Danfoss Toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming Operating guide [nl]

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Installatiehandleiding
Toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
Matten en kabels
www.heating.danfoss.com
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
Inhoudsopgave
1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
2 De installatie stap voor stap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
3 Elementen installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
4 Binnentoepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
4.3 Vloerverwarming met Danfoss Reect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
4.4 Vloerverwarming in betonvloeren (> 3 cm). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
4.5 Vorstbescherming voor buissystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
5 Optionele instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

1 Inleiding

In deze installatiehandleiding verwijst het woord "element" zowel naar verwarmingskabels als naar verwarmingsmatten.
Als het woord "verwarmingskabel" of "verwarm­ingsmat" wordt gebruikt, dan is de betreende instructie alleen op dit type element van toepass­ing.
Het afmeten, selecteren van de producten, installeren en in bedrijf stellen van een bepaalde toepassing moet door een erkend installateur worden uitgevoerd.
Als de gebruiker voor een bepaalde toepassing verwarmingselementen of thermostaten aan­schaft, dan moeten die vóór inbedrijfstelling door een erkend elektricien worden goedgekeurd.
• Dat geldt ook voor het type, het formaat, de installatie en de aansluiting van het ver­warmingselement.
• Dat geldt ook voor het type, het formaat, de aansluiting en de instellingen van de ther­mostaat waarmee het verwarmingselement wordt geregeld.
• Kinderen mogen niet met het verwarmingse­lement spelen.
• Dit verwarmingselement mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en per­sonen met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen of een gebrek aan kennis en er­varing, op voorwaarde dat ze begeleiding bij of aanwijzingen voor een veilig gebruik van het apparaat hebben gekregen en begrijpen wat de gevaren zijn.
2
2
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
1
2
3
4
5
6
7
• Reiniging en onderhoud die door de ge­bruiker moeten worden uitgevoerd, mogen niet door kinderen zonder toezicht worden gedaan.
De in deze installatiehandleiding beschreven verwarmingselementen zijn uitsluitend bedoeld als vloerverwarming.
• Volgens IEC 60335 mogen de matten niet in een metalen vloer worden geïnstalleerd of voor opslagverwarming worden gebruikt.

1.1 Veiligheidsinstructies

U mag het verwarmingselement nooit doorsni­jden of inkorten.
• Als het verwarmingselement wordt doorgesneden, vervalt de garantie.
• Uitlopers mogen op basis van de vereisten worden verkort.
De elementen moeten altijd worden geïnstal­leerd conform de lokale bouwvoorschriften en bedradingsvoorschriften, en de richtlijnen in deze installatiehandleiding.
• Installatie op enige andere wijze kan de werking van het element belemmeren of een veiligheidsrisico vormen, waardoor de garantie vervalt.
• De matten moeten volledig en minstens 5 mm in beton, dekvloer, tegellijm of een vergelijkbaar product zijn ingebed. Inclusief tegels.
Een element moet altijd met een vaste aanslu­iting worden aangesloten door een erkend elektricien.
• Onderbreek alle stroomkringen voordat u start met installatie en onderhoud.
• De afscherming van elk verwarmingselement moet worden geaard conform de plaatselijke elektriciteitsrichtlijnen en worden aanges­loten op een aardlekschakelaar (RCD).
• RCD-uitschakelvermogen is max. 30 mA.
• Verwarmingselementen moeten worden aangesloten via een schakelaar die alle polen loskoppelt.
• Het element moet zijn voorzien van de juiste maat zekering of stroomonderbreker volgens de lokale voorschriften.
1. Verwarming­skabel
2. Thermostaat
3. Sensor
4. Afscherming
5. RCD
6. Meerpolige schakelaar
7. Zekering
Aansluitingen
• Fase – Bruin
• Nul – blauw
• Aarde – afsch­erming
3
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
3
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
De aanwezigheid van een verwarmingsmat moet
• duidelijk worden aangegeven door het bevestigen van waarschuwingstekens of
-markeringen op de aansluitttingen en/of op regelmatige afstand langs de stroomlei­ding, waar ze duidelijk zichtbaar zijn

