Danfoss FC 103 Operating guide [nl]

ENGINEERING TOMORROW
Bedieningshandleiding
VLT® Refrigeration Drive FC 103
355-800 kW, behuizingsgrootte E1h-E4h
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud Bedieningshandleiding
Inhoud
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
1.2 Aanvullende informatiebronnen
1.3 Handleiding- en softwareversie
1.4 Goedkeuringen en certiceringen
1.5 Verwijdering
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidssymbolen
2.2 Gekwaliceerd personeel
2.3 Veiligheidsmaatregelen
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
3.3 Binnenaanzicht behuizing E1h en E2h
3.4 Binnenaanzicht behuizing E3h en E4h
3.5 Besturingsplaat
3
3
3
3
3
3
4
4
4
4
6
6
6
7
8
9
3.6 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
4 Mechanische installatie
4.1 Geleverde artikelen
4.2 Benodigd gereedschap
4.3 Opslag
4.4 Bedrijfsomgeving
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
4.6 De eenheid hijsen
4.7 Mechanische installatie E1h/E2h
4.8 Mechanische installatie E3h/E4h
5 Elektrische installatie
5.1 Veiligheidsvoorschriften
5.2 EMC-correcte installatie
5.3 Bedradingsschema
5.4 De motor aansluiten
5.5 De netvoeding aansluiten
10
12
12
12
12
13
14
15
15
17
21
21
21
24
25
27
5.6 Aansluiten op aarde
5.7 Afmetingen klemmen
5.8 Stuurkabels
5.9 Opstartchecklist
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 1
29
31
41
46
Inhoud
VLT® Refrigeration Drive FC 103
6 Inbedrijfstelling
6.1 Veiligheidsvoorschriften
6.2 Spanning inschakelen
6.3 LCP-menu
6.4 De frequentieregelaar programmeren
6.5 Het systeem testen vóór het opstarten
6.6 Systeem opstarten
6.7 Parameterinstellingen
7 Bedradingsvoorbeelden
7.1 Bedrading voor een snelheidsregeling zonder terugkoppeling
7.2 Bedrading voor Start/stop
7.3 Bedrading voor Externe reset na alarm
7.4 Bedrading voor een motorthermistor
7.5 Bedrading voor regeneratie
8 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
8.1 Onderhoud en service
48
48
48
49
50
54
54
55
57
57
58
59
60
60
61
61
8.2 Toegangspaneel koellichaam
8.3 Statusmeldingen
8.4 Waarschuwings- en alarmtypen
8.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
8.6 Probleem verhelpen
9 Specicaties
9.1 Elektrische gegevens
9.2 Netvoeding
9.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
9.4 Omgevingscondities
9.5 Kabelspecicaties
9.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
9.7 Zekeringen
9.8 Afmetingen behuizing
9.9 Luchtstroom behuizing
9.10 Aanhaalmomenten
61
62
65
66
77
80
80
84
84
84
85
85
88
89
105
106
10 Bijlage
10.1 Afkortingen en conventies
10.2 Standaard parameterinstellingen voor Internationaal/Noord-Amerika
10.3 Opbouw parametermenu
Trefwoordenregister
2 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
107
107
108
108
113
Inleiding Bedieningshandleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
Deze bedieningshandleiding biedt informatie voor veilige installatie en inbedrijfstelling van VLT®-frequentieregelaars
met behuizingsgrootte E (E1h, E2h, E3h en E4h).
De bedieningshandleiding is bedoeld voor gebruik door gekwaliceerd personeel. Lees de bedieningshandleiding en volg de aanwijzingen op om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze te gebruiken. Let met name op de veiligheidsvoorschriften en algemene waarschu­wingen. Bewaar de bedieningshandleiding altijd in de buurt van de frequentieregelaar.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Aanvullende informatiebronnen
Er zijn andere informatiebronnen beschikbaar om inzicht te krijgen in geavanceerde functies en programmering van de E1h-E4h-frequentieregelaars.
De Programmeerhandleiding VLT® Refrigeration
Drive FC 103 gaat dieper in op het gebruik van parameters en bevat voorbeelden voor koeltoe­passingen.
Goedkeuringen en certiceringen
1.4
Tabel 1.2 Goedkeuringen en
Er zijn meer goedkeuringen en certiceringen beschikbaar. Neem contact op met een Danfoss-kantoor of -partner in uw regio. Frequentieregelaars voor spanningsklasse T7 (525-690 V) zijn alleen UL-gecerticeerd voor 525-690 V.
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 61800-5-1 ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspecieke design guide voor meer informatie.
certiceringen
LET OP
OPGELEGDE BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN DE UITGANGSFREQUENTIE
Vanaf softwareversie 1.10 is de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar vanwege ociële exportbeper­kingen begrensd op 590 Hz.
1 1
De VLT® HVAC Drive FC 102, 90-1200 kW Design
Guide biedt gedetailleerde informatie over de mogelijkheden en functies voor het ontwerpen van motorregelsystemen voor koeltoepassingen.
De Safe Torque O Operating Instructions bevat
uitgebreide specicaties, vereisten en installatie­instructies voor de functie Safe Torque O.
Aanvullende documentatie en handleidingen zijn beschikbaar bij Danfoss. Zie www.danfoss.com/en/search/? lter=type%3Adocumentation voor een overzicht.
Handleiding- en softwareversie
1.3
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom. Tabel 1.1 toont de versie van de handleiding en de bijbehorende softwareversie.
Handleiding-
versie
MG16P2xx Waarschuwing uitgangscontactor
toegevoegd en andere correcties
Tabel 1.1 Handleiding- en softwareversie
Opmerkingen Software-
versie
1.51
aangebracht.
1.4.1 Conformiteit met ADN
Zie ADN-conforme installatie in de design guide voor confor­miteit met het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).
Verwijdering
1.5
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Voer dergelijke apparatuur apart af volgens de geldende lokale voorschriften.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 3
Veiligheid
VLT® Refrigeration Drive FC 103
2 Veiligheid
22
2.1 Veiligheidssymbolen
Veiligheidsmaatregelen
2.3
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
2.2 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentiere­gelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door
gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften. Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding, loadsharing of permanentmagneetmotoren. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentiere­gelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud van de
frequentieregelaar mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
4 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Veiligheid Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren die geladen kunnen blijven, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de waarschuwingsleds uit zijn. Als u na afschakeling geen 40 minuten wacht voordat u onderhouds- of reparatie­werkzaamheden uitvoert, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
1. Stop de motor.
2. Schakel de netvoeding en externe DC-tussen­kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
3. Onderbreek de voeding naar de motor of vergrendel de motor.
4. Wacht 40 minuten, totdat de condensatoren volledig zijn ontladen.
5. Controleer met een geschikt spanningsmeetap­paraat of de condensatoren volledig ontladen zijn voordat u service- of reparatiewerk­zaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd volgens de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
VOORZICHTIG
HETE OPPERVLAKKEN
De frequentieregelaar bevat metalen componenten die ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar heet blijven. Het negeren van het waarschuwingssymbool voor hoge temperatuur (gele driehoek) op de frequentie­regelaar kan leiden tot ernstige brandwonden.
Houd er rekening mee dan interne
componenten, zoals stroomrails, ook na het uitschakelen van de frequentieregelaar extreem heet kunnen zijn.
Zones aan de buitenkant die met het waarschu-
wingssymbool voor hoge temperatuur (gele driehoek) zijn gemarkeerd, zijn heet wanneer de frequentieregelaar in bedrijf is en onmiddellijk na het uitschakelen.
WAARSCHUWING
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Onder bepaalde omstandigheden kan een interne fout ertoe leiden dan een component explodeert. Als de behuizing niet goed worden gesloten en vastgezet, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Gebruik de frequentieregelaar niet als de deur
openstaat of als er panelen ontbreken.
Zorg ervoor dat de behuizing tijdens bedrijf
goed is gesloten en vastgezet.
LET OP
VEILIGHEIDSOPTIE AFSCHERMING NETVOEDING
Er is een netafschermingsoptie leverbaar voor behuizingen met beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/ Type 12). De afscherming van de netvoeding bestaat uit een afdekking die in de behuizing is geïnstalleerd en bescherming biedt tegen onbedoeld aanraken van de vermogensklemmen, volgens BGV A2,VBG-4.
2 2
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 5
Productoverzicht
3 Productoverzicht
3.1 Beoogd gebruik
VLT® Refrigeration Drive FC 103
33
De frequentieregelaar is een elektronische motorregelaar die een door de netvoeding geleverd AC-ingangssignaal omzet in een variabel AC-uitgangssignaal. De frequentie en de spanning van het uitgangssignaal worden aangepast om het motortoerental of -koppel te regelen. De frequentieregelaar is bedoeld om:
het motortoerental te regelen op basis van terugkoppeling van het systeem of externe commando's van externe
regelaars
de systeem- en motorstatus te bewaken
de motor te beschermen tegen overbelasting.
De frequentieregelaar is ontworpen voor gebruik in industriële en commerciële omgevingen volgens lokale wetten en normen. Afhankelijk van de conguratie kan de frequentieregelaar worden gebruikt in zelfstandige toepassingen of deel uitmaken van een groter systeem of een grotere installatie.
LET OP
In een woonomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken. In dat geval kan het nodig zijn om aanvullende corrigerende maatregelen te treen.
Te voorzien onjuist gebruik
Gebruik de frequentieregelaar niet in toepassingen die niet voldoen aan de gespeciceerde bedrijfsomstandigheden en ­omgevingen. Zorg dat wordt voldaan aan de in hoofdstuk 9 Specicaties gespeciceerde voorwaarden.
3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen
Tabel 3.1 bevat de afmetingen voor standaardconguraties. Zie hoofdstuk 9 Specicaties voor de afmetingen voor optionele conguraties.
