Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
•U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
•U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
Zie Software.
•Uw apparaat drukt tot 20 ppm van A4-formaat af en tot 21
ppm van Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
•De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden,
enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste
afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon
papier bevatten.
•Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen
kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
•Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie
Software.
•Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot, en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
•U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
•Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden (zie "Toebehoren" op pagina 88).
•Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
•U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/
2003/2008/Vista, evenals met Linux- en Macintoshsystemen.
•Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
•Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
•Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
•De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Tijd en geld besparen
•U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
•Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
•Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
2 |De functies van uw nieuwe laserproduct
De originelen scannen en direct verzenden
•In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
•Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van
een fax
•U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
•Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
Page 3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw
bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIESDell 2145cn
USB 2.0
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Vaste schijf (optioneel)O
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
( : aanwezig, O: optioneel)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
•Document is synoniem met origineel.
•Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIEBESCHRIJVINGVOORBEELD
VetWordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
OpgepastBiedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
VoetnootBiedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
apparaat.
van het apparaat.
mechanische schade of defecten.
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie.(Zie pagina 1 voor meer informatie)
Start
De datumnotatie kan verschillen
van land tot land.
Raak de groene onderzijde van
de tonercassette niet aan.
De functies van uw nieuwe laserproduct | 3
Page 4
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Online
gebruikershandleiding
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Dell-website
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar
te maken.
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende
besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
U vindt anderstalige gebruikershandleidingen in de map Manual op de cd-rom met printersoftware.
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
printereigenschappen.
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Dell, www.dell.com op support.dell.com.
Help
in het dialoogvenster met
4| De functies van uw nieuwe laserproduct
Page 5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
LET OP
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand
en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
Veiligheidsinformatie | 5
Page 6
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
•als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
•als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
•als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
•als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
•als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
•als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
a
zijn.
6| Veiligheidsinformatie
Page 7
inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
12
AAN DE SLAG
18
12 Overzicht van de printer
12Voorkant
12Achterkant
13 Overzicht van het bedieningspaneel
14 Informatie over de Status-LED
14 De status van de tonercassette bevestigen
15 Menu-overzicht
16 Meegeleverde software
16 Functies van de printerstuurprogramma’s
18 De hardware installeren
18 Een testpagina afdrukken
18 Het netwerk installeren
18Ondersteunde netwerkomgevingen
19Netwerkprotocol configureren via het apparaat
19Het programma SetIP gebruiken
19 Systeemvereisten
19Microsoft® Windows®
20Macintosh
20Linux
20 De software installeren
21 Basisinstellingen van het apparaat
21Hoogte-instelling
21De taal op het display wijzigen
22Datum en tijd instellen
22De kloknotatie wijzigen
22De standaardmodus wijzigen
22Geluiden instellen
23Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
23Gebruik van de energiebesparende modi
23Time-out van afdruktaak instellen
23Automatisch doorgaan
24Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
25
25 Originelen plaatsen
25Op de glasplaat van de scanner
25In de DADI
26 Afdrukmateriaal selecteren
27Specificaties van afdrukmateriaal
28Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
28Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
29 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
30 Papier plaatsen
30Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
30Papier plaatsen in de multifunctionele lade
31 De uitvoersteun instellen
31Voor papier van Letter-formaat
31Voor papier van A4- of Legal-formaat
32 Papierformaat en -type instellen
inhoud | 7
Page 8
inhoud
KOPIËREN
33
SCANNEN
38
33 De papierlade selecteren
33 Kopiëren
33 De instellingen per kopie wijzigen
33Tonerdichtheid
33Type origineel
33Verkleinde of vergrote kopie
34 De instellingen voor het scanformaat wijzigen
34 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
34 ID-kaart kopiëren
34 Speciale kopieerfuncties gebruiken
34Sorteren
352 of 4 pagina’s per vel kopiëren
35Poster kopiëren
35Klonen
35Achtergrond afbeeldingen wissen
36Boeken kopiëren
36Marge verschuiven
36Rand wissen
36Verbeterde kopieën met grijstinten
37 Dubbelzijdig afdrukken
37 Time-out voor kopiëren instellen
38 Basisinformatie over scannen
38 Scannen via het bedieningspaneel
38Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer.
38Scannen naar toepassingen
39 Scannen via het netwerk
39Voorbereiden om te scannen via het netwerk
41Naar e-mail scannen
41Naar een FTP-server scannen
41Naar een SMB-server scannen
41 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
42 De standaardscaninstellingen wijzigen
42 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
42 Een adresboek aanmaken
42Snelkiesnummers voor e-mail registreren
42Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
42Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
42Adresboekitems gebruiken
43Een item zoeken in het adresboek
43Adresboek afdrukken
43 Dubbelzijdig scannen
8 |inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
44
FAXEN
45
44 Een document afdrukken
44 Een afdruktaak annuleren
46Automatisch opnieuw kiezen
46Het laatste nummer opnieuw kiezen
46Faxen dubbelzijdig verzenden
46 Een fax ontvangen
46De papierlade selecteren
46Ontvangstmodus wijzigen
47Automatisch ontvangen in modus Fax
47Handmatig ontvangen in de modus Tel
47Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
47Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
47Faxen ontvangen via de modus DRPD
48Ontvangen in veilige ontvangstmodus
48Veilige ontvangstmodus inschakelen
48Faxen ontvangen in het geheugen
48 Andere manieren om een fax te verzenden
48Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
49Een uitgestelde fax verzenden
49Een fax met hoge prioriteit verzenden
49Faxen doorsturen
61Tonercassette bewaren
61Verwachte levensduur van de cassette
61Toner herverdelen
62 De tonercassette vervangen
63Het bericht Toner op wissen
63 De transportriem vervangen
inhoud | 9
Page 10
inhoud
64 Te onderhouden onderdelen
64Verbruiksartikelen controleren
65Het rubberen matje van de DADI vervangen
65 Het apparaat beheren via de website
65Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
65 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
66
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
88
66 Tips om papierstoringen te vermijden
66 Vastgelopen papier verwijderden
66Papierstoring in het invoergedeelte
67Papierstoring aan uitgang
67Papierstoring bij de roller
67 Vastgelopen papier verwijderen
68In het papierinvoergedeelte
68In de multifunctionele lade
70Rond de fixeereenheid
71In het papierinvoergedeelte
72In de optionele lade
73 Informatie over berichten op het display
77 Andere problemen oplossen
77Papierinvoer
78Afdrukproblemen
79Problemen met de afdrukkwaliteit
81Problemen met kopiëren
82Problemen met scannen
83Problemen met faxen
84Veelvoorkomende PostScript -problemen
84Veel voorkomende Windows -problemen
85Algemene Linux-problemen
87Veel voorkomende Macintosh-problemen
89 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
89 Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
89 Een geheugenmodule upgraden
89Een geheugenmodule installeren
90 De vaste schijf gebruiken
90De vaste schijf installeren
91Afdrukken met een optionele vaste schijf
92Best.beleid
93Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
94 Algemene specificaties
95 Specificaties van de printer
95 Specificaties van de scanner
95 Specificaties van het kopieerapparaat
96 Specificaties van de fax
Page 11
inhoud
BIJLAGE
97
VERKLARENDE WOORDENLIJST
98
INDEX
97 Beleid van Dell voor technische ondersteuning
97 Contact opnemen met Dell
97 Garantie- en teruggavebeleid
inhoud | 11
Page 12
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Overzicht van de printer
•Overzicht van het bedieningspaneel
•Informatie over de Status-LED
•De status van de tonercassette bevestigen
OVERZICHT VAN DE PRINTER
VoorkantAchterkant
•Menu-overzicht
•Meegeleverde software
•Functies van de printerstuurprogramma’s
Breedtegeleiders voor
1
documenten
DADI
2
Bedieningspaneel
3
Steun voor papieruitvoer
4
Voorklep
5
Handgreep op de voorklep
6
Handgreep voor
7
multifunctionele lade
Multifunctionele lade
8
Lade 1
9
Documentinvoerlade
10
Documentuitvoerlade
11
USB-geheugenpoort
12
Indicator papierniveau
13
Optionele lade 2
14
Multifunctionele lade met
15
geleiders
Tonercassette
16
Transportriem
17
Scannerdeksel
18
Vergrendelingsschakelaar
19
scanner
Glasplaat
20
Scanner
21
USB-poort
1
Netwerkpoort
2
15-pins aansluiting voor
3
optionele lade
Aansluiting telefoonlijn
4
Uitgang voor intern
5
telefoontoestel (EXT)
Greep
6
Stroomschakelaar
7
Aansluiting netsnoer
8
Klep moederbord
9
Achterklep
10
Kabelbinder
11
12 |Inleiding
Page 13
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Snelknoppen
1
Shift
2
3
Adresboek ()
4
Resolutie ()
Opnieuw/Pauze
5
()
6
Fax
()
7
Kopie
Scan/Email
8
Display
9
Toner colors
10
Menu ()
11
Linker/rechter
12
pijl
OK
13
14
15
16
()
Terug ()
Status ()
Tonersterkte ( )
()
()
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan
en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om
toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en emailadressen in het geheugen opslaan.
Hiermee kunt u de resolutie van het document voor
de huidige faxtaak aanpassen.
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in de
gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Activeert de faxmodus.
Activeert de kopieermodus.
Activeert de scanmodus.
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display. Zie
Status-LED met berichten over de tonercassettes op
pagina 14.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door
de beschikbare menu’s.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het
geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de
waarden.
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hier wordt de status van het apparaat weergegeven.
Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 14.
Hiermee kunt u de helderheid van het document voor
de huidige kopieertaak aanpassen.
Zie "Tonerdichtheid" op pagina 33.
Type origineel
h
17
()
Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor de
huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op
pagina 33.
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
Kopie ID ()
18
Verkleinen/
19
Vergroten ()
Duplex ( )
20
Y
X
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 34.
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het
origineel.
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken.
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een USB-
Via USB
21
afdrukken ()
geheugenapparaat afdrukken wanneer dat op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het
apparaat is aangesloten. Zie "Over USB-geheugen"
op pagina 54.
Hiermee kiest u een nummer of voert u
Cijfertoetsen
22
Hoorn op de haak
23
()
alfanumerieke tekens in. Zie "Letters en cijfers op het
toetsenblok" op pagina 23.
Hiermee opent u de telefoonlijn.
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
Stoppen/Wissen
24
()
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
25
Kleur Start ()
26
Zwart Start ()
Start een taak in de kleurmodus.
Start een taak in de zwart-witmodus.
•Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
•Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding | 13
Page 14
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status
apparaat weer.
STATUSBESCHRIJVING
Uit•Het apparaat is uitgeschakeld.
()
-LED geeft de huidige status van het
•Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status
LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden
vervangen, licht de Status
display weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het
bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet
worden.
Voorbeeld:
()
-LED rood op en wordt het bericht op het
()
-
GroenKnippert•Wanneer het groene lampje langzaam knippert,
Aan•Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
RoodKnippert•Er is een kleine storing opgetreden en het
Aan
ontvangt de printer gegevens van de computer.
•Wanneer het groene lampje snel knippert, is de
printer bezig met afdrukken.
gebruik.
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73 om het probleem op te
lossen.
•De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette, zie "Verbruiksartikelen en
toebehoren bestellen" op pagina 88. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen. Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 62.
•Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor
het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een
papierstoring, een geopende klep of geen papier
in de lade). Controleer het bericht op het display
en raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73 om het probleem op te
lossen.
•De tonercassette is leeg of moet worden
vervangen. Zie "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73.
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de
tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht
op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt
oplossen. Zie pagina 73 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt.
Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 voor meer
informatie.
14 |Inleiding
Page 15
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu
menu’s. Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
Exemplaren
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijst
PCL-lettertyp.
PS3-let.lijst
Opgesl. taak
Taak voltooid
Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Ws tr bijna op
USB-geheugen
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mail
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Menu Formulier
Form. select.
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
En.sprst. scan
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
()
om toegang te krijgen tot deze
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
SMB
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen
E-mail
FTP
SMB
Transm.rapport
Inleiding| 15
Page 16
MEEGELEVERDE SOFTWARE
U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde
cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. De cd bevat de volgende software.
Cd
Cd met
printersoftware
Windows•
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description (PPD)bestand
bedoeld voor het afdrukken van
documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in de PS-taal.
•
Scannerstuurprogramma
scannen van documenten zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image
Acquisition) beschikbaar.
•Dell Scanbeheer: U kunt informatie
bekijken over het Dell Scanbeheerprogramma en de status van het
geïnstalleerde scanstuurprogramma.
•Dell-tonerbeheersysteem
wordt de status van de printer en de naam
van de opdracht weergegeven wanneer u
een opdracht verzendt om af te drukken.
In het venster Dell-
tonerbeheersysteem
niveau van de resterende toner
weergegeven en kunt u nieuwe
tonercartridges bestellen.
•
Printerstatusmonitor
geeft de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
•
SmarThru Officea: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor
uw multifunctionele apparaat.
•
Hulpprogramma Printerinstellingen
dit programma kunt u de andere opties van
de printer instellen vanaf het bureaublad van
uw computer.
•
Hulpprogramma voor het updaten van
de
van het apparaat bijwerken.
•
SetIP
adressen van uw apparaat instellen.
INHOUD
: gebruik dit
: het PostScript-stuurprogramma is
: voor het
TM
: Hiermee
TM
wordt ook het
: dit programma
: Met
: Met dit programma kunt u de firmware
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
Cd
Cd met
printersoftware
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere
beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe
Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde
SmarThru-programma voor meer informatie.
Macintosh•
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description (PPD)bestand
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Macintosh-computer.
•
Scannerstuurprogramma
stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
•
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens
andre indstillinger fra computerens
skrivebord.
INHOUD
: gebruik dit
: voor het bedienen van het
: TWAIN-
: Med
FUNCTIES VAN
DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
•Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
•Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die
door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
FUNCTIEWINDOWSLINUXMACINTOSH
KleurmodusOO O
Optie printerkwaliteitOO O
Poster afdrukkenOX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
Afdruk aan pagina
aanpassen
OO (2, 4)O
OX
O
a
16 | Inleiding
Linux•
PostScript Printer Description (PPD)bestand
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Linux-computer.
•
SANE
van documenten.
•
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens
andre indstillinger fra computerens
skrivebord.
