1.1 Informatie over de installatie- en bedieningshandleiding ........................................................................................................................................................... 3
1.2 Andere toepasselijke documenten .......................................................................................................................................................................................................3
1.3 Verklaring van de symbolen ....................................................................................................................................................................................................................3
1.4 Aansprakelijkheid en garantie .................................................................................................................................................................................................................3
2.2 Verantwoordelijkheid van de exploitant .............................................................................................................................................................................................5
2.3 Beoogd gebruik ............................................................................................................................................................................................................................................ 5
2.4 Mogelijk misbruik ........................................................................................................................................................................................................................................ 5
2.7 Mogelijke gevaren van het hulpmiddel ...............................................................................................................................................................................................6
2.10 Maatregelen bij gevaar of ongevallen .................................................................................................................................................................................................. 7
3.1.2 Afmetingen en verpakking ...................................................................................................................................................................................................... 9
3.2 Symbolen gebruikt in schakelschema’s .............................................................................................................................................................................................10
4.0 Functie en conguratie ....................................................................................................................................................................................................................................10
5.0 Transport, verpakking en opslag ..................................................................................................................................................................................................................12
5.1 Transport van pallets met een vorkheftruck ....................................................................................................................................................................................12
6.1 Voorbereiding van de installatie ..........................................................................................................................................................................................................14
7.1 Vereisten voor inbedrijfstelling .............................................................................................................................................................................................................16
7.2 Inbedrijfstelling aan de secundaire zijde ...........................................................................................................................................................................................16
7.3 Inbedrijfstelling aan primaire zijde ......................................................................................................................................................................................................16
7.4 Vereisten voor inbedrijfstelling .............................................................................................................................................................................................................17
7.5 Storing en uitschakeling ..........................................................................................................................................................................................................................17
7.6 Inbedrijfstelling na een storing of defect ...........................................................................................................................................................................................17
8.5 Service / demontage en vervanging – warmtewisselaar alleen gesoldeerd type .............................................................................................................19
8.6 Service /controle – veiligheidsafsluiter en expansievat ...............................................................................................................................................................19
9.3 Onderhoud van de warmtewisselaar ..................................................................................................................................................................................................21
9.4 Validatie van het onderhoud .................................................................................................................................................................................................................21
10.2 Stappen bij storing ....................................................................................................................................................................................................................................25
12.0 Index ....................................................................................................................................................................................................................................................................26
1.1 Informatie over de installatie- en bedieningshandleiding
Deze handleiding beschrijft de installatie, de bediening en het
onderhoud van het systeem. Het naleven van alle gespeciceerde
veiligheids- en bedieningsinstructies is een vereiste voor een veilige
bediening en hantering van het systeem. Bovendien moeten de lokale
voorschriften voor ongevallenpreventie en de specieke/algemene
veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn op het gebied waar
het systeem is geïnstalleerd, in acht worden genomen. De bedieningsinstructies maken deel uit van het product en moeten altijd beschikbaar
zijn voor installatie-, bedienings-, onderhouds- en reinigingspersoneel
in de directe omgeving van het werkgebied van het systeem.
1.2 Andere toepasselijke documenten
Tenzij anders vermeld, zijn de afzonderlijke onderdelen van het systeem
ingekocht bij andere fabrikanten. Alle onderdelen die in het systeem
worden gebruikt, zijn door hun fabrikanten onderworpen aan risicobeoordelingen. De fabrikanten van de onderdelen hebben verklaard
dat het ontwerp voldoet aan de toepasselijke Europese en nationale
voorschriften. De conformiteitsverklaringen van de fabrikanten en de
bedienings-, onderhouds- en reparatie-instructies voor de afzonderlijke
systeemonderdelen zijn onlosmakelijke onderdelen van de systeemdocumentatie.
1.3 Verklaring van de symbolen
Belangrijke veiligheids- en apparaatgerelateerde instructies in deze
bedieningshandleiding worden aangeduid met waarschuwingssymbolen. De instructies moeten worden opgevolgd om ongelukken,
persoonlijk letsel en materiële schade te voorkomen.
Voor de presentatie van de beschreven situaties zijn de afbeeldingen
in deze handleiding niet noodzakelijkerwijs op schaal en kunnen ze
enigszins afwijken van het werkelijke ontwerp van het systeem.
Naast deze bedieningshandleiding zijn de bedieningsinstructies voor
de geïnstalleerde onderdelen van toepassing. De informatie in dit
document – met name de veiligheidsinstructies – moet te allen tijde
worden opgevolgd.
De instructies voor veiligheid, montage en installatie, bediening,
onderhoud, demontage en verwijdering van de onderdelen in de
documenten van de fabrikant moeten onvoorwaardelijk worden
opgevolgd door het bedienend personeel van het systeem.
WAARSCHUWING!
Dit symbool wijst op gevaren die kunnen leiden tot schadelijke
gevolgen voor de gezondheid, letsels, permanent lichamelijk letsel of
de dood. Zorg voor naleving van de handleiding voor arbeidsveiligheid
en wees extra voorzichtig in deze gevallen.
WAARSCHUWING!
Elektrisch gevaar. Dit symbool waarschuwt voor veiligheidsrisico's
met betrekking tot elektriciteit. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Werkzaamheden
aan elektrische onderdelen van het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door een gekwaliceerde elektricien.
1.4 Aansprakelijkheid en garantie
Alle informatie en instructies in deze bedieningshandleiding zijn
opgesteld met inachtneming van de toepasselijke voorschriften,
aanvaarde normen voor goede technische praktijken en onze jarenlange
expertise en ervaring. Bij speciale uitvoeringen, gebruik van extra
bestelmogelijkheden of door de laatste technische wijzigingen kan de
werkelijke leveringsomvang afwijken van de uitleg en tekeningen in dit
document. Neem bij vragen contact op met de fabrikant.
Wij behouden ons het recht voor om technische wijzigingen aan te brengen in het product om de prestatiekenmerken en productontwikkeling te
verbeteren. Onderdelen zoals gereedschap dat onderhevig is aan slijtage
bij het gebruik van het apparaat en/of normale slijtage, evenals hulpmiddelen en verbruiksartikelen zoals vetten, oliën of reinigingsmiddelen,
vallen niet onder de garantie.
VOORZICHTIG!
Dit symbool geeft instructies aan waarvan de niet-naleving schade,
storingen en/of systeemuitval kan veroorzaken.
LET OP!
Dit symbool wijst op tips en informatie die in acht moeten worden
genomen voor een eectieve en probleemloze werking van het
systeem.
Daarnaast gelden de verplichtingen die zijn overeengekomen in de
leveringsovereenkomst, de algemene bedrijfsvoorwaarden en de
leveringsvoorwaarden van de fabrikant en de toepasselijke wettelijke
voorschriften op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
OPMERKING
Lees deze installatie- en bedieningshandleiding zorgvuldig door
voordat u met de werkzaamheden aan en met het apparaat begint,
met name vóór de inbedrijfstelling. De fabrikant aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor schade of storingen als gevolg van het niet
naleven van de installatie- en bedieningsinstructies.
De installatie- en bedieningshandleiding moeten vertrouwelijk
worden behandeld. Ze zijn uitsluitend bedoeld voor personen die aan
en met het systeem werken. Overdracht van de bedieningsinstructies
aan derden zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant is niet
toegestaan. Neem zo nodig contact op met de fabrikant.
Reproductie in welke vorm dan ook – zelfs niet gedeeltelijk – en het
gebruik en/of de communicatie van de inhoud zijn niet toegestaan
zonder schriftelijke goedkeuring van de fabrikant. Overtredingen
geven aanleiding tot de betaling van schadevergoedingen. Het recht
op verdere vorderingen blijft voorbehouden.
1.6 Reserveonderdelen
Gebruik alleen originele reserveonderdelen van de fabrikant.
Bij gebruik van niet-goedgekeurde reserveonderdelen vervallen alle
garantie-, service-, schade- en aansprakelijkheidsvorderingen jegens
de fabrikant of diens agenten, dealers en vertegenwoordigers.
1.7 Demontage
Reinig en demonteer het apparaat voor verwijdering of afvoer in overeenstemming met de toepasselijke veiligheids- en gezondheidsvoorschriften
en milieuvoorschriften.
Voordat u met de demontage begint:
• Schakel het apparaat uit en beveilig het tegen opnieuw inschakelen.
• Koppel alle energie- en/of stroombronnen fysiek los van het
apparaat en voer opgeslagen restenergie af overeenkomstig de
voorschriften.
• Verwijder bedrijfs- en hulpstoen en andere verwerkingsmaterialen
op een milieuvriendelijke manier.
LET OP!
