De programmeerhandleiding bevat informatie die nodig is
om de frequentieregelaar te programmeren voor uiteenlopende toepassingen.
1.5 Symbolen
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende hulpmiddelen
Er zijn andere informatiebronnen beschikbaar om inzicht te
krijgen in geavanceerde functies en programmering van de
frequentieregelaar.
De Bedieningshandleiding VLT® AQUA Drive FC
•
202 beschrijft de mechanische en elektrische
installatie van de frequentieregelaar.
De VLT® AQUA Drive FC 202 Design Guide biedt
•
gedetailleerde informatie over de mogelijkheden
en functies voor het ontwerpen van motorregelsystemen.
Instructies voor gebruik met optionele
•
apparatuur.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn
beschikbaar bij Danfoss. Zie drives.danfoss.com/knowledge-center/technical-documentation/ voor een overzicht.
Softwareversie
1.3
Softwareversie: 3.30
Het softwareversienummer is uit te lezen via
parameter 15-43 Softwareversie.
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden
gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die
kunnen leiden tot schade aan apparatuur of
eigendommen.
1.6 Denities
1.6.1 Frequentieregelaar
I
VLT,MAX
Maximale uitgangsstroom.
I
VLT,N
Nominale uitgangsstroom die door de frequentieregelaar
wordt geleverd.
U kunt de aangesloten motor starten of stoppen via het
LCP en de digitale ingangen.
De functies zijn in 2 groepen verdeeld.
De functies in groep 1 hebben een hogere prioriteit dan
de functies in groep 2.
Groep 1Reset, vrijloop, reset en vrijloop, snelle stop, DC-
rem, stop en de [O]-toets.
Groep 2Start, pulsstart, omkeren, start omkeren, jog en
uitgang vasthouden.
Tabel 1.1 Functiegroepen
InleidingProgrammeerhandleiding
1.6.3 Motor
Motor actief
Koppel gegenereerd op de uitgaande as en toerental van 0
tpm tot maximaal toerental op motor.
f
JOG
De motorfrequentie wanneer de jogfunctie is geactiveerd
(via digitale klemmen).
f
M
Motorfrequentie.
f
MAX
Maximale motorfrequentie.
f
MIN
Minimale motorfrequentie.
f
M,N
Nominale motorfrequentie (gegevens typeplaatje).
I
M
Motorstroom (actueel).
I
M,N
Nominale motorstroom (gegevens typeplaatje).
n
M,N
Nominaal motortoerental (gegevens typeplaatje).
n
s
Synchroonmotortoerental.
2 × par. . 1 − 23 × 60s
ns=
n
slip
Motorslip.
P
M,N
Nominaal motorvermogen (gegevens typeplaatje in kW of
pk).
T
M,N
Nominaal koppel (motor).
U
M
Momentele motorspanning.
U
M,N
Nominale motorspanning (gegevens typeplaatje).
par. . 1 − 39
Losbreekkoppel
Afbeelding 1.1 Losbreekkoppel
η
VLT
Het rendement van de frequentieregelaar wordt gedenieerd als de verhouding tussen het uitgangsvermogen en
het ingangsvermogen.
Startdeactiveercommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de
stuurcommando's – zie Tabel 1.1.
Stopcommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de
stuurcommando's – zie Tabel 1.1.
1.6.4 Referenties
Analoge referentie
Een signaal dat naar analoge ingang 53 of 54 (spanning of
stroom) wordt gestuurd.
Binaire referentie
Een signaal dat naar de seriële-communicatiepoort wordt
gestuurd.
Digitale referentie
Een gedenieerde, vooraf ingestelde referentie die kan
worden ingesteld van -100% tot +100% van het referentiebereik. Selectie van 8 vooraf ingestelde referenties via de
digitale klemmen.
Pulsreferentie
Een pulsfrequentiesignaal dat naar de digitale ingangen
(klem 29 of 33) wordt gestuurd.
Ref
MAX
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een
waarde van 100% van de volledige schaal (gewoonlijk 10 V,
20 mA) en de totale referentie. De maximumreferentiewaarde wordt ingesteld in parameter 3-03 Max. referentie.
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een
waarde van 0% (gewoonlijk 0 V, 0 mA, 4 mA) en de totale
referentie. De minimumreferentiewaarde wordt ingesteld in
parameter 3-02 Minimumreferentie.
1.6.5 Diversen
Analoge ingangen
De analoge ingangen worden gebruikt om diverse functies
van de frequentieregelaar te besturen.
Er zijn 2 typen analoge ingangen:
Stroomingang, 0-20 mA en 4-20 mA
Spanningsingang, -10 V DC tot +10 V DC.
Analoge uitgangen
De analoge uitgangen kunnen een signaal van 0-20 mA,
4-20 mA leveren.
Automatische aanpassing motorgegevens, AMA
Het AMA-algoritme bepaalt de elektrische parameters voor
de aangesloten motor bij stilstand.
Remweerstand
De remweerstand is een module die het remvermogen kan
opnemen dat bij regeneratief remmen wordt gegenereerd.
Dit regeneratieve remvermogen verhoogt de DC-tussenkringspanning en een remchopper zorgt ervoor dat het
vermogen wordt overgebracht naar de remweerstand.
CT-karakteristieken
Constant-koppelkarakteristieken, gebruikt voor alle toepassingen zoals transportbanden, verdringerpompen en
kranen.
Digitale ingangen
De digitale ingangen kunnen worden gebruikt voor het
besturen van diverse functies van de frequentieregelaar.
Digitale uitgangen
De frequentieregelaar heeft 2 halfgeleideruitgangen die
een signaal van 24 V DC (maximaal 40 mA) kunnen
leveren.
DSP
Digitale signaalverwerker.
ETR
Elektronisch thermisch relais is een berekening van de
thermische belasting op basis van de actuele belasting en
de tijd. Het doel hiervan is het schatten van de motortemperatuur.
HIPERFACE
HIPERFACE® is een gedeponeerd handelsmerk van
Stegmann.
Initialisatie
Bij initialisatie (parameter 14-22 Bedrijfsmodus) keert de
frequentieregelaar terug naar de standaardinstelling.
®
Intermitterende belastingscyclus
De nominale intermitterende belasting heeft betrekking op
een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een
belaste en een onbelaste periode. Het kan een periodieke
cyclus of een niet-periodieke cyclus betreen.
LCP
Het lokale bedieningspaneel biedt een complete interface
voor bediening en programmering van de frequentieregelaar. Het bedieningspaneel kan worden losgekoppeld en
op maximaal 3 m (10 ft) van de frequentieregelaar worden
geïnstalleerd, d.w.z. op een frontpaneel, met behulp van de
optionele installatieset.
NLCP
Numerieke lokale bedieningspaneelinterface voor
bediening en programmering van de frequentieregelaar.
Het display is numeriek en het paneel wordt gebruikt om
proceswaarden weer te geven. Het NLCP beschikt niet over
opslag- en kopieerfuncties.
lsb
Minst signicante bit.
msb
Meest signicante bit.
MCM
Staat voor Mille Circular Mil, een Amerikaanse meeteenheid
voor de doorsnede van kabels. 1 MCM = 0,5067 mm².
Online-/oineparameters
Wijzigingen van onlineparameters worden meteen na het
wijzigen van de gegevenswaarde geactiveerd Druk op [OK]
om wijzigingen van oineparameters te activeren.
Proces-PID
De PID-regeling zorgt ervoor dat de vereiste snelheid, druk,
temperatuur en dergelijke worden gehandhaafd door de
uitgangsfrequentie aan te passen aan veranderingen in de
belasting.
PCD
Proces Control Data.
