Danfoss FC 202 Operating guide [nl]

ENGINEERING TOMORROW
Bedieningshandleiding
VLT® AQUA Drive FC 202
110-400 kW, behuizingsgrootte D1h-D8h
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud Bedieningshandleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
1.2 Aanvullende informatiebronnen
1.3 Handleiding- en softwareversie
1.4 Goedkeuringen en certiceringen
1.5 Verwijdering
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidssymbolen
2.2 Gekwaliceerd personeel
2.3 Veiligheidsmaatregelen
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
3.3 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar
3.4 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar
3.5 Aanzicht besturingsplaat
4
4
4
4
4
4
5
5
5
5
7
7
7
9
10
11
3.6 Uitgebreide optiekasten
3.7 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
3.8 LCP-menu's
4 Mechanische installatie
4.1 Geleverde artikelen
4.2 Benodigd gereedschap
4.3 Opslag
4.4 Bedrijfsomgeving
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
4.6 De frequentieregelaar hijsen
4.7 De frequentieregelaar monteren
5 Elektrische installatie
5.1 Veiligheidsvoorschriften
5.2 EMC-correcte installatie
5.3 Bedradingsschema
5.4 Aansluiten op aarde
12
13
14
16
16
16
17
17
18
19
20
23
23
23
26
27
5.5 De motor aansluiten
5.6 De netvoeding aansluiten
5.7 Regeneratie-/loadsharingklemmen aansluiten
5.8 Klemafmetingen
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 1
29
31
33
35
Inhoud
VLT® AQUA Drive FC 202
5.9 Stuurkabels
6 Opstartchecklist
7 Inbedrijfstelling
7.1 Spanning inschakelen
7.2 De frequentieregelaar programmeren
7.3 Het systeem testen vóór het opstarten
7.4 Systeem opstarten
7.5 Parameterinstelling
8 Bedradingsvoorbeelden
8.1 Bedradingsconguraties voor Automatische aanpassing motorgegevens (AMA)
8.2 Bedradingsconguraties voor een analoge snelheidsreferentie
8.3 Bedradingsconguraties voor start/stop
8.4 Bedradingsconguraties voor een externe reset na alarm
8.5 Bedradingsconguratie voor een snelheidsreferentie via een handmatige potentio­meter
8.6 Bedradingsconguratie voor snelheid omhoog/omlaag
63
68
70
70
70
72
72
73
75
75
75
76
77
78
78
8.7 Bedradingsconguraties voor RS485-netwerkaansluiting
8.8 Bedradingsconguratie voor een motorthermistor
8.9 Bedradingsconguratie voor een relaissetup met Smart Logic Control
8.10 Bedradingsconguratie voor een dompelpomp
8.11 Bedradingsconguratie voor een cascaderegelaar
8.12 Bedradingsconguratie voor een vaste pomp met variabel toerental
8.13 Bedradingsconguratie voor wisselende hoofdpomp
9 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
9.1 Onderhoud en service
9.2 Toegangspaneel koellichaam
9.3 Statusmeldingen
9.4 Waarschuwings- en alarmtypen
9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
9.6 Problemen verhelpen
10 Specicaties
10.1 Elektrische gegevens
78
79
79
80
82
83
83
84
84
84
85
87
88
100
103
103
10.2 Netvoeding
10.3 Gegevens motorvermogen en -koppel
10.4 Omgevingscondities
10.5 Kabelspecicaties
10.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
10.7 Zekeringen en circuitbreakers
2 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
111
111
111
112
112
115
Inhoud Bedieningshandleiding
10.8 Aanhaalmomenten voor bevestigingen
10.9 Afmetingen behuizing
11 Bijlage
11.1 Afkortingen en conventies
11.2 Standaard parameterinstellingen voor Internationaal/Noord-Amerika
11.3 Opbouw parametermenu
Trefwoordenregister
117
118
153
153
154
154
160
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 3
Inleiding
VLT® AQUA Drive FC 202
11
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige installatie en inbedrijfstelling van de VLT® frequentiere-
gelaars.
De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik door gekwaliceerd personeel. Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze te gebruiken. Let met name op de veiligheidsvoorschriften en algemene waarschu­wingen. Bewaar de bedieningshandleiding altijd in de buurt van de frequentieregelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn andere hulpmiddelen beschikbaar om inzicht te krijgen in geavanceerde functies van de frequentieregelaar en de bijbehorende programmering.
Goedkeuringen en certiceringen
1.4
Tabel 1.2 Goedkeuringen en
Er zijn meer goedkeuringen en certiceringen beschikbaar. Neem contact op met een Danfoss-kantoor of -partner in uw regio. Frequentieregelaars met een spanning van 525-690 V zijn slechts UL-gecerticeerd voor 525-600 V.
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 61800-5-1 ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspecieke design guide voor meer informatie.
certiceringen
LET OP
BEGRENZING UITGANGSFREQUENTIE
De programmeerhandleiding gaat dieper in op het
gebruik van parameters en bevat veel toepas­singsvoorbeelden.
De design guide biedt gedetailleerde informatie
over de mogelijkheden en functies voor het ontwerpen van motorregelsystemen.
Instructies bieden informatie voor gebruik met
optionele apparatuur.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn beschikbaar bij Danfoss. Zie drives.danfoss.com/knowledge- center/technical-documentation/ voor een overzicht.
Handleiding- en softwareversie
1.3
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1 toont de versie van de handleiding en de bijbehorende softwareversie.
Vanwege ociële exportbeperkingen is de uitgangsfre­quentie van de frequentieregelaar begrensd op 590 Hz. Neem contact op met Danfoss als meer dan 590 Hz vereist is.
1.4.1 Conformiteit met ADN
Zie ADN-conforme installatie in de design guide voor confor­miteit met het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).
Verwijdering
1.5
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Voer dergelijke apparatuur apart af volgens de geldende lokale voorschriften.
Handleidingversie Opmerkingen Softwareversie
MG21A5xx Vervangt MG21A4xx 3.23
Tabel 1.1 Handleiding- en softwareversie
4 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Veiligheid Bedieningshandleiding
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidssymbolen
2.3
2 2
Veiligheidsmaatregelen
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentiere­gelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door gekwaliceerd personeel. Deze apparatuur mag uitsluitend worden onderhouden en gerepareerd door geautoriseerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften. Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding, loadsharing of permanentmagneetmotoren. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentiere­gelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud van de
frequentieregelaar mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
Geautoriseerd personeel is gekwaliceerd personeel dat door Danfoss is opgeleid voor het onderhouden van Danfoss producten.
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 5
Veiligheid
VLT® AQUA Drive FC 202
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
22
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren die geladen kunnen blijven, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
zijn. De minimale wachttijd is 20 minuten.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of de condensatoren volledig ontladen zijn voordat u service- of reparatiewerk­zaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren wekt spanning op waardoor de eenheid elektrisch kan worden geladen; dat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of schade aan apparatuur.
Zorg dat permanentmagneetmotoren zijn
geblokkeerd om onbedoeld draaien te voorkomen.
WAARSCHUWING
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Onder bepaalde omstandigheden kan een interne fout ertoe leiden dan een component explodeert. Als de behuizing niet goed worden gesloten en vastgezet, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Gebruik de frequentieregelaar niet als de deur
openstaat of als er panelen ontbreken.
Zorg ervoor dat de behuizing tijdens bedrijf
goed is gesloten en vastgezet.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd volgens de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
VOORZICHTIG
HETE OPPERVLAKKEN
De frequentieregelaar bevat metalen componenten die ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar heet blijven. Het negeren van het waarschuwingssymbool voor hoge temperatuur (gele driehoek) op de frequentie­regelaar kan leiden tot ernstige brandwonden.
Houd er rekening mee dan interne
componenten, zoals stroomrails, ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar extreem heet kunnen zijn.
Zones aan de buitenkant die met het waarschu-
wingssymbool voor hoge temperatuur (gele driehoek) zijn gemarkeerd, zijn heet wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is en onmiddellijk na het uitschakelen.
LET OP
VEILIGHEIDSOPTIE AFSCHERMING NETVOEDING
Er is een netafschermingsoptie leverbaar voor behuizingen met beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/ Type 12). De afscherming van de netvoeding bestaat uit een afdekking die in de behuizing is geïnstalleerd en bescherming biedt tegen onbedoeld aanraken van de vermogensklemmen, volgens BGV A2,VBG-4.
6 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar die een door de netvoeding geleverd AC-ingangssignaal omzet in een variabel AC-uitgangssignaal. De frequentie en de spanning van het uitgangssignaal worden aangepast om het motortoerental of -koppel te regelen. De frequentieregelaar is ontworpen om:
Het motortoerental te regelen op basis van terugkoppeling van het systeem of externe commando's van externe
regelaars.
De systeem- en motorstatus te bewaken.
De motor te beschermen tegen overbelasting.
De frequentieregelaar is ontworpen voor gebruik in industriële en commerciële omgevingen volgens lokale wetten en normen. Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel uitmaken van een groter systeem of een grotere installatie.
LET OP
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende corrigerende maatregelen te treen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden en ­omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de voorwaarden die in hoofdstuk 10 Specicaties zijn gespeciceerd.
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
Zie Tabel 3.1 voor behuizingsgroottes en vermogensklassen van de frequentieregelaars. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor nog meer afmetingen.
3 3
Behuizingsgrootte D1h D2h D3h D4h D3h D4h
55-75 kW
(200-240 V)
Nominaal vermogen [kW]
IP NEMA Afmetingen voor transport [mm (in)]
Afmetingen frequentiere­gelaar [mm (in)] Maximumgewicht [kg (lb)] 98 (216) 164 (362) 98 (216) 164 (362) 108 (238) 179 (395)
Tabel 3.1 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen, behuizingsgrootte D1h-D4h
1) Regeneratie-, loadsharing- en remaansluitingsopties zijn niet beschikbaar voor 200-240 V-frequentieregelaars.
Hoogte 587 (23) 587 (23) 587 (23) 587 (23) 587 (23) 587 (23) Breedte 997 (39) 1170 (46) 997 (39) 1170 (46) 1230 (48) 1430 (56) Diepte 460 (18) 535 (21) 460 (18) 535 (21) 460 (18) 535 (21) Hoogte 893 (35) 1099 (43) 909 (36) 1122 (44) 1004 (40) 1268 (50) Breedte 325 (13) 420 (17) 250 (10) 350 (14) 250 (10) 350 (14) Diepte 378 (15) 378 (15) 375 (15) 375 (15) 375 (15) 375 (15)
110-160 kW (380-480 V)
75-160 kW
(525-690 V)
21/54
Type 1/12
90-160 kW (200-240 V) 200-315 kW (380-480 V) 200-400 kW (525-690 V)
21/54
Type 1/12
55-75 kW (200-240 V) 110-160 kW (380-480 V)
75-160 kW
(525-690 V)
20
Chassis
90-160 kW (200-240 V) 200-315 kW (380-480 V) 200-400 kW (525-690 V)
20
Chassis
Met regeneratie- of loadsharing-
klemmen
20
Chassis
1)
20
Chassis
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 7
Productoverzicht
Behuizingsgrootte D5h D6h D7h D8h
Nominaal vermogen [kW]
IP
33
NEMA Afmetingen voor transport [mm (in)]
Afmetingen frequentie­regelaar [mm (in)]
Maximumgewicht [kg (lb)] 449 (990) 449 (990) 530 (1168) 530 (1168)
Tabel 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen, behuizingsgrootte D5h-D8h
Hoogte 1805 (71) 1805 (71) 2490 (98) 2490 (98) Breedte 510 (20) 510 (20) 585 (23) 585 (23) Diepte 635 (25) 635 (25) 640 (25) 640 (25) Hoogte 1324 (52) 1665 (66) 1978 (78) 2284 (90) Breedte 325 (13) 325 (13) 420 (17) 420 (17) Diepte 381 (15) 381 (15) 386 (15) 406 (16)
VLT® AQUA Drive FC 202
110-160 kW
(380-480 V)
75-160 kW
(525-690 V)
21/54
Type 1/12
110-160 kW
(380-480 V)
75-160 kW
(525-690 V)
21/54
Type 1/12
200-315 kW (380-480 V) 200-400 kW (525-690 V)
21/54
Type 1/12
200-315 kW (380-480 V) 200-400 kW (525-690 V)
21/54
Type 1/12
8 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
e30bg269.10
1
3
8
4
6
7
2
5
9
10
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.3 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar
Afbeelding 3.1 toont de componenten van D1h die relevant zijn voor de installatie en inbedrijfstelling. Het binnenwerk van de D1h-frequentieregelaar is vergelijkbaar met dat van de D3h-, D5h- en D6h-frequentieregelaars. Frequentieregelaars met de contactoroptie bevatten ook een contactorklemmenblok (TB6). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor de positie van TB6.
3 3
1 LCP (lokaal bedieningspaneel) 6 Bevestigingsgaten 2 Stuurklemmen 7 Relais 1 en 2 3 Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) 8 Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W) 4 Aardklemmen voor IP 21/54 (Type 1/12) 9 Kabelklemmen 5 Hijsoog 10 Aardklemmen voor IP 20 (Chassis)
Afbeelding 3.1 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar (vergelijkbaar met D3h/D5h/D6h)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 9
2
4
10
5
12
6
7
3
11
8
9
1
e30bg271.10
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
3.4 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar
Afbeelding 3.2 toont de componenten van D2h die relevant zijn voor de installatie en inbedrijfstelling. Het binnenwerk van de D2h-frequentieregelaar is vergelijkbaar met dat van de D4h-, D7h- en D8h-frequentieregelaars. Frequentieregelaars met de contactoroptie bevatten ook een contactorklemmenblok (TB6). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor de positie van TB6.
33
1 Veldbusboveningangsset (optioneel) 7 Bevestigingsgat 2 LCP (lokaal bedieningspaneel) 8 Relais 1 en 2 3 Stuurklemmen 9 Klemmenblok voor anticondensverwarming (optioneel) 4 Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) 10 Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W) 5 Kabelklemmen 11 Aardklemmen voor IP 21/54 (Type 1/12) 6 Hijsoog 12 Aardklemmen voor IP 20 (Chassis)
Afbeelding 3.2 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar (vergelijkbaar met D4h/D7h/D8h)
10 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
2
4
10
3
9
11
12
6
7
e30bg270.10
5
1
8
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.5 Aanzicht besturingsplaat
De besturingsplaat bevat het bedieningspaneel, dat bekendstaat als het lokale bedieningspaneel of LCP. De besturingsplaat bevat ook de stuurklemmen, relais en diverse connectoren.
3 3
1 Lokaal bedieningspaneel (LCP) 7 Bevestigingsgaten 2 RS485-afsluitschakelaar 8 LCP-connector 3 USB-connector 9 Analoge schakelaars (A53, A54) 4 RS485-veldbusconnector 10 Connector analoge I/O 5 Digitale I/O en 24 V-voeding 11 Relais 1 (01, 02, 03) op voedingskaart 6 Hijsogen 12 Relais 2 (04, 05, 06) op voedingskaart
Afbeelding 3.3 Aanzicht besturingsplaat
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 11
e30bg830.10
1
2
3
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
3.6 Uitgebreide optiekasten
Als een frequentieregelaar met een van de volgende opties wordt besteld, wordt de eenheid geleverd met een optiekast om de optionele componenten in te plaatsen.
33
Afbeelding 3.4 toont een voorbeeld van een frequentiere­gelaar met een optiekast. Tabel 3.3 bevat een overzicht van de frequentieregelaars die zijn uitgerust met deze opties.
Frequentierege­laarmodel
D5h Rem, netschakelaar D6h Contactor, contactor met netschakelaar,
D7h Rem, netschakelaar, meerdraadse set D8h Contactor, contactor met netschakelaar,
Remchopper.
Netschakelaar.
Contactor.
Netschakelaar met contactor.
Circuitbreaker.
Regeneratieklemmen.
Loadsharingklemmen.
Overgedimensioneerde kabelkast.
Meerdraadse set.
Mogelijke opties
circuitbreaker
circuitbreaker, meerdraadse set
Tabel 3.3 Overzicht van uitbreidingsopties
De D7h- en D8h-frequentieregelaars zijn voorzien van een sokkel van 200 mm (7,9 in) voor vloermontage.
Op het frontpaneel van de optiekast is een veiligheidsver­grendeling aangebracht. Als de frequentieregelaar met een netschakelaar of circuitbreaker wordt geleverd, vergrendelt de veiligheidsvergrendeling de deur wanneer de frequen­tieregelaar van spanning wordt voorzien. Open voordat u de deur opent de netschakelaar of circuitbreaker om de frequentieregelaar te ontladen en verwijder daarna pas de afdekking van de optiekast.
Voor frequentieregelaars die met een netschakelaar, contactor of circuitbreaker zijn geleverd, staat op het motortypeplaatje een typecode vermeld voor vervanging zonder de betreende opties. Als de frequentieregelaar wordt vervangen, kan die los van de optiekast worden vervangen.
1 Behuizing frequentieregelaar 2 Uitgebreide optiekast 3 Sokkel
Afbeelding 3.4 Frequentieregelaar met uitgebreide optiekast (D7h)
12 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF154.11
Auto
On
Reset
Hand
On
Off
Status
Quick Menu
Main
Menu
Alarm
Log
Back
Cancel
Info
OK
Status
1(1)
0.00 A
Off Remote Stop
0.0 Hz
On
Alarm
Warn.
0.000
0.000 RPM
0.0000
A1.1
A1.2
A1.3
A2
A3
B1
B2
B4
B3
C1
C2
C3
C4 C5
D1
D2
D3
E1
E2
E3
E4
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.7 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
Het lokale bedieningspaneel (LCP) is de combinatie van display en toetsenbord aan de voorzijde van de frequentieregelaar. De term LCP verwijst naar het grasche LCP. Een numeriek lokaal bedieningspaneel (NLCP) is leverbaar als optie. Het NLCP werkt op vergelijkbare wijze als het LCP, maar er zijn wel verschillen. Zie de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over het gebruik van het NLCP.
Het LCP wordt gebruikt voor:
Besturing van de frequentieregelaar en de motor.
Toegang tot frequentieregelaarparameters en programmering van de frequentieregelaar.
Uitlezing van bedrijfsgegevens, status van de frequentieregelaar en waarschuwingen.
3 3
Afbeelding 3.5 Grasch lokaal bedieningspaneel (LCP)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 13
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
A. Display
Elke displayuitlezing is gekoppeld aan een parameter. Zie Tabel 3.4. De informatie die op het LCP wordt weergegeven, kan voor specieke toepassingen worden
D. Indicatielampjes
Indicatielampjes dienen om de status van de frequentiere­gelaar aan te duiden en een visuele indicatie van waarschuwings- of foutcondities te geven.
aangepast. Zie hoofdstuk 3.8.1.2 Q1 Persoonlijk menu.
Itemnr. Indicator Indicatie-
33
Itemnr. Parameternummer Standaardinstelling
A1.1 0-20 Referentie [Eenh.] A1.2 0-21 Analoge ingang 53 [V] A1.3 0-22 Motorstroom [A]
A2 0-23 Frequentie [Hz] A3 0-24 Terugk. [Eenh]
Tabel 3.4 Display op het LCP
D1 On Groen Gaat branden wanneer de
D2 Warn. Geel Gaat branden als er een
lampje
B. Menutoetsen
Menutoetsen dienen om toegang te krijgen tot het menu
D3 Alarm Rood Gaat branden bij een
voor de parametersetup, te schakelen tussen statusuit­leesmodi tijdens normaal bedrijf en om foutloggegevens weer te geven.
Itemnr. Toets Functie
B1 Status Geeft bedrijfsgegevens weer. B2 Quick Menu Biedt toegang tot de parameters voor
de eerste setup. Bevat ook gedetail­leerde stappen voor toepassingen. Zie hoofdstuk 3.8.1.1 Quick Menu.
B3 Main Menu Biedt toegang tot alle parameters. Zie
hoofdstuk 3.8.1.8 Modus Hoofdmenu.
