFAILURE (ALGEMENEFOUT)—Het besturingssysteem kan de opdracht niet uitvoeren. Dit bericht
wordt gewoonlijk gevolgd door specifieke informatie, bijvoorbeeld, Papier is op. Voer de juiste actie uit.
herkent het stationstype niet. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf (zie "Problemen met de
vaste schijf" op pagina 85) en start de computer op vanaf een medium. Schakel daarna de computer weer
uit, plaats de vaste schijf terug en start de computer opnieuw op. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
HARD-DISKDRIVECONTROLLERFAILURE 0 (FOUTINCONTROLLERVASTE-SCHIJFSTATION 0) — De vaste schijf
reageert niet meer op opdrachten van de computer. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf
(zie "Problemen met de vaste schijf" op pagina 85) en start de computer op vanaf een medium. Schakel
daarna de computer weer uit, plaats de vaste schijf terug en start de computer opnieuw op. Als het
probleem aanhoudt, probeert u een ander station. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Delldiagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
HARD-DISKDRIVEFAILURE (STORINGINVASTE-SCHIJFSTATION)—De vaste schijf reageert niet meer op
opdrachten van de computer. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf (zie "Problemen met de
vaste schijf" op pagina 85) en start de computer op vanaf een medium. Schakel daarna de computer weer
uit, plaats de vaste schijf terug en start de computer opnieuw op. Als het probleem aanhoudt, probeert
u een ander station. Voer de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
HARD-DISKDRIVEREADFAILURE (FOUTBIJLEZENVANVASTE-SCHIJFSTATION)—Mogelijk is de vaste schijf
defect. Schakel de computer uit, verwijder de vaste schijf (zie "Problemen met de vaste schijf" op pagina 85)
en start de computer op vanaf een medium. Schakel daarna de computer weer uit, plaats de vaste schijf
terug en start de computer opnieuw op. Als het probleem aanhoudt, probeert u een ander station. Voer
de vaste-schijftests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)"
op pagina 79).
INSERTBOOTABLEMEDIA (PLAATSEENOPSTARTBAARMEDIUM)—Het besturingssysteem probeert op te
starten vanaf een niet-opstartbaar medium. Insert bootable media (plaats een opstartbaar medium).
INVALIDCONFIGURATIONINFORMATION-PLEASERUN SYS T E M SETUP PROGRAM (ONGELDIGE
CONFIGURATIEGEGEVENS - VOER HET SYS T E M SETUP- PROGRAMMA UIT)— De systeemconfiguratiegegevens
komen niet overeen met de hardwareconfiguratie. De grootste kans dat dit bericht wordt weergegeven, is
na het plaatsen van een geheugenmodule. Corrigeer de van toepassing zijnde opties in het System
Setup-programma (zie "System Setup-programma" op pagina 105).
KEYBOARDCLOCKLINEFAILURE (FOUTINKLOKLIJNTOETSENBORD)—Controleer bij een extern toetsenbord
de kabelaansluiting. Voer de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
(zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
88Problemen oplossen
Page 89
KEYBOARDCONTROLLERFAILURE (FOUTINKEYBOARDCONTROLLER)—Controleer bij een extern toetsenbord
de kabelaansluiting. Start de computer opnieuw op en raak tijdens het opstarten het toetsenbord en de
muis niet aan. Voer de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie "Dell
Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
KEYBOARDDATELINEFAILURE (FOUTINDATALIJNTOETSENBORD)—Controleer bij een extern toetsenbord
de kabelaansluiting. Voer de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
(zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
KEYBOARDSTUCKKEYFAILURE (TOETSENBORDTOETSZITVAST)—Controleer bij een extern toetsenbord of
-blok de kabelaansluiting. Start de computer opnieuw op en raak tijdens het opstarten het toetsenbord
en de toetsen niet aan. Voer de Stuck Key-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie "Dell
Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
ADRES, GELEZEN WAARDE VERWACHT WAARDE)—Mogelijk is er een geheugenmodule die defect is of niet
goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw en vervang ze indien nodig (zie "Problemen met geheugen"
op pagina 94).