Uit- en inschakelen
Schakel de netvoeding uit totdat het display (LCP) donker
is en schakel de voeding vervolgens weer in.
Pulsingang/incrementele encoder
Een externe, digitale pulstransmitter die wordt gebruikt
voor terugkoppeling van informatie over het motortoerental. De encoder wordt gebruikt in toepassingen
waarvoor een uiterst nauwkeurige snelheidsregeling vereist
is.
RCD
Reststroomapparaat.
Setup
U kunt parameterinstellingen opslaan in 4 setups. Het is
mogelijk om tussen de 4 parametersetups te schakelen en
de ene setup te bewerken terwijl een andere setup actief
is.
De frequentieregelaar compenseert voor het slippen van
de motor door verhoging van de frequentie op basis van
de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental
vrijwel constant wordt gehouden.
SLC
De SLC (Smart Logic Control) is een reeks door de
gebruiker gedenieerde acties die wordt uitgevoerd
wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedenieerde
gebeurtenis door de SLC wordt geëvalueerd als true. (Zie
hoofdstuk 3.12 Parameters 13-** Smart Logic).
STW
Statuswoord.
Standaard FC-bus
Omvat een RS485-bus met FC-protocol of MC-protocol. Zie
parameter 8-30 Protocol.
THD
Total Harmonic Distortion – geeft de totale harmonische
vervorming aan.
Thermistor
Een temperatuurafhankelijke weerstand die op de frequentieregelaar of motor wordt aangebracht.
Uitschakeling (trip)
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties,
bijvoorbeeld als de frequentieregelaar te maken heeft met
overtemperatuur of wanneer de frequentieregelaar de
motor, het proces of het mechanisme beschermt. De
frequentieregelaar voorkomt een herstart totdat de
oorzaak van de fout is weggenomen. Hef de uitschakeling
(trip) op door de frequentieregelaar opnieuw te starten.
Gebruik de uitschakeling (trip) niet voor persoonlijke
veiligheid.
Uitschakeling met blokkering
De frequentieregelaar gaat in foutsituaties naar deze
toestand om zichzelf te beschermen. Er moet fysiek
worden ingegrepen in de frequentieregelaar, bijvoorbeeld
bij kortsluiting op de uitgang. Een uitschakeling met
blokkering kan alleen worden opgeheven door de
netvoeding te onderbreken, de oorzaak van de fout weg te
nemen en de frequentieregelaar opnieuw aan te sluiten op
het net. Een herstart is niet mogelijk totdat de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of,
in sommige gevallen, doordat een automatische reset is
geprogrammeerd. Gebruik de uitschakeling met blokkering
niet voor persoonlijke veiligheid.
VT-karakteristieken
Variabel-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor
pompen en ventilatoren.
+
VVC
In vergelijking met een standaardregeling van de
spanning-frequentieverhouding zorgt Voltage Vector
Control (VVC+) voor betere dynamische prestaties en
stabiliteit, zowel bij een wijziging van de toerentalreferentie als met betrekking tot het belastingskoppel.
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre een frequentieregelaar de netvoeding belast.
Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger de I
RMS
voor
dezelfde kW-prestatie.
I
RMS
=
I
+ I
1
5
+ I
2
+ .. + I
7
2
n
2
2
Bovendien betekent een hoge arbeidsfactor dat de
verschillende harmonische stromen zwak zijn.
De DC-spoelen in de frequentieregelaar zorgen voor een
hoge arbeidsfactor, waardoor de belasting op de
netvoeding wordt geminimaliseerd.
Doelpositie
De uiteindelijke doelpositie zoals gespeciceerd door
positioneringscommando's. De proelgenerator gebruikt
deze positie om het snelheidsproel te berekenen.
Aangegeven positie
De huidige positiereferentie die door de proelgenerator is
berekend. De frequentieregelaar gebruikt de aangegeven
positie als setpoint voor positie PI.
Huidige positie
De huidige positie van een encoder, of een waarde die de
motorregeling berekent in een regeling zonder terugkoppeling. De frequentieregelaar gebruikt de huidige positie
als terugkoppeling voor positie PI.
Positiefout
Positiefout is het verschil tussen de huidige positie en de
aangegeven positie. De positiefout is de invoer voor de
positie-PI-regelaar.
DCGelijkstroom
EMCElektromagnetische compatibiliteit
ETRElektronisch thermisch relais
f
M,N
FCFrequentieregelaar
I
INV
I
LIM
I
M,N
I
VLT,MAX
I
VLT,N
IPIP-bescherming
LCPLokaal bedieningspaneel
MCTMotion Control Tool
n
s
P
M,N
PELVProtective Extra Low Voltage
PCBPrinted Circuit Board – printkaart
PM-motorPermanentmagneetmotor
PWMPulsbreedtemodulatie
tpmToeren per minuut
RegeneratieRegeneratieklemmen
T
LIM
U
M,N
Graden Celsius
Graden Fahrenheit
Automatische aanpassing motorgegevens
Nominale motorfrequentie
Nominale uitgangsstroom van de
inverter
Stroomgrens
Nominale motorstroom
Maximale uitgangsstroom
Nominale uitgangsstroom die door de
frequentieregelaar wordt geleverd
Synchroonmotortoerental
Nominaal motorvermogen
Koppelbegrenzing
Nominale motorspanning
1.8 Veiligheid
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of
loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet
worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan
dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of er geen spanning meer op de
frequentieregelaar staat voordat u service- of
reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Veiligheidsvoorschriften
Onderbreek de netvoeding naar de frequentiere-
•
gelaar wanneer er reparaties moeten worden
uitgevoerd. Controleer of de netvoeding is
onderbroken en of de voorgeschreven tijd is
verstreken voordat u motor- en netvoedingsstekkers verwijdert. Zie Tabel 1.2 voor informatie
over de ontladingstijd.
[O] onderbreekt de netvoeding niet en mag dus
•
niet als veiligheidsschakelaar worden gebruikt.
Aard de apparatuur op correcte wijze. Bescherm
•
de gebruiker tegen voedingsspanning en
bescherm de motor tegen overbelasting volgens
de geldende nationale en plaatselijke
voorschriften.
De aardlekstroom is groter dan 3,5 mA.
•
Beveiliging tegen overbelasting van de motor
•
maakt geen deel uit van de fabrieksinstellingen.
Als deze functie vereist is, moet
parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging worden
ingesteld op de gegevenswaarde [4] ETR-uitsch. 1
of de gegevenswaarde [3] ETR-waarsch. 1.
Verwijder in geen geval de stekkers naar de
•
motor en netvoeding terwijl de frequentieregelaar is aangesloten op het net. Controleer of de
netvoeding is onderbroken en of de voorgeschreven tijd is verstreken voordat u motor- en
netstekkers verwijdert.
De frequentieregelaar heeft meer spannings-
•
bronnen dan enkel L1, L2 en L3 wanneer
loadsharing (koppeling van de DC-tussenkring) of
externe 24 V DC is geïnstalleerd. Controleer of
alle spanningsbronnen zijn afgeschakeld en de
voorgeschreven tijd is verstreken voordat u
begint met reparatiewerkzaamheden. Zie Tabel 1.2
voor informatie over de ontladingstijd.
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de
netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op
elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens
programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan
apparatuur of eigendommen. De motor kan worden
gestart door een externe schakelaar, een veldbuscommando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP
of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
•
regelaar.
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
•
parameters gaat programmeren.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
•
eventuele door de motor aangedreven
werktuigen volledig bedraad en gemonteerd
zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op
de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringcondensatoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer
de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien.
Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de
waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven
wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan
dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
•
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
•
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen,
UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen
naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
•
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
•
zijn. De vereiste minimale wachttijd staat
vermeld in Tabel 1.2 en is ook te vinden op het
typeplaatje boven op de frequentieregelaar.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of de condensatoren volledig ontladen
zijn voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Spanning
[V]
200–2400,25-3,7 kW
380–4800,37-7,5 kW
525–6000,75-7,5 kW
525–690–1,1-7,5 kW
Tabel 1.2 Ontladingstijd
Minimale wachttijd (minuten)
4715
–5,5-45 kW
(0,34-5 pk)
–11-90 kW
(0,5-10 pk)
–11-90 kW
(1-10 pk)
(1,5-10 pk)
(7,5-60 pk)
(15-121 pk)
(15-121 pk)
11-90 kW
(15-121 pk)
LET OP
Volg bij gebruik van Safe Torque O altijd de instructies
in de Bedieningshandleiding VLT® Frequency Converters -
Safe Torque O.
LET OP
Stuursignalen vanuit of interne signalen in de frequentieregelaar kunnen in uitzonderlijke gevallen per ongeluk
geactiveerd of vertraagd worden, of helemaal uitblijven.
Wanneer de frequentieregelaar wordt gebruikt in
situaties waarbij veiligheid essentieel is, mag niet enkel
op deze stuursignalen worden vertrouwd.
LET OP
Gevaarlijke situaties moeten worden geïdenticeerd door
de machinebouwer/integrator die verantwoordelijk is
voor het beoordelen van de noodzakelijke preventiemaatregelen. Mogelijk moet aanvullende bewakings- en
beveiligingsapparatuur worden opgenomen in de
installatie, altijd volgens de geldende nationale veiligheidsvoorschriften, zoals wetgeving met betrekking tot
mechanische werktuigen en regelgeving ter voorkoming
van ongevallen.
Beschermingsmodus
Wanneer een hardwarematige begrenzing van de
motorstroom of DC-tussenkringspanning wordt
overschreden, schakelt de frequentieregelaar naar de
beschermingsmodus. 'Beschermingsmodus' betekent een
wijziging van de PWM-modulatiestrategie en een lagere
schakelfrequentie om verliezen tot een minimum te
beperken. Dat houdt aan tot 10 s na de laatste fout en
verbetert de betrouwbaarheid en degelijkheid van de
frequentieregelaar tijdens het herstellen van de volledige
controle over de motor.
A = analoog, D = digitaal
Klem 37 wordt gebruikt voor Safe Torque O. Installatie-instructies voor de STO-functie vindt u in de Bedieningshandleiding
VLT® Frequency Converters - Safe Torque O.
* Klem 37 is niet beschikbaar in FC 202 (met uitzondering van behuizingsgrootte A1). Relais 2 en klem 29 hebben geen
functie in de VLT® AQUA Drive FC 202.
Bij lange stuurkabels en analoge signalen kunnen, in
uitzonderlijke gevallen en afhankelijk van de installatie,
aardlussen van 50/60 Hz ontstaan als gevolg van verstoringen uit de netvoedingskabels.
In dat geval kan het nodig zijn om de afscherming te
doorbreken of een condensator van 100 nF te plaatsen
tussen de afscherming en de behuizing.
Sluit de digitale en analoge in- en uitgangen afzonderlijk
aan op de gemeenschappelijke ingangen (klem 20, 55 en
39) van de frequentieregelaar, om te voorkomen dat
aardstromen van die groepen andere groepen
beïnvloeden. Het inschakelen van de digitale ingang kan
bijvoorbeeld het analoge ingangssignaal verstoren.
12131819272932332037
+24 V DC
0 V DC
130BT106.10
PNP (source)
Bedrading digitale ingang
NPN (sink)
Bedrading digitale ingang
12131819272932332037
+24 V DC
0 V DC
130BT107.11
130BA681.10
12 13 1837
130BA155.12
3227192933 20
P 5-12 [0]
P 5-10 [8]
Start/Stop
+24V
Snelheid
Veilige stop
Start/Stop
[18]
InleidingProgrammeerhandleiding
Ingangspolariteit van stuurklemmen
Afbeelding 1.3 PNP (source)
11
Afbeelding 1.5 Aarding van afgeschermde/gewapende
stuurkabels
Afbeelding 1.4 NPN (sink)
LET OP
Stuurkabels moeten zijn afgeschermd/gewapend.
Zie de sectie Aarding van afgeschermde/gewapende
stuurkabels in de design guide voor de juiste eindaan-
De frequentieregelaar is eenvoudig te programmeren via
het grasche LCP (LCP 102). Zie
hoofdstuk 2.2.17 Programmeren via het numerieke lokale
bedieningspaneel voor informatie over het gebruik van het
numerieke lokale bedieningspaneel (LCP 101).
2.2 Programmeren via het grasche LCP
De functies van het LCP zijn onderverdeeld in 4
groepen:
1.Grasch display met statusregels.
2.Menutoetsen en indicatielampjes – parameters
wijzigen en schakelen tussen displayfuncties.
3.Navigatietoetsen en indicatielampjes
4.Bedieningstoetsen en indicatielampjes
Het LCP-display kan tot 5 bedieningsvariabelen tonen
wanneer Status wordt weergegeven.
22
Displayregels:
a.Statusregel: statusmeldingen met pictogrammen
en afbeeldingen.
b.Regel 1-2: regels met bedieningsgegevens die
gedenieerd of geselecteerd. Voeg maximaal
zijn
1 extra regel toe door op [Status] te drukken.
c.Statusregel: statusmeldingen met tekst.
LET OP
Als het opstarten wordt vertraagd, toont het LCP de
melding INITIALISATIE totdat het opstarten is voltooid.
Afbeelding 2.1 LCP
Het toevoegen of verwijderen van opties kan het
opstarten vertragen.
2.2.1 Het LCP-display
Het LCP-display heeft achtergrondverlichting en maximaal
6 alfanumerieke regels. De displayregels tonen de
draairichting (pijl), de geselecteerde setup en de setup
voor programmering. Het display bestaat uit 3 delen.
Bovenste gedeelte
Toont maximaal 2 metingen in de normale bedrijfsstatus.
Middelste gedeelte
De bovenste regel toont maximaal 5 metingen met
bijbehorende eenheden, ongeacht de status (behalve bij
een alarm/waarschuwing).
Onderste gedeelte
Toont altijd de status van de frequentieregelaar in de
statusmodus.
De bedieningstoetsen zijn onderverdeeld naar functie. De
toetsen onder het display en de indicatielampjes dienen
voor het instellen van de parameters en het selecteren van
de displayweergave tijdens normaal bedrijf.
Afbeelding 2.2 Onderste gedeelte
De actieve setup (in parameter 0-10 Actieve setup
geselecteerd als de actieve setup) wordt weergegeven. Bij
het programmeren van een andere setup dan de actieve
setup verschijnt aan de rechterkant het nummer van de
setup die wordt geprogrammeerd.
Aanpassing contrast display
Druk op [Status] en [▲] om het display donkerder te
maken.
Druk op [Status] en [▼] om het display helderder te maken.
De meeste parameterinstellingen kunnen onmiddellijk
worden gewijzigd via het LCP, tenzij er een wachtwoord is
ingesteld via parameter 0-60 Wachtw. hoofdmenu of
parameter 0-65 Wachtw persoonlijk menu.
Indicatielampjes
Als bepaalde drempelwaarden worden overschreden, gaat
het alarm- en/of waarschuwingslampje branden. Er
verschijnen tevens een status- en een alarmtekst op het
LCP.
