Dell 2145cn User Manual [nl]

Dell 2145cn
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
www.dell.com | support.dell.com

de functies van uw nieuwe laserproduct

Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Met dit apparaat kunt u:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi. Zie Software.
Uw apparaat drukt tot 20 ppm van A4-formaat af en tot 21 ppm van Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden, enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier. De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon papier bevatten.
Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot, en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te breiden (zie "Toebehoren" op pagina 88).
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/ 2003/2008/Vista, evenals met Linux- en Macintosh­systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
2 | De functies van uw nieuwe laserproduct
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen.
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
FUNCTIES Dell 2145cn
USB 2.0
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Vaste schijf (optioneel) O
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
( : aanwezig, O: optioneel)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer informatie)
apparaat.
van het apparaat.
mechanische schade of defecten.
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
Start
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan.
De functies van uw nieuwe laserproduct | 3
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte installatiehandleiding
Online gebruikershandleiding
Hulp bij het printerstuurprogramma
Dell-website
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken.
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
U vindt anderstalige gebruikershandleidingen in de map Manual op de cd-rom met printersoftware.
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op printereigenschappen.
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie vinden op de website van Dell, www.dell.com op support.dell.com.
Help
in het dialoogvenster met
4 | De functies van uw nieuwe laserproduct

veiligheidsinformatie

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
LET OP
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
Veiligheidsinformatie | 5
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
a
zijn.
6 | Veiligheidsinformatie

