Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
•U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
•U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
Zie Software.
•Uw apparaat drukt tot 20 ppm van A4-formaat af en tot 21
ppm van Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
•De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden,
enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste
afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon
papier bevatten.
•Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen
kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
•Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie
Software.
•Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot, en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
•U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
•Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden (zie "Toebehoren" op pagina 88).
•Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
•U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/
2003/2008/Vista, evenals met Linux- en Macintoshsystemen.
•Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
•Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
•Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
•De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Tijd en geld besparen
•U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
•Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
•Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
2 |De functies van uw nieuwe laserproduct
De originelen scannen en direct verzenden
•In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
•Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van
een fax
•U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
•Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw
bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIESDell 2145cn
USB 2.0
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Vaste schijf (optioneel)O
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
( : aanwezig, O: optioneel)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
•Document is synoniem met origineel.
•Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIEBESCHRIJVINGVOORBEELD
VetWordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
OpgepastBiedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
VoetnootBiedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
apparaat.
van het apparaat.
mechanische schade of defecten.
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie.(Zie pagina 1 voor meer informatie)
Start
De datumnotatie kan verschillen
van land tot land.
Raak de groene onderzijde van
de tonercassette niet aan.
De functies van uw nieuwe laserproduct | 3
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Online
gebruikershandleiding
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Dell-website
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar
te maken.
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende
besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
U vindt anderstalige gebruikershandleidingen in de map Manual op de cd-rom met printersoftware.
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
printereigenschappen.
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Dell, www.dell.com op support.dell.com.
Help
in het dialoogvenster met
4| De functies van uw nieuwe laserproduct
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
LET OP
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand
en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
Veiligheidsinformatie | 5
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
•als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
•als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
•als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
•als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
•als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
•als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
a
zijn.
6| Veiligheidsinformatie
inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
12
AAN DE SLAG
18
12 Overzicht van de printer
12Voorkant
12Achterkant
13 Overzicht van het bedieningspaneel
14 Informatie over de Status-LED
14 De status van de tonercassette bevestigen
15 Menu-overzicht
16 Meegeleverde software
16 Functies van de printerstuurprogramma’s
18 De hardware installeren
18 Een testpagina afdrukken
18 Het netwerk installeren
18Ondersteunde netwerkomgevingen
19Netwerkprotocol configureren via het apparaat
19Het programma SetIP gebruiken
19 Systeemvereisten
19Microsoft® Windows®
20Macintosh
20Linux
20 De software installeren
21 Basisinstellingen van het apparaat
21Hoogte-instelling
21De taal op het display wijzigen
22Datum en tijd instellen
22De kloknotatie wijzigen
22De standaardmodus wijzigen
22Geluiden instellen
23Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
23Gebruik van de energiebesparende modi
23Time-out van afdruktaak instellen
23Automatisch doorgaan
24Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
25
25 Originelen plaatsen
25Op de glasplaat van de scanner
25In de DADI
26 Afdrukmateriaal selecteren
27Specificaties van afdrukmateriaal
28Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
28Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
29 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
30 Papier plaatsen
30Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
30Papier plaatsen in de multifunctionele lade
31 De uitvoersteun instellen
31Voor papier van Letter-formaat
31Voor papier van A4- of Legal-formaat
32 Papierformaat en -type instellen
inhoud | 7
inhoud
KOPIËREN
33
SCANNEN
38
33 De papierlade selecteren
33 Kopiëren
33 De instellingen per kopie wijzigen
33Tonerdichtheid
33Type origineel
33Verkleinde of vergrote kopie
34 De instellingen voor het scanformaat wijzigen
34 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
34 ID-kaart kopiëren
34 Speciale kopieerfuncties gebruiken
34Sorteren
352 of 4 pagina’s per vel kopiëren
35Poster kopiëren
35Klonen
35Achtergrond afbeeldingen wissen
36Boeken kopiëren
36Marge verschuiven
36Rand wissen
36Verbeterde kopieën met grijstinten
37 Dubbelzijdig afdrukken
37 Time-out voor kopiëren instellen
38 Basisinformatie over scannen
38 Scannen via het bedieningspaneel
38Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer.