Behuizingsgrootte E1h E2h E3h E4h Nominaal vermogen bij 380-480 V [kW (pk)] Nominaal vermogen bij 525-690 V [kW (pk)] Beschermingsklasse behuizing IP 21/Type 1
Afmetingen eenheid
Hoogte [mm (in)] 2043 (80,4) 2043 (80,4) 1578 (62,1) 1578 (62,1) Breedte [mm (in)] 602 (23,7) 698 (27,5) 506 (19,9) 604 (23,89) Diepte [mm (in)] 513 (20,2) 513 (20,2) 482 (19,0) 482 (19,0) Gewicht [kg (lb)] 295 (650) 318 (700) 272 (600) 295 (650)
Afmetingen voor transport
Hoogte [mm (in)] 2191 (86,3) 2191 (86,3) 1759 (69,3) 1759 (69,3) Breedte [mm (in)] 768 (30,2) 768 (30,2) 746 (29,4) 746 (29,4) Diepte [mm (in)] 870 (34,3) 870 (34,3) 794 (31,3) 794 (31,3) Gewicht [kg (lb)]
Tabel 3.1 Vermogensklasse behuizing en afmetingen
355–450
(500–600)
450–630
(450–650)
IP 54/Type 12
500–560
(650–750)
710–800
(750–950)
IP 21/Type 1
IP 54/Type 12
355–450
(500–600)
450–630
(450–650)
IP 20/
Chassis
500–560
(650–750)
710–800
(750–950)
IP 20/
Chassis
6 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF206.11
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
- REGEN 83
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
+ REGEN 82
2
6
4
5
11
12
9
1
7
10
8
3
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.3 Binnenaanzicht behuizing E1h en E2h
3 3
1 Besturingsplaat (zie Afbeelding 3.3) 7 Voedingskaart ventilator 2 Frame lokaal bedieningspaneel (LCP) 8 Kastverwarming (optioneel) 3 RFI-lter (optioneel) 9 Netschakelaar (optioneel) 4 Netzekeringen (vereist voor UL-conformiteit, in andere
10 Rem-/regeneratieklemmen (optioneel)
gevallen optioneel) 5 Netklemmen 11 Motorklemmen 6 Aansluiting RFI-afscherming 12 Aardklemmen
Afbeelding 3.1 Binnenaanzicht behuizing E1h (behuizing E2h is vergelijkbaar)
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 7
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
+ DC 89
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
- BRAKE 83
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
+ BRAKE 82
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
- DC 88
130BF211.11
1
6
2
5
9
12
13
11
7
8
3
10
4
Productoverzicht
VLT® Refrigeration Drive FC 103
3.4 Binnenaanzicht behuizing E3h en E4h
33
1 Loadsharing-/regeneratieklemmen (optioneel) 8 Aansluiting RFI-afscherming (optioneel, maar standaard bij
2 Besturingsplaat (zie Afbeelding 3.3) 9 Ventilatoren (gebruikt om het voorste deel van de behuizing
het bestellen van een RFI-lter)
te koelen) 3 Frame lokaal bedieningspaneel (LCP) 10 Voedingskaart ventilator 4 RFI-lter (optioneel) 11 Kastverwarming (optioneel) 5 Netzekeringen (optioneel) 12 Remklemmen (optioneel) 6 Netklemmen 13 Motorklemmen 7 Aardklemmen
Afbeelding 3.2 Binnenaanzicht behuizing E3h (behuizing E4h is vergelijkbaar)
8 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF148.11
Remove Jumper to activate Safe Stop
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
39 42 50 53 54 55
61 68 69
1
3
4
12
9
8
RELAY 1 RELAY 2
01 02 0304 05 06
2
6
10
7
5
11
13
Productoverzicht Bedieningshandleiding
3.5 Besturingsplaat
3 3
1 LCP-frame (LCP niet getoond) 8 Besturingsplaat 2 Busafsluitingsschakelaar
3 Klemmen voor seriële communicatie (zie Tabel 5.1) 10 Analoge ingangsschakelaars A53/A54
(zie hoofdstuk 5.8.6 RS485 seriële communicatie congureren)
4 Digitale in-/uitgangsklemmen (zie Tabel 5.2) 11 Analoge in-/uitgangsklemmen (zie Tabel 5.3) 5 Kabel-/EMC-klemmen 12 Remweerstandsklemmen, 104-106
6 Relais 1 en relais 2 (zie Afbeelding 5.19) 13 Voedingskaart (onder besturingsplaat) 7 Stuurkaart (onder LCP en stuurklemmen)
9 USB-poort
(zie hoofdstuk 5.8.11 Spannings-/stroomingangssignaal
selecteren)
(op voedingskaart onder besturingsplaat)
Afbeelding 3.3 Aanzicht besturingsplaat
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 9
130BF153.11
Auto
On
Reset
Hand
On
Off
Status
Quick Menu
Main
Menu
Alarm
Log
Back
Cancel
Info
OK
Status
1(1)
0.00 kW
0.0 Hz
On
Alarm
Warn.
0.00 A
0.0 %
2605 kWh
A1.1
A1.2
A1.3
A2
A3
B1
B2
B4
B3
C1
C2
C3
C4 C5
D1
D2
D3
E1
E2
E3
E4
Off Remote Stop
Productoverzicht
VLT® Refrigeration Drive FC 103
3.6 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
Het lokale bedieningspaneel (LCP) is de combinatie van display en toetsenbord aan de voorzijde van de frequentieregelaar.
Het LCP wordt gebruikt voor:
besturing van de frequentieregelaar en de motor
33
toegang tot frequentieregelaarparameters en programmering van de frequentieregelaar
uitlezing van bedrijfsgegevens, status van de frequentieregelaar en waarschuwingen.
Een numeriek lokaal bedieningspaneel (NLCP) is leverbaar als optie. Het NLCP werkt op vergelijkbare wijze als het LCP, maar er zijn wel verschillen. Zie de NLCP.
productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over het gebruik van het
Afbeelding 3.4 Grasch lokaal bedieningspaneel (LCP)
A. Display
Elke displayuitlezing is gekoppeld aan een parameter. Zie Tabel 3.2. De informatie die op het LCP wordt weergegeven, kan voor specieke toepassingen worden aangepast. Zie hoofdstuk 6.3.1.2 Q1 Persoonlijk menu.
10 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Itemnr. Parameter Standaardinstelling
A1.1 Parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein Referentie [%] A1.2 Parameter 0-21 Displayregel 1.2 klein Motorstroom [A] A1.3 Parameter 0-22 Displayregel 1.3 klein Verm. [kW]
A2 Parameter 0-23 Displayregel 2 groot Frequentie [Hz] A3 Parameter 0-24 Displayregel 3 groot kWh-teller
Tabel 3.2 Display op het LCP
Productoverzicht Bedieningshandleiding
B. Menutoetsen
Menutoetsen dienen om toegang te krijgen tot het menu voor de parametersetup, te schakelen tussen statusuit­leesmodi tijdens normaal bedrijf en om foutloggegevens weer te geven.
Itemnr. Toets Functie
B1 Status Geeft bedrijfsgegevens weer. B2 Quick Menu Biedt toegang tot de parameters voor
de eerste setup. Bevat ook gedetail­leerde stappen voor toepassingen. Zie hoofdstuk 6.3.1.1 Modus Snelmenu.
B3 Main Menu Biedt toegang tot alle parameters. Zie
hoofdstuk 6.3.1.8 Modus Hoofdmenu.
B4 Alarm Log Toont een overzicht van de actieve
waarschuwingen en de laatste 10 alarmen.
Tabel 3.3 Menutoetsen op het LCP
C. Navigatietoetsen
Navigatietoetsen worden gebruikt voor het programmeren van functies en het verplaatsen van de displaycursor. De navigatietoetsen dienen tevens om het toerental te regelen in de lokale (handmatige) bediening. De helderheid van het display kan worden aangepast door [Status] en de toets [▲] of [▼] tegelijkertijd in te drukken.
Itemnr. Toets Functie
C1 Back Brengt u terug naar de vorige stap of lijst in
de menustructuur.
C2 Cancel Annuleert uw laatste wijziging of
commando, zolang de displaymodus niet is gewijzigd.
C3 Info Toont een beschrijving van de geselecteerde
functie.
C4 OK Biedt toegang tot parametergroepen of
schakelt een optie in.
C5
▲ ▼
Tabel 3.4 Navigatietoetsen op het LCP
Biedt toegang tot andere items in het
menu.
D. Indicatielampjes
Indicatielampjes dienen om de status van de frequentiere­gelaar aan te duiden en een visuele indicatie van waarschuwings- of foutcondities te geven.
Itemnr. Indicator Indicatie-
lampje
D1 On Groen Gaat branden wanneer de
D2 Warn. Geel Gaat branden als er een
D3 Alarm Rood Gaat branden bij een
Tabel 3.5 Indicatielampjes op het LCP
Functie
frequentieregelaar spanning krijgt van de netvoeding of een externe 24 V DC-voeding.
waarschuwingsconditie actief is. Op het display wordt een tekst weergegeven om het probleem aan te duiden.
foutconditie. Op het display wordt een tekst weergegeven om het probleem aan te duiden.
E. Bedieningstoetsen en reset
De bedieningstoetsen bevinden zich onderaan het lokale bedieningspaneel.
Itemnr. Toets Functie
E1 Hand On Start de frequentieregelaar in de lokale
bediening. Een extern stopsignaal via een stuuringang of seriële communicatie onderdrukt de lokale Hand On.
E2 O Stopt de motor maar onderbreekt de
voeding naar de frequentieregelaar niet.
E3 Auto On Zet het systeem in de externe-
bedieningsmodus, zodat het kan reageren op een extern startcommando via stuurklemmen of seriële communicatie.
E4 Reset Hiermee kunt u de frequentieregelaar
handmatig resetten nadat u een fout hebt opgeheven.