B4 Alarm Log Toont een overzicht van de actieve
waarschuwingen en de laatste 10 alarmen.
Tabel 3.5 Menutoetsen op het LCP
C. Navigatietoetsen
Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmeren van functies en het verplaatsen van de displaycursor. De navigatietoetsen dienen tevens om het toerental te regelen in de lokale (handmatige) bediening. U kunt de helderheid van het display aanpassen door [Status] en de toets [▲] of
Tabel 3.7 Indicatielampjes op het LCP
E. Bedieningstoetsen en reset
De bedieningstoetsen bevinden zich onderaan het lokale bedieningspaneel.
Itemnr. Toets Functie
E1 Hand On Start de frequentieregelaar in de lokale
bediening. Een extern stopsignaal via een stuuringang of seriële communicatie onderdrukt de lokale [Hand On].
E2 O Stopt de motor maar onderbreekt de
voeding naar de frequentieregelaar niet.
E3 Reset Hiermee kunt u de frequentieregelaar
handmatig resetten nadat u een fout hebt opgeheven.
E4 Auto On Zet het systeem in de externe-
bedieningsmodus, zodat het kan reageren op een extern startcommando via stuurklemmen of seriële communicatie.
Functie
frequentieregelaar spanning krijgt van de netvoeding of een externe 24 V-voeding.
waarschuwingsconditie actief is. Op het display wordt een tekst weergegeven om het probleem aan te duiden.
foutconditie. Op het display wordt een tekst weergegeven om het probleem aan te duiden.
[▼] tegelijkertijd in te drukken.
Tabel 3.8 Bedieningstoetsen en resettoets op het LCP
Itemnr. Toets Functie
C1 Back Brengt u terug naar de vorige stap of lijst in
de menustructuur.
C2 Cancel Annuleert uw laatste wijziging of
commando, zolang de displaymodus niet is gewijzigd.
C3 Info Toont een beschrijving van de geselecteerde
functie.
C4 OK Biedt toegang tot parametergroepen of
schakelt een optie in.
C5
▲ ▼
Biedt toegang tot andere items in het
menu.
LCP-menu's
3.8
3.8.1.1 Quick Menu
De modus Snelmenu biedt een overzicht van menu's die worden gebruikt om de frequentieregelaar te congureren en te bedienen. Selecteer de modus Snelmenu door op de toets [Quick Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op het LCP-display weergegeven.
Tabel 3.6 Navigatietoetsen op het LCP
14 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF242.10
01 My Personal Menu
02 Quick Setup
05 Changes Made
06 Loggings
0.0% 0.00
Quick Menus
1(1)
07 Water and Pumps
03 Function Setups
04 Smart Start
e30bg272.10
O-** Operation / Display
1-** Load and Motor
2-** Brakes
3-** Reference / Ramps
0 RPM 0.00 A
Main Menu
1(1)
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.8.1.6 Q6 Logdata
Gebruik Q6 Logdata voor het opsporen van fouten. Selecteer Logdata voor informatie over de uitlezingen in de displayregel. De informatie wordt als graek weergegeven. Alleen de in parameter 0-20 Display Line 1.1 Small tot en met parameter 0-24 Display Line 3 Large ingestelde display­parameters kunnen worden bekeken. Er kunnen maximaal 120 voorbeelden in het geheugen worden opgeslagen voor later gebruik.
Afbeelding 3.6 Overzicht Snelmenu
3 3
Q6 Logdata
Parameter 0-20 Display Line 1.1 Small Referentie [Eenh.] Parameter 0-21 Display Line 1.2 Small Anal. ingang 53 [V] Parameter 0-22 Display Line 1.3 Small Motorstroom [A]
3.8.1.2 Q1 Persoonlijk menu
Gebruik Persoonlijk menu om te bepalen wat er op het display wordt weergegeven. Zie hoofdstuk 3.7 Lokaal bedieningspaneel (LCP). Via dit menu kunnen er maximaal 50 vooraf geprogrammeerde parameters worden weergegeven. Deze 50 parameters worden handmatig ingevoerd via parameter 0-25 My Personal Menu.
3.8.1.3 Q2 Snelle setup
De parameters die onder Q2 Snelle setup staan vermeld, bevatten elementaire systeem- en motorgegevens die altijd nodig zijn voor het congureren van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 7.2.3 Systeemgegevens invoeren voor de setupprocedures.
3.8.1.4 Q4 Smart Setup
Q4 Smart Setup leidt de gebruiker langs de typische parameterinstellingen die gebruikt worden om 1 van de volgende 3 toepassingen te congureren.
Mechanische rem.
Transportband.
Pomp/ventilator.
Gebruik de [Info]-toets om helpinformatie weer te geven over diverse keuzemogelijkheden, instellingen en meldingen.
Parameter 0-23 Display Line 2 Large Frequentie [Hz] Parameter 0-24 Display Line 3 Large Terugk. [Eenh]
Tabel 3.9 Voorbeelden gelogde parameters
3.8.1.7 Q7 Motorsetup
De parameters die onder Q7 Motorsetup staan vermeld, bevatten elementaire en geavanceerde motorgegevens die altijd nodig zijn voor het congureren van de frequentiere­gelaar. Deze optie bevat ook parameters voor de encodersetup.
3.8.1.8 Modus Hoofdmenu
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in groepen. Selecteer de modus Hoofdmenu door op de toets [Main Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op het LCP-display weergegeven.
3.8.1.5 Q5 Gemaakte wijz.
Selecteer Q5 Gemaakte wijz. voor informatie over:
de 10 laatste wijzigingen;
wijzigingen ten opzichte van de standaardin-
stelling.
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 15
Afbeelding 3.7 Weergave hoofdmenu
Alle parameterinstellingen kunnen worden gewijzigd in het hoofdmenu. Als optiekaarten zijn geïnstalleerd, zijn er meer parameters voor deze specieke optie beschikbaar.
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 177/160 A
IN: 3x380-480V 50/60Hz 171/154 A
90 kW / 125 HP, High Overload
VLT
T/C: FC-202N110T4E20H2TGC7XXSXXXXAQBXCXXXXD0 P/N: 136G7653 S/N:
123456H123
R
AQUA Drive www.danfoss.com
e30bg627.10
ASSEMBLED IN USA
Max Tamb. 55° C/131° F w/ Output Current Derating
CHASSIS / IP20 Tamb. 40° C/104° F
SCCR 100 kA at UL Voltage range 380-480 V
Listed 36U0 E70524 IND. CONT. EQ. UL Voltage range 380-480 V
CAUTION - ATTENTION:
Stored charge, wait 20 min. Charge residuelle, attendez 20 min.
See manual for special condition / mains fuse Voir manuel de conditions speciales / fusibles
WARNING - AVERTISSEMENT:
`
`
1 2
3 4
5
6
Danfoss A/S 6430 Nordborg Denmark
089
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 212/190 A
IN: 3x380-480V 50/60Hz 204/183 A
110kW / 150 HP, Normal Overload
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 315/302 A
IN: 3x380-480V 50/60Hz 304/291 A
160 kW / 250 HP, High Overload
VLT
T/C: FC-202N200T4E5MH2XJC3XXSXXXXAXBXCXXXXDX P/N: 136G7973 S/N:
123456H123
R
AQUA Drive www.danfoss.com
e30bg628.10
ASSEMBLED IN USA
Max Tamb. 55
° C/131°
F w/ Output Current Derating
Type 12 / IP54 Tamb. 40° C/104° F
SCCR 100 kA at UL Voltage range 380-480 V
Listed 36U0 E70524 IND. CONT. EQ. UL Voltage range 380-480 V
CAUTION - ATTENTION:
Stored charge, wait 20 min. Charge residuelle, attendez 20 min.
See manual for special condition / mains fuse Voir manuel de conditions speciales / fusibles
WARNING - AVERTISSEMENT:
`
`
1 2
3 4
5
6
Danfoss A/S 6430 Nordborg Denmark
Use the following Typecode to order Drive-only replacement: T/C: FC-202N200T4E5MH2XJC7XXSXXXXAXBXCXXXXDX
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 395/361 A
IN: 3x380-480V 50/60Hz 381/348 A
200 kW / 300 HP, Normal Overload
Mechanische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
4 Mechanische installatie
4.1 Geleverde artikelen
Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van de
productconguratie.
Controleer of alle artikelen zijn geleverd en of de
44
gegevens op het typeplaatje overeenkomen met de orderbevestiging. Afbeelding 4.1 en Afbeelding 4.2 tonen voorbeelden van typeplaatjes voor een D-frequentieregelaar met of zonder optiekast.
Controleer de verpakking en frequentieregelaar
op schade die is veroorzaakt door een onjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dien eventuele schadeclaims in bij de vervoerder. Bewaar beschadigde onderdelen om de claim te onderbouwen.
1 Typecode 2 Onderdeelnummer en serienummer 3 Vermogensklasse 4 Ingangsspanning, -frequentie en -stroom 5 Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom 6 Ontladingstijd
Afbeelding 4.2 Voorbeeldtypeplaatje voor frequentieregelaar met optiekast (D5h-D8h)
LET OP
VERLIES VAN GARANTIE
Verwijder het typeplaatje niet van de frequentieregelaar. Als het typeplaatje van de frequentieregelaar wordt verwijderd, kan de garantie komen te vervallen.
1 Typecode 2 Onderdeelnummer en serienummer 3 Vermogensklasse
Afbeelding 4.1 Voorbeelden van typeplaatje voor alleen een frequentieregelaar (D1h-D4h)
16 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
4 Ingangsspanning, -frequentie en -stroom 5 Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom 6 Ontladingstijd
4.2 Benodigd gereedschap
Ontvangst/lossen
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de eenheid op zijn
plaats te zetten.
Installatie
Boor met boortjes van 10 mm (0,39 in) of 12 mm
(0,47 in).
Meetlint.
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
Diverse maten kruiskop- en platkopschroeven-
draaiers.
Dopsleutel met relevante metrische doppen (7-17
mm/0,28-0,67 in).
Dopsleutelverlengstukken.
Torx-schroevendraaier (T25 en T50).
Metaalpons voor kabelgoten of kabelwartels.
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de frequentiere-
gelaar op de sokkel en op zijn plaats te zetten.
4.3 Opslag
Sla de frequentieregelaar op in een droge omgeving. Laat de apparatuur in de afgedichte verpakking staan totdat u begint met installeren. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscon- dities voor de aanbevolen omgevingstemperatuur.
Periodiek formeren (laden van de condensator) tijdens opslag is niet nodig, tenzij het product langer dan 12 maanden wordt opgeslagen.
Bedrijfsomgeving
4.4
LET OP
CONDENSATIE
Vocht kan condenseren op de elektronische componenten en kortsluiting veroorzaken. Vermijd installatie in gebieden waar vorst kan optreden. Installeer een optionele kastverwarming als de frequen­tieregelaar kouder is dan de omgevingslucht. De kans op condensatie wordt kleiner als u de frequentieregelaar in de stand-bymodus laat werken, zolang de vermogensdis­sipatie ervoor zorgt dat de circuits vrij van vocht blijven.
LET OP
EXTREME OMGEVINGSCONDITIES
Warme en koude temperaturen hebben een negatieve invloed op de prestaties en levensduur van de eenheid.
LET OP
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de omgevingsvereisten wordt voldaan, kan dat de levensduur van de frequentieregelaar bekorten. Zorg dat wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Spanning [V]
200–240 Voor hoogtes boven 3000 m (9842 ft) moet u
380–480 Voor hoogtes boven 3000 m (9842 ft) moet u
525–690 Voor hoogtes boven 2000 m (6562 ft) moet u
Tabel 4.1 Installatie op grote hoogtes
Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscondities voor gedetailleerde
omgevingsspecicaties.
Hoogtebeperkingen
contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
4.4.1 Gassen
Agressieve gassen, zoals waterstofsulde, chloor of ammoniak, kunnen de elektrische en mechanische componenten beschadigen. In de eenheid worden gecoate printkaarten toegepast om de eecten van agressieve gassen tegen te gaan. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscon- dities voor de specicaties en classicatie van vormvolgende coatings.
4.4.2 Stof
Let op de volgende punten als u de frequentieregelaar in een stoge omgeving installeert:
Periodiek onderhoud
Wanneer stof zich ophoopt op elektronische componenten, werkt dat als een isolatielaag. Deze laag vermindert de koelcapaciteit van de componenten, waardoor de componenten warmer worden. De warmere omgeving verkort de levensduur van de elektronische componenten.
Voorkom dat stof zich op het koellichaam en de ventilatoren ophoopt. Zie hoofdstuk 9 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen voor meer informatie over service en onderhoud.
Gebruik de frequentieregelaar niet in
omgevingen waar de omgevingstemperatuur hoger is dan 55 °C (131 °F).
De frequentieregelaar kan werken bij
temperaturen vanaf -10 °C (14 °F). Een juiste werking bij nominale belasting is echter alleen gegarandeerd bij temperaturen van 0 °C (32 °F) en hoger.
Als de temperatuur de limieten voor de
omgevingstemperatuur overschrijdt, is extra klimaatregeling van de kast of installatieplek noodzakelijk.
4 4
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 17
Mechanische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
Koelventilatoren
Ventilatoren zorgen voor een luchtstroom voor het koelen van de frequentieregelaar. Als ventilatoren aan een stoge omgeving worden blootgesteld, kan het stof de ventilator­lagers beschadigen, waardoor de ventilator minder lang meegaat. Stof kan zich ook ophopen op de ventilator­bladen, wat kan leiden tot een onbalans die voorkomt dat de ventilatoren de eenheid adequaat kunnen koelen.
44
4.4.3 Explosiegevaarlijke omgevingen
LET OP
SENSORBEWAKING MOTORTHERMISTOR
Frequentieregelaars met de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112-optie zijn PTB-gecerticeerd voor explosiege­vaarlijke omgevingen.
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
LET OP
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR MONTAGE
Een onjuiste montage kan leiden tot oververhitting en
WAARSCHUWING
EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVING
Installeer de frequentieregelaar niet in een explosiege­vaarlijke omgeving. Installeer de frequentieregelaar in een kast buiten deze zone. Het niet opvolgen van deze aanbevelingen vergroot de kans op ernstig of dodelijk letsel.
Systemen in explosiegevaarlijke omgevingen moeten aan speciale voorwaarden voldoen. EU-richtlijn 94/9/EG (ATEX
95)
classiceert het gebruik van elektronische apparatuur
in explosiegevaarlijke omgevingen.
Klasse d
ontstaan, binnen een beschermd gebied worden gehouden.
Klasse e verbiedt het ontstaan van vonken.
Motoren met bescherming volgens klasse d
Vereisen geen goedkeuring. Speciale bedrading en omkasting zijn wel vereist.
Motoren met bescherming volgens klasse e
Bij gebruik van een ATEX-goedgekeurde PTC-bewakings­voorziening zoals de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
hoeft de installatie geen afzonderlijke goedkeuring te hebben van een aangewezen instantie.
Motoren met bescherming volgens klasse d/e
De motor zelf biedt een ontstekingsbescherming volgens klasse d, terwijl de motorbedrading en de aansluitom­geving voldoen aan de sinuslter op de uitgang van de frequentieregelaar om de hoge piekspanning af te zwakken.
Gebruik het volgende als u de frequentieregelaar in een explosiegevaarlijke omgeving gebruikt:
Motoren met ontstekingsbescherming volgens
klasse d of e.
PTC-temperatuursensoren om de motortempe-
ratuur te bewaken.
Korte motorkabels.
Sinuslters als er geen afgeschermde motorkabels
worden gebruikt.
speciceert dat vonken die eventueel
e-classicatie. Gebruik een
lagere prestaties. Zorg dat u voldoet aan alle vereisten voor installatie en koeling.
Installatievereisten
Zorg voor stabiliteit van de eenheid door de
eenheid verticaal op een stevige, vlakke ondergrond te monteren.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
gewicht van de eenheid kan dragen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
mogelijk maakt om de deur van de behuizing te openen. Zie hoofdstuk 10.8 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
Zorg voor voldoende ruimte rondom de eenheid
in verband met de luchtstroom voor koeling.
Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.
Houd de motorkabels zo kort mogelijk. Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties.
Verzeker u ervan dat de locatie voldoende ruimte
biedt voor kabeldoorvoer onderaan de eenheid.
Vereisten ten aanzien van koeling en luchtstroom
Zorg voor vrije ruimte boven en onder de
eenheid in verband met luchtkoeling. Vereiste vrije ruimte: 225 mm (9 in).
Bij temperaturen vanaf 45 °C (113 °F) tot 50 °C
(122 °F) en bij hoogtes vanaf 1000 m (3300 ft) boven zeeniveau is reductie noodzakelijk. Zie de productspecieke design guide voor meer informatie.
De frequentieregelaar gebruikt backchannelkoeling om de koellucht voor het koellichaam te circuleren. Het koelkanaal voert ongeveer 90% van de warmte af via het backchannel van de frequentieregelaar. Het afvoeren van de backchannellucht vanuit het paneel of de ruimte is mogelijk via de volgende sets:
18 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BE566.11
65° min
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
Kanaalkoeling. Voor IP 20/Chassis-frequentiere-
gelaars in Rittal-kasten zijn er backchannelkoelsets leverbaar om de lucht vanuit het paneel naar buiten te leiden. Het gebruik van een set beperkt de warmte in het paneel en maakt het mogelijk om op de behuizing kleinere deurventilatoren te gebruiken.
Koeling aan achterzijde (boven- en onderafdek-
kingen). De koellucht vanuit het backchannel kan naar buiten worden geleid, zodat de warmte van het backchannel niet naar de regelkamer wordt afgevoerd.
ZWARE LAST
Niet-gebalanceerde lasten kunnen vallen of kantelen. Als u bij het hijsen niet de juiste voorzorgsmaatregelen treft, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur.
LET OP
Voor deze behuizing zijn een of meer deurventilatoren nodig om de warmte af te voeren die niet via het backchannel van de frequentieregelaar wordt afgevoerd. De ventilatoren voeren ook extra verliezen af die afkomstig zijn van andere componenten die in de frequentieregelaar zijn geïnstalleerd.
Verzeker u ervan dat de ventilatoren zorgen voor een adequate luchtstroom over het koellichaam. Bereken de totale benodigde luchtstroom om het juiste aantal ventilatoren te bepalen. De luchtstroomsnelheid wordt aangegeven in Tabel 4.2.
Behuizings­grootte
D1h/D3h/D5h/ D6h
D2h/D4h/D7h/ D8h
Deurven­tilator/ ventilator bovenzijde
102 m³/h (60 CFM)
204 m³/h (120 CFM)
Vermogen Ventilator
koellichaam
90-110 kW, 380-480 V 75-132 kW, 525-690 V 132 kW, 380-480 V Alle, 200-240 V 840 m³/h (500
160 kW, 380-480 V 160 kW, 525-690 V Alle, 200-240 V 840 m³/h (500
420 m³/h (250 CFM) 420 m³/h (250 CFM) 840 m³/h (500 CFM)
CFM) 420 m³/h (250 CFM) 420 m³/h (250 CFM)
CFM)
WAARSCHUWING
Verplaats de eenheid met behulp van een takel,
kraan, vorkheftruck of ander hijsmiddel met de juiste hefcapaciteit. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen voor het gewicht van de frequentie-
regelaar.
Als u verzuimt om het zwaartepunt en de juiste
positie van de last te bepalen, kan de last tijdens het hijsen en verplaatsen onverwachts gaan schuiven. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor de afmetingen en het zwaartepunt.
De hoek tussen de bovenkant van de frequen-
tieregelaarmodule en de hijskabels is van invloed op de maximale laadkracht op de kabel. Deze hoek moet 65° of meer bedragen. Zie Afbeelding 4.3. Kies hijskabels van de juiste maat en bevestig ze op de juiste wijze.
Loop niet onder hangende lasten door.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals
handschoenen, een veiligheidsbril en veilig­heidsschoeisel om letsel te voorkomen.