De inhoud, tekst, illustraties, afbeeldingen en andere voorstellingen
worden beschermd door het auteursrecht en zijn onderworpen aan
bijkomende industriële eigendomsrechten. Elk oneigenlijk gebruik kan
aanleiding geven tot gerechtelijke stappen.
VOORZICHTIG!
Onjuiste of defecte vervangingsonderdelen kunnen leiden tot schade,
storingen of volledige uitval van het systeem.
WAARSCHUWING!
Risico op letsel! Opgeslagen restenergie, scherpe randen, punten en
hoeken op en in het apparaat of op het benodigde gereedschap kunnen
letsel veroorzaken. Alle werkzaamheden tijdens de demontage van het
apparaat mogen daarom uitsluitend door gekwaliceerd personeel
worden uitgevoerd.
1.8 Verwijderen/afvoeren
Als er geen retour- of afvoerovereenkomst is gesloten, gooit u de
gedemonteerde onderdelen na correcte demontage als volgt weg:
• Verwerk metalen materialen tot schroot.
• Recycleer kunststof materialen.
• Gooi andere onderdelen weg, gesorteerd op basis van het type
materiaal.
• Voer resterend medium op de juiste manier af. Houd u bij het
invoeren van additieven (bv. glycol) aan de geldende voorschriften.
Verwijder gebruikte materialen zoals vetten, oliën, conserveermiddelen
en reinigingsmiddelen van het apparaat, afhankelijk van het type en
op een milieuvriendelijke manier. Gebruik geschikte opvang- en
opslagcontainers die zijn goedgekeurd voor de betreende bedrijfsvloeistoen. Etiketteer containers met inhoud, vulniveau en datum en
bewaar ze beschermd tegen misbruik tot ze denitief worden afgevoerd.
WAARSCHUWING!
Geen drinkwater!
Tapwater in delen van het systeem die lange tijd niet worden gebruikt,
is mogelijk niet meer geschikt om te drinken. Voorkom dat dit water
wordt gedronken; tap de systeemonderdelen af en voer het water af.
WAARSCHUWING!
Elektronisch afval, elektronische onderdelen, smeermiddelen en andere
hulpstoen zijn onderhevig aan een speciale afvalbehandeling en
mogen alleen worden afgevoerd door erkende gespecialiseerde
bedrijven!
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle belangrijke veiligheidsaspecten
voor een optimale bescherming van het personeel en voor een veilige
en probleemloze werking van het apparaat. Bovendien bevatten de
afzonderlijke secties specieke veiligheidsinstructies, gemarkeerd met
symbolen, om onmiddellijke gevaren te voorkomen.
2.1 Algemene informatie
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de toepasselijke en
geaccepteerde regels voor goede praktijken ten tijde van de ontwikkeling
en productie, en wordt beschouwd als veilig voor gebruik. Het apparaat
kan echter gevaar opleveren als het door onjuist opgeleid personeel wordt
gebruikt, of onjuist of niet zoals bedoeld wordt gebruikt. Iedereen die aan
of met het apparaat moet werken, moet daarom voor aanvang van de
werkzaamheden de bedieningsinstructies hebben gelezen en begrepen.
Het wordt aanbevolen dat de exploitant aantoonbaar bevestigt dat het
personeel op de hoogte is van de bedieningsinstructies. Wijzigingen
van welke aard dan ook, evenals hulpstukken of verbouwingen van het
apparaat, zijn verboden. Alle veiligheids-, waarschuwings- en bedieningsinstructies op het apparaat moeten altijd goed leesbaar worden
gehouden. Beschadigde symbolen of stickers moeten onmiddellijk worden
vervangen. Gespeciceerde instelwaarden of -bereiken moeten strikt
worden nageleefd.
OPMERKING
Neem voor modicatie- en uitbreidingswerkzaamheden altijd contact
op met de fabrikant van het onderstation.
2.2 Verantwoordelijkheid van de exploitant
•
Bedieningsinstructies moeten altijd worden opgeslagen in de
onmiddellijke nabijheid van het onderstation en moeten te allen tijde
toegankelijk zijn voor installatie, bediening en onderhoud en voor
schoonmaakpersoneel.
• Gebruik het onderstation alleen als het zich in een goede technische
en veilige bedrijfsconditie bevindt.
• Controleer of de veiligheidsvoorzieningen altijd vrij toegankelijk zijn
en test ze regelmatig.
Informatie over industriële veiligheid is gebaseerd op de voorschriften
van de Europese Unie die gelden ten tijde van de productie van het
onderstation. De exploitant is verplicht om gedurende de gehele levensduur van het onderstation te voldoen aan de veiligheidsmaatregelen die
zijn vermeld in de huidige regels en voorschriften en om deze in nieuwe
voorschriften na te leven. Buiten de Europese Unie moeten de veiligheidsvoorschriften, lokale regels en voorschriften die van toepassing zijn op
de locatie waar het onderstation werkt, worden nageleefd.
2.3 Beoogd gebruik
De bedrijfsveiligheid van het apparaat is alleen gewaarborgd als het
wordt gebruikt zoals bedoeld volgens de instructies in de bedieningshandleiding. Het systeem dient om warmte-energie van het elektriciteitsnet van een energiebedrijf of andere warmteopwekkingsinstallatie
(bv. een boiler) te leveren door warmte over te dragen aan het interne
systeem van een klant. Een correct gebruik omvat ook het correct naleven
van de installatie-, bedienings-, onderhouds- en reinigingsinstructies.
Naast de veiligheidsinstructies in deze handleiding en voor de veiligheid van het onderstation in het algemeen, moeten de voorschriften
voor ongevallenpreventie en milieubescherming in acht worden
genomen en worden opgevolgd. De exploitant en het bevoegd
personeel zijn verantwoordelijk voor een probleemloze werking van
het onderstation en voor een duidelijke denitie van de verantwoordelijkheden voor installatie, bediening, onderhoud en reiniging van
het onderstation. Er mag niet worden afgeweken van de informatie
in de bedieningsinstructies!
De exploitant zorgt er ook voor dat:
• eventuele verdere risico's in kaart worden gebracht in een
beoordeling van de risico's die voortvloeien uit de bijzondere
werkomstandigheden op de werklocatie;
• eventuele aanvullende werkzaamheden en veiligheidsinstructies
die voortvloeien uit de risicobeoordeling van de
werkzaamheden aan het onderstation worden beschreven in een
standaardwerkprocedure (Standard Operating Procedure, SOP).
Volg altijd de lokale voorschriften en bestaande verordeningen ten
aanzien van veiligheid en gezondheid op het werk op (bv. in Nederland:
Arbowetgeving).
Elk ander en/of afwijkend gebruik van het apparaat is verboden en
wordt als onjuist gebruik beschouwd. Garanties van welke aard dan
ook jegens de fabrikant en/of zijn gevolmachtigden wegens schade
als gevolg van onjuist gebruik van het apparaat zijn uitgesloten. Alleen
de exploitant en/of de eigenaar is/zijn aansprakelijk voor alle schade
als gevolg van onjuist gebruik.
2.4 Mogelijk misbruik
WAARSCHUWING. Gevaar door onjuist gebruik!
Elk gebruik van het onderstation, met uitzondering van het beoogde
gebruik, kan leiden tot gevaarlijke situaties.
2.5 Veiligheidswerkzaamheden
Gevaren voor personen en/of het systeem kunnen worden voorkomen
door de veiligheidsinstructies op te volgen.
AQ167786463757nl-000401
Daarom:
• Gebruik het overdrachtsstation voor stadsverwarming uitsluitend
voor het beoogde doel en in overeenstemming met de informatie
in dit document, in het bijzonder de beperkingen die in de
technische gegevens worden vermeld.
• Vermijd verder of ander gebruik van het overdrachtsstation voor
stadsverwarming.
• Het is verboden om het ontwerp of individuele onderdelen
te wijzigen, te upgraden of aan te passen met het oog op het
wijzigen van het bereik van de bruikbaarheid of toepassing van
het station.
Bij het werken aan en met het apparaat moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt in overeenstemming met de EU-,
nationale en lokale voorschriften. We raden u ten zeerste aan om altijd
het volgende te dragen:
Beschermende kleding
Dit betreft nauw aansluitende werkkleding met lage scheursterkte,
nauw aansluitende mouwen en zonder uitstekende delen. Deze
kleding wordt voornamelijk gebruikt om bescherming te bieden tegen
verstrikking in bewegende machineonderdelen. Draag geen ringen,
halskettingen of andere juwelen.
Veiligheidsbril
Om de ogen te beschermen tegen rondvliegende voorwerpen en
vloeistofspatten.
Veiligheidsschoeisel
Ter bescherming tegen zware vallende onderdelen en uitglijden op
gladde oppervlakken.
Beschermende handschoenen
Om uw handen te beschermen tegen wrijving, schuren, perforaties
of dieper letsel, en tegen contact met hete oppervlakken.