Tabel 3.6 Bedieningstoetsen en resettoets op het LCP
3 3
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 11
OUT: 3x0-Vin 0-590Hz 880/780 A
IN: 3x380-480V 50/60Hz 848/752 A
500 kW / 650 HP
VLT
T/C: FC-103N500T4E20H2XGC7XXSXXXXAXBXCXXXXDX P/N: 135N6991 S/N:
R
Refrigeration Drive www.danfoss.com
130BF733.11
ASSEMBLED IN USA
Max Tamb. 55
C/131
F at Full Output Current Derating
Tamb. 40
C/104
F at Full Output Current
SCCR 100 kA at UL Voltage range 380-480 V
Listed 36U0 E70524 IND. CONT. EQ. UL Voltage range 380-480 V
CAUTION - ATTENTION:
Stored charge, wait 40 min. Charge residuelle, attendez 40 min.
See manual for special condition / prefuses Voir manuel de conditions speciales / fusibles
WARNING - AVERTISSEMENT:
`
`
123456H123
1 2
3 4 5
6
Danfoss A/S 6430 Nordborg Denmark
CHASSIS/IP20
Mechanische installatie
4 Mechanische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
4.1 Geleverde artikelen
Welke artikelen precies worden geleverd, hangt af van de
productconguratie.
4.2 Benodigd gereedschap
Ontvangst/lossen
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
Controleer of de geleverde artikelen en de
44
informatie op het typeplaatje overeenkomen met de orderbevestiging.
Controleer de verpakking en frequentieregelaar
op zichtbare schade die is veroorzaakt door een onjuiste behandeling tijdens het vervoer. Dien
Installatie
eventuele schadeclaims in bij de vervoerder. Bewaar beschadigde onderdelen om de claim te onderbouwen.
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de eenheid op zijn
plaats te zetten
Boor met 10mm- of 12mm-boortjes
Meetlint
Diverse maten kruiskop- en platkopschroeven-
draaiers
Dopsleutel met de benodigde metrische doppen
(7-17 mm)
Dopsleutelverlengstukken
Torx-schroevendraaier (T25 en T50)
Metaalpons voor kabelgoten of kabelwartels
I-balk en haken die geschikt zijn om het gewicht
van de frequentieregelaar te hijsen. Zie
hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en afmetingen.
Kraan of ander hijsmiddel om de frequentiere-
gelaar op de voet en op zijn plaats te zetten
Opslag
4.3
Sla de frequentieregelaar op in een droge omgeving. Laat de apparatuur in de afgedichte verpakking staan totdat u begint met installeren. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscon-
1 Typecode 2 Bestelnummer 3 Vermogensklasse
Ingangsspanning, -frequentie en -stroom (bij lage/hoge
4
spanningen) Uitgangsspanning, -frequentie en -stroom (bij lage/hoge
5
spanningen)
6 Ontladingstijd
Afbeelding 4.1 Typeplaatje voor E4h-behuizing (voorbeeld)
LET OP
Als het typeplaatje van de frequentieregelaar wordt verwijderd, kan de garantie komen te vervallen.
12 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
dities voor de aanbevolen omgevingstemperatuur.
Periodiek formeren (laden van de condensator) tijdens opslag is niet nodig, tenzij het product langer dan 12 maanden wordt opgeslagen.
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4.4 Bedrijfsomgeving
In omgevingen met vloeistofnevel, deeltjes of corrosieve gassen moet u ervoor zorgen dat de IP/Type-klasse overeenkomt met de installatieomgeving. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities voor specicaties met betrekking tot de omgevingscondities.
LET OP
CONDENSATIE
Vocht kan condenseren op de elektronische componenten en kortsluiting veroorzaken. Vermijd installatie in gebieden waar vorst kan optreden. Installeer een optionele kastverwarming als de frequen­tieregelaar kouder is dan de omgevingslucht. De kans op condensatie wordt kleiner als u de frequentieregelaar in de stand-bymodus laat werken, zolang de vermogensdis­sipatie ervoor zorgt dat de circuits vrij van vocht blijven.
LET OP
EXTREME OMGEVINGSCONDITIES
Warme en koude temperaturen hebben een negatieve invloed op de prestaties en levensduur van de eenheid.
Gebruik de frequentieregelaar niet in
omgevingen waar de omgevingstemperatuur hoger is dan 55 °C (131 °F).
De frequentieregelaar kan werken bij
temperaturen vanaf -10 °C (14 °F). Een juiste werking bij nominale belasting is echter alleen gegarandeerd bij temperaturen van 0 °C (32 °F) en hoger.
Als de temperatuur de limieten voor de
omgevingstemperatuur overschrijdt, is extra klimaatregeling van de kast of installatieplek noodzakelijk.
4.4.1 Gassen
Agressieve gassen, zoals waterstofsulde, chloor of ammoniak, kunnen de elektrische en mechanische componenten beschadigen. In de eenheid worden gecoate printkaarten toegepast om de eecten van agressieve gassen tegen te gaan. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities voor de specicaties en classicatie van coatings.
4.4.2 Stof
Let op de volgende punten als u de frequentieregelaar in een stoge omgeving installeert:
Periodiek onderhoud
Wanneer stof zich ophoopt op elektronische componenten, werkt dat als een isolatielaag. Deze laag vermindert de koelcapaciteit van de componenten, waardoor de componenten warmer worden. De warmere omgeving verkort de levensduur van de elektronische componenten.
Voorkom dat stof zich op het koellichaam en de ventilatoren ophoopt. Zie hoofdstuk 8 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen voor meer informatie over service en onderhoud.
Koelventilatoren
Ventilatoren zorgen voor een luchtstroom voor het koelen van de frequentieregelaar. Als ventilatoren aan een stoge omgeving worden blootgesteld, kan het stof de ventilator­lagers beschadigen, waardoor de ventilator minder lang meegaat. Stof kan zich ook ophopen op de ventilator­bladen, wat kan leiden tot een onbalans die voorkomt dat de ventilatoren de eenheid adequaat kunnen koelen.
4.4.3 Explosiegevaarlijke omgevingen
WAARSCHUWING
EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVING
Installeer de frequentieregelaar niet in een explosiege­vaarlijke omgeving. Installeer de frequentieregelaar in een kast buiten deze zone. Het niet opvolgen van deze aanbevelingen vergroot de kans op ernstig of dodelijk letsel.
Systemen in explosiegevaarlijke omgevingen moeten aan speciale voorwaarden voldoen. EU-richtlijn 94/9/EG (ATEX
95) classiceert het gebruik van elektronische apparatuur in explosiegevaarlijke omgevingen.
Klasse d speciceert dat vonken die eventueel
ontstaan, binnen een beschermd gebied worden gehouden.
Klasse e verbiedt het ontstaan van vonken.
Motoren met bescherming volgens klasse d
Vereisen geen goedkeuring. Speciale bedrading en omkasting zijn wel vereist.
Motoren met bescherming volgens klasse e
Bij gebruik van een ATEX-goedgekeurde PTC-bewakings­voorziening zoals de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
hoeft de installatie geen afzonderlijke goedkeuring te hebben van een aangewezen instantie.
4 4
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 13
Mechanische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Motoren met bescherming volgens klasse d/e
De motor zelf biedt een ontstekingsbescherming volgens klasse d, terwijl de motorbedrading en de aansluitom­geving voldoen aan de e-classicatie. Gebruik een sinuslter op de uitgang van de frequentieregelaar om de hoge piekspanning af te zwakken.
Gebruik het volgende als u de frequentieregelaar in een explosiegevaarlijke omgeving gebruikt:
Motoren met ontstekingsbescherming volgens
44
klasse d of e
PTC-temperatuursensoren om de motortempe-
ratuur te bewaken
Korte motorkabels
Sinuslters als er geen afgeschermde motorkabels
worden gebruikt
LET OP
SENSORBEWAKING MOTORTHERMISTOR
Frequentieregelaars met de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112-optie zijn PTB-gecerticeerd voor explosiege­vaarlijke omgevingen.
1) Neem voor niet-typische installaties contact op met de fabriek.
Vereisten voor koeling
De frequentieregelaar gebruikt een backchannelkoel­concept dat de koellucht voor het koellichaam afvoert. De koellucht voor het koellichaam voert ongeveer 90% van de warmte af via het backchannel van de frequentieregelaar. Het afvoeren van de backchannellucht vanuit het paneel of de ruimte is mogelijk via de volgende sets:
4.5 Vereisten voor installatie en koeling
LET OP
Een onjuiste montage kan leiden tot oververhitting en lagere prestaties.
Installatievereisten
Plaats de eenheid zo dicht mogelijk bij de motor.
Zie hoofdstuk 9.5 Kabelspecicaties voor de maximale lengte van motorkabels.
Zorg voor stabiliteit van de eenheid door de
eenheid op een stevige ondergrond te monteren.
De behuizingen E3h en E4h kunnen als volgt
worden gemonteerd:
- Verticaal op de achterwand van het paneel (typische installatie)
- Verticaal ondersteboven op de achterwand van het paneel
- Horizontaal op de rugzijde, gemonteerd op de achterwand van het paneel
- Horizontaal op de zijkant, gemonteerd op de bodem van het paneel
Verzeker u ervan dat de installatielocatie het
gewicht van de eenheid kan dragen.
Zorg voor voldoende ruimte rondom de eenheid
in verband met adequate koeling. Zie hoofdstuk 9.9 Luchtstroom behuizing.
Zorg dat er voldoende ruimte is om de deur te
openen.
1)
1)
1)
LET OP
Voor E3h- en E4h-behuizingen (IP 20/Chassis) is er op de behuizing minimaal 1 deurventilator nodig voor het afvoeren van de warmte die niet via het backchannel van de frequentieregelaar wordt afgevoerd. Op deze manier worden ook extra verliezen afgevoerd die afkomstig zijn van andere componenten die in de frequentieregelaar zijn geïnstalleerd. Bereken de totale benodigde luchtstroom om de juiste ventilatormaat te bepalen
Zorg voor de nodige luchtstroom over het koellichaam.