4 4
Tabel 4.2 Luchtstroom
De frequentieregelaar hijsen
4.6
Hijs de frequentieregelaar altijd op met behulp van de aanwezige oogbouten bovenaan de frequentieregelaar. Zie Afbeelding 4.3.
Afbeelding 4.3 De frequentieregelaar hijsen
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 19
1
2
e30bg284.10
1
130BF662.10
2
Mechanische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
4.7 De frequentieregelaar monteren
Afhankelijk van het frequentieregelaarmodel en de conguratie kan de frequentieregelaar op de vloer of aan de wand worden gemonteerd.
De frequentieregelaarmodellen D1h-D2h en D5h-D8h zijn geschikt voor vloermontage. Op de vloer gemonteerde frequentieregelaars vereisen vrije ruimte onder de frequen-
44
tieregelaar in verband met luchtcirculatie. Om in die ruimte te voorzien, kunnen de frequentieregelaars op een sokkel worden gemonteerd. De D7h- en D8h-frequentieregelaars zijn voorzien van een standaardsokkel. Voor frequentiere­gelaars in andere D-behuizingsgroottes zijn optionele sokkelsets leverbaar.
1 Kabeldoorvoergat 2 Metalen wartelplaat
Frequentieregelaars met behuizingsgrootte D1h-D6h zijn geschikt voor wandmontage. De frequentieregelaarmo­dellen D3h en D4h zijn frequentieregelaars van het type IP 20/Chassis en kunnen naar keuze aan de wand of op een montageplaat in een kast worden gemonteerd.
Kabeldoorvoeren maken
Maak kabeldoorvoeren in de wartelplaat en installeer deze onderaan de frequentieregelaar voordat u de sokkel bevestigt of de frequentieregelaar monteert. De wartelplaat voorziet in toegang voor de doorvoer van netvoedings- en motorkabels, waarbij de beschermings­klasse IP 21/IP 54 (Type 1/Type 12) wordt gehandhaafd. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor de afmetingen van wartelplaten.
Gebruik een metaalpons om kabeldoorvoergaten
in de wartelplaat aan te brengen als de wartelplaat een metalen plaat is. Breng kabelwartels aan in de gaten. Zie Afbeelding 4.4.
Verwijder bij kunststof wartelplaten de benodigde
uitbreekpoorten om de kabels door te voeren. Zie Afbeelding 4.5.
Afbeelding 4.4 Kabeldoorvoeren in wartelplaat van plaatmetaal
1 Kunststof uitbreekpoorten 2 Uitbreekpoorten verwijderd voor kabeldoorvoer
Afbeelding 4.5 Kabeldoorvoeren in wartelplaat van kunststof
De frequentieregelaar op de sokkel bevestigen
Volg onderstaande stappen om een standaardsokkel te installeren. Raadpleeg voor het installeren van een optionele sokkelset de instructies die bij de set zijn geleverd. Zie Afbeelding 4.6.
1. Draai 4 M5-schroeven los en verwijder het frontpaneel van de sokkel.
2. Bevestig 2 M10-moeren op de draadstangen aan
20 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
de achterzijde van de sokkel om die op het backchannel van de frequentieregelaar vast te zetten.
3. Bevestig 2 M5-schroeven via de achterste ens van de sokkel in de sokkelmontagebeugel op de frequentieregelaar.
e30bg484.10
1
3
4
5
6
7
8
9
10
2
200 (7.9)
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4. Bevestig 4 M5-schroeven door de voorste ens van de sokkel heen in de bevestigingsgaten in de wartelplaat.
4 4
1 Wandafstandhouder voor sokkel 6 Achterste ens van sokkel 2 Bevestigingssleuven 7 M5-schroef (te bevestigen via achterste ens) 3 Montageens bovenaan frequentieregelaar 8 Voorste ens van sokkel 4 Bevestigingsgaten 9 Frontpaneel sokkel 5 M10-moeren (te bevestigen aan draadstangen) 10 M5-schroef (te bevestigen via voorste ens)
Afbeelding 4.6 Sokkelmontage bij D7h/D8h-frequentieregelaars
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 21
1
2
e30bg289.10
1
2
e30bg288.10
Mechanische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
De frequentieregelaar op de vloer monteren
Volg onderstaande stappen om de sokkel op de vloer vast te zetten (na bevestiging van de frequentieregelaar aan de sokkel).
1. Bevestig 4 M10-bouten in de bevestigingsgaten in de onderkant van de sokkel, om hem op de vloer te vast te zetten. Zie Afbeelding 4.7.
2. Plaats het frontpaneel van de sokkel terug en zet
44
het vast met 4 M5-schroeven. Zie Afbeelding 4.6.
3. Schuif de wandafstandhouders voor de sokkel achter de montageens bovenaan de frequentie­regelaar. Zie Afbeelding 4.6.
4. Bevestig 2-4 M10-bouten in de bevestigingsgaten bovenaan de frequentieregelaar, om hem aan de wand te vast te zetten. Gebruik 1 bout voor elk bevestigingsgat. Het exacte aantal hangt af van de behuizingsgrootte. Zie Afbeelding 4.6.
1 Bevestigingsgaten 2 Onderkant sokkel
Afbeelding 4.7 Bevestigingsgaten sokkel op vloer
1 Bovenste bevestigingsgaten 2 Onderste bevestigingssleuven
Afbeelding 4.8 Bevestigingsgaten frequentieregelaar aan wand
De frequentieregelaar aan de wand bevestigen
Volg onderstaande stappen om een frequentieregelaar aan de wand te bevestigen. Zie Afbeelding 4.8.
1. Bevestig 2 M10-bouten zo in de wand dat ze zijn uitgelijnd met de bevestigingssleuven onderaan de frequentieregelaar.
2. Schuif de bevestigingssleuven over de M10­bouten.
3. Kantel de frequentieregelaar tegen de wand aan en zet de bovenkant met 2 M10-bouten vast in de bevestigingsgaten.
22 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 Elektrische installatie
5.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsin­structies.
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Houd motorkabels van elkaar gescheiden of
gebruik afgeschermde kabels.
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
(lockout).
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de aardgeleider en daardoor leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag aan de voedingszijde van dit product uitsluitend een RCD van type B worden gebruikt.
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei­liging tussen de frequentieregelaar en de motor, is vereist voor toepassingen met meerdere motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als deze zekeringen niet in de fabriek zijn aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie de maximale zekeringgrootte in hoofdstuk 10.7 Zekeringen en circuitbreakers.
Draadtype en -specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
VOORZICHTIG
SCHADE AAN EIGENDOMMEN
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen deel uit van de standaardinstellingen. Om die functie toe te voegen, stelt u parameter 1-90 Motor Thermal Protection in op [ETR-uitsch.] of [ETR-waarsch]. Voor de Noord-Amerikaanse markt: de ETR-functie biedt bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van de motor volgens NEC. Als u parameter 1-90 Motor Thermal Protection niet op [ETR-uitsch.] of [ETR-waarsch.] instelt, betekent dit dat de motor niet wordt beschermd tegen overbelasting en dat er schade aan eigendommen kan ontstaan als de motor oververhit raakt.
5.2 EMC-correcte installatie
Om een EMC-correcte installatie uit te voeren, volgt u de instructies in:
Hoofdstuk 5.3 Bedradingsschema.
Hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde.
Hoofdstuk 5.5 De motor aansluiten.
Hoofdstuk 5.6 De netvoeding aansluiten.
LET OP
AFSCHERMING MET GEDRAAIDE UITEINDEN (PIGTAILS)
Gedraaide uiteinden (pigtails) van de afscherming verhogen de impedantie van de afscherming bij hogere frequenties, waardoor het afschermingseect afneemt en de lekstroom toeneemt. Gebruik geïntegreerde afscher­mingsklemmen om montage met een afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails) te vermijden.
Bij gebruik van afgeschermde kabels voor relais,
stuurkabels, signaalinterface, veldbus of rem moet u de afscherming aan beide uiteinden op de behuizing aansluiten. Als het pad naar aarde een hoge impedantie heeft of stroomvoerend is, moet u de aansluiting van de afscherming aan 1 kant onderbreken om aardlussen te vermijden.
5 5
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 23
Elektrische installatie
Voer de stromen naar de eenheid terug met
behulp van een metalen montageplaat. Zorg voor een goed elektrisch contact van de montageplaat, via de montagebouten, naar het chassis van de frequentieregelaar.
Gebruik afgeschermde kabels voor motoruit-
gangskabels. Een andere mogelijkheid is het gebruik van niet-afgeschermde motorkabels in een kabelgoot.
VLT® AQUA Drive FC 202
LET OP
NALEVING PELV-EISEN
Voorkom elektrische schokken door gebruik te maken van een elektrische voeding van het type extra lage spanning (PELV – Protective Extra Low Voltage) en te voldoen aan lokale en nationale PELV-voorschriften.
LET OP
AFGESCHERMDE KABELS
55
Als er geen afgeschermde kabels of metalen kabelgoten worden gebruikt, voldoen de eenheid en de installatie niet aan de voorgeschreven limieten voor radiofrequente (RF) emissie.
Zorg dat de motorkabels en remkabels zo kort
mogelijk worden gehouden, om het interferentie­niveau van het totale systeem te beperken.
Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast
motorkabels en remweerstandskabels worden geïnstalleerd.
Volg de
protocollen op voor communicatie- en stuurlijnen. Danfoss adviseert het gebruik van afgeschermde kabels.
Zorg dat alle stuurklemaansluitingen voldoen aan
PELV.
specieke normen voor communicatie-
LET OP
EMC-STORINGEN
Gebruik afzonderlijke, afgeschermde kabels voor motor­en stuurkabels en afzonderlijke kabels voor netvoeding, motorkabels en stuurkabels. Als voedings-, motor- en stuurkabels niet van elkaar worden gescheiden, kan dat resulteren in een onbedoelde werking of verminderde prestaties. De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
LET OP
INSTALLATIE OP GROTE HOOGTE
Er bestaat een kans op overspanning. De scheiding tussen componenten en kritische delen is mogelijk onvoldoende en voldoet mogelijk niet aan de PELV­vereisten. Beperk de kans op overspanning door gebruik te maken van externe beschermende apparatuur of galvanische scheiding. Neem voor installaties op hoogtes boven 2000 m (6500 ft) contact op met Danfoss in verband met PELV-confor­miteit.
24 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
e30bf228.11
L1 L2 L3
PE
PE
u
v
w
2
1
3
5
16
17
18
14
12
8
7
10
9
4
11
13
4
6
15
90
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 PLC 10 Netkabel (niet-afgeschermd) 2 Vereeningskabel van minimaal 16 mm² (6 AWG) 11 Uitgangscontactor en soortgelijke opties 3 Stuurkabels 12 Kabelisolatie gestript 4 De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet
minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen. 5 Netvoeding 14 Remweerstand 6 Blank (ongelakt) oppervlak 15 Metalen aansluitdoos 7 Tandveerringen 16 Aansluiting naar motor 8 Remkabel (afgeschermd) 17 Motor 9 Motorkabel (afgeschermd) 18 EMC-kabelwartel
Afbeelding 5.1 Voorbeeld van correcte EMC-installatie
13 Gemeenschappelijke aardingsrail (volg de nationale en lokale
voorschriften voor aarding van de behuizing op)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 25
e30bf111.12
230 V AC
50/60 Hz
TB5R1Regen +
Regen -
83
Regen (optional)
12Brake temperature
(NC)
Space heater (optional)
91 (L1)
92 (L2)
93 (L3)PE88 (-)
89 (+)
50 (+10 V OUT)
53 (A IN)
54 (A IN)
55 (COM A IN)
0/4-20 mA
12 (+24 V OUT)
13 (+24 V OUT)
18 (D IN)
20
(COM D IN)
15 mA
200 mA
(U) 96
(V) 97
(W) 98
(PE) 99
(COM A OUT) 39
(A OUT) 42
0/4-20 mA
03
+10 V DC
-10 V DC to +10 V DC
0/4-20 mA
24 V DC
02
01
05
04
06
240 V AC, 2A
24 V (NPN)
0 V (PNP)
0 V (PNP)
24 V (NPN)
19 (D IN)
24 V (NPN)
0 V (PNP)
27
24V
0V
(D IN/OUT)
0 V (PNP)
24 V (NPN)
(D IN/OUT)
0V
24V
29
24 V (NPN)
0 V (PNP)
0 V (PNP)
24 V (NPN)
33 (D IN)
32 (D IN)
1
2
ON
A53 U-I (S201)
ON 2
1
A54 U-I (S202)
ON=0/4-20 mA
OFF=0 to ±10 V
95
400 V AC, 2A
P 5-00
(R+) 82
(R-) 81
37 (D IN)
2)
+-+
-
(P RS485) 68
(N RS485) 69
(COM RS485) 61
0V5VS801
RS485
RS485
2
1
ON
S801/Bus Term.
OFF-ON
3-phase
power
input
Load share
Switch mode
power supply
Motor
Analog output
interface
Relay1
Relay2
ON=Terminated
OFF=Open
Brake
resistor
(NPN) = Sink
(PNP) = Source
===
240 V AC, 2A
400 V AC, 2A
-10 V DC to +10 V DC
10 V DC
(optional)
(optional)
TB6 Contactor
1)
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
5.3 Bedradingsschema
55
Afbeelding 5.2 Eenvoudig bedradingsschema
1) TB6-contactor is alleen aanwezig in D6h- en D8h-frequentieregelaars met een contactoroptie.
2) Klem 37 (optioneel) wordt gebruikt voor Safe Torque O. Zie VLT® frequentieregelaars - Safe Torque O Bedieningshandleiding voor meer informatie.
26 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.4 Aansluiten op aarde
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door een erkende elektrisch installateur.
Voor elektrische veiligheid
Aard de frequentieregelaar volgens de relevante normen en richtlijnen.
Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor de voedende bekabeling, de motorbekabeling en de stuurkabels.
Aard een frequentieregelaar niet op een andere, bv. door de aardverbindingen door te lussen.
Houd de aarddraadverbindingen zo kort mogelijk.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfabrikant op.
Minimale kabeldoorsnede: 10 mm² (6 AWG) (of 2 nominale aarddraden die afzonderlijk zijn aangesloten).
Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
Voor een EMC-correcte installatie
Zorg voor elektrisch contact tussen de kabelafscherming en de behuizing van de frequentieregelaar met behulp
van metalen kabelwartels of de klemmen die op de apparatuur aanwezig zijn.
Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad, high-strand wire) om snelle elektrische transiënten te beperken.
Gebruik geen afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails).
LET OP
POTENTIAALVEREFFENING
Er bestaat een risico op snelle elektrische transiënten wanneer de aardpotentiaal van de frequentieregelaar niet overeenkomt met de aardpotentiaal van het regelsysteem. Installeer vereeningskabels tussen de systeemcompo­nenten. Aanbevolen kabeldoorsnede: 16 mm² (5 AWG).
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 27
e30bg266.10
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
Afbeelding 5.3 Aardklemmen (D1h weergegeven)
28 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.5 De motor aansluiten
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Door geïnduceerde spanning vanuit motoruitgangskabels die bij elkaar in de buurt lopen, kunnen de condensatoren van de apparatuur worden opgeladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op. Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties
voor de maximale draaddiktes.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfabrikant op.
Onderaan eenheden van het type IP 21 (NEMA 1/12) en hoger zijn uitbreekpoorten of toegangspanelen
aangebracht voor het aansluiten van de motorkabels.
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat (voor bv. Dahlandermotor of sleepringmotor) aan tussen de
frequentieregelaar en de motor.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde aardklem volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde. Zie Afbeelding 5.4.
4. Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U), 97 (V) en 98 (W). Zie Afbeelding 5.4.
5. Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 29
e30bg268.10
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
Afbeelding 5.4 Motorklemmen (D1h weergegeven)
30 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.6 De netvoeding aansluiten
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de ingangsstroom van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 10.1 Elektrische
gegevens voor de maximale draaddiktes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde aardklem volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde.
4. Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klem R, S en T. Zie Afbeelding 5.5.
5. Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
6. Als de frequentieregelaar wordt gevoed via een geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u ervoor zorgen dat parameter 14-50 RFI Filter is ingesteld op [0] Uit om schade aan de DC-tussenkring te voorkomen en de aardcapaciteitsstromen te beperken.
LET OP
UITGANGSCONTACTOR
Danfoss raadt het af om een uitgangscontactor te gebruiken voor 525-690 V-frequentieregelaars die zijn aangesloten op een IT-net.
5 5
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 31
e30bg267.10
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
Afbeelding 5.5 Netklemmen (D1h weergegeven). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor een gedetailleerde weergave van de klemmen.
32 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.7 Regeneratie-/loadsharingklemmen aansluiten
De optionele regeneratie-/loadsharingklemmen bevinden zich bovenaan de frequentieregelaar. Voor frequentieregelaars met een IP 21/IP 54-behuizing wordt de bedrading door een afdekking rondom de klemmen gevoerd. Zie Afbeelding 5.5.
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de stroom van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 10.1 Elektrische
gegevens voor de maximale draaddiktes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1. Verwijder 2 stekkers (voor boven- dan wel zijinvoer) van de klemafdekking.