1.2 Installatierichtlijnen

Bereid de installatielocatie goed voor door scherpe voorwerpen, vuil enz. te verwijderen.
Meet vóór en tijdens de installatie regelmatig de ohmse weerstand en de isolatieweerstand.
Plaats geen verwarmingselementen onder muren en vaste obstakels. Er is minstens 6 cm lucht vereist.
Houd elementen uit de buurt van isolatiemate­riaal, andere verwarmingsbronnen en uitzetvoe­gen.
Elementen mogen zichzelf of andere elementen niet raken of kruisen; ze moeten gelijkmatig verdeeld worden over de zones.
De elementen, en met name de aansluiting hiervan, moeten worden beschermd tegen mechanische belastingen en spanningen.
• en na installatie worden vermeld in alle documenten met elektrische gegevens.
Overschrijd nooit de maximale warmtedi­chtheid (W/m of W/m) voor de betreende toepassing.
De elementen en sensoren moeten minstens 30 mm uit de buurt van geleidende onderdelen van het gebouw, zoals waterleidingen, worden geïnstalleerd.
Een vloersensor is verplicht en moet worden aangesloten op een thermostaat die de vloertem­peratuur begrenst tot maximaal 35 °C.
Het element moet worden geregeld op basis van temperatuur en mag niet werken bij een omgev­ingstemperatuur hoger dan 10 °C bij toepassin­gen buitenshuis.
• Voorzichtig! Gebruik geen M1-geclassi­ceerde elementen in gebieden met hoge mechanische belastingen of impact, zie hoofdstuk 1.3 voor classicatie.
• Bewaren op een droge, warme plaats bij temperaturen tussen +5 °C en +30 °C.

1.3 Systeemoverzicht

Normen ECcomfort
(LXmat)
ECbasic
(EFSIC)
ECex
(EFTPC)
ECheat (EFSM)
ECmat (EFTM)
60800:2009 (kabel) - + (M1) + (M2) - - + (M1)
60335-2-96 (mat) + - - + + -
M1 Voor gebruik in toepassingen met een laag risico op mechanische schade, bijvoorbeeld geïnstal-
M2 Voor gebruik in toepassingen met een hoog risico op mechanische schade.
leerd op vlakke oppervlakken en ingebed in dekvloeren zonder scherpe voorwerpen.
4
4
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
ECaqua
(EFTWC)
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
Vloerverwarm-
ing in:
Dunne beddingen
ECcomfort
(LXmat)
ECbasic
(EFSIC)
ECex
(EFTPC)
ECheat (EFSM)
ECmat
(EFTM)
+ + - + + -
(< 3 cm)
Balkenvloercon-
+ - + - - -
structies
Danfoss Reect (+) - + - - -
Betonvloeren
(+) + + (+) (+) -
(> 3 cm)
Vorstbescherming
- (+) + - - +
van buizen

2 De installatie stap voor stap

2.1 De HoH-afstand voor verwarmingskabels berekenen

De HoH-afstand is de afstand in centimeters van het midden van de ene kabel naar het midden van de volgende.
Voor het verwarmen van buizen wordt verwezen naar het aantal kabels per meter, zie hoofdstuk
4.5.
HoH [cm] =
of
HoH [cm] =
Max. HoH-afstand
Dunne beddingen (< 3 cm) 10 cm Balkenvloerconstructie 20 cm Danfoss Reect 20 cm Betonvloeren (> 3 cm) 15 cm
Oppervlakte [m]
Kabellengte [m]
Kabelvermogen [W/m] Warmtedichtheid [W/m]
ECaqua
(EFTWC)
x 100 cm
x 100 cm
• De buigdiameter voor een verwarmingska­bel is minstens zes keer de kabeldoorsnede.
• De werkelijke kabellengte kan ± 2% variëren.
230 V/400 V
HoH [cm] W/m² @ 6 W/m W/m² @ 10 W/m W/m² @ 18 W/m W/m² @ 20 W/m
5 120 200 - -
7,5 80 133 - -
10 60 100 180 200
12,5 48 80 144 160
15 40 67 120 133
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
5
5
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming

2.2 De installatie plannen

Maak een tekening van de installatie met de
• elementindeling
• uitlopers en aansluitingen
• aftakdoos/kabelput (indien van toepassing)
• sensor
• aansluitdoos
• thermostaat
Bewaar de tekening
• Wanneer de exacte locatie van de onderdel­en bekend is, is het een stuk eenvoudiger om problemen te verhelpen en defecte elementen te herstellen.
Let op het volgende:
• Neem alle richtlijnen in acht – zie hoofdstuk
1.2.
• Houd een correcte HoH-afstand in acht (al­leen verwarmingskabels) – zie hoofdstuk 2.1.