MEMORYALLOCATIONERROR (GEHEUGENTOEWIJZINGSFOUT)—Er is een conflict tussen de software die
u wilt uitvoeren en het besturingssysteem of een ander programma of hulpprogramma. Schakel de computer
uit, wacht 30 seconden en start hem opnieuw op. Probeer het programma opnieuw uit te voeren. Als het
foutbericht nog steeds wordt weergegeven, moet u de documentatie bij de software raadplegen.
LOGICAFOUT GEHEUGEN IN ADRES, GELEZEN WAARDE VERWACHT WAARDE)—Mogelijk is er een
geheugenmodule die defect is of niet goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw (zie "Problemen
met geheugen" op pagina 94) en vervang ze indien nodig.
ADRES, GELEZEN WAARDE VERWACHT WAARDE)—Mogelijk is er een geheugenmodule die defect is of niet
goed vastzit. Plaats de geheugenmodules opnieuw (zie "Problemen met geheugen" op pagina 94) en
vervang ze indien nodig.
NO BOOTDEVICEAVAILABLE (GEENOPSTARTAPPARAATBESCHIKBAAR)—De computer kan de vaste schijf
niet vinden. Als de vaste schijf uw opstartapparaat is, moet u controleren of deze is gemonteerd, goed
vastzit en als opstartapparaat is gepartitioneerd.
NO BOOTSECTORONHARDDRIVE (GEENOPSTARTSECTOROPVASTESCHIJF)—Mogelijk is het
besturingssysteem beschadigd. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
Problemen oplossen89
Page 90
NO TIMERTICKINTERRUPT (GEENTIMERTIKONDERBREKING)—Mogelijk werkt een chip op de systeemkaart
niet goed. Voer de System Set-tests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
BRONNEN; SLUIT EEN AANTAL PROGRAMMA'S AF EN PROBEER HET OPNIEUW)—Er zijn te veel programma's
geopend. Sluit alle vensters en open het programma dat u wilt gebruiken.
OPERATINGSYSTEMNOTFOUND (BESTURINGSSYSTEEMNIETGEVONDEN)—Monteer de vaste schijf opnieuw
(zie "Problemen met stations" op pagina 84). Als het probleem aanhoudt, moet u contact opnemen met
Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
OPTIONAL ROM BADCHECKSUM (ONJUISTECONTROLESOMOPTIONELE ROM) — Blijkbaar zit er een fout in
de optionele ROM. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
A REQUIRED .DLL FILEWASNOTFOUND (EENVEREIST .DLL-BESTANDISNIETGEVONDEN)—Het programma
dat u wilt openen, mist een essentieel bestand. Verwijder het programma en installeer het opnieuw.
1
Klik op de knop Start en vervolgens op
2
Dubbelklik op
3
Selecteer het programma dat u wilt verwijderen.
4
Klik op
5
Raadpleeg de documentatie bij het programma voor installatie-instructies.
SECTORNOTFOUND (SECTORNIETGEVONDEN)—Het besturingssysteem kan geen sector op de vaste schijf
Software
Verwijderen
.
of
Wijzigen/Verwijderen
Configuratiescherm
.
en volg de instructies op het scherm.
vinden. Mogelijk is er een defecte sector of beschadigde FAT op de vaste schijf. Voer het Windowshulpprogramma voor foutcontrole uit om de bestandsstructuur op de vaste schijf te controleren. Open
Help en ondersteuning (klik hiervoor op Start→ Help en ondersteuning) voor instructies. Als een groot
aantal sectoren defect zijn, maakt u (indien mogelijk) een back-up van de gegevens en formatteert u de
vaste schijf opnieuw.
SEEKERROR (ZOEKFOUT)—Het besturingssysteem kan een bepaald spoor op de vaste schijf niet vinden.