: voor het bedienen van het
: stuurprogramma voor het scannen
: Med
Afdrukken op schaalOX O
Andere lade voor eerste
pagina
WatermerkOX X
OverlayOX X
DubbelzijdigOX O
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
OX O
Page 17
PostScript-stuurprogramma
FUNCTIEWINDOWSLINUXMACINTOSH
KleurmodusOO O
Optie printerkwaliteitOO O
Poster afdrukkenXX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
Afdruk aan pagina
aanpassen
Afdrukken op schaalOX O
OO (2, 4)O
OX
O
a
Andere lade voor eerste
pagina
WatermerkXX X
OverlayXX X
DubbelzijdigOX O
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
XX O
Inleiding | 17
Page 18
aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•De hardware installeren
•Een testpagina afdrukken
•Het netwerk installeren
•Systeemvereisten
•De software installeren
•Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier (zie "Papier plaatsen" op pagina 30).
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie
"Hoogte-instelling" op pagina 21 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer
dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
18 |Aan de slag
ITEMVEREISTEN
Netwerkinterface•Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem
Netwerkprotocollen•TCP/IP op Windows
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw
besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma
stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor
Linux.
•Windows 2000/XP/2003/2008/Vista
•Diverse Linux-besturingssystemen
•Mac OS X 10.3 ~ 10.5
•IPP
•SNMP
•DHCP
•BOOTP
Page 19
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu
van het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijllinks/rechts om tussen de bytes te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IPparameters: subnetmasker en gateway-adres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
•
Embedded Web Service
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
•
SetIP
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol.
()
op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel
: een in de netwerkafdrukserver
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Als u het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart hebt ingevoerd, klikt u op
Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGS
-SYSTEEM
Windows 2000
Windows XPPentium III 933 MHz
Windows
Server 2003
Windows
Server 2008
Windows VistaPentium IV 3 GHz512 MB
®
Windows
Intel® Pentinum® II 400
MHz (Pentium III 933
MHz)
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
®
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSORRAM
64 MB
(128 MB)
128 MB
(256 MB)
128 MB
(512 MB)
512 MB
(2.048 MB)
(1.024 MB)
VRIJE HDD-
RUIMTE
600 MB
1,5 GB
1,25 GB tot
2GB
10 GB
15 GB
Het programma SetIP gebruiken
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
•U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als uw printer met
een netwerk is verbonden.
•De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het netwerkconfiguratierapport uit om te weten wat het MAC-adres
van uw printer is. Zie "Printing reports" op pagina 55.
2. In het menu Start in Windows selecteert u Alle programma's→ Dell →
Dell-printers →
Laser MFP
3. Klik op om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
Dell 2145cn Color Laser MFP → Dell 2145cn Color
→
Set IP.
•Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
•
Alleen gebruikers met beheerdersrechten kunnen software
installeren.
•128 MB voor
een MAC op
basis van
PowerPC
(512 MB)
•512 MB voor
een MAC op
basis van Intel
(1 GB)
512 MB (1 GB)1 GB
VRIJE
HDD-
RUIMTE
1 GB
DE SOFTWARE INSTALLEREN
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
•De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
•De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De procedure die u moet volgen en het popupvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen
afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of
de interface die wordt gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 18). Sluit alle toepassingen
op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op
Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van
het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start
Bureau-accessories
4. Klik op Volgende.
→
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
→
Alle programma's →
ProcessorPentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte1GB (1GB)
SoftwareLinux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
•U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om
met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
•Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt
de maximale optische resolutie.
20 | Aan de slag
•Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
Page 21
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
•Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om
uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan
het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres
voor het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af (zie "Rapporten afdrukken"
op pagina 57).
•Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af
(zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
7. Klik op Voltooien.
•Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
•Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de taalversie van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van
Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat
worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt
gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het
papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1 Normaal
2 Hoog 3
3 Hoog 2
0
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Klik op Start
2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk
van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Instelling
in de keuzelijst en klik op Apply.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm Embedded Web Service automatisch. Klik op Machine Settings
de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
→
Alle programma's → DELL →
→
→
Setup (of Machine Setup) → Altitude. Selecteer
→
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
4 Hoog 3
Dell-printers
→Dell
Aan de slag | 21
Page 22
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer
het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te
plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop *
of # of een willekeurige cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in
de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus
afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
•Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets
wordt ingedrukt.
•Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan staat,
optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
•Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via
de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze
optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker
aan tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van Hoorn op de haak
()
.
•Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op Hoorn op de haak
luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stoppen/Wissen
te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als
de telefoonlijn is aangesloten.
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
()
. U hoort een kiestoon uit de
()
om de wijziging op te slaan en terug
22 |Aan de slag
Page 23
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam
van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of
e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende
namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u
de cursor door op de rechter
de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het
volgende teken verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETSTOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
11Spatie
2ABCab c 2
3DEFdef 3
pijltoets te drukken en vervolgens op
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door
uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat
gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt
u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start,
gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de
om terug te keren naar de
4GHI ghi 4
5JKLj kl 5
6MNOmno6
7PQRSpqr s7
8TUVt uv 8
9WXYZwxyz9
0+-,.‘/*#&@0
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt,
drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
()
Om een pauze in te voegen, drukt u op Opnieuw/Pauze
invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken "-".
tijdens het
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt
bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Aan de slag | 23
Page 24
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het
bedieningspaneel op Zwart Start
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
()
of op Kleur Start
om terug te keren naar de
()
drukt.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Klik op Start → Alle programma's → DELL →
2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk
van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Emulatie.
4. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
5. Klik op Instelling.
6. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
7. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
•Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
•Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
•Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
•Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
•OCR: OCR-A, OCR-B
→
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Dell-printers
→ Dell
24 |Aan de slag
Page 25
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Originelen plaatsen
•Afdrukmateriaal selecteren
•Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
•Papier plaatsen
•De uitvoersteun instellen
•Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op
de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische
documentinvoer).
Dell 2145cn is voorzien van de DADI-functie. Hiermee kunt u beide
zijden van het origineel tegelijkertijd scannen. Zie "Dubbelzijdig
scannen" op pagina 43.
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van
de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
•Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
•Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
•Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
In de DADI
In de DADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m2 voor één taak
plaatsen.
Als u de DADI gebruikt:
•Plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter dan 216 x
356 mm.
•Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
•Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
•Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
•Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
•Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 25
Page 26
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
•slechte afdrukkwaliteit,
•vastlopen van het papier,
•versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
•Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
•Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
•Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
•Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
•Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover Dell geen controle
heeft.
•Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal
aanschaft, of
gebruikershandleiding staan vermeld.
het voldoet aan de vereisten die in deze
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de
afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Dell.
26 |Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Page 27
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPEFORMAATAFMETINGEN
Normaal papierLetter216 x 279 mm
Legal216 x 356 mm
US Folio216 x 330 mm
A4210 x 297 mm
Oficio216 x 343 mm
JIS B5182 x 257 mm
ISO B5176 x 250 mm
Executive184 x 267 mm
A5148 x 210 mm
Statement140 x 216 mm
A6105 x 148 mm
EnveloppenMonarch-enveloppen98 x 191 mm
Envelop63/492 x 165mm
Envelop nr. 10105 x 241 mm
Envelop nr. 998 x 225 mm
GEWICHT
•60 tot 105 g/m
voor de papierlade
•60 tot 163 g/m
voor de papierlade
•60 tot 105 g/m
voor de papierlade
•60 tot 163 g/m
voor de papierlade
75 tot 105 g/m
2
a
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
CAPACITEIT
•250 vel 75 g/m
2
voor de lade
•100 vel van 75 g/m
b
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
•500 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de optionele lade
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
•150 vel 75 g/m
voor de lade
•100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
bankpostpapier10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop DL110 x 220 mm
Envelop C5162 x 229 mm
Envelop C6114 x 162 mm
EtikettenLetter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
120 tot 150 g/m2 bankpostpapier10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
KaartenLetter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
90 tot 163 g/m
2
bankpostpapier10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
Minimaal formaat (aangepast)76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast)216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 27
Page 28
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
MODUSFORMAATINVOER
KopieermodusLetter, A4, Legal, Oficio,
AfdrukmodusHet apparaat ondersteunt
FaxmodusLetter, A4, Legal•lade 1
Dubbelzijdig
afdrukken
a. Alleen 75 tot 105 g/m2 bankpostpapier.
a
Folio, Executive, JIS B5,
A5, A6
alle formaten
Letter, A4, Legal, Folio,
Oficio
•lade1
•optionele lade 2
•multifunctionele lade
•lade1
•optionele lade 2
•multifunctionele lade
•optionele lade 2
•lade1
•optionele lade 2
•multifunctionele lade
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
SOORT
MATERIAAL
Enveloppen
•Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd
bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm
omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
•Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
•Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
•Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
•Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
•Controleer of de naad aan beide uiteinden van
de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
RICHTLIJNEN
2
bedragen, anders kan
28 |Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
•Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer
dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een
kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde
compatibel is met de fixeertemperatuur van het
apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 95).
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
•Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
•Druk niet af op de plaats waar de naden van
de envelop samenkomen.
Page 29
SOORT
MATERIAAL
Etiketten•Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 94).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen
de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
•Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
•Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
•Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
RICHTLIJNEN
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN
DE PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u
de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor
zou het papier kunnen gaan buigen.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Voorbedrukt
papier
•Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
•Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
•Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
•De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
•Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
•Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 29
Page 30
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
•Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
•Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen
er papierstoringen optreden.
PAPIER PLAATSEN
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vel papier van 75 g/m
U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen (zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88).
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het
apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet
onder de garantie of serviceovereenkomsten van Dell.
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de
afdrukmedia aan die u wilt laden.
2. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar boven.
2
gewoon bankpostpapier bevatten.
Papier plaatsen in de multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
•Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in
de multifunctionele lade.
•Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
•Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en
met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele
lade worden geplaatst.
•Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties.
Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot
de afdrukkwaliteit (zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26).
•Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak,
voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
1 Vol
2 Leeg
3. Stel in de softwaretoepassing de papierinvoer en -soort in wanneer u
een document wilt afdrukken. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
•Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het
papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
•U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar
de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten
aanzien van de afdrukkwaliteit.
30 |Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het papier in de lade.
•Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met
de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
•Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier
uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Page 31
3. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
DE UITVOERSTEUN INSTELLEN
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden.
Om te garanderen dat de uitvoersteun de pagina’s correct uitlijnt, moet u de
uitvoersteun uittrekken volgens het papierformaat.
1 Steun voor
papieruitvoer
2 Extensie
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen
in acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
•Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor
de postzegel linksboven.
•Etiketten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
•Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en
de bovenzijde in de richting van het apparaat.
•Kaarten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
•Eerder afgedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
4. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie Software voor afdrukken
via de pc.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven,
krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
5. Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade.
•Als de uitvoersteun niet juist is ingesteld, kunnen de afgedrukte
pagina’s niet goed uitgelijnd worden of eraf vallen.
•Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de buurt.
Voor papier van Letter-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door LTR zoals
weergegeven en vouw de extensie open.
Voor papier van A4- of Legal-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door A4, LGL
zoals weergegeven en vouw de extensie open.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 31
Page 32
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat
en -type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf
een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Terug
7. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te gaan naar een hoger niveau.
()
om terug te keren naar de
32 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Page 33
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•De papierlade selecteren
•Kopiëren
•De instellingen per kopie wijzigen
•De instellingen voor het scanformaat wijzigen
•De standaardkopieerinstellingen wijzigen
•ID-kaart kopiëren
•Speciale kopieerfuncties gebruiken
•Dubbelzijdig afdrukken
•Time-out voor kopiëren instellen
DE PAPIERLADE SELECTEREN
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die
u voor het kopiëren wilt gebruiken.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
KOPIËREN
1. Druk op Kopie.
Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
origineel. Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 33.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie "IDkaart kopiëren" op pagina 34.
5. Druk op Kleur Start
Of druk op Zwart Start
beginnen.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stoppen/Wissen
()
om met het kopiëren in kleur te beginnen.
()
om met het kopiëren in zwart-wit te
()
om het kopiëren te stoppen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat
u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van
de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per
kopie wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/Wissen
()
drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt
ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld.
Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen
sowieso automatisch hersteld.
Tonerdichtheid
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Druk op Tonersterkte
De volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
•Lichtste: geschikt voor donkerdere originelen.
•Licht: geschikt voor donkere originelen.
•Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
•Donker: geschikt voor lichte originelen.
•Donkerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke
potloodaantekeningen.
Type origineel
De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
Om het soort document te selecteren, drukt u op
volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
•Tekst: gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
•Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
•Magazine: gebruik deze optie voor tijdschriften.
()
om de helderheid van de kopie aan te passen.
Type origineel ()
h
. De
Verkleinde of vergrote kopie
Met de knop Verkleinen/Vergroten
gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten wanneer
u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert. Documenten die u
kopieert vanuit de DADI kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
()
kunt u het formaat van een
Kopiëren | 33
Page 34
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
zoominstellingen:
1. Druk op Verkleinen/Vergroten
2. Druk op Verkleinen/Vergroten
gewenste formaat verschijnt en druk vervolgens op OK.
()
.
()
of op de pijltoetsen tot het
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Verkleinen/Vergroten
2. Druk op Verkleinen/Vergroten
Aangepast verschijnt en druk op OK.
3. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
()
.
()
of op de pijltoetsen tot
DE INSTELLINGEN VOOR HET SCANFORMAAT
WIJZIGEN
U kunt het scanformaat aanpassen aan het origineel. Als u bijvoorbeeld een
A4-origineel scant en het scanformaat instelt op A5, scant het apparaat
alleen het gebied dat binnen de afmetingen van het A5-formaat valt (148 x
210 mm). Wij raden aan het juiste scanformaat voor het origineel in te
stellen.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Scanformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Na gebruik van deze optie keert het apparaat automatisch terug naar
de standaardinstelling.
()
tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor
bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
()
tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/Wissen
de standaardinstellingen hersteld.
()
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en
()
om terug te keren naar de
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste
helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft,
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name
handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie ID
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het
display.
4. Druk op Kleur Start
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen.
Op het display wordt Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Til het deksel van de scanner op en draai het origineel om.
Als u op Stoppen/Wissen
ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt,
annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de
gereedmodus.
6. Druk op Kleur Start
Of druk op Zwart Start
beginnen.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op
seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de
kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
Stoppen/Wissen ()
()
.
()
of op
Zwart Start ()
()
drukt of als er gedurende
()
om met het kopiëren in kleur te beginnen.
()
om met het kopiëren in zwart-wit te
drukt of als er gedurende ongeveer 30
.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u
eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens
een tweede volledige kopie.
34 |Kopiëren
Page 35
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat
met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenblok.
