Dell 2145cn User Manual [nl]

Page 1
Dell 2145cn
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
www.dell.com | support.dell.com
Page 2

de functies van uw nieuwe laserproduct

Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Met dit apparaat kunt u:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi. Zie Software.
Uw apparaat drukt tot 20 ppm van A4-formaat af en tot 21 ppm van Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden, enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier. De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon papier bevatten.
Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot, en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te breiden (zie "Toebehoren" op pagina 88).
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/ 2003/2008/Vista, evenals met Linux- en Macintosh­systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
2 | De functies van uw nieuwe laserproduct
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen.
Page 3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIES Dell 2145cn
USB 2.0
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Vaste schijf (optioneel) O
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
( : aanwezig, O: optioneel)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer informatie)
apparaat.
van het apparaat.
mechanische schade of defecten.
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
Start
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan.
De functies van uw nieuwe laserproduct | 3
Page 4
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte installatiehandleiding
Online gebruikershandleiding
Hulp bij het printerstuurprogramma
Dell-website
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken.
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
U vindt anderstalige gebruikershandleidingen in de map Manual op de cd-rom met printersoftware.
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op printereigenschappen.
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie vinden op de website van Dell, www.dell.com op support.dell.com.
Help
in het dialoogvenster met
4 | De functies van uw nieuwe laserproduct
Page 5

veiligheidsinformatie

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
LET OP
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
Veiligheidsinformatie | 5
Page 6
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
a
zijn.
6 | Veiligheidsinformatie
Page 7

inhoud

2 De functies van uw nieuwe laserproduct 5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
12
AAN DE SLAG
18
12 Overzicht van de printer
12 Voorkant 12 Achterkant
13 Overzicht van het bedieningspaneel 14 Informatie over de Status-LED 14 De status van de tonercassette bevestigen 15 Menu-overzicht 16 Meegeleverde software 16 Functies van de printerstuurprogramma’s
16 Printerstuurprogramma 17 PostScript-stuurprogramma
18 De hardware installeren 18 Een testpagina afdrukken 18 Het netwerk installeren
18 Ondersteunde netwerkomgevingen 19 Netwerkprotocol configureren via het apparaat 19 Het programma SetIP gebruiken
19 Systeemvereisten
19 Microsoft® Windows® 20 Macintosh 20 Linux
20 De software installeren 21 Basisinstellingen van het apparaat
21 Hoogte-instelling 21 De taal op het display wijzigen 22 Datum en tijd instellen 22 De kloknotatie wijzigen 22 De standaardmodus wijzigen 22 Geluiden instellen 23 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren 23 Gebruik van de energiebesparende modi 23 Time-out van afdruktaak instellen 23 Automatisch doorgaan 24 Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
25
25 Originelen plaatsen
25 Op de glasplaat van de scanner 25 In de DADI
26 Afdrukmateriaal selecteren
27 Specificaties van afdrukmateriaal 28 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund 28 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
29 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen 30 Papier plaatsen
30 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade 30 Papier plaatsen in de multifunctionele lade
31 De uitvoersteun instellen
31 Voor papier van Letter-formaat 31 Voor papier van A4- of Legal-formaat
32 Papierformaat en -type instellen
inhoud | 7
Page 8
inhoud
KOPIËREN
33
SCANNEN
38
33 De papierlade selecteren 33 Kopiëren 33 De instellingen per kopie wijzigen
33 Tonerdichtheid 33 Type origineel 33 Verkleinde of vergrote kopie
34 De instellingen voor het scanformaat wijzigen 34 De standaardkopieerinstellingen wijzigen 34 ID-kaart kopiëren 34 Speciale kopieerfuncties gebruiken
34 Sorteren 35 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren 35 Poster kopiëren 35 Klonen 35 Achtergrond afbeeldingen wissen 36 Boeken kopiëren 36 Marge verschuiven 36 Rand wissen 36 Verbeterde kopieën met grijstinten
37 Dubbelzijdig afdrukken 37 Time-out voor kopiëren instellen
38 Basisinformatie over scannen 38 Scannen via het bedieningspaneel
38 Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer. 38 Scannen naar toepassingen
39 Scannen via het netwerk
39 Voorbereiden om te scannen via het netwerk 41 Naar e-mail scannen 41 Naar een FTP-server scannen 41 Naar een SMB-server scannen
41 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen 42 De standaardscaninstellingen wijzigen 42 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken 42 Een adresboek aanmaken
42 Snelkiesnummers voor e-mail registreren 42 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren 42 Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server 42 Adresboekitems gebruiken 43 Een item zoeken in het adresboek 43 Adresboek afdrukken
43 Dubbelzijdig scannen
8 | inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
44
FAXEN
45
44 Een document afdrukken 44 Een afdruktaak annuleren
45 Een fax verzenden
45 Faxhoofd instellen 45 De documentinstellingen aanpassen 46 Een fax automatisch verzenden 46 Een fax handmatig verzenden 46 Een verzending bevestigen
Page 9
inhoud
46 Automatisch opnieuw kiezen 46 Het laatste nummer opnieuw kiezen 46 Faxen dubbelzijdig verzenden
46 Een fax ontvangen
46 De papierlade selecteren 46 Ontvangstmodus wijzigen 47 Automatisch ontvangen in modus Fax 47 Handmatig ontvangen in de modus Tel 47 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel 47 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax 47 Faxen ontvangen via de modus DRPD 48 Ontvangen in veilige ontvangstmodus 48 Veilige ontvangstmodus inschakelen 48 Faxen ontvangen in het geheugen
48 Andere manieren om een fax te verzenden
48 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden) 49 Een uitgestelde fax verzenden 49 Een fax met hoge prioriteit verzenden 49 Faxen doorsturen
50 Fax instellen
50 De faxinstellingen wijzigen 51 De standaarddocumentinstellingen wijzigen 52 Automatisch een verzendrapport afdrukken 52 Een adresboek aanmaken
GEBRUIK VAN EEN USB-FLASHGEHEUGEN
54
ONDERHOUD
57
54 Over USB-geheugen 54 Een USB-geheugenapparaat aansluiten 54 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
54 Scannen 55 Aangepast scannen naar USB
55 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
55 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
55 Een back-up maken van uw gegevens
55 Een back-up maken van uw gegevens 56 Gegevens terugzetten
56 USB-geheugen beheren
56 Een afbeeldingsbestand verwijderen 56 USB-geheugenapparaat formatteren 56 De USB-geheugenstatus weergeven
57 Rapporten afdrukken
57 Een rapport afdrukken
57 Het kleurcontrast aanpassen 58 Waarschuwing Toner bijna op gebruiken 58 Geheugen wissen 58 Uw apparaat reinigen
58 De buitenkant reinigen 58 Binnenkant reinigen 60 De scannereenheid reinigen
61 De cassette onderhouden
61 Tonercassette bewaren 61 Verwachte levensduur van de cassette 61 Toner herverdelen
62 De tonercassette vervangen
63 Het bericht Toner op wissen
63 De transportriem vervangen
inhoud | 9
Page 10
inhoud
64 Te onderhouden onderdelen
64 Verbruiksartikelen controleren 65 Het rubberen matje van de DADI vervangen
65 Het apparaat beheren via de website
65 Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
65 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
66
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
88
66 Tips om papierstoringen te vermijden 66 Vastgelopen papier verwijderden
66 Papierstoring in het invoergedeelte 67 Papierstoring aan uitgang 67 Papierstoring bij de roller
67 Vastgelopen papier verwijderen
68 In het papierinvoergedeelte 68 In de multifunctionele lade 70 Rond de fixeereenheid 71 In het papierinvoergedeelte 72 In de optionele lade
73 Informatie over berichten op het display 77 Andere problemen oplossen
77 Papierinvoer 78 Afdrukproblemen 79 Problemen met de afdrukkwaliteit 81 Problemen met kopiëren 82 Problemen met scannen 83 Problemen met faxen 84 Veelvoorkomende PostScript -problemen 84 Veel voorkomende Windows -problemen 85 Algemene Linux-problemen 87 Veel voorkomende Macintosh-problemen
88 Verbruiksartikelen 88 Toebehoren 88 Aanschafmogelijkheden
10 | inhoud
ACCESSOIRES INSTALLEREN
89
SPECIFICATIES
94
89 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires 89 Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren 89 Een geheugenmodule upgraden
89 Een geheugenmodule installeren
90 De vaste schijf gebruiken
90 De vaste schijf installeren 91 Afdrukken met een optionele vaste schijf 92 Best.beleid 93 Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
94 Algemene specificaties 95 Specificaties van de printer 95 Specificaties van de scanner 95 Specificaties van het kopieerapparaat 96 Specificaties van de fax
Page 11
inhoud
BIJLAGE
97
VERKLARENDE WOORDENLIJST
98
INDEX
97 Beleid van Dell voor technische ondersteuning 97 Contact opnemen met Dell 97 Garantie- en teruggavebeleid
inhoud | 11
Page 12

inleiding

Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen

OVERZICHT VAN DE PRINTER

Voorkant Achterkant

Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
Breedtegeleiders voor
1
documenten
DADI
2
Bedieningspaneel
3
Steun voor papieruitvoer
4
Voorklep
5
Handgreep op de voorklep
6
Handgreep voor
7
multifunctionele lade
Multifunctionele lade
8
Lade 1
9
Documentinvoerlade
10
Documentuitvoerlade
11
USB-geheugenpoort
12
Indicator papierniveau
13
Optionele lade 2
14
Multifunctionele lade met
15
geleiders
Tonercassette
16
Transportriem
17
Scannerdeksel
18
Vergrendelingsschakelaar
19
scanner Glasplaat
20
Scanner
21
USB-poort
1
Netwerkpoort
2
15-pins aansluiting voor
3
optionele lade
Aansluiting telefoonlijn
4
Uitgang voor intern
5
telefoontoestel (EXT)
Greep
6
Stroomschakelaar
7
Aansluiting netsnoer
8
Klep moederbord
9
Achterklep
10
Kabelbinder
11
12 | Inleiding
Page 13

OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL

Snelknoppen
1
Shift
2
3
Adresboek ( )
4
Resolutie ( )
Opnieuw/Pauze
5
()
6
Fax
()
7
Kopie
Scan/Email
8
Display
9
Toner colors
10
Menu ( )
11
Linker/rechter
12
pijl
OK
13
14
15
16
()
Terug ( )
Status ( )
Tonersterkte ( )
()
()
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en e­mailadressen in het geheugen opslaan.
Hiermee kunt u de resolutie van het document voor de huidige faxtaak aanpassen.
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in de gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Activeert de faxmodus.
Activeert de kopieermodus.
Activeert de scanmodus.
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het display. Zie Status-LED met berichten over de tonercassettes op pagina 14.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de waarden.
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hier wordt de status van het apparaat weergegeven. Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 14.
Hiermee kunt u de helderheid van het document voor de huidige kopieertaak aanpassen. Zie "Tonerdichtheid" op pagina 33.
Type origineel
h
17
()
Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor de huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op pagina 33.
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
Kopie ID ()
18
Verkleinen/
19
Vergroten ( )
Duplex ( )
20
Y
X
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel papier. Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 34.
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het origineel.
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden bedrukken.
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een USB-
Via USB
21
afdrukken ( )
geheugenapparaat afdrukken wanneer dat op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat is aangesloten. Zie "Over USB-geheugen" op pagina 54.
Hiermee kiest u een nummer of voert u
Cijfertoetsen
22
Hoorn op de haak
23
()
alfanumerieke tekens in. Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 23.
Hiermee opent u de telefoonlijn.
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
Stoppen/Wissen
24
()
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus de kopieeropties (zoals de helderheid, het type document, het kopieerformaat en het aantal exemplaren) wissen/annuleren.
25
Kleur Start ( )
26
Zwart Start ( )
Start een taak in de kleurmodus.
Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding | 13
Page 14

INFORMATIE OVER DE STATUS-LED

De kleur van de Status apparaat weer.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
()
-LED geeft de huidige status van het
Het apparaat staat in de energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online.

DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE BEVESTIGEN

De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen, licht de Status display weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
()
-LED rood op en wordt het bericht op het
()
-
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam knippert,
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
Aan
ontvangt de printer gegevens van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert, is de printer bezig met afdrukken.
gebruik.
apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een nieuwe tonercassette, zie "Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen" op pagina 88. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62.
Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een papierstoring, een geopende klep of geen papier in de lade). Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is leeg of moet worden vervangen. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73.
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie pagina 73 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 voor meer informatie.
14 | Inleiding
Page 15

MENU-OVERZICHT

Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu menu’s. Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Faxinstel.
Faxinstel.
Kopieerfunctie
Kopieerinstel.
Scanfunctie
(Vervolg)
Tonersterkte Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Doorsturen Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren
Verzending
Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus Opn. na bels.
Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie Tonersterkte
Autom. rapport
Netwerk
TCP/IP Ethernet-snel. Draadloos Netwerkinform.
Kopieen sort. 2 pagina’s/vel 4 pagina’s/vel Poster kopier. Meer op 1 vel Achtergrondkl. Boek kopieren. Marge versch. Geen schaduwr. Grijst. verb.
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel. Faxinstel. Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerk Adresboek Verzendrapport Rap. ontv. fax NetScan-rapp.
Taakbeheer
Actieve taak Taak opslaan Best.beleid
Afb. overschr.
Onmiddellijk Op verzoek
Scanformaat St.inst. wijz.
Exemplaren Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten Configuratie Info verb.art. Adresboek Transm.rapport Verzendrapport Rap. ontv. fax Geplande taken Rap. ong. fax. Netwerkinform. NetScan-rapp. Gebr.ver.lijst PCL-lettertyp. PS3-let.lijst Opgesl. taak Taak voltooid Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur Kleur Serienummer Ws tr bijna op
USB-geheugen
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur Scanindeling
E-mail
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id Nr. van faxap. Datum en tijd Klokmodus Menu Formulier Form. select. Taal Standaardmodus Energ.spaarst. En.sprst. scan Time-out Time-out taak Luchtdrukcorr. Aut. doorgaan Inst. import. Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat Type papier Papierinvoer Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidspreker Belsignaal
()
om toegang te krijgen tot deze
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
SMB
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen E-mail FTP SMB
Transm.rapport
Inleiding | 15
Page 16

MEEGELEVERDE SOFTWARE

U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt aangesloten. De cd bevat de volgende software.
Cd
Cd met printer­software
Windows

Printerstuurprogramma

stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)­bestand
bedoeld voor het afdrukken van documenten met complexe lettertypen en afbeeldingen in de PS-taal.
Scannerstuurprogramma
scannen van documenten zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Dell Scanbeheer: U kunt informatie bekijken over het Dell Scanbeheer­programma en de status van het geïnstalleerde scanstuurprogramma.
Dell-tonerbeheersysteem wordt de status van de printer en de naam van de opdracht weergegeven wanneer u een opdracht verzendt om af te drukken. In het venster Dell-
tonerbeheersysteem
niveau van de resterende toner weergegeven en kunt u nieuwe tonercartridges bestellen.
Printerstatusmonitor
geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru Officea: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor uw multifunctionele apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
dit programma kunt u de andere opties van de printer instellen vanaf het bureaublad van uw computer.
Hulpprogramma voor het updaten van de
van het apparaat bijwerken.
SetIP
adressen van uw apparaat instellen.
INHOUD
: gebruik dit
: het PostScript-stuurprogramma is
: voor het
TM
: Hiermee
TM
wordt ook het
: dit programma
: Met
: Met dit programma kunt u de firmware
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
Cd
Cd met printer­software
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThru-programma voor meer informatie.
Macintosh
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)­bestand
apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Macintosh-computer.
Scannerstuurprogramma
stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens andre indstillinger fra computerens skrivebord.
INHOUD
: gebruik dit
: voor het bedienen van het
: TWAIN-
: Med

FUNCTIES VAN DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S

De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per vel (N-up)
Afdruk aan pagina aanpassen
O O (2, 4) O
OX
O
a
16 | Inleiding
Linux
PostScript Printer Description (PPD)­bestand
apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Linux-computer.
SANE
van documenten.
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens andre indstillinger fra computerens skrivebord.
: voor het bedienen van het
: stuurprogramma voor het scannen
: Med
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig OX O
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
OX O
Page 17

PostScript-stuurprogramma

FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken XX X
Meerdere pagina’s per vel (N-up)
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken op schaal OX O
O O (2, 4) O
OX
O
a
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk XX X
Overlay XX X
Dubbelzijdig OX O
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
XX O
Inleiding | 17
Page 18

aan de slag

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Het netwerk installeren
Systeemvereisten
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat

DE HARDWARE INSTALLEREN

In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie. Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier (zie "Papier plaatsen" op pagina 30).
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.

EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN

Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina afdrukken. Een testpagina afdrukken: Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.

HET NETWERK INSTALLEREN

U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.

Ondersteunde netwerkomgevingen

De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie "Hoogte-instelling" op pagina 21 voor meer informatie. Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
18 | Aan de slag
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerk­besturingssysteem
Netwerkprotocollen TCP/IP op Windows
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Windows 2000/XP/2003/2008/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.5
•IPP
•SNMP
DHCP
•BOOTP
Page 19

Netwerkprotocol configureren via het apparaat

U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu van het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijl­links/rechts om tussen de bytes te schakelen. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK. Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IP­parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de netwerkbeheerprogramma’s.
Embedded Web Service
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
()
op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel
: een in de netwerkafdrukserver
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Als u het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart hebt ingevoerd, klikt u op
Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.

SYSTEEMVEREISTEN

Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGS
-SYSTEEM
Windows 2000
Windows XP Pentium III 933 MHz
Windows Server 2003
Windows Server 2008
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
®
Windows
Intel® Pentinum® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
Pentium IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
®
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
64 MB (128 MB)
128 MB (256 MB)
128 MB (512 MB)
512 MB (2.048 MB)
(1.024 MB)
VRIJE HDD-
RUIMTE
600 MB
1,5 GB
1,25 GB tot 2GB
10 GB
15 GB

Het programma SetIP gebruiken

Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als uw printer met een netwerk is verbonden.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het netwerkconfiguratierapport uit om te weten wat het MAC-adres
van uw printer is. Zie "Printing reports" op pagina 55.
2. In het menu Start in Windows selecteert u Alle programma's Dell
Dell-printers →
Laser MFP
3. Klik op om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
Dell 2145cn Color Laser MFPDell 2145cn Color
Set IP.
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Alleen gebruikers met beheerdersrechten kunnen software installeren.
Dit apparaat is compatibel met
Windows Terminal Services
Aan de slag | 19
.
Page 20

Macintosh

BESTURINGS
-SYSTEEM
Mac OS X 10.4 of lager
Mac OS X 10.5 867 MHz of
PROCESSOR RAM
PowerPC G4/G5
Intel-processor
sneller PowerPC G4/G5
Intel-processor

Linux

ITEM VEREISTEN
Besturings-
systeem RedHat 8.0, 9.0 (32 bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit) Fedora Core 1~7 (32/64 bit) Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit) Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit) SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit) SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit) Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
128 MB voor een MAC op basis van PowerPC (512 MB)
512 MB voor een MAC op basis van Intel (1 GB)
512 MB (1 GB) 1 GB
VRIJE
HDD-
RUIMTE
1 GB

DE SOFTWARE INSTALLEREN

U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop­upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of de interface die wordt gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 18). Sluit alle toepassingen op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start
Bureau-accessories
4. Klik op Volgende.
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Alle programma's
Processor Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte 1GB (1GB)
Software Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger CUPS
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie.
20 | Aan de slag
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende.
Page 21
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren. Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af (zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af (zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
7. Klik op Voltooien.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren. Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert het installatieprogramma de taalversie van het besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.

BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT

Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen of te wijzigen.

Hoogte-instelling

De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte het apparaat wordt gebruikt.
1 Normaal 2 Hoog 3 3 Hoog 2
0
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Klik op Start 2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Instelling in de keuzelijst en klik op Apply.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm Embedded Web Service automatisch. Klik op Machine Settings de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
Alle programma's → DELL
Setup (of Machine Setup) → Altitude. Selecteer
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde

De taal op het display wijzigen

Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
4 Hoog 3
Dell-printers
Dell
Aan de slag | 21
Page 22

Datum en tijd instellen

De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12 Dag = 01 t/m 31 Jaar = vier cijfers vereist Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop * of # of een willekeurige cijfertoets. Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te drukken. U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan. Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

De kloknotatie wijzigen

U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de gereedmodus.

De standaardmodus wijzigen

Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

Geluiden instellen

U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets wordt ingedrukt.
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze optie op Aan staat, optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker aan tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van Hoorn op de haak
()
.
Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op Hoorn op de haak
luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stoppen/Wissen
te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn is aangesloten.
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
()
. U hoort een kiestoon uit de
()
om de wijziging op te slaan en terug
22 | Aan de slag
Page 23

Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren

U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het gewenste teken op het display verschijnt. Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met opschrift MNO. Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6. U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.). Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u de cursor door op de rechter de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het volgende teken verschijnt op het display. Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 1Spatie
2 ABCab c 2
3 DEFdef 3
pijltoets te drukken en vervolgens op

Gebruik van de energiebesparende modi

Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start, gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de
om terug te keren naar de
4 GHI ghi 4
5 JKLj kl 5
6 MNOmno6
7 PQRSpqr s7
8 TUVt uv 8
9 WXYZwxyz9
0 +-,.‘/*#&@0
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt, drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van snelknoppen of snelkiesnummers.
()
Om een pauze in te voegen, drukt u op Opnieuw/Pauze invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze aangegeven met een koppelteken "-".
tijdens het

Time-out van afdruktaak instellen

U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

Automatisch doorgaan

Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Aan de slag | 23
Page 24
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het bedieningspaneel op Zwart Start
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
()
of op Kleur Start
om terug te keren naar de
()
drukt.

Het lettertype wijzigen

Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land. Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Klik op Start → Alle programma's → DELL 2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Emulatie.
4. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
5. Klik op Instelling.
6. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
7. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Dell-printers
Dell
24 | Aan de slag
Page 25

originelen en afdrukmateriaal plaatsen

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
De uitvoersteun instellen
Papierformaat en -type instellen

ORIGINELEN PLAATSEN

Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer).
Dell 2145cn is voorzien van de DADI-functie. Hiermee kunt u beide zijden van het origineel tegelijkertijd scannen. Zie "Dubbelzijdig scannen" op pagina 43.

Op de glasplaat van de scanner

Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open.

In de DADI

In de DADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m2 voor één taak plaatsen.
Als u de DADI gebruikt:
Plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 25
Page 26
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.

AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN

U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Dell geen controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft, of gebruikershandleiding staan vermeld.
het voldoet aan de vereisten die in deze
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Dell.
26 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Page 27

Specificaties van afdrukmateriaal

TYPE FORMAAT AFMETINGEN
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
GEWICHT
60 tot 105 g/m voor de papierlade
60 tot 163 g/m voor de papierlade
60 tot 105 g/m voor de papierlade
60 tot 163 g/m voor de papierlade
75 tot 105 g/m
2
a
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
CAPACITEIT
250 vel 75 g/m
2
voor de lade
100 vel van 75 g/m
b
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
500 vel van 75 g/m2 bankpostpapier voor de optionele lade
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
150 vel 75 g/m voor de lade
100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Etiketten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie Normaal papier
120 tot 150 g/m2 bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
Kaarten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie Normaal papier
90 tot 163 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 27
Page 28

Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund

MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio,
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
Dubbelzijdig afdrukken
a. Alleen 75 tot 105 g/m2 bankpostpapier.
a
Folio, Executive, JIS B5, A5, A6
alle formaten
Letter, A4, Legal, Folio, Oficio
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
optionele lade 2
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade

Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen

SOORT
MATERIAAL
Enveloppen
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
RICHTLIJNEN
2
bedragen, anders kan
28 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde compatibel is met de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 95). De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Page 29
SOORT
MATERIAAL
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in laserprinters. Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
RICHTLIJNEN

HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN DE PAPIERLADE WIJZIGEN

Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1 Ladeverlengingshandgreep 2 Papierlengtegeleider 3 Papierbreedtegeleider
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen.
Kaarten of materiaal van afwijkende grootte
Voorbedrukt papier
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 29
Page 30
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er papierstoringen optreden.

PAPIER PLAATSEN

Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade

Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan maximaal 250 vel papier van 75 g/m U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen (zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88).
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet onder de garantie of serviceovereenkomsten van Dell.
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de
afdrukmedia aan die u wilt laden.
2. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar boven.
2
gewoon bankpostpapier bevatten.

Papier plaatsen in de multifunctionele lade

De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele lade worden geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit (zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak, voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem naar beneden om de lade te openen.
1 Vol 2 Leeg
3. Stel in de softwaretoepassing de papierinvoer en -soort in wanneer u
een document wilt afdrukken. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
30 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het papier in de lade.
Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in de lade plaatst.
Page 31
3. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring ontstaat of het papier scheef trekt.

DE UITVOERSTEUN INSTELLEN

De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden. Om te garanderen dat de uitvoersteun de pagina’s correct uitlijnt, moet u de uitvoersteun uittrekken volgens het papierformaat.
1 Steun voor
papieruitvoer
2 Extensie
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de bovenste korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het apparaat.
4. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie Software voor afdrukken via de pc.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven, krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
5. Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade.
Als de uitvoersteun niet juist is ingesteld, kunnen de afgedrukte pagina’s niet goed uitgelijnd worden of eraf vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt.

Voor papier van Letter-formaat

Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door LTR zoals weergegeven en vouw de extensie open.

Voor papier van A4- of Legal-formaat

Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door A4, LGL zoals weergegeven en vouw de extensie open.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 31
Page 32

PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN

Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het desbetreffende programma.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Terug
7. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te gaan naar een hoger niveau.
()
om terug te keren naar de
32 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Page 33

kopiëren

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De papierlade selecteren
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De instellingen voor het scanformaat wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen

DE PAPIERLADE SELECTEREN

Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die u voor het kopiëren wilt gebruiken.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

KOPIËREN

1. Druk op Kopie. Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort origineel. Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 33. U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie "ID­kaart kopiëren" op pagina 34.
5. Druk op Kleur Start Of druk op Zwart Start
beginnen.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk op Stoppen/Wissen
()
om met het kopiëren in kleur te beginnen.
()
om met het kopiëren in zwart-wit te
()
om het kopiëren te stoppen.

DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN

Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/Wissen
()
drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt
ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso automatisch hersteld.

Tonerdichtheid

Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Druk op Tonersterkte De volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
•Lichtste: geschikt voor donkerdere originelen.
•Licht: geschikt voor donkere originelen.
Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: geschikt voor lichte originelen.
Donkerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke
potloodaantekeningen.

Type origineel

De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
Om het soort document te selecteren, drukt u op volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
Tekst: gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: gebruik deze optie voor tijdschriften.
()
om de helderheid van de kopie aan te passen.
Type origineel ()
h
. De

Verkleinde of vergrote kopie

Met de knop Verkleinen/Vergroten gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten wanneer
u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert. Documenten die u kopieert vanuit de DADI kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
()
kunt u het formaat van een
Kopiëren | 33
Page 34
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde zoominstellingen:
1. Druk op Verkleinen/Vergroten
2. Druk op Verkleinen/Vergroten
gewenste formaat verschijnt en druk vervolgens op OK.
()
.
()
of op de pijltoetsen tot het
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Verkleinen/Vergroten
2. Druk op Verkleinen/Vergroten
Aangepast verschijnt en druk op OK.
3. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen.
()
.
()
of op de pijltoetsen tot

DE INSTELLINGEN VOOR HET SCANFORMAAT WIJZIGEN

U kunt het scanformaat aanpassen aan het origineel. Als u bijvoorbeeld een A4-origineel scant en het scanformaat instelt op A5, scant het apparaat alleen het gebied dat binnen de afmetingen van het A5-formaat valt (148 x 210 mm). Wij raden aan het juiste scanformaat voor het origineel in te stellen.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Scanformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Na gebruik van deze optie keert het apparaat automatisch terug naar de standaardinstelling.
()
tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN WIJZIGEN

De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
()
tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/ Wissen de standaardinstellingen hersteld.
()
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en
()
om terug te keren naar de

ID-KAART KOPIËREN

Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie ID
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het
display.
4. Druk op Kleur Start
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen. Op het display wordt Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Til het deksel van de scanner op en draai het origineel om. Als u op Stoppen/Wissen
ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
6. Druk op Kleur Start
Of druk op Zwart Start beginnen.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de
kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
Stoppen/Wissen ()
()
.
()
of op
Zwart Start ()
()
drukt of als er gedurende
()
om met het kopiëren in kleur te beginnen.
()
om met het kopiëren in zwart-wit te
drukt of als er gedurende ongeveer 30
.

SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN

U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:

Sorteren

U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens een tweede volledige kopie.
34 | Kopiëren
Page 35
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenblok.
4.
Druk op onderste regel van het display en druk vervolgens op
5. Druk op OK als Kopieen sort. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het tweede.
Menu ()
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
OK
.

2 of 4 pagina’s per vel kopiëren

Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/ vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te
selecteren. U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkleinen/ Vergroten
ingeschakeld.
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
()
wanneer de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren, is
1 2
1 2
3 4

Poster kopiëren

Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3). U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
()
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren. U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze volgorde:
tot Kopieerfunctie verschijnt op

Klonen

Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkleinen/ Vergroten
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
()
als de functie Klonen is ingeschakeld.

Achtergrond afbeeldingen wissen

U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Kopiëren | 35
Page 36
3. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv.1~2:
Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is.
()
om terug te keren naar de

Boeken kopiëren

Met de functie Boek kopieren kunt u een geheel boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u het deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u tijdens het kopiëren het deksel open.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
()
3. Druk op Menu
de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
Linkerpagina: gebruik deze optie om de linkerpagina van het boek
Rechterpagina: gebruik deze optie om de rechterpagina van het
Beide pagina’s: gebruik deze optie om beide pagina’s van het boek
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
OK
als Boek kopieren verschijnt.
af te drukken.
boek af te drukken.
af te drukken.
tot Kopieerfunctie verschijnt op

Marge verschuiven

Met de functie Marge versch. kunt u een bindmarge maken voor het document. Het beeld kan op de pagina naar boven of naar onderen worden bijgesteld en/of naar links of naar rechts worden verschoven.
Afhankelijk van de installatie is de functie gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI
Aut. centreren: Glasplaat
-
- Aangep. marge: Glasplaat, DADI
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3.
Druk op onderste regel van het display en druk vervolgens op
Menu ()
tot
Kopieerfunctie
Marge versch.
.
verschijnt op de
OK
zowel te
.
4. Druk op OK als Marge versch. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: deze functie is uitgeschakeld.
Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in het midden van het
papier kopiëren.
Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, boven- en ondermarge
in met behulp van het numerieke toetsenblok.
6. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de

Rand wissen

Met de functie Rand wissen kunt u vlekken, perforatiegaten, vouwen en nietafdrukken wissen langs een van de vier randen van een document.
Afhankelijk van de installatie is de functie gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI
Klein orig.: Glasplaat
-
- Perforeren: Glasplaat, DADI
- Boek midden: Glasplaat
- Rand wissen: Glasplaat, DADI
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3.
Druk op onderste regel van het display en druk vervolgens op
4. Druk op OK als Geen schaduwr. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: de bindoptie wordt niet ingesteld.
Klein orig.: hiermee wordt de rand van het origineel gewist, als het
Perforeren: hiermee worden de afdrukken van boekbindgaatjes
•Boek midden: hiermee wordt het middelste gedeelte van het papier
Rand wissen: hiermee wordt een bepaald gedeelte van de rand
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Menu ()
klein is.
gewist.
gewist, als dit een zwarte horizontale baan is wanneer u een boek kopieert.
van de afdruk gewist.
tot
Kopieerfunctie
()
om terug te keren naar de
Geen schaduwr.
.
verschijnt op de
OK
zowel te
.

Verbeterde kopieën met grijstinten

Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen voor een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor kopiëren met grijstinten.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
36 | Kopiëren
Page 37
4. Druk op OK als Grijst. verb. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.

DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN

Met de Duplex documenten dubbelzijdig worden afdrukt.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Duplex
3. Druk op left/right arrow tot de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit:kopieert in normale modus.
1->2Kor. zij: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
1->2Lan. zij.: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
()
-knop op het apparaat kunt het apparaat zo instellen dat
Y
X
()
.
Y
X

TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN

U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen worden hersteld, wanneer u niet direct na het aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen terugkeren, tenzij u op Zwart Start met het kopiëren te beginnen, of op Stoppen/Wissen kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
of Kleur Start
()
()
()
om terug te keren naar de
drukt om
om het
2->1 zijde: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op beide
zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact overeenkomt met de originelen.
2->2 zijden: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op
beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact overeenkomt met de originelen.
•2->1zijd ROT2: kopieert beide zijden van het origineel en drukt
elke zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan. Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op.
Y
X
Kopiëren | 37
Page 38

scannen

Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
Een adresboek aanmaken
Dubbelzijdig scannen
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met de uitgebreide resolutie.

BASISINFORMATIE OVER SCANNEN

U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het netwerk.
Dell Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de aangesloten computer. Nadat de installatie is voltooid, hebt u Dell Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg de volgende sectie.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Raadpleeg de sectie Software. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Zie Software.
Dell SmarThru Office: Deze functie wordt standaard geleverd bij het apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale verbinding als de netwerkverbinding. Zie Software.
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. Zie "Naar e-mail scannen" op pagina 41.
•FTP: U kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden. Zie "Naar een FTP-server scannen" op pagina 41.
•SMB: U kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op een SMB-server verzenden. Zie "Naar een SMB-server scannen" op pagina 41.

SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL

Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Dell Scanbeheer, gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer." op pagina 38.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-, TIFF- of PDF-bestand.

Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer.

Hier vindt u informatie over het programma Dell Scanbeheer en de status van het scanstuurprogramma. Ook kunt u de scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via het programma Dell Scanbeheer worden opgeslagen.
Het programma Dell Scanbeheer kan alleen worden gebruikt in Win­dows.
1. Druk op Start ConfiguratieschermDell Scanbeheer. Het beheerprogramma van Dell Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Dell Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk) Druk op OK na het wijzigen van de instelling.

Scannen naar toepassingen

1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 38 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email. Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. verschijnt en druk op
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•ID: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 8.
W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar stap 7. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 8.
Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
OK
.
38 | Scannen
Page 39
7. Druk op left/right arrow tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Dell Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd op naam van Dell Scanbeheer.
9. Druk vanuit Scanbestemming op left/right arrow tot de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het ges­cande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert u deze uit Dell ScanbeheerDe knop Scan instel-
len.
10. Druk op Kleur Start
standaardinstelling wilt scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
11. Het scannen begint.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Dell Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start
ConfiguratieschermDell ScanbeheerSnel scan-
nen.
()
of
Zwart Start ()
Mijn afbeeldingenDell op de computer.
als u met de

SCANNEN VIA HET NETWERK

Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.

Voorbereiden om te scannen via het netwerk

Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u de volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
Registreren als geverifieerd gebruiker voor het scannen naar e-mail, FTP of SMB.
De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail.
FTP-servers instellen voor het scannen naar FTP.
SMB-servers instellen voor het scannen naar SMB.
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail, FTP, Netwerk of SMB wilt verzenden, moet u lokale of voor het netwerk geverifieerde gebruikers registreren met behulp van Embedded Web Service.
Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend
geverifieerde gebruikers in lokale of server-databases (SMB, LDAP, Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het netwerk (e-mail, FTP, SMB, Netwerk) verzenden.
Als u de gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het
netwerk, moet u de netwerk- of lokale verificatieconfiguratie registreren met behulp van Embedded Web Service.
Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard),
netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer (van 1 tot 50) waar het overeenkomstige
item opgeslagen zal worden.
6. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en telefoonnummer in. U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar e-mail scant.
7. Klik op Apply.
Via het netwerk geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer de gewenste Authentication Type.
6. Configureer de juiste waarde voor de verschillende services als
volgt.
7. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via Kerberos
1. Voer het gebied in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij Kerberos.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 88.
5. Bij de vorige stap kunt u een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via SMB
1. Voer het domein in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij SMB.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 139.
5. Bij de vorige stap kan de gebruiker een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
De gebruiker kan maximaal 6 alternatieve domeinen toevoegen.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via LDAP
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en LDAP Server Setup.
Scannen | 39
Page 40
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van
de LDAP-boomstructuur.
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server. Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs weergegeven in Embedded Web Service).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het wachtwoord in Embedded Web Service.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Selecteer Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
uit CN, UID of UserPrincipalName.
10. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor de beantwoording van de query en de LDAP-server een referentieserver heeft.
11. Selecteer de gewenste Search Name Order.
12. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
Deze optie is alleen aanwezig wanneer u de optie voor netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor de gebruikersverificatie. Als u informatie zoekt in een standaard e-mailadresgroep, kunt u deze optie inschakelen.
13. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel SMTP Requires Authentication in om dit apparaat te verifiëren.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP is, plaatst u een vinkje bij SMTP Requires POP3 Before SMTP Authentication.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor toegang tot de FTP-servers met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en FTP Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie of als een hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 21.
10.
Schakel wilt geven tot de FTP-server. Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
12. Voer Scan File Folder in onder de FTP-map voor het opslaan van
de gescande afbeelding.
13. Klik op Apply.
Anonymous
in als u niet-geregistreerde gebruikers toegang
Een SMB-server instellen
Als u een SMB-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor toegang tot de SMB-servers met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en SMB Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
uit de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 139.
10. Voer de Share name in van de server.
11. Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de SMB-server. Deze optie is standaard uitgeschakeld.
12. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
13. Voer de domeinnaam in van de SMB-server.
14. Voer de Scan File Folder in onder de gedeelde map voor het
opslaan van de gescande afbeelding.
15. Klik op Apply.
40 | Scannen
Page 41

Naar e-mail scannen

U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in Embedded Web Service. Zie "Een e-mailaccount aanmaken" op pagina 40.
Voor het scannen stelt u de scanopties voor de scantaak in. Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 42.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt en herhaalt u stap 5. Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de e-mailaccount de optie Nr mezelf verz hebt ingeschakeld.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de bestandsindeling verschijnt en druk op OK
of Start. Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
()
om terug te keren naar de

Naar een FTP-server scannen

U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een FTP-server uploaden. U moet parameters instellen om vanuit Embedded Web Service toegang te krijgen tot FTP-servers. Zie "Een FTP-server instellen" op pagina 40.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen. Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar FTP scan. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste FTP-server verschijnt en druk op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandssoort verschijnt en druk
op OK of Start. Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar de opgegeven server.

Naar een SMB-server scannen

U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een SMB-server verzenden. U moet parameters instellen om vanuit Embedded Web Service toegang te krijgen tot SMB-servers. Zie "Een SMB-server instellen" op pagina 40.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen. Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar SMB scan. verschijnt op de onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste SMB-server verschijnt en druk op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en
druk op OK of Start. Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar de opgegeven server.

DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE SCANOPDRACHT WIJZIGEN

Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te passen.
Scanformaat: voor het instellen van de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: voor het instellen van het documenttype van het
origineel.
Resolutie: voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: voor het instellen van de kleurmodus.
Scanindeling: voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen
naar de gereedmodus.
()
tot Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren
Scannen | 41
Page 42

DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN

Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op Scan/Email. ()
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt
u op Terug
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
()
om terug te keren naar de

AUTOMATISCH SCANBEVESTIGINGSRAPPORT AFDRUKKEN

U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal verzonden pagina’s. In het rapport wordt de scantaak vermeld die is verzonden via SMB en FTP.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Transm.rapport verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Aan-Fout: Er wordt alleen een rapport afgedrukt als er een fout is
opgetreden.
•Aan:Het rapport wordt afgedrukt wanneer een taak is geslaagd of
mislukt.
•Uit:Er wordt geen rapport afgedrukt als een taak is geslaagd.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren naar de

EEN ADRESBOEK AANMAKEN

U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via Embedded Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek.

Snelkiesnummers voor e-mail registreren

1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw computer ophalen.

Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren

Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.

Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server

U kunt niet alleen lokale adressen gebruiken die in het geheugen van uw apparaat zijn opgeslagen, maar ook adressen die in de LDAP-server zijn opgeslagen. Om de globale adressen te gebruiken, moet u de LDAP-server eerst als volgt configureren via Embedded Web Service:
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings, LDAP Server Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535. Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van de LDAP­boomstructuur
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij de LDAP-server. Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs weergegeven in Embedded Web Service). Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het wachtwoord in Embedded Web Service.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor de beantwoording van de query en de LDAP-server een referentieserver heeft.
10. Selecteer de gewenste Search Name Order.
11. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
12. Klik op Add.

Adresboekitems gebruiken

U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres hebt opgeslagen.
42 | Scannen
Page 43
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek
()
. Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 43.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek
()
.
Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 43.
Globale e-mailadressen
Als u globale emailadressen in de LDAP-server wilt gebruiken, moet het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek
()
.
Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 42.

Een item zoeken in het adresboek

Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die aan dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
()
2. Druk op Adresboek regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar voor en omgekeerd.
tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste

DUBBELZIJDIG SCANNEN

Met behulp van de knop Duplex zo instellen dat beide zijden van het papier worden gescand.
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Duplex
()
.
Y
X
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: drukt af in normale modus.
2 zijden: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact overeenkomt met het origineel.
2->1zijd ROT2: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en
drukt u elke op een afzonderlijk vel af maar de gegevens aan de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan. Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op uw apparaat kunt u het apparaat
Y
X
()
op.
Y
X
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email. ()
2. Druk op Adresboek
tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.