2.7 Mogelijke gevaren van het hulpmiddel
Het onderstation is onderworpen aan een risicoanalyse op basis van het
ontwerp en de bouw van het onderstation en in overeenstemming met
de huidige stand van de techniek. Toch blijven er risico's bestaan! Het
onderstation kan een hete stroom vloeistof of stoom genereren wanneer
bijvoorbeeld een afvoer of ontluchting wordt geopend.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Gevaar bij het spuiten van vloeistoen onder hoge druk. Draag altijd
persoonlijke beschermingsmiddelen wanneer u aan het apparaat
werkt.
Het onderstation werkt met hoge elektrische spanningen tot 400 V en
stromen tot 25 A.
WAARSCHUWING! Elektrisch gevaar!
De elektrische energie kan ernstig letsel veroorzaken. In geval van
schade aan de isolatie of individuele onderdelen bestaat er levensgevaar.
• Schakel de hoofdschakelaar uit voordat u onderhouds-, reinigingsof reparatiewerkzaamheden uitvoert en beveilig deze tegen
opnieuw inschakelen.
• Koppel, bij alle werkzaamheden aan het elektrische systeem, het
apparaat los van de voedingsspanning.
• Verwijder geen veiligheidsvoorzieningen en schakel ze niet uit
door aanpassingen.
Veiligheidshelm
Ter bescherming tegen vallende voorwerpen en rondvliegende
onderdelen en materialen.
Daarom:
• Laat de druk af voordat u werkzaamheden aan het onderstation start.
•
Verwijder of wijzig de veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet
buiten gebruik.
•
Wijzig de standaardinstellingen niet ten opzichte van de waarden
of buiten het tolerantiebereik dat in de bedieningshandleiding is
gespeciceerd.
Het onderstation heeft scherpe randen en hoeken.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Behuizingsonderdelen met scherpe randen en hoeken kunnen schaafwonden veroorzaken. Draag beschermende handschoenen wanneer
u aan het apparaat werkt.
WAARSCHUWING! Gevaar voor verbranding!
Hete oppervlakken kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Draag altijd beschermende handschoenen wanneer u aan het
apparaat werkt. Het apparaat werkt bij eenmaximumtemperatuur
zoals aangegeven op het etiket.
Onderdelen in het station kunnen automatisch bewegende onderdelen
bevatten (pompen, motoren enz.). De apparaten kunnen zeer zwaar zijn.
Het onderstation wordt ondersteund door pneumatische onderdelen.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Risico van vloeistofspatten onder hoge druk. Draag persoonlijke
beschermingsmiddelen voor alle handelingen aan het onderstation!
Zware voorwerpen kunnen pletgevaar inhouden tijdens het
transport, zelfs met hijs- en hefapparatuur. Het apparaat kan elektrisch
aangedreven bewegende onderdelen (motoren, tandwielkasten)
bevatten die beknellingsgevaar opleveren wanneer ze tijdens het
gebruik worden aangeraakt. Schakel bij het werken aan het apparaat
altijd de stroom uit en draag beschermende kleding.
AQ167786463757nl-000401
Onderstations voor stadsverwarming
2.8 Noodstopschakelaar
Er is geen noodstopschakelaar in het apparaat geïntegreerd. De
exploitant moet ervoor zorgen dat noodstopschakelaars worden
geïnstalleerd in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften
voor ongevallenpreventie, indien wettelijk vereist.
2.9 Bedienend personeel
Het apparaat mag alleen worden bediend en onderhouden door
bevoegd, opgeleid en opgeleid personeel. Dit personeel moet specieke
instructies hebben gekregen over de mogelijke gevaren.
Een geïnstrueerde persoon is iemand die instructies heeft ontvangen
en, indien nodig, is opgeleid over de hem toevertrouwde taken
en de mogelijke gevaren die voortvloeien uit onjuist gedrag, en die
is geïnstrueerd over de noodzakelijke beschermingsmiddelen en
beschermende maatregelen.
Gekwaliceerd personeel is personeel dat, op basis van beroeps opleiding,
kennis en ervaring, evenals kennis van de relevante bepalingen, in staat
is om de toegewezen werkzaamheden te beoordelen en mogelijke
gevaren te herkennen.
Als het personeel niet over de nodige kennis beschikt, moet het worden
opgeleid. De verantwoordelijkheden voor bediening en onderhoud
moeten duidelijk worden gedenieerd en nageleefd, zodat er geen
onduidelijkheid bestaat over de toewijzing van verantwoordelijkheden
met betrekking tot veiligheid.
2.10 Maatregelen bij gevaar of ongevallen
Bij gevaar of ongevallen moet het apparaat onmiddellijk worden
uitgeschakeld door een noodstopschakelaar te activeren. Dit kan
ook worden gedaan door het openen van een veiligheidsdeur of een
veiligheidsscherm met veiligheidsschakelaars, die bij het openen de
noodstopfunctie activeren.
Veiligheidsvoorzieningen met noodstopfunctie mogen alleen in noodsituaties worden bediend.
Het apparaat mag alleen worden bediend en onderhouden door
personen van wie kan worden verwacht dat zij hun werkzaamheden
op een correcte en verantwoorde manier uitvoeren. Elke handeling die
de veiligheid van personen, het milieu of het apparaat aantast, moet
worden vermeden. Personen die onder invloed zijn van drugs, alcohol
of medicijnen die hun reactievermogen beïnvloeden, mogen geen
werkzaamheden aan of met het apparaat uitvoeren.
Bij de selectie van personeel moeten de minimumleeftijdsvereisten in de
arbeidswetgeving voor jongeren in het land in acht worden genomen
en, indien van toepassing, de toepasselijke beroepsvoorschriften.
De exploitant moet ervoor zorgen dat er geen onbevoegde personen
aan of met het apparaat werken. Onbevoegde personen, zoals bezoekers,
mogen niet in contact komen met het apparaat. Zij moeten een redelijke
veiligheidsafstand aanhouden.
De persoon die het apparaat gebruikt, moet de exploitant onmiddellijk
op de hoogte brengen van wijzigingen aan het apparaat die de veiligheid
beïnvloeden.
Veiligheidsvoorzieningen mogen niet worden gebruikt voor een normale
stopzetting van het apparaat.
Wees altijd voorbereid op ongevallen of brand. Houd EHBO-materiaal
(EHBO-doos, oogspoeles enz.) en brandblussers binnen handbereik.
De EU- en lokale voorschriften zijn van toepassing.
Personeel moet vertrouwd zijn met de omgang met en locatie van
de veiligheidsmiddelen, middelen voor ongevallenmelding, EHBO
en reddingsuitrusting. Dit zorgt voor bescherming tegen gevaren en
de best mogelijke ondersteuning bij ongevallen.
Geheel stationElektrische schokVeilig contact met het station
Geheel station
Geheel station
Tijdens bedrijf kan het restrisico worden beperkt tot de volgende
alfabetische waarden, volgens de risicobeoordeling van de Suva
(Assessment and Reduction of risks from machines): B5/C4/D3/E2.
De restrisico's zijn het gevolg van het niet naleven van bovenstaande
instructies. Het geheel is vervaardigd volgens de expliciete
specicaties van de klant, die verantwoordelijk is voor de naleving
van de gespeciceerde parameters en de selectie van gekwaliceerd
bedienend personeel.
Het onderstation is uitgerust met de volgende waarschuwing waarop
de belangrijkste restrisico's nogmaals worden vermeld:
Pletgevaar tijdens
handbediening
Brandwonden bij aanrakingVeilig contact aan het station
Opspatten van vloeistoen
en/of stoom bij hoge druk
Oververhitting van het station
of warmteoverdracht naar
een aangesloten systeem
bij een temperatuur hoger
dan toegestaan
Handbediening van de afsluiters
en ttingen moet veilig zijn
Gecontroleerde reductie van
overdruk in geval van een storing
De warmtetoevoer uitschakelen
bij een storing
Zorg bij de constructie
voor voldoende ruimte voor
een ergonomische bediening
Thermische isolatie van leidingen
en onderdelen, symbolen op
het station, waarschuwingen
in de bedieningsinstructies
Uitvoering van de
contactbescherming
Beveiliging volgens
lokale normen of wettelijke
voorschriften (bijv. DIN 4747 T1
of DIN EN 12828)
Beveiliging volgens
lokale normen of wettelijke
voorschriften (bijv. DIN 4747 T1
of DIN EN 12828)
Bediening van dit onderstation is alleen toegestaan door opgeleid personeel na uitvoerige
bestudering van de bijgevoegde documentatie. Het systeem moet vóór de inbedrijfstelling
gevuld en volledig ontlucht worden. Overschrijd nooit de maximaal toegestane werkdruk
of de maximaal toegestane bedrijfstemperatuur die op het etiket staat vermeld. Elk ander
gebruik dan het juiste gebruik is verboden.