Het AAN-indicatielampje gaat branden wanneer de
frequentieregelaar spanning ontvangt via het net, een DCaansluitklem of een externe 24 V-voeding. Tegelijkertijd is
de achtergrondverlichting aan.
Geeft de status van de frequentieregelaar en/of de motor
weer. U kunt uit 3 verschillende uitlezingen kiezen door op
[Status] te drukken: 5-regelige uitlezing, 4-regelige uitlezing
of Smart Logic Control.
Druk op [Status] om de displaymodus te selecteren of om
naar de displaymodus terug te keren vanuit de modi
Snelmenu, Hoofdmenu of Alarm. Gebruik [Status] ook om
heen en weer te schakelen tussen de enkele en de
dubbele uitleesmodus.
[Quick Menu]
Biedt snelle toegang tot de meest gebruikte functies van
de frequentieregelaar.
Via [Quick Menu] hebt u toegang tot de volgende
onderdelen:
Q1: Persoonlijk menu.
•
Q2: Snelle setup.
•
Q3: Functiesetups.
•
Q4: SmartStart.
•
Q5: Gemaakte wijzigingen.
•
Q6: Logdata.
•
Q7: Water en pompen.
•
De functiesetupparameters voorzien in snelle toegang tot
alle benodigde
water- en afvalwatertoepassingen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Het functiesetupmenu bevat ook parameters voor het
selecteren van de volgende instellingen:
specieke parameters voor de meeste
Variabel koppel.
Constant koppel.
Pompen.
Doseerpompen.
Bronpompen.
Boosterpompen.
Mixerpompen.
Blowers voor beluchters.
Andere pompen.
Ventilatortoepassingen.
Aut o
On R eset
Hand
On
S
ta
tus
Q
uick
M
enu
M
ain
M
enu
A
lar
m
Lo
g
Back
C
anc el
I
n
fo
OK
On A lar m W
ar
n.
130BA027.11
B
a
c
k
ProgrammerenProgrammeerhandleiding
Welke variabelen op het LCP moeten worden
•
weergegeven.
Vooraf ingestelde toerentallen.
•
Schaling van analoge referenties.
•
Toepassingen met één zone of meerdere zones
•
en een regeling met terugkoppeling.
Waterspecieke functies.
•
Afvalwatertoepassingen.
•
Het snelmenu Q7: Water en pompen voorziet in directe
toegang tot een aantal van de belangrijkste specieke
functies voor water en pompen:
De parameters van het Snelmenu zijn direct toegankelijk,
tenzij er via 1 van de volgende parameters een
wachtwoord is ingesteld:
Parameter 0-60 Wachtw. hoofdmenu.
•
Parameter 0-61 Toegang hoofdmenu zonder
•
wachtw..
Parameter 0-65 Wachtw persoonlijk menu.
•
Parameter 0-66 Toegang pers. menu zonder
•
wachtw..
Het is mogelijk om rechtstreeks te schakelen tussen de
modi Snelmenu en Hoofdmenu.
[Main Menu]
Deze sectie dient voor het programmeren van alle
parameters.
De parameters van het Hoofdmenu zijn direct toegankelijk,
tenzij er via 1 van de volgende parameters een
wachtwoord is ingesteld:
Parameter 0-60 Wachtw. hoofdmenu.
•
Parameter 0-61 Toegang hoofdmenu zonder
•
wachtw..
Parameter 0-65 Wachtw persoonlijk menu.
•
Parameter 0-66 Toegang pers. menu zonder
•
wachtw..
Voor de meeste water- en afvalwatertoepassingen is het
niet nodig om parameters te wijzigen via het Hoofdmenu.
Snelmenu, Snelle setup en Functiesetups bieden de snelste
en eenvoudigste manier om toegang te krijgen tot alle
benodigde specieke parameters.
Het is mogelijk om rechtstreeks te schakelen tussen de
modi Hoofdmenu en Snelmenu.
Houd [Main Menu] 3 seconden ingedrukt om een parametersnelkoppeling te creëren. De parametersnelkoppeling
biedt directe toegang tot elke mogelijke parameter.
[Alarm Log]
Toont een overzicht van de laatste 5 alarmmeldingen
(genummerd A1-A5). U kunt aanvullende gegevens over
een alarm krijgen door via de navigatietoetsen naar het
alarmnummer te gaan en op [OK] te drukken. U krijgt nu
informatie over de toestand van uw frequentieregelaar net
voordat de alarmmodus werd ingeschakeld.
Afbeelding 2.5 LCP
[Back]
Brengt u een stap of laag terug in de navigatiestructuur.
[Cancel]
Annuleert uw laatste wijziging of commando, zolang het
display niet is gewijzigd.
[Info]
Geeft informatie over een commando, parameter of functie
in elk displayvenster. [Info] geeft uitgebreide informatie
wanneer u hulp nodig hebt.
Verlaat de infomodus door op [Info], [Back] of [Cancel] te
drukken.
Stopt de aangesloten motor. De toets kan worden
ingesteld op [1] Ingesch. of [0] Uitgesch. via
22
Afbeelding 2.7 Cancel
parameter 0-41 [O]-toets op LCP. Als er geen externe
stopfunctie is geselecteerd en de toets [O] niet actief is,
kunt u de motor stoppen door de spanning te
onderbreken.
[Auto On]
Maakt besturing van de frequentieregelaar via de
Afbeelding 2.8 Info
stuurklemmen en/of seriële communicatie mogelijk. Als
een startsignaal naar de stuurklemmen en/of de bus wordt
gestuurd, start de frequentieregelaar. De toets kan worden
Navigatietoetsen
Met de 4 navigatietoetsen navigeert u tussen de
verschillende opties in Snelmenu, Hoofdmenu en Alarm Log.
Druk op de toetsen om de cursor te verplaatsen.
[OK]
Dient om een parameter te selecteren die wordt
ingesteld op [1] Ingesch. of [0] Uitgesch. via
parameter 0-42 [Auto on]-toets op LCP.
LET OP
Een actief signaal HAND-OFF-AUTO via de digitale
ingangen heeft een hogere prioriteit dan de bedieningstoetsen [Hand On] en [Auto On].
gemarkeerd door de cursor, en om de wijziging van een
parameter te bevestigen.
Lokale bedieningstoetsen
De lokale bedieningstoetsen bevinden zich onderaan het
LCP.
[Reset]
Dient om de frequentieregelaar te resetten na een alarm
(trip). De toets kan worden ingesteld op [1] Ingesch. of [0]Uitgesch. via parameter 0-43 [Reset]-toets op LCP.
Houd [Main Menu] 3 seconden ingedrukt om een parametersnelkoppeling te creëren. De parametersnelkoppeling
biedt directe toegang tot elke mogelijke parameter.
Afbeelding 2.9 Lokale bedieningstoetsen
[Hand On]
Maakt het mogelijk om de frequentieregelaar via het LCP
te besturen. [Hand On] start ook de motor, waarna de
gegevens voor het motortoerental kunnen worden
ingesteld met de navigatietoetsen. De toets kan worden
ingesteld op [1] Ingesch. of [0] Uitgesch. via
parameter 0-40 [Hand on]-toets op LCP.
Externe stopsignalen die via stuursignalen of via een
veldbus worden geactiveerd, onderdrukken een
startcommando via het LCP.
De volgende stuursignalen blijven actief wanneer [Hand
On] wordt geactiveerd:
2.2.2 Snel overzetten van
parameterinstellingen naar andere
frequentieregelaars
Wanneer de setup van een frequentieregelaar voltooid is,
kunt u de gegevens opslaan in het LCP of op een pc met
behulp van MCT 10 setupsoftware.