Frame Deurventilator/
E1h 510 (300) 994 (585) E2h 552 (325) 1053–1206 (620–710) E3h 595 (350) 994 (585) E4h 629 (370) 1053–1206 (620–710)
Tabel 4.1 Luchtstroom
Zorg voor kabeldoorvoer vanaf de onderzijde.
Zorg voor vrije ruimte boven en onder de
eenheid in verband met luchtkoeling. Vereiste vrije ruimte: 225 mm (9 in).
Zorg voor voldoende luchtstroming. Zie Tabel 4.1.
Bij temperaturen vanaf 45 °C (113 °F) tot 50 °C
(122 °F) en bij hoogtes vanaf 1000 m (3300 ft) boven zeeniveau is reductie noodzakelijk. Zie de design guide voor meer informatie.
Kanaalkoeling
Voor IP 20/Chassis-frequentieregelaars in Rittal­kasten zijn er backchannelkoelsets leverbaar om de koellucht voor het koellichaam vanuit het paneel naar buiten te leiden. Deze sets beperken de warmte in het paneel en maken het mogelijk om kleinere deurventilatoren te gebruiken.
Koeling achterwand
Door boven- en onderafdekkingen op de eenheid te installeren, kan de koellucht vanuit het backchannel naar buiten worden geleid.
Ventilator koellichaam
ventilator bovenzijde
[m³/h (cfm)]
[m³/h (cfm)]
14 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF685.10
130BF208.10
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4.6 De eenheid hijsen
Hijs de frequentieregelaar altijd op met behulp van de aanwezige hijsogen. Maak gebruik van een stang om te voorkomen dat de hijsogen verbogen raken.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL
Volg de lokale veiligheidsvoorschriften voor het hijsen van zware lasten op. Het niet opvolgen van aanbeve­lingen en lokale veiligheidsvoorschriften kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Verzeker u ervan dat de hijsapparatuur zich in
goed werkende toestand bevindt.
Zie hoofdstuk 3.2 Vermogensklasse, gewicht en
afmetingen voor het gewicht van de diverse behuizingsgroottes.
Maximumdiameter voor stang: 20 mm (0,8 in).
Hoek tussen de bovenzijde van de frequentiere-
gelaar en de hijskabel: minimaal 60°.
4.7 Mechanische installatie E1h/E2h
De behuizingsgroottes E1h en E2h zijn uitsluitend bedoeld voor vloermontage en worden geleverd met een voet en een wartelplaat. De voet en de wartelplaat moeten worden geïnstalleerd voor een juiste montage.
De voet is 200 mm (7,9 in) en heeft aan de voorzijde een opening om te voorzien in voldoende luchtkoeling voor de vermogenscomponenten in de frequentieregelaar.
De wartelplaat is nodig om de regelcomponenten van de frequentieregelaar te voorzien van koellucht met behulp van de deurventilator en om de IP 21/Type 1- of IP 54/ Type 12-beschermingsklasse te handhaven.
4.7.1 De voet op de vloer vastzetten
De voet moet met behulp van 6 bouten aan de vloer worden bevestigd voordat de behuizing wordt geïnstalleerd.
1. Bepaal de juiste plaatsing van de eenheid in verband met de bedrijfscondities en toegang tot de kabels.
2. Verwijder het frontpaneel van de voet om toegang te krijgen tot de bevestigingsgaten.
3. Plaats de voet op de vloer en zet hem vast met behulp van 6 bouten door de bevestigingsgaten. Zie de omcirkelde zones in Afbeelding 4.3.
4 4
Afbeelding 4.2 Aanbevolen hijsmethode
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 15
Afbeelding 4.3 Punten voor vloermontage van voet
130BF225.10
1
2
5
4
6
3
130BF207.10
1
2
3
Mechanische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
4.7.2 De E1h/E2h op de voet bevestigen
1. Hijs de frequentieregelaar op en plaats hem op de voet. Aan de achterzijde van de voet bevinden zich 2 bouten die in de 2 sleufgaten aan de achterzijde van de behuizing kunnen worden geschoven. Positioneer de frequentieregelaar door de bouten hoger of lager te zetten. Zet ze losjes vast met 2 M10-moeren en borgbeugels.
44
Zie Afbeelding 4.4.
2. Verzeker u ervan dat er boven de eenheid 225 mm (9 in) vrije ruimte is in verband met luchtafvoer.
3. Verzeker u ervan dat de luchtinlaat onder aan de voorzijde van de eenheid niet wordt afgedekt.
4. Zet de behuizing aan de bovenzijde van de voet rondom vast met 6 M10x30-bouten. Zie Afbeelding 4.5. Zet elke bout losjes vast totdat alle bouten zijn geplaatst.
5. Zet elke bout stevig vast met een aanhaal­moment van 19 Nm (169 in-lb).
6. Haal de 2 M10-moeren aan de achterzijde van de behuizing aan met 19 Nm (169 in-lb).
1 Behuizing 3 M10x30-bouten
(bouten achterste hoeken niet weergegeven)
2 Voet – –
Afbeelding 4.5 Punten voor montage van voet aan behuizing
4.7.3 Kabeldoorvoeren maken
De wartelplaat is een metaalplaat met tapeinden langs de buitenrand. De wartelplaat biedt kabeldoorvoeren en kabelaansluitpunten en moet worden geïnstalleerd om de beschermingsklasse IP 21/IP 54 (Type 1/Type 12) te handhaven. De plaat wordt tussen de behuizing van de frequentieregelaar en de voet geplaatst. Afhankelijk van de oriëntatie van de tapeinden, kan de plaat van binnenuit de behuizing of de voet worden geïnstalleerd. Zie hoofdstuk 9.8.1 Buitenafmetingen E1h voor de afmetingen van wartelplaten.
Zie Afbeelding 4.6 voor de volgende stappen.
1. Maak met een metaalpons kabeldoorvoergaten in de wartelplaat.
2. Plaats de wartelplaat op 1 van de volgende
1 Behuizing 4 Sleufgat in behuizing 2 Voet 5 Bout aan achterzijde voet 3 M10-moer 6 Borgbeugel
Afbeelding 4.4 Punten voor montage van voet aan achterzijde behuizing
manieren:
2a Om de wartelplaat door de voet heen
aan te brengen, schuift u de wartelplaat door de sleuf (4) aan de voorzijde van de voet.
2b Om de wartelplaat door de behuizing
heen aan te brengen, houdt u de wartelplaat schuin totdat die onder de sleufbeugels door kan worden geschoven.
16 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF209.10
1
3
4
2
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
3. Lijn de tapeinden op de wartelplaat uit met de gaten in de voet en zet de plaat vast met 10 M5­moeren (2).
4. Haal elke moer aan met 2,3 Nm (20 in-lb).
3. Zet de onderzijde van de behuizing van de frequentieregelaar vast aan de montageplaat of wand.
4.8.2 Kabeldoorvoeren maken
De wartelplaat bedekt het onderste deel van de behuizing van de frequentieregelaar en moet worden geïnstalleerd om de beschermingsklasse IP 20/Chassis te handhaven. De wartelplaat bestaat uit kunststof vierkanten die kunnen worden uitgesneden om kabels te kunnen doorvoeren naar de klemmen. Zie Afbeelding 4.7.
1. Verwijder het onderste paneel en de klemaf­dekking. Zie Afbeelding 4.8.
1a Haal het onderste paneel los door de 4
T25-schroeven los te draaien.
1b Verwijder 5 T20-schroeven waarmee de
onderzijde van de frequentieregelaar aan de bovenzijde van de klemaf­dekking is bevestigd, en trek de klemafdekking vervolgens recht naar buiten.
2. Bepaal de grootte en positie van de motor-,
1 Kabeldoorvoergat 4 Sleuf in voetstuk 2 M5-moer 5 Frontafdekking/rooster 3 Wartelplaat – –
Afbeelding 4.6 De wartelplaat installeren
Mechanische installatie E3h/E4h
4.8
De behuizingsgroottes E3h en E4h zijn bedoeld om te worden gemonteerd aan een wand of op een montage­paneel in een behuizing. Op de behuizing is een kunststof wartelplaat geïnstalleerd. Die dient om onbedoelde toegang tot de klemmen te voorkomen in een eenheid van het type IP 20/beschermd chassis.
LET OP
REGENERATIE-/LOADSHARINGOPTIE
Vanwege de blootliggende klemmen boven op de behuizing, hebben eenheden met de regeneratie-/ loadsharingoptie beschermingsklasse IP 00.
4.8.1 De E3h/E4h op een montageplaat of wand bevestigen
1. Boor de bevestigingsgaten op basis van de behuizingsgrootte. Zie hoofdstuk 9.8 Afmetingen behuizing.
2. Zet de bovenzijde van de behuizing van de frequentieregelaar vast aan de montageplaat of wand.
netvoedings- en aardkabels. Noteer de positie en afmetingen.
3. Maak aan de hand van de afmetingen en posities van de kabels openingen in de kunststof wartelplaat door de benodigde vierkanten uit te snijden.
4. Schuif de kunststof wartelplaat (7) op de onderste rails van de klemafdekking.
5. Kantel de voorzijde van de klemafdekking omlaag totdat de bevestigingspunten (8) op de sleufbeugels (6) van de frequentieregelaar rusten.
6. Verzeker u ervan dat de zijpanelen van de klemafdekking zich op de buitenste railgeleider (5) bevinden.
7. Druk de klemafdekking aan totdat die tegen de sleufbeugel van de frequentieregelaar aankomt.
8. Kantel de voorzijde van de klemafdekking omhoog totdat het bevestigingsgat onder in de frequentieregelaar is uitgelijnd met de sleutelga­topening (9) in de klem. Zet vast met 2 T25­schroeven en een aanhaalmoment van 2,3 Nm (20 in-lb).