SHUTDOWNFAILUREA (FSLUITFOUT)—Mogelijk werkt een chip op de systeemkaart niet goed. Voer de System
Set-tests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
TIME- OF-DAYCLOCKLOSTPOWER (DAGTIJDKLOKHEEFTGEENVOEDINGMEER)— Er zijn
systeemconfiguratie-instellingen beschadigd. Sluit de computer aan op een stopcontact om de batterij
op te laden. Als het probleem aanhoudt, moet u proberen de gegevens de herstellen door het System
Setup-programma te openen. Sluit het programma daarna direct af. Als het bericht opnieuw verschijnt,
moet u contact opnemen met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
TIME- OF-DAYCLOCKSTOPPED (DAGTIJDKLOKISGESTOPT)— Mogelijk moet de reservebatterij die de
systeemconfiguratie-instellingen ondersteunt, worden vervangen (zie "Knoopbatterij" op pagina 122).
Mogelijk werkt de toetsenbordcontroller niet goed of zit er een geheugenmodule los. Voer de System
Memory-tests en de Keyboard Controller-test uit in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) (zie "Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
X :\ IS NOT ACCESSIBLE. THE DEVICE IS NOT READY (X :\ IS NIET TOEGANKELIJK. HET APPARAAT IS NIET
GEREED)—Plaats een schijf in het station en probeer het opnieuw.
WARNING: BATTERYISCRITICALLYLOW (WAARSCHUWING: BATTERIJISBIJNALEEG)—De batterij is bijna
leeg. Plaats een volle batterij of sluit de computer op een stopcontact aan. Activeer anders de slaapstand
of schakel de computer uit.
Problemen met IEEE 1394-apparaten
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
ONTROLEER OF WINDOWS HET IEEE 1394-APPARAAT HERKENT —
C
1
Klik op de knop
2
Klik vervolgens op
Als uw IEEE 1394-apparaat wordt vermeld, herkent Windows het apparaat.
LS ER PROBLEMEN ZIJN MET EEN IEEE 1394-APPARAAT DAT NIET DOOR DELL IS GELEVERD —
A
Neem contact op met Dell (
Zorg ervoor dat het IEEE 1394-apparaat goed in de connector is gestoken.
zie "Hulp krijgen" op pagina 151)
of de fabrikant van het IEEE 1394-apparaat.
Toetsenbordproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
OPMERKING: Gebruik het geïntegreerde toetsenbord wanneer u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) of het
System Setup-programma uitvoert. Wanneer u een extern toetsenbord aansluit, blijft het geïntegreerde
toetsenbord volledig werken.
Problemen oplossen91
Page 92
Problemen met extern toetsenbord
OPMERKING: Wanneer u een extern toetsenbord aansluit, blijft het geïntegreerde toetsenbord volledig werken.
ONTROLEER DE TOETSENBORDKABEL — Sluit de computer af. Ontkoppel de toetsenbordkabel, controleer
C
deze op beschadigingen en sluit de kabel daarna goed aan.
Als u een toetsenbordverlengkabel gebruikt, moet u deze ontkoppelen en het toetsenbord rechtstreeks op
de computer aansluiten.
CONTROLEERHETEXTERNETOETSENBORD —
1
Schakel de computer uit, wacht 1 minuut en schakel hem weer in.
2
Controleer of de lampjes van de cijfers, hoofdletters en de scroll lock knipperen tijdens het opstarten.
3
Klik op het Windows-bureaublad op de knop
en klik op
4
Typ een paar tekens met het externe toetsenbord en controleer of ze op het scherm worden weergegeven.
Kladblok
.
Als u deze stappen niet kunt controleren, is uw externe toetsenbord mogelijk defect.
ALSU WILTCONTROLERENOFHETPROBLEEMAANHETEXTERNETOETSENBORDLIGT, MOET U HET GEÏNTEGREERDE
TOETSENBORD CONTROLEREN —
1
Sluit de computer af.
2
Maak het externe toetsenbord los.
3
Zet de computer aan.
4
Klik op het Windows-bureaublad op de knop
accessoires
5
Typ een paar tekens met het geïntegreerde toetsenbord en controleer of ze op het scherm worden
en klik op
Kladblok
.
weergegeven.
