Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige
installatie en inbedrijfstelling van de VLT® frequentiere-
gelaars.
De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik door
gekwaliceerd personeel. Lees de bedieningshandleiding
en volg de aanwijzingen op om de frequentieregelaar op
veilige en professionele wijze te gebruiken. Let met name
op de veiligheidsvoorschriften en algemene waarschuwingen. Bewaar de bedieningshandleiding altijd in de
buurt van de frequentieregelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn andere hulpmiddelen beschikbaar om inzicht te
krijgen in geavanceerde functies van de frequentieregelaar
en de bijbehorende programmering.
Goedkeuringen en certiceringen
1.4
Tabel 1.2 Goedkeuringen en
Er zijn meer goedkeuringen en certiceringen beschikbaar.
Neem contact op met een Danfoss-kantoor of -partner in
uw regio. Frequentieregelaars met een spanning van
525-690 V zijn slechts UL-gecerticeerd voor 525-600 V.
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL
61800-5-1 ten aanzien van het behoud van het thermische
geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de
productspeciekedesign guide voor meer informatie.
certiceringen
LET OP
BEGRENZING UITGANGSFREQUENTIE
De programmeerhandleiding gaat dieper in op het
•
gebruik van parameters en bevat veel toepassingsvoorbeelden.
De design guide biedt gedetailleerde informatie
•
over de mogelijkheden en functies voor het
ontwerpen van motorregelsystemen.
Instructies bieden informatie voor gebruik met
•
optionele apparatuur.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn
beschikbaar bij Danfoss. Zie drives.danfoss.com/knowledge-center/technical-documentation/ voor een overzicht.
Handleiding- en softwareversie
1.3
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt.
Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1
toont de versie van de handleiding en de bijbehorende
softwareversie.
Vanwege ociële exportbeperkingen is de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar begrensd op 590 Hz.
Neem contact op met Danfoss als meer dan 590 Hz
vereist is.
1.4.1 Conformiteit met ADN
Zie ADN-conforme installatie in de design guide voor conformiteit met het Europees Verdrag inzake het internationale
vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren
(ADN).
Verwijdering
1.5
Apparatuur die elektrische componenten
bevat, mag niet als huishoudelijk afval
worden afgevoerd.
Voer dergelijke apparatuur apart af
volgens de geldende lokale voorschriften.
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden
gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die
kunnen leiden tot schade aan apparatuur of
eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentieregelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op
correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen,
geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur
mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door
gekwaliceerd personeel. Deze apparatuur mag uitsluitend
worden onderhouden en gerepareerd door geautoriseerd
personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen
en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te
onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften.
Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies
en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan
beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding,
loadsharing of permanentmagneetmotoren. Als
installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd
personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud van de
•
frequentieregelaar mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de
netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op
elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens
programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan
apparatuur of eigendommen. De motor kan worden
gestart door een externe schakelaar, een veldbuscommando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP
of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware
of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
•
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
•
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
•
eventuele door de motor aangedreven
werktuigen volledig bedraad en gemonteerd
zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op
de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
Geautoriseerd personeel is gekwaliceerd personeel dat
door Danfoss is opgeleid voor het onderhouden van
Danfoss producten.
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringcondensatoren die geladen kunnen blijven, ook wanneer de
frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er
kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de
waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven
wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan
dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
•
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
•
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen,
UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen
naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
•
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
•
zijn. De minimale wachttijd is 20 minuten.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of de condensatoren volledig ontladen
zijn voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR
WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren
wekt spanning op waardoor de eenheid elektrisch kan
worden geladen; dat kan leiden tot ernstig of dodelijk
letsel of schade aan apparatuur.
Zorg dat permanentmagneetmotoren zijn
•
geblokkeerd om onbedoeld draaien te
voorkomen.
WAARSCHUWING
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Onder bepaalde omstandigheden kan een interne fout
ertoe leiden dan een component explodeert. Als de
behuizing niet goed worden gesloten en vastgezet, kan
dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Gebruik de frequentieregelaar niet als de deur
•
openstaat of als er panelen ontbreken.
Zorg ervoor dat de behuizing tijdens bedrijf
•
goed is gesloten en vastgezet.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een
onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
•
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische
apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor
opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
•
worden uitgevoerd volgens de nationale en
lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
•
VOORZICHTIG
HETE OPPERVLAKKEN
De frequentieregelaar bevat metalen componenten die
ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar heet
blijven. Het negeren van het waarschuwingssymbool
voor hoge temperatuur (gele driehoek) op de frequentieregelaar kan leiden tot ernstige brandwonden.
Houd er rekening mee dan interne
•
componenten, zoals stroomrails, ook na het
uitschakelen van de frequentieregelaar extreem
heet kunnen zijn.
Zones aan de buitenkant die met het waarschu-
•
wingssymbool voor hoge temperatuur (gele
driehoek) zijn gemarkeerd, zijn heet wanneer de
frequentieregelaar in bedrijf is en onmiddellijk
na het uitschakelen.
LET OP
VEILIGHEIDSOPTIE AFSCHERMING
NETVOEDING
Er is een netafschermingsoptie leverbaar voor
behuizingen met beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/
Type 12). De afscherming van de netvoeding bestaat uit
een afdekking die in de behuizing is geïnstalleerd en
bescherming biedt tegen onbedoeld aanraken van de
vermogensklemmen, volgens BGV A2,VBG-4.