inhoud

2 De functies van uw nieuwe laserproduct 5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
12
AAN DE SLAG
18
12 Overzicht van de printer
12 Voorkant 12 Achterkant
13 Overzicht van het bedieningspaneel 14 Informatie over de Status-LED 14 De status van de tonercassette bevestigen 15 Menu-overzicht 16 Meegeleverde software 16 Functies van de printerstuurprogramma’s
16 Printerstuurprogramma 17 PostScript-stuurprogramma
18 De hardware installeren 18 Een testpagina afdrukken 18 Het netwerk installeren
18 Ondersteunde netwerkomgevingen 19 Netwerkprotocol configureren via het apparaat 19 Het programma SetIP gebruiken
19 Systeemvereisten
19 Microsoft® Windows® 20 Macintosh 20 Linux
20 De software installeren 21 Basisinstellingen van het apparaat
21 Hoogte-instelling 21 De taal op het display wijzigen 22 Datum en tijd instellen 22 De kloknotatie wijzigen 22 De standaardmodus wijzigen 22 Geluiden instellen 23 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren 23 Gebruik van de energiebesparende modi 23 Time-out van afdruktaak instellen 23 Automatisch doorgaan 24 Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
25
25 Originelen plaatsen
25 Op de glasplaat van de scanner 25 In de DADI
26 Afdrukmateriaal selecteren
27 Specificaties van afdrukmateriaal 28 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund 28 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
29 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen 30 Papier plaatsen
30 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade 30 Papier plaatsen in de multifunctionele lade
31 De uitvoersteun instellen
31 Voor papier van Letter-formaat 31 Voor papier van A4- of Legal-formaat
32 Papierformaat en -type instellen
inhoud | 7
inhoud
KOPIËREN
33
SCANNEN
38
33 De papierlade selecteren 33 Kopiëren 33 De instellingen per kopie wijzigen
33 Tonerdichtheid 33 Type origineel 33 Verkleinde of vergrote kopie
34 De instellingen voor het scanformaat wijzigen 34 De standaardkopieerinstellingen wijzigen 34 ID-kaart kopiëren 34 Speciale kopieerfuncties gebruiken
34 Sorteren 35 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren 35 Poster kopiëren 35 Klonen 35 Achtergrond afbeeldingen wissen 36 Boeken kopiëren 36 Marge verschuiven 36 Rand wissen 36 Verbeterde kopieën met grijstinten
37 Dubbelzijdig afdrukken 37 Time-out voor kopiëren instellen
38 Basisinformatie over scannen 38 Scannen via het bedieningspaneel
38 Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer. 38 Scannen naar toepassingen
39 Scannen via het netwerk
39 Voorbereiden om te scannen via het netwerk 41 Naar e-mail scannen 41 Naar een FTP-server scannen 41 Naar een SMB-server scannen
41 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen 42 De standaardscaninstellingen wijzigen 42 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken 42 Een adresboek aanmaken
42 Snelkiesnummers voor e-mail registreren 42 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren 42 Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server 42 Adresboekitems gebruiken 43 Een item zoeken in het adresboek 43 Adresboek afdrukken
43 Dubbelzijdig scannen
8 | inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
44
FAXEN
45
44 Een document afdrukken 44 Een afdruktaak annuleren
45 Een fax verzenden
45 Faxhoofd instellen 45 De documentinstellingen aanpassen 46 Een fax automatisch verzenden 46 Een fax handmatig verzenden 46 Een verzending bevestigen
inhoud
46 Automatisch opnieuw kiezen 46 Het laatste nummer opnieuw kiezen 46 Faxen dubbelzijdig verzenden
46 Een fax ontvangen
46 De papierlade selecteren 46 Ontvangstmodus wijzigen 47 Automatisch ontvangen in modus Fax 47 Handmatig ontvangen in de modus Tel 47 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel 47 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax 47 Faxen ontvangen via de modus DRPD 48 Ontvangen in veilige ontvangstmodus 48 Veilige ontvangstmodus inschakelen 48 Faxen ontvangen in het geheugen
48 Andere manieren om een fax te verzenden
48 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden) 49 Een uitgestelde fax verzenden 49 Een fax met hoge prioriteit verzenden 49 Faxen doorsturen
50 Fax instellen
50 De faxinstellingen wijzigen 51 De standaarddocumentinstellingen wijzigen 52 Automatisch een verzendrapport afdrukken 52 Een adresboek aanmaken
GEBRUIK VAN EEN USB-FLASHGEHEUGEN
54
ONDERHOUD
57
54 Over USB-geheugen 54 Een USB-geheugenapparaat aansluiten 54 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
54 Scannen 55 Aangepast scannen naar USB
55 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
55 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
55 Een back-up maken van uw gegevens
55 Een back-up maken van uw gegevens 56 Gegevens terugzetten
56 USB-geheugen beheren
56 Een afbeeldingsbestand verwijderen 56 USB-geheugenapparaat formatteren 56 De USB-geheugenstatus weergeven
57 Rapporten afdrukken
57 Een rapport afdrukken
57 Het kleurcontrast aanpassen 58 Waarschuwing Toner bijna op gebruiken 58 Geheugen wissen 58 Uw apparaat reinigen
58 De buitenkant reinigen 58 Binnenkant reinigen 60 De scannereenheid reinigen
61 De cassette onderhouden
61 Tonercassette bewaren 61 Verwachte levensduur van de cassette 61 Toner herverdelen
62 De tonercassette vervangen
63 Het bericht Toner op wissen
63 De transportriem vervangen
inhoud | 9
inhoud
64 Te onderhouden onderdelen
64 Verbruiksartikelen controleren 65 Het rubberen matje van de DADI vervangen
65 Het apparaat beheren via de website
65 Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
65 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
66
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
88
66 Tips om papierstoringen te vermijden 66 Vastgelopen papier verwijderden
66 Papierstoring in het invoergedeelte 67 Papierstoring aan uitgang 67 Papierstoring bij de roller
67 Vastgelopen papier verwijderen
68 In het papierinvoergedeelte 68 In de multifunctionele lade 70 Rond de fixeereenheid 71 In het papierinvoergedeelte 72 In de optionele lade
73 Informatie over berichten op het display 77 Andere problemen oplossen
77 Papierinvoer 78 Afdrukproblemen 79 Problemen met de afdrukkwaliteit 81 Problemen met kopiëren 82 Problemen met scannen 83 Problemen met faxen 84 Veelvoorkomende PostScript -problemen 84 Veel voorkomende Windows -problemen 85 Algemene Linux-problemen 87 Veel voorkomende Macintosh-problemen
88 Verbruiksartikelen 88 Toebehoren 88 Aanschafmogelijkheden
10 | inhoud
ACCESSOIRES INSTALLEREN
89
SPECIFICATIES
94
89 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires 89 Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren 89 Een geheugenmodule upgraden
89 Een geheugenmodule installeren
90 De vaste schijf gebruiken
90 De vaste schijf installeren 91 Afdrukken met een optionele vaste schijf 92 Best.beleid 93 Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
94 Algemene specificaties 95 Specificaties van de printer 95 Specificaties van de scanner 95 Specificaties van het kopieerapparaat 96 Specificaties van de fax
inhoud
BIJLAGE
97
VERKLARENDE WOORDENLIJST
98
INDEX
97 Beleid van Dell voor technische ondersteuning 97 Contact opnemen met Dell 97 Garantie- en teruggavebeleid
inhoud | 11