Als de tekens nu wel worden weergegeven, wat niet het geval was bij het externe toetsenbord, is mogelijk
uw externe toetsenbord defect. Neem contact op met Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
Start
Start
, wijs naar
, wijs naar
Alle Programma's
Alle Programma's
, wijs naar
, wijs naar
Bureau-accessoires
Bureau-
VOERDEDIAGNOSTISCHETESTSVOORHETTOETSENBORDUIT — Voer de PC-AT Compatible Keyboards-
tests in Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
Als uit de tests blijkt dat het externe toetsenbord defect is, moet u contact opnemen met Dell (zie "Hulp
krijgen" op pagina 151).
Onverwachte tekens
SCHAKELHETNUMERIEKETOETSENBLOKUIT — Druk op <Num Lk> om het numerieke toetsenblok uit te
schakelen als er cijfers in plaats van letters worden weergegeven. Controleer of het lampje van de cijfers
niet brandt.
92Problemen oplossen
Page 93
Vastlopen en softwareproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
KENNISGEVING: U loopt het risico gegevens te verliezen als u het besturingssysteem niet afsluit.
CHAKEL DE COMPUTER UIT — Als de computer niet reageert wanneer u op een toets op het toetsenbord
S
drukt of de muis beweegt, houdt u de aan/uit-knop minimaal 8 tot 10 seconden ingedrukt totdat de
computer wordt uitgeschakeld. Vervolgens start u de computer opnieuw op.
Een programma reageert niet meer of blijft crashen
OPMERKING: Bij software worden normaliter installatie-instructies geleverd in de vorm van een installatiehandleiding
of op een diskette of cd.
B
EËINDIG HET PROGRAMMA —
1
Druk tegelijkertijd op <Ctrl><Shift><Esc>.
2
Klik op
3
Klik op het programma dat niet meer reageert.
4
Klik op
RAADPLEEGDESOFTWAREDOCUMENTATIE — Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan
en installeert u het opnieuw.
Taakbeheer
.
Taak beëindigen
.
Er is een programma dat is ontwikkeld voor een eerdere versie van het Microsoft® Windows®besturingssysteem
VOERDEWIZARD PROGRAMMACOMPATIBILITEITUIT — De wizard Programmacompatibiliteit configureert
een programma op zodanige wijze dat het in een omgeving wordt uitgevoerd die lijkt op andere dan
Windows-besturingssysteemomgevingen.
Klik op
1
2
Start→
Volg de instructies op het scherm.
Alle programma's→ Bureau-accessoires→
Wizard Programmacompatibiliteit→ Volgende
Er verschijnt een blauw scherm
SCHAKELDECOMPUTERUIT — Als de computer niet reageert wanneer u op een toets op het toetsenbord
drukt of de muis beweegt, houdt u de aan/uit-knop minimaal 8 tot 10 seconden ingedrukt totdat de
computer wordt uitgeschakeld. Vervolgens start u de computer opnieuw op.
•Ga na of het programma compatibel is met het besturingssysteem dat op de computer is geïnstalleerd.
•Controleer of de computer voldoet aan de minimale hardwarevereisten voor de software. Raadpleeg de
softwaredocumentatie voor informatie.
•Controleer of het programma op juiste wijze is geïnstalleerd en geconfigureerd.
•Controleer of de stuurprogramma's voor het apparaat niet met het programma conflicteren.
•Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan en installeer u het opnieuw.
MAAKDIRECTEENRESERVEKOPIEVANUWBESTANDEN.
EBRUIK EEN VIRUSSCANNER OM DE VASTE SCHIJF, DISKETTES OF CD'S TE SCANNEN.
G
EWAAR EN SLUIT ALLE GEOPENDE BESTANDEN OF PROGRAMMA'S EN SLUIT DE COMPUTER AF VIA HET MENU Start.