Risico op brandwonden door aanraking met of vrijkomen van hete media (water/
stoom). Raak het onderstation niet aan of draag geschikte beschermende kleding!
Pletgevaar tijdens montage en gebruik.
Gevaar voor elektrische schokken. Controleer of het onderstation is losgekoppeld
voordat u met het elektrische systeem gaat werken.
Alle ens- en schroefdraadverbindingen, ttingen, elektrische klemmen en schroefverbindingen
moeten vóór het vullen of in bedrijf stellen worden gecontroleerd en aangedraaid.
Laat pompen alleen draaien als ze gevuld zijn met water (geen droogloop!).
Installeer het volgende (tenzij het volledig is gemonteerd in de fabriek) voordat u het
onderstation op de juiste manier opstart:
- Veiligheidsafsluiter, afvoer en ontluchting volgens EN12828 of EN806, tenzij er lokale normen
beschikbaar zijn.
- Vuillter in de primaire aanvoer en secundaire retourleiding
- Potentiaalvereening volgens IEC60364-41:2005 (aarding / beschermende geleider /
potentiaalvereening), tenzij er lokale normen beschikbaar zijn
(bv. DIN VDE 0100:540:2012-06)
De belangrijkste systeemgegevens vindt u op het etiket en op de
documenten in de systemen (titelpagina, aansluitschema, datablad).
3.1.1 CE-markering
De CE-markering is op het onderstation aangebracht.
Deze bevat de volgende informatie:
• Fabrikant
• Serienummer
• Productiedatum (jaar/weeknummer)
• Code/type onderstation (naam)
• Toepassingen
• Categorie volgens PED-richtlijn
• Voedingsspanning
• PN-klasse
• Minimale en maximale bedrijfstemperaturen
• Maximaal toegestane druk bij maximale bedrijfstemperatuur
• Capaciteit
• Temperatuurprogramma
• Warmtewisselaartype
• Volumetrische ow
• Drukval in warmtewisselaar
3.1.2 Afmetingen en verpakking
DSE MAXI
Het aanbod aangepaste productafmetingen en -gewichten vindt
u in de handleiding.
De DSE wordt geproduceerd op verzoek van de klant; de afmetingen
en het gewicht kunnen variëren afhankelijk van de geselecteerde
accessoires. Details over afmetingen en gewicht zijn beschikbaar vóór
levering zodat het onderstation probleemloos kan worden vervoerd
en geïnstalleerd.
Het onderstation is een indirect compact onderstation, waarbij de
warmteoverdracht van het stadsverwarmings- of koelingsnetwerk
naar een secundaire installatie plaatsvindt via warmtewisselaars.
Deze oplossing zorgt voor de scheiding van het hydraulische systeem.
Het basisprincipe van warmteoverdracht in een compact onderstation
is het aansluiten van de primaire zijde van de leidingen op het netwerk
van het stadsverwarmingsbedrijf, dat warm water levert binnen de juiste
parameters (zoals druk en temperatuur), en van de secundaire leidingen
op de installatie van de klant aan de andere kant. De netwerkparameters
kunnen variëren naargelang van het seizoen en kunnen hoger zijn in de
winter en lager tijdens de warmere maanden. De primaire mediumstroom
gaat normaal door de afsluiter en het vuillter. Daarnaast worden voor
druk- en temperatuurmetingen meestal een drukmeter en thermometer
gemonteerd op de primaire aanvoer- en/of retourleiding, als dit nodig
is volgens de specicatie van stadsverwarmingsbedrijf. Het afgekoelde
verwarmingswater stroomt via de primaire retourleiding terug naar het
stadsverwarmingsnetwerk.
In een stadskoelingssysteem komt het gekoelde water (lagere temperatuur, bijvoorbeeld 7 °C) de warmtewisselaar binnen via de primaire
aanvoerleiding. Het verwarmde water (bijvoorbeeld 12 °C) stroomt door
de primaire retourleiding terug naar het stadskoelingsnetwerk.
Toevoer
stadsverwarming
Retour stadsverwarming
In de circulatiepomp van het secundaire circuit wordt verwarmd water
overgebracht naar de verwarmingsoppervlakken van andere installaties
(bv. ventilatieapparatuur, drinkwater- of verwarmingsinstallaties enz.).
Als er een regelaar met weersafhankelijke regeling op het onderstation
is geïnstalleerd, heeft die de volgende essentiële functies:
• Meet de owtemperatuur aan de secundaire zijde en de
buitentemperatuur
• Wijzigt de slag van de regelafsluiter aan de primaire zijde, zodat
deze voldoet aan de vereiste secundaire temperatuur
• Beperkt de retourtemperatuur aan de primaire zijde tot een vooraf
ingestelde waarde in de regelaar
• Schakelt de circulatiepomp(en) aan de secundaire zijde naar
behoefte in en uit en zorgt voor vorstbeveiliging
Desgewenst zijn er speciale functies beschikbaar, afhankelijk van de
behoeften en het ontwerp. Raadpleeg de instructiehandleiding van de
fabrikant van de regelaar. Alle systemen worden op verzoek aangeboden
en geproduceerd in overeenstemming met de speciale bedrijfscondities
van de klant.
Vanwege de vele verschillende productvariaties kan het schakelschema
afwijken van het onderstaande schema.
Het onderstation kan worden gebruikt voor diverse toepassingen,
zoals koeling / verwarming, warm tapwater en/of een ander verwarmingssysteem op waterbasis. Omwille van de exibiliteit hebben we
in dit document enkel een voorbeeldschema opgenomen. Voor de
eigenlijke toepassing verwijzen we naar de handleiding. Dit op basis
van klantenaanvragen en de nodige applicatie(s). De constructie biedt
eenvoudige toegang tot alle onderdelen voor onderhouds- en servicedoeleinden. De warmteoverdracht tussen het stadsverwarmingsnetwerk
en de gebouwinstallatie vindt plaats via een warmtewisselaar, die zorgt
voor een betere warmteoverdracht, een hoger energierendement en
minder drukverlies.
Szafka sterownicza
Elektriciteitskast
TE
750
85
1518122670
E
E80S
PIPI
151A812
2B
753
95
151
812
PIPI
812
A
PI
QQ
812
151
1518581
E
S
E
QQ
80
DHW
34
HE
34
Naast de standaard regelaarfuncties biedt de ECL310 eenvoudige externe
toegang via een internetpagina met datalogmogelijkheden en energieoptimalisatiefuncties zoals weerscompensatie en automatische tuning
(adaptieve instellingen voor parameters voor warm tapwater). Raadpleeg
de handleiding voor de betreende regelaar en applicatiesleutel.
Met het dimensioneringsprogramma van Danfoss kunt u nagaan of de
toepassing geschikt is voor het Danfoss-onderstation.
Houd u aan de algemene veiligheidsvoorschriften tijdens het transport:
• Pas het transport aan de lokale omstandigheden aan
• Gebruik alleen goedgekeurde hijs- en hefapparatuur met
voldoende draagvermogen
• Bevestig het onderstation alleen aan de geschikte ankerpunten
en niet aan uitstekende machineonderdelen of aan een ring of
opening van enig onderdeel.
Zorg ervoor dat de stroppen goed vastzitten!
• Touwen en riemen moeten worden uitgerust met een
veiligheidshaak. Gebruik geen beschadigde of gerafelde kabels.
Bevestig geen touwen of banden aan scherpe randen of hoeken
en knoop of verdraai ze niet. Neem altijd het zwaartepunt in
acht voordat u met werkzaamheden begint
• Til, draai of laat nooit lasten neer boven personen
• Transporteer het onderstation altijd met de grootste zorg en
voorzichtigheid.
• Let tijdens het transport van vaten goed op dat de isolatie
niet mag worden beschadigd of verwijderd tijdens het
transport (met name bij vervoer over langere afstanden).
• Zorg voor een geschikt transportmiddel, zodat de aansluitingen
of vaten niet vervormen
• Vermijd direct contact met ferrometalen
of beschadigde oppervlakken van roestvrijstalen vaten
5.1 Transport van pallets met een vorkheftruck
WAARSCHUWING! Levensgevaar!
Bij het heen, draaien en neerlaten bestaat er een risico op ernstig
persoonlijk letsel en schade door vallende onderdelen. Ga nooit onder
hangende lasten staan!