De gegevens overzetten van het LCP naar de frequentieregelaar:
1.Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2.Druk op de [OK]-toets.
3.Selecteer [2] Alles vanaf LCP.
4.Druk op de [OK]-toets.
De parameterinstellingen die in het LCP zijn opgeslagen,
worden nu gekopieerd naar de frequentieregelaar, wat
wordt aangegeven door de voortgangsbalk. Druk op [OK]
als 100% is bereikt.
2.2.3 Displaymodus
Bij normaal bedrijf kunnen permanent maximaal 5
verschillende bedrijfsvariabelen worden aangegeven in het
middelste gedeelte: 1.1, 1.2 en 1.3, en tevens 2 en 3.
2.2.4 Displaymodus – Uitleesstatus
selecteren
Druk op [Status] om te schakelen tussen 3 statusuitlezingsschermen.
In elk statusscherm worden de bedrijfsvariabelen met een
andere opmaak weergegeven. Zie de voorbeelden in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
22
Afbeelding 2.10 LCP
Gegevens opslaan in het LCP
LET OP
Stop de motor vóór u deze handeling uitvoert.
Gegevens opslaan in het LCP:
1.Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2.Druk op de [OK]-toets.
3.Selecteer [1] Alles naar LCP.
4.Druk op de [OK]-toets.
Alle parameterinstellingen worden nu opgeslagen in het
LCP, wat wordt aangegeven via de voortgangsbalk. Druk
op [OK] als 100% is bereikt.
Sluit het LCP aan op een andere frequentieregelaar en
kopieer de parameterinstellingen ook naar die frequentieregelaar.
Gegevens overzetten van LCP naar frequentieregelaar
LET OP
Stop de motor vóór u deze handeling uitvoert.
Aan elk van de weergegeven bedrijfsvariabelen kunnen
diverse waarden of metingen worden gekoppeld. De te
tonen waarden of metingen kunnen worden gedenieerd
via de volgende parameters:
Parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein.
•
Parameter 0-21 Displayregel 1.2 klein.
•
Parameter 0-22 Displayregel 1.3 klein.
•
Parameter 0-23 Displayregel 2 groot.
•
Parameter 0-24 Displayregel 3 groot.
•
U hebt toegang tot deze parameters via [Quick Menu], Q3
Functiesetups, Q3-1 Alg. instellingen en Q3-11 Displayinstellingen.
Elke uitleesparameter die in parameter 0-20 Displayregel 1.1
klein t/m parameter 0-24 Displayregel 3 groot is
geselecteerd, wordt gekenmerkt door een eigen schaal en
aantal cijfers achter het decimaalteken. Hoe hoger de
numerieke waarde van een parameter, hoe lager het aantal
cijfers dat achter het decimaalteken wordt weergegeven.
Voorbeeld: uitlezing stroom 5,25 A; 15,2 A; 105 A.
Zie parametergroep 0-2* LCP-display voor meer informatie.
Statusscherm I
Deze uitleesstatus is standaard actief na een start of initialisatie.
Druk op [Info] voor informatie over de meetkoppelingen
2.2.5 Parametersetup
met de weergegeven bedrijfsvariabelen (1.1, 1.2, 1.3, 2 en
3).
22
Zie de getoonde bedrijfsvariabelen in Afbeelding 2.11.
De frequentieregelaar kan voor bijna elke toepassing
worden gebruikt en biedt 2 programmeermodusopties:
Hoofdmenumodus.
•
Snelmenumodus.
•
Het hoofdmenu biedt toegang tot alle parameters. Het
snelmenu leidt de gebruiker langs diverse parameters,
zodat de frequentieregelaar snel in gebruik kan worden
genomen.
U kunt een parameter wijzigen in de hoofdmenu of de
snelmenumodus.
Afbeelding 2.11 Statusscherm I
2.2.6 Toetsfuncties van snelmenu
Druk op [Quick Menu] voor een overzicht van de
Statusscherm II
Zie de getoonde bedrijfsvariabelen (1.1, 1.2, 1.3 en 2) in
Afbeelding 2.12.
In het voorbeeld zijn toerental, motorstroom,
motorvermogen en frequentie als variabelen geselecteerd
op de eerste 2 regels.
beschikbare opties in het Snelmenu.
Selecteer Q1 Persoonlijk menu om alleen de geselecteerde
persoonlijke parameters weer te geven. Deze parameters
worden geselecteerd in parameter 0-25 Persoonlijk menu. Er
kunnen maximaal 50 parameters worden opgenomen in
dit menu.
Afbeelding 2.14 Quick Menu
Afbeelding 2.12 Statusscherm II
Selecteer Q2 Snelle setup om de motor met behulp van
Statusscherm III
In deze uitleesstatus worden de gebeurtenis en de actie
van de Smart Logic Control weergegeven. Zie parame-tergroep 13-** Smart Logic voor meer informatie.
enkele parameters vrijwel optimaal af te stellen. De
standaardinstellingen voor de overige parameters houden
rekening met de gewenste stuurfuncties en de conguratie
van de signaalingangen/-uitgangen (stuurklemmen).
De parameter is te selecteren met behulp van de navigatietoetsen. De parameters in Tabel 2.1 zijn beschikbaar.
ParameterInstelling
Parameter 0-01 Taal
Parameter 1-20 Motorverm. [kW][kW]
1) Als klem 27 is ingesteld op [0] Niet in bedrijf, is er geen aansluiting
op +24 V nodig voor klem 27.
Selecteer Gemaakte wijz. voor informatie over:
De laatste 10 wijzigingen. Doorloop met de
•
navigatietoetsen [▲] [▼] de laatste 10 gewijzigde
parameters.
De wijzigingen die sinds de standaardinstelling
•
zijn gemaakt.
2.2.7 Snelmenu, Q3 Functiesetups
De functiesetupparameters voorzien in snelle toegang tot
alle benodigde specieke parameters voor de meeste
water- en afvalwatertoepassingen:
Variabel koppel.
•
Constant koppel.
•
Pompen.
•
Doseerpompen.
•
Bronpompen.
•
Boosterpompen.
•
Mixerpompen.
•
Blowers voor beluchters.
•
Andere pompen.
•
De functiesetupparameters zijn als volgt onderverdeeld:
Selecteer Logdata voor informatie over de uitlezingen in de
displayregel. De informatie wordt als graek weergegeven.
Alleen de in parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein en
parameter 0-24 Displayregel 3 groot ingestelde displayparameters kunnen worden bekeken. Er kunnen maximaal 120
voorbeelden in het geheugen worden opgeslagen voor
later gebruik.
Ventilatortoepassingen.
•
Het functiesetupmenu bevat ook parameters voor het
selecteren van de volgende instellingen:
SmartStart start automatisch op bij de eerste inschakeling
van de frequentieregelaar of na herstel van de fabrieksinstellingen. SmartStart leidt gebruikers via een aantal
stappen naar een correcte en eciënte motorbesturing.
SmartStart kan ook rechtstreeks via het Snelmenu worden
gestart.
De volgende instellingen zijn beschikbaar via SmartStart:
Eén pomp/motor: in een regeling met of zonder
•
terugkoppeling.
Motorwisseling: wanneer 2 motoren samen
•
gebruikmaken van 1 frequentieregelaar.
Eenvoudige cascaderegeling: snelheidsregeling
•
van één pomp in een systeem met meerdere
pompen.
Dit is een
bijvoorbeeld boostersets.
Master/slave: regel tot 8 frequentieregelaars en
•
pompen om te zorgen voor een soepele werking
van het totale pompsysteem.
kosteneectieve oplossing in
2.2.9 Modus Hoofdmenu
Druk op [Main Menu] om naar de hoofdmenumodus te
gaan. Het display toont de uitlezing die in Afbeelding 2.15
is weergegeven.