B
S
CAN DE COMPUTER OP SPYWARE — Als uw computer zeer traag is, vaak last heeft van pop-upadvertenties
of problemen met het opzetten van een internetverbinding, is uw computer mogelijk geïnfecteerd met
spyware. Gebruik een virusscanner met bescherming tegen spyware (mogelijk is voor uw programma een
upgrade nodig) om de computer te scannen en eventuele spyware te verwijderen. Ga voor meer informatie
naar support.dell.com en zoek op het trefwoord spyware.
VOER DELL DIAGNOSTICS (DELL- DIAGNOSTIEK) UIT — Zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79.
Als alle tests met succes zijn afgewerkt, is de foutmelding het gevolg van een softwareprobleem.
Problemen met geheugen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
A
LS ER EEN BERICHT VERSCHIJNT DAT AANGEEFT DAT ER ONVOLDOENDE GEHEUGEN IS —
•Bewaar en sluit alle geopende bestanden of programma's die u niet gebruikt om erachter te komen of
daarmee het probleem is opgelost.
•Raadpleeg de documentatie bij de software voor de minimale geheugeneisen. Plaats indien nodig extra
geheugen (
zie "Problemen met geheugen" op pagina 94).
•Druk de geheugenmodules stevig vast om ervoor te zorgen dat de computer ermee kan communiceren
(zie "Problemen met geheugen" op pagina 94).
•Voer Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79).
94Problemen oplossen
Page 95
ALSERANDEREPROBLEMENMETHETGEHEUGENZIJN —
•Druk de geheugenmodules (zie "Problemen met geheugen" op pagina 94) stevig vast om ervoor te zorgen
dat de computer ermee kan communiceren.
•Zorg ervoor dat u de richtlijnen voor het plaatsen van geheugenmodules volgt (zie "Problemen met
geheugen" op pagina 94).
•Voer Dell Diagnostics
(Dell-diagnostiek) uit (zie "Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)" op pagina 79)
Netwerkproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
Algemeen
CONTROLEERDENETWERKKABELCONNECTOR — Controleer of de netwerkkabel stevig in de netwerkconnector
aan de achterkant van de computer en de netwerkconnector is gestoken.
CONTROLEERDENETWERKLAMPJESOPDENETWERKCONNECTOR — Als er geen lampje brandt, betekent dit
dat er geen netwerkcommunicatie is. Vervang de netwerkkabel.
ONTROLEER UW NETWERKINSTELLINGEN — Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die
uw netwerk heeft ingesteld om te controleren of uw netwerkinstellingen juist zijn en dat het netwerk
functioneert.
.
WLAN (Wireless Local Area Network)
Zie voor informatie voor het oplossen van problemen met draadloze LAN-netwerken "WLAN (Wireless
Local Area Network)" op pagina 52.
Mobiel Breedband (Wireless Wide Area Network)
OPMERKING: De gebruikshandleiding van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) vindt u via Help en ondersteuning. U opent Help en ondersteuning door te klikken op
→
Help en ondersteuning. U kunt de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
Start
breedbandkaarten) ook downloaden vanaf support.dell.com.
OPMERKING: Haal alle netwerkkabels uit de computer en schakel de WLAN-kaart uit. U schakelt de WLAN-kaart
→
uit door te klikken op Start
OPMERKING: Het -pictogram verschijnt op het Windows-bureaublad als er op de computer een Dell Mobile
Broadband Card is geïnstalleerd. Dubbelklik op het pictogram om het hulpprogramma te starten Wanneer het
programma is gestart, is het pictogram in het systeemvak zichtbaar.
CANNOTCONNECT (KANGEENVERBINDINGMAKEN)—De Dell Mobile Broadband Card moet geactiveerd
zijn op het netwerk om verbinding te kunnen maken. Wanneer de Dell Mobile Broadband Card Utility
(Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten) eenmaal is gestart, kunt u de muis op het -
pictogram op de taakbalk plaatsen om de status van de verbinding af te lezen. Als de status aangeeft dat
de mobiele breedbandkaart niet is geactiveerd, raadpleegt u "Activeer uw mobiele breedbandkaart" op
pagina 96 voor meer informatie. Als er problemen blijven bestaan, moet u contact opnemen met uw
mobiele breedbandaanbieder voor meer informatie over het dekkingsschema.