Pakketten die op pallets zijn gemonteerd, kunnen onder de volgende
omstandigheden met een vorkheftruck worden vervoerd:
• De vorkheftruck moet worden geselecteerd op basis van het
gewicht van de last
• De bediener moet bevoegd zijn om de vorkheftruck te bedienen
Procedure:
1. Rijd de vorkheftruck met de vorken tussen of onder de liggers van
de pallet
2. Rijd de vorken ver genoeg door, zodat ze aan de tegenoverliggende
zijde uit de pallet steken
3. Zorg ervoor dat het zwaartepunt zich tussen de vorken bevindt
en niet kan kantelen
4. Hijs het pakket op en start het transport
Volg de veiligheidsregels:
• Gebruik alleen goedgekeurde hijs- en hefapparatuur met
voldoende draagvermogen
• Bevestig het onderstation alleen aan geschikte ankerpunten en
niet aan uitstekende machineonderdelen of ringen of openingen
van onderdelen. Zorg ervoor dat de stroppen goed vastzitten!
• Touwen en riemen moeten worden uitgerust met een
veiligheidshaak. Gebruik geen beschadigde of gerafelde kabels.
Bevestig geen touwen of banden aan scherpe randen en hoeken,
en knoop of verdraai ze niet. Neem altijd het zwaartepunt in acht
voordat u met werkzaamheden begint
• Til, draai of laat nooit lasten neer boven personen
• Transporteer het onderstation altijd met de grootste zorg en
voorzichtigheid.
5.2 Transportinspectie
WAARSCHUWING! Levensgevaar!
Bij het heen, draaien en neerlaten bestaat er een risico op ernstig
persoonlijk letsel en schade door vallende onderdelen. Ga nooit onder
hangende lasten staan!
Controleer onmiddellijk na levering op volledigheid en eventuele
transportschade. In geval van uitwendig zichtbare transportschade mag
u de levering niet aanvaarden of slechts voorwaardelijk aanvaarden.
Noteer de omvang van de schade op de transportdocumenten/
leveringsnota. Dien eventueel een klacht in. Claim defecten die niet
onmiddellijk zichtbaar zijn na vaststelling, aangezien schadeclaims
enkel binnen de geldende klachtentermijnen kunnen worden ingediend.
Onderstations worden geleverd in verschillende soorten verpakkingen.
Verpakkingsmaterialen bestaan voornamelijk uit hout, karton en kunststoen (folie, schuim). Mogelijk zijn er tilbanden toegepast. Ook kan
aan de verpakking materiaal zijn toegevoegd met het oog op vocht- of
vorstbeveiliging (bv. silicagelzakjes, antivries enz.). Als er geen afspraak
is gemaakt over het retourneren van verpakkingsmateriaal, blijft het
verpakkingsmateriaal bij de klant.
Onze transportverpakking kan naar Danfoss worden geretourneerd,
op de productielocatie. Zie het etiket.
5.4 Opslag
Na levering moeten de goederen tot de montage worden opgeslagen
in overeenstemming met de aangebrachte verzendmarkeringen.
Machineonderdelen en accessoires die in afzonderlijke dozen zijn verpakt,
mogen niet worden uitgepakt.
Voor opslag gelden de volgende regels:
• Droge opslag. Relatieve vochtigheid tot 60%
• Zorg ervoor dat de goederen niet buiten worden opgeslagen.
Zorg er bovendien voor dat de vloer van de opslagruimte droog
is tijdens de opslag.
• Uit direct zonlicht houden. Optimale opslagtemperatuur 15 °C
tot 25 °C
• Stofvrij houden
• Vermijd mechanische trillingen en schade
• Bij langdurige opslag van meer dan drie maanden moeten
conserveringsmaatregelen worden genomen. Bij zware
weersomstandigheden moet de conservering zo nodig
worden vernieuwd
WAARSCHUWING!
Onbetaalde geleverde transportverpakking wordt niet geaccepteerd
door Danfoss.
Verpakkingsmaterialen moeten op milieuvriendelijke wijze en in overeenstemming met de relevante afvalverwijderingsvoorschriften worden
gebruikt.
6.0 Installatie
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Onjuiste installatie en montage kan leiden tot ernstig letsel en/of
materiële schade. Installatie- en montagewerkzaamheden mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel in
overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften.
Overdrachtsstations voor stadsverwarming zijn gewoonlijk al volledig
voorzien van de nodige leidingen en bekabeling op een gelakt stalen
frame. Alle onderdelen en onderdelen zijn op het frame gemonteerd of
bevestigd. Externe aansluitingen van onderstations zijn gemarkeerd met
gemakkelijk te begrijpen etiketten/stickers. De stations zijn uitgerust met
stelvoeten voor plaatsing op oneen terrein.
Garandeer een stabiele ondergrond op basis van het totale gewicht van
de apparatuur (inclusief watergehalte). Zorg ervoor dat elke aansluiting
na montage spanningsvrij is. Het onderstation kan niet als vast punt
worden gebruikt.
LET OP!
Het gebruik van pijptangen voor moeren en bouten is niet toegestaan.
Gebruik alleen een geschikte moersleutel!
Als onderdelen of onderdelen van het onderstation moeten worden
verwijderd vanwege beperkte ruimte voor transport (gangen, liften,
kleine deuren enz.), zorg er dan voor dat ze weer precies op de
oorspronkelijke plaats worden gemonteerd.
LET OP!
Het mechanisch scheiden van onderdelen van het onderstation door
zagen, snijden enz. van bekabeling en/of framedelen en leidingen is
niet toegestaan.
Leidingaansluitingen en ttingverbindingen kunnen als volgt worden
voorbereid:
• Laseinden
• Flensaansluitingen volgens EN 1092
• Schroefdraadaansluitingen volgens DIN 2999 (intern/extern)
• Schroefdraadaansluitingen volgens DIN 2993 / ISO 228 (extern)
De installatie van het onderstation moet worden uitgevoerd op een
schoon, vlak oppervlak. Zelfstandige onderstations worden meestal
geleverd met stelvoeten voor plaatsing op een oneen ondergrond. Als
ze niet voorgemonteerd zijn, worden ze geleverd als losse onderdelen
in een accessoirepakket en kunnen ze in de passende moeren onderaan
het frame worden geschroefd. Stel het station vervolgens horizontaal af.
6.1.1 Primaire aansluiting
De primaire aansluiting moet worden uitgevoerd door gekwaliceerd
personeel in overleg met lokale/stadsverwarmingsbedrijven als de
installatie op een dergelijk netwerk is aangesloten. De primaire aanvoer
en retour moeten worden aangesloten op de aangewezen apparaten
of op de afsluiters van het onderstation.
De inbedrijfstelling van aansluitingen aan de primaire zijde op het
stadsverwarmingsnetwerk wordt gewoonlijk uitgevoerd door het
relevante lokale/stadsverwarmingsbedrijf.
• Als het onderstation wordt geleverd (besteld) zonder vuillter
op de primaire inlaatlocatie, zorg er dan voor dat die afzonderlijk
wordt gemonteerd voordat het onderstation op het netwerk wordt
aangesloten om alle onderdelen te beschermen tegen mogelijke
schade. Als deze vereiste niet wordt nageleefd, kan dit leiden tot
verlies van garantie.
• Na installatie van het onderstation op het netwerk moeten de
leidingen tussen het hoofdvuillter en het onderstation worden
gespoeld om mogelijke deeltjes te verwijderen.
LET OP
Indien deze niet met het station worden geleverd, moet u het station
volgens de wettelijke en regelgevende voorschriften met druk-
en/of temperatuurbeveiliging beveiligen tegen het risico dat de
gespeciceerde maximaal toegestane temperatuur en druk worden
overschreden.
6.1.2 Secundaire aansluiting
Een gespecialiseerd installatiebedrijf verbindt de secundaire installatie
met de aangewezen afsluiter van het onderstation.
Na installatie van het onderstation op het netwerk moeten de leidingen
tussen het hoofdvuillter en het onderstation worden gespoeld om
mogelijke deeltjes te verwijderen.
6.1.3 Elektrische aansluiting
Alleen een gekwaliceerd elektricien die is goedgekeurd door een
verantwoordelijk elektriciteitsbedrijf mag de elektrische installatie van
het onderstation uitvoeren in overeenstemming met alle toepasselijke
regels en voorschriften. Het onderstation is standaard volledig bedraad
en getest in de fabriek voor de geleverde onderdelen. Als het station
zonder regelaar of andere elektrische onderdelen wordt besteld, worden
de bedrading en de test niet uitgevoerd. Als er een buitensensor voor de
bediening van het onderstation is besteld, wordt deze in de doos met
losse onderdelen geplaatst en moet deze, voor zover mogelijk, aan de
noordkant van het gebouw worden geïnstalleerd.
De elektrische schema's zijn opgenomen in de technische documentatie.
Interne elektrische systemen worden in de fabriek samengesteld.
De elektrische kabels mogen niet worden bevestigd aan de hete
leidingen. Deze hebben hun eigen draagconstructies nodig.