2.3 Het installatieoppervlak voorbereiden

• Verwijder alle sporen van oude installaties, indien van toepassing.
• Zorg ervoor dat het installatieoppervlak waterpas, stabiel, glad, droog en schoon is.
• Neem de vereiste installatiediepte en mo­gelijke mechanische bescherming van uit­lopers volgens lokale voorschriften in acht.
• Wanneer u meer dan één element installeert, mag u de elementen nooit in serie beka­belen. Alle uitlopers moeten parallel op de aansluitdoos worden aangesloten.
• In dezelfde kamer kunnen twee of meer elementen geïnstalleerd worden, maar één enkel element mag niet over twee of meer kamers worden geïnstalleerd.
• Alle verwarmingselementen in dezelfde kamer moeten dezelfde warmtedichtheid (W/m) hebben, tenzij ze verbonden zijn met een afzonderlijke vloersensor en thermostaat.
• Voor enkele stroomkabels moeten beide uitlopers op de aansluitdoos worden aanges­loten.
• Vul waar nodig tussenruimten rondom buizen, afvoerpijpen of muren op.
• Er mogen geen scherpe randen, vuil of vreemde voorwerpen aanwezig zijn.

3 Elementen installeren

Het wordt afgeraden elementen te installeren bij temperaturen onder de -5 °C.
Bij lage temperaturen kunnen de verwarmingska­bels stijf worden. Nadat u het element uitgerold hebt, sluit u het kort aan op de netvoeding om de kabel zachter te maken alvorens hem vast te zetten.
Weerstand meten
Meet, controleer en noteer de weerstand van het element tijdens de installatie.
6
6
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
• Na het uitpakken
• Na het vastzetten van de elementen
• Na afronding van de installatie
Als de ohmse weerstand en de isolatieweerstand niet overeenstemmen met de informatie op het label, moet het element worden vervangen.
• De ohmse weerstand moet liggen tussen -5 en +10% van de waarde op het label.
• De isolatieweerstand moet gedurende 1 minuut >20 M bedragen bij min. 500 V DC.
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
12
1
2

3.1 Verwarmingselementen installeren

Volg alle instructies en richtlijnen in hoofdstukken
1.1 en 1.2..
Verwarmingselementen
• Plaats het verwarmingselement zodanig dat de afstand tot obstakels minstens de helft van de HoH-afstand bedraagt.
• De elementen moeten altijd goed contact maken met de warmteverspreider (bijvoor­beeld beton), zie zie hoofdstuk 4 voor meer informatie.

3.2 De sensor installeren

• Verplicht onder houten vloeren en op houten ondervloeren.
• De vloersensor moet in een afgedichte iso­latiedoorvoerbuis en afgedicht bij de vloer worden geïnstalleerd, zodat de sensor waar nodig eenvoudig kan worden vervangen.
Verwarmingsmatten
• Rol de verwarmingsmatten altijd uit met de verwarmingskabels aan de bovenkant.
• Wanneer de verwarmingsmat de rand van de zone bereikt, snijdt u de voering/het net af en keert u de mat om voordat u hem terugrolt.
Verlenging van uitlopers
• Vermijd indien mogelijk het verlengen van uitlopers. Sluit uitlopers aan op bijvoorbeeld aftakdozen of kabelputten.
• Let op vermogensverliezen in de kabel en volg daarbij de lokale voorschriften.
• De vloersensor moet worden beschouwd als een kabel die onder spanning staat; een eventuele verlenging van de sensorbedrad­ing moet dus op dezelfde manier worden be­handeld als een normale netspanningskabel.
• De sensor mag tot 50 m worden verlengd met een installatiekabel van 1,5 mm.
• De minimale buigradius voor de buis is 50 mm (1).
• De sensorkabel moet tussen de twee lussen van de verwarmingskabel (2) worden gelegd.
• Vermijd barsten in de betonvloer en schakel de verwarming pas in als de vloer volledig is uitgehard.
• Plaats hem op de juiste plek, waar geen zon­licht of tocht door deuropeningen is.
• De buis moet in de ondervloer worden aangebracht.
• Leid de buis naar de aansluitdoos.
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
7
7
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
1