Op het middelste en onderste gedeelte van het display
wordt een lijst met parametergroepen weergegeven, die
met behulp van de toetsen [▲] en [▼] kunnen worden
geselecteerd.
Afbeelding 2.15 Modus Hoofdmenu
Elke parameter heeft een naam en een nummer die altijd
hetzelfde zijn, ongeacht de programmeermodus. In de
hoofdmenumodus zijn de parameters onderverdeeld in
groepen. Het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf
links) geeft het groepsnummer van de parameter aan.
Alle parameterinstellingen kunnen worden gewijzigd in het
Hoofdmenu. Afhankelijk van de geselecteerde conguratie
(parameter 1-00 Conguratiemodus) kunnen sommige
parameters echter onzichtbaar zijn. De instelling Geen
130BP067.10
740 tpm
0-01 Taal
[7] Nederlands
10,64 A1 [1]
0-0*
Basisinstellingen
130BP068.10
740 tpm
0-01 Taal
[7] Nederlands
10,64 A1 [1]
0-0*
Basisinstellingen
130BP069.10
1-6*
113 tpm 1,78 A 1 (1)
Bel. afhank. inst.
1-60 Belast. comp. bij
lage snelheid
1
0
0%
130BP070.10
1-60 Belast. comp. bij
lage snelheid
160%
Bel. afhank. inst.1-6*
729 tpm 6,21 A 1 (1)
6
130BP073.10
ProgrammerenProgrammeerhandleiding
terugk. verbergt bijvoorbeeld alle PID-parameters, terwijl bij
andere ingeschakelde opties juist meer parametergroepen
zichtbaar worden.
2.2.10 Parameterselectie
In de hoofdmenumodus zijn de parameters onderverdeeld
in groepen. Selecteer een parametergroep met behulp van
de navigatietoetsen.
Nadat u een parametergroep hebt geselecteerd, kunt u
een parameter selecteren met de navigatietoetsen.
Het middelste gedeelte van het display toont het nummer
en de naam van de parameter, en de geselecteerde
parameterwaarde.
Afbeelding 2.16 Parameterselectie
2.2.13 Een tekstwaarde wijzigen
Als de geselecteerde parameter een numerieke datawaarde
vertegenwoordigt, kunt u de geselecteerde datawaarde
wijzigen met behulp van de navigatietoetsen [◀] [▶] en de
navigatietoetsen [▲] [▼]. Druk op de toetsen [◀] [▶] om de
cursor horizontaal te verplaatsen.
Afbeelding 2.18 Een tekstwaarde wijzigen
Druk op de toetsen [
[▲] verhoogt de waarde en [▼] verlaagt de waarde. Plaats
de cursor op de waarde die u wilt opslaan en druk op
[OK].
] [▼] om de datawaarde te wijzigen.
▲
22
2.2.11 Gegevens wijzigen
Voor het wijzigen van gegevens via de snelmenumodus en
de hoofdmenumodus geldt dezelfde procedure. Druk op
[OK] om de geselecteerde parameter te wijzigen.
De procedure voor het wijzigen van data is verschillend
naargelang de geselecteerde parameter een numerieke
datawaarde of een tekstwaarde vertegenwoordigt.
2.2.12 Een tekstwaarde wijzigen
Als de geselecteerde parameter een tekstwaarde heeft,
kunt u de tekstwaarde wijzigen via de toetsen [▲] [▼].
Plaats de cursor op de waarde die u wilt opslaan en druk
op [OK].
Afbeelding 2.17 Een tekstwaarde wijzigen
Afbeelding 2.19 Een datawaarde opslaan
2.2.14 Oneindig variabele wijziging van
een numerieke datawaarde
Als de geselecteerde parameter een numerieke datawaarde
vertegenwoordigt, selecteert u eerst een cijfer met behulp
van [◀] [▶].
Wijzig het gekozen cijfer variabel met behulp van [▲] [▼].
De plaats van de cursor geeft het geselecteerde cijfer aan.
Plaats de cursor op het cijfer dat u wilt opslaan en druk op
22
[OK].
Afbeelding 2.21 Opslaan
2.2.15 Waarde, stapsgewijs
Bepaalde parameters zijn stapsgewijs te wijzigen. Dit geldt
voor:
Parameter 1-20 Motorverm. [kW].
•
Parameter 1-22 Motorspanning.
•
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
•
Dit betekent dat de parameters niet alleen als een groep
van numerieke datawaarden maar ook als oneindig
variabele numerieke datawaarden kunnen worden
ingesteld.
2.2.16 Geïndexeerde parameters uitlezen
en programmeren
2.2.17 Programmeren via het numerieke
lokale bedieningspaneel
Onderstaande instructies gelden voor het numerieke LCP
(LCP 101).
De functies van het bedieningspaneel zijn onderverdeeld
in 4 groepen:
Numeriek display.
•
Menutoetsen en indicatielampjes – parameters
•
wijzigen en schakelen tussen displayfuncties.
Navigatietoetsen en indicatielampjes
•
Bedieningstoetsen en indicatielampjes
•
Displayregel
Statusmeldingen met pictogrammen en numerieke
waarden.
Indicatielampjes
Groene led/On: geeft aan of de besturingssectie
•
is ingeschakeld.
Gele led/Warn.: geeft een waarschuwing aan.
•
Knipperende rode led/Alarm: geeft een alarm aan.
•
LCP-toetsen
[Main Menu]
Selecteer 1 van de volgende modi:
Status.
•
Snelle setup.
•
Hoofdmenu.
•
Parameters worden geïndexeerd wanneer ze in een
roterende stapel worden geplaatst.
Parameter 15-30 Alarmlog: foutcode tot
parameter 15-32 Alarmlog: tijd bevatten een foutlog die kan
worden uitgelezen. Selecteer een parameter, druk op [OK]
en gebruik de navigatietoetsen [▲] [▼] om de log met
waarden te doorlopen.
Zo wordt parameter 3-10 Ingestelde ref. als volgt gewijzigd:
1.Selecteer de parameter, druk op [OK] en druk op
[▲] [▼] om de geïndexeerde waarden te
doorlopen.
2.Wijzig de waarde van de parameter door de
geïndexeerde waarde te selecteren en op [OK] te
drukken.
3.
Wijzig de waarde met behulp van [▲] [▼].
4.Druk op [OK] om de nieuwe instelling op te slaan.
5.Druk op [Cancel] om te annuleren. Druk op [Back]
om de parameter te verlaten.
Dienen om alle parameters te programmeren of alleen de
parameters in het snelmenu (zie ook de beschrijving van
LCP 102 in hoofdstuk 2.1 Grasch en numeriek lokaalbedieningspaneel).
Wanneer de waarde knippert, drukt u op [▲] of [▼] om
parameterwaarden te wijzigen.
1.Druk op [Main Menu] om het hoofdmenu te
selecteren.
2.Selecteer de parametergroep [xx-__] en druk op
[OK].
3.Selecteer de parameter [__-xx] en druk op [OK].
4.Selecteer het arraynummer en druk op [OK] als
de parameter een arrayparameter is.
5.Selecteer de gewenste datawaarde en druk op
[OK].
Parameters met functionele opties geven waarden weer
zoals [1], [2] enz. Zie de beschrijving van de diverse
parameters in hoofdstuk 3 Parameterbeschrijving voor een
beschrijving van de verschillende opties.
Afbeelding 2.22 LCP-toetsen
Statusmodus
In de statusmodus wordt de status van de frequentieregelaar of de motor weergegeven.