9. Zet het onderste paneel vast met 3 T25­schroeven en een aanhaalmoment van 2,3 Nm (20 in-lb).
4 4
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 17
1
130BF662.10
2
Mechanische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
44
1 Kunststof vierkant 2 Vierkanten verwijderd voor toegang tot kabels
Afbeelding 4.7 Kunststof wartelplaat
18 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
6
7
9
5
8
4
130BF688.10
2
3
1
Mechanische installatie Bedieningshandleiding
4 4
1 Loadsharing-/regeneratieklemmen (optioneel) 6 Sleufbeugel van frequentieregelaar 2 Onderste paneel 7 Kunststof wartelplaat (geïnstalleerd) 3 Klemafdekking 8 Bevestigingspunt 4 Pakking voor stuurkabeldoorvoer 9 Sleutelgatopening 5 Railgeleider
Afbeelding 4.8 De wartelplaat en de klemafdekking monteren
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 19
130BF697.10
3
5
4
1
2
Mechanische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
4.8.3 Loadsharing-/regeneratieklemmen installeren
De loadsharing-/regeneratieklemmen aan de bovenzijde van de frequentieregelaar worden niet in de fabriek geïnstalleerd, om beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen. Zie Afbeelding 4.9 voor de volgende stappen.
5. Bevestig het label aan de voorzijde van de klemmen zoals aangegeven in Afbeelding 4.9. Zet vast met 2 M4-schroeven en een aanhaalmoment van 1,2 Nm (10 in-lb).
44
1 Labelbevestiging, M4 2 Label 3 Loadsharing-/regeneratieklem 4 Klembevestiging, M10 5 Klemmenplaat met 2 openingen
Afbeelding 4.9 Loadsharing-/regeneratieklemmen
1. Haal de klemmenplaat, 2 klemmen, het label en de bevestigingen uit de accessoiretas die bij de frequentieregelaar is geleverd.
2. Verwijder de afdekking van de opening voor de loadsharing-/regeneratieklemmen aan de bovenzijde van de frequentieregelaar. Leg de 2 M5-bevestigingen apart voor later gebruik.
3. Verwijder de plastic beschermlaag en installeer de klemmenplaat over de opening voor de loadsharing-/regeneratieklemmen. Zet vast met de 2 M5-bevestigingen en een aanhaalmoment van 2,3 Nm (20 in-lb).
4. Installeer beide klemmen op de klemmenplaat met behulp van 1 M10-bevestiging per klem. Haal aan met 19 Nm (169 in-lb).
20 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 Elektrische installatie
5.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsin­structies.
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning uit motoruitgangskabels van meerdere frequentieregelaars die bij elkaar zijn geplaatst, kan de condensatoren van de apparatuur opladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Houd motorkabels van elkaar gescheiden of
gebruik afgeschermde kabels.
Vergrendel alle frequentieregelaars tegelijk
(lockout).
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in de aardgeleider en daardoor leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag aan de voedingszijde van dit product uitsluitend een RCD van type B worden gebruikt.
Het niet opvolgen van de aanbeveling kan ertoe leiden dat de RCD niet de beoogde beveiliging biedt.
Overstroombeveiliging
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei­liging tussen de frequentieregelaar en de motor, is vereist voor toepassingen met meerdere motoren.
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als deze zekeringen niet in de fabriek zijn aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie hoofdstuk 9.7 Zekeringen voor de maximale zekeringgrootte.
Draadtype en -specicaties
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C (167 °F).
Zie hoofdstuk 9.5.1 Kabelspecicaties voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
VOORZICHTIG
SCHADE AAN EIGENDOMMEN
Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen deel uit van de standaardinstellingen. Om deze functie toe te voegen, stelt u parameter 1-90 Therm.
motorbeveiliging in op de waarde [ETR-uitsch.] of [ETR­waarsch]. Voor de Noord-Amerikaanse markt: de ETR-
functie biedt bescherming volgens klasse 20 tegen overbelasting van de motor volgens NEC. Als u
parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging niet op [ETR­uitsch.] of [ETR-waarsch.] instelt, betekent dit dat de
motor niet wordt beschermd tegen overbelasting en dat er schade aan eigendommen kan ontstaan als de motor oververhit raakt.
5.2 EMC-correcte installatie
Om een EMC-correcte installatie uit te voeren, volgt u de instructies in:
Hoofdstuk 5.3 Bedradingsschema.
Hoofdstuk 5.4 De motor aansluiten.
Hoofdstuk 5.6 Aansluiten op aarde.
Hoofdstuk 5.8 Stuurkabels.
LET OP
AFSCHERMING MET GEDRAAIDE UITEINDEN (PIGTAILS)
Gedraaide uiteinden (pigtails) van de afscherming verhogen de impedantie van de afscherming bij hogere frequenties, waardoor het afschermingseect afneemt en de lekstroom toeneemt. Vermijd montage met een afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails), door geïntegreerde afschermingsklemmen te gebruiken.
Bij gebruik van afgeschermde kabels voor relais,
stuurkabels, signaalinterface, veldbus of rem moet u de afscherming aan beide uiteinden op de behuizing aansluiten. Als het pad naar aarde een hoge impedantie heeft of stroomvoerend is, moet u de aansluiting van de afscherming aan 1 kant onderbreken om aardlussen te vermijden.
5 5
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 21
Elektrische installatie
Voer de stromen naar de eenheid terug met
behulp van een metalen montageplaat. Zorg voor een goed elektrisch contact van de montageplaat, via de montagebouten, naar het chassis van de frequentieregelaar.
Gebruik afgeschermde kabels voor motoruit-
gangskabels. Een andere mogelijkheid is het gebruik van niet-afgeschermde motorkabels in een kabelgoot.
VLT® Refrigeration Drive FC 103
LET OP
NALEVING PELV-EISEN
Voorkom elektrische schokken door gebruik te maken van een elektrische voeding van het type extra lage spanning (PELV – Protective Extra Low Voltage) en te voldoen aan lokale en nationale PELV-voorschriften.
LET OP
AFGESCHERMDE KABELS
55
Als er geen afgeschermde kabels of metalen kabelgoten worden gebruikt, voldoen de eenheid en de installatie niet aan de voorgeschreven limieten voor radiofrequente (RF) emissie.
Zorg dat de motorkabels en remkabels zo kort
mogelijk worden gehouden, om het interferentie­niveau van het totale systeem te beperken.
Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast
motorkabels en remweerstandskabels worden geïnstalleerd.
Volg de
protocollen op voor communicatie- en stuurlijnen. Zo moet u voor USB bijvoorbeeld afgeschermde kabels gebruiken, terwijl u voor RS485/Ethernet zowel afgeschermde als niet­afgeschermde UTP-kabels kunt gebruiken.
Zorg dat alle stuurklemaansluitingen voldoen aan
PELV.
specieke normen voor communicatie-
LET OP
EMC-STORINGEN
Gebruik afgeschermde kabels voor motor en stuurkabels en afzonderlijke kabels voor netvoeding, motorkabels en stuurkabels. Als voedings-, motor- en stuurkabels niet van elkaar worden gescheiden, kan dat resulteren in een onbedoelde werking of verminderde prestaties. De afstand tussen netvoedings-, motor- en stuurkabels moet minimaal 200 mm (7,9 in) bedragen.
LET OP
INSTALLATIE OP GROTE HOOGTE
Er bestaat een kans op overspanning. De scheiding tussen componenten en kritische delen is mogelijk onvoldoende en voldoet mogelijk niet aan de PELV­vereisten. Beperk de kans op overspanning door gebruik te maken van externe beschermende apparatuur of galvanische scheiding. Neem voor installaties op hoogtes boven 2000 m (6500 ft) contact op met Danfoss in verband met PELV-confor­miteit.
22 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
e30bf228.11
L1 L2 L3
PE
PE
u
v
w
2
1
3
5
16
17
18
14
12
8
7
10
9
4
11
13
4
6
15
90
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
1 PLC 10 Netkabel (niet-afgeschermd) 2 Vereeningskabel van minimaal 16 mm² (6 AWG) 11 Uitgangscontactor en soortgelijke opties 3 Stuurkabels 12 Klem op gestripte kabel 4 Er is een minimale afstand van 200 mm (7,9 in) vereist tussen
stuurkabels, motorkabels en netkabels. 5 Netvoeding 14 Remweerstand 6 Blank (ongelakt) oppervlak 15 Metalen aansluitdoos 7 Tandveerringen 16 Aansluiting naar motor 8 Remkabel (afgeschermd) 17 Motor 9 Motorkabel (afgeschermd) 18 EMC-kabelwartel
Afbeelding 5.1 Voorbeeld van correcte EMC-installatie
13 Gemeenschappelijk aardingsrail. Volg de nationale en lokale
voorschriften ten aanzien van aarding van de behuizing op.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 23
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
5.3 Bedradingsschema
55
Afbeelding 5.2 Eenvoudig bedradingsschema
A = analoog, D = digitaal
1) Klem 37 (optioneel) wordt gebruikt voor Safe Torque O. Installatie-instructies voor de STO-functie vindt u in Bedieningshand­leiding Safe Torque O.
24 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.4 De motor aansluiten
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Door geïnduceerde spanning vanuit motoruitgangskabels die bij elkaar in de buurt lopen, kunnen de condensatoren van de apparatuur worden opgeladen, ook wanneer die apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout). Wanneer u de motorkabels niet van elkaar gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels gebruikt, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op. Zie hoofdstuk 9.1 Elektrische gegevens
voor de maximale draaddiktes.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfabrikant op.
Op de voet van eenheden van het type IP 21/IP 54 (Type 1/Type 12) zijn uitbreekpoorten of toegangspanelen
aangebracht voor het aansluiten van de motorkabels.