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar die een door de netvoeding geleverd AC-ingangssignaal omzet in
een variabel AC-uitgangssignaal. De frequentie en de spanning van het uitgangssignaal worden aangepast om het
motortoerental of -koppel te regelen. De frequentieregelaar is ontworpen om:
Het motortoerental te regelen op basis van terugkoppeling van het systeem of externe commando's van externe
•
regelaars.
De systeem- en motorstatus te bewaken.
•
De motor te beschermen tegen overbelasting.
•
De frequentieregelaar is ontworpen voor gebruik in industriële en commerciële omgevingen volgens lokale wetten en
normen. Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel
uitmaken van een groter systeem of een grotere installatie.
LET OP
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende
corrigerende maatregelen te treen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden en omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de voorwaarden die in hoofdstuk 10 Specicaties zijn gespeciceerd.
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
Zie Tabel 3.1 voor behuizingsgroottes en vermogensklassen van de frequentieregelaars. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingenbehuizing voor nog meer afmetingen.
Afbeelding 3.1 toont de componenten van D1h die relevant zijn voor de installatie en inbedrijfstelling. Het binnenwerk van
de D1h-frequentieregelaar is vergelijkbaar met dat van de D3h-, D5h- en D6h-frequentieregelaars. Frequentieregelaars met
de contactoroptie bevatten ook een contactorklemmenblok (TB6). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor de positie van TB6.
33
1LCP (lokaal bedieningspaneel)6Bevestigingsgaten
2Stuurklemmen7Relais 1 en 2
3Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3)8Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W)
4Aardklemmen voor IP 21/54 (Type 1/12)9Kabelklemmen
5Hijsoog10Aardklemmen voor IP 20 (Chassis)
Afbeelding 3.1 Binnenaanzicht van D1h-frequentieregelaar (vergelijkbaar met D3h/D5h/D6h)
Afbeelding 3.2 toont de componenten van D2h die relevant zijn voor de installatie en inbedrijfstelling. Het binnenwerk van
de D2h-frequentieregelaar is vergelijkbaar met dat van de D4h-, D7h- en D8h-frequentieregelaars. Frequentieregelaars met
de contactoroptie bevatten ook een contactorklemmenblok (TB6). Zie hoofdstuk 5.8 Klemafmetingen voor de positie van TB6.
33
1Veldbusboveningangsset (optioneel)7Bevestigingsgat
2LCP (lokaal bedieningspaneel)8Relais 1 en 2
3Stuurklemmen9Klemmenblok voor anticondensverwarming (optioneel)
4Netingangsklemmen 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3)10Motoruitgangsklemmen 96 (U), 97 (V), 98 (W)
5Kabelklemmen11Aardklemmen voor IP 21/54 (Type 1/12)
6Hijsoog12Aardklemmen voor IP 20 (Chassis)
Afbeelding 3.2 Binnenaanzicht van D2h-frequentieregelaar (vergelijkbaar met D4h/D7h/D8h)
De besturingsplaat bevat het bedieningspaneel, dat bekendstaat als het lokale bedieningspaneel of LCP. De besturingsplaat
bevat ook de stuurklemmen, relais en diverse connectoren.
33
1Lokaal bedieningspaneel (LCP)7Bevestigingsgaten
2RS485-afsluitschakelaar8LCP-connector
3USB-connector9Analoge schakelaars (A53, A54)
4RS485-veldbusconnector10Connector analoge I/O
5Digitale I/O en 24 V-voeding11Relais 1 (01, 02, 03) op voedingskaart
6Hijsogen12Relais 2 (04, 05, 06) op voedingskaart
Als een frequentieregelaar met een van de volgende opties
wordt besteld, wordt de eenheid geleverd met een
optiekast om de optionele componenten in te plaatsen.
33
Afbeelding 3.4 toont een voorbeeld van een frequentieregelaar met een optiekast. Tabel 3.3 bevat een overzicht van
de frequentieregelaars die zijn uitgerust met deze opties.
Frequentieregelaarmodel
D5hRem, netschakelaar
D6hContactor, contactor met netschakelaar,
D7hRem, netschakelaar, meerdraadse set
D8hContactor, contactor met netschakelaar,
Remchopper.
•
Netschakelaar.
•
Contactor.
•
Netschakelaar met contactor.
•
Circuitbreaker.
•
Regeneratieklemmen.
•
Loadsharingklemmen.
•
Overgedimensioneerde kabelkast.
•
Meerdraadse set.
•
Mogelijke opties
circuitbreaker
circuitbreaker, meerdraadse set
Tabel 3.3 Overzicht van uitbreidingsopties
De D7h- en D8h-frequentieregelaars zijn voorzien van een
sokkel van 200 mm (7,9 in) voor vloermontage.
Op het frontpaneel van de optiekast is een veiligheidsvergrendeling aangebracht. Als de frequentieregelaar met een
netschakelaar of circuitbreaker wordt geleverd, vergrendelt
de veiligheidsvergrendeling de deur wanneer de frequentieregelaar van spanning wordt voorzien. Open voordat u
de deur opent de netschakelaar of circuitbreaker om de
frequentieregelaar te ontladen en verwijder daarna pas de
afdekking van de optiekast.