Als zich een alarm voordoet, schakelt het NLCP
automatisch naar de statusmodus.
Er kunnen diverse alarmen worden weergegeven.
[Back]
Dient om een stap terug te gaan.
[▲] [▼] dienen om tussen commando's en binnen
parameters te navigeren.
LET OP
Kopiëren van parameters is niet mogelijk met het
numerieke lokale bedieningspaneel LCP 101.
Onderaan het LCP bevinden zich toetsen voor lokale
bediening.
[Reset]
Dient om de frequentieregelaar te resetten na een alarm
(trip). De toets kan worden ingesteld op [1] Ingesch. of [0]Uitgesch. via parameter 0-43 [Reset]-toets op LCP.
2.3.1 Initialiseren naar
standaardinstellingen
De frequentieregelaar kan op 2 manieren worden geïnitialiseerd, waarbij de standaardinstellingen worden hersteld.
Afbeelding 2.26 LCP-toetsen
[Hand On]
Maakt het mogelijk om de frequentieregelaar via het LCP
te besturen. [Hand On] start ook de motor, waarna het
mogelijk is om de gegevens voor het motortoerental in te
stellen via de navigatietoetsen. De toets kan worden
ingesteld op [1] Ingesch. of [0] Uitgesch. via
parameter 0-40 [Hand on]-toets op LCP.
Externe stopsignalen die via stuursignalen of via een
veldbus worden geactiveerd, onderdrukken een
startcommando via het LCP.
De volgende stuursignalen blijven actief wanneer [Hand
On] wordt geactiveerd:
[Hand On] - [O] - [Auto On].
•
Reset.
•
Vrijloop geïnverteerd.
•
Omkeren.
•
Setupselectie lsb – Setupselectie msb.
•
Stopcommando via seriële communicatie.
•
Snelle stop.
•
DC-rem.
•
[O]
Stopt de aangesloten motor. De toets kan worden
ingesteld op [1] Ingesch. of [0] Uitgesch. via
parameter 0-41 [O]-toets op LCP.
Als er geen externe stopfunctie is geselecteerd en de toets
[O] niet actief is, kunt u de motor stoppen door de
spanning te onderbreken.
[Auto On]
Maakt besturing van de frequentieregelaar via de
stuurklemmen en/of seriële communicatie mogelijk. Als
een startsignaal naar de stuurklemmen en/of de bus wordt
gestuurd, start de frequentieregelaar. De toets kan worden
ingesteld op [1] Ingesch. of [0] Uitgesch. via
parameter 0-42 [Auto on]-toets op LCP.
LET OP
Een actief signaal HAND-OFF-AUTO via de digitale
ingangen heeft een hogere prioriteit dan de bedieningstoetsen [Hand On] en [Auto On].
Met deze procedure wordt alles geïnitialiseerd behalve:
Parameter 15-00 Bedrijfsuren.
•
Parameter 15-03 Inschakelingen.
•
Parameter 15-04 x Overtemp..
•
Parameter 15-05 x Overspann..
•
LET OP
Bij het uitvoeren van een handmatige initialisatie worden
ook de instellingen voor seriële communicatie, RFI-lter
(parameter 14-50 RFI-lter) en foutlog gereset.
De parameters zijn onderverdeeld in diverse parametergroepen om een selectie van de juiste parameters mogelijk te maken
voor een optimale werking van de frequentieregelaar.
Overzicht van parametergroepen
GroepFunctie
0-** Bediening/displayParameters die betrekking hebben op de basisfuncties van de frequentieregelaar, de functie van de
LCP-toetsen en de conguratie van het LCP-display.
1-** Belasting & motorParameters voor motorinstellingen.
2-** RemmenParameters voor het instellen van remfuncties in de frequentieregelaar.
3-** Ref./Ramp.Parameters voor het gebruiken van referenties, het instellen van begrenzingen en het congureren
van de reactie van de frequentieregelaar op wijzigingen.
4-** Begr./waarsch.Parameters voor het congureren van begrenzingen en waarschuwingen.
5-** Digitaal In/UitParameters voor het congureren van de digitale in- en uitgangen.
6-** Analoog In/UitParameters voor het congureren van de analoge in- en uitgangen.
8-** Comm. en optiesParametergroep voor het congureren van communicatie en opties.
9-** PROFIdrive
10-** CAN-veldbus
13-** Smart LogicParametergroep voor Smart Logic Control.
14-** Speciale functiesParametergroep voor het congureren van speciale functies van de frequentieregelaar.
15-** Geg. omvormerParametergroep met informatie over de frequentieregelaar, zoals bedrijfsgegevens, hardwarecon-
16-** Data-uitlezingenParametergroep voor data-uitlezing, bijvoorbeeld actuele referenties, spanning, regeling, alarmen,
18-** Info & uitlez.Deze parametergroep bevat de laatste 10 logboeken voor preventief onderhoud.
20-** Omvormer met terugkoppeling
21-** Uitgebr. met terugk.Parameters voor het congureren van de 3 PID-regelaars voor uitgebreide terugkoppeling.
22-** Toep. functiesParameters voor watertoepassingen.
23-** Tijdgebonden functiesParameters voor acties die op dagelijkse of wekelijkse basis moeten worden uitgevoerd.
24-** Toep. functies 2Parameters voor de frequentieregelaarbypass.
25-** CascaderegelaarParameters voor het congureren van de standaard cascaderegelaar voor het sequentieel regelen van
26-** Anal. I/O-optie MCB 109
29-** Water Application Functions
(Watertoepassingsfuncties)
30-** Speciale functiesParameters voor het congureren van speciale functies.
31-** Bypass-optieParameters voor het congureren van de bypassfunctie.
35-** SensoringangoptieParameters voor het congureren van de sensoringangsfunctie.
Parametergroep voor Probus-specieke parameters (VLT® PROFIBUS DP MCA 101 vereist)
Parametergroep voor DeviceNet-specieke parameters (VLT® DeviceNet MCA 104 vereist).
guratie en softwareversies.
waarschuwingen en statuswoorden.
Deze parametergroep wordt gebruikt voor het congureren van de PID-regelaar voor terugkoppeling
die de uitgangsfrequentie van de eenheid regelt.
meerdere pompen.
Parameters voor het congureren van de VLT® Analog I/O MCB 109.
Parameters voor het instellen van waterspecieke functies.
Tabel 3.1 Parametergroepen
Parameterbeschrijvingen en -opties worden op het display
van het grasche of numerieke LCP weergegeven. Zie
hoofdstuk 2 Programmeren voor meer informatie. Druk op
[Quick Menu] of [Main Menu] op het LCP om toegang te
krijgen tot de parameters. Het Snelmenu wordt voornamelijk gebruikt om de eenheid de eerste keer bedrijfsklaar
te maken door programmering van de parameters die
nodig zijn om de eenheid op te starten. Het Hoofdmenu
biedt toegang tot alle parameters om de eenheid voor een
specieke toepassing te programmeren.
Alle digitale en analoge in- en uitgangsklemmen zijn
multifunctioneel. Alle klemmen zijn standaard ingesteld op
functies die voor de meeste watertoepassingen geschikt
zijn. Als andere speciale functie vereist zijn, moet u die
programmeren via parametergroep 5-** Digitaal In/Uit of
6** Analoog In/Uit.
0-01 Taal
Option:Functie:
Bepaalt welke taal wordt gebruikt
op het display.
De frequentieregelaar wordt
geleverd met 2 verschillende
taalpakketten. Engels en Duits zijn
opgenomen in beide pakketten.
Engels kan niet worden gewist of
gewijzigd.