4 Binnentoepassingen

Ondervloer Dunne bed-
dingen*
Balkenvloercon-
structies
Danfoss Reect Betonvloeren*
(> 3 cm)
(<3 cm)
Hout - Max. 10 W/m en
80 W/m
Beton Max. 200 W/m - Max. 10 W/m en
Max. 10 W/m en
100 W/m
100 W/m
-
Max. 20 W/m en
225 W/m
Vloertype
Hout, parket, laminaat Max. 100 W/m Max. 80 W/m Max. 100 W/m Max. 150 W/m
Tapijt, vinyl, linoleum enz. Max. 100 W/m - - Max. 150 W/m
Tegelvloeren in
100 - 200 W/m - - 100 - 200 W/m
• badkamers
• serres
• kelders, enz.
Tegelvloeren in
100 - 150 W/m - - 100 - 150 W/m
• keukens
• woonkamers
• hallen enz.
* Kan tot 225 W/m zijn in randzones zoals onder grote ramen.
• Vermijd berk en esdoorn in multiplex vloerbe­dekkingen, tenzij ze onder druk gedroogd zijn.
• Installeer een dampwerende laag voor
• Alleen op betonnen ondervloeren en onder tegels.
• Wanneer aangesloten op een afzonderlijke vloersensor en thermostaat.
ondervloeren met een RV < 95% en een vochtwerende folie met een RV > 95%.
• Zorg ervoor dat er 100% contact is tussen het element en het inbeddingsmateriaal (geen luchtbellen).
Houten vloerbedekking
Hout krimpt en zet van nature uit, afhankelijk van de relatieve luchtvochtigheid (RV) in de kamer.
• Installeer het verwarmingssysteem in de volledige vloerzone bij een oppervlaktetem­peratuur van 15 °C.
• Installeer altijd een vloersensor om de maxi­male vloertemperatuur te begrenzen.

4.1 Vloerverwarming in dunne beddingen (< 3 cm)

Nieuwe tegels op bestaande tegels, betonvlo­eren of houten vloeren
Zie afb.
1. Nieuwe tegels.
2. Tegellijm.
8
8
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
3. Dampwerende laag.
4. Zelfegaliserende gietmortel.
5. Verwarmingselement.
6. Primer (op beton) of dekvloer (op hout).
7. Bestaande tegels, betonvloer of houten vloer
.
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
2
3
Nieuwe vloerbedekking op bestaande tegels, betonvloeren of houten vloeren
Zie afb.
1. Houten vloer, laminaat of tapijt.
2. Geluidsabsorberende mat.
3. Dampwerende laag.
4. Zelfegaliserende gietmortel.
5. Verwarmingsmat of verwarmingskabel.
6. Primer (op beton) of dekvloer (op hout).
7. Bestaande tegels, betonvloer of houten vloer.
Houten ondervloeren moeten correct verank­erd zijn
• Breng een dekvloer aan voordat het ver­warmingselement wordt gelegd.
Dampwerende laag
• Alleen toepassen indien nog niet geïnstal­leerd in de bestaande vloer.