inleiding

Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen

OVERZICHT VAN DE PRINTER

Voorkant Achterkant

Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
Breedtegeleiders voor
1
documenten
DADI
2
Bedieningspaneel
3
Steun voor papieruitvoer
4
Voorklep
5
Handgreep op de voorklep
6
Handgreep voor
7
multifunctionele lade
Multifunctionele lade
8
Lade 1
9
Documentinvoerlade
10
Documentuitvoerlade
11
USB-geheugenpoort
12
Indicator papierniveau
13
Optionele lade 2
14
Multifunctionele lade met
15
geleiders
Tonercassette
16
Transportriem
17
Scannerdeksel
18
Vergrendelingsschakelaar
19
scanner Glasplaat
20
Scanner
21
USB-poort
1
Netwerkpoort
2
15-pins aansluiting voor
3
optionele lade
Aansluiting telefoonlijn
4
Uitgang voor intern
5
telefoontoestel (EXT)
Greep
6
Stroomschakelaar
7
Aansluiting netsnoer
8
Klep moederbord
9
Achterklep
10
Kabelbinder
11
12 | Inleiding

OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL

Snelknoppen
1
Shift
2
3
Adresboek ( )
4
Resolutie ( )
Opnieuw/Pauze
5
()
6
Fax
()
7
Kopie
Scan/Email
8
Display
9
Toner colors
10
Menu ( )
11
Linker/rechter
12
pijl
OK
13
14
15
16
()
Terug ( )
Status ( )
Tonersterkte ( )
()
()
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en e­mailadressen in het geheugen opslaan.
Hiermee kunt u de resolutie van het document voor de huidige faxtaak aanpassen.
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in de gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Activeert de faxmodus.
Activeert de kopieermodus.
Activeert de scanmodus.
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
De tonerkleuren onder het LCD-scherm corresponderen met de berichten op het display. Zie Status-LED met berichten over de tonercassettes op pagina 14.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de waarden.
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hier wordt de status van het apparaat weergegeven. Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 14.
Hiermee kunt u de helderheid van het document voor de huidige kopieertaak aanpassen. Zie "Tonerdichtheid" op pagina 33.
Type origineel
h
17
()
Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor de huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op pagina 33.
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
Kopie ID ()
18
Verkleinen/
19
Vergroten ( )
Duplex ( )
20
Y
X
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel papier. Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 34.
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het origineel.
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden bedrukken.
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een USB-
Via USB
21
afdrukken ( )
geheugenapparaat afdrukken wanneer dat op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het apparaat is aangesloten. Zie "Over USB-geheugen" op pagina 54.
Hiermee kiest u een nummer of voert u
Cijfertoetsen
22
Hoorn op de haak
23
()
alfanumerieke tekens in. Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 23.
Hiermee opent u de telefoonlijn.
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
Stoppen/Wissen
24
()
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus de kopieeropties (zoals de helderheid, het type document, het kopieerformaat en het aantal exemplaren) wissen/annuleren.
25
Kleur Start ( )
26
Zwart Start ( )
Start een taak in de kleurmodus.
Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding | 13

INFORMATIE OVER DE STATUS-LED

De kleur van de Status apparaat weer.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
()
-LED geeft de huidige status van het
Het apparaat staat in de energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online.

DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE BEVESTIGEN

De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen, licht de Status display weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
()
-LED rood op en wordt het bericht op het
()
-
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam knippert,
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
Aan
ontvangt de printer gegevens van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert, is de printer bezig met afdrukken.
gebruik.
apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een nieuwe tonercassette, zie "Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen" op pagina 88. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62.
Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een papierstoring, een geopende klep of geen papier in de lade). Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 om het probleem op te lossen.
De tonercassette is leeg of moet worden vervangen. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73.
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie pagina 73 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 voor meer informatie.
14 | Inleiding