Voor frequentieregelaars die met een netschakelaar,
contactor of circuitbreaker zijn geleverd, staat op het
motortypeplaatje een typecode vermeld voor vervanging
zonder de betreende opties. Als de frequentieregelaar
wordt vervangen, kan die los van de optiekast worden
vervangen.
Het lokale bedieningspaneel (LCP) is de combinatie van display en toetsenbord aan de voorzijde van de frequentieregelaar.
De term LCP verwijst naar het grasche LCP. Een numeriek lokaal bedieningspaneel (NLCP) is leverbaar als optie. Het NLCP
werkt op vergelijkbare wijze als het LCP, maar er zijn wel verschillen. Zie de productspeciekeprogrammeerhandleiding voor
meer informatie over het gebruik van het NLCP.
Het LCP wordt gebruikt voor:
Besturing van de frequentieregelaar en de motor.
•
Toegang tot frequentieregelaarparameters en programmering van de frequentieregelaar.
•
Uitlezing van bedrijfsgegevens, status van de frequentieregelaar en waarschuwingen.
Elke displayuitlezing is gekoppeld aan een parameter. Zie
Tabel 3.4. De informatie die op het LCP wordt
weergegeven, kan voor specieke toepassingen worden
D. Indicatielampjes
Indicatielampjes dienen om de status van de frequentieregelaar aan te duiden en een visuele indicatie van
waarschuwings- of foutcondities te geven.
Menutoetsen dienen om toegang te krijgen tot het menu
D3AlarmRoodGaat branden bij een
voor de parametersetup, te schakelen tussen statusuitleesmodi tijdens normaal bedrijf en om foutloggegevens
weer te geven.
Itemnr.ToetsFunctie
B1StatusGeeft bedrijfsgegevens weer.
B2Quick Menu Biedt toegang tot de parameters voor
de eerste setup. Bevat ook gedetailleerde stappen voor toepassingen. Zie
hoofdstuk 3.8.1.1 Quick Menu.
B3Main Menu Biedt toegang tot alle parameters. Zie
hoofdstuk 3.8.1.8 Modus Hoofdmenu.
B4Alarm LogToont een overzicht van de actieve
waarschuwingen en de laatste 10
alarmen.
Tabel 3.5 Menutoetsen op het LCP
C. Navigatietoetsen
Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmeren
van functies en het verplaatsen van de displaycursor. De
navigatietoetsen dienen tevens om het toerental te regelen
in de lokale (handmatige) bediening. U kunt de helderheid
van het display aanpassen door [Status] en de toets [▲] of
Tabel 3.7 Indicatielampjes op het LCP
E. Bedieningstoetsen en reset
De bedieningstoetsen bevinden zich onderaan het lokale
bedieningspaneel.
Itemnr.ToetsFunctie
E1Hand On Start de frequentieregelaar in de lokale
bediening. Een extern stopsignaal via een
stuuringang of seriële communicatie
onderdrukt de lokale [Hand On].
E2OStopt de motor maar onderbreekt de
voeding naar de frequentieregelaar niet.
E3ResetHiermee kunt u de frequentieregelaar
handmatig resetten nadat u een fout
hebt opgeheven.
E4Auto OnZet het systeem in de externe-
bedieningsmodus, zodat het kan reageren
op een extern startcommando via
stuurklemmen of seriële communicatie.
Functie
frequentieregelaar spanning
krijgt van de netvoeding of een
externe 24 V-voeding.
waarschuwingsconditie actief is.
Op het display wordt een tekst
weergegeven om het probleem
aan te duiden.
foutconditie. Op het display
wordt een tekst weergegeven
om het probleem aan te duiden.
[▼] tegelijkertijd in te drukken.
Tabel 3.8 Bedieningstoetsen en resettoets op het LCP
Itemnr.ToetsFunctie
C1BackBrengt u terug naar de vorige stap of lijst in
de menustructuur.
C2Cancel Annuleert uw laatste wijziging of
commando, zolang de displaymodus niet is
gewijzigd.
C3InfoToont een beschrijving van de geselecteerde
functie.
C4OKBiedt toegang tot parametergroepen of
schakelt een optie in.
C5
▲ ▼
Biedt toegang tot andere items in het
◄ ►
menu.
LCP-menu's
3.8
3.8.1.1 Quick Menu
De modus Snelmenu biedt een overzicht van menu's die
worden gebruikt om de frequentieregelaar te congureren
en te bedienen. Selecteer de modus Snelmenu door op de
toets [Quick Menu] te drukken. De betreende uitlezing
wordt op het LCP-display weergegeven.
Gebruik Q6 Logdata voor het opsporen van fouten.
Selecteer Logdata voor informatie over de uitlezingen in de
displayregel. De informatie wordt als graek weergegeven.
Alleen de in parameter 0-20 Display Line 1.1 Small tot en
met parameter 0-24 Display Line 3 Large ingestelde displayparameters kunnen worden bekeken. Er kunnen maximaal
120 voorbeelden in het geheugen worden opgeslagen
voor later gebruik.
Afbeelding 3.6 Overzicht Snelmenu
33
Q6 Logdata
Parameter 0-20 Display Line 1.1 SmallReferentie [Eenh.]