38Scannen naar toepassingen
39 Scannen via het netwerk
39Voorbereiden om te scannen via het netwerk
41Naar e-mail scannen
41Naar een FTP-server scannen
41Naar een SMB-server scannen
41 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
42 De standaardscaninstellingen wijzigen
42 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
42 Een adresboek aanmaken
42Snelkiesnummers voor e-mail registreren
42Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
42Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
42Adresboekitems gebruiken
43Een item zoeken in het adresboek
43Adresboek afdrukken
43 Dubbelzijdig scannen
8 |inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
44
FAXEN
45
44 Een document afdrukken
44 Een afdruktaak annuleren
46Automatisch opnieuw kiezen
46Het laatste nummer opnieuw kiezen
46Faxen dubbelzijdig verzenden
46 Een fax ontvangen
46De papierlade selecteren
46Ontvangstmodus wijzigen
47Automatisch ontvangen in modus Fax
47Handmatig ontvangen in de modus Tel
47Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
47Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
47Faxen ontvangen via de modus DRPD
48Ontvangen in veilige ontvangstmodus
48Veilige ontvangstmodus inschakelen
48Faxen ontvangen in het geheugen
48 Andere manieren om een fax te verzenden
48Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
49Een uitgestelde fax verzenden
49Een fax met hoge prioriteit verzenden
49Faxen doorsturen
61Tonercassette bewaren
61Verwachte levensduur van de cassette
61Toner herverdelen
62 De tonercassette vervangen
63Het bericht Toner op wissen
63 De transportriem vervangen
inhoud | 9
inhoud
64 Te onderhouden onderdelen
64Verbruiksartikelen controleren
65Het rubberen matje van de DADI vervangen
65 Het apparaat beheren via de website
65Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
65 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
66
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
88
66 Tips om papierstoringen te vermijden
66 Vastgelopen papier verwijderden
66Papierstoring in het invoergedeelte
67Papierstoring aan uitgang
67Papierstoring bij de roller
67 Vastgelopen papier verwijderen
68In het papierinvoergedeelte
68In de multifunctionele lade
70Rond de fixeereenheid
71In het papierinvoergedeelte
72In de optionele lade
73 Informatie over berichten op het display
77 Andere problemen oplossen
77Papierinvoer
78Afdrukproblemen
79Problemen met de afdrukkwaliteit
81Problemen met kopiëren
82Problemen met scannen
83Problemen met faxen
84Veelvoorkomende PostScript -problemen
84Veel voorkomende Windows -problemen
85Algemene Linux-problemen
87Veel voorkomende Macintosh-problemen
89 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
89 Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
89 Een geheugenmodule upgraden
89Een geheugenmodule installeren
90 De vaste schijf gebruiken
90De vaste schijf installeren
91Afdrukken met een optionele vaste schijf
92Best.beleid
93Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
94 Algemene specificaties
95 Specificaties van de printer
95 Specificaties van de scanner
95 Specificaties van het kopieerapparaat
96 Specificaties van de fax
inhoud
BIJLAGE
97
VERKLARENDE WOORDENLIJST
98
INDEX
97 Beleid van Dell voor technische ondersteuning
97 Contact opnemen met Dell
97 Garantie- en teruggavebeleid
inhoud | 11
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Overzicht van de printer
•Overzicht van het bedieningspaneel
•Informatie over de Status-LED
•De status van de tonercassette bevestigen
OVERZICHT VAN DE PRINTER
VoorkantAchterkant
•Menu-overzicht
•Meegeleverde software
•Functies van de printerstuurprogramma’s
Breedtegeleiders voor
1
documenten
DADI
2
Bedieningspaneel
3
Steun voor papieruitvoer
4
Voorklep
5
Handgreep op de voorklep
6
Handgreep voor
7
multifunctionele lade
Multifunctionele lade
8
Lade 1
9
Documentinvoerlade
10
Documentuitvoerlade
11
USB-geheugenpoort
12
Indicator papierniveau
13
Optionele lade 2
14
Multifunctionele lade met
15
geleiders
Tonercassette
16
Transportriem
17
Scannerdeksel
18
Vergrendelingsschakelaar
19
scanner
Glasplaat
20
Scanner
21
USB-poort
1
Netwerkpoort
2
15-pins aansluiting voor
3
optionele lade
Aansluiting telefoonlijn
4
Uitgang voor intern
5
telefoontoestel (EXT)
Greep
6
Stroomschakelaar
7
Aansluiting netsnoer
8
Klep moederbord
9
Achterklep
10
Kabelbinder
11
12 |Inleiding
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Snelknoppen
1
Shift
2
3
Adresboek ()
4
Resolutie ()
Opnieuw/Pauze
5
()
6
Fax
()
7
Kopie
Scan/Email
8
Display
9
Toner colors
10
Menu ()
11
Linker/rechter
12
pijl
OK
13
14
15
16
()
Terug ()
Status ()
Tonersterkte ( )
()
()
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan
en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om
toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en emailadressen in het geheugen opslaan.