Adresboek afdrukken

U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te drukken.
1. Druk op Adresboek
van het display.
2. Druk op OK.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde snelknoppen, en de snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers voor e-mailgroepen worden afgedrukt.
()
tot Afdrukken verschijnt op de onderste regel
Scannen | 43
Page 44

eenvoudige afdruktaken

In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren

EEN DOCUMENT AFDRUKKEN

Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linux­toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen. Voor informatie over afdrukken verwijzen we naar de Software.

EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN

Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. Als u Windows Vista/2008 gebruikt, selecteert u Configuratiescherm
Hardware en geluiden
3. Dubbelklik op de pictogrammen Dell 2145cn Color Laser MFP.
4. Selecteer in het menu Document de optie Annuleren.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Printers.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stoppen/
Wissen () op het bedieningspaneel.
44 | Eenvoudige afdruktaken
Page 45

faxen

Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL­microfilter.
1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem / telefoonlijn

EEN FAX VERZENDEN

Faxhoofd instellen

In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt bovenaan elke pagina die u verzendt.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK zodra Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.

De documentinstellingen aanpassen

Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang de eigenschappen van het origineel.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Wanneer u echter originelen met een lage kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Resolutie
2. Druk op Resolutie
verschijnt.
3. Druk op OK om uw keuze op te slaan. In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Extra
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen.
()
.
()
of op de pijltoetsen tot de gewenste optie
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert de resolutie Extra fijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is
op de resolutie Superfijn terwijl het ontvangende faxapparaat de resolutie Superfijn niet ondersteunt, wordt de fax verzonden met de hoogste resolutie die door het ontvangende faxapparaat wordt ondersteund.
Tonerdichtheid
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
verschijnt op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK als Tonersterkte verschijnt.
4.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
()
en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie
Faxen | 45
Page 46
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen.
()
om terug te keren naar de

Een fax automatisch verzenden

1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie pagina 52 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer.
5. Druk op Kleur Start
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Fax
.
()
of op Zwart Start
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stoppen/Wissen
()
.
()
drukken.

Een fax handmatig verzenden

1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Hoorn op de haak
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie pagina 52 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer.
6. Druk op Kleur Start ontvangende faxapparaat hoort.
Fax
.
()
. U hoort een kiestoon.
()
of Zwart Start
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stoppen/Wissen
()
als u een faxtoon van het
()
drukken.

Een verzending bevestigen

Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een foutbericht in het display. Zie pagina 73 voor een lijst met foutberichten
en hun betekenis. Druk op Stoppen/Wissen foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 51 voor meer informatie.
()
om het weergegeven

Automatisch opnieuw kiezen

Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stoppen/Wissen
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal kiespogingen wijzigen. Zie "Ontvangst-opties" op pagina 51.
()
.

Het laatste nummer opnieuw kiezen

Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Opnieuw/Pauze
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel
in de DADI is geladen. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag
()
.
Nog een pagina?
OK
.
. Zodra

Faxen dubbelzijdig verzenden

U kunt het apparaat zo instellen dat faxen dubbelzijdig worden verzonden.
Fax
1. Druk op
2. Druk op Duplex
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: faxt in normale modus.
2 zijden: faxt beide zijden van het origineel.
2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke
zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan. Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
.
()
.
Y
X
()
op.
Y
X

EEN FAX ONTVANGEN

De papierlade selecteren

Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
opOK.
6. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.

Ontvangstmodus wijzigen

1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
4. Druk op
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
OK
OK
als Ontvangstmodus verschijnt.
.
OK
.
OK
.
OK
.
OK
.
OK
.
46 | Faxen
Page 47
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op Hoorn op de
haak
()
en vervolgens op Kleur Start
drukken. U kunt ook het telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. Zie "Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel" op pagina 47.
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie "Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax" op pagina 47.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD" op pagina 47.
6. Druk op
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
OK
om uw keuze op te slaan.
()
om terug te keren naar de
Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het geheugen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op pagina 48.
()
of Zwart Start
()
te

Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel

Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek. De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina 51 voor het wijzigen van de code.

Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax

Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat aangesloten op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch
Fax
.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller beschikt, na één belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het antwoordapparaat u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap van het antwoordapparaat.
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
is aangesloten op uw apparaat, moet
Ant/Fax
over naar de modus
en uw

Automatisch ontvangen in modus Fax

Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie
pagina 51 om het aantal belsignalen te wijzigen.

Handmatig ontvangen in de modus Tel

Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax ontvangen door op Hoorn op de haak
Kleur Start
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
()
te drukken.
()
en dan op Zwart Start of op

Faxen ontvangen via de modus DRPD

"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij "Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
OK
.
OK
.
Faxen | 47
Page 48
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op OK. Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren". Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
voltooid Fout DRPD-belsignaal
herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-aansluiting.
. Druk op OK als
()
om terug te keren naar de
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
DRPD-modus
DRPD-instelling
verschijnt en

Ontvangen in veilige ontvangstmodus

Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.

Veilige ontvangstmodus inschakelen

1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
op de onderste regel van de display.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
()
en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
OK
.
OK
.
()
om terug te keren naar de
OK
.
OK
.
OK
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de

Faxen ontvangen in het geheugen

Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.

ANDERE MANIEREN OM EEN FAX TE VERZENDEN

Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)

Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
het display en druk vervolgens op
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk OK
.
op U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een groepskiesnummer invoeren met de knop voor meer informatie.
.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
OK
.
Adresboek ()
. Zie pagina 52
OK
.
48 | Faxen
Page 49

Een uitgestelde fax verzenden

U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
Fax
1. Druk op
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een groepskiesnummer invoeren met de knop voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens. Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Zwart Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig
de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK. Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
Adresboek ()
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren.
OK.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
. Zie pagina 52
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel

Een fax met hoge prioriteit verzenden

Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 52.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden van de fax.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van

Faxen doorsturen

U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
Faxen | 49
Page 50
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus. Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
()
om terug te keren naar de
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus. Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer. Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus. Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus. Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
()
om terug te keren naar de

FAX INSTELLEN

De faxinstellingen wijzigen

Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde in voor de geselecteerde optie en druk op
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
OK
.
()
om terug te keren naar de
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats.
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen instellen.
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch gekozen nummer wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
50 | Faxen
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Page 51
OPTIE BESCHRIJVING
OPTIE BESCHRIJVING
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Met deze functie kunnen gebruikers via de
weergave Verzonden berichten in het verzendingsrapport te weten komen welke faxberichten er zijn verstuurd. De eerste pagina van het bericht wordt omgezet naar een afbeeldingsbestand dat op het verzendingsrapport wordt afgedrukt zodat gebruikers kunnen nagaan welke berichten er werden verzonden. U kunt deze functie echter niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden gebruikt. Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het kiezen van een fax- of telefoonnummer mogelijk langer duren.
Ontvangst-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 46 voor meer informatie over het ontvangen van faxen in iedere modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
Inst. ong. fax
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
Dubbelz. afdr.
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan het apparaat het formaat van het origineel aanpassen om alles op het beschikbare papier te krijgen. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt laten verkleinen. Wanneer deze functie ingesteld is op apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt.
even lang of langer zijn dan het geladen papier, kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, minus de gegevens die op het opgegeven genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het geladen papier en
verklein.
verkleinen tot de volledige fax op het papier past.
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot de volgende opties om de ongewenste faxnummers in te voeren.
Toevoegen:
Verwijderen:
Alles verw.:
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen moeten worden beantwoord. Zie pagina 47 voor meer informatie over deze functie.
Lange zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat
Korte zijde:
•Uit: drukt de ontvangen fax op één zijde van
is ingeschakeld, zal het apparaat de fax
hiermee kunt u tot
10 faxnummers opslaan.
hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer opslaan.
hiermee kunt u alle ongewenste
faxnummers verwijderen.
ze gelezen kunnen worden als een boek.
drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een notaboekje.
het papier af.
Uit
, kan het
Aut.

De standaarddocumentinstellingen wijzigen

De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de desbetreffende knop en menu.
Faxen | 51
Page 52
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren naar de

Automatisch een verzendrapport afdrukken

U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
()
om terug te keren naar de

Een adresboek aanmaken

U kunt in adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen. De volgende functies zijn beschikbaar om adresboek in te stellen:
Snelknoppen
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de faxnummers opslaat.
Snelknoppen
Via de 15 snelknoppen op het bedieningspaneel kunt u veelgebruikte faxnummers opslaan. Zo kunt u met één druk op de knop een faxnummer invoeren. Via de knop de snelknoppen.
U kunt op twee manieren nummers toekennen aan snelknoppen. Bestudeer onderstaande procedure en gebruik de methode die uw voorkeur heeft:
Registratie na indrukken van een snelknop
1. Druk op Fax.
2. Druk op één van de snelknoppen.
3. Druk op OK als Ja verschijnt.
4. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
Registratie na het invoeren van een nummer
1. Druk op Fax.
2. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan.
3. Druk op één van de snelknoppen.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
Als u op een reeds toegekende snelknop drukt, zal het display u vragen of u wilt overschrijven. Druk op OK om te bevestigen Ja en door te gaan. Selecteer Nee om een andere snelknop te kiezen.
Shift
kunt u maximaal 30 nummers opslaan onder
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
Snelknoppen gebruiken
Als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren:
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op OK om een
nummer van snelknop 1 tot 15 op te halen.
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op Shift om een nummer van snelknop 16 tot 30 OK op te halen.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Terug om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
()
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Adresboek onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek
()
. Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 53.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en met 199) groepskiesnummers instellen.
52 | Faxen
Page 53
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer de informatie m.b.t. het snelkiesnummer
correct wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer toevoegen aan de geselecteerde groep.
()
1. Druk op Adresboek onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK. Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt Toevoegen?. Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
()
om terug te keren naar de
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het geheugen en selecteren.
()
Druk op Adresboek gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie hieronder.
als u tijdens het versturen van een fax wordt
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar voor en omgekeerd.
()
tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
OK
.
op
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
()
tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
()
1. Druk op Adresboek regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK. Selecteer adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Alles zoeken
tot Verwijderen verschijnt op de onderste
om een item te zoeken in het volledige
()
om terug te keren naar de
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Adresboek regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en groepskiesnummers.
()
tot Afdrukken verschijnt op de onderste
Faxen | 53
Page 54

gebruik van een USB-flashgeheugen

In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren

OVER USB-GEHEUGEN

Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen. U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB­geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Een back-up maken van uw Adresboek
vermeldingen en van de systeeminstellingen van uw apparaat.
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
()
/Telefoonlijst-

EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN

De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes ondersteund. Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de leverancier. Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB­geheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade die is veroorzaakt door onjuist gebruik van de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie over deze functies.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.
54 | Gebruik van een USB-flashgeheugen

SCANNEN NAAR EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT

U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB­geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: u kunt een document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.

Scannen

1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
Page 55
5. Druk op OK, Kleur Start () of Zwart Start () wanneer USB
verschijnt. Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 55. Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt of u een andere
pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats een origineel en druk op Kleur Start () of Zwart Start ().
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 55.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.

Aangepast scannen naar USB

U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus van afbeeldingen instellen telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu () tot Scanfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK. U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: bepaalt de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: bepaalt de kleurmodus. Als u bij deze optie Mono
selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: bepaalt de bestandsindeling waarin de afbeelding
moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij deze optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in Scankleur.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen () om terug te keren
naar de gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen veranderen. Zie pagina 42 voor meer informatie.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB­GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op het USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRN­bestanden afdrukken. Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden ondersteund:
PRN: compatibel met Dell PCL 6.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg het gedeelte Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.4 en ouder
Om een document af te drukken vanaf een USB­geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten, drukt u op Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK. Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijltoetsen tot het gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen om het aantal afdrukken te selecteren of in te voeren.
5. Druk op OK, Kleur Start () of Zwart Start () om het geselecteerde bestand af te drukken. U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
OK of Kleur Start (): afdrukken in kleur
Zwart Start (): afdrukken in zwart-wit Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een bestand
wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak, en herhaal de procedure vanaf stap 2. Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen ( ) om terug te keren naar de gereedmodus.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 32.
Via USB afdrukken ().

EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS

Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het opslaan. Met een back-up beveiligt u uw adresboek-vermeldingen en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB­geheugenapparaat te bewaren.

Een back-up maken van uw gegevens

1. Steek het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu () tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
Adresboek: maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
Geg. instellen: maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
Gebruik van een USB-flashgeheugen | 55
Page 56
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.

Gegevens terugzetten

1. Steek de USB-geheugenstick met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu () tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het bestand met de gegevens die u wilt terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de gereedmodus.

USB-GEHEUGEN BEHEREN

U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-geheugenapparaat één voor één of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet zodra u ze hebt verwijderd of het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook te bevestigen dat u de bestanden niet meer nodig hebt.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.

De USB-geheugenstatus weergeven

U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
5. Druk op Stoppen/Wissen ( ) om terug te keren naar gereedmodus.

Een afbeeldingsbestand verwijderen

1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Verwijderen verschijnt.
6.
Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens
OK
.
op
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer 2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap. Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen tot het bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en drukt u op
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
8. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
OK
.