4.2 Vloerverwarming in balkenvloerconstructies

Houten vloer op balkenvloerconstruc­ties
Zie afb.
1. Houten vloerbedekking.
2. Balkenvloer.
3. Verwarmingskabel.
4. Draadmat (versterkt of jn) of aluminium­folie.
5. Isolatie.
6. Dampwerende laag.
7. Ondervloerconstructie.
De ondervloerconstructie moet goed geï­soleerd worden.
• Isoleer koudebruggen en sluit luchtsleuven af, bijvoorbeeld tussen de vloerconstructie en muren/daken.
Tegellijm of zelfegaliserende gietmortel
Installatieoverzicht
Snijd een muursleuf uit; bevestig de kabelleidin­gen en de aansluitdoos. Maak met de beitel een sleuf voor de sensorbuis en de uitloper. Zet de sensorbuis vast met bijvoorbeeld een lijmpistool.
Rol het element uit. Bevestig het aan de onderv­loer. Snijd en draai het net wanneer u bij muren of obstakels komt. Snijd NIET in de verwarming­selementen.
Breng exibele zelfegaliserende gietmortel, een dampwerende laag en tegellijm aan, afhankelijk van de afwerkvloer.
De verwarmingskabels mogen niet in aanrak­ing komen met de isolatie of het houtwerk.
Verwarmingskabels mogen een vloerbalk kruisen
• In natte ruimtes alleen toepassen boven de verwarmingselementen.
• Geef de ondervloer een grondlaag, zoals gespeciceerd door de leverancier.
• Het verwarmingselement moet vóór het aanbrengen stevig worden vastgezet.
• Het verwarmingselement moet volledig ingebed liggen, minstens 5 mm.
• Er kan een jne draadmat of folie direct op de isolatie worden gelegd; een versterkte draadmat moet 10 mm boven de isolatie liggen (bijvoorbeeld met proelen).
• De afstand tussen de verwarmingskabel en de vloerbalken moet minstens 30 mm bedragen.
• De optimale afstand tussen de verwarming­skabels en de onderkant van de vloerbedek­king is 3-5 cm.
• De verwarmingskabel moet op de mat of folie worden bevestigd met intervallen van 25 cm.
• Via een uitsparing van 30 mm x 60 mm (h x b) bekleed met aluminiumtape.
9
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
9
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
4
5
6
• Zorg ervoor dat de kabel nooit contact maakt met het blootliggende hout.
• Slechts één kabel in elke uitsparing.
Installatieoverzicht
Breng een draadmat of iets vergelijkbaars aan op de isolatie.
4.3 Vloerverwarming met Danfoss Reect
Op betonvloeren
Zie afb.
1. Houten vloer, parket of laminaat.
2. Geluidsabsorptiemat/teerpapier.
3. Verwarmingskabel.
4. Danfoss Reect.
5. Dampwerende laag.
6. Bestaande vloerconstructie (zoals beton, gips, polystyreen)
Op bestaande houten vloeren
Zie afb.
1. Linoleum, vinyl of tapijt.
2. Drukverdeelbord, min. 5 mm.
3. Geluidsabsorptiemat/teerpapier.
4. Verwarmingskabel.
5. Danfoss Reect.
6. Dampwerende laag.
Snijd een uitsparing van 30 mm x 60 mm uit en dek die af met aluminiumtape waar de kabels een vloerbalk kruisen.
Bevestig de kabel en sensor op de juiste manier.
7. Bestaande houten vloerconstructie.
Installatie onder tapijten, linoleum of vinyl
• Moeten worden gescheiden van kabels op minimaal 5 mm van het drukverdeelbord.
• Let op de totale isolatiewaarde boven het drukverdeelbord.
• R < 0,10 mK/W overeenkomend met 1 Tog of een dun tapijt.
Installatieoverzicht
Snijd een gat voor de aansluiting en de vloersen­sorbuis, en verwijder eventueel scherpe randen. Bevestig de buis op de ondervloer met bijvoor­beeld lijm.
Monteer de verwarmingskabel. Zorg dat de kabel, het uiteinde en de aansluiting contact maken met de aluminiumplaat of worden omringd door aluminium.
Zie de installatiehandleiding voor het Danfoss Reect-product voor meer informatie.

4.4 Vloerverwarming in betonvloeren (> 3 cm)

Houten vloeren (voorbeeld met betonplaat)
Zie afb.
1. Vloerbedekking.
2. Geluidsabsorptiemat/teerpapier, tegellijm afhankelijk van vloerbedekking.
3. Dampwerende laag.
4. Beton.
5. Verwarmingskabel.
10
10
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
6. Betonplaat of versterkte draadmat.
7. Isolatie.
8. Capillair onderbrekende laag, beton enz.
Andere combinaties van vloerbedekking en bestaande vloerconstructie zijn ook mogelijk.
De verwarmingskabels mogen de isolatie niet raken.
• De verwarmingskabel moet worden gesc­heiden door een versterkte draadmat of betonplaat.
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
7
8
9
Inbedden in beton of dekvloer
• De bedding mag geen scherpe stenen bevatten.
• Moet voldoende vochtig, homogeen en vrij van luchtbellen zijn.
• Giet met een matige snelheid om te voorkomen dat het element verschuift.
• Vermijd schade aan de kabel met gereed­schap.
• Het verwarmingselement moet volledig ingebed liggen, minstens 5 mm.