2. Plaats kabelaansluitingen in de gaten in de klemafdekking.
3. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
4. Voer de gestripte kabel door de aansluitingen.
5. Sluit de DC(+)-kabel aan op de DC(+)-klem en zet hem vast met 1 M10-schroef.
6. Sluit de DC(-)-kabel aan op de DC(-)-klem en zet hem vast met 1 M10-schroef.
7. Haal de klemmen aan volgens hoofdstuk 10.8.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 33
e30bg485.10
244 (9.6)
101 (4.0)
125 (4.9)
14 (0.6)
32 (1.3)
16 (0.6)
125 (4.9)
95 (3.7)
236 (9.3)
87 (3.4)
1
2
3
6
7
8
9
11
4
5
10
12
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Openingen bovenaan voor regeneratie-/loadsharingklemmen 7 DC(+)-klem 2 Klemafdekking 8 DC(-)-klem 3 Openingen zijkant voor regeneratie-/loadsharingklemmen 9 Gat voor M10-schroef 4 Bovenaanzicht 10 Close-upweergave 5 Zijaanzicht 11 Regeneratie-/loadsharingklemmen 6 Aanzicht zonder afdekking 12 Vooraanzicht
Afbeelding 5.6 Regeneratie-/loadsharingklemmen in behuizingsgrootte D
34 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
88 (3.5)
0.0
200 (7.9)
130BF342.10
0.0
94 (3.7)
293 (11.5)
263 (10.4)
33 (1.3)
62 (2.4)
101 (4.0)
140 (5.5)
163 (6.4)
185 (7.3)
224 (8.8)
2
1
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8 Klemafmetingen
5.8.1 Klemafmetingen D1h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Aardklemmen
Afbeelding 5.7 Klemafmetingen D1h (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 35
130BF343.10
244 (9.6)
272 (10.7)
0.0
0.0
1 2
M10
M10
32 (1.3)
13 (0.5)
32 (1.3)
13 (0.5)
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 2 Motorklemmen
Afbeelding 5.8 Klemafmetingen D1h (zijaanzicht)
36 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF345.10
143 (5.6)
168 (6.6)
331 (13.0)
211 (8.3)
168 (6.6)
143 (5.6)
42 (1.6)
68 (2.7)
126 (5.0)
184 (7.2)
246 (9.7)
300 (11.8)
354 (13.9)
378 (14.9)
0.0
0.0
2
1
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.2 Klemafmetingen D2h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Aardklemmen
Afbeelding 5.9 Klemafmetingen D2h (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 37
130BF346.10
0.0
0.0
1 2
255 (10.0)
284 (11.2)
M10
15 (0.6)
38 (1.5)
19 (0.8)
15 (0.6)
18 (0.7)
35 (1.4)
M10
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 2 Motorklemmen
Afbeelding 5.10 Klemafmetingen D2h (zijaanzicht)
38 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF341.10
83 (3.3)
0.0
188 (7.4)
22 (0.9)
62 (2.4)
101 (4.0)
145 (5.7)
184 (7.2)
223 (8.8)
152 (6.0)
217 (8.5)
292 (11.5)
0.0
2
1
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.3 Klemafmetingen D3h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.11 Klemafmetingen D3h (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 39
M10
13 (0.5)
32 (1.3)
59 (2.3)
12 (0.5)
10 (0.4)
38 (1.5)
M10
244 (9.6)
290 (11.4)
272 (10.7)
130BF344.10
0.0
0.0
3
2
1
5
4
6
7
M10
13 (0.5)
32 (1.3)
145 (5.7)
182 (7.2)
3X M8x18
0
0
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 en 6 Onderste rem-/regeneratieklemmen 3 en 5 Netklemmen 2 en 7 Motorklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.12 Klemafmetingen D3h (zijaanzicht)
40 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
33 (1.3)
91 (3.6)
149 (5.8)
211 (8.3)
265 (10.4)
319 (12.6)
200 (7.9)
319 (12.6)
376 (14.8)
293 (11.5)
237 (9.3)
130BF347.10
0.0
o.o
1
3
2
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.4 Klemafmetingen D4h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.13 Klemafmetingen D4h (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 41
5
4
6
7
91 (3.6)
13 (0.5)
200 (7.9)
259 (10.2)
3X M10X20
0
0
M10
19 (0.8)
38 (1.5)
255 (10.0)
306 (12.1)
284 (11.2)
130BF348.10
0.0
0.0
3
2
1
M10
22 (0.9)
35 (1.4)
15 (0.6)
18 (0.7)
M10
16 (0.6)
32 (1.3)
19 (0.7)
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 en 6 Rem-/regeneratieklemmen 3 en 5 Netklemmen 2 en 7 Motorklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.14 Klemafmetingen D4h (zijaanzicht)
42 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF349.10
0.0
0.0
45 (1.8)
46 (1.8)
99 (3.9)
153 (6.0)
146 (5.8)
182 (7.2)
193 (7.6)
249 (9.8)
221 (8.7)
260 (10.2)
118 (4.6)
148 (5.8)
90 (3.6)
196 (7.7)
227 (9.0)
221 (8.7)
3
4
2
1
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.5 Klemafmetingen D5h
5 5
1 Netklemmen 3 Remklemmen 2 Aardklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.15 Klemafmetingen D5h met netschakelaaroptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 43
0.0
0.0
113 (4.4)
206 (8.1)
130BF350.10
1
3
2
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.16 Klemafmetingen D5h met netschakelaaroptie (zijaanzicht)
44 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF351.10
1
2
0.0
33 (1.3)
0.0
62 (2.4)
101 (4.0)
140 (5.5)
163 (6.4)
185 (7.3)
191 (7.5)
224 (8.8)
256 (10.1)
263 (10.4)
293 (11.5)
511 (20.1)
517 (20.4)
623 (24.5)
727 (28.6)
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.17 Klemafmetingen D5h met remoptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 45
130BF352.10
246 (9.7)
293 (11.5)
274 (10.8)
0.0
0.0
2
1
3
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Remklemmen 3 Motorklemmen 2 Netklemmen
Afbeelding 5.18 Klemafmetingen D5h met remoptie (zijaanzicht)
46 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF353.10
0.0
96 (3.8)
195 (7.7)
227 (8.9)
123 (4.8)
153 (6.0)
458 (18.0)
0.0
46 (1.8)
50 (2.0)
99 (3.9)
147 (5.8)
182 (7.2)
193 (7.6)
221 (8.7)
249 (9.8)
260 (10.2)
146 (5.8)
3
2
1
4
5
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.6 Klemafmetingen D6h
5 5
1 Netklemmen 4 Remklemmen 2 Aardklemmen 5 Motorklemmen 3 TB6-klemmenblok voor contactor
Afbeelding 5.19 Klemafmetingen D6h met contactoroptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 47
e30bf354.10
0.0
0.0
123
286 (11.2)
113 (4.4)
206 (8.1)
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.20 Klemafmetingen D6h met contactoroptie (zijaanzicht)
48 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF355.10
99 (3.9)
153 (6.0)
0.0
225 (8.9)
45 (1.8)
0.0
4
1
2
5
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 4 Remklemmen 2 Aardklemmen 5 Motorklemmen 3 TB6-klemmenblok voor contactor
Afbeelding 5.21 Klemafmetingen D6h met contactor- en netschakelaaropties (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 49
130BF356.10
0.0
286 (11.2)
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Remklemmen 3 Motorklemmen 2 Netklemmen
Afbeelding 5.22 Klemafmetingen D6h met contactor- en netschakelaaropties (zijaanzicht)
50 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF357.10
467 (18.4)
0.0
52 (2.1)
0.0
99 (3.9)
145 (5.7)
1
2
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Remklemmen 2 Aardklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.23 Klemafmetingen D6h met circuitbreakeroptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 51
130BF358.10
163 (6.4)
0.0
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.24 Klemafmetingen D6h met circuitbreakeroptie (zijaanzicht)
52 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF359.10
0.0
0.0
2
1
372 (14.7)
412 (16.2)
395 (15.6)
515 (20.3)
66 (2.6)
95 (3.7)
131 (5.1)
151 (5.9)
195 (7.7)
238 (9.4)
292 (11.5)
346 (13.6)
49 (1.9)
198 (7.8)
368 (14.5)
545 (21.4)
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.7 Klemafmetingen D7h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen 4 Aardklemmen
Afbeelding 5.25 Klemafmetingen D7h met netschakelaaroptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 53
0.0
130BF360.10
119 (4.7)
276 (10.9)
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.26 Klemafmetingen D7h met netschakelaaroptie (zijaanzicht)
54 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF361.10
0.0
66 (2.6)
123 (4.9)
181 (7.1)
243 (9.6)
269 (10.6)
297 (11.7)
325 (12.8)
351 (13.8)
40 (1.6)
0.0
1009 (39.7)
1034 (40.7)
1082 (42.6)
1202 (47.3)
1260 (49.6)
375 (14.8)
2
1
3 4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Remklemmen 2 Aardklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.27 Klemafmetingen D7h met remoptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 55
130BF362.10
290 (11.4)
0.0
257 (10.1)
309 (12.1)
0.0
2
1
3
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Remklemmen 3 Motorklemmen 2 Netklemmen
Afbeelding 5.28 Klemafmetingen D7h met remoptie (zijaanzicht)
56 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
69 (2.7)
0.0
123 (4.9)
177 (7.0)
238 (9.4)
292 (11.5)
346 (13.6)
49 (1.9)
378 (14.9)
198 (7.8)
378 (14.9)
0.0
418 (16.5)
898 (35.3)
401 (15.8)
521 (20.5)
95 (3.7)
151 (5.9)
130BF367.10
1
2
3
4
5
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.8 Klemafmetingen D8h
5 5
1 Netklemmen 4 TB6-klemmenblok voor contactor 2 Remklemmen 5 Motorklemmen 3 Aardklemmen
Afbeelding 5.29 Klemafmetingen D8h met contactoroptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 57
130BF368.10
119 (4.7)
0.0
252 (9.9)
127 (5.0)
0.0
1
32
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.30 Klemafmetingen D8h met contactoroptie (zijaanzicht)
58 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF369.10
567 (22.3)
0.0
58 (2.3)
0.0
123 (4.9)
188 (7.4)
1
2
3
4
5
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 4 TB6-klemmenblok voor contactor 2 Remklemmen 5 Motorklemmen 3 Aardklemmen
Afbeelding 5.31 Klemafmetingen D8h met contactor- en netschakelaaropties (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 59
130BF370.10
246 (9.7)
0.0
1
2
3
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.32 Klemafmetingen D8h met contactor- en netschakelaaropties (zijaanzicht)
60 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
1
2
3
4
605 (23.8)
85 (3.3)
154 (6.1)
224 (8.8)
0
0
130BF371.10
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 Netklemmen 3 Aardklemmen 2 Remklemmen 4 Motorklemmen
Afbeelding 5.33 Klemafmetingen D8h met circuitbreakeroptie (vooraanzicht)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 61
202 (8.0)
130BF372.10
0.0
1
2
3
1
3
2
M10
20 (0.8)
15 (0.6)
40 (1.6)
M10
15 (0.6)
16 (0.6)
32 (1.3)
M10
20
14 (0.5)
18 (0.7)
(0.8)
35 (1.4)
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Remklemmen
Afbeelding 5.34 Klemafmetingen D8h met circuitbreakeroptie (zijaanzicht)
62 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
130BF144.10
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
39696861 42 50 53 54 55
130BF145.10
1
2
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.9 Stuurkabels
Alle klemmen naar de stuurkabels bevinden zich onder het LCP in de frequentieregelaar. De stuurklemmen zijn bereikbaar door de deur te openen (D1h/D2h/D5h/D6h/D7h/D8h) of door het frontpaneel te verwijderen (D3h/D4h).
5.9.1 Stuurkabelroute
Isoleer stuurkabels van hoogvermogencompo-
nenten in de frequentieregelaar.
Bind alle stuurkabels na plaatsing vast.
Sluit afschermingen aan om te zorgen voor
optimale elektrische immuniteit.
Wanneer een thermistor op de frequentieregelaar
wordt aangesloten, moet u ervoor zorgen dat de stuurkabels van de thermistor afgeschermd en versterkt/dubbel geïsoleerd zijn. Het gebruik van een 24 V DC-voeding wordt aanbevolen.
Aansluiting veldbus
Er moeten aansluitingen worden gemaakt naar alle relevante opties op de stuurkaart. Zie de relevante veldbu­sinstructies voor meer informatie. De kabel moet in de eenheid langs andere stuurkabels worden geleid en worden vastgezet.
5.9.2 Stuurklemtypen
Afbeelding 5.35 toont de verwijderbare connectoren van de frequentieregelaar. In Tabel 5.1 Tabel 5.3 vindt u een overzicht van de functies en standaardinstellingen van de klemmen.
1 Klemmen voor seriële communicatie 2 Digitale in-/uitgangsklemmen 3 Analoge in-/uitgangsklemmen
Afbeelding 5.36 Klemnummers zoals aangegeven op de connectoren
Klem Parameter Standaard-
instelling
61 Geïntegreerd RC-lter
68 (+) Parametergroep
8-3* FC-
poortinst.
69 (-) Parametergroep
8-3* FC-
poortinst.
RS485-interface. Op
Beschrijving
voor kabelaf­scherming. UITSLUITEND voor het aansluiten van de afscherming in geval van EMC-problemen.
de stuurkaart is een schakelaar (BUS TER.) aanwezig die als afsluitweerstand voor de bus kan worden gebruikt. Zie Afbeelding 5.40.
5 5
Tabel 5.1 Beschrijving klemmen voor seriële communicatie
Digitale in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
12, 13 +24 V DC 24 V DC-voedings-
Afbeelding 5.35 Stuurklemposities
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 63
Beschrijving
spanning voor digitale ingangen en externe transductoren. De maximale uitgangs­stroom bedraagt 200 mA voor alle 24 V­belastingen.
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
Digitale in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
18 Parameter 5-10
Terminal 18
Digital Input
19 Parameter 5-11
Terminal 19
Digital Input
32 Parameter 5-14
Terminal 32
Digital Input
55
33 Parameter 5-15
Terminal 33
Digital Input
27 Parameter 5-12
Terminal 27
Digital Input
29 Parameter 5-13
Terminal 29
Digital Input
20 Common voor
37 STO Als de optionele STO-
Tabel 5.2 Beschrijving digitale in-/uitgangsklemmen
[8] Start Digitale ingangen.
[10]
Omkeren
[0] Niet in
bedrijf
[0] Niet in
bedrijf
[2] Vrijloop
geïnv.
[14] Jog
Beschrijving
Voor digitale ingang of uitgang. De standaardinstelling is ingang.
digitale ingangen en 0 V-potentiaal voor 24 V-voeding.
functie niet wordt gebruikt, is er een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of
13) en klem 37. Hierdoor is het mogelijk om de frequentieregelaar te laten werken met de standaard fabrieksin­stellingen.
Klem Parameter Standaard-
53 Parametergroep
54 Parametergroep
55 Common voor
Tabel 5.3 Beschrijving analoge in-/uitgangsklemmen
5.9.3 Bedrading naar stuurklemmen
De stuurklemmen bevinden zich in de buurt van het LCP. Stuurklemconnectoren kunnen worden losgekoppeld van de frequentieregelaar. Dat maakt het installeren eenvoudig, zoals te zien is in Afbeelding 5.35. Naar keuze kunt u draad met massieve kern of buigzame draad aansluiten op de stuurklemmen. Gebruik de volgende procedures om de stuurdraden aan te sluiten of los te koppelen.
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
Draden aansluiten op stuurklemmen
1. Strip 10 mm (0,4 in) van de kunststof mantel aan
2. Steek de stuurdraad in het contact.
Analoge in-/uitgangsklemmen
instelling
Referentie Analoge ingang. Voor
6-1* Anal.
ingang 1.
Terugkop-
6-2* Anal.
ingang 2
peling
het uiteinde van de draad.
Draad met massieve kern: druk de
onbedekte draad in het contact. Zie Afbeelding 5.37.
Buigzame draad: open het contact door
een kleine schroevendraaier in de sleuf
Beschrijving
spanning of stroom. Schakelaar A53 en A54 worden ingesteld op mA of V.
analoge ingang.
tussen de klemopening te steken en de
Analoge in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
39 Common voor
42 Parameter 6-50
Terminal 42
Output
50 +10 V DC 10 V DC analoge
[0] Niet in
bedrijf
Beschrijving
analoge uitgang. Programmeerbare analoge uitgang. 0-20 mA of 4-20 mA bij maximaal 500 Ω.
voedingsspanning voor potentiometer of thermistor. Maximaal 15 mA.
3. Trek voorzichtig aan de draad om te controleren of de kabel stevig in het contact is geklemd. Loszittende stuurkabels kunnen storingen in de apparatuur of een verminderde werking tot gevolg hebben.
schroevendraaier naar binnen te drukken. Zie Afbeelding 5.38. Steek vervolgens de gestripte draad in het contact en verwijder de schroeven­draaier.
64 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
e30bg283.10
10 mm (0.4)
12 13 18 19 27 29 32 33
130BD546.11
2
1
10 mm
[0.4 inches]
12 13 18 19 27 29 32 33
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
Afbeelding 5.37 Stuurdraden met massieve kern aansluiten
Afbeelding 5.38 Buigzame stuurdraden aansluiten
Draden loskoppelen van de stuurklemmen
1. Om het contact te openen, steekt u een kleine
2. Trek voorzichtig aan de draad om die uit het
Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties voor de draaddiktes voor stuurklemmen en hoofdstuk 8 Bedradingsvoorbeelden voor typische stuurbedradingsaansluitingen.
5.9.4 Motorwerking mogelijk maken (klem
27)
Er is er een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en klem 27 om de frequentieregelaar te laten werken wanneer de standaard fabrieksinstellingen worden gebruikt.
schroevendraaier in de sleuf tussen de klemopening en drukt u de schroevendraaier naar binnen.
contact van de stuurklem te verwijderen.
Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om een extern-vergrendelingscommando van 24 V DC te ontvangen.
Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordt gebruikt, moet u een jumper aansluiten tussen stuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. Deze draad zorgt voor een intern 24 V-signaal op klem 27.
Wanneer de statusregel onderaan het LCP de
tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.
Wanneer in de fabriek geïnstalleerde optionele
apparatuur via bedrading is aangesloten op klem 27, mag u die bedrading niet verwijderen.
LET OP
De frequentieregelaar kan niet werken zonder een signaal op klem 27, tenzij klem 27 opnieuw wordt geprogrammeerd via parameter 5-12 Terminal 27 Digital Input.
5.9.5 RS485 seriële communicatie
congureren
RS485 is een 2-draads businterface die compatibel is met multi-droptopologie en de volgende functionaliteit biedt:
Het Danfoss FC- of Modbus RTU-communicatie-
protocol, beide geïntegreerd in de frequentieregelaar, kan worden gebruikt.
De functies kunnen op afstand worden
geprogrammeerd met behulp van de protocol­software en de RS485-aansluiting of via
parametergroep 8-** Comm. en opties.
Door het selecteren van een speciek communi-
catieprotocol worden diverse standaard parameterinstellingen automatisch aangepast aan de specicaties voor het betreende protocol. Daarnaast worden extra protocolspecieke parameters toegankelijk gemaakt.
Voor andere communicatieprotocollen zijn
optiekaarten voor de frequentieregelaar beschikbaar. Zie de optiekaartdocumentatie voor installatie- en bedieningsinstructies.
Op de stuurkaart is een schakelaar (BUS TER.)
aanwezig die als afsluitweerstand voor de bus kan worden gebruikt. Zie Afbeelding 5.40.
Voor een basisconguratie van de seriële communicatie voert u onderstaande stappen uit:
1. Sluit de RS485-kabel voor seriële communicatie aan op klem (+)68 en (-)69.
1a Gebruik afgeschermde kabels voor
seriële communicatie (aanbevolen).
1b Zie hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde
voor de juiste aarding.
2. Selecteer de volgende parameterinstellingen:
2a Type protocol in parameter 8-30 Protocol.
2b Adres frequentieregelaar in
parameter 8-31 Address.
5 5
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 65
61
68
69
+
130BB489.10
RS485
Elektrische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
2c Baudsnelheid in parameter 8-32 Baud
Rate.
55
Afbeelding 5.39 Bedradingsschema voor seriële communicatie
5.9.6 Bedrading Safe Torque O (STO)
De functie Safe Torque O (STO) is een onderdeel van een veiligheidssysteem. STO voorkomt dat de eenheid de spanning genereert die nodig is om de motor te laten draaien.
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende bedrading voor de frequentieregelaar vereist. Zie Safe
O Operating Instructions voor meer informatie.
Torque
5.9.7 De kastverwarming bedraden
De kastverwarming is een optie die voorkomt dat er condensvorming in de behuizing optreedt als de eenheid is uitgeschakeld. De optie is bedoeld voor veldbedrading en wordt geregeld door een extern systeem.
Specicaties
Nominale spanning: 100-240
Draaddikte: 12-24 AWG
Specicaties
Ui/[V]: 690
U
/[kV]: 4
imp
Verontreinigingsgraad: 3
Ith/[A]: 16
Kabelgrootte: 1...2 x 0,75...2,5 mm²
Maximale zekering: 16 A/gG
NEMA: A600, R300, draaddikte: 18-14 AWG, 1(2)
5.9.9 De temperatuurschakelaar voor de remweerstand bedraden
Het klemmenblok voor de remweerstand bevindt zich op de voedingskaart en maakt het mogelijk om een tempera­tuurschakelaar voor de remweerstand aan te sluiten. De schakelaar is te congureren als verbreekcontact (NC) of maakcontact (NO). Als de ingang verandert, schakelt een signaal de frequentieregelaar uit (trip) en wordt op het LCP-display alarm 27, Rem IGBT weergegeven. Tegelijkertijd houdt de frequentieregelaar op met remmen en gaat de motor vrijlopen.
1. Kijk op de voedingskaart waar het klemmenblok voor de remweerstand (klem 104-106) zich bevindt. Zie Afbeelding 3.3.
2. Verwijder de M3-schroeven waarmee de jumper op de voedingskaart is bevestigd.
3. Verwijder de jumper en bedraad de temperatuur­schakelaar voor de remweerstand op 1 van de volgende manieren:
3a Normaal gesloten (verbreekcontact).
Aansluiten op de klemmen 104 en 106.
3b Normaal open (maakcontact).
Aansluiten op de klemmen 104 en 105.
4. Zet de bedrading van de schakelaar vast met de M3-schroeven. Haal aan met 0,5-0,6 Nm (5 in-lb).
5.9.8 De hulpcontacten naar de netschakelaar bedraden
De netschakelaar is een optie die in de fabriek wordt geïnstalleerd. De hulpcontacten die samen met de netschakelaar worden gebruikt, worden niet in de fabriek geïnstalleerd. Dat biedt meer exibiliteit bij de installatie. De contacten kunnen zonder gereedschap in positie worden geklikt.