Hiermee kunt u de resolutie van het document voor
de huidige faxtaak aanpassen.
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in de
gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Activeert de faxmodus.
Activeert de kopieermodus.
Activeert de scanmodus.
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display. Zie
Status-LED met berichten over de tonercassettes op
pagina 14.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door
de beschikbare menu’s.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het
geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de
waarden.
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hier wordt de status van het apparaat weergegeven.
Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 14.
Hiermee kunt u de helderheid van het document voor
de huidige kopieertaak aanpassen.
Zie "Tonerdichtheid" op pagina 33.
Type origineel
h
17
()
Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor de
huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op
pagina 33.
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
Kopie ID ()
18
Verkleinen/
19
Vergroten ()
Duplex ( )
20
Y
X
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 34.
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het
origineel.
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken.
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een USB-
Via USB
21
afdrukken ()
geheugenapparaat afdrukken wanneer dat op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het
apparaat is aangesloten. Zie "Over USB-geheugen"
op pagina 54.
Hiermee kiest u een nummer of voert u
Cijfertoetsen
22
Hoorn op de haak
23
()
alfanumerieke tekens in. Zie "Letters en cijfers op het
toetsenblok" op pagina 23.
Hiermee opent u de telefoonlijn.
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
Stoppen/Wissen
24
()
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
25
Kleur Start ()
26
Zwart Start ()
Start een taak in de kleurmodus.
Start een taak in de zwart-witmodus.
•Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
•Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding | 13
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status
apparaat weer.
STATUSBESCHRIJVING
Uit•Het apparaat is uitgeschakeld.
()
-LED geeft de huidige status van het
•Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status
LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden
vervangen, licht de Status
display weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het
bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet
worden.
Voorbeeld:
()
-LED rood op en wordt het bericht op het
()
-
GroenKnippert•Wanneer het groene lampje langzaam knippert,
Aan•Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
RoodKnippert•Er is een kleine storing opgetreden en het
Aan
ontvangt de printer gegevens van de computer.
•Wanneer het groene lampje snel knippert, is de
printer bezig met afdrukken.
gebruik.
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73 om het probleem op te
lossen.
•De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette, zie "Verbruiksartikelen en
toebehoren bestellen" op pagina 88. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen. Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 62.
•Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor
het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een
papierstoring, een geopende klep of geen papier
in de lade). Controleer het bericht op het display
en raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73 om het probleem op te
lossen.
•De tonercassette is leeg of moet worden
vervangen. Zie "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73.
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de
tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht
op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt
oplossen. Zie pagina 73 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt.
Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 voor meer
informatie.
14 |Inleiding
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu
menu’s. Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
Exemplaren
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijst
PCL-lettertyp.
PS3-let.lijst
Opgesl. taak
Taak voltooid
Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Ws tr bijna op
USB-geheugen
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mail
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Menu Formulier
Form. select.
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
En.sprst. scan
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
()
om toegang te krijgen tot deze
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
SMB
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen
E-mail
FTP
SMB
Transm.rapport
Inleiding| 15
MEEGELEVERDE SOFTWARE
U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde
cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. De cd bevat de volgende software.
Cd
Cd met
printersoftware
Windows•
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description (PPD)bestand
bedoeld voor het afdrukken van
documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in de PS-taal.