4.5 Vorstbescherming voor buissystemen

Leidingverwarming
Zie afb.
1. Sensor.
2. Verwarmingskabel.
3. Isolatie.
4. Fitting.
5. Afsluiter.
Vorstbescherming in buis
Zie afb.
• Laat beton ongeveer 30 dagen drogen, gietmortel 7 dagen.
Installatieoverzicht
Breng een versterkte draadmat of betonplaat aan op de isolatie.
Rol de kabel uit en bevestig hem aan de onderv­loer of versterkte draadmat via Danfoss CLIP-bev­estigingsaccessoires of vergelijkbaar materiaal.
Giet met een matige snelheid om te voorkomen dat het element verschuift.
Ondergrondse leidingverwarming
Zie afb.
1. Gasbetonblok (optioneel) en/of isolatie (optioneel).
2. Verwarmingskabel.
3. Zandbed.
4. Aarde.
5. Sensor (niet afgebeeld).
Het aantal kabels n
1. Isolatie.
2. Verwarmingskabel.
3. Sensor (niet afgebeeld).
4. Fitting.
λ W/mK Warmtegeleiding voor isolatie ≈ 0,04 gebruikt in tabel
t K Temp.verschil tussen media/omgeving
D mm Buitendiameter isolatie
d mm Buitendiameter buis
• Relatie tussen vereist vermogen en kabelver­mogen.
• Aantal kabels per meter in de lengterichting.
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
• Min. 2 voor DN125-200.
• Geheel getal = rechte kabels (eenvoudigere installatie).
• Decimaal = gewikkeld rond buis.
11
11
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
2∏ * λ* ∆t
q buis= 1,3 *
Voor kunststof buizen:
• Kabelvermogen max. 10 W/m.
• Breng aluminiumtape aan onder en bovenop over de hele lengte van de kabel.
q buis
n=
q kabel
∆t [K] Isolatie [mm]
10 8 9 11 14 16 19 24 29 36 44 - -
20 5 6 7 8 9 11 14 16 19 24 28 36
20°
30°
40°
30 4 5 5 6 7 8 10 12 14 17 19 25
40 4 4 5 5 6 7 8 9 11 13 15 19
50 3 4 4 5 5 6 7 8 9 11 13 16
10 12 14 17 20 24 29 37 44 - - - -
20 8 9 10 12 14 17 20 24 29 35 42 -
30 6 7 8 9 11 12 15 18 21 25 29 37
40 5 6 7 8 9 10 12 14 17 20 23 29
50 5 6 6 7 8 9 11 12 14 17 19 24
10 15 19 22 27 32 39 49 - - - - -
20 10 12 14 16 19 22 27 32 39 47 - -
30 8 9 11 12 14 17 20 23 28 33 39 50
40 7 8 9 10 12 14 16 19 22 26 31 39
50 6 7 8 9 10 12 14 16 19 22 26 32
D
In
d
15 20 25 32 40 50 65 80 100 125 150 200
Houd u aan de volgende waarden voor de warmtedichtheid (W/m²) bij de betreende toepassing.
Voor installatie in de buis:
• Trek geen kabel door de afsluiters.
• De verwarmingskabel mag in uitzonderlijke gevallen met maximaal 10% worden inge­kort en opnieuw worden aangelegd buiten de buis en in de buurt van de drukpakking.
• Schakel de voeding nooit in voordat de buis is gevuld.
Buisdiameter DN [mm]
Installatieoverzicht
Kabels gewikkeld rond buizen moeten, zoals afge­beeld, om de 20-30 cm van de buis met alumini­umtape worden bevestigd. Rechte kabels moeten, zoals afgebeeld, op 5 of 7 uur worden bevestigd. Kabels in buizen moeten rechtstreeks met een drukpakking in de buis worden bevestigd.
12
12
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
Breng aluminiumtape onder (verplicht voor kunst­stof buizen) en op de buis aan over de volledige lengte van de kabel.
Verleng uitlopers/sluit kabels af en leg aansluitin­gen op een droge plek. Monteer de aansluitdoos op of in de buurt van de buis en installeer de thermostaat naast de buis.
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming

5 Optionele instellingen

Als het element aangesloten is op een ther­mostaat zoals een ECtemp, congureert u de basisinstellingen volgens de tabel hieronder en
Pas de temperatuurlimiet waar nodig aan volgens de aanbevelingen van de fabrikant, om schade
aan bijvoorbeeld de vloer of buis te voorkomen. zoals beschreven in de installatiehandleiding van de thermostaat.
Thermostaat Max.
belasting
ECtemp 13x 16 A
Vloerverwarming in het
algemeen
Vorstbescherming voor buissyste-
men
-
ECtemp 330 16 A Op < +5 °C
ECtemp 53x 15 A -
ECtemp 610 10 A Op < +5 °C
Ruimtetemp. 20-22 °C.
ECtemp Touch 16 A -
Danfoss link CC 15 A (FT) -
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
13
13
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
14
14
Danfoss VIEXD202
Danfoss VIEGC510
1
234
5
6
7
5
4
1
2
3
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
7
123
456
7
8
1
2
3
4
5
1
2
4
1
2
3
4
1
3
5
7
9
6
8
4
2
Installatiehandleiding toepassingen voor binnenverwarming en leidingverwarming
Danfoss A/S Electric Heating Systems Ulvehavevej 61 7100 Vejle Denmark
Phone: +45 7488 8500 Fax: +45 7488 8501 E-mail: info@DEVI.com Web: www.DEVI.com
VIEGC510 Produced by Danfoss © 10/2015
Loading...