USB-geheugenapparaat formatteren

1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Indeling verschijnt en druk op OK.
56 | Gebruik van een USB-flashgeheugen
Page 57

onderhoud

In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Het kleurcontrast aanpassen
Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De transportriem vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren

RAPPORTEN AFDRUKKEN

U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw toestel.
RAPPORT/
LIJST
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door de
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
Adresboek
Transm.rapport In dit rapport staat het faxnummer, het aantal
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
Rap. ong. fax.
gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
verbruiksgoederen in uw apparaat.
In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode en het resultaat van de verzending voor een specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het automatisch een verzendrapport afdrukt na elke faxtaak. Zie "Verzending-opties" op pagina 50.
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden. U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt. Zie "Verzending-opties" op pagina 50.
u recent hebt ontvangen.
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen, met begintijd en aard van de operatie.
In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu
ong. fax
de lijst te verwijderen. Zie "Ontvangst-opties" op pagina 51.
om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
BESCHRIJVING
Inst.
RAPPORT/
LIJST
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
PCL-lettertyp. U kunt de PCL-lijst met lettertypen afdrukken.
PS3-let.lijst U kunt de PS3-lijst met lettertypen afdrukken.
Opgesl. taak In deze lijst staat de huidige status van
Taak voltooid de pagina Taak voltooid toont een lijst van alle
Logb. net.ver. In deze lijst staan de gebruikers die zich hebben
netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat.
Dit rapport bevat informatie over de Netwerkscan­records inclusief IP-adres, tijd en datum, aantal gescande pagina’s en resultaten. Dit rapport wordt automatisch afgedrukt na iedere 50 scanopdrachten op het netwerk.
maken van de e-mailfunctie.
de opgeslagen taak op de HDD.
voltooide afdruktaken. De lijst bevat de laatste 50 afgedrukte bestanden.
ingelogd in het domein en hun id’s.
BESCHRIJVING

Een rapport afdrukken

1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het

HET KLEURCONTRAST AANPASSEN

In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
()
1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Kleur verschijnt en druk op OK.
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
Onderhoud | 57
Page 58
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display verschijnt en druk op OK.
Aangep. kleur: hiermee kunt u het contrast kleur per kleur
aanpassen. Standaard optimaliseert de kleur automatisch. Handm. aanpas.: hiermee kunt u het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aanpassen. Standaard: deze instelling wordt aanbevolen voor de beste kleurkwaliteit.
Aut. kleurreg.: hiermee kunt u de positie van gedrukte
kleurenteksten of -afbeeldingen aanpassen aan het oorspronkelijke bestand op uw scherm.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om dit menu handmatig te bedienen.
5. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
()
om terug te keren naar de

WAARSCHUWING TONER BIJNA OP GEBRUIKEN

Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarmee de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht verschijnt of niet.
()
1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ws tr bijna op verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om Uit te selecteren.
5. Druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
()
om terug te keren naar de

GEHEUGEN WISSEN

U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist, anders worden deze taken ook gewist.
1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw toestel.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
OPTIES BESCHRIJVING
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
Verzendrapport Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
NetScan-rapp. Wist informatie over scansessies op het netwerk
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
geheugen.
in het geheugen.
()
om terug te keren naar de

UW APPARAAT REINIGEN

Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.

De buitenkant reinigen

U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.

Binnenkant reinigen

Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerk Herstelt alle standaardnetwerkopties.
de standaardinstellingen.
58 | Onderhoud
Page 59
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te vermijden dat deze vuil zou worden.
4. Druk op de groene handgreep in om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat.
Onderhoud | 59
Page 60
5.
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
6. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal
voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er vuil aan blijft zitten

De scannereenheid reinigen

U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen. Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI schoon en
droog.
1 Scannerdeksel 2 Glasplaat 3 Blanco vel 4 Glas van de automatische
documentinvoer
7.
Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
8. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het scannerdeksel.
60 | Onderhoud
Page 61

DE CASSETTE ONDERHOUDEN

Tonercassette bewaren

Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze gaat gebruiken.
Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.

Verwachte levensduur van de cassette

De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen.

Toner herverdelen

Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te vermijden dat deze vuil zou worden.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u deze of met een droge
doek en wast u het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Onderhoud | 61
Page 62
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5.
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.

DE TONERCASSETTE VERVANGEN

Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere tonercassette: geel (G) magenta (M) cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geven aan wanneer een bepaalde tonercassette moet worden vervangen.
Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type tonercassette van uw apparaat (zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88).
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te vermijden dat deze vuil zou worden.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
62 | Onderhoud
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier om deze te beschermen.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Page 63
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast. Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt.
Als u eenmaal On hebt geselecteerd, wordt deze instelling
permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en verdwijnt dit menu uit het menu Onderhoud.
U kunt doorgaan met afdrukken maar de kwaliteit wordt dan niet gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer verleend.

DE TRANSPORTRIEM VERVANGEN

De transportriem gaat ongeveer 50.000 zwartwitpagina’s en kleurenpagina’s mee. Als de levensduur van de transportriem voorbij is, moet u hem vervangen.
Op het display verschijnt een bericht dat aangeeft dat de transportriem moet worden vervangen.
De levensduur van de transportriem kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten
en schakel het apparaat in.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.

Het bericht Toner op wissen

Als het bericht Toner op wordt weergegeven, kunt u aangeven dat u dit bericht niet meer wilt zien, zodat het u niet meer stoort.
1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen totdat Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen totdat Toner Op wis. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display verschijnt en druk op OK.
5. Selecteer On en druk op OK.
6. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat de nieuwe
tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de kwaliteit.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
3. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat.
Onderhoud | 63
Page 64
4. Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking.

TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN

Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
5.
Plaats de transportriem in de sleuven aan de binnenkant van de voorklep terwijl u de handgreep van de nieuwe transportriem vasthoudt.
6. Laat vervolgens de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep
komt te liggen en stevig op zijn plaats zit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
ITEMS
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s
Wrijvingskussen DADI Circa 20.000 pagina’s
Opneemrol DADI Circa 80.000 pagina’s
Opneemrol (multifunctionele lade,
a
FCF
, optionele lade 2)
Wrijvingskussen (multifunctionele
Circa 70.000 pagina’s
Circa 70.000 pagina’s
lade, FCF, optionele lade 2)
a. Eerste cassette-invoer (Lade 1).
Het wordt ten zeerste aangeraden om dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende servicemedewerker, dealer of de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van de te onderhouden onderdelen nadat de levensduur ervan is verstreken valt niet onder de garantie.

Verbruiksartikelen controleren

Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk op
OK
.
Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd op
de glasplaat.
Transportriem, Fuser, Lade 1-rol, Lade 2-rol, Rol MP-lade: toont
het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor de leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
()
om terug te keren naar de
64 | Onderhoud
Page 65

Het rubberen matje van de DADI vervangen

U moet het rubberen matje van de DADI vervangen als er voortdurend problemen optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van het rubber is verstreken.
1. Open de klep van de DADI.
2. Verwijder het rubberen matje uit de DADI, zoals in de afbeelding.
1 Rubberen matje
van de DADI
3. Breng een nieuw rubberen matje aan in de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
om terug te keren naar de

HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE

Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP­parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk via
Embedded Web Service van Dell, een ingesloten webserver. U kunt de Embedded Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht verzonden met de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.

Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service

1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar. De ingesloten website wordt geopend.

HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT CONTROLEREN

Wanneer u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website van Dell, vraagt men u mogelijk naar het serienummer. Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
()
1. Druk op Menu display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
Onderhoud | 65
Page 66

problemen oplossen

In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te vermijden
Vastgelopen papier verwijderden
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen

TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VERMIJDEN

U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 66 wanneer er zich een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 30. Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen (zie "Papierformaat en ­type instellen" op pagina 32).
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is gericht.

VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDERDEN

Wanneer er een origineel vastraakt in de DADI, verschijnt Documentstor. op het display.

Papierstoring in het invoergedeelte

1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI .
2. Open de klep van de DADI .
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
4. Sluit de klep van de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de
DADI.
.
66 | Problemen oplossen
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
1 Klep van de
DADI
Page 67

Papierstoring aan uitgang

1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2.
Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen.
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
3. Plaats de verwijderde pagina’s terug in de DADI.

Papierstoring bij de roller

1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken.
Papierstoring 0 multifunct. lade
Papierstoring 0 in lade 2
Papierstoring 0 Open/sluit klep
Papierstoring 1 Open/sluit klep
Papierstoring 2 Contr. binnenin
Omgek. stor. 0 Cont. binnenin
Omgek. stor. 1 Cont. binnenin
In de multifunctionele lade
In de optionele lade Zie "In de optionele lade"
In het papierinvoergedeelte en binnen in het apparaat
Binnen in het apparaat Zie "In het
Binnen in het apparaat en rond de fixeereenheid
In de fixeereenheid en in de klep van de omkeereenheid.
In de achterklep en in de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken
Zie "In de multifunctionele lade" op pagina 68
op pagina 72
Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70.
papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70.
Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70.
Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70.
Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 71.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s vervolgens terug in de DADI.

VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN

Verwijder papier in achterklep
Stor. in duplex0 Contr. binnenin
Stor. in duplex1 Open/sluit klep
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten mogelijk niet op het display verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende secties om de papierstoring te verhelpen.
Binnen de achterklep Zie "In het
Binnen in het apparaat Zie "In het
In het papierinvoergedeelte en binnen in het apparaat
papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 71.
papierinvoergedeelte" op pagina 68
Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68, zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70.
Problemen oplossen | 67
Page 68

In het papierinvoergedeelte

Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papierinvoergedeelte te verwijderen.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Ga naar stap 7.
4. Trek de lade volledig open.
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken zoals hieronder afgebeeld.
6. Om de lade terug te plaatsen, plaatst u de achterkant van de lade in
de sleuf en schuift u ze in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, houdt u op met trekken en gaat u naar stap 3.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Sluit de klep aan de voorzijde.
68 | Problemen oplossen
7. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.

In de multifunctionele lade

Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Page 69
1.
Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek het er voorzichtig uit.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 2.
2. Sluit de multifunctionele lade.
3. Trek de lade er uit.
4. Open de binnenklep terwijl u met beide handen de hendel indrukt.
8. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het scheurt.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
5. Trek het papier voorzichtig weg.
6. Schuif de lade weer in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 8.
7. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
9. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen | 69
Page 70

Rond de fixeereenheid

Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
4. Trek de papierstoringshendel omhoog om het fixeergedeelte van
de fixeereenheid los te maken, en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
2. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep.
3. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep en verwijder het
vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
5. Duw de papierstoringshendel omlaag om het fixeergedeelte vast
te zetten.
6. Sluit de binnenklep.
7. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180°C. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
70 | Problemen oplossen
Page 71

In het papierinvoergedeelte

Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht
uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Als u weerstand voelt bij het verwijderen van (vastgelopen) papier stopt u met trekken en draait u de ontgrendelknop in de aangegeven richting
om het vastgelopen papier te verwijderen.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 2.
2. Open de scannereenheid.
3. Open de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken met behulp
van de handgreep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
4. Sluit de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is. Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 6.
6. Open de achterklep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig
uit het apparaat.
7. Sluit de achterklep.
Problemen oplossen | 71
Page 72

In de optionele lade

Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open. Nadat u de lade volledig hebt uitgetrokken,
tilt u het voorste deel van de lade lichtjes omhoog om deze uit het apparaat te verwijderen.
5. Trek het vastgelopen papier in de aangegeven richting eruit. Trek het
papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het scheurt.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat
door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is aangegeven.
3. Schuif de lade weer in het apparaat en sluit de twee
papierverwijderingskleppen.
4. Open de voorklep.
6. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
72 | Problemen oplossen
Page 73

INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY

Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig. De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
yyy geeft het type lade aan.
BERICHT BETEKENIS
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na verschillende pogingen niet op.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een nummer dat is geregistreerd als een ongewenst faxnummer.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden.
Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aanstaat.
De ontvangen faxgegevens zullen worden verwijderd. Controleer de instellingen voor ongewenste faxnummers. Zie "Ontvangst-opties" op pagina 51
BERICHT BETEKENIS
[xxx] vervangen
[xxx] weldra vervangen
[yyy] Verkeerd papier
Annuleren?
W Ja X
Best.naam best. De ingevoerde
Bestandsindeling niet ondersteund
De levensduur van het onderdeel is volledig verstreken.
De levensduur van het onderdeel zal binnenkort afgelopen zijn.
Het in de printereigenschappen opgegeven papierformaat stemt niet overeen met het door u geplaatste papier.
Het geheugen van het apparaat is volgeraakt, terwijl het document in het geheugen werd opgeslagen.
bestandsnaam bestaat reeds.
De geselecteerde bestandsindeling wordt niet ondersteund.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Vervang het onderdeel door een nieuw onderdeel. Neem contact op met de serviceafdeling.
Zie pagina 64 en neem contact op met de serviceafdeling.
Plaats het juiste papier in de lade.
Als u de faxopdracht wilt annuleren, drukt u op de knop OK om Ja te accepteren.
Als u de pagina’s wilt verzenden die correct zijn opgeslagen, drukt u op de knop OK om Nee te selecteren. Verzend de resterende pagina’s later als er opnieuw geheugen vrij is.
Voer een andere bestandsnaam in.
Gebruik de juiste bestandsindeling.
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
[Op Stop gedr.]
[xxx] installeren
[yyy] is leeg
tot stand worden gebracht met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn.
Stoppen/Wissen werd ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Het corresponderende onderdeel van het apparaat is niet geïnstalleerd.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de
()
Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw.
U kunt ook de foutcorrectiemodus inschakelen. Zie "Verzending-opties" op pagina 50
Probeer het opnieuw.
Installeer het onderdeel in het apparaat.
lade.
Bestandsnaam over limiet
Bestandstoegang geweigerd
Bewerking niet toegewezen
Bezig met aanp. kleurregistratie
De bestandsnamen die u kunt gebruiken, lopen van doc001 t/m doc999. Al deze bestandsnamen zijn echter al in gebruik.
U bent ingelogd op de netwerkserver. U kreeg echter geen toegang tot het bestand op de netwerkserver.
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Het apparaat is bezig met het aanpassen van de kleurregistratie.
Verwijder de bestanden die u niet nodig hebt.
Wijzig de serverinstellingen.
Controleer op het display of er uitgestelde taken zijn.
Een ogenblik geduld.
Problemen oplossen | 73
Page 74
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Bijgevulde tonerTDe tonercassette die u
Cassette [yyy] uit
Documentstor. Het origineel heeft een
Een pagina is te groot
E-mail overschr. serveronderst.
Energie­spaarstand
Geheugen vol Het geheugen is vol.
Globaal adres niet gevonden
hebt geïnstalleerd is niet origineel of is opnieuw gevuld.
De ladecassette is niet goed gesloten.
papierstoring veroorzaakt in de DADI.
Er staan meer gegevens op een pagina dan het ingestelde formaat toelaat.
Het e-mailbericht is groter dan het door de SMTP-server ondersteund formaat.
Het apparaat bevindt zich in de vorige fase voor de energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat het opgegeven adres van de globale server niet kan vinden.
De afdrukkwaliteit kan achteruitgaan als een bijgevulde toner­cassette is geplaatst, omdat de kenmerken van een dergelijke cassette aanzienlijk kunnen verschillen van die van een originele cassette. Wij raden het gebruik van een originele Dell­kleurentonercassette aan.
Om de lade te sluiten, drukt u de achterkant naar beneden, plaatst u de lade in de sleuf en schuift u hem in de printer.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "Vastgelopen papier verwijderden" op pagina 66
Verlaag de resolutie en probeer het opnieuw.
Splits uw e-mailbericht op of verlaag de resolutie.
Als de printer gegevens ontvangt, gaat hij automatisch online.
Verwijder overbodige faxopdrachten en verzend ze opnieuw zodra er meer geheugen beschikbaar is. U kunt de verzending ook in verschillende delen opsplitsen.
Controleer de zoek-id.
Globale query te groot
Globale server communicatiefout
Globale server niet geconfigur.
Globale server niet gevonden
Globale server time-out query
Globale server verific. mislukt
Groep niet beschikbaar
Hoofdmotor geblokkeerd
IP-conflict Het door u ingestelde IP-
Dit foutbericht verschijnt wanneer de grootte van de globale query overschreden is.
Dit foutbericht verschijnt wanneer er een communicatiefout is tussen de globale server en het apparaat.
Dit bericht verschijnt als er geen globale server is geconfigureerd.
Wanneer het apparaat de globale server niet kan vinden.
Network Information Center (NIC) kon niet de juiste reactie van de LDAP-server krijgen binnen de opgegeven tijd.
Dit bericht verschijnt wanneer er een verificatiefout is opgetreden tijdens het tot stand brengen van een verbinding met de globale server.
U hebt geprobeerd om een groepslocatienummer te selecteren terwijl u slechts een enkel locatienummer kunt gebruiken, zoals bij het toevoegen van locaties voor meervoudig verzenden.
Er is een probleem met de hoofdmotor.
adres wordt reeds door iemand anders gebruikt.
Er zijn te veel zoekresultaten. Voer meer letters in om uw zoekopdracht te verfijnen.
Neem contact op met een LDAP­serverbeheerder.
Probeer het opnieuw. Neem contact op met een LDAP­serverbeheerder.
Controleer de configuratie-instellingen van de LDAP-server.
Controleer het LDAP­serveradres. Ofwel het LDAP-serveradres is onjuist, ofwel de server werkte niet.
Controleer de LDAP­serverinstelling. De LDAP-serverinstelling is onjuist.
Controleer de verificatieaccount en het verificatiewachtwoord.
Gebruik een snelkiesnummer of kies handmatig een faxnummer met de cijfertoetsen.
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
Controleer het IP-adres en stel het desnoods opnieuw in. Zie "Het netwerk installeren" op pagina 18
74 | Problemen oplossen
Kan geg nt lezen Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is verstreken bij het lezen van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Page 75
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Kan geg nt schr. Contr. USB-geh.
Klep open/Contr. transportriem
Lijn bezet Het ontvangende
Netwerkfout Er is een probleem met
Niet toegewezen Voor de door u gebruikte
Omgek. stor. 0 Cont. binnenin
Omgek. stor. 1 Cont. binnenin
Ongeldig serveradres
Ongeldige tonerTDe kleurentonercassette
Ongeldige [xxx]
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
Papierstoring 0 in lade 2
Opslaan op USB­geheugen is mislukt.
De voor- of achterklep is niet goed gesloten.
faxapparaat antwoordde niet of de lijn is al in gebruik.
het netwerk.
snelknop of het snelkiesnummer is er geen toegekend nummer.
Papier is vastgelopen in de fixeereenheid of de klep van de omkeereenheid.
Het papier is vastgelopen in de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken of in de achterklep.
Het serveradres dat u hebt ingevoerd is ongeldig.
die u hebt geïnstalleerd is niet bestemd voor uw apparaat.
Het kleuronderdeel van het apparaat is niet voor uw apparaat.
gedurende de ingestelde wachttijd voordat het een nummer dat bezet was opnieuw kiest.
Er is papier vastgelopen in het papieruitvoergedeelte.
Ga na hoeveel vrije geheugenruimte er is op de USB­geheugenstick.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder.
Voer het nummer handmatig in met behulp van de cijfertoetsen of sla het nummer of adres op.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 71
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70
Voer het juiste serveradres in.
Installeer een originele Dell­kleurentonercassette die voor uw apparaat werd ontwikkeld.
Installeer een origineel Dell-onderdeel dat voor uw apparaat werd ontwikkeld.
U kunt op OK drukken om direct opnieuw te kiezen of op Stoppen/
Wissen opnieuw kiezen te
annuleren.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68
()
om het
Papierstoring 0 multifunct. lade
Papierstoring 0 Open/sluit klep
Papierstoring 1 Open/sluit klep
Papierstoring 2 Contr. binnenin
Scanner geblok. De scannermodule is
Stor. in duplex0 Contr. binnenin
Stor. in duplex1 Open/sluit klep
Stroomstoring De stroom is uit- en
Toner bijna op
T
Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte de multifunctionele lade.
Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de multifunctionele lade.
Er is papier vastgelopen in het apparaat.
Het speciale afdrukmateriaal is vastgelopen in het papieruitvoergebied.
geblokkeerd.
Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Dit is alleen van toepassing op apparaten met deze functie.
Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Dit is alleen van toepassing op apparaten met deze functie.
vervolgens weer ingeschakeld en er is geen back-up gemaakt van het geheugen.
De corresponderende kleurentonercassette is bijna leeg.
Als u niet wilt dat dit bericht verschijnt, raadpleeg dan "Waarschuwing Toner bijna op gebruiken" op pagina 58.
Verwijder het
van
vastgelopen papier. Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 68
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "Rond de fixeereenheid" op pagina 70
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "In het papierinvoergedeelte" op pagina 71
Deblokkeer de scanner en druk op Stoppen/
Wissen
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen papier verwijderen" op pagina 67
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen papier verwijderen" op pagina 67
Voer de taak die u vóór de stroomonderbreking probeerde uit te voeren, helemaal opnieuw uit.
Haal de tonercassette eruit en schud deze grondig heen en weer. Zo kunt u tijdelijk opnieuw afdrukken.
()
.
Problemen oplossen | 75
Page 76
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Toner niet Dell.
T
Toner op
T
Geen toner meerTDe kleurentonercassette
De kleurentonercassette die door de pijl wordt aangegeven, is geen originele cassette van Dell.
Druk op OK om van het bericht naar Stop of Doorgaan te schakelen.
W Stop X
De kleurentonercassette is leeg. Het apparaat drukt niet meer af.
Druk op OK om te wisselen tussen Stop,
Doorgaan of Alleen zwart.
W Stop X
Als de zwarte tonercassette leeg is, wordt Alleen zwart niet weergegeven.
die door de pijl wordt aangegeven, is leeg.
U kunt
Stop
Doorgaan
met de pijltoetsen. Als u
het bedieningspaneel op OK te drukken, stopt het apparaat met afdrukken. Als u
Doorgaan
het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof geselecteerd. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Dell-cassette. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
U kunt
Doorgaan
met de pijltoetsen. Als u
het bedieningspaneel op OK te drukken, stopt het apparaat met afdrukken. Als u
Doorgaan
het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof geselecteerd. Als u Alleen zwart selecteert, worden gegevens in kleur zwart-wit afgedrukt.
Vervang de kleurentonercassette door een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Dit bericht verschijnt wanneer de tonercassette volledig leeg is en het apparaat stopt met afdrukken. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Dell-cassette. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
selecteren
Stop
kiest door op
kiest, gaat
Stop
selecteren
Stop
kiest door op
kiest, gaat
of
of
Stop
Stop
is
is
Toner plaatsen
T
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
Ventilator van fuser geblok.
Verbinding mislukt
Verbindingsfout De verbinding met de
Verbindingsfout De verbinding met de
Verificatiefout De ingevoerde id of het
Verzendfout (DNS)
Verzendfout (POP3)
Verzendfout (SMTP)
Verzendfout (VERIFICATIE)
Verzendfout (verk. config.)
Voer nogmaals in U hebt een optie
Zelfdiagnose Temperatuur
Zelfdiagnose LSU
De kleurentonercassette is niet geïnstalleerd.
apparaat zit vol met papier.
Er is een probleem met de ventilator van het apparaat.
Het door u ingevoerde protocol wordt niet ondersteund of de serverpoort is verkeerd.
SMTP-server is mislukt.
SMTP-server is mislukt.
wachtwoord is onjuist.
Er is een probleem met de DNS-server.
Er is een probleem met de POP3-server.
Er is een probleem met de SMTP-server.
Er is een probleem met de SMTP-verificatie.
Er is een probleem met de netwerkinterfacekaart.
gekozen die niet beschikbaar was.
De motor in uw apparaat controleert problemen die werden ontdekt.
De LSU (Laser Scanning Unit) in uw apparaat controleert problemen die zijn ontdekt.
Installeer de kleurentonercassette.
Verwijder papier.
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
Controleer het protocol of de serverpoort
Controleer de serverinstellingen en de netwerkkabel.
Controleer de serverinstellingen en de netwerkkabel.
Voer de juiste id of het wachtwoord in.
Configureer de DNS­instellingen.
Configureer de POP3­instellingen.
Kies een beschikbare server.
Configureer de verificatie-instellingen.
Configureer uw netwerkkaart op de goede manier.
Kies een andere optie.
Een ogenblik geduld.
Een ogenblik geduld.
76 | Problemen oplossen
Page 77
BERICHT BETEKENIS
Niet beschikbaar Prob. later opn.
Plaats handmatig en druk op Start
Verwijder papier in achterklep
Fout DADI­klep open
Gegev. bijwerken Even geduld...
Kan de taak niet onmiddellijk uitvoeren omdat er te veel taken tegelijk worden uitgevoerd.
De multifunctionele lade is leeg in handmatige­invoermodus.
Er is papier vastgelopen binnen de achterklep.
De klep van de DADI is niet goed vergrendeld.
Dit bericht wordt weergegeven wanneer u een systeeminstelling wijzigt of een back-up maakt van gegevens.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Probeer het nogmaals nadat de huidige taak is uitgevoerd.
Plaats papier in de multifunctionele lade.
Verwijder het vastgelopen papier.
Sluit de klep van de DADI tot deze vastklikt.
Schakel het apparaat niet uit wanneer dit bericht wordt weergegeven. Anders kunnen er wijzigingen en gegevens verloren gaan.

ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN

In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.

Papierinvoer

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Afdrukpapier loopt vast.
Papier kleeft aan elkaar.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 66.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De lade kan maximaal 250 vellen papier bevatten, afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 32
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd.
Het papier blijft vastlopen.
Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het apparaat, moet het rubberen matje van de DADI mogelijk worden vervangen. Zie "Het rubberen matje van de DADI vervangen" op pagina 65
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het apparaat, moet het rubberen matje van de DADI mogelijk worden vervangen. Zie "Het rubberen matje van de DADI vervangen" op pagina 65
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken).
Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze. Zie "Tips om papierstoringen te vermijden" op pagina 66
Problemen oplossen | 77
Page 78

Afdrukproblemen

PROBLEEM
Het apparaat drukt niet af.
Het apparaat krijgt geen stroom.
Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie "Papier
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een
Neem contact op met de serviceafdeling als er
De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten.
De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect.
De poortinstelling is niet juist.
Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd.
Mogelijk is het printerstuurprogram ma niet goed geïnstalleerd.
Het apparaat werkt niet goed.
Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de vaste schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
MOGELIJKE
OORZAAK
de klep.
vastgelopen papier. Zie "Vastgelopen papier verwijderen" op pagina 67
plaatsen" op pagina 30
tonercassette.
een systeemfout optreedt.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact.
Selecteer
Laser MFP
standaardprinter in Windows.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere printerkabel te gebruiken.
Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Controleer de printereigenschappen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Herstel de printersoftware. Zie de Software.
Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft.
Maak extra ruimte op de vaste schijf vrij en druk het document opnieuw af.
Dell 2145cn Color
als de
PROBLEEM
Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer.
Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt.
De helft van de pagina is leeg.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is in de printer­eigenschappen de verkeerde invoerlade geselecteerd.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld.
Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade.
De printerkabel zit los of is defect.
Het verkeerde printerstuurprogram ma is geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar behoren.
Het besturingssysteem werkt niet naar behoren.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier onder printereigenschappen. Selecteer de juiste lade. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit kabel en apparaat, indien mogelijk, aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Zet de printer uit en weer aan.
78 | Problemen oplossen
Page 79
PROBLEEM
Er worden blanco pagina’s "afgedrukt".
De printer drukt het PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
Voor het afdrukken komt er stoom uit het apparaat, vlakbij de uitvoerlade.
MOGELIJKE
OORZAAK
De tonercassette is leeg of beschadigd.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord).
Incompatibiliteit tussen het PDF­bestand en de Acrobat-producten.
De resolutie van de foto is zeer laag.
Als u onder DOS werkt, is het mogelijk dat het lettertype voor uw apparaat niet juist is ingesteld.
Vochtig papier kan leiden tot stoomvorming bij het afdrukken.
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Zie pagina 61.
Vervang indien nodig de tonercassette.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel
afbeelding
van Acrobat in.
Verklein de afmetingen van de foto. Als u de foto vergroot in het programma, wordt de resolutie verlaagd.
Voorgestelde oplossing: Wijzig het lettertype. Zie "Het lettertype wijzigen" op pagina 24
Dit is niet erg. Blijf afdrukken.
Afdrukken als
uit de afdrukopties
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.