Parameter 0-21 Display Line 1.2 SmallAnal. ingang 53 [V]
Parameter 0-22 Display Line 1.3 SmallMotorstroom [A]
3.8.1.2 Q1 Persoonlijk menu
Gebruik Persoonlijk menu om te bepalen wat er op het
display wordt weergegeven. Zie hoofdstuk 3.7 Lokaalbedieningspaneel (LCP). Via dit menu kunnen er maximaal
50 vooraf geprogrammeerde parameters worden
weergegeven. Deze 50 parameters worden handmatig
ingevoerd via parameter 0-25 My Personal Menu.
3.8.1.3 Q2 Snelle setup
De parameters die onder Q2 Snelle setup staan vermeld,
bevatten elementaire systeem- en motorgegevens die altijd
nodig zijn voor het congureren van de frequentieregelaar.
Zie hoofdstuk 7.2.3 Systeemgegevens invoeren voor de
setupprocedures.
3.8.1.4 Q4 Smart Setup
Q4 Smart Setup leidt de gebruiker langs de typische
parameterinstellingen die gebruikt worden om 1 van de
volgende 3 toepassingen te congureren.
Mechanische rem.
•
Transportband.
•
Pomp/ventilator.
•
Gebruik de [Info]-toets om helpinformatie weer te geven
over diverse keuzemogelijkheden, instellingen en
meldingen.
Parameter 0-23 Display Line 2 LargeFrequentie [Hz]
Parameter 0-24 Display Line 3 LargeTerugk. [Eenh]
Tabel 3.9 Voorbeelden gelogde parameters
3.8.1.7 Q7 Motorsetup
De parameters die onder Q7 Motorsetup staan vermeld,
bevatten elementaire en geavanceerde motorgegevens die
altijd nodig zijn voor het congureren van de frequentieregelaar. Deze optie bevat ook parameters voor de
encodersetup.
3.8.1.8 Modus Hoofdmenu
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in
groepen. Selecteer de modus Hoofdmenu door op de toets
[Main Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op
het LCP-display weergegeven.
Alle parameterinstellingen kunnen worden gewijzigd in het
hoofdmenu. Als optiekaarten zijn geïnstalleerd, zijn er
meer parameters voor deze specieke optie beschikbaar.
Listed 36U0 E70524 IND. CONT. EQ.
UL Voltage range 380-480 V
CAUTION - ATTENTION:
Stored charge, wait 20 min.
Charge residuelle, attendez 20 min.
See manual for special condition / mains fuse
Voir manuel de conditions speciales / fusibles
WARNING - AVERTISSEMENT:
`
`
1
2
3
4
5
6
Danfoss A/S
6430 Nordborg
Denmark
Use the following Typecode to order Drive-only replacement:
T/C: FC-202N200T4E5MH2XJC7XXSXXXXAXBXCXXXXDX
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 395/361 A
IN: 3x380-480V 50/60Hz 381/348 A
200 kW / 300 HP, Normal Overload
Mechanische installatie
VLT® AQUA Drive FC 202
4 Mechanische installatie
4.1 Geleverde artikelen
Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van de
productconguratie.
Controleer of alle artikelen zijn geleverd en of de
44
•
gegevens op het typeplaatje overeenkomen met
de orderbevestiging. Afbeelding 4.1 en
Afbeelding 4.2 tonen voorbeelden van
typeplaatjes voor een D-frequentieregelaar met of
zonder optiekast.
Controleer de verpakking en frequentieregelaar
•
op schade die is veroorzaakt door een onjuiste
behandeling tijdens het vervoer. Dien eventuele
schadeclaims in bij de vervoerder. Bewaar
beschadigde onderdelen om de claim te
onderbouwen.
1Typecode
2Onderdeelnummer en serienummer
3Vermogensklasse
4Ingangsspanning, -frequentie en -stroom
5Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom
6Ontladingstijd
Afbeelding 4.2 Voorbeeldtypeplaatje voor frequentieregelaar
met optiekast (D5h-D8h)
LET OP
VERLIES VAN GARANTIE
Verwijder het typeplaatje niet van de frequentieregelaar.
Als het typeplaatje van de frequentieregelaar wordt
verwijderd, kan de garantie komen te vervallen.
1Typecode
2Onderdeelnummer en serienummer
3Vermogensklasse
Afbeelding 4.1 Voorbeelden van typeplaatje voor alleen een
frequentieregelaar (D1h-D4h)
4Ingangsspanning, -frequentie en -stroom
5Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom
6Ontladingstijd
4.2 Benodigd gereedschap
Ontvangst/lossen
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
•
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en
afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de eenheid op zijn
•
plaats te zetten.
Installatie
Boor met boortjes van 10 mm (0,39 in) of 12 mm
•
(0,47 in).
Meetlint.
•
Mechanische installatieBedieningshandleiding
Diverse maten kruiskop- en platkopschroeven-
•
draaiers.
Dopsleutel met relevante metrische doppen (7-17
•
mm/0,28-0,67 in).
Dopsleutelverlengstukken.
•
Torx-schroevendraaier (T25 en T50).
•
Metaalpons voor kabelgoten of kabelwartels.
•
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
•
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en
afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de frequentiere-
•
gelaar op de sokkel en op zijn plaats te zetten.