Het apparaat moet correct worden geïnstalleerd en geaard door een gekwaliceerde technicus. Het apparaat mag alleen worden onderhouden
door gekwaliceerd personeel. Reparaties door onbevoegde personen
kunnen de dood, verwonding of ernstige storingen veroorzaken.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Onjuiste installatie en montage kan leiden tot ernstig letsel en/of
materiële schade. Installatie- en montagewerkzaamheden mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel in
overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften.
Controleer voor het aansluiten of de nominale spanning die wordt
aangegeven op het typeplaatje overeenkomt met de spanning van de
beschikbare voeding. Controleer ook het nominale vermogen van het
apparaat en zorg ervoor dat de draden de juiste doorsnede hebben die
overeenkomt met het vermogen van het aangesloten apparaat. U moet
de schroefklemmen aandraaien.
Zoek de aftapafsluiters van het specieke circuit dat u wilt legen.
LET OP!
Sluit de afsluiter op de stadsverwarmingsaansluiting altijd wanneer
u de primaire zijde aftapt.
LET OP!
Om alleen het onderstation en niet de gehele installatie af te tappen,
sluit u de afsluiters op het onderstation.
Als de afvoerpijp niet op de aftapaansluiter is aangesloten, sluit u de
juiste slang of leiding aan volgens de plaatselijke wettelijke voorschriften.
WAARSCHUWING! Risico op letsel of schade!
Bedien de aftapafsluiter nooit wanneer de uitlaat naar u of elektrische
apparaten is gericht. Beveilig altijd alle apparatuur zodat deze niet per
ongeluk nat wordt. Zorg er vóór elk handeling altijd voor dat het water
voldoende is afgekoeld.
Open de aftapafsluiter en wacht tot het circuit in kwestie leeg is.
Sluit de afsluiter onmiddellijk na het aftappen.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Zelfs na het aftappen kan er nog water in de warmtewisselaar en de
leidingen aanwezig zijn.
De inbedrijfstelling moet altijd worden uitgevoerd voordat de volgende
handelingen worden verricht:
• Ingebruikname van het onderstation
• Herstart na complex onderhoud van het onderstation
• Herstart na de implementatie van een nieuw toestel
• Herstart na storing van het onderstation
• Herstart na afsluiten of langere stilstandtijd
De installatie en ingebruikname van het onderstation worden verricht
door erkende medewerkers van de fabrikant of van geautoriseerde
partnerbedrijven. Gewoonlijk moet het lokale nutsbedrijf worden
betrokken bij werkzaamheden met betrekking tot verwarmingsaansluitingen. Gewoonlijk moet het stadsverwarmingsbedrijf worden
betrokken bij werkzaamheden met betrekking tot primaire aansluitingen.
Onbevoegde ingebruikname is niet toegestaan.
Om het station in bedrijf te stellen, moet aan de volgende voorwaarden
worden voldaan:
• Het station wordt ter plaatse weer gemonteerd (indien van
toepassing)
• De inbedrijfstelling moet worden goedgekeurd door de
stadsverwarmingsbedrijven
• Alle schroeven en bevestigingen moeten worden aangedraaid
• De leidingen van het onderstation moeten correct worden
aangesloten. Het is verboden om voor het systeem voor warm
tapwater zwarte staalsoorten te gebruiken – risico op corrosie
warmtewisselaar
• Het expansievat is aangesloten op het onderstation
• Alle onzuiverheden en achtergebleven installatiematerialen moeten
van de leidingen worden verwijderd
• Het station moet op de juiste wijze op de voedingsspanning worden
aangesloten: de hoofdschakelaar of stroomonderbreker moet
worden aangesloten volgens het elektrisch schema
• Andere elektrische/mechanische werkzaamheden op locatie
worden uitgevoerd volgens het elektrische schema
• De primaire aansluiting moet op de primaire afsluiters worden
toegepast binnen de benodigde parameters
• De secundaire installatie moet worden gevuld (inclusief het
onderstation) en ontlucht (de pompen moeten worden ontlucht)
• De drukverdeling moet in gereedheid zijn gebracht met de vereiste
statische druk
• De ontluchtings-/aftapafsluiters zijn gesloten
• De gewenste tijdprogramma's en aanvullende gegevens voor het
instellen van de regelaar moeten beschikbaar zijn
• Het onderstation mag alleen in bedrijf worden gesteld als een
geautoriseerde specialist van het stadsverwarmingsbedrijf of
een deskundige van een installatiebedrijf of een geautoriseerde
specialist van het verkoopkantoor de juiste toestand van het gehele
systeem heeft goedgekeurd.
• Zorg ervoor dat het systeem met water is gevuld
• Zorg ervoor dat de temperatuur voor warm tapwater correct
is ingesteld. Voor maximale prestaties en levensduur van de
warmtewisselaar beveelt Danfoss een maximale temperatuur
van 60 °C aan.
Controleer vóór de inbedrijfstelling of alle veiligheidsregels
en -voorschriften in acht zijn genomen.
• De bedrijfsparameters voor het plaattype van het onderstation
moeten overeenkomen met de bedrijfsparameters van het
lokale/stadsverwarmingsbedrijf en het verwarmingssysteem.
• Begin met de secundaire zijde
• Open (traag) de isolatieafsluiters op de secundaire circuits
• Vul de secundaire installatie met water volgens de regels voor
waterkwaliteit. Om schade aan het onderstation te voorkomen,
moet u ervoor zorgen dat de druk tijdens het vullen niet hoger
is dan de maximaal toegestane werkdruk.
• Ontlucht alle secundaire installaties (verwarming en warm tapwater)
• Voorafgaand aan het eerste gebruik moet de secundaire zijde
voldoende worden gespoeld door het installatiebedrijf. Vul de
secundaire installatie tot de vereiste statische druk.
• Controleer alle aansluitingen op lekkage en dichtheid, en draai ze
zo nodig opnieuw vast met het vereiste aanhaalmoment.
• Ontlucht de pompen
• Ga verder aan de primaire zijde. Alle werkzaamheden aan de
primaire zijde van het systeem moeten in samenwerking met het
lokale/stadsverwarmingsbedrijf worden uitgevoerd door naar
behoren gekwaliceerd en opgeleid personeel.
• Als het medium water is, stelt u de ow-/drukverschilregelaar
of drukregelaar (indien beschikbaar) in op het maximale debiet
op basis van de capaciteit of het vooraf ingestelde drukverschil.
Stel vervolgens de drukregelaar, indien aanwezig, in op de
ingestelde waarde.
• Vul het onderstation door langzaam de afsluiter op de primaire
toevoer te openen. Open ook langzaam de afsluiter op de primaire
retour. Zet de elektronische regelaar handmatig in de stand
'afsluiter open'.
• Ontlucht (indien mogelijk) het primaire circuit
• Controleer alle aansluitingen op lekkage en dichtheid, en draai
ze zo nodig opnieuw vast met het vereiste aanhaalmoment.
• Spoel de primaire locatie met het stadsverwarmingsmedium
en sluit de afsluiters opnieuw. Reinig de vuillters.
• Schakel de hoofdschakelaar van het bedieningspaneel in
(controleer de automatische zekeringen in het bedieningspaneel
en de pompschakelaars)
• Start, indien beschikbaar, elke pomp handmatig en controleer
de draairichting
• Stel de elektronische regelaar af volgens de aangegeven waarden
in de bijgevoegde instructies van de leverancier.
• Controleer de motoren
• Zet alle pompen in de automatische modus
• De elektronische regelaar is in de fabriek vooraf ingesteld op basis
van de gegevens waarover wij beschikken. Na de inbedrijfstelling
voert de regelaar automatisch een zelftest uit, geeft hij een
standaard systeemcode weer en schakelt hij automatisch over naar
de bedrijfsmodus. Nu moet een nauwkeurige instelling worden
gemaakt conform de handleiding van de fabrikant van de regelaar.
De handleiding is aan het station bevestigd.
• Danfoss adviseert om alle benodigde optimalisatie- en
beveiligingsfuncties te activeren, zoals motorbeveiliging.
• Raadpleeg de technische documentatie voor gedetailleerde
instructies voor alle onderdelen (bv. pompen, regelaars, motoren).
De volgende punten moeten na inbedrijfstelling worden gecontroleerd:
• Temperatuur controleren
• Drukwaarden controleren
• Flows controleren
• Thermische expansie
• Lekkages
• Werking van pompen
• Werking van regelafsluiters/motoren
• Flowrichtingen
• Werking van controllers
• Geluiden
7.5 Storing en uitschakeling
De verwarmingsregelaar, de motor van de regelafsluiter en de warmtepomp zijn aangesloten op de voedingsspanning.