4.
Druk op
onderste regel van het display en druk vervolgens op
5. Druk op OK als Kopieen sort. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
•Ja-Kleur: kleurenkopieën
•Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het
tweede.
Menu ()
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
OK
.
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI of plaats een enkel origineel op
de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te
selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
•Ja-Kleur: kleurenkopieën
•Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkleinen/
Vergroten
ingeschakeld.
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
()
wanneer de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren, is
12
12
34
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
()
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus
te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
•Ja-Kleur: kleurenkopieën
•Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
tot Kopieerfunctie verschijnt op
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
•Ja-Kleur: kleurenkopieën
•Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkleinen/
Vergroten
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
()
als de functie Klonen is ingeschakeld.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Kopiëren | 35
Page 36
3. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: optimaliseert de achtergrond.
•Versterk.nv.1~2:
•Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is.
()
om terug te keren naar de
Boeken kopiëren
Met de functie Boek kopieren kunt u een geheel boek kopiëren. Als het
boek te dik is, opent u het deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en
sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat
u tijdens het kopiëren het deksel open.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
()
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Linkerpagina: gebruik deze optie om de linkerpagina van het boek
•Rechterpagina: gebruik deze optie om de rechterpagina van het
•Beide pagina’s: gebruik deze optie om beide pagina’s van het boek
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
•Ja-Kleur: kleurenkopieën
•Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
OK
als Boek kopieren verschijnt.
af te drukken.
boek af te drukken.
af te drukken.
tot Kopieerfunctie verschijnt op
Marge verschuiven
Met de functie Marge versch. kunt u een bindmarge maken voor het
document. Het beeld kan op de pagina naar boven of naar onderen worden
bijgesteld en/of naar links of naar rechts worden verschoven.
Afhankelijk van de installatie is de functie
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI
Aut. centreren: Glasplaat
-
- Aangep. marge: Glasplaat, DADI
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat
met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
onderste regel van het display en druk vervolgens op
Menu ()
tot
Kopieerfunctie
Marge versch.
.
verschijnt op de
OK
zowel te
.
4. Druk op OK als Marge versch. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: deze functie is uitgeschakeld.
•Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in het midden van het
papier kopiëren.
•Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, boven- en ondermarge
in met behulp van het numerieke toetsenblok.
6. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de
Rand wissen
Met de functie Rand wissen kunt u vlekken, perforatiegaten, vouwen en
nietafdrukken wissen langs een van de vier randen van een document.
Afhankelijk van de installatie is de functie
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI
Klein orig.: Glasplaat
-
- Perforeren: Glasplaat, DADI
- Boek midden: Glasplaat
- Rand wissen: Glasplaat, DADI
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat
met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
onderste regel van het display en druk vervolgens op
4. Druk op OK als Geen schaduwr. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: de bindoptie wordt niet ingesteld.
•Klein orig.: hiermee wordt de rand van het origineel gewist, als het
•Perforeren: hiermee worden de afdrukken van boekbindgaatjes
•Boek midden: hiermee wordt het middelste gedeelte van het papier
•Rand wissen: hiermee wordt een bepaald gedeelte van de rand
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Menu ()
klein is.
gewist.
gewist, als dit een zwarte horizontale baan is wanneer u een boek
kopieert.
van de afdruk gewist.
tot
Kopieerfunctie
()
om terug te keren naar de
Geen schaduwr.
.
verschijnt op de
OK
zowel te
.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen
voor een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor
kopiëren met grijstinten.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
36 |Kopiëren
Page 37
4. Druk op OK als Grijst. verb. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN
Met de Duplex
documenten dubbelzijdig worden afdrukt.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Duplex
3. Druk op left/right arrow tot de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit:kopieert in normale modus.
•1->2Kor. zij: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
•1->2Lan. zij.: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
()
-knop op het apparaat kunt het apparaat zo instellen dat
Y
X
()
.
Y
X
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat
de standaardinstellingen worden hersteld, wanneer u niet direct na het
aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met
kopiëren.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Zwart Start
met het kopiëren te beginnen, of op Stoppen/Wissen
kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
of Kleur Start
()
()
()
om terug te keren naar de
drukt om
om het
•2->1 zijde: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op beide
zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die
exact overeenkomt met de originelen.
•2->2 zijden: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op
beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen.
•2->1zijd ROT2: kopieert beide zijden van het origineel en drukt
elke zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan
de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op.
Y
X
Kopiëren | 37
Page 38
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Basisinformatie over scannen
•Scannen via het bedieningspaneel
•Scannen via het netwerk
•De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
•De standaardscaninstellingen wijzigen
•Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
•Een adresboek aanmaken
•Dubbelzijdig scannen
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals
de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het
geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen
van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen
u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral
niet met de uitgebreide resolutie.
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
•Dell Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten
op de aangesloten computer. Nadat de installatie is voltooid, hebt u Dell Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie
gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg
de volgende sectie.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Raadpleeg de sectie
Software. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. Zie Software.
•Dell SmarThru Office: Deze functie wordt standaard geleverd bij het
apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of
documenten te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale
verbinding als de netwerkverbinding. Zie Software.
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. Zie "Naar e-mail scannen" op pagina 41.
•FTP: U kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden.
Zie "Naar een FTP-server scannen" op pagina 41.
•SMB: U kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op
een SMB-server verzenden. Zie "Naar een SMB-server scannen" op
pagina 41.
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de
computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het
netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Dell Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie
instellen in Dell Scanbeheer." op pagina 38.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer.
Hier vindt u informatie over het programma Dell Scanbeheer en de status
van het scanstuurprogramma. Ook kunt u de scaninstellingen wijzigen en
de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via
het programma Dell Scanbeheer worden opgeslagen.
Het programma Dell Scanbeheer kan alleen worden gebruikt in Windows.
1. Druk op Start→ Configuratiescherm → Dell Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Dell Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Dell Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of
netwerk)
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 38 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. verschijnt en druk op
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
•Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•ID: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 8.
•W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar
stap 7. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 8.
•Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
OK
.
38 |Scannen
Page 39
7. Druk op left/right arrow tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
•De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Dell Scanbeheer.
•De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd op
naam van Dell Scanbeheer.
9. Druk vanuit Scanbestemming op left/right arrow tot de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of
verwijdert u deze uit Dell Scanbeheer → De knop Scan instel-
len.
10. Druk op Kleur Start
standaardinstelling wilt scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat
de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
11. Het scannen begint.
•De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten
•Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Dell Scanbeheer.
•Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start
→
Configuratiescherm → Dell Scanbeheer → Snel scan-
nen.
()
of
Zwart Start ()
→
Mijn afbeeldingen → Dell op de computer.
als u met de
SCANNEN VIA HET NETWERK
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk
versturen.
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u
de volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
•Registreren als geverifieerd gebruiker voor het scannen naar e-mail,
FTP of SMB.
•De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail.
•FTP-servers instellen voor het scannen naar FTP.
•SMB-servers instellen voor het scannen naar SMB.
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail, FTP, Netwerk of SMB wilt verzenden, moet u lokale of
voor het netwerk geverifieerde gebruikers registreren met behulp van
Embedded Web Service.
•Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend
geverifieerde gebruikers in lokale of server-databases (SMB, LDAP,
Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het netwerk (e-mail,
FTP, SMB, Netwerk) verzenden.
•Als u de gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het
netwerk, moet u de netwerk- of lokale verificatieconfiguratie
registreren met behulp van Embedded Web Service.
•Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard),
netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer (van 1 tot 50) waar het overeenkomstige
item opgeslagen zal worden.
6. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar
e-mail scant.
7. Klik op Apply.
Via het netwerk geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer de gewenste Authentication Type.
6. Configureer de juiste waarde voor de verschillende services als
volgt.
7. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via Kerberos
1. Voer het gebied in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
Kerberos.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 88.
5. Bij de vorige stap kunt u een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via SMB
1. Voer het domein in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
SMB.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
5. Bij de vorige stap kan de gebruiker een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
De gebruiker kan maximaal 6 alternatieve domeinen toevoegen.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via LDAP
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en LDAP Server Setup.
Scannen | 39
Page 40
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van
de LDAP-boomstructuur.
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in Embedded Web Service).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in Embedded Web Service.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Selecteer Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
uit CN, UID of UserPrincipalName.
10. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
11. Selecteer de gewenste Search Name Order.
12. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
Deze optie is alleen aanwezig wanneer u de optie voor
netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor
de gebruikersverificatie.
Als u informatie zoekt in een standaard e-mailadresgroep,
kunt u deze optie inschakelen.
13. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt
verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp
van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel SMTP Requires Authentication in om dit apparaat te
verifiëren.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP
is, plaatst u een vinkje bij SMTP Requires POP3 Before SMTP Authentication.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de FTP-servers met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en FTP Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie of als een hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 21.
10.
Schakel
wilt geven tot de FTP-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
12. Voer Scan File Folder in onder de FTP-map voor het opslaan van
de gescande afbeelding.
13. Klik op Apply.
Anonymous
in als u niet-geregistreerde gebruikers toegang
Een SMB-server instellen
Als u een SMB-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de SMB-servers met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en SMB Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
uit de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
10. Voer de Share name in van de server.
11. Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de SMB-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
12. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
13. Voer de domeinnaam in van de SMB-server.
14. Voer de Scan File Folder in onder de gedeelde map voor het
opslaan van de gescande afbeelding.
15. Klik op Apply.
40 |Scannen
Page 41
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in Embedded Web
Service. Zie "Een e-mailaccount aanmaken" op pagina 40.
Voor het scannen stelt u de scanopties voor de scantaak in. Zie "De
instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie "Een adresboek
aanmaken" op pagina 42.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 5.
Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu
naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt
verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt
u op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de
e-mailaccount de optie Nr mezelf verz hebt ingeschakeld.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de bestandsindeling verschijnt en druk op OK
of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op
de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de
Naar een FTP-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een FTP-server uploaden.
U moet parameters instellen om vanuit Embedded Web Service toegang te
krijgen tot FTP-servers. Zie "Een FTP-server instellen" op pagina 40.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar FTP scan. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste FTP-server verschijnt en druk op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandssoort verschijnt en druk
op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
Naar een SMB-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een SMB-server verzenden.
U moet parameters instellen om vanuit Embedded Web Service toegang
te krijgen tot SMB-servers. Zie "Een SMB-server instellen" op pagina 40.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar SMB scan. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste SMB-server verschijnt en druk op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en
druk op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE
SCANOPDRACHT WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan
te passen.
•Scanformaat: voor het instellen van de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: voor het instellen van het documenttype van het
origineel.
•Resolutie: voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
•Scankleur: voor het instellen van de kleurmodus.
•Scanindeling: voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige
scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen
naar de gereedmodus.
()
tot Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren
Scannen | 41
Page 42
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op Scan/Email.
()
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt
u op Terug
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
()
om terug te keren naar de
AUTOMATISCH SCANBEVESTIGINGSRAPPORT
AFDRUKKEN
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt
met onder meer het aantal verzonden pagina’s. In het rapport wordt de
scantaak vermeld die is verzonden via SMB en FTP.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Transm.rapport verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
•Aan-Fout: Er wordt alleen een rapport afgedrukt als er een fout is
opgetreden.
•Aan:Het rapport wordt afgedrukt wanneer een taak is geslaagd of
mislukt.
•Uit:Er wordt geen rapport afgedrukt als een taak is geslaagd.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren naar de
EEN ADRESBOEK AANMAKEN
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
Embedded Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen
in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
U kunt niet alleen lokale adressen gebruiken die in het geheugen van uw
apparaat zijn opgeslagen, maar ook adressen die in de LDAP-server zijn
opgeslagen. Om de globale adressen te gebruiken, moet u de LDAP-server
eerst als volgt configureren via Embedded Web Service:
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings, LDAP Server Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van de LDAPboomstructuur
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in Embedded Web Service).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in Embedded Web Service.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
10. Selecteer de gewenste Search Name Order.
11. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
12. Klik op Add.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het
verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het
bewuste adres hebt opgeslagen.
42 | Scannen
Page 43
•Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
•Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de
laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek
()
. Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 43.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek
()
.
Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 43.
Globale e-mailadressen
Als u globale emailadressen in de LDAP-server wilt gebruiken, moet het
in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek
()
.
Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 42.
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die aan dat
e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
()
2. Druk op Adresboek
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres verschijnt.
U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar
voor en omgekeerd.
tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
DUBBELZIJDIG SCANNEN
Met behulp van de knop Duplex
zo instellen dat beide zijden van het papier worden gescand.
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Duplex
()
.
Y
X
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: drukt af in normale modus.
•2 zijden: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met het origineel.
•2->1zijd ROT2: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en
drukt u elke op een afzonderlijk vel af maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op uw apparaat kunt u het apparaat
Y
X
()
op.
Y
X
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
()
2. Druk op Adresboek
tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst
af te drukken.
1. Druk op Adresboek
van het display.
2. Druk op OK.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde snelknoppen, en de
snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers
voor e-mailgroepen worden afgedrukt.
()
tot Afdrukken verschijnt op de onderste regel
Scannen | 43
Page 44
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken
toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Een document afdrukken•Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linuxtoepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Voor informatie over afdrukken verwijzen we naar de Software.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista/2008 gebruikt, selecteert u Configuratiescherm →
Hardware en geluiden
3. Dubbelklik op de pictogrammen Dell 2145cn Color Laser MFP.
4. Selecteer in het menu Document de optie Annuleren.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van
Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
→
Printers.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stoppen/
Wissen () op het bedieningspaneel.
44 |Eenvoudige afdruktaken
Page 45
faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Een fax verzenden
•Een fax ontvangen
•Andere manieren om een fax te verzenden
•Fax instellen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSLmicrofilter.
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt bovenaan elke pagina die u verzendt.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK zodra Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 23 voor meer informatie over het
invoeren van lettertekens.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter originelen met een lage
kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie
aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Resolutie
2. Druk op Resolutie
verschijnt.
3. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
MODUSAANBEVOLEN VOOR:
StandaardOriginelen met tekens van normale grootte.
FijnOriginelen met kleine tekens of dunne lijnen of
SuperfijnOriginelen met zeer kleine details. De modus Extra
FotofaxOriginelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51
om de standaardinstelling te wijzigen.
()
.
()
of op de pijltoetsen tot de gewenste optie
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat
waarmee u communiceert de resolutie Extra fijn ook
ondersteunt.
•Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
•Wanneer het apparaat ingesteld is
op de resolutie Superfijn terwijl het
ontvangende faxapparaat de resolutie
Superfijn niet ondersteunt, wordt de
fax verzonden met de hoogste resolutie
die door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Tonerdichtheid
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
verschijnt op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK als Tonersterkte verschijnt.
4.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
()
en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie
Faxen | 45
Page 46
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen.
()
om terug te keren naar de
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 52 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
5. Druk op Kleur Start
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Fax
.
()
of op Zwart Start
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stoppen/Wissen
()
.
()
drukken.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Hoorn op de haak
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 52 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
6. Druk op Kleur Start
ontvangende faxapparaat hoort.
Fax
.
()
. U hoort een kiestoon.
()
of Zwart Start
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stoppen/Wissen
()
als u een faxtoon van het
()
drukken.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort
u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 73 voor een lijst met foutberichten
en hun betekenis. Druk op Stoppen/Wissen
foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 51 voor meer informatie.
()
om het weergegeven
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van
de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van
de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stoppen/Wissen
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie "Ontvangst-opties" op pagina 51.
()
.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Opnieuw/Pauze
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel
in de DADI is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag
()
.
Nog een pagina?
OK
.
. Zodra
Faxen dubbelzijdig verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat faxen dubbelzijdig worden verzonden.
Fax
1. Druk op
2. Druk op Duplex
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: faxt in normale modus.
•2 zijden: faxt beide zijden van het origineel.
•2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke
zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
.
()
.
Y
X
()
op.
Y
X
EEN FAX ONTVANGEN
De papierlade selecteren
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u
de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
opOK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
4. Druk op
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
OK
OK
als Ontvangstmodus verschijnt.
.
OK
.
OK
.
OK
.
OK
.
OK
.
46 |Faxen
Page 47
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
•In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
•In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op Hoorn op de
haak
()
en vervolgens op Kleur Start
drukken. U kunt ook het telefoontoestel opnemen en de code voor
ontvangst op afstand intoetsen. Zie "Handmatig ontvangen via een
intern telefoontoestel" op pagina 47.
•In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller
kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie "Automatisch
ontvangen in modus Ant/Fax" op pagina 47.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD" op
pagina 47.
6. Druk op
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
OK
om uw keuze op te slaan.
()
om terug te keren naar de
•Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
•Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een
antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterzijde van
het apparaat.
•Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken.
In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op
pagina 48.
()
of Zwart Start
()
te
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt
dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in
gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek.
De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina 51 voor
het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op
de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert,
wordt de fax automatisch ontvangen.
•Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
aangesloten op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een
vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch
Fax
.
•Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt,
na één belsignaal worden beantwoord.
•Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en
het antwoordapparaat
u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
is aangesloten op uw apparaat, moet
Ant/Fax
over naar de modus
en uw
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie
pagina51 om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door op Hoorn op de haak
Kleur Start
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
()
te drukken.
()
en dan op Zwart Start of op
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u
te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit
verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt
vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te
weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen
beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat
"leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat.
Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en
beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of
onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
OK
.
OK
.
Faxen | 47
Page 48
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op OK.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
voltooid
Fout DRPD-belsignaal
herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
•Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
•Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om
naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting.
. Druk op OK als
()
om terug te keren naar de
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
DRPD-modus
DRPD-instelling
verschijnt en
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus
uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
op de onderste regel van de display.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
()
en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
OK
.
OK
.
()
om terug te keren naar de
OK
.
OK
.
OK
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
ANDERE MANIEREN OM EEN FAX TE
VERZENDEN
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen
in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending
worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij
gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk
OK
.
op
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
voor meer informatie.
.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal
pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
OK
.
Adresboek ()
. Zie pagina 52
OK
.
48 |Faxen
Page 49
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
Fax
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te
voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Zwart
Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert u
eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig
de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
Adresboek ()
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
OK.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt
de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
. Zie pagina 52
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending
tussen twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar
ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of
tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 52.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet
alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven
locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
Faxen | 49
Page 50
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
()
om terug te keren naar de
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
()
om terug te keren naar de
FAX INSTELLEN
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld.
U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde
in voor de geselecteerde optie en druk op
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIEBESCHRIJVING
Aant. kiespog.U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
Opn. kiezen na
Kenget. kiezenU kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
OK
.
()
om terug te keren naar de
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw
apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen
instellen.
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch gekozen nummer
wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen
tot een telefooncentrale.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
50 |Faxen
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Page 51
OPTIEBESCHRIJVING
OPTIEBESCHRIJVING
Transm.rapportU kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal
verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb.Met deze functie kunnen gebruikers via de
weergave Verzonden berichten in het
verzendingsrapport te weten komen welke
faxberichten er zijn verstuurd. De eerste pagina
van het bericht wordt omgezet naar een
afbeeldingsbestand dat op het
verzendingsrapport wordt afgedrukt zodat
gebruikers kunnen nagaan welke berichten er
werden verzonden. U kunt deze functie echter
niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de
gegevens in het geheugen op te slaan.
KiesmodusDeze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem
contact op met de lokale telefoonmaatschappij als
u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden
gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer mogelijk langer duren.
Ontvangst-opties
OPTIEBESCHRIJVING
OntvangstmodusHier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 46
voor meer informatie over het ontvangen van
faxen in iedere modus.
Opn. na bels.U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp.Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd
af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv.Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code
in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein.Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
Grootte neger.Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
Inst. ong. fax
DRPD-modusIn deze modus kan de gebruiker een enkele
Dubbelz. afdr.
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan
het apparaat het formaat van het origineel
aanpassen om alles op het beschikbare papier
te krijgen. Schakel deze functie in als u een
inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op
apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat
het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat
op twee of meer pagina’s afgedrukt.
even lang of langer zijn dan het geladen papier,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
minus de gegevens die op het opgegeven
genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die
groter zijn dan het geladen papier en
verklein.
verkleinen tot de volledige fax op het papier past.
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
•Toevoegen:
•Verwijderen:
•Alles verw.:
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 47 voor
meer informatie over deze functie.
•Lange zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat
•Korte zijde:
•Uit: drukt de ontvangen fax op één zijde van
is ingeschakeld, zal het apparaat de fax
hiermee kunt u tot
10 faxnummers opslaan.
hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer opslaan.
hiermee kunt u alle ongewenste
faxnummers verwijderen.
ze gelezen kunnen worden als een boek.
drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een notaboekje.
het papier af.
Uit
, kan het
Aut.
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt
dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via
de desbetreffende knop en menu.
Faxen | 51
Page 52
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren naar de
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren naar de
Een adresboek aanmaken
U kunt in adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen.
De volgende functies zijn beschikbaar om adresboek in te stellen:
•Snelknoppen
•Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u
de faxnummers opslaat.
Snelknoppen
Via de 15 snelknoppen op het bedieningspaneel kunt u veelgebruikte
faxnummers opslaan. Zo kunt u met één druk op de knop een faxnummer
invoeren. Via de knop
de snelknoppen.
U kunt op twee manieren nummers toekennen aan snelknoppen.
Bestudeer onderstaande procedure en gebruik de methode die uw
voorkeur heeft:
Registratie na indrukken van een snelknop
1. Druk op Fax.
2. Druk op één van de snelknoppen.
3. Druk op OK als Ja verschijnt.
4. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
Registratie na het invoeren van een nummer
1. Druk op Fax.
2. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan.
3. Druk op één van de snelknoppen.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
Als u op een reeds toegekende snelknop drukt, zal het display u
vragen of u wilt overschrijven. Druk op OK om te bevestigen Ja en
door te gaan. Selecteer Nee om een andere snelknop te kiezen.
Shift
kunt u maximaal 30 nummers opslaan onder
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
Snelknoppen gebruiken
Als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
faxnummer in te voeren:
•Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op OK om een
nummer van snelknop 1 tot 15 op te halen.
•Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op Shift om een
nummer van snelknop 16 tot 30 OK op te halen.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display
de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Terug
om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van
lettertekens.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
()
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Adresboek
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het
snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt
opgeslagen.
•In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
•In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek
()
. Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 53.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen
verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een
groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document
versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande
snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en
met 199) groepskiesnummers instellen.
52 |Faxen
Page 53
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer de informatie m.b.t. het snelkiesnummer
correct wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij
de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
()
1. Druk op Adresboek
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
()
Druk op Adresboek
gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie hieronder.
als u tijdens het versturen van een fax wordt
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken.
U doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters
in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van
achter naar voor en omgekeerd.
()
tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
OK
.
op
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
()
tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
()
1. Druk op Adresboek
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Selecteer
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op
de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Alles zoeken
tot Verwijderen verschijnt op de onderste
om een item te zoeken in het volledige
()
om terug te keren naar de
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Adresboek
regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke
instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en
groepskiesnummers.
()
tot Afdrukken verschijnt op de onderste
Faxen | 53
Page 54
gebruik van een USB-flashgeheugen
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Over USB-geheugen
•Een USB-geheugenapparaat aansluiten
•Scannen naar een USB-geheugenapparaat
•Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
•Een back-up maken van uw gegevens
•USB-geheugen beheren
OVER USB-GEHEUGEN
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan
of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USBgeheugenapparaat:
•Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
•Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
•Een back-up maken van uw Adresboek
vermeldingen en van de systeeminstellingen van uw apparaat.
•Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
•Het USB-geheugenapparaat formatteren.
•De beschikbare geheugenruimte controleren.
()
/Telefoonlijst-
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij
de leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
•Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat
actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USBgeheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade
die is veroorzaakt door onjuist gebruik van de gebruiker.
•Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw
apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg
de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie
over deze functies.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.
54 |Gebruik van een USB-flashgeheugen
SCANNEN NAAR EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USBgeheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: u kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u
kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
Page 55
5. Druk op OK, Kleur Start () of Zwart Start () wanneer USB
verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 55.
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt of u een andere
pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen.
Plaats een origineel en druk op Kleur Start () of Zwart Start ().
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 55.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu () tot Scanfunctie op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
•Scanformaat: bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: bepaalt het documenttype van het origineel.
•Resolutie: bepaalt de resolutie van de afbeelding.
•Scankleur: bepaalt de kleurmodus. Als u bij deze optie Mono
selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
•Scanindeling: bepaalt de bestandsindeling waarin de afbeelding
moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij deze
optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in Scankleur.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen () om terug te keren
naar de gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen veranderen. Zie pagina 42 voor meer
informatie.
AFDRUKKEN VANAF EEN USBGEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRNbestanden afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
•PRN: compatibel met Dell PCL 6.
•U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het
document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand
opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt,
kunnen direct vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg
het gedeelte Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet
maken.
•BMP: BMP niet-gecomprimeerd
•TIFF: TIFF 6.0 Baseline
•JPEG: JPEG Baseline
•PDF: PDF 1.4 en ouder
Om een document af te drukken vanaf een USBgeheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten,
drukt u op
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest
de gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijltoetsen tot het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen om het aantal afdrukken te selecteren of in te
voeren.
5. Druk op OK, Kleur Start () of Zwart Start () om het geselecteerde
bestand af te drukken.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
•OK of Kleur Start (): afdrukken in kleur
•Zwart Start (): afdrukken in zwart-wit
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een bestand
wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak,
en herhaal de procedure vanaf stap 2.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 32.
Via USB afdrukken ().
EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u uw adresboek-vermeldingen
en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USBgeheugenapparaat te bewaren.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu () tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Adresboek: maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
•Geg. instellen: maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
Gebruik van een USB-flashgeheugen | 55
Page 56
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek de USB-geheugenstick met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu () tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het bestand met de gegevens die u wilt terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
USB-GEHEUGEN BEHEREN
U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet zodra u ze hebt
verwijderd of het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook te bevestigen
dat u de bestanden niet meer nodig hebt.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
5. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar gereedmodus.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Verwijderen verschijnt.
6.
Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens
OK
.
op
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen tot het bestand
dat u wilt verwijderen verschijnt en drukt u op
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
8. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
OK
.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Indeling verschijnt en druk op OK.
56 |Gebruik van een USB-flashgeheugen
Page 57
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Rapporten afdrukken
•Het kleurcontrast aanpassen
•Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
•Geheugen wissen
•Uw apparaat reinigen
•De cassette onderhouden
•De tonercassette vervangen
•De transportriem vervangen
•Te onderhouden onderdelen
•Het apparaat beheren via de website
•Het serienummer van het apparaat controleren
RAPPORTEN AFDRUKKEN
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken.
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw toestel.
RAPPORT/
LIJST
ConfiguratieIn deze lijst staat de status van de opties die door de
Info verb.art.In deze lijst staat de huidige status van
Adresboek
Transm.rapport In dit rapport staat het faxnummer, het aantal
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
Rap. ong. fax.
gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst
afdrukken om de in de instellingen aangebrachte
wijzigingen te bevestigen.
verbruiksgoederen in uw apparaat.
In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen
die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode
en het resultaat van de verzending voor een
specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. Zie "Verzending-opties" op pagina 50.
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt.
Zie "Verzending-opties" op pagina 50.
u recent hebt ontvangen.
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en aard van de operatie.
In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven
als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu
ong. fax
de lijst te verwijderen. Zie "Ontvangst-opties" op
pagina 51.
om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
BESCHRIJVING
Inst.
RAPPORT/
LIJST
Netwerkinform.In deze lijst staat informatie over de
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijstIn deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
PCL-lettertyp.U kunt de PCL-lijst met lettertypen afdrukken.
PS3-let.lijstU kunt de PS3-lijst met lettertypen afdrukken.
Opgesl. taakIn deze lijst staat de huidige status van
Taak voltooidde pagina Taak voltooid toont een lijst van alle
Logb. net.ver.In deze lijst staan de gebruikers die zich hebben
netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat.
Dit rapport bevat informatie over de Netwerkscanrecords inclusief IP-adres, tijd en datum, aantal
gescande pagina’s en resultaten. Dit rapport wordt
automatisch afgedrukt na iedere 50 scanopdrachten
op het netwerk.
maken van de e-mailfunctie.
de opgeslagen taak op de HDD.
voltooide afdruktaken. De lijst bevat de laatste 50
afgedrukte bestanden.
ingelogd in het domein en hun id’s.
BESCHRIJVING
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
HET KLEURCONTRAST AANPASSEN
In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
()
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Kleur verschijnt en druk op OK.