MENU-OVERZICHT

Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu menu’s. Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Faxinstel.
Faxinstel.
Kopieerfunctie
Kopieerinstel.
Scanfunctie
(Vervolg)
Tonersterkte Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Doorsturen Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren
Verzending
Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus Opn. na bels.
Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie Tonersterkte
Autom. rapport
Netwerk
TCP/IP Ethernet-snel. Draadloos Netwerkinform.
Kopieen sort. 2 pagina’s/vel 4 pagina’s/vel Poster kopier. Meer op 1 vel Achtergrondkl. Boek kopieren. Marge versch. Geen schaduwr. Grijst. verb.
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel. Faxinstel. Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerk Adresboek Verzendrapport Rap. ontv. fax NetScan-rapp.
Taakbeheer
Actieve taak Taak opslaan Best.beleid
Afb. overschr.
Onmiddellijk Op verzoek
Scanformaat St.inst. wijz.
Exemplaren Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten Configuratie Info verb.art. Adresboek Transm.rapport Verzendrapport Rap. ontv. fax Geplande taken Rap. ong. fax. Netwerkinform. NetScan-rapp. Gebr.ver.lijst PCL-lettertyp. PS3-let.lijst Opgesl. taak Taak voltooid Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur Kleur Serienummer Ws tr bijna op
USB-geheugen
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur Scanindeling
E-mail
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id Nr. van faxap. Datum en tijd Klokmodus Menu Formulier Form. select. Taal Standaardmodus Energ.spaarst. En.sprst. scan Time-out Time-out taak Luchtdrukcorr. Aut. doorgaan Inst. import. Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat Type papier Papierinvoer Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidspreker Belsignaal
()
om toegang te krijgen tot deze
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
SMB
Scanformaat Oorspr. type Resolutie Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen E-mail FTP SMB
Transm.rapport
Inleiding | 15

MEEGELEVERDE SOFTWARE

U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt aangesloten. De cd bevat de volgende software.
Cd
Cd met printer­software
Windows

Printerstuurprogramma

stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)­bestand
bedoeld voor het afdrukken van documenten met complexe lettertypen en afbeeldingen in de PS-taal.
Scannerstuurprogramma
scannen van documenten zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar.
Dell Scanbeheer: U kunt informatie bekijken over het Dell Scanbeheer­programma en de status van het geïnstalleerde scanstuurprogramma.
Dell-tonerbeheersysteem wordt de status van de printer en de naam van de opdracht weergegeven wanneer u een opdracht verzendt om af te drukken. In het venster Dell-
tonerbeheersysteem
niveau van de resterende toner weergegeven en kunt u nieuwe tonercartridges bestellen.
Printerstatusmonitor
geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
SmarThru Officea: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor uw multifunctionele apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
dit programma kunt u de andere opties van de printer instellen vanaf het bureaublad van uw computer.
Hulpprogramma voor het updaten van de
van het apparaat bijwerken.
SetIP
adressen van uw apparaat instellen.
INHOUD
: gebruik dit
: het PostScript-stuurprogramma is
: voor het
TM
: Hiermee
TM
wordt ook het
: dit programma
: Met
: Met dit programma kunt u de firmware
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
Cd
Cd met printer­software
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThru-programma voor meer informatie.
Macintosh
Printerstuurprogramma
stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)­bestand
apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Macintosh-computer.
Scannerstuurprogramma
stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens andre indstillinger fra computerens skrivebord.
INHOUD
: gebruik dit
: voor het bedienen van het
: TWAIN-
: Med

FUNCTIES VAN DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S

De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per vel (N-up)
Afdruk aan pagina aanpassen
O O (2, 4) O
OX
O
a
16 | Inleiding
Linux
PostScript Printer Description (PPD)­bestand
apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Linux-computer.
SANE
van documenten.
Hulpprogramma Printerinstellingen
dette program kan du konfigurere printerens andre indstillinger fra computerens skrivebord.
: voor het bedienen van het
: stuurprogramma voor het scannen
: Med
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig OX O
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
OX O

PostScript-stuurprogramma

FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken XX X
Meerdere pagina’s per vel (N-up)
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken op schaal OX O
O O (2, 4) O
OX
O
a
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk XX X
Overlay XX X
Dubbelzijdig OX O
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
XX O
Inleiding | 17

aan de slag

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Het netwerk installeren
Systeemvereisten
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat

DE HARDWARE INSTALLEREN

In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie. Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier (zie "Papier plaatsen" op pagina 30).
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.

EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN

Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina afdrukken. Een testpagina afdrukken: Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.

HET NETWERK INSTALLEREN

U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.

Ondersteunde netwerkomgevingen

De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie "Hoogte-instelling" op pagina 21 voor meer informatie. Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
18 | Aan de slag
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerk­besturingssysteem
Netwerkprotocollen TCP/IP op Windows
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Windows 2000/XP/2003/2008/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.5
•IPP
•SNMP
DHCP
•BOOTP

Netwerkprotocol configureren via het apparaat

U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu van het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijl­links/rechts om tussen de bytes te schakelen. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK. Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IP­parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de netwerkbeheerprogramma’s.
Embedded Web Service
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
()
op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel
: een in de netwerkafdrukserver
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Als u het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart hebt ingevoerd, klikt u op
Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.

SYSTEEMVEREISTEN

Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGS
-SYSTEEM
Windows 2000
Windows XP Pentium III 933 MHz
Windows Server 2003
Windows Server 2008
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
®
Windows
Intel® Pentinum® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
Pentium IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
®
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
64 MB (128 MB)
128 MB (256 MB)
128 MB (512 MB)
512 MB (2.048 MB)
(1.024 MB)
VRIJE HDD-
RUIMTE
600 MB
1,5 GB
1,25 GB tot 2GB
10 GB
15 GB

Het programma SetIP gebruiken

Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als uw printer met een netwerk is verbonden.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het netwerkconfiguratierapport uit om te weten wat het MAC-adres
van uw printer is. Zie "Printing reports" op pagina 55.
2. In het menu Start in Windows selecteert u Alle programma's Dell
Dell-printers →
Laser MFP
3. Klik op om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
Dell 2145cn Color Laser MFPDell 2145cn Color
Set IP.
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Alleen gebruikers met beheerdersrechten kunnen software installeren.
Dit apparaat is compatibel met
Windows Terminal Services
Aan de slag | 19
.

Macintosh

BESTURINGS
-SYSTEEM
Mac OS X 10.4 of lager
Mac OS X 10.5 867 MHz of
PROCESSOR RAM
PowerPC G4/G5
Intel-processor
sneller PowerPC G4/G5
Intel-processor

Linux

ITEM VEREISTEN
Besturings-
systeem RedHat 8.0, 9.0 (32 bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit) Fedora Core 1~7 (32/64 bit) Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit) Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit) SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit) SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit) Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
128 MB voor een MAC op basis van PowerPC (512 MB)
512 MB voor een MAC op basis van Intel (1 GB)
512 MB (1 GB) 1 GB
VRIJE
HDD-
RUIMTE
1 GB

DE SOFTWARE INSTALLEREN

U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop­upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of de interface die wordt gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 18). Sluit alle toepassingen op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start
Bureau-accessories
4. Klik op Volgende.
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Alle programma's
Processor Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte 1GB (1GB)
Software Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger CUPS
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie.
20 | Aan de slag
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende.
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren. Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af (zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af (zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
7. Klik op Voltooien.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren. Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert het installatieprogramma de taalversie van het besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.

BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT

Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen of te wijzigen.

Hoogte-instelling

De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte het apparaat wordt gebruikt.
1 Normaal 2 Hoog 3 3 Hoog 2
0
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Klik op Start 2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Instelling in de keuzelijst en klik op Apply.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm Embedded Web Service automatisch. Klik op Machine Settings de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
Alle programma's → DELL
Setup (of Machine Setup) → Altitude. Selecteer
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde

De taal op het display wijzigen

Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
4 Hoog 3
Dell-printers
Dell
Aan de slag | 21

Datum en tijd instellen

De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12 Dag = 01 t/m 31 Jaar = vier cijfers vereist Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop * of # of een willekeurige cijfertoets. Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te drukken. U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan. Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stoppen/Wissen gereedmodus.
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

De kloknotatie wijzigen

U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de gereedmodus.