Daarom:
- Zet onmiddellijk de hoofdschakelaar uit of haal de stekker uit het
stopcontact
- Sluit de afsluiters aan de primaire en secundaire zijde
- Raadpleeg een gespecialiseerd bedrijf voor het oplossen van
problemen
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schokken!
Lekkend water kan het gehele onderstation blootstellen aan gevaarlijke
spanning. Schakel voor aanvang van de werkzaamheden de stroom UIT
en zorg ervoor dat deze niet weer kan worden ingeschakeld.
7.6 Inbedrijfstelling na een storing of defect
Neem na een storing aan de primaire zijde altijd contact op met het
lokale of stadsverwarmingsbedrijf. Herinbedrijfstellingen moeten
worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf.
Neem na een storing aan de secundaire zijde contact op met een
gespecialiseerd bedrijf. Herinbedrijfstellingen moeten worden uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf.
8.0 Werking
Het onderstation werkt in volledig automatische modus. Tijdens bedrijf
is er geen personeel nodig, noch in het gebied van het onderstation,
noch in de directe omgeving.
8.1 Inschakelen
Om het onderstation in te schakelen, volgt u de instructies in hoofdstuk
7 'Inbedrijfstelling'. Het onderstation kan worden ingeschakeld met de
hoofdschakelaar van de elektronische regelaar en zal automatisch in
werking treden.
8.2 Uitschakelen
WAARSCHUWING! Risico op brandwonden!
Bij lekkage aan de primaire zijde kan het medium als stoom ontsnappen
bij een temperatuur van meer dan 100 °C. Verbrandingsgevaar.
Het onderstation kan worden uitgeschakeld met de hoofdschakelaar van
de elektronische regelaar en stopt automatisch.
8.3 Herstarten na stilstand onderstation
Als het onderstation voor langere tijd (d.w.z. zonder stroom) moet worden
uitgeschakeld om energie te besparen, ga dan verder met herstarten zoals
bij de eerste inbedrijfstelling. Spoelen van het systeem wordt aanbevolen.
Voer voordat u met de reiniging begint de onder punt 2 beschreven
handelingen uit (aftappen van het systeem) en controleer of er bij het
verwijderen van het gaas geen onderdelen in botsing komen.
Gebruik een geschikte platte moersleutel om de dop van het vuillter
los te schroeven (linksom), verwijder het gaas en reinig het. Controleer
de afdichting (op dichtheid en integriteit) voordat u het vuillter sluit.
Vervang deze indien nodig. Laat het water niet op elektrische onderdelen
spatten.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Zelfs na het aftappen kan er nog water in het vuillter zitten.
8.5 Service / demontage en vervanging – warmtewisselaar
alleen gesoldeerd type
Voer vóór aanvang van werkzaamheden met de warmtewisselaar de
handelingen uit die zijn beschreven onder punt 2 (aftappen van het
systeem).
Gebruik een geschikte platte moersleutel om de leidingen van de warmtewisselaar los te schroeven en een Seegertang om de warmtewisselaar
van het steunframe te verwijderen.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Zelfs na het aftappen kan er nog water in de warmtewisselaar en de
leidingen aanwezig zijn.
8.6 Service /controle – veiligheidsafsluiter en expansievat
Localiseer de veiligheidsafsluiters aan de secundaire zijde (deze bevinden
zich afzonderlijk op het verwarmings- en warmtapwatercircuit). Als de
afvoerpijp niet op de veiligheidsafsluiter is aangesloten, sluit u de juiste
slang of leiding aan volgens de plaatselijke wettelijke voorschriften.
WAARSCHUWING! Risico op letsel of schade!
Bedien nooit een veiligheidsafsluiter wanneer het stopcontact naar u
of naar elektrische apparaten is gericht. Beveilig altijd alle apparatuur
zodat deze niet per ongeluk nat wordt.
Draai de hefhendel in de richting van de pijl totdat ueen klik hoort.
Daarna moet de afsluiter goed gesloten zijn.
LET OP!
Als een afsluiter voortdurend druppelt, is het zeer waarschijnlijk
dat er zich verontreinigingen in de zitting hebben opgehoopt. Om de
afsluiterzitting en afdichting te reinigen, schroeft u het kopgedeelte los.
Zoek de aansluiting voor het expansievat.
Volg de onderhoudsprocedure voor het expansievat voor het betreende
type vat.
In de bijlage vindt u een overzicht van de belangrijkste technische
vereisten. Het wordt aanbevolen om een erkend installateur in te huren
voor frequent onderhoud.
Het onderstation moet regelmatig worden gecontroleerd en
onderhouden om het in goede staat te houden. De frequentie van de
onderhouds- en service-inspecties moet in overeenstemming zijn met
de aanbevelingen van de systeemfabrikant en de lokale wetgeving.
De belangrijkste acties voor hoofdonderdelen en montages worden
samengevat in paragraaf 9.2. Andere instructies voor onderdelen die niet
in deze installatiehandleiding zijn gespeciceerd, vindt u afzonderlijk
in de doos met accessoires en moeten worden opgevolgd.
WAARSCHUWING! Risico op letsel!
Het apparaat mag alleen worden onderhouden door gekwaliceerd
personeel. Vermijd loszittende kleding (geen losse mouwen, ringen
enz.). Draag altijd de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen
in de buurt van het onderstation:
- Veiligheidsbril om de ogen te beschermen tegen rondvliegende delen
en vloeistoen
- Veiligheidsschoeisel voor bescherming tegen zware vallende voorwerpen en uitglijden op gladde oppervlakken
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schokken!
Werkzaamheden aan elektrische apparatuur mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door een gekwaliceerde elektricien in overeenstemming
met de veiligheidsvoorschriften.
Schakel de stroomvoeding UIT voordat u met de werkzaamheden
begint en zorg ervoor dat deze niet opnieuw wordt aangesloten.
9.2 Onderhoudsplan (aanbevelingen voor maximale
prestaties en levensduur)
Het niet opvolgen van een onderhoudsplan kan leiden tot mechanische of apparatuurstoringen die een gevaar vormen voor personen
en goederen en de gehele werkplek. Als een onderhoudsplan niet wordt
gedocumenteerd, vervalt de garantie.
IntervalOnderhoudOpmerkingen
Draai de afdichtingen zo nodig opnieuw aan
en/of vervang ze
Herstel de juiste parameters als deze buiten
het bereik vallen
Voer in geval van zichtbare schade een functietest
uit en vervang het onderdeel indien nodig
Open de veiligheidsafsluiter gedurende korte tijd.
Zie punt 8.6
Schakel de pomp handmatig in, of open en sluit
de motor
Temperatuurbewaking, sensoren en/of begrenzers
Open en sluit bijvoorbeeld de afsluiters
Kleur (roest), isolatie
Reinig/ontkalk in geval van verontreiniging
(zie punt 9.3) indien nodig.
Controle de geldigheidstermijn
Manometer, thermometer
Draai de hefhendel in de richting van de pijl totdat
u een klik hoort
Om de 2 maanden
Om de 6 maanden
Om de 12 maanden
Controleer alle aansluitingen
Controleer alle parameters aan de hand van nominale/
actuele waarden of toelaatbaarheid
Algemene visuele inspectie van alle onderdelen
Test de werking van de veiligheidsafsluiter
Test de werking van de elektrische en elektronische
onderdelen, schakelaars enz.
Voer een elektrische test uit van
de veiligheidsvoorzieningen
Reinig de vuilltersZie indien nodig punt 8.4.
Controleer de werking en bruikbaarheid
van alle onderdelen
Verricht een visuele inspectie van het uiterlijk
van het onderstation
Regeling van de warmtewisselaar
Voer een visuele inspectie van de energie- en
watermeter uit
Voer een visuele inspectie van
de meetinstrumenten uit
Voer een visuele inspectie van de expansievaten uitVorm van de vaten, ens, dichtheid van het membraan
De juiste werking van het overdrukventiel moet bij de
eerste ingebruikname en vervolgens eenmaal per jaar
worden gecontroleerd door gekwaliceerd personeel.
Hieronder volgt een lijst met belangrijke activiteiten die tijdens het
onderhoud moeten worden uitgevoerd. Aanvullende informatie vindt
u in de bijgevoegde instructies van de fabrikant.
Deze samenvatting geeft enkel informatie over de vereiste stappen.
Het is in elk geval belangrijk om te voldoen aan alle relevante wettelijke
en technische voorschriften en vereisten met betrekking tot lokale
omstandigheden en voorschriften (bv. de huiseigenaar, stadsverwarmingsbedrijven enz.).
Fittingen:
Over het algemeen zijn de gebruikte ttingen onderhoudsvrij. Tijdens
het onderhoud moet de werking van handwielen of hefbomen worden
getest op gebruiksgemak door openen en sluiten. Dit beschermt de kogel,
platen en afsluiterzittingen tegen vuil en kalkaanslag. Zie de instructies
van de fabrikant voor de meest voorkomende onderdelen in bijlage I.