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat (voor bv. Dahlandermotor of sleepringmotor) aan tussen de
frequentieregelaar en de motor.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde aardklem volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 5.6 Aansluiten op aarde.
4. Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U), 97 (V) en 98 (W); zie Afbeelding 5.3.
5. Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 9.10.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 25
130BF150.10
U/T1 96 V/T2 97
W/T3 98
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
U/T1 96 V/T2 97
W/T3 98
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (14FT-LB)
+ REGEN 82
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
- REGEN 83
FASTENER TORQUE: M10 19Nm (14FT-LB) M12 35Nm (26FT-LB)
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.3 Klemmen draaistroommotor (E1h weergegeven). Zie hoofdstuk 5.7 Afmetingen klemmen voor een gedetailleerde weergave van de klemmen
26 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.5 De netvoeding aansluiten
Bepaal de juiste draaddikte op basis van de ingangsstroom van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 9.1 Elektrische
gegevens voor de maximale draaddiktes.
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabelgroottes op.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aarddraad aan op de dichtstbijzijnde aardklem volgens de aardingsinstructies in hoofdstuk 5.6 Aansluiten op aarde.
4. Sluit de 3-fasige netvoedingskabels aan op klem R, S en T (zie Afbeelding 5.4).
5. Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 9.10.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
6. Als de frequentieregelaar wordt gevoed via een geïsoleerde netbron (IT-net of zwevende driehoekschakeling) of TT/TN-S met één zijde geaard (geaarde driehoekschakeling), moet u ervoor zorgen dat parameter 14-50 RFI-lter is ingesteld op [0] Uit om schade aan de DC-tussenkring te voorkomen en de aardcapaciteitsstromen te beperken.
LET OP
UITGANGSCONTACTOR
Danfoss raadt het af om een uitgangscontactor te gebruiken voor 525-690 V-frequentieregelaars die zijn aangesloten op een IT-net.
5 5
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 27
130BF151.10
T/L3 93
S/L2 92
R/L1 91
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
T/L3 93
S/L2 92
R/L1 91
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.4 Klemmen netvoeding (E1h weergegeven). Zie hoofdstuk 5.7 Afmetingen klemmen voor een gedetailleerde weergave van de klemmen
28 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.6 Aansluiten op aarde
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door een erkende elektrisch installateur.
Voor elektrische veiligheid
Aard de frequentieregelaar volgens de relevante normen en richtlijnen.
Gebruik een afzonderlijke aarddraad voor de voedende bekabeling, de motorbekabeling en de stuurkabels.
Aard een frequentieregelaar niet op een andere, bv. door de aardverbindingen door te lussen.
Houd de aarddraadverbindingen zo kort mogelijk.
Volg de bedradingsvereisten van de motorfabrikant op.
Minimale kabeldoorsnede: 10 mm² (6 AWG) (of 2 nominale aarddraden die afzonderlijk zijn aangesloten).
Haal de klemmen aan volgens de informatie in hoofdstuk 9.10.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
Voor een EMC-correcte installatie
Zorg voor elektrisch contact tussen de kabelafscherming en de behuizing van de frequentieregelaar met behulp
van metalen kabelwartels of de klemmen die op de apparatuur aanwezig zijn.
Gebruik sterk gevlochten draad (litzedraad, high-strand wire) om snelle elektrische transiënten te beperken.
Gebruik geen pigtails.
LET OP
POTENTIAALVEREFFENING
Er bestaat een risico op snelle elektrische transiënten wanneer de aardpotentiaal van de frequentieregelaar niet overeenkomt met de aardpotentiaal van het regelsysteem. Installeer vereeningskabels tussen de systeemcompo­nenten. Aanbevolen kabeldoorsnede: 16 mm² (5 AWG).
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 29
130BF152.10
U/T1 96 V/T2 97
W/T3 98
T/L3 93S/L2 92R/L1 91
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
U/T1 96 V/T2 97
W/T3 98
T/L3 93S/L2 92R/L1 91
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
FASTENER TORQUE M10 19Nm (14FT-LB), M12 35Nm (26FT-LB)
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.5 Aardklemmen (E1h weergegeven). Zie hoofdstuk 5.7 Afmetingen klemmen voor een gedetailleerde weergave van de klemmen
30 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF683.10
6X 613 (24.1)
383 (15.1)
472 (18.6)
423 (16.7)
165 (6.5)
0 (0.0)
101 (4.0)
82 (3.2)
721 (28.4)
0 (0.0)
1
2
3
200 (7.9)
515 (20.3)
485 (19.1)
248 (9.8)
241 (9.5)
171 (6.7)
414 (16.3)
361 (14.2)
331 (13.0)
501 (19.7)
497 (19.6)
431 (17.0)
512 (20.2)
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.7 Afmetingen klemmen
5.7.1 Klemafmetingen E1h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Rem- of regeneratieklemmen 4 Aardklemmen, M10-moer
Afbeelding 5.6 Klemafmetingen E1h (vooraanzicht)
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 31
130BF650.10
A
A
649 (25.5)649 (25.5)
0 (0.0)
0 (0.0)
0 (0.0)
164 (6.4)
290 (11.4)
377 (14.8)
0 (0.0)
164 (6.4)
290 (11.4)
18 (0.7)
0 (0.0)
84 (3.3)
42 (1.7)
5X
0 (0.0)
36 (1.4)
44 (1.8)
14 (0.5)
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.7 Klemafmetingen E1h (zijaanzicht)
32 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF689.10
721 (28.4)
6X 613 (24.1)
1
515 (20.3)
485 (19.1)
0 (0.0)
200 (7.9)
185 (7.3)
0 (0.0)
101 (4.0)
89 (3.5)
289 (11.4)
281 (11.1)
195 (7.7)
483 (19.0)
409 (16.1)
387 (15.2)
597 (23.5)
579 (22.8)
503 (19.8)
479 (18.9)
568 (22.4)
519 (20.4)
608 (23.9)
2
3
4
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.7.2 Klemafmetingen E2h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Rem- of regeneratieklemmen 4 Aardklemmen, M10-moer
Afbeelding 5.8 Klemafmetingen E2h (vooraanzicht)
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 33
649 (25.5)649 (25.5)
0 (0.0)
0 (0.0)
0 (0.0)
164 (6.4)
290 (11.4)
377 (14.8)
0 (0.0)
164 (6.4)
290 (11.4)
130BF690.10
A
18 (0.7)
0 (0.0)
84 (3.3)
42 (1.7)
5X
0 (0.0)
36 (1.4)
44 (1.8)
14 (0.5)
A
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.9 Klemafmetingen E2h (zijaanzicht)
34 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF660.10
336 (13.2)
425 (16.7)
376 (14.8)
465 (18.3)
256 (10.1)
33 (1.3)
6X 148 (5.8)
90 (3.5)
50 (2.0)
0 (0.0)
0 (0.0)
64 (2.5)
35 (1.4)
91 (3.6)
118 (4.6)
194 (7.6)
174 (6.9)
201 (7.9)
284 (11.2)
340 (13.4)
314 (12.3)
367 (14.4)
444 (17.5)
423 (16.7)
450 (17.7)
2
3
4
1
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.7.3 Klemafmetingen E3h
5 5
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Rem- of regeneratieklemmen 4 Aardklemmen, M8- en M10-moeren
Afbeelding 5.10 Klemafmetingen E3h (vooraanzicht)
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 35
130BF661.10
0 (0.0)
0 (0.0)
160 (6.3)
0 (0.0)
373 (14.7)
287 (11.3)
287 (11.3)
160 (6.3)
0 (0.0)
184
(7.2)
184 (7.2)
A
5X
14 (0.5)
44 (1.8)
0 (0.0)
36 (1.4)
18 (0.7)
0 (0.0)
84 (3.3)
42 (1.7)
A
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.11 Klemafmetingen netvoeding, motor en aarde voor E3h (zijaanzicht)
36 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF663.10
0 (0.0)
234 (9.2)
314 (12.4)
0 (0.0)
176 (6.9)
A
A
8X 14 (0.5)
20 (0.8)
0 (0.0)
35(1.4)
0 (0.0)
15 (0.6)
35 (1.4)
50 (2.0)
75 (3.0)
90 (3.5)
125 (4.9)
140 (5.5)
2X 125 (4.9)
0 (0.0)
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
Afbeelding 5.12 Klemafmetingen loadsharing/regeneratie voor E3h
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 37
130BF668.10
6X 148 (5.8)
90 (3.5)
50 (2.0)
0 (0.0)
1
0 (0.0)
64 (2.5)
41 (1.6)
105 (4.1)
137 (5.4)
194 (7.6)
200 (7.9)
233 (9.2)
402 (15.8)
339 (13.4)
410 (16.1)
499 (19.6)
435 (17.1)
531 (20.9)
256 (10.1)
33 (1.3)
2
3
4
540 (21.2)
432 (17.0)
521 (20.5)
472 (18.6)
561 (22.1)
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
5.7.4 Klemafmetingen E4h
55
1 Netklemmen 3 Motorklemmen 2 Rem- of regeneratieklemmen 4 Aardklemmen, M8- en M10-moeren
Afbeelding 5.13 Klemafmetingen E4h (vooraanzicht)
38 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF681.10
5X 14 (0.5)
44 (1.8)
0 (0.0)
36 (1.4)
0 (0.0)
373 (14.7)
287 (11.3)
160 (6.3)
0 (0.0)
0 (0.0)
160 (6.3)
0 (0.0)
287 (11.3)
184
(7.2)
184 (7.2)
A
18 (0.7)
0 (0.0)
84 (3.3)
42 (1.7)
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5 5
Afbeelding 5.14 Klemafmetingen netvoeding, motor en aarde voor E4h (zijaanzicht)
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 39
130BF682.10
A
20 (0.8)
0 (0.0)
35(1.4)
0 (0.0)
15 (0.6)
35 (1.4)
50 (2.0)
75 (3.0)
90 (3.5)
125 (4.9)
140 (5.5)
8X 14 (0.5)
2X 125 (4.9)
0 (0.0)
0 (0.0)
234 (9.2)
314 (12.4)
0 (0.0)
219 (8.6)
A
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
55
Afbeelding 5.15 Klemafmetingen loadsharing/regeneratie voor E4h
40 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF715.10
130BF144.10
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
39696861 42 50 53 54 55
130BF145.10
1
2
3
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8 Stuurkabels
Alle klemmen naar de stuurkabels bevinden zich onder het LCP in de frequentieregelaar. Ze zijn toegankelijk door de deur te openen (E1h en E2h) of door het frontpaneel te verwijderen (E3h en E4h).