•
Scannerstuurprogramma
scannen van documenten zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image
Acquisition) beschikbaar.
•Dell Scanbeheer: U kunt informatie
bekijken over het Dell Scanbeheerprogramma en de status van het
geïnstalleerde scanstuurprogramma.
•Dell-tonerbeheersysteem
wordt de status van de printer en de naam
van de opdracht weergegeven wanneer u
een opdracht verzendt om af te drukken.
In het venster Dell-
tonerbeheersysteem
niveau van de resterende toner
weergegeven en kunt u nieuwe
tonercartridges bestellen.
•
Printerstatusmonitor
geeft de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
•
SmarThru Officea: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor
uw multifunctionele apparaat.
•
Hulpprogramma Printerinstellingen
dit programma kunt u de andere opties van
de printer instellen vanaf het bureaublad van
uw computer.
•
Hulpprogramma voor het updaten van
de
van het apparaat bijwerken.
•
SetIP
adressen van uw apparaat instellen.
INHOUD
: gebruik dit
: het PostScript-stuurprogramma is
: voor het
TM
: Hiermee
TM
wordt ook het
: dit programma
: Met
: Met dit programma kunt u de firmware
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
Cd
Cd met
printersoftware
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere
beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe
Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde
SmarThru-programma voor meer informatie.
Macintosh•
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description (PPD)bestand
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Macintosh-computer.
•
Scannerstuurprogramma
stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
•
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens
andre indstillinger fra computerens
skrivebord.
INHOUD
: gebruik dit
: voor het bedienen van het
: TWAIN-
: Med
FUNCTIES VAN
DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
•Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
•Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die
door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
FUNCTIEWINDOWSLINUXMACINTOSH
KleurmodusOO O
Optie printerkwaliteitOO O
Poster afdrukkenOX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
Afdruk aan pagina
aanpassen
OO (2, 4)O
OX
O
a
16 | Inleiding
Linux•
PostScript Printer Description (PPD)bestand
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Linux-computer.
•
SANE
van documenten.
•
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens
andre indstillinger fra computerens
skrivebord.
: voor het bedienen van het
: stuurprogramma voor het scannen
: Med
Afdrukken op schaalOX O
Andere lade voor eerste
pagina
WatermerkOX X
OverlayOX X
DubbelzijdigOX O
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
OX O
PostScript-stuurprogramma
FUNCTIEWINDOWSLINUXMACINTOSH
KleurmodusOO O
Optie printerkwaliteitOO O
Poster afdrukkenXX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
Afdruk aan pagina
aanpassen
Afdrukken op schaalOX O
OO (2, 4)O
OX
O
a
Andere lade voor eerste
pagina
WatermerkXX X
OverlayXX X
DubbelzijdigOX O
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
XX O
Inleiding | 17
aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•De hardware installeren
•Een testpagina afdrukken
•Het netwerk installeren
•Systeemvereisten
•De software installeren
•Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier (zie "Papier plaatsen" op pagina 30).
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie
"Hoogte-instelling" op pagina 21 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer
dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
18 |Aan de slag
ITEMVEREISTEN
Netwerkinterface•Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem
Netwerkprotocollen•TCP/IP op Windows
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw
besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma
stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor
Linux.
•Windows 2000/XP/2003/2008/Vista
•Diverse Linux-besturingssystemen
•Mac OS X 10.3 ~ 10.5
•IPP
•SNMP
•DHCP
•BOOTP
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu
van het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijllinks/rechts om tussen de bytes te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IPparameters: subnetmasker en gateway-adres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
•
Embedded Web Service
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
•
SetIP
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol.
()
op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel
: een in de netwerkafdrukserver
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Als u het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart hebt ingevoerd, klikt u op
Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGS
-SYSTEEM
Windows 2000
Windows XPPentium III 933 MHz
Windows
Server 2003
Windows
Server 2008
Windows VistaPentium IV 3 GHz512 MB
®
Windows
Intel® Pentinum® II 400
MHz (Pentium III 933
MHz)
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
®
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSORRAM
64 MB
(128 MB)
128 MB
(256 MB)
128 MB
(512 MB)
512 MB
(2.048 MB)
(1.024 MB)
VRIJE HDD-
RUIMTE
600 MB
1,5 GB
1,25 GB tot
2GB
10 GB
15 GB
Het programma SetIP gebruiken
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
•U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als uw printer met
een netwerk is verbonden.