Problemen met de afdrukkwaliteit

Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage afdrukken
Tonervlekken
AaBbCc AaBbCc AaBbCc
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. Zie pagina 62. Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling.
Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 58
AaBbCc AaBbCc
Onregelmatigheden
AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier. Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met de serviceafdeling.
Problemen oplossen | 79
Page 80
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Witte vlekken
Verticale strepen
Gekleurde of zwarte achtergrond
Tonervlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt binnenin het apparaat terecht, waardoor de transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in de tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU­gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas en het witte blad vuil. Reinig deze unit. Zie "De scannereenheid reinigen" op pagina 60 Neem, als dit probleem zich bIijft voordoen, contact op met een medewerker van het servicecenter.
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Controleer de omgeving van het apparaat: bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of extreem vochtige omgevingsomstandigheden (relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 58
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Verticaal terugkerende afwijkingen
Schaduwvlekken
A
Misvormde tekens
Papier trekt schuin
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een afwijking zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u een paar keer een reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te reinigen. Als de problemen zich hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele pagina’s oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk verspreid voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te vermijden dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door schaduwvlekken, kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of via de printereigenschappen.
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan het papier te glad zijn. Probeer een ander soort papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26 Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven, is het mogelijk dat de scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem contact op met de serviceafdeling.
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld.
80 | Problemen oplossen
Page 81
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Gekruld of gegolfd
Vouwen of kreuken
Achterkant van afdrukken is vuil
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 58
Openingen in tekens
A
Horizontale strepen
AaBbCc AaBbCc
AaBbCc AaBbCc AaBbCc
Krullen
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan een andere soort. Wegens de samenstelling van de transparant zijn enkele onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het materiaal. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier. Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Eén vaste kleur of zwarte pagina’s
A
Tonerverlies
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze worden vervangen. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie pagina 58.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Als het probleem zich blijft voordoen, moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, of er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte van 1000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte afdruk). U stelt deze optie in via
→ DELL →
printerstuurprogramma Printerstatusmonitor. Zie "Hoogte-instelling" op
pagina 21.
Dell-printers
naam van uw

Problemen met kopiëren

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht of te donker.
Vegen, strepen of vlekken op de kopieën.
Gebruik Tonersterkte van kopieën lichter of donkerder te maken.
Druk op Tonersterkte
achtergrond van uw kopieën lichter of donkerder te maken, als de fout zich op het origineel bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont, moet u de scannereenheid reinigen. Zie "De scannereenheid reinigen" op pagina 60
()
()
Start
Programs
om de achtergrond
om de
Problemen oplossen | 81
Page 82
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopie staat scheef. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
Kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
Afdruk geeft gemakkelijk af.
Kopieerpapier loopt regelmatig vast.
De tonercassette gaat korter mee dan verwacht.
naar beneden op de glasplaat van de scanner is geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat.
beneden op de glasplaat van de scanner is geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Waaier de stapel papier uit en leg deze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
2
75 g/m
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner opengelaten tijdens het kopiëren.
.

Problemen met scannen

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het niet.
Het apparaat doet erg lang over een scan.
Er verschijnt een bericht op het beeldscherm:
"Het toestel kan niet in de door u gewenste H/W-modus worden gezet."
"Poort wordt gebruikt door een ander programma."
"Poort is gedeactiveerd."
"Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van data. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is afgerond."
"Ongeldige toegang."
"Scannen is mislukt."
Zorg dat u het origineel met de te scannen zijde naar beneden op de glasplaat plaatst of met de te scannen zijde naar boven in de DADI.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is. Vervang de kabel door een andere kabel waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in de SmarThru­configuratie of de toepassing die u wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de gescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de stand ECP (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen.
Het is mogelijk dat er een kopieer- of afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of de besturingsomgeving is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is aangesloten en is ingeschakeld. Start de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
82 | Problemen oplossen
Page 83

Problemen met faxen

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet niets, het display blijft leeg en de toetsen reageren niet.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen.
Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd.
Faxberichten worden niet automatisch ontvangen.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
pagina 53.
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na of het origineel het juiste formaat heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de DADI goed is gesloten.
Het rubber van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Zie "Het rubberen matje van de DADI vervangen" op pagina 65
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op.
af, zie "Adresboek afdrukken" op
Het apparaat kiest het nummer maar kan geen verbinding tot stand brengen met het andere faxapparaat.
Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen.
Er verschijnen blanco stukken onder aan de pagina, met een korte strook tekst bovenaan.
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere faxapparaat om het probleem op te lossen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als op het display het bericht Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert u faxen uit het geheugen die u niet langer nodig hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Zie pagina 26 voor meer informatie over papierinstellingen.
Het apparaat verzendt geen faxberichten.
Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit.
Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt.
Er staan strepen op de originelen die u verstuurt.
Zorg dat het origineel zich in de DADI (of ADI) of op de glasplaat van de scanner bevindt.
Verzending moet op het display verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Mogelijk is er een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg. Raadpleeg pagina 62 voor informatie over het vervangen van tonercassettes.
Het documenttransport van het apparaat dat het faxbericht verzond, haperde even.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig. Zie "De scannereenheid reinigen" op pagina 60.
Problemen oplossen | 83
Page 84

Veelvoorkomende PostScript -problemen

De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast PostScript-fouten.

Veel voorkomende Windows -problemen

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten, en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
PROBLEEM
Het PostScript­bestand kan niet worden afgedrukt.
Het bericht "Fout limietcontrole" verschijnt.
Er wordt een PostScript­foutenpagina afgedrukt.
De optionele lade is niet geselecteerd in het stuurprogramma.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is het PostScript­stuurprogramma niet correct geïnstalleerd.
De afdruktaak is te complex.
De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-taak.
Het printer­stuurprogramma is niet geconfigureerd om de optionele lade te herkennen.
OPLOSSING
Installeer het PostScript­stuurprogramma opnieuw (zie Software).
Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS.
Als de fout zich blijft voordoen, neemt u contact op met de serviceafdeling.
Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
Open de PostScript­stuurprogramma­eigenschappen, selecteer het tabblad en stel de optie sectie op
Apparaatinstellingen
Installeerbare opties
Geplaatst
Lade
.
in de
in
Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt.
Het bericht "Kan niet afdrukken" of "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in de gereedmodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Wanneer u op een Macintosh­computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printer­stuurprogramma niet overeen met de resolutie­instelling in Acrobat Reader.
84 | Problemen oplossen
Controleer of de resolutie­instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Page 85

Algemene Linux-problemen

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, start u de wizard Add new printer om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat in de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn wanneer zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort wordt gebruikt door een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O­interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere toepassing waarmee u of een andere gebruiker probeert af te drukken of te scannen, verschijnt de melding "device busy". Open de poortconfiguratie en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid, of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp
Front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk
de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS (Common Unix Printing System)­versie die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt.
Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren.
Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af; slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt.
Scannen via Gimp
Front-end is niet
mogelijk.
De foutmelding "Cannot open port
device file" verschijnt
bij het afdrukken van een document.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem te upgraden naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de recentste versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Controleer of Gimp Front-end "Xsane: Device
dialog." heeft in het menu "Acquire". Als dit niet
zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane­plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux­distributie of op de homepage van Gimp. Zie voor meer informatie de Help op de cd van uw Linux-distributie of van de toepassing Gimp
Front-end.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke toepassingen.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze geblokkeerd door het abrupte afbreken van de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te geven als deze situatie zich voordoet.
Problemen oplossen | 85
Page 86
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of correct is aangesloten via de USB-poort en is ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor het apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator, ga naar Scanners configuration,
en druk vervolgens op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O­interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere toepassing waarmee u of een andere gebruiker probeert af te drukken of te scannen, verschijnt de melding "device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt dan een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enz. In het deelvenster de poort is bezet door een andere toepassing Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
Selected port
het apparaat
kunt u bekijken of
Het apparaat scant niet.
.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
Controleer of er een document is geplaatst het apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of het correct is aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere toepassing waarmee u of een andere gebruiker probeert af te drukken of te scannen, verschijnt de melding "device busy". Dit gebeurt in het algemeen op het moment dat u de scanprocedure wilt starten. De desbetreffende melding verschijnt dan. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
in
86 | Problemen oplossen
Page 87

Veel voorkomende Macintosh-problemen

PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het PDF­bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS 10.3.2.
Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Het PDF-bestand en de Acrobat­producten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3. of hoger.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac OS het desbetreffende lettertype niet kan maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters uit het Engelse alfabet en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Problemen oplossen | 87
Page 88

verbruiksartikelen en toebehoren bestellen

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen
Toebehoren
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem contact op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of het onderdeel leverbaar is in uw land.
Aanschafmogelijkheden

TOEBEHOREN

U kunt toebehoren aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te vergroten.

VERBRUIKSARTIKELEN

Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het apparaat:
TYPE
Standaard­rendement tonercassette
Hoog rendement tonercassette
Transportriem Circa 50.000
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798.
Wanneer u een nieuwe tonercassette of ander verbruiksartikel aanschaft, dient u dit in het land te doen waar u ook het apparaat hebt aangeschaft. Anders is de tonercassette of het verbruiksartikel niet compatibel met het apparaat, omdat de configuratie van tonercassettes en verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een zwarte tonercassette:
2.500 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een kleurentonercassette:
2.000 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een zwarte tonercassette:
5.500 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een kleurentonercassette:
5.000 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
Als de transportriem is versleten, moet u deze vervangen. In dat geval verschijnt het bericht op het display dat de transportriem is versleten.
a
ONDERDEELNU
MMER
T272J (Black) P586K (Cyan) K756K (Magenta) M802K (Yellow)
R717J (Black) P587K (Cyan) K757K (Magenta) M803K (Yellow)
U265J
OPTIE BESCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit van uw apparaat uit.
Optionele lade 2 Als u regelmatig
papiertoevoerproble men ondervindt, kunt u een extra papierlade met een capaciteit van 500 vellen op het toestel aansluiten. U kunt documenten op verschillende formaten en soorten afdrukmateriaal afdrukken.
Vaste schijf Hiermee breidt u de
mogelijkheden van het apparaat uit en hebt u keuze uit verschillende afdrukwijzen.
Uw apparaat beschikt mogelijk over twee geheugensleuven. In één van beide sleuven is in de fabriek reeds een geheugenmodule geplaatst. U kunt de geheugencapaciteit van uw printer uitbreiden door een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen, zoals aangegeven in bovenstaande tabel. Wij raden u ten zeerste aan om een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf geïnstalleerde geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u wilt 256 MB toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 384 MB.
KR039: 256 MB
P955J
N573K

AANSCHAFMOGELIJKHEDEN

Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt bestellen, neem dan contact op met de lokale Dell-dealer of de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar www.dell.com op support.dell.com en selecteer uw land/regio voor informatie over het aanvragen van technische ondersteuning.
88 | Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
Page 89

accessoires installeren

Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften. Dell is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires
Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
Een geheugenmodule upgraden
De vaste schijf gebruiken

VOORZORGSMAATREGELEN DIE U IN ACHT MOET NEMEN BIJ DE INSTALLATIE VAN ACCESSOIRES

Koppel het netsnoer los Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer de stroom is ingeschakeld. Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten. Wanneer u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten gebruikers van een PS-stuurprogramma een bijkomende instelling opgeven. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de toegevoegde accessoire.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen.
openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u Apparaatopties.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u Apparaatinstellingen.
5. Stel de vereiste opties in de eigenschappen van het
printerstuurprogramma in.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het deel Installeerbare
opties en stelt u de vereiste opties in.
6. Klik op OK.

EEN GEHEUGENMODULE UPGRADEN

Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren. Uw apparaat beschikt over twee geheugensleuven, en in één van beide sleuven is in de fabriek reeds een geheugenmodule geplaatst. Wanneer u de geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule toevoegen aan de lege geheugensleuf. Wij raden u ten zeerste aan om een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf geïnstalleerde geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u wilt 256 MB toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 384 MB. Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule (Zie "Toebehoren" op pagina 88).

Een geheugenmodule installeren

1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.

TOEGEVOEGDE ACCESSOIRES IN DE PRINTEREIGENSCHAPPEN ACTIVEREN

Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u ze selecteren in de printereigenschappen van het printerstuurprogramma om ze te kunnen gebruiken.
1. Stuurprogramma installeren. ("Installing the software" op pagina 19.)
2. Klik op de knop Start van Windows.
In Windows 2000 selecteert u Instellingen
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm
Hardware en geluiden
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik met uw
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma
en klikt u er met de rechtermuisknop op om Eigenschappen te
Printers.
Printers.
Accessoires installeren | 89
Page 90
3. Draai de schroef los, licht het toegangspaneel lichtjes op en trek het
naar rechts.
1 Klep
moederbord
Om een bestaande geheugenmodule te verwijderen, duwt u de twee sloten aan de beide zijden van de module naar buiten.
4. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
5.
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
7. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
8. Plaats de achterklep terug en schroef het vast.
9. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan naar buiten.
10. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, moet u het toegevoegde geheugen in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma activeren. "Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren" op pagina89.

DE VASTE SCHIJF GEBRUIKEN

Door de installatie van een vaste schijf kunnen de gegevens van uw computer naar de afdrukwachtrij op de vaste schijf van de printer worden gestuurd. Op die manier wordt de computer minder belast. Daarnaast kunt u gebruikmaken van verschillende afdrukfuncties. U kunt bijvoorbeeld een afdruktaak op de vaste schijf opslaan, een afdruktaak controleren en persoonlijke documenten afdrukken.
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
6. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik"
hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
90 | Accessoires installeren

De vaste schijf installeren

Voor bestelinformatie, zie "Toebehoren" op pagina 88. Raadpleeg de voorzorgsmaatregelen op pagina 89.
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
Page 91
3. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, licht
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
1 Klep
moederbord
4. Plaats de connector op de vaste schijf tegenover de connector op het
moederbord. Duw de connector van de vaste schijf in de connector op het moederbord totdat de vaste schijf goed vastzit.
.
5. Draai de vier schroeven vast die bij uw nieuwe vaste schijf zijn geleverd.
7. Plaats de achterklep terug en schroef deze vast.
8. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
9. Druk een configuratiepagina af via het bedieningspaneel om na te gaan of de vaste schijf juist is geïnstalleerd. Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57.
10. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, moet u de toegevoegde vaste schijf activeren in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma. Zie "Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren" op pagina 89.