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
Onderhoud | 57
Page 58
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
•Aangep. kleur: hiermee kunt u het contrast kleur per kleur
aanpassen. Standaard optimaliseert de kleur automatisch. Handm. aanpas.: hiermee kunt u het kleurcontrast voor elke cassette
handmatig aanpassen. Standaard: deze instelling wordt aanbevolen
voor de beste kleurkwaliteit.
•Aut. kleurreg.: hiermee kunt u de positie van gedrukte
kleurenteksten of -afbeeldingen aanpassen aan het oorspronkelijke
bestand op uw scherm.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden
om dit menu handmatig te bedienen.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de
WAARSCHUWING TONER BIJNA OP
GEBRUIKEN
Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht
waarmee de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen.
U kunt instellen of u wenst dat dit bericht verschijnt of niet.
()
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ws tr bijna op verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om Uit te selecteren.
5. Druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
()
om terug te keren naar de
GEHEUGEN WISSEN
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist,
anders worden deze taken ook gewist.
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw toestel.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
OPTIESBESCHRIJVING
AdresboekWist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
Verzendrapport Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
NetScan-rapp.Wist informatie over scansessies op het netwerk
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
geheugen.
in het geheugen.
()
om terug te keren naar de
UW APPARAAT REINIGEN
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
•Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
•Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht is
gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met
water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt
de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
OPTIESBESCHRIJVING
Alle instel.Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel.Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel.Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst.Herstelt alle standaardsysteemopties.
NetwerkHerstelt alle standaardnetwerkopties.
de standaardinstellingen.
58 |Onderhoud
Page 59
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
•Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
•Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
•Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
4. Druk op de groene handgreep in om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
Onderhoud | 59
Page 60
5.
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste
toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
6. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal
voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er
vuil aan blijft zitten
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI schoon en
droog.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat
3 Blanco vel
4 Glas van de automatische
documentinvoer
7.
Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
8. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het scannerdeksel.
60 |Onderhoud
Page 61
DE CASSETTE ONDERHOUDEN
Tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
•Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze
gaat gebruiken.
•Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
•Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
•Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen
dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.
Verwachte levensduur van de cassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner
die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s
variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden,
het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van
het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet
de tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar
behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna
leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw
te verdelen.
•Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat
de toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
•Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
•Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
•Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie
om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u deze of met een
droge
doek en wast u het kledingstuk in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Onderhoud | 61
Page 62
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5.
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
DE TONERCASSETTE VERVANGEN
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G) magenta (M) cyaan (C) en zwart (Z).
•De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display
geven aan wanneer een bepaalde tonercassette moet worden vervangen.
•Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer
het type tonercassette van uw apparaat (zie "Verbruiksartikelen" op
pagina 88).
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
•Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
•Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
•Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
62 | Onderhoud
•Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
•Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om deze te
beschermen.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Page 63
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape
te verwijderen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt.
•Als u eenmaal On hebt geselecteerd, wordt deze instelling
permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en
verdwijnt dit menu uit het menu Onderhoud.
•U kunt doorgaan met afdrukken maar de kwaliteit wordt dan niet
gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer
verleend.
DE TRANSPORTRIEM VERVANGEN
De transportriem gaat ongeveer 50.000 zwartwitpagina’s en kleurenpagina’s
mee. Als de levensduur van de transportriem voorbij is, moet u hem
vervangen.
•Op het display verschijnt een bericht dat aangeeft dat de transportriem
moet worden vervangen.
De levensduur van de transportriem kan worden beïnvloed door de
omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken
en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten
en schakel het apparaat in.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Het bericht Toner op wissen
Als het bericht Toner op wordt weergegeven, kunt u aangeven dat u dit
bericht niet meer wilt zien, zodat het u niet meer stoort.
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen totdat Onderhoud verschijnt en druk vervolgens
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen totdat Toner Op wis. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
5. Selecteer On en druk op OK.
6. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht
Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat de nieuwe
tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de
kwaliteit.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
3. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
Onderhoud | 63
Page 64
4. Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking.
TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
•Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar,
om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het
oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
•Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
5.
Plaats de transportriem in de sleuven aan de binnenkant van de voorklep
terwijl u de handgreep van de nieuwe transportriem vasthoudt.
6. Laat vervolgens de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep
komt te liggen en stevig op zijn plaats zit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
ITEMS
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s
Wrijvingskussen DADICirca 20.000 pagina’s
Opneemrol DADICirca 80.000 pagina’s
Opneemrol (multifunctionele lade,
a
FCF
, optionele lade 2)
Wrijvingskussen (multifunctionele
Circa 70.000 pagina’s
Circa 70.000 pagina’s
lade, FCF, optionele lade 2)
a. Eerste cassette-invoer (Lade 1).
Het wordt ten zeerste aangeraden om dit onderhoud te laten uitvoeren door
een erkende servicemedewerker, dealer of de leverancier bij wie u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van de te onderhouden onderdelen
nadat de levensduur ervan is verstreken valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk
op
OK
.
•Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
•Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
•ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
•Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd op
de glasplaat.
•Transportriem, Fuser, Lade 1-rol, Lade 2-rol, Rol MP-lade: toont
het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor
de leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
()
om terug te keren naar de
64 |Onderhoud
Page 65
Het rubberen matje van de DADI vervangen
U moet het rubberen matje van de DADI vervangen als er voortdurend
problemen optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van
het rubber is verstreken.
1. Open de klep van de DADI.
2. Verwijder het rubberen matje uit de DADI, zoals in de afbeelding.
1 Rubberen matje
van de DADI
3. Breng een nieuw rubberen matje aan in de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de
HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IPparameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk via
Embedded Web Service van Dell, een ingesloten webserver. U kunt de
Embedded Web Service gebruiken om:
•De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
•De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
•De printereigenschappen te wijzigen.
•Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht verzonden met
de status van het apparaat.
•Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website
van Dell, vraagt men u mogelijk naar het serienummer.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
()
1. Druk op Menu
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
Onderhoud | 65
Page 66
problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Tips om papierstoringen te vermijden
•Vastgelopen papier verwijderden
•Vastgelopen papier verwijderen
•Informatie over berichten op het display
•Andere problemen oplossen
TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VERMIJDEN
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 66 wanneer
er zich een papierstoring voordoet.
•Volg de procedures op pagina 30. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
•Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
•Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
•Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
•Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
•Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
•Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen (zie "Papierformaat en type instellen" op pagina 32).
•Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDERDEN
Wanneer er een origineel vastraakt in de DADI, verschijnt Documentstor.
op het display.
Papierstoring in het invoergedeelte
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI .
2. Open de klep van de DADI .
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
4. Sluit de klep van de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de
DADI.
.
66 | Problemen oplossen
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
1 Klep van de
DADI
Page 67
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2.
Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen.
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
3. Plaats de verwijderde pagina’s terug in de DADI.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts
te trekken.
Papierstoring 0
multifunct. lade
Papierstoring 0
in lade 2
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Omgek. stor. 0
Cont. binnenin
Omgek. stor. 1
Cont. binnenin
In de multifunctionele
lade
In de optionele ladeZie "In de optionele lade"
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Binnen in het apparaatZie "In het
Binnen in het apparaat
en rond de fixeereenheid
In de fixeereenheid en in
de klep van de
omkeereenheid.
In de achterklep en in de
klep van de eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken
Zie "In de multifunctionele
lade" op pagina 68
op pagina 72
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 71.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s
vervolgens terug in de DADI.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Verwijder papier
in achterklep
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten mogelijk
niet op het display verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Binnen de achterklepZie "In het
Binnen in het apparaatZie "In het
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 71.
papierinvoergedeelte" op
pagina 68
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Problemen oplossen | 67
Page 68
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergedeelte te verwijderen.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Ga naar stap 7.
4. Trek de lade volledig open.
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken zoals hieronder afgebeeld.
6. Om de lade terug te plaatsen, plaatst u de achterkant van de lade in
de sleuf en schuift u ze in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, houdt u op met trekken
en gaat u naar stap 3.
•Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
•Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
•Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat,
kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor
wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als
de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet
of onderbroken.
3. Sluit de klep aan de voorzijde.
68 |Problemen oplossen
7. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
In de multifunctionele lade
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat
er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt
u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Page 69
1.
Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek
het er voorzichtig uit.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken
en gaat u naar stap 2.
2. Sluit de multifunctionele lade.
3. Trek de lade er uit.
4. Open de binnenklep terwijl u met beide handen de hendel indrukt.
8. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit
de printer om te voorkomen dat het scheurt.
•Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
•Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
•Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie
om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
5. Trek het papier voorzichtig weg.
6. Schuif de lade weer in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 8.
7. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
9. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Problemen oplossen | 69
Page 70
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
4. Trek de papierstoringshendel omhoog om het fixeergedeelte van
de fixeereenheid los te maken, en verwijder het vastgelopen papier
voorzichtig uit het apparaat.
2. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep.
3. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep en verwijder het
vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
5. Duw de papierstoringshendel omlaag om het fixeergedeelte vast
te zetten.
6. Sluit de binnenklep.
7. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan.
De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken!
De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180°C.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
70 |Problemen oplossen
Page 71
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht
uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Als u weerstand voelt bij het verwijderen van (vastgelopen) papier stopt
u met trekken en draait u de ontgrendelknop in de aangegeven richting
om het vastgelopen papier te verwijderen.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken
en gaat u naar stap 2.
2. Open de scannereenheid.
3. Open de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken met behulp
van de handgreep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit
het apparaat.
4. Sluit de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 6.
6. Open de achterklep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig
uit het apparaat.
7. Sluit de achterklep.
Problemen oplossen | 71
Page 72
In de optionele lade
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende
stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open. Nadat u de lade volledig hebt uitgetrokken,
tilt u het voorste deel van de lade lichtjes omhoog om deze uit het
apparaat te verwijderen.
5. Trek het vastgelopen papier in de aangegeven richting eruit. Trek het
papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het
scheurt.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat
door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is
aangegeven.
3. Schuif de lade weer in het apparaat en sluit de twee
papierverwijderingskleppen.
4. Open de voorklep.
6. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
72 |Problemen oplossen
Page 73
INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
•Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en
weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft
voordoen.
•Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is,
zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
•xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
•yyy geeft het type lade aan.
BERICHTBETEKENIS
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Vraag de afzender om
de fax opnieuw te
verzenden.
Probeer het opnieuw.
Ga na of het andere
faxapparaat aanstaat.
De ontvangen
faxgegevens zullen
worden verwijderd.
Controleer de
instellingen voor
ongewenste
faxnummers.
Zie "Ontvangst-opties"
op pagina 51
BERICHTBETEKENIS
[xxx]
vervangen
[xxx]
weldra vervangen
[yyy]
Verkeerd papier
Annuleren?
W Ja X
Best.naam best.De ingevoerde
Bestandsindeling
niet ondersteund
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
De levensduur van het
onderdeel zal binnenkort
afgelopen zijn.
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt niet
overeen met het door u
geplaatste papier.
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
bestandsnaam bestaat
reeds.
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem
contact op met de
serviceafdeling.
Zie pagina 64 en neem
contact op met de
serviceafdeling.
Plaats het juiste papier
in de lade.
Als u de faxopdracht
wilt annuleren, drukt u
op de knop OK om Ja
te accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct
zijn opgeslagen, drukt u
op de knop OK om Nee
te selecteren. Verzend
de resterende pagina’s
later als er opnieuw
geheugen vrij is.
Voer een andere
bestandsnaam in.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
[Op Stop gedr.]
[xxx]
installeren
[yyy]
is leeg
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Stoppen/Wissen
werd ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Het corresponderende
onderdeel van het
apparaat is niet
geïnstalleerd.
De papierlade is leeg.Plaats papier in de
()
Probeer het opnieuw.
Als het probleem zich
blijft voordoen, wacht u
een uurtje en probeert
u het opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
Zie "Verzending-opties"
op pagina 50
Probeer het opnieuw.
Installeer het onderdeel
in het apparaat.
lade.
Bestandsnaam
over limiet
Bestandstoegang
geweigerd
Bewerking
niet toegewezen
Bezig met aanp.
kleurregistratie
De bestandsnamen die
u kunt gebruiken, lopen
van doc001 t/m doc999.
Al deze bestandsnamen
zijn echter al in gebruik.
U bent ingelogd op de
netwerkserver. U kreeg
echter geen toegang tot
het bestand op de
netwerkserver.
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Het apparaat is bezig
met het aanpassen van
de kleurregistratie.
Verwijder de bestanden
die u niet nodig hebt.
Wijzig de
serverinstellingen.
Controleer op het
display of er uitgestelde
taken zijn.
Een ogenblik geduld.
Problemen oplossen | 73
Page 74
BERICHTBETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
BERICHTBETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Bijgevulde tonerTDe tonercassette die u
Cassette
[yyy] uit
Documentstor.Het origineel heeft een
Een pagina is
te groot
E-mail overschr.
serveronderst.
Energiespaarstand
Geheugen vol Het geheugen is vol.
Globaal adres
niet gevonden
hebt geïnstalleerd is niet
origineel of is opnieuw
gevuld.
De ladecassette is niet
goed gesloten.
papierstoring
veroorzaakt in de DADI.
Er staan meer gegevens
op een pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteund formaat.
Het apparaat bevindt
zich in de vorige fase
voor de
energiebesparende
modus.
Wanneer het apparaat
het opgegeven adres van
de globale server niet
kan vinden.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
bijgevulde tonercassette is geplaatst,
omdat de kenmerken
van een dergelijke
cassette aanzienlijk
kunnen verschillen van
die van een originele
cassette. Wij raden
het gebruik van een
originele Dellkleurentonercassette
aan.
Om de lade te sluiten,
drukt u de achterkant
naar beneden, plaatst
u de lade in de sleuf
en schuift u hem in
de printer.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen
papier verwijderden" op
pagina 66
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
Splits uw e-mailbericht
op of verlaag de
resolutie.
Als de printer gegevens
ontvangt, gaat hij
automatisch online.
Verwijder overbodige
faxopdrachten en
verzend ze opnieuw
zodra er meer
geheugen beschikbaar
is. U kunt de verzending
ook in verschillende
delen opsplitsen.
Controleer de zoek-id.
Globale query
te groot
Globale server
communicatiefout
Globale server
niet geconfigur.
Globale server
niet gevonden
Globale server
time-out query
Globale server
verific. mislukt
Groep niet
beschikbaar
Hoofdmotor
geblokkeerd
IP-conflictHet door u ingestelde IP-
Dit foutbericht verschijnt
wanneer de grootte van
de globale query
overschreden is.