•De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het netwerkconfiguratierapport uit om te weten wat het MAC-adres
van uw printer is. Zie "Printing reports" op pagina 55.
2. In het menu Start in Windows selecteert u Alle programma's→ Dell →
Dell-printers →
Laser MFP
3. Klik op om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
Dell 2145cn Color Laser MFP → Dell 2145cn Color
→
Set IP.
•Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
•
Alleen gebruikers met beheerdersrechten kunnen software
installeren.
•128 MB voor
een MAC op
basis van
PowerPC
(512 MB)
•512 MB voor
een MAC op
basis van Intel
(1 GB)
512 MB (1 GB)1 GB
VRIJE
HDD-
RUIMTE
1 GB
DE SOFTWARE INSTALLEREN
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
•De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
•De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De procedure die u moet volgen en het popupvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen
afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of
de interface die wordt gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 18). Sluit alle toepassingen
op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op
Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van
het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start
Bureau-accessories
4. Klik op Volgende.
→
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
→
Alle programma's →
ProcessorPentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte1GB (1GB)
SoftwareLinux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
•U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om
met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
•Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt
de maximale optische resolutie.
20 | Aan de slag
•Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
•Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om
uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan
het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres
voor het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af (zie "Rapporten afdrukken"
op pagina 57).
•Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af
(zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
7. Klik op Voltooien.
•Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
•Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de taalversie van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van
Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat
worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt
gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het
papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1 Normaal
2 Hoog 3
3 Hoog 2
0
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Klik op Start
2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk
van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Instelling
in de keuzelijst en klik op Apply.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm Embedded Web Service automatisch. Klik op Machine Settings
de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
→
Alle programma's → DELL →
→
→
Setup (of Machine Setup) → Altitude. Selecteer
→
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
4 Hoog 3
Dell-printers
→Dell
Aan de slag | 21
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer
het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te
plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop *
of # of een willekeurige cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in
de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus
afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus.
()
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
•Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets
wordt ingedrukt.
•Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan staat,
optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
•Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via
de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze
optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker
aan tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van Hoorn op de haak
()
.
•Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op Hoorn op de haak
luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stoppen/Wissen
te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als
de telefoonlijn is aangesloten.
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
()
. U hoort een kiestoon uit de
()
om de wijziging op te slaan en terug
22 |Aan de slag
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam
van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of
e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende
namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u
de cursor door op de rechter
de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het
volgende teken verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETSTOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
11Spatie
2ABCab c 2
3DEFdef 3
pijltoets te drukken en vervolgens op
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door
uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat
gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt
u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start,
gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de
om terug te keren naar de
4GHI ghi 4
5JKLj kl 5
6MNOmno6
7PQRSpqr s7
8TUVt uv 8
9WXYZwxyz9
0+-,.‘/*#&@0
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt,
drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
()
Om een pauze in te voegen, drukt u op Opnieuw/Pauze
invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken "-".
tijdens het
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt
bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Aan de slag | 23
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het
bedieningspaneel op Zwart Start
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
()
of op Kleur Start
om terug te keren naar de
()
drukt.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Klik op Start → Alle programma's → DELL →
2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk
van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Emulatie.
4. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
5. Klik op Instelling.
6. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
7. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
•Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
•Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
•Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
•Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
•OCR: OCR-A, OCR-B
→
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Dell-printers
→ Dell
24 |Aan de slag
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•Originelen plaatsen
•Afdrukmateriaal selecteren
•Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
•Papier plaatsen
•De uitvoersteun instellen
•Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op
de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische
documentinvoer).
Dell 2145cn is voorzien van de DADI-functie. Hiermee kunt u beide
zijden van het origineel tegelijkertijd scannen. Zie "Dubbelzijdig
scannen" op pagina 43.
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van
de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
•Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
•Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
•Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
In de DADI
In de DADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m2 voor één taak
plaatsen.