Afdrukken met een optionele vaste schijf

Als de optionele vaste schijf is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij zetten op de vaste schijf, een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster met printereigenschappen.
Zodra u de bestanden op de vaste schijf hebt opgeslagen, kunt u ze makkelijk afdrukken of verwijderen via het bedieningspaneel van uw printer.
Een afdruktaak opslaan
U kunt afdruktaken opslaan op de geïnstalleerde vaste schijf.
1. Open het bestand dat u wilt opslaan.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
verschijnt.
3. Klik op Eigenschappen. Als u Instellen, Afdrukken of Opties ziet,
klik dan op deze knop.
4. Klik op het tabblad Overige opties op Taaktype.
5. Selecteer de gewenste afdrukmodus in de vervolgkeuzelijst.
Normaal: afdrukken in de normale modus.
Drukproef: drukt het eerste bestand af en na een korte pauze het
volgende bestand.
Vertrouwelijk: slaat de bestanden op en beveiligt ze met een
wachtwoord.
Opslaan: slaat het bestand op op de vaste schijf.
Wachtrij: plaatst het bestand in de wachtrij op de vaste schijf en
drukt het vanuit deze wachtrij af.
Afdrukschema: drukt het bestand af op een opgegeven tijdstip.
6. Voer de gebruikersnaam en de bestandsnaam in.
7. Klik op OK tot het venster Afdrukken wordt weergegeven.
8. Klik op OK of Afdrukken om het afdrukken te starten.
6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
Een opgeslagen afdruktaak afdrukken
U kunt afdruktaken afdrukken die op de vaste schijf zijn opgeslagen.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Als Afdrukken verschijnt, drukt u op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
8. Druk op OK. Het afdrukken start.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Accessoires installeren | 91
Page 92
Een opgeslagen afdruktaak verwijderen
U kunt afdruktaken verwijderen die op uw vaste schijf zijn opgeslagen.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Verwijderen verschijnt en druk op OK. Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Als Ja verschijnt, drukt u op OK.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
De actieve wachtrij beheren
Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt, of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Een bestand uit de wachtrij verwijderen:
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Annuleren verschijnt en druk op OK. Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot Ja verschijnt en druk op OK.
Een bestand uit de wachtrij sneller afdrukken:
U kunt een afdruktaak in de actieve wachtrij selecteren en de afdrukvolgorde wijzigen zodat de afdruktaak sneller kan worden afgedrukt.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Niv. verhogen verschijnt en druk op OK. Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Een bestand onmiddellijk afdrukken:
U kunt een taak die gepland staat om op een later tijdstip te worden afgedrukt, ook onmiddellijk laten afdrukken. In dat geval wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt onderbroken en wordt de geselecteerde afdruktaak afgedrukt. Deze functie is alleen beschikbaar als de taak gepland staat om op een later tijdstip te worden afgedrukt.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Vrijgeven verschijnt en druk op OK. Deze optie is alleen beschikbaar als u een afdruktaak hebt geselecteerd waarvoor eerder de afdrukmodus Afdrukschema is
gekozen. Zie pagina 91. Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Afdrukken met formulierbestanden
U kunt maximaal 10 formulierbestanden opslaan op de vaste schijf van de printer en deze vervolgens gebruiken voor afdruktaken.
Die formulierbestanden moet u wel eerst aanmaken en daarvoor maakt u gebruik van het printerstuurprogramma. Zie de Software.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Menu Formulier verschijnt en druk op OK.
3.
Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
•Uit: afdrukken in de normale modus.
Enkel form.: alle pagina’s worden afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand.
Dubbel form.: het voorblad wordt afgedrukt aan de hand van het eerste formulierbestand, het achterblad volgens het tweede formulierbestand.
4. Druk op Terug keren.
5. Druk op de pijltoetsen tot Form. select. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Eerste form. verschijnt.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
Als u Dubbel form. hebt geselecteerd, gaat u verder met de volgende stap.
8. Druk op de pijltoetsen tot Tweede form. verschijnt en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen totdat het formulierbestand voor het tweede formulier verschijnt en druk dan op OK.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om naar het bovenliggende menu terug te

Best.beleid

U kunt het beleid kiezen voor het genereren van de bestandsnaam voordat u verdergaat met de taak via de vaste schijf. Als het geheugen van de vaste schijf al dezelfde naam heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert, kunt u de naam wijzigen of de bestaande naam overschrijven.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Taakbeheer verschijnt en druk op OK.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
92 | Accessoires installeren
Page 93
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Best.beleid verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling verschijnt en druk op OK.
Naam wijz.: Als het geheugen van de vaste schijf al dezelfde naam
heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert, wordt het bestand opgeslagen met een andere naam die automatisch is geprogrammeerd.
•Overschr.:U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak worden verwijderd van de vaste schijf wanneer er gegevens van een nieuwe taak worden opgeslagen.
5. Druk op OK.

Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen

Afb. overschr. is een veiligheidsmaatregel voor klanten die bezorgd zijn
over het ongeautoriseerd openen en kopiëren van vertrouwelijke of persoonlijke documenten.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Afb. overschr. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling verschijnt en druk op OK.
Onmiddellijk: Alle achtergebleven afbeeldingsgegevens van de
machine worden onmiddellijk gewist nadat elke taak is verwerkt.
Op verzoek: Deze optie biedt een systeembeheerder de mogelijkheid om op verzoek alle werkelijke afbeeldingsgegevens te wissen die op de vaste schijf zijn achtergebleven zodra deze optie is ingeschakeld. Alle bestaande taken worden verwijderd ongeacht hun status en het indienen van taken is verboden zolang het overschrijven plaatsvindt.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Aan of Uit te gaan voor Onmiddellijk.
Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Inschakelen of Uitschakelen te gaan voor Op verzoek.
Als u Op verzoek ingeschakeld hebt geselecteerd, bevestigt de machine of de overschrijvingsfunctie nu wordt gestart. Druk op de linker-/rechterpijltoets om Ja of Nee te selecteren. Als u Ja selecteert, start de Op verzoek-overschrijving zodra u Ja selecteert. Als u Nee selecteert, wordt deze functie ingeschakeld.
5. Druk op OK.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Accessoires installeren | 93
Page 94

specificaties

In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax

ALGEMENE SPECIFICATIES

Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit DADI
Documentformaat DADI
Capaciteit papierinvoer
Capaciteit papieruitvoer
Voeding AC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V
Stroomverbruik
Geluidsniveau
Standaardtijd voor energiebesparende modus vanuit gereedmodus
Tot 50 vellen van 75 g/m2
Breedte: 148 tot 216 mm Lengte: 148 tot 356 mm
Lade: 250 vel normaal papier, 75 g/m
Multifunctionele lade: 100 vel normaal papier,
Optionele lade: 500 vel normaal papier, 75 g/m Zie pagina 27 voor meer informatie over
de papierinvoercapaciteit.
Bedrukte zijde omlaag: 170 vel van 75 g/m
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste voltage, frequentie (hertz) en soort stroom voor uw apparaat.
Gemiddelde bedrijfsmodus: minder dan 580 W
Gereedmodus: minder dan 82 W
Energiebesparende modus: minder dan 18 W
Stroom uit-modus: 0 W
a
Gereedmodus: minder dan 32 dBA
Afdrukmodus: minder dan 53 dBA
Kopieermodus: minder dan 54 dBA
20 minuten
75 g/m
2
ITEM BESCHRIJVING
Levensduur tonercassette
2
2
2
Transportriem Circa 50.000 pagina’s (A4, Letter)
Geheugen (uitbreidbaar)*
Externe afmetingen (B x D x H)
Gewicht (inclusief verbruiksartikelen)
Verpakkings­gewicht
Afdrukvolume
Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type afdrukmateriaal en het formaat van het afdrukmateriaal.
b
Zwart
Kleur (geel/ magenta/ cyaan)
128 MB (uit te breiden tot 384 MB)
468 x 498 x 651 mm (zonder optionele lade)
36 kg
Papier: 5,8 kg Plastic: 1,8 kg
Tot 65.000 pagina’s
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een zwarte tonercassette: 5.500 standaardpagina’s (Starttonercassette met capaciteit van
2.500 pagina’s meegeleverd.)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken van een kleur tonercassette:
5.000 standaardpagina’s (Starttonercassette met capaciteit van
2.000 pagina’s meegeleverd.)
Opstarttijd
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 15 tot 32,5 °C
Display 16 tekens x 2 regels
Minder dan 49 seconden De opstarttijd zal langer zijn naarmate er meer
gegevens op de harde schijf staan
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
94 | Specificaties
Page 95

SPECIFICATIES VAN DE PRINTER SPECIFICATIES VAN DE SCANNER

ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
Snelheid voor
a
Tot 20 ppm (A4), 21 ppm (Letter)
Tot 7 apm (A4, Letter)
dubbelzijdig afdrukken
Tijd voor eerste afgedrukte pagina
Zwart-wit
Vanuit gereedmodus: minder dan 25 seconden Vanuit een koude start: minder dan 75 seconden
Vanuit gereedmodus: minder
Kleur
dan 25 seconden Vanuit een koude start: minder dan 75 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi effectieve uitvoer
Printertaal SPL, PostScript 3, PCL5ce, PCL6
Compatibiliteit met besturingssystemen
Windows: 2000/XP/2003/2008/Vista
b
Linux: RedHat 8.0 ~ 9.0, Mandrake 9.2 ~ 10.1, SuSE 8.2 ~ 9.2, Fedora Core 1 ~ 4
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.5, Universal Mac
Interface High speed USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX embedded type)
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
b. Ga naar
downloaden.
www.dell.com
om de meest recente softwareversie te
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm Scanmethode
Resolutie
a
Kleuren-CCD
TWAIN­norm/WIA­norm
Scannen
Optisch: 600 x 1.200 dpi
Verbeterd: 4.800 x 4.800 dpi
100, 200, 300 dpi
naar USB
Scannen
100, 200, 300 dpi
naar e-mail
Scannen
75, 150, 200, 300, 600 dpi
naar PC
Bestandsindeling
PDF, TIFF, JPEGb, BMP
netwerkscan
Effectieve scanlengte
Effectieve
Glasplaat van de scanner: 289 mm
DADI: 348 mm
Max. 208 mm
scanbreedte
Kleurdiepte Intern: 36 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
a. De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.

SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT

ITEM BESCHRIJVING
a
Kopieersnelheid
Kopieerresolutie
Tot 20 kpm (A4), 21 kpm (Letter)
Tekst DADI: tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot 600 x 600 dpi
Tekst/foto Tot 600 x 600 dpi
Tijdschrift Tot 600 x 600 dpi
Foto DADI: tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot
1.200 x 1.200 dpi
Zoombereik DADI: 25% tot 100%
Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
Specificaties | 95
Page 96

SPECIFICATIES VAN DE FAX

ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Maximale documentlengte
Resolutie Kleur 200 x 200 dpi
Geheugen 4 MB (Circa 200 pagina’s)
Halftoon 256 niveaus
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C"
via ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Tot 3 seconden per pagina
356 mm
Zwart Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn: 300 x 300 dpi (alleen ontvangst)
a
96 | Specificaties
Page 97

Bijlage

BELEID VAN DELL VOOR TECHNISCHE ONDERSTEUNING

Indien bij het oplossen van problemen gebruik wordt gemaakt van technische ondersteuning door een technicus is medewerking en actieve deelname van de klant vereist. De ondersteuning herstelt het besturingssysteem, de applicatiesoftware en hardwarestuurprogramma’s door deze terug te zetten in de oorspronkelijke, door Dell geleverde standaardconfiguratie. Verder worden de printer en alle geïnstalleerde Dell-software gecontroleerd. Naast de technische ondersteuning door een technicus biedt Dell Support ook online ondersteuning. Meer mogelijkheden voor technische ondersteuning zijn beschikbaar tegen betaling.
Dell levert beperkte technische ondersteuning voor de printer en geïnstalleerde Dell-software en -randapparatuur. Ondersteuning voor software en randapparatuur van derden wordt aangeboden door de oorspronkelijke fabrikant. Dit geldt tevens voor software en randapparatuur die zijn aangeschaft en/of geïnstalleerd via Software & Peripherals (DellWare), ReadyWare en Custom Factory Integration (CFI/DellPlus).

CONTACT OPNEMEN MET DELL

U krijgt toegang tot Dell Support via support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina WELCOME TO DELL SUPPORT en vul de gevraagde gegevens in om hulpmiddelen en informatie op te vragen. U kunt elektronisch contact opnemen met Dell via onderstaande adressen:
Websites
www.dell.com/ www.dell.com/ap/ (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied) www.dell.com/jp/ (alleen Japan) www.euro.dell.com (alleen Europa) www.dell.com/la/ (Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen) www.dell.ca (alleen Canada)
Anonymous file transfer protocol (FTP)
ftp.dell.com Log in als gebruiker: anonymous en gebruik uw e-mailadres als wachtwoord.
Service voor elektronische ondersteuning
mobile_support@us.dell.com support@us.dell.com la-techsupport@dell.com (Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen) apsupport@dell.com (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied) support.jp.dell.com (alleen Japan) support.euro.dell.com (alleen Europa)
Elektronische offerteservice
apmarketing@dell.com (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied) sale_canada@dell.com (alleen Canada)

GARANTIE- EN TERUGGAVEBELEID

Dell Inc. ("Dell") maakt voor de productie van hardware gebruik van onderdelen die nieuw of gelijkwaardig aan nieuw zijn en werkt volgens de normen die gelden in de industrie. Zie voor meer informatie over de printergarantie van Dell de Productinformatiegids.
Bijlage | 97
Page 98

verklarende woordenlijst

Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP­adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche, ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server­netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie) "Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
98 | Verklarende woordenlijst
Page 99
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP­netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/ IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten.
Verklarende woordenlijst | 99
Page 100
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen, met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card) geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert, en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi­tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS­stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan software communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
100 | Verklarende woordenlijst
Loading...