Dit foutbericht verschijnt
wanneer er een
communicatiefout is
tussen de globale server
en het apparaat.
Dit bericht verschijnt als
er geen globale server is
geconfigureerd.
Wanneer het apparaat
de globale server niet
kan vinden.
Network Information
Center (NIC) kon niet
de juiste reactie van
de LDAP-server krijgen
binnen de opgegeven
tijd.
Dit bericht verschijnt
wanneer er een
verificatiefout is
opgetreden tijdens het
tot stand brengen van
een verbinding met
de globale server.
U hebt geprobeerd om
een
groepslocatienummer te
selecteren terwijl u
slechts een enkel
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
adres wordt reeds door
iemand anders gebruikt.
Er zijn te veel
zoekresultaten. Voer
meer letters in om uw
zoekopdracht te
verfijnen.
Neem contact op met
een LDAPserverbeheerder.
Probeer het opnieuw.
Neem contact op met
een LDAPserverbeheerder.
Controleer de
configuratie-instellingen
van de LDAP-server.
Controleer het LDAPserveradres. Ofwel het
LDAP-serveradres is
onjuist, ofwel de server
werkte niet.
Controleer de LDAPserverinstelling. De
LDAP-serverinstelling
is onjuist.
Controleer de
verificatieaccount
en het
verificatiewachtwoord.
Gebruik een
snelkiesnummer of
kies handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze
weer.
Controleer het IP-adres
en stel het desnoods
opnieuw in. Zie "Het
netwerk installeren" op
pagina 18
74 |Problemen oplossen
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Page 75
BERICHTBETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
BERICHTBETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Klep open/Contr.
transportriem
Lijn bezet Het ontvangende
NetwerkfoutEr is een probleem met
Niet toegewezenVoor de door u gebruikte
Omgek. stor. 0
Cont. binnenin
Omgek. stor. 1
Cont. binnenin
Ongeldig
serveradres
Ongeldige tonerTDe kleurentonercassette
Ongeldige
[xxx]
Opnieuw kiezen?Het apparaat wacht
Papierstoring 0
in lade 2
Opslaan op USBgeheugen is mislukt.
De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
faxapparaat antwoordde
niet of de lijn is al in
gebruik.
het netwerk.
snelknop of het
snelkiesnummer is er
geen toegekend
nummer.
Papier is vastgelopen in
de fixeereenheid of de
klep van de
omkeereenheid.
Het papier is vastgelopen
in de klep van de
eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken of
in de achterklep.
Het serveradres dat u
hebt ingevoerd is
ongeldig.
die u hebt geïnstalleerd
is niet bestemd voor uw
apparaat.
Het kleuronderdeel van
het apparaat is niet voor
uw apparaat.
gedurende de ingestelde
wachttijd voordat het een
nummer dat bezet was
opnieuw kiest.
Er is papier vastgelopen
in het
papieruitvoergedeelte.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is
op de USBgeheugenstick.
Sluit de klep goed.
Deze moet vastklikken.
Wacht enkele minuten
en probeer het
opnieuw.
Neem contact op met
uw netwerkbeheerder.
Voer het nummer
handmatig in met
behulp van de
cijfertoetsen of sla het
nummer of adres op.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 71
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70
Voer het juiste
serveradres in.
Installeer een originele
Dellkleurentonercassette
die voor uw apparaat
werd ontwikkeld.
Installeer een origineel
Dell-onderdeel dat voor
uw apparaat werd
ontwikkeld.
U kunt op OK drukken
om direct opnieuw te
kiezen of op Stoppen/
Wissen
opnieuw kiezen te
annuleren.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 68
()
om het
Papierstoring 0
multifunct. lade
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Scanner geblok.De scannermodule is
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
StroomstoringDe stroom is uit- en
Toner bijna op
T
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte
de multifunctionele lade.
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte van
de multifunctionele lade.
Er is papier vastgelopen
in het apparaat.
Het speciale
afdrukmateriaal is
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
geblokkeerd.
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit is alleen
van toepassing op
apparaten met deze
functie.
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit is alleen
van toepassing op
apparaten met deze
functie.
vervolgens weer
ingeschakeld en er is
geen back-up gemaakt
van het geheugen.
De corresponderende
kleurentonercassette is
bijna leeg.
Als u niet wilt dat
dit bericht
verschijnt,
raadpleeg dan
"Waarschuwing
Toner bijna op
gebruiken" op
pagina 58.
Verwijder het
van
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 68
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 68
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 71
Deblokkeer de scanner
en druk op Stoppen/
Wissen
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen
papier verwijderen" op
pagina 67
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen
papier verwijderen" op
pagina 67
Voer de taak die u vóór
de stroomonderbreking
probeerde uit te
voeren, helemaal
opnieuw uit.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze
grondig heen en weer.
Zo kunt u tijdelijk
opnieuw afdrukken.
()
.
Problemen oplossen | 75
Page 76
BERICHTBETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
BERICHTBETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Toner niet Dell.
T
Toner op
T
Geen toner meerTDe kleurentonercassette
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is geen
originele cassette van
Dell.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
WStopX
De kleurentonercassette
is leeg. Het apparaat
drukt niet meer af.
Druk op OK om te
wisselen tussen Stop,
Doorgaan of Alleen
zwart.
WStopX
Als de zwarte
tonercassette
leeg is, wordt
Alleen zwart niet
weergegeven.
die door de pijl wordt
aangegeven, is leeg.
U kunt
Stop
Doorgaan
met de pijltoetsen.
Als u
het bedieningspaneel
op OK te drukken, stopt
het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan
het apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze
maakt, reageert het
apparaat alsof
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Dell-cassette.
Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 62
U kunt
Doorgaan
met de pijltoetsen.
Als u
het bedieningspaneel
op OK te drukken, stopt
het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan
het apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze
maakt, reageert het
apparaat alsof
geselecteerd.
Als u Alleen zwart
selecteert, worden
gegevens in kleur
zwart-wit afgedrukt.
Vervang de
kleurentonercassette
door een nieuwe.
Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 62
Dit bericht verschijnt
wanneer de
tonercassette volledig
leeg is en het apparaat
stopt met afdrukken.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Dell-cassette.
Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 62
selecteren
Stop
kiest door op
kiest, gaat
Stop
selecteren
Stop
kiest door op
kiest, gaat
of
of
Stop
Stop
is
is
Toner plaatsen
T
Uitvoerbak volDe uitvoerlade van het
Ventilator van
fuser geblok.
Verbinding
mislukt
VerbindingsfoutDe verbinding met de
VerbindingsfoutDe verbinding met de
VerificatiefoutDe ingevoerde id of het
Verzendfout
(DNS)
Verzendfout
(POP3)
Verzendfout
(SMTP)
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Verzendfout
(verk. config.)
Voer nogmaals inU hebt een optie
Zelfdiagnose
Temperatuur
Zelfdiagnose
LSU
De kleurentonercassette
is niet geïnstalleerd.
apparaat zit vol met
papier.
Er is een probleem met
de ventilator van het
apparaat.
Het door u ingevoerde
protocol wordt niet
ondersteund of de
serverpoort is verkeerd.
SMTP-server is mislukt.
SMTP-server is mislukt.
wachtwoord is onjuist.
Er is een probleem met
de DNS-server.
Er is een probleem met
de POP3-server.
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Er is een probleem met
de netwerkinterfacekaart.
gekozen die niet
beschikbaar was.
De motor in uw apparaat
controleert problemen
die werden ontdekt.
De LSU (Laser Scanning
Unit) in uw apparaat
controleert problemen
die zijn ontdekt.
Installeer de
kleurentonercassette.
Verwijder papier.
Open de klep aan
de voorzijde en sluit
deze weer.
Controleer het protocol
of de serverpoort
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Voer de juiste id of het
wachtwoord in.
Configureer de DNSinstellingen.
Configureer de POP3instellingen.
Kies een beschikbare
server.
Configureer de
verificatie-instellingen.
Configureer uw
netwerkkaart op de
goede manier.
Kies een andere optie.
Een ogenblik geduld.
Een ogenblik geduld.
76 |Problemen oplossen
Page 77
BERICHTBETEKENIS
Niet beschikbaar
Prob. later opn.
Plaats handmatig
en druk op Start
Verwijder papier
in achterklep
Fout DADIklep open
Gegev. bijwerken
Even geduld...
Kan de taak niet
onmiddellijk uitvoeren
omdat er te veel taken
tegelijk worden
uitgevoerd.
De multifunctionele lade
is leeg in handmatigeinvoermodus.
Er is papier vastgelopen
binnen de achterklep.
De klep van de DADI is
niet goed vergrendeld.
Dit bericht wordt
weergegeven wanneer u
een systeeminstelling
wijzigt of een back-up
maakt van gegevens.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Probeer het nogmaals
nadat de huidige taak
is uitgevoerd.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Sluit de klep van de
DADI tot deze vastklikt.
Schakel het apparaat
niet uit wanneer dit
bericht wordt
weergegeven. Anders
kunnen er wijzigingen
en gegevens verloren
gaan.
ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Afdrukpapier loopt
vast.
Papier kleeft aan
elkaar.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 66.
•Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt.
De lade kan maximaal 250 vellen papier
bevatten, afhankelijk van de papierdikte.
•Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 32
•Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
•In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Het papier blijft
vastlopen.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed
ingevoerd.
•Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
•Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
•Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
•Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
•Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van
de DADI mogelijk worden vervangen. Zie "Het
rubberen matje van de DADI vervangen" op
pagina 65
•Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
•U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 26
•Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
de resten.
•Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van
de DADI mogelijk worden vervangen. Zie "Het
rubberen matje van de DADI vervangen" op
pagina 65
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
•Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk
in de lade worden geplaatst. Plaats alleen
papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat
en gewicht.
•Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u
deze. Zie "Tips om papierstoringen te
vermijden" op pagina 66
Problemen oplossen | 77
Page 78
Afdrukproblemen
PROBLEEM
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Controleer het volgende:
•De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit
•Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
•De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie "Papier
•Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een
•Neem contact op met de serviceafdeling als er
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
De poortinstelling is
niet juist.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Mogelijk is het
printerstuurprogram
ma niet goed
geïnstalleerd.
Het apparaat werkt
niet goed.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van
de computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
MOGELIJKE
OORZAAK
de klep.
vastgelopen papier. Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op pagina 67
plaatsen" op pagina 30
tonercassette.
een systeemfout optreedt.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Controleer of het netsnoer
is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Selecteer
Laser MFP
standaardprinter in Windows.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort
is aangesloten.
Controleer de
printereigenschappen om
na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Herstel de printersoftware. Zie
de Software.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Dell 2145cn Color
als de
PROBLEEM
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De helft van de
pagina is leeg.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is in
de printereigenschappen de
verkeerde invoerlade
geselecteerd.
Mogelijk is
de afdruktaak zeer
complex.
Mogelijk is
de afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
De printerkabel zit
los of is defect.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier onder
printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit
alles niet helpt, sluit u een
nieuwe printerkabel aan.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de
juiste printer hebt
geselecteerd.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet de
printer uit en weer aan.
78 |Problemen oplossen
Page 79
PROBLEEM
Er worden
blanco pagina’s
"afgedrukt".
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
De foto’s
worden niet
goed afgedrukt.
De afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
Voor het
afdrukken komt
er stoom uit het
apparaat, vlakbij
de uitvoerlade.
MOGELIJKE
OORZAAK
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Incompatibiliteit
tussen het PDFbestand en de
Acrobat-producten.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Als u onder DOS
werkt, is het mogelijk
dat het lettertype
voor uw apparaat
niet juist is ingesteld.
Vochtig papier kan
leiden tot
stoomvorming bij
het afdrukken.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Zie pagina 61.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Neem contact op met de
serviceafdeling.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-bestand
af te drukken als afbeelding.
Schakel
afbeelding
van Acrobat in.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de foto vergroot in
het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Voorgestelde oplossing:
Wijzig het lettertype. Zie "Het
lettertype wijzigen" op
pagina 24
Dit is niet erg. Blijf afdrukken.
Afdrukken als
uit de afdrukopties
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage
afdrukken
Tonervlekken
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
•De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Zie pagina 62. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
•Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
•Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
•Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
•Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
•Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
•Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op
pagina 58
AaBbCc
AaBbCc
Onregelmatigheden
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
•Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
•Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
•Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
•Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
Problemen oplossen | 79
Page 80
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Witte vlekken
Verticale strepen
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Tonervlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
•Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnenin het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig
de binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met de serviceafdeling.
•Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met
de serviceafdeling.
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
•Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
•Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSUgedeelte, neem contact op met de
serviceafdeling.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
•Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas
en het witte blad vuil. Reinig deze unit. Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 60 Neem,
als dit probleem zich bIijft voordoen, contact op
met een medewerker van het servicecenter.
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
•Gebruik papier met een lager gewicht.
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
•Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
•Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
•Reinig de binnenkant van het apparaat.
Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 58
•Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
•Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Schaduwvlekken
A
Misvormde tekens
Papier trekt schuin
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
•De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige tussenafstanden
herhaalt, moet u een paar keer een
reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te
reinigen. Als de problemen zich hierna blijven
voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
•Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele
pagina’s oplossen.
•De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk
verspreid voorkomen.
•Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
•Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te vermijden
dat wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
•Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing
of via de printereigenschappen.
•Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren"
op pagina 26 Als tekens er misvormd uitzien en
een golvend effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
•Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
•Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
•Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of
te strak zijn afgesteld.
80 |Problemen oplossen
Page 81
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Gekruld of gegolfd
Vouwen of kreuken
Achterkant van
afdrukken is vuil
•Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
•Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 26
•Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
•Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
•Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
•Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 58
Openingen in
tekens
A
Horizontale strepen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Krullen
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
•Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
•Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Verwijder het papier en draai het
om.
•Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 26
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
•Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
•Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 62
•Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
•Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
•Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
A
Tonerverlies
•Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
•Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 62
•Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd.
Neem contact op met de serviceafdeling.
•Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 58.
•Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
•Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
•Als het probleem zich blijft voordoen, moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op
de afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte
afdruk). U stelt deze optie in via
→ DELL →
printerstuurprogramma →
Printerstatusmonitor. Zie "Hoogte-instelling" op
pagina 21.
Dell-printers
→ naam van uw
Problemen met kopiëren
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
Gebruik Tonersterkte
van kopieën lichter of donkerder te maken.
•Druk op Tonersterkte
achtergrond van uw kopieën lichter of
donkerder te maken, als de fout zich op het
origineel bevindt.
•Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 60
()
()
Start
→ Programs
om de achtergrond
om de
Problemen oplossen | 81
Page 82
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Kopie staat scheef.•Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
Kopieën zijn blanco.Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI.
•Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI.
•Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
•In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
•Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
•Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
2
75 g/m
•Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
•Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen,
opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw
originelen zijn bijvoorbeeld formulieren,
nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner gebruiken.
•Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
•Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
.
Problemen met scannen
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het
niet.
Het apparaat doet erg
lang over een scan.
Er verschijnt een bericht
op het beeldscherm:
•"Het toestel kan niet in
de door u gewenste
H/W-modus worden
gezet."
•"Poort wordt gebruikt
door een ander
programma."
•"Poort is
gedeactiveerd."
•"Scanner is bezig met
ontvangen of
afdrukken van data.
Probeer het opnieuw
zodra de huidige
opdracht is afgerond."
•"Ongeldige toegang."
•"Scannen is mislukt."
•Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst
of met de te scannen zijde naar boven in
de DADI.
•Misschien is er niet voldoende geheugen
vrij voor het document dat u wilt scannen.
Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer
een lagere scanresolutie.
•Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
•Controleer of de USB-kabel beschadigd
is. Vervang de kabel door een andere
kabel waarvan u zeker weet dat die werkt.
Vervang de kabel indien nodig.
•Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de
scaninstelling in de SmarThruconfiguratie of de toepassing die u wenst
te gebruiken om er zeker van te zijn dat
de scantaak naar de juiste poort wordt
verzonden.
•Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
•Het scannen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het scannen van tekst.
•De communicatiesnelheid kan laag zijn in
de scanmodus omdat er veel geheugen
nodig is om de gescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op de
stand ECP (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing
van uw computer voor meer informatie
over de BIOS-instellingen.
•Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is
voltooid.
•De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op
en probeer het opnieuw.
•De printerkabel is niet goed bevestigd
of het apparaat is niet ingeschakeld.
•Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving
is niet correct ingesteld.
•Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start
de computer vervolgens opnieuw op.
•De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
82 |Problemen oplossen
Page 83
Problemen met faxen
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet
niets, het display blijft
leeg en de toetsen
reageren niet.
Geen kiestoon.•Controleer of het telefoonsnoer goed is
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd
gekozen.
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
•Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
•Controleer of het stopcontact stroom geeft.
aangesloten.
•Controleer of de telefooncontactdoos in orde
is door er een ander telefoontoestel op aan
te sluiten.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
pagina 53.
•Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na
of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
•Controleer of de DADI goed is gesloten.
•Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Zie "Het rubberen matje van de DADI
vervangen" op pagina 65
•De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
•Controleer of de lade papier bevat.
•Kijk of er een foutbericht wordt
weergegeven op het display. Los in dat
geval het gemelde probleem op.
af, zie "Adresboek afdrukken" op
Het apparaat kiest het
nummer maar kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
andere faxapparaat.
Faxen worden niet
in het geheugen
opgeslagen.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de
pagina, met een korte
strook tekst
bovenaan.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen
er geen oproepen worden beantwoord. Vraag
de gebruiker van het andere faxapparaat om
het probleem op te lossen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert
u faxen uit het geheugen die u niet langer
nodig hebt en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie pagina 26 voor meer informatie over
papierinstellingen.
Het apparaat verzendt
geen faxberichten.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
•Zorg dat het origineel zich in de DADI
(of ADI) of op de glasplaat van de scanner
bevindt.
•Verzending moet op het display
verschijnen.
•Controleer of het andere faxapparaat
uw faxbericht kan ontvangen.
•Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
•Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
•Controleer het apparaat door een kopie
te maken.
•Mogelijk is de tonercassette leeg.
Raadpleeg pagina 62 voor informatie over
het vervangen van tonercassettes.
Het documenttransport van het apparaat dat
het faxbericht verzond, haperde even.
Controleer of de scannereenheid vuil is en
reinig deze indien nodig. Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 60.
Problemen oplossen | 83
Page 84
Veelvoorkomende PostScript -problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt
weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het
venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast
PostScript-fouten.
Veel voorkomende Windows -problemen
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
PROBLEEM
Het PostScriptbestand kan niet
worden afgedrukt.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
Er wordt een
PostScriptfoutenpagina
afgedrukt.
De optionele lade
is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is het
PostScriptstuurprogramma
niet correct
geïnstalleerd.
De afdruktaak is te
complex.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Het printerstuurprogramma is
niet
geconfigureerd om
de optionele lade
te herkennen.
OPLOSSING
•Installeer het PostScriptstuurprogramma opnieuw
(zie Software).
•Druk een
configuratiepagina af en
controleer of u kunt
afdrukken in PS.
•Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u contact
op met de serviceafdeling.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Controleer of de afdruktaak
een PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing verwacht
dat er een installatiebestand
of PostScript-headerbestand
naar het apparaat wordt
gestuurd.
Open de PostScriptstuurprogrammaeigenschappen, selecteer het
tabblad
en stel de optie
sectie
op
Apparaatinstellingen
Installeerbare opties
Geplaatst
Lade
.
in de
in
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking" verschijnt.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af
te drukken.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het
bericht verschijnt in de gereedmodus of nadat
de afdruk is voltooid, controleert u de
aansluiting en gaat u na of er een fout is
opgetreden.
Wanneer u op een
Macintoshcomputer een
document afdrukt
met Acrobat
Reader 6.0 of
hoger, worden de
kleuren niet op de
juiste wijze
afgedrukt.
Mogelijk komt de
resolutie-instelling
in het printerstuurprogramma
niet overeen met
de resolutieinstelling in
Acrobat Reader.
84 | Problemen oplossen
Controleer of de resolutieinstelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Page 85
Algemene Linux-problemen
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt
niet af.
•Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
•Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan geactiveerd zijn
wanneer zich problemen met het afdrukken
hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de
opdracht geven om een document af te
drukken terwijl de poort wordt gebruikt door
een scantoepassing.
•Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/Ointerface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Open de poortconfiguratie en
selecteer de poort die is toegewezen aan uw
printer. In het deelvenster Selected port kunt
u bekijken of de poort is bezet door een
andere toepassing. Als dit het geval is, wacht
u tot de uit te voeren taak is voltooid, of drukt
u op de knop Release port als u zeker weet
dat er een storing is opgetreden bij de
huidige "eigenaar" van de poort.
•Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp
Front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk
de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
•De CUPS (Common Unix Printing System)versie die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2
(CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het
afdrukken via het "Internet Printing Protocol"
(IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van
IPP of installeer een recentere versie van
CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Scannen via Gimp
Front-end is niet
mogelijk.
De foutmelding
"Cannot open port
device file" verschijnt
bij het afdrukken van
een document.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem te upgraden naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Controleer of Gimp Front-end "Xsane: Device
dialog." heeft in het menu "Acquire". Als dit niet
zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp
installeren op de computer. U vindt de Xsaneplug-in voor Gimp op de cd van uw Linuxdistributie of op de homepage van Gimp. Zie
voor meer informatie de Help op de cd van uw
Linux-distributie of van de toepassing Gimp
Front-end.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
Problemen oplossen | 85
Page 86
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
•Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of
correct is aangesloten via de USB-poort en is
ingeschakeld.
•Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator, ga naar Scanners configuration,
en druk vervolgens op Drivers. Kijk of er een
stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/Ointerface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het
begin van een scanprocedure. Er wordt dan
een berichtvenster weergegeven.
•
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enz. In het
deelvenster
de poort is bezet door een andere toepassing
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
Selected port
het apparaat
kunt u bekijken of
Het apparaat scant
niet.
.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
•Controleer of er een document is geplaatst
het apparaat.
•Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
•Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt in het algemeen op
het moment dat u de scanprocedure wilt
starten. De desbetreffende melding verschijnt
dan.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1,
enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster Selected port kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere toepassing.
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
in
86 |Problemen oplossen
Page 87
Veel voorkomende Macintosh-problemen
PROBLEEMVOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het PDFbestand niet goed af.
Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het document is afgedrukt,
maar de afdruktaak is niet
verdwenen uit de wachtrij
in Mac OS 10.3.2.
Bepaalde letters worden
niet normaal weergegeven
tijdens het afdrukken van
het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Het PDF-bestand en de Acrobatproducten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-bestand af te
drukken als afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken neemt
meer tijd in beslag.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3.
of hoger.
Dit probleem wordt veroorzaakt
doordat Mac OS het desbetreffende
lettertype niet kan maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters
uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Problemen oplossen | 87
Page 88
verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Verbruiksartikelen
•Toebehoren
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem
contact op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of
het onderdeel leverbaar is in uw land.
•Aanschafmogelijkheden
TOEBEHOREN
U kunt toebehoren aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit
van uw apparaat te vergroten.
VERBRUIKSARTIKELEN
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
TYPE
Standaardrendement
tonercassette
Hoog rendement
tonercassette
TransportriemCirca 50.000
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798.
Wanneer u een nieuwe tonercassette of ander verbruiksartikel
aanschaft, dient u dit in het land te doen waar u ook het apparaat
hebt aangeschaft.
Anders is de tonercassette of het verbruiksartikel niet compatibel
met het apparaat, omdat de configuratie van tonercassettes en
verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
•Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
2.500 standaardpagina’s
(zwart)
•Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
2.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
•Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
5.500 standaardpagina’s
(zwart)
•Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
5.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
Als de transportriem is
versleten, moet u deze
vervangen. In dat geval
verschijnt het bericht op
het display dat de
transportriem is versleten.
papiertoevoerproble
men ondervindt, kunt
u een extra
papierlade met een
capaciteit van 500
vellen op het toestel
aansluiten. U kunt
documenten op
verschillende
formaten en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
Vaste schijfHiermee breidt u de
mogelijkheden van
het apparaat uit en
hebt u keuze uit
verschillende
afdrukwijzen.
Uw apparaat beschikt mogelijk over twee geheugensleuven. In één
van beide sleuven is in de fabriek reeds een geheugenmodule
geplaatst. U kunt de geheugencapaciteit van uw printer uitbreiden
door een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen, zoals
aangegeven in bovenstaande tabel. Wij raden u ten zeerste aan om
een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf
geïnstalleerde geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat
een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u wilt 256 MB
toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 384 MB.
KR039: 256 MB
P955J
N573K
AANSCHAFMOGELIJKHEDEN
Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt
bestellen, neem dan contact op met de lokale Dell-dealer of de leverancier
bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar www.dell.com op
support.dell.com en selecteer uw land/regio voor informatie over het
aanvragen van technische ondersteuning.
88 | Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
Page 89
accessoires installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften. Dell
is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires waarmee
u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
•Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
•Een geheugenmodule upgraden
•De vaste schijf gebruiken
VOORZORGSMAATREGELEN DIE U IN ACHT
MOET NEMEN BIJ DE INSTALLATIE VAN
ACCESSOIRES
•Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer
de stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
•Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische
elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan
te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat
op een geaarde stroombron is aangesloten. Wanneer u voor het
beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure
om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
•Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten
gebruikers van een PS-stuurprogramma een bijkomende instelling
opgeven. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de
toegevoegde accessoire.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door
een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u
Apparaatopties.
•Voor het PS-stuurprogramma selecteert u Apparaatinstellingen.
5. Stel de vereiste opties in de eigenschappen van het
printerstuurprogramma in.
•Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het deel Installeerbare
opties en stelt u de vereiste opties in.
6. Klik op OK.
EEN GEHEUGENMODULE UPGRADEN
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM).
Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren.
Uw apparaat beschikt over twee geheugensleuven, en in één van beide sleuven
is in de fabriek reeds een geheugenmodule geplaatst. Wanneer u de
geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule toevoegen aan de
lege geheugensleuf. Wij raden u ten zeerste aan om een geheugenmodule in
de lege sleuf te plaatsen en de vooraf geïnstalleerde geheugenmodule niet te
verwijderen. Als uw apparaat een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u
wilt 256 MB toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 384 MB.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule
(Zie "Toebehoren" op pagina 88).
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
TOEGEVOEGDE ACCESSOIRES IN DE
PRINTEREIGENSCHAPPEN ACTIVEREN
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u ze selecteren in de
printereigenschappen van het printerstuurprogramma om ze te kunnen
gebruiken.
1. Stuurprogramma installeren. ("Installing the software" op pagina 19.)
2. Klik op de knop Start van Windows.
→
•In Windows 2000 selecteert u Instellingen
•In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
•In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm
Hardware en geluiden
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik met uw
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
•Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma
en klikt u er met de rechtermuisknop op om Eigenschappen te
→
Printers.
Printers.
→
Accessoires installeren | 89
Page 90
3. Draai de schroef los, licht het toegangspaneel lichtjes op en trek het
naar rechts.
1 Klep
moederbord
Om een bestaande geheugenmodule te verwijderen, duwt u de
twee sloten aan de beide zijden van de module naar buiten.
4. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
5.
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule
in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de
inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar
passen.
7. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
8. Plaats de achterklep terug en schroef het vast.
9. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes
aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan
naar buiten.
10. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, moet u het toegevoegde
geheugen in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma activeren.
"Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren" op
pagina89.
DE VASTE SCHIJF GEBRUIKEN
Door de installatie van een vaste schijf kunnen de gegevens van uw
computer naar de afdrukwachtrij op de vaste schijf van de printer worden
gestuurd. Op die manier wordt de computer minder belast. Daarnaast kunt u
gebruikmaken van verschillende afdrukfuncties. U kunt bijvoorbeeld een
afdruktaak op de vaste schijf opslaan, een afdruktaak controleren en
persoonlijke documenten afdrukken.
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
6. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik"
hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit
kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf
lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
90 |Accessoires installeren
De vaste schijf installeren
Voor bestelinformatie, zie "Toebehoren" op pagina 88. Raadpleeg
de voorzorgsmaatregelen op pagina 89.
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
Page 91
3. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, licht
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
1 Klep
moederbord
4. Plaats de connector op de vaste schijf tegenover de connector op het
moederbord. Duw de connector van de vaste schijf in de connector op
het moederbord totdat de vaste schijf goed vastzit.
.
5. Draai de vier schroeven vast die bij uw nieuwe vaste schijf zijn geleverd.
7. Plaats de achterklep terug en schroef deze vast.
8. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
9. Druk een configuratiepagina af via het bedieningspaneel om na te gaan
of de vaste schijf juist is geïnstalleerd. Zie "Rapporten afdrukken" op
pagina 57.
10. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, moet u de toegevoegde vaste
schijf activeren in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma.
Zie "Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren"
op pagina 89.
Afdrukken met een optionele vaste schijf
Als de optionele vaste schijf is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van
geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij
zetten op de vaste schijf, een afdruktaak controleren en een persoonlijke
afdruktaak specificeren in het venster met printereigenschappen.
Zodra u de bestanden op de vaste schijf hebt opgeslagen, kunt u ze
makkelijk afdrukken of verwijderen via het bedieningspaneel van uw printer.
Een afdruktaak opslaan
U kunt afdruktaken opslaan op de geïnstalleerde vaste schijf.
1. Open het bestand dat u wilt opslaan.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
verschijnt.
3. Klik op Eigenschappen. Als u Instellen, Afdrukken of Opties ziet,
klik dan op deze knop.
4. Klik op het tabblad Overige opties op Taaktype.
5. Selecteer de gewenste afdrukmodus in de vervolgkeuzelijst.
• Normaal: afdrukken in de normale modus.
• Drukproef: drukt het eerste bestand af en na een korte pauze het
volgende bestand.
• Vertrouwelijk: slaat de bestanden op en beveiligt ze met een
wachtwoord.
• Opslaan: slaat het bestand op op de vaste schijf.
• Wachtrij: plaatst het bestand in de wachtrij op de vaste schijf en
drukt het vanuit deze wachtrij af.
• Afdrukschema: drukt het bestand af op een opgegeven tijdstip.
6. Voer de gebruikersnaam en de bestandsnaam in.
7. Klik op OK tot het venster Afdrukken wordt weergegeven.
8. Klik op OK of Afdrukken om het afdrukken te starten.
6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
Een opgeslagen afdruktaak afdrukken
U kunt afdruktaken afdrukken die op de vaste schijf zijn opgeslagen.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Als Afdrukken verschijnt, drukt u op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
8. Druk op OK. Het afdrukken start.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Accessoires installeren | 91
Page 92
Een opgeslagen afdruktaak verwijderen
U kunt afdruktaken verwijderen die op uw vaste schijf zijn opgeslagen.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Verwijderen verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Als Ja verschijnt, drukt u op OK.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
De actieve wachtrij beheren
Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve
wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt
een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt,
of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Een bestand uit de wachtrij verwijderen:
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Annuleren verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot Ja verschijnt en druk op OK.
Een bestand uit de wachtrij sneller afdrukken:
U kunt een afdruktaak in de actieve wachtrij selecteren en de
afdrukvolgorde wijzigen zodat de afdruktaak sneller kan worden
afgedrukt.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Niv. verhogen verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Een bestand onmiddellijk afdrukken:
U kunt een taak die gepland staat om op een later tijdstip te worden
afgedrukt, ook onmiddellijk laten afdrukken. In dat geval wordt de taak
die op dat moment wordt afgedrukt onderbroken en wordt de
geselecteerde afdruktaak afgedrukt. Deze functie is alleen beschikbaar
als de taak gepland staat om op een later tijdstip te worden afgedrukt.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Vrijgeven verschijnt en druk op OK.
Deze optie is alleen beschikbaar als u een afdruktaak hebt
geselecteerd waarvoor eerder de afdrukmodus Afdrukschema is
gekozen. Zie pagina 91.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Afdrukken met formulierbestanden
U kunt maximaal 10 formulierbestanden opslaan op de vaste schijf van
de printer en deze vervolgens gebruiken voor afdruktaken.
Die formulierbestanden moet u wel eerst aanmaken en daarvoor maakt
u gebruik van het printerstuurprogramma. Zie de Software.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Menu Formulier verschijnt en druk op OK.
3.
Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
•Uit: afdrukken in de normale modus.
•Enkel form.: alle pagina’s worden afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand.
•Dubbel form.: het voorblad wordt afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand, het achterblad volgens het tweede
formulierbestand.
4. Druk op Terug
keren.
5. Druk op de pijltoetsen tot Form. select. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Eerste form. verschijnt.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
Als u Dubbel form. hebt geselecteerd, gaat u verder met de
volgende stap.
8. Druk op de pijltoetsen tot Tweede form. verschijnt en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen totdat het formulierbestand voor het tweede formulier verschijnt en druk dan op OK.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om naar het bovenliggende menu terug te
Best.beleid
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van de bestandsnaam voordat
u verdergaat met de taak via de vaste schijf. Als het geheugen van de vaste
schijf al dezelfde naam heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert,
kunt u de naam wijzigen of de bestaande naam overschrijven.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Taakbeheer verschijnt en druk
op OK.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
92 |Accessoires installeren
Page 93
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Best.beleid verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling verschijnt en druk op OK.
•Naam wijz.: Als het geheugen van de vaste schijf al dezelfde naam
heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert, wordt het
bestand opgeslagen met een andere naam die automatisch is
geprogrammeerd.
•Overschr.:U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak
worden verwijderd van de vaste schijf wanneer er gegevens van een
nieuwe taak worden opgeslagen.
5. Druk op OK.
Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
Afb. overschr. is een veiligheidsmaatregel voor klanten die bezorgd zijn
over het ongeautoriseerd openen en kopiëren van vertrouwelijke of
persoonlijke documenten.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Afb. overschr. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling verschijnt en druk op OK.
•Onmiddellijk: Alle achtergebleven afbeeldingsgegevens van de
machine worden onmiddellijk gewist nadat elke taak is verwerkt.
•Op verzoek: Deze optie biedt een systeembeheerder de
mogelijkheid om op verzoek alle werkelijke afbeeldingsgegevens te
wissen die op de vaste schijf zijn achtergebleven zodra deze optie is
ingeschakeld. Alle bestaande taken worden verwijderd ongeacht hun
status en het indienen van taken is verboden zolang het
overschrijven plaatsvindt.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Aan of Uit te gaan voor
Onmiddellijk.
Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Inschakelen of
Uitschakelen te gaan voor Op verzoek.
Als u Op verzoek ingeschakeld hebt geselecteerd, bevestigt de
machine of de overschrijvingsfunctie nu wordt gestart. Druk op de
linker-/rechterpijltoets om Ja of Nee te selecteren. Als u Ja
selecteert, start de Op verzoek-overschrijving zodra u Ja
selecteert. Als u Nee selecteert, wordt deze functie ingeschakeld.
5. Druk op OK.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Accessoires installeren | 93
Page 94
specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Algemene specificaties
•Specificaties van de printer
•Specificaties van de scanner
•Specificaties van het kopieerapparaat
•Specificaties van de fax
ALGEMENE SPECIFICATIES
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ITEMBESCHRIJVING
Capaciteit DADI
Documentformaat
DADI
Capaciteit
papierinvoer
Capaciteit
papieruitvoer
VoedingAC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V
Stroomverbruik
Geluidsniveau
Standaardtijd voor
energiebesparende
modus vanuit
gereedmodus
Tot 50 vellen van 75 g/m2
Breedte: 148 tot 216 mm
Lengte: 148 tot 356 mm
•Lade: 250 vel normaal papier, 75 g/m
•Multifunctionele lade: 100 vel normaal papier,
•Optionele lade: 500 vel normaal papier, 75 g/m
Zie pagina 27 voor meer informatie over
de papierinvoercapaciteit.
Bedrukte zijde omlaag: 170 vel van 75 g/m
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en soort stroom voor uw
apparaat.
•Gemiddelde bedrijfsmodus: minder dan 580 W
•Gereedmodus: minder dan 82 W
•Energiebesparende modus: minder dan 18 W
•Stroom uit-modus: 0 W
a
•Gereedmodus: minder dan 32 dBA
•Afdrukmodus: minder dan 53 dBA
•Kopieermodus: minder dan 54 dBA
20 minuten
75 g/m
2
ITEMBESCHRIJVING
Levensduur
tonercassette
2
2
2
TransportriemCirca 50.000 pagina’s (A4, Letter)
Geheugen
(uitbreidbaar)*
Externe
afmetingen
(B x D x H)
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
Verpakkingsgewicht
Afdrukvolume
Fixeertemperatuur180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door
de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type
afdrukmateriaal en het formaat van het afdrukmateriaal.
b
Zwart
Kleur
(geel/
magenta/
cyaan)
128 MB (uit te breiden tot 384 MB)
468 x 498 x 651 mm
(zonder optionele lade)
36 kg
Papier: 5,8 kg
Plastic: 1,8 kg
Tot 65.000 pagina’s
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 5.500 standaardpagina’s
(Starttonercassette met capaciteit van
2.500 pagina’s meegeleverd.)
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een kleur tonercassette:
5.000 standaardpagina’s
(Starttonercassette met capaciteit van
2.000 pagina’s meegeleverd.)
Opstarttijd
BedrijfsomgevingTemperatuur: 15 tot 32,5 °C
Display16 tekens x 2 regels
Minder dan 49 seconden
De opstarttijd zal langer zijn naarmate er meer
gegevens op de harde schijf staan
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
94 |Specificaties
Page 95
SPECIFICATIES VAN DE PRINTERSPECIFICATIES VAN DE SCANNER
ITEMBESCHRIJVING
AfdrukmethodeKleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
Snelheid voor
a
Tot 20 ppm (A4), 21 ppm (Letter)
Tot 7 apm (A4, Letter)
dubbelzijdig
afdrukken
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Zwart-wit
Vanuit gereedmodus: minder
dan 25 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 75 seconden
Vanuit gereedmodus: minder
Kleur
dan 25 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 75 seconden
AfdrukresolutieMax. 2.400 x 600 dpi effectieve uitvoer
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing,
de verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en
de complexiteit van de taak.
b. Ga naar
downloaden.
www.dell.com
om de meest recente softwareversie te
ITEMBESCHRIJVING
CompatibiliteitTWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Resolutie
a
Kleuren-CCD
TWAINnorm/WIAnorm
Scannen
•Optisch: 600 x 1.200 dpi
•Verbeterd: 4.800 x 4.800 dpi
100, 200, 300 dpi
naar USB
Scannen
100, 200, 300 dpi
naar e-mail
Scannen
75, 150, 200, 300, 600 dpi
naar PC
Bestandsindeling
PDF, TIFF, JPEGb, BMP
netwerkscan
Effectieve
scanlengte
Effectieve
•Glasplaat van de scanner: 289 mm
•DADI: 348 mm
Max. 208 mm
scanbreedte
Kleurdiepte•Intern: 36 bits
•Extern: 24 bits
Grijstinten•1 bit voor zwart-witmodus
•8 bits voor grijstinten
a. De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT
ITEMBESCHRIJVING
a
Kopieersnelheid
Kopieerresolutie
Tot 20 kpm (A4), 21 kpm (Letter)
Tekst•DADI: tot 600 x 600 dpi
•Glasplaat van de scanner: tot
600 x 600 dpi
Tekst/fotoTot 600 x 600 dpi
TijdschriftTot 600 x 600 dpi
Foto•DADI: tot 600 x 600 dpi
•Glasplaat van de scanner: tot
1.200 x 1.200 dpi
Zoombereik•DADI: 25% tot 100%
•Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
Specificaties | 95
Page 96
SPECIFICATIES VAN DE FAX
ITEMBESCHRIJVING
CompatibiliteitITU-T G3
TelefoonlijnOpenbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
GegevenscoderingMH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Maximale
documentlengte
ResolutieKleur200 x 200 dpi
Geheugen 4 MB (Circa 200 pagina’s)
Halftoon256 niveaus
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C"
via ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Tot 3 seconden per pagina
356 mm
Zwart•Standaard: 203 x 98 dpi
•Fijn: 203 x 196 dpi
•Superfijn: 300 x 300 dpi (alleen
ontvangst)
a
96 |Specificaties
Page 97
Bijlage
BELEID VAN DELL VOOR TECHNISCHE ONDERSTEUNING
Indien bij het oplossen van problemen gebruik wordt gemaakt van technische ondersteuning door een technicus is medewerking en actieve deelname van de klant
vereist. De ondersteuning herstelt het besturingssysteem, de applicatiesoftware en hardwarestuurprogramma’s door deze terug te zetten in de oorspronkelijke,
door Dell geleverde standaardconfiguratie. Verder worden de printer en alle geïnstalleerde Dell-software gecontroleerd. Naast de technische ondersteuning door
een technicus biedt Dell Support ook online ondersteuning. Meer mogelijkheden voor technische ondersteuning zijn beschikbaar tegen betaling.
Dell levert beperkte technische ondersteuning voor de printer en geïnstalleerde Dell-software en -randapparatuur. Ondersteuning voor software en randapparatuur
van derden wordt aangeboden door de oorspronkelijke fabrikant. Dit geldt tevens voor software en randapparatuur die zijn aangeschaft en/of geïnstalleerd via
Software & Peripherals (DellWare), ReadyWare en Custom Factory Integration (CFI/DellPlus).
CONTACT OPNEMEN MET DELL
U krijgt toegang tot Dell Support via support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina WELCOME TO DELL SUPPORT en vul de gevraagde gegevens in om
hulpmiddelen en informatie op te vragen.
U kunt elektronisch contact opnemen met Dell via onderstaande adressen:
•Websites
www.dell.com/
www.dell.com/ap/ (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied)
www.dell.com/jp/ (alleen Japan)
www.euro.dell.com (alleen Europa)
www.dell.com/la/ (Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen)
www.dell.ca (alleen Canada)
•Anonymous file transfer protocol (FTP)
ftp.dell.com
Log in als gebruiker: anonymous en gebruik uw e-mailadres als wachtwoord.
•Service voor elektronische ondersteuning
mobile_support@us.dell.com
support@us.dell.com
la-techsupport@dell.com (Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen)
apsupport@dell.com (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied)
support.jp.dell.com (alleen Japan)
support.euro.dell.com (alleen Europa)
•Elektronische offerteservice
apmarketing@dell.com (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied)
sale_canada@dell.com (alleen Canada)
GARANTIE- EN TERUGGAVEBELEID
Dell Inc. ("Dell") maakt voor de productie van hardware gebruik van onderdelen die nieuw of gelijkwaardig aan nieuw zijn en werkt volgens de normen die gelden
in de industrie. Zie voor meer informatie over de printergarantie van Dell de Productinformatiegids.
Bijlage | 97
Page 98
verklarende woordenlijst
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
98 | Verklarende woordenlijst
Page 99
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IPnetwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
Verklarende woordenlijst | 99
Page 100
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multitasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNSstack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
100 |Verklarende woordenlijst
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.