CONTROLEERUWMOBIELEBREEDBANDNETWERKSERVICE — Neem contact op met uw mobiele
breedbandaanbieder om na te gaan wat het dekkingsschema is en welke services er worden ondersteund.
CONTROLEERDESTATUSINDE DELL MOBILE BROADBAND CARD UTILITY (DELL-HULPPROGRAMMAVOOR
MOBIELE BREEDBANDKAARTEN)—Klik op het pictogram op het bureaublad om het hulpprogramma
te starten. Controleer de status in het hoofdvenster:
•
No card detected
(geen kaart gevonden) – Start de computer opnieuw op en start het
hulpprogramma opnieuw.
•
Radio Off
(radio uit) – Zorg ervoor dat de mobiele breedbandkaart is ingeschakeld door de status
ervan te bekijken in de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
breedbandkaarten). Is de kaart uitgeschakeld, dan schakelt u deze in door te klikken op de knop
Radio On
(radio inschakelen) op het hoofdscherm van de Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-
Tu r n
hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten).
•
Searching
(Zoeken) – De Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele
breedbandkaarten) heeft nog geen mobiel breedbandnetwerk gevonden. Als de zoekstatus aanhoudt,
moet u controleren of het signaal voldoende sterk is.
•
No service
(geen service) – De Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor
mobiele breedbandkaarten) kon geen mobiel breedbandnetwerk vinden. Controleer of het signaal
voldoende sterk is. Start het hulpprogramma Dell Wireless (Dell draadloos) opnieuw of neem contact
op met uw mobiele breedbandaanbieder.
•
Check your Mobile Broadband Network Service
(controleer uw mobiele
breedbandnetwerkservice) – Neem contact op met uw mobiele breedbandaanbieder om na te gaan wat
het dekkingsschema is en welke services er worden ondersteund.
ACTIVEERUWMOBIELEBREEDBANDKAART — Voordat u verbinding maakt met internet moet u de mobiele
breedbandservice activeren via uw mobiele internetaanbieder. Zie de gebruikshandleiding die beschikbaar
is via de Help en ondersteuning van Windows voor instructies en meer informatie over het gebruik van de
Dell Mobile Broadband Card Utility (Dell-hulpprogramma voor mobiele breedbandkaarten) (klik op
Start→ Help en ondersteuning). De gebruikshandleiding is ook beschikbaar op de Dell Support-website
op support.dell.com en op het medium dat met de mobiele breedbandkaart wordt meegeleverd als
u deze los van de computer hebt aangeschaft.
96Problemen oplossen
Page 97
Problemen met PC-kaarten
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
C
ONTROLEER DE KAART — Zorg ervoor dat de kaart goed in de connector is gestoken.
CONTROLEEROF WINDOWSDEKAARTHERKENT — Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen
op de Windows-taakbalk. Controleer of de kaart wordt vermeld.
ALSERPROBLEMENZIJNMETEEN EXPRESSCARDDIEDOOR DELLISGELEVERD — Neem contact op met Dell
(zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
ALSERPROBLEMENZIJNMETEENKAARTDIENIETDOOR DELLISGELEVERD — Neem contact op met de
fabrikant van de kaart.
Voedingsproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
C
ONTROLEER HET AAN/UIT-LAMPJE — Wanneer het aan/uit-lampje brandt of knippert, heeft de computer
voeding. Als het aan/uit-lampje knippert, staat de computer op stand-by; druk op de aan/uit-knop om de
stand-bymodus uit te schakelen. Als het lampje uit is, moet u op de aan/uit-knop drukken om de computer
aan te zetten.
LAADDEBATTERIJOP — Mogelijk is de batterij leeg.
1
Plaats de batterij terug.
2
Gebruik de netadapter om de computer aan te sluiten op een stopcontact.
3
Zet de computer aan.