De contacten moeten in specieke posities op de netscha­kelaar worden geïnstalleerd op basis van hun functie. Raadpleeg het datablad in de accessoiretas die bij de frequentieregelaar wordt geleverd.
66 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
5.9.10 Spannings-/stroomingangssignaal selecteren
De analoge ingangsklemmen 53 en 54 kunnen worden ingesteld als ingangssignalen voor spanning (0-10 V) of stroom (0/4-20 mA).
Standaard parameterinstelling:
Klem 53: snelheidsreferentiesignaal in een
regeling zonder terugkoppeling (zie parameter 16-61 Terminal 53 Switch Setting).
Klem 54: terugkoppelingssignaal in een regeling
met terugkoppeling (zie parameter 16-63 Terminal 54 Switch Setting).
130BF146.10
BUS TER.
OFF-ON
A53 A54
U- I U- I
1
2
N O
1
2
N O
1
2
N O
1
2
N O
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
LET OP
Onderbreek de voeding naar de frequentieregelaar voordat u een schakelaar omzet.
1. Verwijder het LCP. Zie Afbeelding 5.40.
2. Verwijder alle optionele apparatuur die de schakelaars afdekt.
3. Stel de schakelaars A53 en A54 in voor het gewenste signaaltype (U = spanning, I = stroom).
5 5
Afbeelding 5.40 Positie van de schakelaars voor klem 53 en 54
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 67
Opstartchecklist
VLT® AQUA Drive FC 202
6 Opstartchecklist
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in Tabel 6.1. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
6
Inspecteren Beschrijving
Motor
Schakelaars
Hulpapparatuur
Bekabeling
Stuurkabels
Bedrading voor in­en uitgangsvermogen
Aarding
Zekeringen en circuitbreaker
Vrije ruimte voor koeling
Omgevingscondities•Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscondities.
Binnenzijde van de frequentieregelaar
Controleer de elektrische geleiding van de motor door de ohmwaarden te meten op U-V (96-97), V-W
(97-98) en W-U (98-96).
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de frequentieregelaar en de motor.
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en lastscheiders in de juiste stand staan.
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, lastscheiders of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn op
de voedingsingangszijde van de frequentieregelaar of op de uitgangszijde naar de motor. Ga na of die geschikt zijn om bij vol toerental te worden gebruikt.
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
frequentieregelaar.
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor.
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
gedempt.
Zorg dat de motorkabels, remkabels (waar aanwezig) en stuurkabels van elkaar zijn gescheiden of zijn
afgeschermd, of in 3 afzonderlijke metalen kabelgoten zijn geplaatst, om hoogfrequente storing tegen te gaan.
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van hoogvermogenkabels, voor verminderde storingsgevoe-
ligheid.
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
Gebruik afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren en verzeker u ervan dat de afscherming
correct is aangesloten.
Controleer op loszittende aansluitingen.
Controleer of de motor- en netvoedingskabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn
afgeschermd.
Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn.
Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is geen
geschikte aarding.
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers (waar van
toepassing) open staan.
Verzeker u ervan dat de luchtstroom op geen enkele wijze wordt belemmerd.
Controleer of de vrije ruimte boven en onder de frequentieregelaar voldoende is om te zorgen voor
adequate luchtkoeling; zie hoofdstuk 4.5 Vereisten voor installatie en koeling.
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
Verzeker u ervan dat alle installatiegereedschappen uit de eenheid zijn verwijderd.
Controleer bij D3h- en D4h-behuizingen of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
68 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Opstartchecklist Bedieningshandleiding
Inspecteren Beschrijving
Trilling
Tabel 6.1 Opstartchecklist
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
6
6
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 69
Inbedrijfstelling
7 Inbedrijfstelling
VLT® AQUA Drive FC 202
7.1 Spanning inschakelen
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten, wat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door activering van een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal van het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een fout.
77
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O] op het LCP voordat u parameters
gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar altijd wanneer een onbedoelde start moet worden vermeden vanwege de persoonlijke veiligheid.
Verzeker u ervan dat de frequentieregelaar,
motor en alle aangedreven werktuigen bedrijfsklaar zijn.
7.2 De frequentieregelaar programmeren
7.2.1 Parameterlijst
Parameters bevatten diverse instellingen die worden gebruikt om de frequentieregelaar en de motor te congureren en te bedienen. Die parameterinstellingen worden met behulp van de verschillende LCP-menu's in het lokale bedieningspaneel (LCP) geprogrammeerd. Zie de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over parameters.
Parameters worden in de fabriek ingesteld op standaard­waarden, maar kunnen worden specieke toepassing. Elke parameter heeft een naam en een getal die altijd hetzelfde zijn, ongeacht de program­meermodus.
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in groepen. Het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf links) geeft het groepsnummer van de parameter aan. De parametergroep wordt waar nodig onderverdeeld in subgroepen. Bijvoorbeeld:
een hoofdschakelaar moet u die in de AAN-stand zetten om de spanning naar de frequentiere­gelaar in te schakelen.
gecongureerd voor de
LET OP
ONTBREKEND SIGNAAL
Als de statusregel onderaan het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of alarm 60, Ext. vergrendeling weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal ontbreekt, bijvoorbeeld op klem 27. Zie hoofdstuk 5.9.4 Motorwerking mogelijk maken (klem 27).
0-** Bediening/display Parametergroep 0-0* Basisinstellingen Parametersubgroep Parameter 0-01 Language Parameter Parameter 0-02 Motor Speed Unit Parameter Parameter 0-03 Regional Settings Parameter
Tabel 7.1 Voorbeeld van parametergroepstructuur
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar in door de onderstaande stappen uit te voeren.
1. Verzeker u ervan dat de ingangsspanning is gebalanceerd binnen een marge van 3%. Als dat niet het geval is, moet u de onbalans van de ingangsspanning corrigeren voordat u verdergaat. Herhaal de procedure na de spanningscorrectie.
2. Zorg dat de bedrading van eventuele optionele apparatuur voldoet aan de installatievereisten.
3. Zorg dat alle bedieningselementen in de UIT­stand staan.
4. Sluit alle afdekkingen en deuren van de frequen­tieregelaar en zet ze stevig vast.
5. Schakel de spanning naar de eenheid in, maar start de frequentieregelaar niet. Bij eenheden met
70 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
7.2.2 Parameternavigatie
Gebruik de volgende LCP-toetsen om door de parameters te navigeren:
Gebruik [▲] [▼] om omhoog en omlaag te
schuiven.
Gebruik [] [] om de cursor voor of na het
decimaalteken te plaatsen bij het wijzigen van decimale parameterwaarden.
Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
Druk op [Cancel] om de wijziging te negeren en
de bewerkingsmodus te verlaten.
Druk twee keer op [Back] om terug te keren naar
de statusweergave.
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
Druk één keer op [Main Menu] om terug te keren
naar het hoofdmenu.
7.2.3 Systeemgegevens invoeren
LET OP
SOFTWAREDOWNLOAD
Installeer MCT 10 setupsoftware voor inbedrijfstelling via een pc. De software kan worden gedownload (basisversie) of worden besteld (geavanceerde versie, bestelnummer 130B1000). Ga voor meer informatie en downloads naar www.danfoss.com/en/service-and-support/ downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/.
Volg onderstaande stappen om basisgegevens voor het systeem in te voeren in de frequentieregelaar. De aanbevolen parameterinstellingen zijn bedoeld voor opstart- en controledoeleinden. De toepassingsinstellingen variëren.
LET OP
Hoewel er bij deze stappen wordt aangenomen dat er een asynchrone motor wordt gebruikt, is het ook mogelijk om een permanentmagneetmotor te gebruiken. Raadpleeg de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over specieke motortypen.
Parameter Standaardinstelling
Parameter 0-01 Language English Parameter 1-20 Motor Power [kW] 4,00 kW Parameter 1-22 Motor Voltage 400 V Parameter 1-23 Motor Frequency 50 Hz Parameter 1-24 Motor Current 9,00 A Parameter 1-25 Motor Nominal Speed 1420 tpm Parameter 5-12 Terminal 27 Digital Input Vrijloop geïnv. Parameter 3-02 Minimum Reference 0,000 tpm Parameter 3-03 Maximum Reference 1500,000 tpm Parameter 3-41 Ramp 1 Ramp Up Time 3,00 s Parameter 3-42 Ramp 1 Ramp Down Time 3,00 s Parameter 3-13 Reference Site Gekoppeld Hand/
Auto
Parameter 1-29 Automatic Motor Adaptation
(AMA)
Tabel 7.2 Instellingen Snelle setup
Uit
LET OP
INGANGSSIGNAAL ONTBREEKT
Wanneer het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of alarm 60, Ext. vergrendeling weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangs­signaal ontbreekt. Zie hoofdstuk 5.9.4 Motorwerking mogelijk maken (klem 27) voor meer informatie.
7 7
1. Druk op [Main Menu] op het LCP.
2. Selecteer 0-** Bediening/display en druk op [OK].
3. Selecteer 0-0* Basisinstellingen en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 0-03 Regional Settings en druk op [OK].
5. Selecteer [0] Internationaal of [1] Noord-Amerika waar van toepassing en druk op [OK]. (Hierdoor worden de standaardinstellingen van bepaalde basisparameters gewijzigd.)
6. Druk op [Quick Menu] op het LCP en selecteer vervolgens Q2 Snelle setup.
7. Wijzig zo nodig de instellingen van de parameters die staan vermeld in Tabel 7.2. De motorgegevens zijn te vinden op het motortypeplaatje.
7.2.4 Automatische energieoptimalisatie
congureren
Automatische energieoptimalisatie (AEO) is een procedure die de spanning naar de motor minimaliseert, waardoor energieverbruik, warmte en geluid worden verminderd.
1. Druk op [Main Menu].
2. Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3. Selecteer 1-0* Alg. instellingen en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 1-03 Torque Characteristics en druk op [OK].
5. Selecteer [2] Auto Energie Optim. CT of [3] Auto Energie Optim. VT en druk op [OK].
7.2.5 Automatische aanpassing motorgegevens congureren
Automatische aanpassing motorgegevens is een procedure die de compatibiliteit tussen de frequentieregelaar en de motor optimaliseert.
De frequentieregelaar stelt een wiskundig model van de motor op voor het regelen van de uitgangsstroom naar de motor. De procedure test tevens de ingangsfasebalans van het elektrisch vermogen. Hierbij worden de motorgegevens
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 71
Inbedrijfstelling
VLT® AQUA Drive FC 202
vergeleken met de in parameter 1-20 tot 1-25 ingevoerde gegevens.
LET OP
Raadpleeg hoofdstuk 9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen worden
gegenereerd. Bij sommige motoren kan geen volledige versie van de test worden uitgevoerd. In dat geval, of als er een uitgangslter op de motor is aangesloten, selecteert u [2] Beperkte AMA insch.
Voor het beste resultaat moet de procedure worden uitgevoerd met een koude motor.
1. Druk op [Main Menu].
2. Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3. Selecteer 1-2** Motordata en druk op [OK].
77
4. Selecteer parameter 1-29 Automatic Motor Adaptation (AMA) en druk op [OK].
5. Selecteer [1] Volledige AMA insch. en druk op [OK].
6. Druk op [Hand On] en vervolgens op [OK]. De test wordt automatisch uitgevoerd en bij voltooiing wordt een melding gegeven.
3. Druk op [OK].
4. Als de motorrichting verkeerd is, moet u
parameter 1-06 Clockwise Direction instellen op [1] Geïnverteerd.
7.3.2 Draairichting van de encoder
Voer de volgende stappen uit als er gebruik wordt gemaakt van encoderterugkoppeling:
1. Selecteer [0] Geen terugk. in parameter 1-00 Conguration Mode.
2. Selecteer [1] 24V-encoder in parameter 7-00 Speed PID Feedback Source.
3. Druk op [Hand On].
4.
Druk op [] voor een positieve snelheidsreferentie (parameter 1-06 Clockwise Direction ingesteld op [0] Normaal).
5. Controleer in parameter 16-57 Feedback [RPM] of de terugkoppeling positief is.
Raadpleeg de handleiding voor de optie voor meer informatie over de encoderoptie.
Het systeem testen vóór het opstarten
7.3
WAARSCHUWING
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor het starten:
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
7.3.1 Draairichting van de motor
LET OP
Als de motor in de verkeerde richting draait, kan dat leiden tot schade aan de apparatuur. Controleer de draairichting van de motor voordat u de frequentiere­gelaar opstart. Dat doet u door de motor kort te laten draaien. De motor draait kortstondig met 5 Hz of met de minimumfrequentie die is ingesteld in parameter 4-12 Motor Speed Low Limit [Hz].
1. Druk op [Hand On].
2. Gebruik de pijltjestoets-links om de cursor naar de linkerzijde van het decimaalteken te verplaatsen, en voer een tpm-waarde in waarbij de motor langzaam draait.
LET OP
NEGATIEVE TERUGKOPPELING
Als de terugkoppeling negatief is, dan is de encoderaan­sluiting incorrect. Gebruik parameter 5-71 Term 32/33 Encoder Direction of parameter 17-60 Feedback Direction om de richting om te keren, of verwissel de encoder­kabels. Parameter 17-60 Feedback Direction is alleen
beschikbaar bij gebruik van de VLT® Encoder Input MCB 102-optie.
7.4 Systeem opstarten
WAARSCHUWING
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor het starten:
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
Voor de procedure in deze sectie is het noodzakelijk dat de bedrading en de toepassingsspecieke programmering door de gebruiker zijn voltooid. We adviseren om de volgende procedure uit te voeren nadat de toepas­singssetup is voltooid.
72 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
1. Druk op [Auto On].
2. Schakel een extern startcommando in. Voorbeelden van een extern startcommando zijn een schakelaar, toets of programmeerbare logische besturing (PLC).
3. Pas de snelheidsreferentie aan voor het volledige toerentalbereik.
4. Controleer het geluids- en trillingsniveau van de motor om u ervan te verzekeren dat het systeem naar behoren werkt.
5. Schakel het externe startcommando uit.
Raadpleeg hoofdstuk 9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen worden gegenereerd.
7.5 Parameterinstelling
LET OP
REGIONALE INSTELLINGEN
Sommige parameters hebben afwijkende standaardin­stellingen voor Internationaal of Noord-Amerika. Zie
hoofdstuk 11.2 Standaard parameterinstellingen voor Internationaal/Noord-Amerika voor een overzicht van de
verschillende standaardwaarden.
7.5.1 Parameterinstellingen uploaden en downloaden
De frequentieregelaar werkt op basis van parameters die zijn opgeslagen op de stuurkaart die zich in de frequentie­regelaar bevindt. Via de upload- en downloadfuncties worden de parameters overgezet van de stuurkaart naar het LCP en omgekeerd.
1. Druk op
2. Ga naar parameter 0-50 LCP Copy en druk op [OK].
3. Selecteer 1 van de volgende opties:
4. Druk op [OK]. Een voortgangsbalkje geeft het verloop van het upload- of downloadproces weer.
5. Druk op [Hand On] of [Auto On].
[O].
3a Selecteer [1] Alles naar LCP om gegevens
van de stuurkaart naar het LCP te uploaden.
3b Selecteer [2] Alles vanaf LCP om
gegevens van het LCP naar de stuurkaart te downloaden.
7.5.2 Fabrieksinstellingen herstellen
7 7
Om een toepassing goed te programmeren, moeten er functies worden ingesteld in diverse parameters. Zie de programmeerhandleiding voor meer informatie over de parameters.
Parameterinstellingen worden opgeslagen in de frequentie­regelaar, wat de volgende voordelen biedt:
Parameterinstellingen kunnen worden geüpload
naar het LCP-geheugen en bij wijze van backup worden opgeslagen.
U kunt meerdere eenheden snel programmeren
door het LCP aan te sluiten op de betreende eenheden en de opgeslagen instellingen vervolgens te downloaden.
Instellingen die in het LCP zijn opgeslagen,
worden niet gewijzigd als de fabrieksinstellingen worden hersteld.
Wijzigingen ten opzichte van de standaardinstel-
lingen en geprogrammeerde waarden in andere parameters worden opgeslagen en kunnen worden bekeken via het snelmenu. Zie hoofdstuk 3.8 LCP-menu's.
LET OP
VERLIES VAN GEGEVENS
Bij het herstellen van de standaardinstellingen gaan de programmering, motorgegevens, lokalisatie en bewakingsgegevens verloren. Creëer voordat u een initialisatie uitvoert een backup door de gegevens naar het LCP te uploaden. Zie hoofdstuk 7.5.1 Parameterinstel- lingen uploaden en downloaden.
Herstel de standaardinstellingen door de eenheid te initia­liseren. De initialisatie kan via parameter 14-22 Operation Mode of handmatig worden uitgevoerd.
Bij gebruik van Parameter 14-22 Operation Mode worden de volgende instellingen niet gereset:
Aantal draaiuren
Seriële-communicatieopties
Instellingen Persoonlijk menu
Foutlog, alarmlog en andere bewakingsfuncties
Aanbevolen initialisatie
1. Druk twee keer op [Main Menu] om toegang te krijgen tot de parameters.
2. Ga naar parameter 14-22 Operation Mode en druk op [OK].
3. Ga naar Initialisatie en druk op [OK].
4. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 73
Inbedrijfstelling
5. Schakel de spanning naar de eenheid in. Tijdens het opstarten worden de standaard parameterin­stellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan gewoonlijk.
6. Druk op [Reset] nadat alarm 80, Omv. geïnitial. wordt weergegeven.
Handmatige initialisatie
Bij een handmatige initialisatie worden alle fabrieksinstel­lingen hersteld, behalve:
Parameter 15-00 Operating hours.
Parameter 15-03 Power Up's.
Parameter 15-04 Over Temp's.
Parameter 15-05 Over Volt's.
Om een handmatige initialisatie uit te voeren:
1. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
77
2. Houd [Status], [Main Menu] en [OK] gelijktijdig ingedrukt terwijl u de spanning naar de eenheid inschakelt (ongeveer 5 s of totdat u een klikgeluid hoort en de ventilator start). Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan gewoonlijk.
VLT® AQUA Drive FC 202
74 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB929.10
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB930.10
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
0 – 10 V
+
-
e30bb926.11
FC
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
8 Bedradingsvoorbeelden
De voorbeelden in deze sectie zijn bedoeld als een snelle referentie voor veelgebruikte toepassingen.
De parameterinstellingen zijn gebaseerd op de
standaard regionale instelling (geselecteerd in parameter 0-03 Regional Settings).
De parameters die betrekking hebben op de
klemmen en bijbehorende instellingen, worden naast de tekeningen weergegeven.
Waar nodig worden de schakelinstellingen voor
de analoge klemmen A53 of A54 weergegeven.
Voor STO kan een jumperkabel vereist zijn tussen
klem 12 en klem 37 wanneer de standaard
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-29
Automatic
[1] Volledige
AMA insch.
Motor
Adaptation
(AMA)
Parameter 5-12
Terminal 27
[0] Niet in
bedrijf
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen: Stel parame- tergroep 1-2* Motordata in op
basis van het motortypeplaatje.
fabrieksinstellingen worden gebruikt.
8.1 Bedradingsconguraties voor Automatische aanpassing motorgegevens (AMA)
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-29
Automatic Motor
Adaptation
(AMA)
Parameter 5-12 T
erminal 27
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen: Stel parame- tergroep 1-2* Motordata in op
basis van het motortypeplaatje.
Tabel 8.1 Bedradingsconguratie voor AMA als klem 27 is aangesloten
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 75
[1] Volledige
AMA insch.
[2]* Vrijloop
geïnv.
Tabel 8.2 Bedradingsconguratie voor AMA zonder dat klem 27 is aangesloten
Bedradingsconguraties voor een
8.2 analoge snelheidsreferentie
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-10
Terminal 53
Low Voltage
Parameter 6-11
Terminal 53
High Voltage
Parameter 6-14
Terminal 53
Low Ref./Feedb.