[0] *EnglishOpgenomen in taalpakket 1-2.
[1]DeutschOpgenomen in taalpakket 1-2.
[2]FrancaisOpgenomen in taalpakket 1.
[3]DanskOpgenomen in taalpakket 1.
[4]SpanishOpgenomen in taalpakket 1.
[5]ItalianoOpgenomen in taalpakket 1.
[6]SvenskaOpgenomen in taalpakket 1.
[7]NederlandsOpgenomen in taalpakket 1.
[10]ChineseOpgenomen in taalpakket 2.
[20]SuomiOpgenomen in taalpakket 1.
[22]English USOpgenomen in taalpakket 1.
[27]GreekOpgenomen in taalpakket 1.
[28]Bras.portOpgenomen in taalpakket 1.
[36]SlovenianOpgenomen in taalpakket 1.
[39]KoreanOpgenomen in taalpakket 2.
[40]JapaneseOpgenomen in taalpakket 2.
[41]TurkishOpgenomen in taalpakket 1.
[42]Trad.ChineseOpgenomen in taalpakket 2.
[43]BulgarianOpgenomen in taalpakket 1.
[44]SrpskiOpgenomen in taalpakket 1.
[45]RomanianOpgenomen in taalpakket 1.
[46]MagyarOpgenomen in taalpakket 1.
[47]CzechOpgenomen in taalpakket 1.
[48]PolskiOpgenomen in taalpakket 1.
[49]RussianOpgenomen in taalpakket 1.
[50]ThaiOpgenomen in taalpakket 2.
[51]Bahasa
Indonesia
Opgenomen in taalpakket 2.
0-01 Taal
Option:Functie:
[52]HrvatskiOpgenomen in taalpakket 2.
0-02 Eenh. motortoerental
Option:Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet
worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
Welke informatie op het display
wordt weergegeven, hangt af van
de instellingen in
parameter 0-02 Eenh. motortoerental
en parameter 0-03 Regionale instellingen. De standaardinstelling van
parameter 0-02 Eenh. motortoerental
en parameter 0-03 Regionale instellingen hangt af van de geograsche
regio waar de frequentieregelaar is
geleverd.
LET OP
Bij een wijziging van de
eenheid voor het motortoerental worden bepaalde
parameters teruggezet op hun
oorspronkelijke waarde.
Selecteer de eenheid voor het
motortoerental voordat u
andere parameters wijzigt.
[0] *TPMSelecteer deze optie om variabelen
en parameters met betrekking tot
het motortoerental weer te geven
op basis van het motortoerental
(tpm).
[1]HzSelecteer deze optie om variabelen
en parameters met betrekking tot
het motortoerental weer te geven
op basis van de motorfrequentie
(Hz).
0-03 Regionale instellingen
Option:Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet
worden gewijzigd terwijl de
motor loopt.
De weergave op het display hangt
af van de instellingen in
parameter 0-02 Eenh. motortoerental
en parameter 0-03 Regionale instel-
ParameterbeschrijvingProgrammeerhandleiding
3.2 Parameters 0-** Bediening/display
Parameters die betrekking hebben op de basisfuncties van
de frequentieregelaar, de functie van de LCP-toetsen en de
conguratie van het LCP-display.
parameter 0-02 Eenh. motortoerental
en parameter 0-03 Regionale instellingen hangt af van de geograsche
regio waar de frequentieregelaar is
geleverd. Pas de instellingen waar
nodig aan.
De niet-gebruikte instelling wordt
onzichtbaar gemaakt.
[0]InternationaalStelt de eenheid voor
parameter 1-20 Motorverm. [kW] in
op [kW] en stelt
parameter 1-23 Motorfrequentie
standaard in op 50 Hz.
[1]Noord-
Amerika
Stelt de eenheid voor
parameter 1-21 Motorverm. [PK] in
op [pk] en stelt
parameter 1-23 Motorfrequentie
standaard in op 60 Hz.
0-04 Bedieningsstatus bij insch.
Option:Functie:
Selecteer de bedieningsmodus voor
het moment waarop de
netspanning weer wordt
ingeschakeld na een uitschakeling
in de handmatige (lokale) modus.
[0] *HervattenStart de frequentieregelaar weer op
met dezelfde lokale referentie en
start/stop-instellingen als voorheen.
De start/stop-conditie wordt
toegepast met behulp van [Hand
On]/[O] op het LCP of met lokale
start via een digitale ingang zoals
van kracht was voordat de frequentieregelaar werd uitgeschakeld.
[1]Gedw. stop,
ref=oud
Stopt de frequentieregelaar, maar
slaat tevens de lokale snelheidsreferentie die voor de uitschakeling
actief was, op in het geheugen.
Nadat de netspanning weer is
aangesloten en een startcommando
is gegeven (via de [Hand On]-toets
of een lokaal startcommando via
een digitale ingang) zal de frequentieregelaar weer starten en werken
op basis van de opgeslagen
snelheidsreferentie.
0-05 Eenh lok modus
Option:Functie:
Bepaalt of de lokale referentie
weergegeven moet worden als
toerental van de motoras (in
tpm/Hz) of als percentage.
Denieer en beheer de afzonderlijke parametersetups.
De frequentieregelaar heeft 4 parametersetups die
onafhankelijk van elkaar kunnen worden geprogrammeerd.
Dat maakt de frequentieregelaar exibel in gebruik en
geschikt om te voldoen aan de eisen ten aanzien van veel
verschillende regelfuncties voor watersystemen, waardoor
vaak bespaard kan worden op externe regelapparatuur. De
setups kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om de
frequentieregelaar te programmeren voor werking met 1
bepaald type regeling in 1 setup (bijvoorbeeld voor
gebruik overdag) en voor werking met een ander type
regeling in een andere setup (bijvoorbeeld voor de
nachtstand). De diverse setups kunnen ook door een OEM
van luchtbehandelingskasten of kant-en-klare eenheden
worden gebruikt om alle toegepaste frequentieregelaars
voor diverse varianten binnen een productgamma op
identieke wijze te programmeren. In dat geval hoeft u
tijdens de productie/inbedrijfstelling enkel maar de juiste
setup te selecteren op basis van het frequentieregelaarmodel.
Selecteer in parameter 0-10 Actieve setup de actieve setup
(dat wil zeggen de setup op basis waarvan de frequentieregelaar op dit moment werkt). De geselecteerde actieve
setup wordt op het LCP weergegeven. Via de optie Multisetup is het mogelijk om via een digitale ingang of seriële
communicatie te schakelen tussen setups (bijvoorbeeld
voor de nachtstand) terwijl de frequentieregelaar in bedrijf
is of is gestopt. Als het nodig is om tijdens bedrijf van
setup te wisselen, moet parameter 0-12 Setup gekoppeldaan correct zijn geprogrammeerd. Voor de meeste water-/
afvalwatertoepassingen is het niet nodig om
parameter 0-12 Setup gekoppeld aan te programmeren, ook
niet als een wijziging van setup vereist is tijdens bedrijf.
Voor complexe toepassingen waarbij de volledige
liteit van de verschillende setups wordt gebruikt, kan dat
echter wel nodig zijn. Met behulp van
parameter 0-11 Setup wijzigen is het mogelijk om
parameters binnen elk van de setups te wijzigen terwijl de
frequentieregelaar blijft functioneren in de actieve setup.
De actieve setup kan een andere setup zijn dan de setup
die wordt gewijzigd. Met behulp van parameter 0-51 Kopiesetup is het mogelijk om parameterinstellingen van de ene
setup naar de andere te kopiëren, waardoor de inbedrijf-
exibi-
Loading...
+ 314 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.