OPMERKING: De werkingsduur van de batterij (de tijd gedurende welke de batterij stroom kan leveren) neemt
met de tijd af. Afhankelijk van de frequentie waarmee de batterij wordt gebruikt en de gebruiksomstandigheden
kan het zijn dat u tijdens de levensduur van de computer een nieuwe batterij moet aanschaffen.
ONTROLEER HET BATTERIJSTATUSLAMPJE — Als het batterijstatuslampje oranje knippert of continu oranje
C
is, is de batterij bijna of helemaal leeg. Steek de stekker van de computer in het stopcontact.
Als het batterijlampje afwisselend groen en oranje wordt, is de batterij te heet om opgeladen te kunnen
worden. Schakel de computer uit, haal de stekker van de computer uit het stopcontact en laat de batterij
en de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Als het batterijstatuslampje snel oranje knippert, is de batterij mogelijk defect. Neem contact op met
Dell (zie "Hulp krijgen" op pagina 151).
CONTROLEERDETEMPERATUURVANDEBATTERIJ — Als de temperatuur van de batterij lager is dan 0° C,
start de computer niet op.
Problemen oplossen97
Page 98
TESTHETSTOPCONTACT — Controleer of er stroom uit het stopcontact komt, door er een ander apparaat,
zoals een lamp, op aan te sluiten.
CONTROLEERDENETADAPTER — Controleer de aansluitingen van de netadapterkabel. Als er een lampje
op de netadapter zit, moet u controleren of dat brandt.
voedingsbeschermingsapparaten, contactdozen en de verlengkabel om te controleren of de computer aangaat.
HEFMOGELIJKEINTERFERENTIEOP — Schakel ventilatoren, tl-lampen, halogeenlampen en andere
apparaten in de buurt uit.
DE VOEDINGSEIGENSCHAPPENAANPASSEN — Zie "De energiebeheerinstellingen configureren" op pagina 37.
PLAATSDEGEHEUGENMODULESOPNIEUW — Als het aan/uit-lampje van de computer gaat branden, maar
het scherm leeg blijft, plaats dan de geheugenmodules opnieuw (zie "Problemen met geheugen" op pagina 94).
Zorgen voor voldoende voeding naar uw computer
Uw computer is ontworpen voor gebruik van een 65 W-netadapter of hoger.
Als u een netadapters gebruikt die minder krachtig zijn dan 65 W, krijgt u een
WARNING-bericht
(waarschuwingsbericht).
Voeding in gekoppelde toestand
Door het extra stroomverbruik wanneer een computer aan de Dell D/Dock is gekoppeld, is batterijstroom
alleen niet voldoende om normaal met de computer te kunnen werken. Zorg ervoor dat de netadapter op
de computer is aangesloten wanneer deze aan de Dell D/Dock is gekoppeld.
Koppelen terwijl de computer is ingeschakeld
Als u de computer op de Dell D/Dock of Dell D/Port aansluit terwijl de computer is ingeschakeld, wordt
de aanwezigheid van het koppelapparaat genegeerd totdat u de netadapter op de computer aansluit.
Verlies van netvoeding terwijl de computer gekoppeld is
Als uw computer netvoeding verliest terwijl deze aan de Dell D/Dock of Dell D/Port is gekoppeld,
schakelt deze direct over naar de lage-prestatiemodus.
98Problemen oplossen
Page 99
Printerproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
OPMERKING: Als u technische ondersteuning voor uw printer nodig hebt, moet u contact opnemen met de
printerfabrikant.
ONTROLEER OF DE PRINTER IS INGESCHAKELD.
C
C
ONTROLEER DE PRINTERKABELAANSLUITINGEN —
•Raadpleeg de documentatie bij de printer voor informatie over kabelaansluitingen.
•Controleer of de printerkabels goed zijn aangesloten op de printer en de computer.
TESTHETSTOPCONTACT — Controleer of er stroom uit het stopcontact komt, door er een ander apparaat,
zoals een lamp, op aan te sluiten.