Warmtewisselaar:
Warmtewisselaars zijn ontworpen voor langdurig gebruik. Vanwege
de relatief hoge temperaturen kunnen er in bepaalde gevallen kalk en
andere afzettingen op het binnenoppervlak ontstaan.
Bij verminderde prestaties moet de warmtewisselaar worden gereinigd.
Raadpleeg de instructies van de warmtewisselaar voor meer informatie.
Waterkwaliteit:
Volg voor maximale prestaties en levensduur van de warmtewisselaar
de Danfoss 'Richtlijn voor waterkwaliteit voor kopergesoldeerde platenwarmtewisselaars' – VJ.KV.D3.02 of een nieuwere versie.
9.4 Validatie van onderhoud
Houd na onderhoudswerkzaamheden, maar voordat u het onderstation
inschakelt, rekening met het volgende:
• Controleer de dichtheid van alle eerder losgedraaide
schroefdraadverbindingen
• Controleer of alle eerder verwijderde onderdelen correct zijn
teruggeplaatst
• Zorg ervoor dat alle gereedschappen, materialen en andere
apparatuur die tijdens het onderhoud werden gebruikt, uit het
werkgebied zijn verwijderd
• Ruim het werkgebied op, verwijder gemorste stoen en verwijder
afval in verband met de materiaalverwerking
• Zorg ervoor dat het systeem en alle veiligheidsvoorzieningen
Elektrische apparatuur die defect is geraakt en mechanische, pneumatische en hydraulische onderdelen mogen alleen worden onderhouden
door gekwaliceerd, gespecialiseerd personeel.
Informatie over alle storingen die niet kunnen worden verholpen door
middel van de volgende acties moet worden doorgegeven aan de
fabrikant van het onderstation of aan servicepartners die door Danfoss
zijn geautoriseerd.
StoringMogelijkeOplossingOpmerking
Secundaire
watertemperatuur
is te laag
Secundaire
watertemperatuur
is te hoog
Controleer of hoofdschakelaar
Te lage voedingsspanning
Gebrekkige warmtelevering
- Geen primaire systeemdruk
- Primair drukverschil is te laag
- Flow verwarmingswater is te hoog
Onjuiste regelaarinstelling(en)Controleer en corrigeer instellingen
Defecte regelaarVervang regelaar
Gesloten afsluiter(s)Open afsluiters
Defecte sensorVervang sensor
Circulatiepomp(en) defect
of niet ingeschakeld
Verwarmingspomp(en) defect
of niet ingeschakeld
Inregelafsluiter niet correct
ingesteld
Circulatiepomp draait niet op
beoogde toerental
Defecte regelafsluiterReinig of vervang afsluiter
Defecte motor of thermostaat
Onderstation is verkeerd
gedimensioneerd – meestal
is primaire regelafsluiter
te groot of te klein
Lagere doorstroming door
warmtewisselaar
Buitensensor is verkeerd geplaatstPlaats buitensensor correct
Ontbrekende voedingsspanning ->
motor in open positie
Onjuiste regelaarinstelling(en)
Defecte sensorVervang sensor
Defecte regelafsluiterReinig of vervang afsluiter
Defecte motor of thermostaatVervang motor/thermostaat
Circulatiepomp draait niet
op beoogde toerental
is ingeschakeld
Controleer bekabeling
Controleer zekeringen
Controleer en beveilig
bedrijfsomstandigheden:
- Druk
- Flow
- Drukverschil
Schakel circulatiepomp(en)
in of vervang ze
Schakel verwarmingspomp(en)
in of vervang ze
Stel inregelafsluiter in op juiste
waarde
Verhoog of verlaag pompsnelheid
of vervang pomp
Vervang defecte motor
of thermostaat
Controleer dimensionering
Breid onderstation uit
(bereken afmetingen voor nieuwe
regelafsluiter en vervang oude)
Reinig of vervang warmtewisselaar
Haal systeem uit bedrijf en sluit
afsluiter handmatig. Na leveren van
voedingsspanning gaat u terug
naar standaardmodus
Controleer en corrigeer
instelling(en)
Verhoog of verlaag pompsnelheid
of vervang pomp
Neem contact op met
bevoegd personeel
of elektriciteitsleverancier
Contacteer stadsverwarmingsbedrijf
Pas instellingen
debietbegrenzer aan
Lees gebruikershandleiding
van de regelaar
Neem contact op met
klantenservice
Controleer waarden en vervang
sensor indien nodig
Stel gewenste ow in
Stel gewenste ow in
Neem contact op met onze
verkoopmedewerkers
Lees gebruikershandleiding
van warmtewisselaar
Lees gebruikershandleiding
van elektronische regelaar.
Lees gebruikershandleiding van
regelaar
Controleer waarden en vervang
sensor indien nodig
Motor staat nog open
of thermostaat/capillair defect
Systeem verkeerd
gedimensioneerd, bv. primaire
regelafsluiter is te klein
Defecte regelafsluiterReinig afsluiter
Defecte pompwaaierVervang pomp
Vuillter verstopt aan zijde warm
tapwater of warmtewisselaar
Filter in stadsverwarmingsmeter
verstopt
Defecte drukverschilregelaar
Defecte sensorVervang sensor
Defecte motor of thermostaat
Defecte regelafsluiter of mogelijk
vuil in afsluiterhuis
Automatische regelingen
verkeerd ingesteld of defect
– mogelijk stroomuitval.
Pomp buiten bedrijf
Rotatiesnelheid van pomp
is te laag ingesteld
Lucht in systeemOntlucht installatie grondig
Controleer en corrigeer instellingen
van inregelonderdelen
Controleer ow en hydraulische
instelling Controleer of er zich
vreemde voorwerpen in de
leidingen bevinden
Controleer werking van
terugslagkleppen (veer)
Controleer dimensionering
Breid onderstation uit
(bereken afmetingen voor nieuwe
regelafsluiter en vervang oude)
Reinig vuillter
Reinig lter (na overleg met
stadsverwarmingscentrale)
Controleer werking van
drukverschilregelaar
Vervang defecte motor
of thermostaat
Controleer functies van
regelafsluiter – reinig afsluiterhuis
indien nodig
Controleer of regelaarinstelling
correct is – zie afzonderlijke
instructies. Controleer voedingsspanning. Zet motor tijdelijk
op handmatige
regeling – zie instructies voor
verwarmingscircuit, handmatige
regeling
Controleer of pomp stroom krijgt
en of deze draait. Zorg ervoor dat
er geen lucht in pomphuis zit – zie
pomphandleiding
Stel pomp in op hogere
rotatiesnelheid – zie instructies
voor verwarmingscircuit
Onjuiste probleemoplossing kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel en/
of materiële schade. Daarom mag het verhelpen van storingen alleen
worden uitgevoerd door opgeleid en bevoegd personeel!
10.2 Stappen bij storing
Samengevat:
• Stop het onderstation onmiddellijk met behulp van de
noodstopfunctie bij storingen die direct gevaar kunnen opleveren
voor personen, eigendommen en/of de bedrijfsveiligheid.
• Schakel het onderstation uit bij storingen die niet leiden tot
dergelijke gevaren. Onderbreek bovendien de stroomtoevoer naar
de eenheid en beveilig deze tegen opnieuw inschakelen.
• Informeer onmiddellijk de leidinggevende over de storing.
• Vraag bevoegd personeel om de aard en omvang van de storing
en de oorzaak ervan vast te stellen en om de storing te verhelpen.
11.0 Reserveonderdelen
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen van de fabrikant.
WAARSCHUWING!
Onjuiste of defecte reserveonderdelen en/of onderdelen van andere
fabrikanten kunnen ernstige schade aan en/of storing van het onderstation veroorzaken.
Het gebruik van niet-goedgekeurde reserveonderdelen maakt alle
garantie-, service-, schade- en/of aansprakelijkheidsvorderingen
jegens de fabrikant of diens agenten, distributeurs en vertegenwoordigers ongeldig.
Vermeld bij het bestellen van reserveonderdelen altijd:
• Geef indien nodig een schets of foto met opmerkingen
Bestellingen van reserveonderdelen zonder bovenstaande specicaties
kunnen mogelijk niet worden uitgevoerd. Wordt er geen verzendmethode opgegeven, dan is deze ter beoordeling van de leverancier.
In de bijlage vindt u een lijst met de belangrijkste leveranciers van aangekochte onderdelen, waar na aoop van de garantie reserveonderdelen
kunnen worden aangevraagd. Geef in dat geval de fabrikant uitgebreide
informatie over de gebruikte onderdelen, zodat een vervanging kan
worden aangeboden.