4.3 Opslag
Sla de frequentieregelaar op in een droge omgeving. Laat
de apparatuur in de afgedichte verpakking staan totdat u
begint met installeren. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscon-dities voor de aanbevolen omgevingstemperatuur.
Periodiek formeren (laden van de condensator) tijdens
opslag is niet nodig, tenzij het product langer dan 12
maanden wordt opgeslagen.
Bedrijfsomgeving
4.4
LET OP
CONDENSATIE
Vocht kan condenseren op de elektronische
componenten en kortsluiting veroorzaken. Vermijd
installatie in gebieden waar vorst kan optreden.
Installeer een optionele kastverwarming als de frequentieregelaar kouder is dan de omgevingslucht. De kans op
condensatie wordt kleiner als u de frequentieregelaar in
de stand-bymodus laat werken, zolang de vermogensdissipatie ervoor zorgt dat de circuits vrij van vocht blijven.
LET OP
EXTREME OMGEVINGSCONDITIES
Warme en koude temperaturen hebben een negatieve
invloed op de prestaties en levensduur van de eenheid.
LET OP
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve
gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse
overeenkomt met de installatieomgeving. Als niet aan de
omgevingsvereisten wordt voldaan, kan dat de
levensduur van de frequentieregelaar bekorten. Zorg dat
wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van
luchtvochtigheid, temperatuur en hoogte.
Spanning
[V]
200–240Voor hoogtes boven 3000 m (9842 ft) moet u
380–480Voor hoogtes boven 3000 m (9842 ft) moet u
525–690Voor hoogtes boven 2000 m (6562 ft) moet u
Tabel 4.1 Installatie op grote hoogtes
Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscondities voor gedetailleerde
omgevingsspecicaties.
Hoogtebeperkingen
contact opnemen met Danfoss in verband met
PELV.
contact opnemen met Danfoss in verband met
PELV.
contact opnemen met Danfoss in verband met
PELV.
4.4.1 Gassen
Agressieve gassen, zoals waterstofsulde, chloor of
ammoniak, kunnen de elektrische en mechanische
componenten beschadigen. In de eenheid worden gecoate
printkaarten toegepast om de eecten van agressieve
gassen tegen te gaan. Zie hoofdstuk 10.4 Omgevingscon-dities voor de specicaties en classicatie van
vormvolgende coatings.
4.4.2 Stof
Let op de volgende punten als u de frequentieregelaar in
een stoge omgeving installeert:
Periodiek onderhoud
Wanneer stof zich ophoopt op elektronische componenten,
werkt dat als een isolatielaag. Deze laag vermindert de
koelcapaciteit van de componenten, waardoor de
componenten warmer worden. De warmere omgeving
verkort de levensduur van de elektronische componenten.
Voorkom dat stof zich op het koellichaam en de
ventilatoren ophoopt. Zie hoofdstuk 9 Onderhoud, diagnoseen problemen verhelpen voor meer informatie over service
en onderhoud.
Gebruik de frequentieregelaar niet in
•
omgevingen waar de omgevingstemperatuur
hoger is dan 55 °C (131 °F).
De frequentieregelaar kan werken bij
•
temperaturen vanaf -10 °C (14 °F). Een juiste
werking bij nominale belasting is echter alleen
gegarandeerd bij temperaturen van 0 °C (32 °F)
en hoger.
Als de temperatuur de limieten voor de
•
omgevingstemperatuur overschrijdt, is extra
klimaatregeling van de kast of installatieplek
noodzakelijk.
Ventilatoren zorgen voor een luchtstroom voor het koelen
van de frequentieregelaar. Als ventilatoren aan een stoge
omgeving worden blootgesteld, kan het stof de ventilatorlagers beschadigen, waardoor de ventilator minder lang
meegaat. Stof kan zich ook ophopen op de ventilatorbladen, wat kan leiden tot een onbalans die voorkomt dat
de ventilatoren de eenheid adequaat kunnen koelen.
44
4.4.3 Explosiegevaarlijke omgevingen
LET OP
SENSORBEWAKING MOTORTHERMISTOR
Frequentieregelaars met de VLT® PTC Thermistor Card
MCB 112-optie zijn PTB-gecerticeerd voor explosiegevaarlijke omgevingen.
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
LET OP
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR MONTAGE
Een onjuiste montage kan leiden tot oververhitting en
WAARSCHUWING
EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVING
Installeer de frequentieregelaar niet in een explosiegevaarlijke omgeving. Installeer de frequentieregelaar in
een kast buiten deze zone. Het niet opvolgen van deze
aanbevelingen vergroot de kans op ernstig of dodelijk
letsel.
Systemen in explosiegevaarlijke omgevingen moeten aan
speciale voorwaarden voldoen. EU-richtlijn 94/9/EG (ATEX
95)
classiceert het gebruik van elektronische apparatuur
in explosiegevaarlijke omgevingen.
Klasse d
•
ontstaan, binnen een beschermd gebied worden
gehouden.
Klasse e verbiedt het ontstaan van vonken.
•
Motoren met bescherming volgens klasse d
Vereisen geen goedkeuring. Speciale bedrading en
omkasting zijn wel vereist.
Motoren met bescherming volgens klasse e
Bij gebruik van een ATEX-goedgekeurde PTC-bewakingsvoorziening zoals de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
hoeft de installatie geen afzonderlijke goedkeuring te
hebben van een aangewezen instantie.