Value
Parameter 6-15
Terminal 53
High Ref./Feedb.
Value
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 8.3 Bedradingsconguratie voor een analoge snelheidsreferentie (spanning)
0,07 V*
10 V*
0 tpm
1500 tpm
8 8
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
+
-
FC
e30bb927.11
A53
U - I
4 - 20mA
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB802.10
130BB805.12
Speed
Start/Stop (18)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB803.10
Speed
130BB806.10
Latched Start (18)
Stop Inverse (27)
88
Bedradingsvoorbeelden
VLT® AQUA Drive FC 202
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-12
4 mA*
Terminal 53 Low
Current
Parameter 6-13
20 mA*
Terminal 53
High Current
Parameter 6-14
0 tpm
Afbeelding 8.1 Start/stop met STO-functie
Terminal 53 Low
Ref./Feedb.
Value
Parameter 6-15
1500 tpm
Terminal 53
High Ref./Feedb.
Value
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[9] Pulsstart
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
[6] Stop
geïnverteerd
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 8.4 Bedradingsconguratie voor een analoge snelheidsreferentie (stroom)
Als parameter 5-12 Terminal 27 Digital Input is ingesteld op [0] Niet in bedrijf, is geen
Bedradingsconguraties voor start/stop
8.3
jumperkabel naar klem 27 nodig.
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[8] Start*
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
[0] Niet in
bedrijf
Digital Input
Parameter 5-19
Terminal 37
Digital Input
[1] Alarm
Veilige stop
Tabel 8.6 Bedradingsconguratie voor pulsstart/stop
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 8.5 Bedradingsconguratie voor start-/stopcommando met Safe Torque O
76 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Als parameter 5-12 Terminal 27
Digital Input is ingesteld op [0] Niet in bedrijf, is geen
jumperkabel naar klem 27 nodig.
Afbeelding 8.2 Pulsstart/Stop geïnverteerd
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
50
53
54
55
42
39
130BB934.11
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB928.11
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[8] Start
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-11
[10] Omkeren*
Terminal 19
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
[0] Niet in
bedrijf
Digital Input
Parameter 5-14
Terminal 32
[16] Ingest. ref.
bit 0
Digital Input
Parameter 5-15
Terminal 33
[17] Ingest. ref.
bit 1
Digital Input
Parameter 3-10
Preset Reference
Ingest. ref. 0 Ingest. ref. 1 Ingest. ref. 2 Ingest. ref. 3
25% 50% 75% 100%
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Bedradingsconguraties voor een
8.4 externe reset na alarm
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-11
Terminal 19
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
[1] Reset
8 8
Tabel 8.7 Bedradingsconguratie voor Start/stop met omkeren en 4 vooraf ingestelde toerentallen
Tabel 8.8 Bedradingsconguratie voor een externe reset na alarm
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 77
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
≈ 5kΩ
e30bb683.11
FC
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
e30bb804.12
130BB840.12
Speed
Reference
Start (18)
Freeze ref (27)
Speed up (29)
Speed down (32)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
R1R2
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
01
02
03
04
05
06
-
61 68 69
RS-485
+
130BB685.10
Bedradingsvoorbeelden
VLT® AQUA Drive FC 202
8.5 Bedradingsconguratie voor een snelheidsreferentie via een handmatige potentiometer
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-10
Terminal 53
Low Voltage
Parameter 6-11
Terminal 53
High Voltage
Parameter 6-14
Terminal 53
Low Ref./Feedb.
Value
Parameter 6-15
Terminal 53
High Ref./Feedb.
Value
88
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 8.9 Bedradingsconguratie voor een snelheidsreferentie (via een handmatige potentiometer)
0,07 V*
10 V*
0 tpm
1500 tpm
Afbeelding 8.3 Snelheid omhoog/omlaag
8.7 Bedradingsconguraties voor RS485­netwerkaansluiting
Parameters
Functie Instelling
Parameter 8-30
Protocol
Parameter 8-31
Address
Parameter 8-32
Baud Rate
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Selecteer protocol, adres en baudsnelheid in de parameters.
FC*
1*
9600*
Bedradingsconguratie voor snelheid
8.6 omhoog/omlaag
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
Tabel 8.10 Bedradingsconguratie voor snelheid omhoog/omlaag
78 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Terminal 18
Digital Input
Parameter 5-12
Terminal 27
Digital Input
Parameter 5-13
Terminal 29
Digital Input
Parameter 5-14
Terminal 32
Digital Input
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
[8] Start*
[19] Ref.
vasthouden
[21] Snelh.
omh.
[22] Snelh.
omlaag
Tabel 8.11 Bedradingsconguratie voor RS485­netwerkaansluiting
130BB686.12
VLT
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
D IN
37
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
R1R2
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
01
02
03
04
05
06
130BB839.10
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
8.8 Bedradingsconguratie voor een motorthermistor
LET OP
Thermistors moeten zijn voorzien van versterking of dubbele isolatie om te voldoen aan de PELV-isolatiever­eisten.
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-90
Motor Thermal
Protection
Parameter 1-93
Thermistor
Source
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
stel parameter 1-90 Motor Thermal Protection in op [1] Thermistorwaarsch. als alleen
een waarschuwing gewenst is.
Tabel 8.12 Bedradingsconguratie voor een motorthermistor
[2] Thermisto-
ruitsch
[1] Anal.
ingang 53
Bedradingsconguratie voor een
8.9 relaissetup met Smart Logic Control
Parameters
Functie Instelling
Parameter 4-30
Motor Feedback
Loss Function
Parameter 4-31
Motor Feedback
Speed Error
Parameter 4-32
Motor Feedback
Loss Timeout
Parameter 7-00 S
peed PID
Feedback Source
Parameter 17-11
Resolution (PPR)
Parameter 13-00
SL Controller
Mode
Parameter 13-01
Start Event
Parameter 13-02
Stop Event
Parameter 13-10
Comparator
Operand
Parameter 13-11
Comparator
Operator
Parameter 13-12
Comparator
Value
Parameter 13-51
SL Controller
Event
Parameter 13-52
SL Controller
Action
Parameter 5-40 F
unction Relay
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Als de limiet van de terugkoppelingsbewaking wordt overschreden, wordt waarschuwing 90, Terugk.bewak gegenereerd. De SLC bewaakt waarschuwing 90, Terugk.bewak en spreekt relais 1 aan wanneer de waarschuwing true wordt. Mogelijk heeft externe apparatuur onderhoud nodig. Als de terugkoppelingsfout binnen 5 s weer tot onder de limiet daalt, blijft de frequentieregelaar werken en verdwijnt de waarschuwing. Reset relais 1 door op [Reset] op het LCP te drukken.
Tabel 8.13 Bedradingsconguratie voor een relaissetup met Smart Logic Control
[1]
Waarschuwing
100 tpm
5 s
[2] MCB 102
1024*
[1] Aan
[19]
Waarschuwing
[44] Toets
Reset
[21]
Waarsch.num
mer
[1] ≈ (gelijk)*
90
[22]
Comparator 0
[32] Dig.
uitgang A laag
[80] SL dig.
uitgang A
8 8
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 79
Bedradingsvoorbeelden
VLT® AQUA Drive FC 202
8.10 Bedradingsconguratie voor een dompelpomp
Het systeem bestaat uit een dompelpomp die wordt bestuurd door een Danfoss VLT® AQUA Drive en een
druktransmitter. De transmitter geeft een terugkoppelings­signaal van 4-20 mA naar de frequentieregelaar, die de druk constant houdt door het toerental van de pomp te regelen. Bij het ontwerpen van een frequentieregelaar voor een toepassing met een dompelpomp moet rekening gehouden worden met een aantal belangrijke factoren. Selecteer de frequentieregelaar op basis van de motorstroom.
De canmotor is een motor met een roestvrijstalen
blik (can) tussen de rotor en de stator. In vergelijking met een normale motor heeft deze motor een grotere luchtspleet met een hogere magnetische weerstand. Vanwege het zwakkere veld worden de motoren ontworpen met een hogere nominale stroom dan een normale motor
88
met een vergelijkbaar nominaal vermogen.
De pomp bevat druklagers die beschadigd
worden als de pomp werkt onder het minimale toerental, dat gewoonlijk 30 Hz bedraagt.
De motorreactantie in dompelpompmotoren is
niet-lineair en daarom is een automatische aanpassing van de motorgegevens (AMA) niet altijd mogelijk. Gewoonlijk werken dompel­pompen met lange motorkabels die de niet­lineaire motorreactantie kunnen elimineren, zodat de frequentieregelaar toch een AMA kan uitvoeren. Als de AMA mislukt, kunnen de motorgegevens worden ingesteld via parame- tergroep 1-3* Geav. Motordata (zie het motordatablad). Als de AMA gelukt is, compenseert de frequentieregelaar voor de spanningsval in de lange motorkabels. Als de geavanceerde motorgegevens handmatig worden ingesteld, moet rekening worden gehouden met de lengte van de motorkabel om de systeempres­taties te optimaliseren.
Het is belangrijk dat het systeem wordt gebruikt
met minimale slijtage van de pomp en de motor.
sinuslter van Danfoss kan de belasting op
Een de motorisolatie verlagen en de levensduur verlengen (controleer de actuele motorisolatie en de dU/dt-specicatie van de frequentieregelaar). De meeste fabrikanten van dompelpompen schrijven het gebruik van uitgangslters voor.
Het kan lastig zijn om goede EMC-prestaties te
behalen omdat de speciale pompkabel, die bestand moet zijn tegen de natte omstan­digheden in de put, gewoonlijk niet afgeschermd is. Het kan een oplossing zijn om boven de put
De speciale canmotor wordt gebruikt vanwege de natte installatiecondities. Ontwerp het systeem op basis van de uitgangsstroom die nodig is om de motor bij nominaal vermogen te laten draaien.
Om beschadiging van de druklagers van de pomp te voorkomen en ervoor te zorgen dat de motor zo snel mogelijk voldoende wordt gekoeld, is het belangrijk om de pomp zo snel mogelijk vanaf stilstand op te toeren naar het minimale toerental. De meeste fabrikanten van dompelpompen adviseren om de pomp in maximaal 2-3 s op te toeren naar het minimale toerental (30 Hz). Voor
deze toepassingen is de VLT® AQUA Drive FC 202 ontworpen met een initiële aanloop en een uiteindelijke uitloop. De initiële aanloop en de uiteindelijke uitloop zijn 2 afzonderlijke ramps. Wanneer de initiële aanloop is ingeschakeld, loopt de motor vanuit stilstand aan tot het minimale toerental om vervolgens over te schakelen naar de normale aanloop. De uiteindelijke uitloop doet het tegenovergestelde vanaf het minimale toerental tot stilstand in een stopsituatie. Overweeg ook de geavan­ceerde bewaking van het minimale toerental in te schakelen, zoals beschreven in de design guide.
Gebruik de droogloopdetectiefunctie om de pomp nog beter te beschermen. Zie de programmeerhandleiding voor meer informatie.
U kunt de leidingvulmodus inschakelen om waterslag te voorkomen. De Danfoss frequentieregelaar is in staat om verticale leidingen te vullen met behulp van een PID­regelaar die de druk langzaam opvoert met een door de gebruiker functie is ingeschakeld, wordt de leidingvulmodus gestart wanneer de frequentieregelaar na het starten het minimale toerental heeft bereikt. De druk loopt geleidelijk op totdat die een door de gebruiker gespeciceerd 'gevuld'-setpoint bereikt; daarna wordt de leidingvulfunctie automatisch uitgeschakeld en werkt de frequentieregelaar verder op basis van een normale regeling met terugkoppeling.
een afgeschermde kabel te gebruiken en de afscherming aan de putbuis te bevestigen als die van staal is. Een sinuslter beperkt ook de elektromagnetische interferentie (EMI) vanuit niet­afgeschermde motorkabels.
gespeciceerde snelheid (eenheden/s). Als deze
80 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
Elektrische bedrading
Afbeelding 8.4 Bedrading voor toepassing met dompelpomp
LET OP
Stel analoge ingang 2 (klem 54) in op mA (schakelaar
202).
Parameterinstellingen
Parameter
Parameter 1-20 Motor Power [kW]/parameter 1-21 Motor Power
[HP]
Parameter 1-22 Motor Voltage
Parameter 1-24 Motor Current
Parameter 1-28 Motor Rotation Check
Zorg dat parameter 1-29 Automatic Motor Adaptation (AMA) is ingesteld op [2] Beperkte AMA insch.
Parameter Instelling
Gebruik de wizard voor een regeling met terugkoppeling onder [Quick Menu]⇒Functiesetups om alle instellingen voor een PID­regeling met terugkoppeling in te stellen.
Tabel 8.15 Voorbeeld van instellingen voor dompelpomp­toepassing
Parameter Instelling
Parameter 29-00 Pipe Fill Enable Uitgesch. Parameter 29-04 Pipe Fill Rate (Terugkoppelingseenheden) Parameter 29-05 Filled Setpoint (Terugkoppelingseenheden)
Tabel 8.16 Voorbeeld van instellingen voor leidingvulmodus
Prestaties
8 8
Afbeelding 8.5 Prestatiecurve voor leidingvulmodus
Tabel 8.14 Relevante parameters voor een dompelpomp­toepassing
Parameter Instelling
Parameter 3-02 Minimum
Reference
Parameter 3-03 Maximum
Reference
Parameter 3-84 Initial Ramp Time (2 s) Parameter 3-88 Final Ramp Time (2 s)
Parameter 3-41 Ramp 1 Ramp Up
Time
Parameter 3-42 Ramp 1 Ramp
Down Time
Parameter 4-11 Motor Speed Low
Limit [RPM]
Parameter 4-13 Motor Speed High
Limit [RPM]
De eenheid van de minimum­referentie komt overeen met de eenheid in
parameter 20-12 Reference/ Feedback Unit.
De eenheid van de maximum­referentie komt overeen met de eenheid in
parameter 20-12 Reference/ Feedback Unit.
(8 s, afhankelijk van grootte)
(8 s, afhankelijk van grootte)
(30 Hz)
(50/60 Hz)
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 81
Bedradingsvoorbeelden
VLT® AQUA Drive FC 202
8.11 Bedradingsconguratie voor een cascaderegelaar
Afbeelding 8.6 toont een voorbeeld met de ingebouwde basiscascaderegelaar met 1 pomp met variabel toerental (hoofdpomp) en 2 pompen met vast toerental, een 4-20 mA-transmitter en een systeemveiligheidsvergrendeling.
88
Afbeelding 8.6 Bedradingsschema cascaderegelaar
82 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
8.12 Bedradingsconguratie voor een vaste pomp met variabel toerental
Afbeelding 8.7 Bedradingsschema voor pomp met variabel toerental
relais wordt bestuurd. Relais 1 schakelt bijvoorbeeld contactor K1 in, die vervolgens hoofdpomp wordt.
K1 blokkeert K2 door middel van de mechanische
vergrendeling, wat voorkomt dat het net kan worden aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar (via K1).
Een hulpverbreekcontact op K1 voorkomt dat K3
inschakelt.
Relais 2 bestuurt contactor K4 voor de aan/uit-
regeling van de pomp met vast toerental.
Bij een wisseling vallen beide relais af en wordt
relais 2 bekrachtigd als eerste relais.
Zie VLT® Cascade Controller Options MCO 101/102 Operating Instructions voor een uitgebreide beschrijving van de inbedrijfstelling van toepassingen met gemengde pompen en een master-slaveconguratie.
8 8
8.13 Bedradingsconguratie voor wisselende hoofdpomp
Afbeelding 8.8 Bedradingsschema voor wisselende hoofdpomp.
Elke pomp moet met behulp van een mechanische vergrendeling worden aangesloten op 2 contactors (K1/K2 en K3/K4). Thermische relais of andere motoroverbelasting­sbeveiligingen moeten worden toegepast volgens de lokale voorschriften en/of individuele eisen.
Relais 1 (R1) en Relais 2 (R2) zijn de ingebouwde
relais in de frequentieregelaar.
Wanneer alle relais zijn afgevallen, zal het eerste
ingebouwde relais dat wordt bekrachtigd, de contactor inschakelen voor de pomp die door het
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 83
130BD430.10
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
9 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
Dit hoofdstuk bevat het volgende:
Richtlijnen voor onderhoud en service
Statusmeldingen
Waarschuwingen en alarmen
Eenvoudige problemen verhelpen
9.1 Onderhoud en service
Bij normale bedrijfscondities en frequentieregelaar onderhoudsvrij gedurende zijn volledige levensduur. Om uitval, gevaar en schade te voorkomen, moet u de frequentieregelaars regelmatig inspecteren; de frequentie hiervan is afhankelijk van de bedrijfscondities. Vervang versleten of beschadigde onderdelen door originele reserveonderdelen of standaard onderdelen. Ga voor service en ondersteuning naar www.danfoss.com/en/
contact-us/contacts-list/?lter=type%3Adanfoss-sales-service­center%2Csegments%3ADDS.
belastingproelen is de
WAARSCHUWING
99
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
9.2 Toegangspaneel koellichaam
9.2.1 Toegangspaneel koellichaam verwijderen
De frequentieregelaar kan worden besteld met een optioneel toegangspaneel achter in de eenheid. Dit paneel biedt toegang tot het koellichaam en maakt het mogelijk om eventueel afgezet stof te verwijderen.
Afbeelding 9.1 Toegangspaneel koellichaam
LET OP
SCHADE AAN KOELLICHAAM
Gebruik geen bevestigingen die langer zijn dan de oorspronkelijke bevestigingen die bij het koellichaam zijn geleverd, om schade aan de koelribben van het koellichaam te voorkomen.
1. Onderbreek de voeding naar de frequentiere­gelaar en wacht 20 minuten totdat de condensatoren volledig zijn ontladen. Zie hoofdstuk 2 Veiligheid.
2. Plaats de frequentieregelaar zo dat de achterzijde van de frequentieregelaar toegankelijk is.
3. Verwijder de schroeven (inbus 3 mm [0,12 in]) waarmee het toegangspaneel aan de achterzijde van de behuizing is bevestigd. Er zijn 5 of 9 schroeven, afhankelijk van de maat van de frequentieregelaar.
4. Controleer het koellichaam op schade en stofaf­zetting.
5. Verwijder stof en vuil met een stofzuiger.
6. Plaats het paneel terug en zet het aan de achterzijde van de behuizing vast met de eerder verwijderde schroeven. Haal de schroeven aan volgens hoofdstuk 10.8 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
84 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Status
799RPM 7.83A 36.4kW
0.000
53.2%
1(1)
Auto Hand O
Remote Local
Ramping Stop Running Jogging . . . Stand-by
130BB037.11
1
2
3
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
9.3 Statusmeldingen
Wanneer de frequentieregelaar in de statusmodus staat, worden er automatisch statusmeldingen op de onderste regel van het LCP-display weergegeven. Zie Afbeelding 9.2. In Tabel 9.1Tabel 9.3 vindt u een overzicht van de status­meldingen.
1 Waar het start-/stopcommando zijn oorsprong vindt. Zie
Tabel 9.1.
2 Waar de snelheidsregeling haar oorsprong vindt. Zie
Tabel 9.2.
3 Geeft de status van de frequentieregelaar weer. Zie
Tabel 9.3.
Afbeelding 9.2 Statusdisplay
LET OP
In de auto-/externe modus heeft de frequentieregelaar externe commando's nodig om functies te kunnen uitvoeren.
Tabel 9.1 tot en met Tabel 9.3 geven aan wat de betekenis van de statusmeldingen op het display is.
Uit De frequentieregelaar reageert niet op
stuursignalen totdat op [Auto On] of [Hand On] wordt gedrukt.
Auto De start-/stopcommando's worden verstuurd
via de stuurklemmen en/of seriële communicatie.
Hand Met de navigatietoetsen op het LCP kunt u de
frequentieregelaar bedienen. De lokale bediening wordt onderdrukt door stopcom-
Tabel 9.1 Bedieningsmodus
mando's, reset, omkering, DC-rem en andere signalen die op de stuurklemmen worden toegepast.