Als u de DADI gebruikt:
•Plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter dan 216 x
356 mm.
•Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
•Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
•Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
•Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
•Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 25
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
•slechte afdrukkwaliteit,
•vastlopen van het papier,
•versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
•Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
•Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
•Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
•Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
•Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover Dell geen controle
heeft.
•Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal
aanschaft, of
gebruikershandleiding staan vermeld.
het voldoet aan de vereisten die in deze
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de
afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Dell.
26 |Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPEFORMAATAFMETINGEN
Normaal papierLetter216 x 279 mm
Legal216 x 356 mm
US Folio216 x 330 mm
A4210 x 297 mm
Oficio216 x 343 mm
JIS B5182 x 257 mm
ISO B5176 x 250 mm
Executive184 x 267 mm
A5148 x 210 mm
Statement140 x 216 mm
A6105 x 148 mm
EnveloppenMonarch-enveloppen98 x 191 mm
Envelop63/492 x 165mm
Envelop nr. 10105 x 241 mm
Envelop nr. 998 x 225 mm
GEWICHT
•60 tot 105 g/m
voor de papierlade
•60 tot 163 g/m
voor de papierlade
•60 tot 105 g/m
voor de papierlade
•60 tot 163 g/m
voor de papierlade
75 tot 105 g/m
2
a
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
CAPACITEIT
•250 vel 75 g/m
2
voor de lade
•100 vel van 75 g/m
b
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
•500 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de optionele lade
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
•150 vel 75 g/m
voor de lade
•100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
bankpostpapier10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop DL110 x 220 mm
Envelop C5162 x 229 mm
Envelop C6114 x 162 mm
EtikettenLetter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
120 tot 150 g/m2 bankpostpapier10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
KaartenLetter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
90 tot 163 g/m
2
bankpostpapier10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
Minimaal formaat (aangepast)76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast)216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 27
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
MODUSFORMAATINVOER
KopieermodusLetter, A4, Legal, Oficio,
AfdrukmodusHet apparaat ondersteunt
FaxmodusLetter, A4, Legal•lade 1
Dubbelzijdig
afdrukken
a. Alleen 75 tot 105 g/m2 bankpostpapier.
a
Folio, Executive, JIS B5,
A5, A6
alle formaten
Letter, A4, Legal, Folio,
Oficio
•lade1
•optionele lade 2
•multifunctionele lade
•lade1
•optionele lade 2
•multifunctionele lade
•optionele lade 2
•lade1
•optionele lade 2
•multifunctionele lade
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
SOORT
MATERIAAL
Enveloppen
•Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd
bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm
omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
•Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
•Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
•Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
•Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
•Controleer of de naad aan beide uiteinden van
de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
RICHTLIJNEN
2
bedragen, anders kan
28 |Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
•Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer
dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een
kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde
compatibel is met de fixeertemperatuur van het
apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 95).
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
•Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
•Druk niet af op de plaats waar de naden van
de envelop samenkomen.
SOORT
MATERIAAL
Etiketten•Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 94).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen
de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
•Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
•Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
•Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
RICHTLIJNEN
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN
DE PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u
de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor
zou het papier kunnen gaan buigen.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Voorbedrukt
papier
•Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
•Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
•Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
•De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
•Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
•Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 29
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
•Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
•Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen
er papierstoringen optreden.
PAPIER PLAATSEN
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vel papier van 75 g/m
U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen (zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88).
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het
apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet
onder de garantie of serviceovereenkomsten van Dell.
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de
afdrukmedia aan die u wilt laden.
2. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar boven.
2
gewoon bankpostpapier bevatten.
Papier plaatsen in de multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
•Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in
de multifunctionele lade.
•Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
•Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en
met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele
lade worden geplaatst.
•Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties.
Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot
de afdrukkwaliteit (zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26).
•Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak,
voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
1 Vol
2 Leeg
3. Stel in de softwaretoepassing de papierinvoer en -soort in wanneer u
een document wilt afdrukken. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
•Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het
papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
•U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar
de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten
aanzien van de afdrukkwaliteit.
30 |Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het papier in de lade.
•Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met
de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
•Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier
uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Loading...
+ 118 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.