5.8.1 Stuurkabelroute
Plaats alle stuurkabels en bind ze vast zoals aangegeven in Afbeelding 5.16. Vergeet niet om de afscherming op de juiste wijze aan te sluiten om te zorgen voor optimale elektrische immuniteit.
Isoleer stuurkabels van hoogvermogencompo-
nenten in de frequentieregelaar.
Wanneer een thermistor op de frequentieregelaar
wordt aangesloten, moet u ervoor zorgen dat de stuurkabels van de thermistor afgeschermd en versterkt/dubbel geïsoleerd zijn. Het gebruik van een 24 V DC-voeding wordt aanbevolen
Aansluiting veldbus
Er moeten aansluitingen worden gemaakt naar alle relevante opties op de stuurkaart. Zie de relevante veldbu­sinstructies voor meer informatie. De kabel moet in de eenheid langs andere stuurkabels worden geleid en worden vastgezet. Zie Afbeelding 5.16.
5.8.2 Stuurklemtypen
Afbeelding 5.17 toont de verwijderbare connectors van de frequentieregelaar. In Tabel 5.1 – Tabel 5.3 vindt u een overzicht van de functies en standaardinstellingen van de klemmen.
5 5
Afbeelding 5.17 Stuurklemposities
Afbeelding 5.16 Kabelroute voor stuurkaart
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 41
1 Klemmen voor seriële communicatie 2 Digitale in-/uitgangsklemmen 3 Analoge in-/uitgangsklemmen
Afbeelding 5.18 Klemnummers zoals aangegeven op de connectors
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Klem Parameter Standaard-
instelling
61 Geïntegreerd RC-lter
68 (+) Parametergroep
8-3* FC-
poortinst.
55
69 (-) Parametergroep
8-3* FC-
poortinst.
Tabel 5.1 Beschrijving klemmen voor seriële communicatie
Digitale in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
12, 13 +24 V DC 24 V DC-voedings-
18 Parameter 5-10
Klem 18 digitale
ingang
19 Parameter 5-11
Klem 19 digitale
ingang
32 Parameter 5-14
Klem 32 digitale
ingang
33 Parameter 5-15
Klem 33 digitale
ingang
27 Parameter 5-12
Klem 27 digitale
ingang
29 Parameter 5-13
Klem 29 digitale
ingang
20 Common voor
RS485-interface. Op
instelling
[8] Start Digitale ingangen.
[10]
Omkeren
[0] Geen
functie
[0] Geen
functie
[2] Vrijloop
geïnv.
[14] Jog
Beschrijving
voor kabelaf­scherming. UITSLUITEND voor het aansluiten van de afscherming in geval van EMC-problemen.
de stuurkaart is een schakelaar (BUS TER.) aanwezig die als afsluitweerstand voor de bus kan worden gebruikt. Zie Afbeelding 5.23.
Beschrijving
spanning voor digitale ingangen en externe transductoren. De maximale uitgangs­stroom bedraagt 200 mA voor alle 24 V-belastingen.
Voor digitale ingang of uitgang. De standaardinstelling is ingang.
digitale ingangen en 0 V-potentiaal voor 24 V-voeding.
Digitale in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
37 STO Als de optionele STO-
Tabel 5.2 Beschrijving digitale in-/uitgangsklemmen
Analoge in-/uitgangsklemmen
Klem Parameter Standaard-
instelling
39 Common voor
42 Parameter 6-50
Klem 42 uitgang
50 +10 V DC 10 V DC analoge
53 Parametergroep
6-1* Anal.
ingang 1.
54 Parametergroep
6-2* Anal.
ingang 2
55 Common voor
Tabel 5.3 Beschrijving analoge in-/uitgangsklemmen
[0] Geen
functie
Referentie Analoge ingang. Voor
Terugkop-
peling
Beschrijving
functie niet wordt gebruikt, is er een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of
13) en klem 37. Hierdoor is het mogelijk om de frequentieregelaar te laten werken met de standaard fabrieksin­stellingen.
Beschrijving
analoge uitgang. Programmeerbare analoge uitgang. 0-20 mA of 4-20 mA bij maximaal 500 Ω.
voedingsspanning voor potentiometer of thermistor. Maximaal 15 mA.
spanning of stroom. Schakelaar A53 en A54 worden ingesteld op mA of V.
analoge ingang.
42 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
RELAY 1 RELAY 2
01 02 03 04 05 06
130BF156.10
e30bg283.10
10 mm (0.4)
12 13 18 19 27 29 32 33
130BD546.11
2
1
10 mm
[0.4 inches]
12 13 18 19 27 29 32 33
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.3 Relaisklemmen
Afbeelding 5.19 Klemmen relais 1 en relais 2
Relais 1 en relais 2. De locatie van de uitgangen
hangt af van de conguratie van de frequentiere­gelaar. Zie hoofdstuk 3.5 Besturingsplaat.
Klemmen op de ingebouwde optionele
apparatuur. Zie de handleiding die bij de appara­tuuroptie wordt geleverd.
Klem Parameter Standaard-
instelling
01, 02, 03 Parameter 5-40
Functierelais [0]
04, 05, 06 Parameter 5-40
Functierelais [1]
[0] Geen
functie
[0] Geen
functie
Beschrijving
C-form relaisuitgang. Voor AC- en DC­spanning en resistieve of inductieve belastingen.
drukken. Zie Afbeelding 5.21. Steek vervolgens de gestripte draad in het contact en verwijder de schroeven­draaier.
3. Trek voorzichtig aan de draad om te controleren of de kabel stevig in het contact is geklemd. Loszittende stuurkabels kunnen storingen in de apparatuur of een verminderde werking tot gevolg hebben.
5 5
Afbeelding 5.20 Stuurdraden met massieve kern aansluiten
Tabel 5.4 Beschrijving relaisklemmen
5.8.4 Bedrading naar stuurklemmen
De stuurklemmen bevinden zich in de buurt van het LCP. Stuurklemconnectors kunnen worden losgekoppeld van de frequentieregelaar. Dat maakt het installeren eenvoudig, zoals te zien is in Afbeelding 5.17. Naar keuze kunt u draad met massieve kern of buigzame draad aansluiten op de stuurklemmen. Gebruik de volgende procedures om de stuurdraden aan te sluiten of los te koppelen.
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
Draden aansluiten op stuurklemmen
1. Strip 10 mm (0,4 in) van de kunststof mantel aan
2. Steek de stuurdraad in het contact.
het uiteinde van de draad.
Draad met massieve kern: druk de
onbedekte draad in het contact. Zie Afbeelding 5.20.
Buigzame draad: open het contact door
een kleine schroevendraaier in de sleuf tussen de klemopening te steken en de schroevendraaier naar binnen te
Afbeelding 5.21 Buigzame stuurdraden aansluiten
Draden loskoppelen van de stuurklemmen
1. Om het contact te openen, steekt u een kleine schroevendraaier in de sleuf tussen de klemopening en drukt u de schroevendraaier naar binnen.
2. Trek voorzichtig aan de draad om die uit het contact van de stuurklem te verwijderen.
Zie hoofdstuk 9.5 Kabelspecicaties voor de draaddiktes voor stuurklemmen en hoofdstuk 7 Bedradingsvoorbeelden voor typische stuurbedradingsaansluitingen.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 43
61
68
69
+
130BB489.10
RS485
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
5.8.5 Motorwerking mogelijk maken (klem
27)
Er is er een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en klem 27 om de frequentieregelaar te laten werken wanneer de standaard fabrieksinstellingen worden gebruikt.
Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om een
extern-vergrendelingscommando van 24 V DC te ontvangen.
Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordt
55
gebruikt, moet u een jumper aansluiten tussen stuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. Deze draad zorgt voor een intern 24 V-signaal op klem 27.
Wanneer de statusregel onder aan het LCP de
tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.
Wanneer in de fabriek geïnstalleerde optionele
apparatuur via bedrading is aangesloten op klem 27, mag u deze bedrading niet verwijderen.
Voor een basisconguratie van de seriële communicatie voert u onderstaande stappen uit:
1. Sluit de RS485-kabel voor seriële communicatie aan op klem (+)68 en (-)69.
1a Gebruik afgeschermde kabels voor
seriële communicatie (aanbevolen).
1b Zie hoofdstuk 5.6 Aansluiten op aarde
voor de juiste aarding.
2. Selecteer de volgende parameterinstellingen:
2a Type protocol in parameter 8-30 Protocol.
2b Adres frequentieregelaar in
parameter 8-31 Adres.
2c Baudsnelheid in
parameter 8-32 Baudsnelheid.
LET OP
De frequentieregelaar kan niet werken zonder een signaal op klem 27, tenzij klem 27 opnieuw wordt geprogrammeerd via parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang.
5.8.6 RS485 seriële communicatie
congureren
RS485 is een 2-draads businterface die compatibel is met multi-droptopologie en de volgende functionaliteit biedt:
Het Danfoss FC- of Modbus RTU-communicatie-
protocol, beide geïntegreerd in de frequentieregelaar, kan worden gebruikt.