Motoren met bescherming volgens klasse d/e
De motor zelf biedt een ontstekingsbescherming volgens
klasse d, terwijl de motorbedrading en de aansluitomgeving voldoen aan de
sinuslter op de uitgang van de frequentieregelaar om de
hoge piekspanning af te zwakken.
Gebruik het volgende als u de frequentieregelaar in een
explosiegevaarlijke omgeving gebruikt:
Motoren met ontstekingsbescherming volgens
•
klasse d of e.
PTC-temperatuursensoren om de motortempe-
•
ratuur te bewaken.
Korte motorkabels.
•
Sinuslters als er geen afgeschermde motorkabels
•
worden gebruikt.
speciceert dat vonken die eventueel
e-classicatie. Gebruik een
lagere prestaties. Zorg dat u voldoet aan alle vereisten
voor installatie en koeling.
Installatievereisten
Zorg voor stabiliteit van de eenheid door de
•
eenheid verticaal op een stevige, vlakke
ondergrond te monteren.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
•
gewicht van de eenheid kan dragen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en
afmetingen.
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
•
mogelijk maakt om de deur van de behuizing te
openen. Zie hoofdstuk 10.8 Aanhaalmomentenvoor bevestigingen.
Zorg voor voldoende ruimte rondom de eenheid
•
in verband met de luchtstroom voor koeling.
Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.
•
Houd de motorkabels zo kort mogelijk. Zie
hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties.
Verzeker u ervan dat de locatie voldoende ruimte
•
biedt voor kabeldoorvoer onderaan de eenheid.
Vereisten ten aanzien van koeling en luchtstroom
Zorg voor vrije ruimte boven en onder de
•
eenheid in verband met luchtkoeling. Vereiste
vrije ruimte: 225 mm (9 in).
Bij temperaturen vanaf 45 °C (113 °F) tot 50 °C
•
(122 °F) en bij hoogtes vanaf 1000 m (3300 ft)
boven zeeniveau is reductie noodzakelijk. Zie de
productspeciekedesign guide voor meer
informatie.
De frequentieregelaar gebruikt backchannelkoeling om de
koellucht voor het koellichaam te circuleren. Het
koelkanaal voert ongeveer 90% van de warmte af via het
backchannel van de frequentieregelaar. Het afvoeren van
de backchannellucht vanuit het paneel of de ruimte is
mogelijk via de volgende sets:
gelaars in Rittal-kasten zijn er
backchannelkoelsets leverbaar om de lucht vanuit
het paneel naar buiten te leiden. Het gebruik van
een set beperkt de warmte in het paneel en
maakt het mogelijk om op de behuizing kleinere
deurventilatoren te gebruiken.
Koeling aan achterzijde (boven- en onderafdek-
•
kingen). De koellucht vanuit het backchannel kan
naar buiten worden geleid, zodat de warmte van
het backchannel niet naar de regelkamer wordt
afgevoerd.
ZWARE LAST
Niet-gebalanceerde lasten kunnen vallen of kantelen. Als
u bij het hijsen niet de juiste voorzorgsmaatregelen treft,
kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade
aan apparatuur.
LET OP
Voor deze behuizing zijn een of meer deurventilatoren
nodig om de warmte af te voeren die niet via het
backchannel van de frequentieregelaar wordt afgevoerd.
De ventilatoren voeren ook extra verliezen af die
afkomstig zijn van andere componenten die in de
frequentieregelaar zijn geïnstalleerd.
Verzeker u ervan dat de ventilatoren zorgen voor een
adequate luchtstroom over het koellichaam. Bereken de
totale benodigde luchtstroom om het juiste aantal
ventilatoren te bepalen. De luchtstroomsnelheid wordt
aangegeven in Tabel 4.2.
Behuizingsgrootte
D1h/D3h/D5h/
D6h
D2h/D4h/D7h/
D8h
Deurventilator/
ventilator
bovenzijde
102 m³/h (60
CFM)
204 m³/h (120
CFM)
VermogenVentilator
koellichaam
90-110 kW,
380-480 V
75-132 kW,
525-690 V
132 kW,
380-480 V
Alle, 200-240 V 840 m³/h (500
160 kW,
380-480 V
160 kW,
525-690 V
Alle, 200-240 V 840 m³/h (500
kraan, vorkheftruck of ander hijsmiddel met de
juiste hefcapaciteit. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en
afmetingen voor het gewicht van de frequentie-
regelaar.
Als u verzuimt om het zwaartepunt en de juiste
•
positie van de last te bepalen, kan de last
tijdens het hijsen en verplaatsen onverwachts
gaan schuiven. Zie hoofdstuk 10.9 Afmetingenbehuizing voor de afmetingen en het
zwaartepunt.
De hoek tussen de bovenkant van de frequen-
•
tieregelaarmodule en de hijskabels is van
invloed op de maximale laadkracht op de kabel.
Deze hoek moet 65° of meer bedragen. Zie
Afbeelding 4.3. Kies hijskabels van de juiste
maat en bevestig ze op de juiste wijze.
Loop niet onder hangende lasten door.
•
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals
•
handschoenen, een veiligheidsbril en veiligheidsschoeisel om letsel te voorkomen.