Extern De snelheidsreferentie is afkomstig uit:
Externe signalen.
Seriële communicatie.
Intern ingestelde referenties.
Lokaal De frequentieregelaar gebruikt de referentie-
waarden uit het LCP.
Tabel 9.2 Referentieplaats
AC-rem AC-rem is geselecteerd in parameter 2-10 Brake
Function. De AC-rem zorgt voor overmagneti-
sering van de motor om zo een gecontroleerde vertraging te realiseren.
AMA klaar OK De automatische aanpassing van de motorge-
gevens (AMA) is voltooid.
AMA gereed AMA is klaar om te starten. Druk op [Hand
On] om te starten. AMA actief Het AMA-proces is bezig. Remmen De remchopper is actief. De remweerstand
absorbeert de generatieve energie. Max. remmen De remchopper is actief. De in
parameter 2-12 Brake Power Limit (kW)
ingestelde vermogensbegrenzing voor de
remweerstand is bereikt. Vrijloop
Gecontr. uitloop [1] Gecontr. uitloop is geselecteerd in
Stroom hoog De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
Stroom laag De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
DC-houd DC-houd is geselecteerd in
[2] Vrijloop geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet aangesloten.
Vrijloop is geactiveerd via seriële
communicatie.
parameter 14-10 Mains Failure.
De netspanning is lager dan de
waarde die voor een netfout is ingesteld in parameter 14-11 Mains Fault Voltage Level.
De frequentieregelaar laat de motor
uitlopen door middel van gecontroleerd terugregelen.
is hoger dan de begrenzing die is ingesteld in
parameter 4-51 Warning Current High.
is lager dan de begrenzing die is ingesteld in
parameter 4-52 Warning Speed Low.
parameter 1-80 Function at Stop en er is een
stopcommando actief. De motor wordt
gehouden door een DC-stroom zoals gede-
nieerd in parameter 2-00 DC Hold/Preheat
Current.
9 9
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 85
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
DC-stop De motor wordt gehouden door een DC-
stroom (parameter 2-01 DC Brake Current) gedurende een bepaalde tijd (parameter 2-02 DC Braking Time).
DC-rem is geactiveerd in parameter 2-03 DC
Brake Cut In Speed [RPM] en er is een stopcommando actief.
DC-rem geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet actief.
De DC-rem is geactiveerd via seriële
communicatie.
Terugk. hoog De som van alle actieve terugkoppelingen is
hoger dan de in parameter 4-57 Warning Feedback High ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Terugk. laag De som van alle actieve terugkoppelingen is
lager dan de in parameter 4-56 Warning Feedback Low ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Uitgang vasth. De externe referentie die het huidige toerental
vasthoudt, is actief.
[20] Uitgang vasth. is geselecteerd als
99
Verzoek vasth. Er is een commando gegeven om de uitgang
Ref. vasth. [19] Ref. vasthouden is geselecteerd als functie
Jog-verzoek Er is een jogcommando gegeven, maar de
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is actief. Het regelen van het toerental is enkel mogelijk via de klemfuncties Snelh. omh. en Snelh. omlaag.
Ramp vasthouden is geactiveerd via seriële
communicatie.
vast te houden, maar de motor zal niet starten voordat er een startvoorwaardesignaal is ontvangen.
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem is actief. De frequentieregelaar slaat de actuele referentie op. Het wijzigen van de referentie is nu uitsluitend mogelijk via de klemfuncties Snelh. omh. en Snelh. omlaag.
motor blijft gestopt totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal wordt ontvangen.
Jogging De motor loopt zoals is ingesteld in
parameter 3-19 Jog Speed [RPM].
[14] Jog is geselecteerd als functie voor
een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem
(bijvoorbeeld klem 29) is actief.
De jogfunctie is geactiveerd via seriële
communicatie.
De jogfunctie is geselecteerd als reactie
voor een bewakingsfunctie (bijvoorbeeld Geen signaal). De bewakingsfunctie is actief.
Motorcontrole parameter 1-80 Function at Stop is ingesteld op
[2] Motorcontrole. Er is een stopcommando
actief. Om na te gaan of er een motor op de
frequentieregelaar is aangesloten, wordt de
motor voorzien van een permanente
teststroom. OVC-besturing Overspanningsreg. is geactiveerd via
parameter 2-17 Over-voltage Control, [2]
Ingesch. De aangesloten motor voorziet de
frequentieregelaar van genererende energie.
De overspanningsbeveiliging past de V-Hz-
verhouding aan om de motor gecontroleerd te
laten lopen en om uitschakeling (trip) van de
frequentieregelaar te voorkomen. Vermog. Uit (Geldt enkel voor frequentieregelaars met een
externe 24 V DC-voeding.) De netvoeding naar
de frequentieregelaar is onderbroken, maar de
stuurkaart wordt nog gevoed via de externe
24 V DC-voeding. Besch.modus Beschermingsmodus is actief. De eenheid
heeft een kritieke situatie gedetecteerd
(overstroom of overspanning).
Om een uitschakeling (trip) te voorkomen,
wordt de schakelfrequentie verlaagd naar 1500 kHz als parameter 14-55 Output Filter is ingesteld op [2] Sinuslter vast. In andere gevallen wordt de schakelfrequentie verlaagd naar 1000 Hz.
Waar mogelijk wordt de bescher-
mingsmodus na circa 10 seconden beëindigd.
De beschermingsmodus kan worden
beperkt via parameter 14-26 Trip Delay at Inverter Fault.
Qstop De motor decelereert op basis van
parameter 3-81 Quick Stop Ramp Time.
[4] Snelle stop geïnv. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is niet actief.
De snellestopfunctie is geactiveerd via
seriële communicatie.
86 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Aan-/uitlopen De motor accelereert/decelereert op basis van
de actieve aan-/uitloop. De referentie, begren­zingswaarde of stilstand is nog niet bereikt.
Ref. hoog De som van alle actieve referenties is hoger
dan de in parameter 4-55 Warning Reference High ingestelde referentiebegrenzing.
Ref. laag De som van alle actieve referenties is lager
dan de in parameter 4-54 Warning Reference Low ingestelde referentiebegrenzing.
Op referentie De frequentieregelaar werkt binnen het
ingestelde referentiebereik. De terugkoppe­lingswaarde komt overeen met de setpointwaarde.
Startverzoek Er is een startcommando gegeven, maar de
motor blijft stopgezet totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal
wordt ontvangen. Actief De frequentieregelaar drijft de motor aan. Slaapstand De energiebesparingsfunctie is ingeschakeld.
Dat betekent dat de motor is gestopt, maar zo
nodig automatisch weer zal opstarten. Snelh. hoog Het motortoerental is hoger dan de waarde
die is ingesteld in parameter 4-53 Warning
Speed High. Snelh. laag Het motortoerental is lager dan de waarde die
is ingesteld in parameter 4-52 Warning Speed
Low. Stand-by In de automodus start de frequentieregelaar
de motor door middel van een startsignaal
vanaf een digitale ingang of via seriële
communicatie. Startvertraging In parameter 1-71 Start Delay is een startvertra-
gingstijd ingesteld. Er is een startcommando
gegeven en de motor start nadat de startver-
tragingstijd is verstreken. Strt vr/acht. [12] Start vooruit insch. en [13] Start omgek.
insch. zijn geselecteerd als functies voor 2
verschillende digitale ingangen (parame-
tergroep 5-1* Digitale ingangen). De motor start
in voorwaartse of achterwaartse richting,
afhankelijk van de klem die is geactiveerd. Stop De frequentieregelaar heeft een
stopcommando ontvangen uit 1 van de
volgende bronnen:
LCP
Digitale ingang.
Seriële communicatie.
Uitschakeling (trip)
Uitschakeling met blokkering
Tabel 9.3 Bedrijfsstatus
Er is een alarm opgetreden en de motor is gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet de frequentieregelaar op 1 van de volgende manieren worden gereset:
Door te drukken op [Reset].
Extern, via stuurklemmen.
Via seriële communicatie.
Door op [Reset] te drukken of extern, via stuurklemmen, of via seriële communicatie. Er is een alarm opgetreden en de motor is gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet u de spanning naar de frequentieregelaar af- en weer inschakelen. Reset de frequentieregelaar handmatig op 1 van de volgende manieren:
Door te drukken op [Reset].
Extern, via stuurklemmen.
Via seriële communicatie.
9.4 Waarschuwings- en alarmtypen
De software van de frequentieregelaar genereert waarschu­wingen en alarmen om te helpen bij het verhelpen van problemen. Het waarschuwings- of alarmnummer wordt op het LCP weergegeven.
Waarschuwing
Een waarschuwing geeft aan dat er in de frequentiere­gelaar een abnormale bedrijfsconditie is opgetreden die tot een alarm leidt. Een waarschuwing verdwijnt wanneer de abnormale conditie is verdwenen of verholpen.
Alarm
Een alarm geeft een fout aan die onmiddellijk aandacht vereist. De fout veroorzaakt altijd een uitschakeling (trip) of een uitschakeling met blokkering. Reset de frequentiere­gelaar na een alarm. Reset de frequentieregelaar op een van de volgende 4 manieren:
Druk op
Resetcommando via een digitale ingang.
Resetcommando via seriële communicatie.
Automatische reset.
Uitschakeling (trip)
Bij een uitschakeling (trip) schort de frequentieregelaar de werking op om schade aan de frequentieregelaar en andere apparatuur te voorkomen. Na een uitschakeling (trip) loopt de motor vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Nadat de foutconditie is opgeheven, kan de frequentieregelaar worden gereset.
[Reset]/[O/Reset].
9 9
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 87
130BP086.12
Status
0.0Hz 0.000kW 0.00A
0.0Hz 0
Earth Fault [A14]
Auto Remote Trip
1(1)
Back
Cancel
Info
OK
On
Alarm
Warn.
130BB467.11
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
Uitschakeling met blokkering
Bij een uitschakeling met blokkering schort de frequentie­regelaar de werking op om schade aan de frequentieregelaar en andere apparatuur te voorkomen. Na een uitschakeling met blokkering loopt de motor vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Een uitschakeling met blokkering vindt alleen plaats bij ernstige storingen die schade kunnen toebrengen aan de frequentieregelaar of andere apparatuur. Nadat de fouten zijn opgeheven, moet u spanning af- en weer inschakelen voordat u de frequentieregelaar kunt resetten.
Waarschuwings- en alarmdisplays
Op het LCP wordt een waarschuwing
weergegeven met een waarschuwingsnummer.
Er knippert een alarm met een alarmnummer.
99
Afbeelding 9.3 Voorbeeld van alarm
Naast de tekst en de alarmcode op het LCP zijn er 3 statusindicatielampjes.
Waarschuwingsindica-
tielampje
Waarschuwin g Alarm Uit Aan (knippert) Uitschakeling met blokkering
Afbeelding 9.4 Statusindicatielampjes
Aan Uit
Aan Aan (knippert)
Alarmindicatielampje
9.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
Onderstaande informatie over waarschuwingen en alarmen beschrijft alle waarschuwings- en alarmcondities, geeft de mogelijke oorzaak aan en biedt een oplossing of foutop­sporingsprocedure.
WAARSCHUWING 1, 10 V laag
De spanning van de stuurkaart is minder dan 10 V vanaf klem 50. Verminder de belasting van klem 50, aangezien de 10 V­voeding overbelast is. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
Deze conditie kan worden veroorzaakt door een kortsluiting in een aangesloten potentiometer of een onjuiste bedrading van de potentiometer.
Probleem verhelpen
Verwijder de bedrading vanaf klem 50. Als de
waarschuwing verdwijnt, ligt het probleem bij de bedrading. Vervang de stuurkaart als de waarschuwing niet verdwijnt.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit is ingesteld in parameter 6-01 Live Zero Timeout Function. Het signaal op 1 van de analoge ingangen is minder dan 50% van de minimumwaarde die voor die ingang is geprogrammeerd. Deze conditie kan worden veroorzaakt door draadbreuk of door een signaal van een defect apparaat.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op alle analoge
netklemmen.
- Stuurklem 53 en 54 voor signalen, klem 55 gemeenschappelijk.
-
VLT® General Purpose I/O MCB 101­klemmen 11 en 12 voor signalen, klem 10 gemeenschappelijk.
-
VLT® Analog I/O MCB 109-klemmen 1, 3 en 5 voor signalen, klem 2, 4 en 6 gemeenschappelijk.
Controleer of de programmering van de frequen-
tieregelaar en de schakelinstellingen overeenkomen met het type analoge signaal.
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar. Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dat is ingesteld in parameter 1-80 Function at Stop.
Problemen verhelpen
Controleer de aansluiting tussen de frequentiere-
gelaar en de motor.
88 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING/ALARM 4, Voedingsfaseverlies
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt ook als er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter. De opties zijn te programmeren via parameter 14-12 Function at Mains Imbalance.
Problemen verhelpen
Controleer de netspanning en de voedings-
stromen naar de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De DC-tussenkringspanning is hoger dan de waarschu­wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag
De DC-tussenkringspanning is lager dan de waarschu­wingslimiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de DC-tussenkringspanning hoger is dan de begrenzing, wordt de frequentieregelaar na een bepaalde tijd uitgeschakeld.
Problemen verhelpen
Sluit een remweerstand aan.
Verleng de ramptijd.
Wijzig het type ramp.
Activeer de functies in parameter 2-10 Brake
Function.
Verhoog parameter 14-26 Trip Delay at Inverter
Fault.
Als het alarm/de waarschuwing tijdens een
spanningsdip optreedt, moet u gebruikmaken van kinetische backup (parameter 14-10 Mains Failure).
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de DC-tussenkringspanning onder de onderspannings­limiet komt, controleert de frequentieregelaar of er een 24 V DC-backupvoeding is aangesloten. Als geen 24 V DC­backupvoeding is aangesloten, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld na een vaste tijdsvertraging. Deze tijdsver­traging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieregelaar.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 9, Omvormer overbelast
De frequentieregelaar werd gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% overbelast en staat op het punt van uitschakelen. De teller voor de thermo-elektronische omvormerbeveiliging genereert een waarschuwing bij 98% en schakelt de frequentieregelaar uit bij 100%, waarbij een
alarm wordt gegenereerd. De frequentieregelaar kan niet worden gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
Probleem verhelpen
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de nominale stroom van de frequentieregelaar.
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting van de frequentiere-
gelaar weergeven op het LCP en houd de waarde in het oog. Wanneer de stroom hoger is dan de nominale continustroom van de frequentiere­gelaar, gaat de teller omhoog. Wanneer de stroom lager is dan de nominale continustroom van de frequentieregelaar, gaat de teller omlaag.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor­ETR
De elektronische thermische beveiliging (ETR) geeft aan dat de motor te warm is.
Selecteer 1 van deze opties:
De frequentieregelaar genereert een
waarschuwing of een alarm wanneer de teller > 90% wordt en parameter 1-90 Motor Thermal Protection is ingesteld op waarschuwingsopties.
De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip)
wanneer de teller 100% bereikt en parameter 1-90 Motor Thermal Protection is ingesteld op uitschakelingsopties.
De fout treedt op wanneer de motor gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% wordt overbelast.
Problemen verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de in parameter 1-24 Motor Current
ingestelde motorstroom correct is.
Controleer of de motorgegevens in parameter
1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld.
Controleer bij gebruik van een externe ventilator
of die ook is geselecteerd in parameter 1-91 Motor External Fan.
Door het uitvoeren van een AMA via
parameter 1-29 Automatic Motor Adaptation (AMA)
wordt de frequentieregelaar nauwkeuriger afgestemd op de motor en wordt de thermische belasting beperkt.
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motort­hermistor
Controleer of de thermistor is losgekoppeld. In parameter 1-90 Motor Thermal Protection kunt u instellen of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren.
9 9
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 89
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
Problemen verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer bij gebruik van klem 53 of 54 of de
thermistor correct is aangesloten tussen klem 53 of 54 (analoge spanningsingang) en klem 50 (+10 V-voeding). Controleer ook of de klemschakelaar voor 53 of 54 is ingesteld voor spanning. Controleer of parameter 1-93 Thermistor Source is ingesteld op klem 53 of 54.
Controleer bij gebruik van klem 18, 19, 31, 32 of
33 (digitale ingangen) of de thermistor correct is aangesloten tussen de gebruikte digitale ingangsklem (digitale ingang, alleen PNP) en klem 50. Selecteer de te gebruiken klem in parameter 1-93 Thermistor Source.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de waarde in
parameter 4-16 Torque Limit Motor Mode of parameter 4-17 Torque Limit Generator Mode. Parameter 14-25 Trip Delay at Torque Limit kan worden
gebruikt om voor deze conditie een waarschuwing gevolgd door een alarm in te stellen in plaats van enkel
99
een waarschuwing.
Problemen verhelpen
Als tijdens het aanlopen de motorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de aanlooptijd verlengen.
Als tijdens het uitlopen de generatorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de uitlooptijd verlengen.
Als tijdens bedrijf de koppelbegrenzing wordt
overschreden, moet u de koppelbegrenzing verhogen. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hoger koppel.
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom
De piekstroombegrenzing van de frequentieregelaar (ongeveer 200% van de nominale stroom) is overschreden. De waarschuwing houdt ongeveer 1,5 s aan, waarna de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld en een alarm genereert. Deze fout kan worden veroorzaakt door een schokbelasting of een snelle acceleratie bij belastingen met een hoge massatraagheid. In geval van een snelle acceleratie bij het aanlopen kan de fout ook optreden na een kinetische backup. Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd, kan een uitschakeling (trip) extern worden gereset.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding en controleer of de
motoras kan worden gedraaid.
Controleer of het vermogen van de motor
overeenkomt met dat van de frequentieregelaar.
Controleer of de motorparameters 1-20 tot 1-25
correct zijn ingesteld.
ALARM 14, Aardfout
Er loopt een stroom van de uitgangsfase naar aarde, door de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor of in de motor zelf. De stroomtransductoren detecteren de aardfout door de uitgangsstroom van de frequentieregelaar en de ingangsstroom vanaf de motor naar de frequentiere­gelaar te meten. De aardfout wordt gegenereerd als het verschil tussen de 2 stromen te groot is. De uitgangs­stroom vanuit de frequentieregelaar moet gelijk zijn aan de ingangsstroom.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de aardfout op.
Controleer op aardfouten in de motor door de
weerstand van de motorkabels en de motor naar aarde te meten met behulp van een isolatiemeter (megger).
Reset eventuele afzonderlijke osets voor elk van
de 3 stroomtransductoren in de frequentiere­gelaar. Voer een handmatige initialisatie of een volledige AMA uit. Deze methode is vooral relevant na het verwisselen van de voedingskaart.
ALARM 15, Incompatibele hardware
Een gemonteerde optie kan niet werken met de huidige stuurkaarthardware of -software.
Noteer de waarde van onderstaande parameters en neem contact op met Danfoss.
Parameter 15-40 FC Type.
Parameter 15-41 Power Section.
Parameter 15-42 Voltage.
Parameter 15-43 Software Version.
Parameter 15-45 Actual Typecode String.
Parameter 15-49 SW ID Control Card.
Parameter 15-50 SW ID Power Card.
Parameter 15-60 Option Mounted.
Parameter 15-61 Option SW Version (voor elke
optiesleuf).
90 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
ALARM 16, Kortsluiting
Er is kortsluiting in de motor of de motorkabels.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en verhelp de kortsluiting.
Ga na of de frequentieregelaar de juiste stroom-
schalingskaart en het juiste aantal stroomschalingskaarten voor het systeem bevat.
WAARSCHUWING/ALARM 17, Stuurwoordtime-out
Er is geen communicatie met de frequentieregelaar. Deze waarschuwing is alleen actief wanneer parameter 8-04 Control Timeout Function NIET is ingesteld op [0] Uit. Als parameter 8-04 Control Timeout Function is ingesteld op [5] Stop en uitsch., wordt er een waarschuwing gegeven. De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip) na de uitloop, waarna een alarm wordt gegenereerd.