CONTROLEEROF WINDOWSDEPRINTERHERKENT —
1
Klik op de knop
2
Klik op
Als de printer wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram.
3
Klik op
Reeds geïnstalleerde printers en faxprinters weergeven
Eigenschappen
instelling voor
printer voor dat de instelling voor
INSTALLEERHETPRINTERSTUURPROGRAMMAOPNIEUW — Raadpleeg de documentatie bij de printer voor
instructies.
Start
, klik op
Configuratiescherm
en klik daarna op
Printers en andere hardware
.
en klik daarna op de tab
Poorten
. Zorg er bij een parallele printer voor dat de
Afdrukken naar de volgende poort(en): LPT1 (Printerpoort)
Afdrukken naar de volgende poort(en): USB
.
is. Zorg er bij een USB-
is.
Scannerproblemen
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
OPMERKING: Als u technische ondersteuning voor uw scanner nodig hebt, moet u contact opnemen met de
scannerfabrikant.
R
AADPLEEG DE DOCUMENTATIE BIJ DE SCANNER — Raadpleeg de documentatie bij de scanner voor installatie-
en probleemoplossingsinformatie.
ONTGRENDELDESCANNER — Zorg ervoor dat uw scanner is ontgrendeld als deze voorzien is van een
•Raadpleeg de documentatie bij de scanner voor informatie over kabelaansluitingen.
•Controleer of de scannerkabels goed zijn aangesloten op de scanner en de computer.
CONTROLEEROF MICROSOFT WINDOWSDESCANNERHERKENT —
1
2
Klik op
Klik op
Start→
Configuratiescherm→
Scanners en camera's
Printers en andere hardware
.
.
Als uw scanner wordt vermeld, herkent Windows de scanner.
INSTALLEERHETSCANNERSTUURPROGRAMMAOPNIEUW — Raadpleeg de documentatie bij de scanner voor
instructies.
Problemen met geluid en luidsprekers
Vul de Diagnostics Checklist (zie "Diagnostische checklist" op pagina 155) in terwijl u deze controles
uitvoert.
WAARSCHUWING: Raadpleeg de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids voordat u begint met de
procedures in dit gedeelte.
Er komt geen geluid uit de geïntegreerde luidsprekers
STELDE WINDOWS-VOLUMEREGELINGBIJ — Dubbelklik op het luidsprekerpictogram in de rechteronderhoek
van het scherm. Controleer of het volume omhoog is bijgesteld en dat het geluid niet is gedempt. Stel de
volume-, bas- of hogetonenregelaars bij om vervorming ongedaan te maken.
PASHETVOLUMEAANMETDESNELTOETSENOPHETTOETSENBORD — Druk op <Fn><End> om de
ingebouwde luidsprekers uit te schakelen (te dempen) of opnieuw in te schakelen.
INSTALLEERHET (AUDIO)STUURPROGRAMMAOPNIEUW — Zie "Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren"
op pagina 110.
Er komt geen geluid uit de externe luidsprekers
CONTROLEEROFDESUBWOOFERENDELUIDSPREKERSZIJNINGESCHAKELD — Raadpleeg het
installatiediagram dat bij de luidsprekers is geleverd. Als uw luidsprekers zijn voorzien van volumeregelaars,
moet u het volume, de bastonen of de hoge tonen bijstellen om vervorming ongedaan te maken.
STELDE WINDOWS-VOLUMEREGELINGBIJ — Klik of dubbelklik op het luidsprekerpictogram in de
rechterbenedenhoek van het scherm. Controleer of het volume is ingeschakeld en het geluid niet wordt
gedempt.
MAAKDEHOOFDTELEFOONLOSVANDEHOOFDTELEFOONCONNECTOR — Het geluid uit de luidsprekers wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer er een hoofdtelefoon wordt aangesloten op de hoofdtelefoonconnector
in het frontpaneel van de computer.
TESTHETSTOPCONTACT — Controleer of er stroom uit het stopcontact komt, door er een ander apparaat,
zoals een lamp, op aan te sluiten.
100Problemen oplossen
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.