44
Tabel 4.2 Luchtstroom
De frequentieregelaar hijsen
4.6
Hijs de frequentieregelaar altijd op met behulp van de
aanwezige oogbouten bovenaan de frequentieregelaar. Zie
Afbeelding 4.3.
Afhankelijk van het frequentieregelaarmodel en de
conguratie kan de frequentieregelaar op de vloer of aan
de wand worden gemonteerd.
De frequentieregelaarmodellen D1h-D2h en D5h-D8h zijn
geschikt voor vloermontage. Op de vloer gemonteerde
frequentieregelaars vereisen vrije ruimte onder de frequen-
44
tieregelaar in verband met luchtcirculatie. Om in die ruimte
te voorzien, kunnen de frequentieregelaars op een sokkel
worden gemonteerd. De D7h- en D8h-frequentieregelaars
zijn voorzien van een standaardsokkel. Voor frequentieregelaars in andere D-behuizingsgroottes zijn optionele
sokkelsets leverbaar.
1Kabeldoorvoergat
2Metalen wartelplaat
Frequentieregelaars met behuizingsgrootte D1h-D6h zijn
geschikt voor wandmontage. De frequentieregelaarmodellen D3h en D4h zijn frequentieregelaars van het type IP
20/Chassis en kunnen naar keuze aan de wand of op een
montageplaat in een kast worden gemonteerd.
Kabeldoorvoeren maken
Maak kabeldoorvoeren in de wartelplaat en installeer deze
onderaan de frequentieregelaar voordat u de sokkel
bevestigt of de frequentieregelaar monteert. De
wartelplaat voorziet in toegang voor de doorvoer van
netvoedings- en motorkabels, waarbij de beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/Type 12) wordt gehandhaafd. Zie
hoofdstuk 10.9 Afmetingen behuizing voor de afmetingen
van wartelplaten.
Gebruik een metaalpons om kabeldoorvoergaten
•
in de wartelplaat aan te brengen als de
wartelplaat een metalen plaat is. Breng
kabelwartels aan in de gaten. Zie Afbeelding 4.4.
Verwijder bij kunststof wartelplaten de benodigde
•
uitbreekpoorten om de kabels door te voeren. Zie
Afbeelding 4.5.
Afbeelding 4.4 Kabeldoorvoeren in wartelplaat van
plaatmetaal
1Kunststof uitbreekpoorten
2Uitbreekpoorten verwijderd voor kabeldoorvoer
Afbeelding 4.5 Kabeldoorvoeren in wartelplaat van kunststof
De frequentieregelaar op de sokkel bevestigen
Volg onderstaande stappen om een standaardsokkel te
installeren. Raadpleeg voor het installeren van een
optionele sokkelset de instructies die bij de set zijn
geleverd. Zie Afbeelding 4.6.
1.Draai 4 M5-schroeven los en verwijder het
frontpaneel van de sokkel.
de achterzijde van de sokkel om die op het
backchannel van de frequentieregelaar vast te
zetten.
3.Bevestig 2 M5-schroeven via de achterste ens
van de sokkel in de sokkelmontagebeugel op de
frequentieregelaar.
e30bg484.10
1
3
4
5
6
7
8
9
10
2
200 (7.9)
Mechanische installatieBedieningshandleiding
4.Bevestig 4 M5-schroeven door de voorste ens
van de sokkel heen in de bevestigingsgaten in de
wartelplaat.
44
1Wandafstandhouder voor sokkel6Achterste ens van sokkel
2Bevestigingssleuven7M5-schroef (te bevestigen via achterste ens)
3Montageens bovenaan frequentieregelaar8Voorste ens van sokkel
4Bevestigingsgaten9Frontpaneel sokkel
5M10-moeren (te bevestigen aan draadstangen)10M5-schroef (te bevestigen via voorste ens)
Afbeelding 4.6 Sokkelmontage bij D7h/D8h-frequentieregelaars
Volg onderstaande stappen om de sokkel op de vloer vast
te zetten (na bevestiging van de frequentieregelaar aan de
sokkel).
1.Bevestig 4 M10-bouten in de bevestigingsgaten
in de onderkant van de sokkel, om hem op de
vloer te vast te zetten. Zie Afbeelding 4.7.
2.Plaats het frontpaneel van de sokkel terug en zet
44
het vast met 4 M5-schroeven. Zie Afbeelding 4.6.
3.Schuif de wandafstandhouders voor de sokkel
achter de montageens bovenaan de frequentieregelaar. Zie Afbeelding 4.6.
4.Bevestig 2-4 M10-bouten in de bevestigingsgaten
bovenaan de frequentieregelaar, om hem aan de
wand te vast te zetten. Gebruik 1 bout voor elk
bevestigingsgat. Het exacte aantal hangt af van
de behuizingsgrootte. Zie Afbeelding 4.6.
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsinstructies.
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van
meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn
geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur
opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet
van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde
kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk
letsel.
Houd motorkabels van elkaar gescheiden of
•
gebruik afgeschermde kabels.
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
•
(lockout).
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in
de aardgeleider en daardoor leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
•
als beveiliging tegen elektrische schokken mag
aan de voedingszijde van dit product
uitsluitend een RCD van type B worden
gebruikt.