Problemen verhelpen
Controleer de aansluitingen op de kabel voor
seriële communicatie.
Verhoog parameter 8-03 Control Timeout Time.
Controleer de werking van de communicatieappa-
ratuur.
Controleer of een correcte EMC-installatie is
uitgevoerd.
WAARSCHUWING/ALARM 20, Temp. ing. fout
De temperatuursensor is niet aangesloten.
WAARSCHUWING/ALARM 21, Parameterfout
De ingestelde waarde van de parameter valt buiten het bereik. Het parameternummer wordt weergegeven op het display.
Probleem verhelpen
betreende parameter in op een geldige
Stel de
waarde.
WAARSCHUWING/ALARM 22, Mechanische rem bij hijstoepassingen
De waarde van deze waarschuwing/dit alarm geeft de oorzaak aan: 0 = de koppelreferentie werd niet bereikt binnen de ingestelde tijd (parameter 2-27 Torque Ramp Time). 1 = verwachte remterugkoppeling niet ontvangen binnen de ingestelde tijd (parameter 2-23 Activate Brake Delay, parameter 2-25 Brake Release Time).
WAARSCHUWING 23, Fout interne ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Fan Monitor ([0] Uitgesch.).
Bij frequentieregelaars met DC-ventilatoren is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakel­commando krijgt terwijl er geen terugkoppeling van de sensor is. Bij frequentieregelaars met AC-ventilatoren wordt de spanning naar de ventilator bewaakt.
Problemen verhelpen
Controleer of de ventilator correct werkt.
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in, en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer de sensoren op de stuurkaart.
WAARSCHUWING 24, Fout externe ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Fan Monitor ([0] Uitgesch.).
Er is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakelcommando krijgt terwijl er geen terugkop­peling van de sensor is. Dit alarm wordt ook weergegeven als er sprake is van een communicatiefout tussen de voedingskaart en de stuurkaart.
Controleer de alarmlog om de bij deze waarschuwing behorende rapportwaarde te zien.
Als de rapportwaarde 1 is, is er een hardwareprobleem met 1 van de ventilatoren. Als de rapportwaarde 11 is, is er sprake van een communicatieprobleem tussen de voedingskaart en de stuurkaart.
Ventilatorproblemen verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in, en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer of de ventilator correct werkt. Gebruik
parametergroep 43-** Unit Readouts (Uitlezingen eenheid) om het toerental van elke ventilator
weer te geven.
Problemen met voedingskaart verhelpen
Controleer de bedrading tussen de voedingskaart
en de stuurkaart.
De voedingskaart moet mogelijk worden
vervangen.
De stuurkaart moet mogelijk worden vervangen.
9 9
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 91
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
WAARSCHUWING 25, Kortsluiting remweerstand
De remweerstand wordt bewaakt tijdens bedrijf. Als er kortsluiting optreedt, wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt de waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar functioneert nog steeds, maar zonder de remfunctie.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en vervang de remweerstand (zie parameter 2-15 Brake Check).
WAARSCHUWING/ALARM 26, Begrenzing remweerstands­vermogen
Het vermogen dat naar de remweerstand wordt overge­bracht, wordt berekend als een gemiddelde waarde over de laatste 120 s van de bedrijfstijd. De berekening is gebaseerd op de DC-tussenkringspanning en de in parameter 2-16 AC brake Max. Current ingestelde waarde van de remweerstand. De waarschuwing wordt gegenereerd wanneer het afgegeven remvermogen hoger is dan 90% van het vermogen van de remweerstand. Als
[2] Uitsch. is geselecteerd in parameter 2-13 Brake Power Monitoring, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld
wanneer het afgegeven remvermogen 100% bereikt.
WAARSCHUWING/ALARM 27, Remchopperfout
99
De remtransistor wordt bewaakt tijdens bedrijf; in geval van kortsluiting wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt er een waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar blijft nog wel actief, maar door de kortsluiting van de remtransistor gaat er veel vermogen naar de remweerstand, ook als die niet actief is.
WAARSCHUWING
KANS OP OVERVERHITTING
Door een stootspanning kan de remweerstand oververhit raken en mogelijk vlam vatten. Als de spanning naar de frequentieregelaar niet wordt onderbroken en de remweerstand niet wordt verwijderd, kan dat leiden tot schade aan apparatuur.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar.
Verwijder de remweerstand.
Hef de kortsluiting op.
WAARSCHUWING/ALARM 28, Remtest mislukt
De remweerstand is niet aangesloten of werkt niet.
Probleem verhelpen
Controleer parameter 2-15 Brake Check.
ALARM 29, Temp. koellichaam
De maximumtemperatuur van het koellichaam is overschreden. De temperatuurfout wordt pas gereset wanneer de temperatuur van het koellichaam is gezakt tot onder een vooraf ingestelde waarde. Het punt van uitschakelen (trip) en het punt van resetten zijn afhankelijk van het vermogen van de betreende frequentieregelaar.
Problemen verhelpen
Controleer op de volgende condities:
Te hoge omgevingstemperatuur.
Te lange motorkabel.
Onvoldoende vrije ruimte boven en onder de
frequentieregelaar.
Geen vrije luchtstroming rondom de frequentiere-
gelaar.
Beschadigde ventilator koellichaam.
Vuil koellichaam.
Voor behuizingsgrootte D en E geldt dat dit alarm is gebaseerd op de temperatuur die wordt gemeten door de koellichaamsensor die in de IGBT-modules is gemonteerd.
Problemen verhelpen
Controleer de ventilatorweerstand.
Controleer de soft-chargezekeringen.
Controleer de thermische sensor van de IGBT.
ALARM 30, Motorfase U ontbreekt
Motorfase U tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase U.
92 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
ALARM 31, Motorfase V ontbreekt
Motorfase V tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase V.
ALARM 32, Motorfase W ontbreekt
Motorfase W tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Problemen verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase W.
ALARM 33, Inrush-fout
Er zijn te veel inschakelingen geweest gedurende een korte tijd.
Probleem verhelpen
Laat de eenheid afkoelen tot de bedrijfstempe-
ratuur.
Controleer op een mogelijke DC-tussenkringfout
naar aarde.
WAARSCHUWING/ALARM 34, Communicatiefout veldbus
De veldbus op de communicatieoptiekaart werkt niet.
WAARSCHUWING/ALARM 35, Optiefout
Er is een optiealarm gegenereerd. Het alarm is optiespe­ciek. De oorzaak is meestal een fout bij inschakeling of een communicatiefout.
WAARSCHUWING/ALARM 36, Netstoring
Deze waarschuwing/dit alarm is alleen actief als de netspanning naar de frequentieregelaar ontbreekt en
parameter 14-10 Mains Failure niet is ingesteld op [0] Geen functie.
Controleer de zekeringen naar het frequentiere-
gelaarsysteem en de netvoeding naar de eenheid.
Controleer of de netspanning voldoet aan de
productspecicaties.
Verzeker u ervan dat de volgende condities niet
aanwezig zijn:
Alarm 307, Excessive THD(V) (Overmatige THD(V)), alarm 321, voltage imbalance (Onbalans spanning), waarschuwing 417, Mains undervoltage (Onderspanning netvoeding) of waarschuwing 418, Mains overvoltage (Overspanning netvoeding)
wordt gegenereerd als aan een van de volgende condities wordt voldaan:
- De 3-fasespanningsmagnitude wordt lager dan 25% van de nominale netspanning.
- De spanning van een van de fasen is hoger dan 10% van de nominale netspanning.
- Het percentage van de fase- of magnitu­deonbalans is hoger dan 8%.
- De THD van de spanning is hoger dan 10%.
ALARM 37, Onbalans van de netspanning
Er is sprake van stroomonbalans tussen de vermogens­eenheden.
ALARM 38, Interne fout
Wanneer er een interne fout optreedt, wordt de foutcode uit Tabel 9.4 weergegeven.
Problemen verhelpen
Schakel de spanning uit en weer in.
Controleer of de optie correct is geïnstalleerd.
Controleer op loszittende of ontbrekende
bedrading.
Het kan nodig zijn om contact op te nemen met de Danfoss-leverancier of de serviceafdeling. Noteer de foutcode in verband met verdere aanwijzingen voor foutopsporing.
9 9
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 93
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
Nummer Tekst
0 De seriële poort kan niet worden geïnitialiseerd.
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
256–258 De EEPROM-gegevens van de voedingskaart zijn
beschadigd of te oud. Vervang de voedingskaart.
512–519 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss. 783 Parameterinstelling buiten min./max. begrenzingen. 1024–1284 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss. 1299 De optiesoftware in sleuf A is te oud. 1300 De optiesoftware in sleuf B is te oud. 1302 De optiesoftware in sleuf C1 is te oud. 1315 De optiesoftware in sleuf A wordt niet
ondersteund/is niet toegestaan. 1316 De optiesoftware in sleuf B wordt niet
ondersteund/is niet toegestaan. 1318 De optiesoftware in sleuf C1 wordt niet
ondersteund/is niet toegestaan. 1379–2819 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss. 1792 Hardware-reset van digitale signaalverwerker.
99
1793 Motorgerelateerde parameters niet correct
overgezet naar de digitale signaalverwerker. 1794 Vermogensgegevens bij inschakeling niet correct
overgezet naar de digitale signaalverwerker. 1795 De digitale signaalverwerker heeft te veel
onbekende SPI-telegrammen ontvangen. De
frequentieregelaar gebruikt deze foutcode ook als
de MCO niet correct opstart. Deze situatie kan
optreden vanwege slechte EMC-bescherming of
onjuiste aarding. 1796 RAM-kopieerfout. 1798 Softwareversie 48.3X of later wordt gebruikt met
een MK1-stuurkaart. Vervang door een MKII-
stuurkaart, versie 8. 2561 Vervang de stuurkaart. 2820 Stack-overloop LCP. 2821 Overloop seriële poort. 2822 Overloop USB-poort. 3072–5122 De parameterwaarde valt buiten het toegestane
bereik. 5123 Optie in sleuf A: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5124 Optie in sleuf B: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5125 Optie in sleuf C0: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5126 Optie in sleuf C1: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware. 5376–6231 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
ALARM 39, Sensor koellichaam
Geen terugkoppeling van de temperatuursensor van het koellichaam.
Het signaal van de thermische sensor van de IGBT is niet beschikbaar op de voedingskaart.
Problemen verhelpen
Controleer de bandkabel tussen de voedingskaart
en de gatedriverkaart.
Controleer of de voedingskaart defect is.
Controleer of de gatedriverkaart defect is.
WAARSCHUWING 40, Overbelasting digitale uitgang klem 27
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 27, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-00 Digital I/O Mode en parameter 5-01 Terminal 27 Mode.
WAARSCHUWING 41, Overbelasting digitale uitgang klem 29
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 29, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-00 Digital I/O Mode en parameter 5-02 Terminal 29 Mode.
WAARSCHUWING 42, Overbelasting digitale uitgang op X30/6 of X30/7
Controleer voor klem X30/6 de belasting die is aangesloten op klem X30/6, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-32 Term X30/6 Digi
Out (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
Controleer voor klem X30/7 de belasting die is aangesloten op klem X30/7, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-33 Term X30/7 Digi Out
(MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
ALARM 43, Ext. voeding
De VLT® Extended Relay Card MCB 113 is gemonteerd zonder externe 24 V DC. Sluit een externe 24 V DC­voeding aan of stel via parameter 14-80 Option Supplied by External 24VDC [0] Nee in dat er geen externe voeding wordt gebruikt. Na een wijziging van parameter 14-80 Option Supplied by External 24VDC moet de frequentieregelaar uit- en weer ingeschakeld worden.
ALARM 45, Aardfout 2
Aardfout.
Probleem verhelpen
Controleer op een juiste aarding en loszittende
aansluitingen.
Controleer op de juiste draaddiktes.
Controleer de motorkabels op kortsluiting of
lekstromen.
Tabel 9.4 Foutcodes interne fouten
94 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
ALARM 46, Voeding voedingskaart
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 4 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding op de voedingskaart:
48 V.
24 V.
5 V.
± 18 V.
Bij gebruik van een 24 V DC-voeding via VLT® 24 V External Supply MCB 107 worden enkel de 24 V- en 5 V­voeding bewaakt. Bij gebruik van 3-fasenetspanning worden alle 4 voedingen bewaakt.
Problemen verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer of de optiekaart defect is.
Controleer bij gebruik van een 24 V DC-voeding
op een juist voedingsvermogen.
Controleer frequentieregelaar met D-behuizing op
een defecte koellichaamventilator, ventilator bovenzijde of deurventilator.
Controleer frequentieregelaar met E-behuizing op
een defecte mengventilator.
WAARSCHUWING 47, 24 V-voeding laag
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 4 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
48 V.
24 V.
5 V.
± 18 V.
Problemen verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
WAARSCHUWING 48, 1,8 V-voeding laag
De 1,8 V DC-voeding die op de stuurkaart wordt gebruikt, valt buiten de toegestane begrenzingen. De voeding wordt gemeten op de stuurkaart.
Probleem verhelpen
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer op overspanning wanneer er een
optiekaart aanwezig is.
WAARSCHUWING 49, Snelheidsbegrenzing
Als het toerental buiten het in parameter 4-11 Motor Speed Low Limit [RPM] en parameter 4-13 Motor Speed High Limit [RPM] ingestelde bereik valt, geeft de frequentieregelaar
een waarschuwing weer. Als het toerental lager is dan de in parameter 1-86 Trip Speed Low [RPM] ingestelde
begrenzing (behalve tijdens het starten of stoppen), wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld.
ALARM 50, AMA-kalibratie mislukt
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
ALARM 51, AMA controleer U
De instellingen voor motorspanning, motorstroom en motorvermogen zijn verkeerd.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen van parameter 1-20 tot
1-25.
ALARM 52, AMA lage I
De motorstroom is te laag.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen in parameter 1-24 Motor
Current.
ALARM 53, AMA motor te groot
De motor is te groot om een AMA te kunnen uitvoeren.
ALARM 54, AMA motor te klein
De motor is te klein om een AMA te kunnen uitvoeren.
ALARM 55, AMA parameter buiten bereik
Er kan geen AMA worden uitgevoerd, omdat de parameter­instellingen voor de motor buiten het toegestane bereik vallen.
ALARM 56, AMA onderbroken door gebruiker
De AMA is onderbroken door de gebruiker.
ALARM 57, AMA interne fout
Probeer AMA opnieuw te starten. Bij herhaaldelijk herstarten kan de motor oververhit raken.
ALARM 58, AMA interne fout
Neem contact op met de Danfoss-leverancier.
WAARSCHUWING 59, Stroomgrens
De stroom is hoger dan de waarde in parameter 4-18 Current Limit. Controleer of de motorge­gevens in parameter 1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld. Verhoog zo nodig de stroomgrens. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere limiet.
WAARSCHUWING 60, Ext. vergrendeling
Een digitaal ingangssignaal geeft een foutconditie buiten de frequentieregelaar aan. De frequentieregelaar is uitgeschakeld door een externe vergrendeling. Hef de externefoutconditie op. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet 24 V DC worden geschakeld op de klem die is geprogrammeerd voor externe vergrendeling. Vervolgens moet er een resetsignaal worden verstuurd.
WAARSCHUWING/ALARM 61, Terugkoppelingsfout
Er is een afwijking gedetecteerd tussen het berekende toerental en het gemeten toerental van het terugkoppe­lingsapparaat.
nom
nom
en I
nom
9 9
MG21A510 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. 95
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® AQUA Drive FC 202
Problemen verhelpen
Controleer de instellingen voor waarschuwing/
alarm/uitschakelen in parameter 4-30 Motor Feedback Loss Function.
Stel in parameter 4-31 Motor Feedback Speed Error
de toegestane fout in.
Stel in parameter 4-32 Motor Feedback Loss
Timeout de toegestane terugkoppelingsverliestijd in.
WAARSCHUWING 62, Uitgangsfrequentie op maximale begrenzing
Als de uitgangsfrequentie de in parameter 4-19 Max Output Frequency ingestelde waarde bereikt, genereert de frequen-
tieregelaar een waarschuwing. De waarschuwing verdwijnt wanneer de uitgangsfrequentie tot onder de maximale waarde daalt. Als de frequentieregelaar niet in staat is om de frequentie te beperken, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld en genereert hij een alarm. Dat laatste kan zich voordoen in de uxmodus, als de frequentieregelaar de controle over de motor verliest.
Probleem verhelpen
Controleer de toepassing op mogelijke oorzaken.
Verhoog de maximale uitgangsfrequentie.
99
Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere uitgangsfrequentie.
ALARM 63, Mechanische rem laag
De huidige motorstroom heeft het niveau van de remvrij­gavestroom niet overschreden binnen de ingestelde tijd voor de startvertraging.
WAARSCHUWING 64, Spanningslimiet
De combinatie van belasting en toerental vereist een motorspanning die hoger is dan de feitelijke DC-tussen­kringspanning.
WAARSCHUWING/ALARM 65, Overtemperatuur stuurkaart
De uitschakeltemperatuur voor de stuurkaart is 85 °C (185 °F).
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de stuurkaart.
WAARSCHUWING 66, Temperatuur koellichaam laag
De frequentieregelaar is te koud om te werken. Deze waarschuwing is gebaseerd op de temperatuursensor in de IGBT-module. Verhoog de omgevingstemperatuur van de eenheid. Het is ook mogelijk om altijd wanneer de motor is stopgezet een minieme hoeveelheid stroom naar de aandrijving toe te voeren door parameter 2-00 DC Hold/
Preheat Current in te stellen op 5% en door parameter 1-80 Function at Stop in te stellen.
ALARM 67, Conguratie optiemodule is gewijzigd
Een of meer opties zijn toegevoegd of verwijderd sinds de laatste uitschakeling. Controleer of de conguratiewijziging bewust is aangebracht en reset de eenheid.
ALARM 68, Veilige stop actief
Safe Torque O (STO) is geactiveerd. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet u 24 V DC schakelen op klem 37 en vervolgens een resetsignaal versturen (via bus of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
ALARM 69, Temperatuur voedingskaart
De temperatuursensor op de voedingskaart is te warm of te koud.
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de voedingskaart.
ALARM 70, Ongeldige FC-conguratie
De stuurkaart en de voedingskaart zijn incompatibel met elkaar. Neem contact op met uw Danfoss-leverancier. Vermeld hierbij de typecode van de eenheid die op het typeplaatje staat, en de onderdeelnummers van de kaarten, om de compatibiliteit te controleren.
WAARSCHUWING/ALARM 71, Veilige stop PTC 1
Safe Torque O (STO) is geactiveerd vanuit de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 omdat de motor te warm is. Nadat de motor is afgekoeld en de digitale ingang van de MCB 112 is uitgeschakeld, kan het normale bedrijf worden hervat wanneer de MCB 112 weer 24 V DC schakelt op klem 37. Als de motor gereed is voor normaal bedrijf, moet er een resetsignaal worden verstuurd (via seriële communicatie, digitale I/O, of door op [Reset] op het LCP te drukken). Als er een automatische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout wordt opgeheven.
ALARM 72, Gevaarlijke storing
STO met blokkering. Er is een onverwachte combinatie van STO-commando's opgetreden:
De VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 activeert
X44/10, maar STO is niet ingeschakeld.
MCB 112 is het enige apparaat dat gebruikmaakt
van de STO-functie (ingesteld via optie [4] PTC 1­alarm of [5] PTC 1 waarsch. in parameter 5-19 Terminal 37 Digital Input), de STO-
functie is geactiveerd en X44/10 is niet geactiveerd.
WAARSCHUWING 73, Automatische herstart Veilige stop
Safe Torque O (STO) is geactiveerd. Als er een automa­tische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout wordt opgeheven.
96 Danfoss A/S © 09/2018 Alle rechten voorbehouden. MG21A510
Loading...