De standaardmodus wijzigen

Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus.
()
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

Geluiden instellen

U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets wordt ingedrukt.
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze optie op Aan staat, optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker aan tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van Hoorn op de haak
()
.
Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op Hoorn op de haak
luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stoppen/Wissen
te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn is aangesloten.
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de
()
. U hoort een kiestoon uit de
()
om de wijziging op te slaan en terug
22 | Aan de slag

Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren

U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het gewenste teken op het display verschijnt. Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met opschrift MNO. Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6. U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.). Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u de cursor door op de rechter de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het volgende teken verschijnt op het display. Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 1Spatie
2 ABCab c 2
3 DEFdef 3
pijltoets te drukken en vervolgens op

Gebruik van de energiebesparende modi

Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start, gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Stoppen/Wissen ()
om terug te keren naar de
om terug te keren naar de
4 GHI ghi 4
5 JKLj kl 5
6 MNOmno6
7 PQRSpqr s7
8 TUVt uv 8
9 WXYZwxyz9
0 +-,.‘/*#&@0
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt, drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van snelknoppen of snelkiesnummers.
()
Om een pauze in te voegen, drukt u op Opnieuw/Pauze invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze aangegeven met een koppelteken "-".
tijdens het

Time-out van afdruktaak instellen

U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
()
om terug te keren naar de

Automatisch doorgaan

Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
Aan de slag | 23
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het bedieningspaneel op Zwart Start
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
gereedmodus.
()
()
of op Kleur Start
om terug te keren naar de
()
drukt.

Het lettertype wijzigen

Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land. Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Klik op Start → Alle programma's → DELL 2145cn Color Laser MFP
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Emulatie.
4. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
5. Klik op Instelling.
6. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
7. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Hulpprogramma Printerinstellingen.
Dell-printers
Dell
24 | Aan de slag

originelen en afdrukmateriaal plaatsen

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
De uitvoersteun instellen
Papierformaat en -type instellen

ORIGINELEN PLAATSEN

Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer).
Dell 2145cn is voorzien van de DADI-functie. Hiermee kunt u beide zijden van het origineel tegelijkertijd scannen. Zie "Dubbelzijdig scannen" op pagina 43.

Op de glasplaat van de scanner

Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open.

In de DADI

In de DADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m2 voor één taak plaatsen.
Als u de DADI gebruikt:
Plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 25
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.

AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN

U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Dell geen controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft, of gebruikershandleiding staan vermeld.
het voldoet aan de vereisten die in deze
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Dell.
26 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen

Specificaties van afdrukmateriaal

TYPE FORMAAT AFMETINGEN
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
GEWICHT
60 tot 105 g/m voor de papierlade
60 tot 163 g/m voor de papierlade
60 tot 105 g/m voor de papierlade
60 tot 163 g/m voor de papierlade
75 tot 105 g/m
2
a
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
CAPACITEIT
250 vel 75 g/m
2
voor de lade
100 vel van 75 g/m
b
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
500 vel van 75 g/m2 bankpostpapier voor de optionele lade
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
150 vel 75 g/m voor de lade
100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Etiketten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie Normaal papier
120 tot 150 g/m2 bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
Kaarten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
Raadpleeg de sectie Normaal papier
90 tot 163 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
A5, Statement
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 27

Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund

MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio,
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
Dubbelzijdig afdrukken
a. Alleen 75 tot 105 g/m2 bankpostpapier.
a
Folio, Executive, JIS B5, A5, A6
alle formaten
Letter, A4, Legal, Folio, Oficio
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
optionele lade 2
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade

Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen

SOORT
MATERIAAL
Enveloppen
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
RICHTLIJNEN
2
bedragen, anders kan
28 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde compatibel is met de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 95). De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
SOORT
MATERIAAL
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in laserprinters. Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
RICHTLIJNEN

HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN DE PAPIERLADE WIJZIGEN

Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1 Ladeverlengingshandgreep 2 Papierlengtegeleider 3 Papierbreedtegeleider
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen.
Kaarten of materiaal van afwijkende grootte
Voorbedrukt papier
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 29
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er papierstoringen optreden.

PAPIER PLAATSEN

Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade

Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan maximaal 250 vel papier van 75 g/m U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen (zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88).
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet onder de garantie of serviceovereenkomsten van Dell.
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de
afdrukmedia aan die u wilt laden.
2. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar boven.
2
gewoon bankpostpapier bevatten.

Papier plaatsen in de multifunctionele lade

De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele lade worden geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit (zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak, voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem naar beneden om de lade te openen.
1 Vol 2 Leeg
3. Stel in de softwaretoepassing de papierinvoer en -soort in wanneer u
een document wilt afdrukken. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
30 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het papier in de lade.
Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in de lade plaatst.
Loading...
+ 118 hidden pages