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden
dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
•
kortsluitbeveiliging of thermische motorbeveiliging tussen de frequentieregelaar en de motor,
is vereist voor toepassingen met meerdere
motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
•
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als
deze zekeringen niet in de fabriek zijn
aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie
de maximale zekeringgrootte in
hoofdstuk 10.7 Zekeringen en circuitbreakers.
Draadtype en -specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
•
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
•
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
Zie hoofdstuk 10.5 Kabelspecicaties voor de aanbevolen
draaddiktes en -typen.
VOORZICHTIG
SCHADE AAN EIGENDOMMEN
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt
geen deel uit van de standaardinstellingen. Om die
functie toe te voegen, stelt u parameter 1-90 MotorThermal Protection in op [ETR-uitsch.] of [ETR-waarsch].
Voor de Noord-Amerikaanse markt: de ETR-functie biedt
bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van
de motor volgens NEC. Als u parameter 1-90 MotorThermal Protection niet op [ETR-uitsch.] of [ETR-waarsch.]
instelt, betekent dit dat de motor niet wordt beschermd
tegen overbelasting en dat er schade aan eigendommen
kan ontstaan als de motor oververhit raakt.
5.2 EMC-correcte installatie
Om een EMC-correcte installatie uit te voeren, volgt u de
instructies in:
Hoofdstuk 5.3 Bedradingsschema.
•
Hoofdstuk 5.4 Aansluiten op aarde.
•
Hoofdstuk 5.5 De motor aansluiten.
•
Hoofdstuk 5.6 De netvoeding aansluiten.
•
LET OP
AFSCHERMING MET GEDRAAIDE UITEINDEN
(PIGTAILS)
Gedraaide uiteinden (pigtails) van de afscherming
verhogen de impedantie van de afscherming bij hogere
frequenties, waardoor het afschermingseect afneemt en
de lekstroom toeneemt. Gebruik geïntegreerde afschermingsklemmen om montage met een afscherming met
gedraaide uiteinden (pigtails) te vermijden.
Bij gebruik van afgeschermde kabels voor relais,
•
stuurkabels, signaalinterface, veldbus of rem moet
u de afscherming aan beide uiteinden op de
behuizing aansluiten. Als het pad naar aarde een
hoge impedantie heeft of stroomvoerend is, moet
u de aansluiting van de afscherming aan 1 kant
onderbreken om aardlussen te vermijden.
behulp van een metalen montageplaat. Zorg voor
een goed elektrisch contact van de montageplaat,
via de montagebouten, naar het chassis van de
frequentieregelaar.
Gebruik afgeschermde kabels voor motoruit-
•
gangskabels. Een andere mogelijkheid is het
gebruik van niet-afgeschermde motorkabels in
een kabelgoot.
VLT® AQUA Drive FC 202
LET OP
NALEVING PELV-EISEN
Voorkom elektrische schokken door gebruik te maken
van een elektrische voeding van het type extra lage
spanning (PELV – Protective Extra Low Voltage) en te
voldoen aan lokale en nationale PELV-voorschriften.
LET OP
AFGESCHERMDE KABELS
55
Als er geen afgeschermde kabels of metalen kabelgoten
worden gebruikt, voldoen de eenheid en de installatie
niet aan de voorgeschreven limieten voor radiofrequente
(RF) emissie.
Zorg dat de motorkabels en remkabels zo kort
•
mogelijk worden gehouden, om het interferentieniveau van het totale systeem te beperken.
Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast
•
motorkabels en remweerstandskabels worden
geïnstalleerd.
Volg de
•
protocollen op voor communicatie- en
stuurlijnen. Danfoss adviseert het gebruik van
afgeschermde kabels.
Zorg dat alle stuurklemaansluitingen voldoen aan
•
PELV.
specieke normen voor communicatie-
LET OP
EMC-STORINGEN
Gebruik afzonderlijke, afgeschermde kabels voor motoren stuurkabels en afzonderlijke kabels voor netvoeding,
motorkabels en stuurkabels. Als voedings-, motor- en
stuurkabels niet van elkaar worden gescheiden, kan dat
resulteren in een onbedoelde werking of verminderde
prestaties. De afstand tussen voedings-, motor- en
stuurkabels moet minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
LET OP
INSTALLATIE OP GROTE HOOGTE
Er bestaat een kans op overspanning. De scheiding
tussen componenten en kritische delen is mogelijk
onvoldoende en voldoet mogelijk niet aan de PELVvereisten. Beperk de kans op overspanning door gebruik
te maken van externe beschermende apparatuur of
galvanische scheiding.
Neem voor installaties op hoogtes boven 2000 m (6500
ft) contact op met Danfoss in verband met PELV-conformiteit.
1PLC10Netkabel (niet-afgeschermd)
2Vereeningskabel van minimaal 16 mm² (6 AWG)11Uitgangscontactor en soortgelijke opties
3Stuurkabels12Kabelisolatie gestript
4De afstand tussen voedings-, motor- en stuurkabels moet
minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
5Netvoeding14Remweerstand
6Blank (ongelakt) oppervlak15Metalen aansluitdoos
7Tandveerringen16Aansluiting naar motor
8Remkabel (afgeschermd)17Motor
9Motorkabel (afgeschermd)18EMC-kabelwartel
Afbeelding 5.1 Voorbeeld van correcte EMC-installatie
13Gemeenschappelijke aardingsrail (volg de nationale en lokale