De functies kunnen op afstand worden
geprogrammeerd met behulp van de protocol­software en de RS485-aansluiting of via
parametergroep 8-** Comm. en opties.
Door het selecteren van een speciek communi-
catieprotocol worden diverse standaard parameterinstellingen automatisch aangepast aan de specicaties voor het betreende protocol. Daarnaast worden extra protocolspecieke parameters toegankelijk gemaakt.
Voor andere communicatieprotocollen zijn
optiekaarten voor de frequentieregelaar beschikbaar. Zie de optiekaartdocumentatie voor installatie- en bedieningsinstructies.
Op de stuurkaart is een schakelaar (BUS TER.)
aanwezig die als afsluitweerstand voor de bus kan worden gebruikt. Zie Afbeelding 5.23.
Afbeelding 5.22 Bedradingsschema voor seriële communicatie
5.8.7 Bedrading Safe Torque O (STO)
De functie Safe Torque O (STO) is een onderdeel van een veiligheidssysteem. STO voorkomt dat de eenheid de spanning genereert die nodig is om de motor te laten draaien.
Om de STO-functie te kunnen gebruiken, is aanvullende bedrading voor de frequentieregelaar vereist. Zie Safe Torque O Operating Instructions voor meer informatie.
5.8.8 De kastverwarming bedraden
De kastverwarming is een optie die voorkomt dat er condensvorming in de behuizing optreedt als de eenheid is uitgeschakeld. De optie is bedoeld voor veldbedrading en wordt geregeld door een HVAC-beheersysteem.
Specicaties
Nominale spanning: 100-240
Draaddikte: 12-24 AWG
44 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF146.10
BUS TER.
OFF-ON
A53 A54
U- I U- I
1
2
N O
1
2
N O
1
2
N O
1
2
N O
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
5.8.9 De hulpcontacten naar de netschakelaar bedraden
De netschakelaar is een optie die in de fabriek wordt geïnstalleerd. De hulpcontacten die samen met de netschakelaar worden gebruikt, worden in de fabriek niet geïnstalleerd. Dit biedt meer exibiliteit bij de installatie. De contacten kunnen zonder gereedschap in positie worden geklikt.
De contacten moeten in kelaar worden geïnstalleerd op basis van hun functie. Raadpleeg het datablad in de accessoiretas die bij de frequentieregelaar wordt geleverd.
Specicaties
Ui/[V]: 690
U
/[kV]: 4
imp
Verontreinigingsgraad: 3
Ith/[A]: 16
Kabelgrootte: 1...2 x 0,75...2,5 mm²
Maximale zekering: 16 A/gG
NEMA: A600, R300, draaddikte: 18-14 AWG, 1(2)
specieke posities op de netscha-
5.8.11 Spannings-/stroomingangssignaal selecteren
De analoge ingangsklemmen 53 en 54 kunnen worden ingesteld als ingangssignalen voor spanning (0-10 V) of stroom (0/4-20 mA).
Standaard parameterinstelling:
Klem 53: snelheidsreferentiesignaal in een
regeling zonder terugkoppeling (zie parameter 16-61 Klem 53 schakelinstell.).
Klem 54: terugkoppelingssignaal in een regeling
met terugkoppeling (zie parameter 16-63 Klem 54 schakelinstell.).
LET OP
Onderbreek de voeding naar de frequentieregelaar voordat u een schakelaar omzet.
1. Verwijder het LCP (lokaal bedieningspaneel). Zie hoofdstuk 6.3 LCP-menu.
2. Verwijder alle optionele apparatuur die de schakelaars afdekt.
3. Stel de schakelaars A53 en A54 in voor het gewenste signaaltype (U = spanning, I = stroom).
5 5
5.8.10 De temperatuurschakelaar voor de remweerstand bedraden
De aansluitklemmen voor de remweerstand bevinden zich op de voedingskaart en maken het mogelijk om een temperatuurschakelaar voor de remweerstand aan te sluiten. De schakelaar is te congureren als verbreek­contact (NC) of maakcontact (NO). Als de ingang verandert, schakelt een signaal de frequentieregelaar uit (trip) en wordt op het LCP-display alarm 27, Rem IGBT weergegeven. Tegelijkertijd houdt de frequentieregelaar op met remmen en gaat de motor vrijlopen.
1. Kijk op de voedingskaart waar de aansluit­klemmen voor de remweerstand (klem 104-106) zich bevinden. Zie Afbeelding 3.3.
2. Verwijder de M3-schroeven waarmee de jumper op de voedingskaart is bevestigd.
3. Verwijder de jumper en bedraad de temperatuur­schakelaar voor de remweerstand op 1 van de volgende manieren:
3a Normaal gesloten (verbreekcontact).
Aansluiten op de klemmen 104 en 106.
3b Normaal open (maakcontact).
Aansluiten op de klemmen 104 en 105.
4. Zet de bedrading van de schakelaar vast met de M3-schroeven. Haal aan met 0,5-0,6 Nm (5 in-lb).
Afbeelding 5.23 Positie van de schakelaars voor klem 53 en 54
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 45
Elektrische installatie
VLT® Refrigeration Drive FC 103
5.9 Opstartchecklist
Voordat u de installatie van de eenheid voltooit, moet u eerst de volledige installatie inspecteren zoals aangegeven in Tabel 5.5. Vink de items af wanneer ze voltooid zijn.
Inspecteren Beschrijving
Motor
Schakelaars
Hulpapparatuur
55
Bekabeling
Stuurkabels
Bedrading voor in­en uitgangsvermogen
Aarding
Zekeringen en circuitbreaker
Vrije ruimte voor koeling
Omgevingscondities•Controleer of aan de omgevingscondities wordt voldaan. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities.
Binnenzijde van de frequentieregelaar
Trilling
Controleer de elektrische geleiding door de motor door de ohmwaarden te meten op U-V (96-97), V-W
(97-98) en W-U (98-96).
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de frequentieregelaar en de motor.
Verzeker u ervan dat alle schakelaars en lastscheiders in de juiste stand staan.
Kijk of er hulpapparatuur, schakelaars, lastscheiders of ingangszekeringen/circuitbreakers aanwezig zijn op
de voedingsingangszijde van de frequentieregelaar of op de uitgangszijde naar de motor. Ga na of deze geschikt zijn om bij vol toerental te worden gebruikt.
Controleer de functie en installatie van sensoren die worden gebruikt voor terugkoppeling naar de
frequentieregelaar.
Verwijder eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren van de motor.
Pas eventuele arbeidsfactorcorrigerende condensatoren aan de voedingszijde aan en zorg dat ze worden
gedempt.
Zorg dat de motorkabels, remkabels (waar aanwezig) en stuurkabels van elkaar zijn gescheiden of zijn
afgeschermd, of in 3 afzonderlijke metalen kabelgoten zijn geplaatst, om hoogfrequente storing tegen te gaan.
Controleer op gebroken of beschadigde draden en loszittende aansluitingen.
Controleer of de stuurkabels zijn gescheiden van hoogvermogenkabels, om ruis te voorkomen.
Controleer de spanningsbron van de signalen, waar nodig.
Gebruik afgeschermde kabels of kabels met gedraaide paren en verzeker u ervan dat de afscherming
correct is aangesloten.
Controleer op loszittende aansluitingen.
Controleer of de motor- en netvoedingskabels in aparte kabelgoten zijn geplaatst of afzonderlijk zijn
afgeschermd.
Controleer op goede aardverbindingen die stevig vastzitten en vrij van oxidatie zijn.
Het aarden op een kabelgoot of het monteren van de achterwand op een metalen oppervlak is geen
geschikte aarding.
Controleer op het gebruik van de juiste zekeringen en circuitbreakers.
Controleer of alle zekeringen stevig zijn bevestigd en bedrijfsklaar zijn en of alle circuitbreakers (waar van
toepassing) open staan.
Verzeker u ervan dat de luchtstroom op geen enkele wijze wordt belemmerd.
Controleer of de vrije ruimte boven en onder de frequentieregelaar voldoende is om te zorgen voor
adequate luchtkoeling; zie hoofdstuk 4.5.1 Vereisten voor installatie en koeling.
Controleer of de binnenzijde van de eenheid vrij is van vuil, metaalsplinters, vocht en corrosie.
Verzeker u ervan dat alle installatiegereedschappen uit de eenheid zijn verwijderd.
Controleer bij E3h- en E4h-behuizingen of de eenheid is gemonteerd op een ongelakt metalen oppervlak.
Controleer of de eenheid stevig is gemonteerd of dat er trillingsdempers zijn gebruikt, waar nodig.
Controleer op ongebruikelijke trillingsniveaus.
Tabel 5.5 Opstartchecklist
46 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Elektrische installatie Bedieningshandleiding
VOORZICHTIG
POTENTIEEL GEVAAR BIJ INTERNE FOUT Als de frequentieregelaar niet goed is beveiligd met afdekkingen, kan dat leiden tot lichamelijk letsel.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of alle veiligheidsafdekkingen (deuren en panelen) op hun plaats
zitten en stevig zijn vastgezet. Zie hoofdstuk 9.10.1 Aanhaalmomenten voor bevestigingen.
5 5
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 47
Inbedrijfstelling
6 Inbedrijfstelling
VLT® Refrigeration Drive FC 103
6
6.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsvoor­schriften.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op de netvoeding. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud van de
frequentieregelaar mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
Voordat u de spanning inschakelt:
1. Verzeker u ervan dat de ingangsspanning naar de eenheid is AFGESCHAKELD en vergrendeld. Vertrouw niet op de lastscheiders van de frequen­tieregelaar om scheiding van de voedingsspanning te realiseren.
2. Verzeker u ervan dat er geen spanning staat op de ingangsklemmen L1 (91), L2 (92) en L3 (93), fase naar fase en fase naar aarde.
3. Verzeker u ervan dat er geen spanning staat op de uitgangsklemmen 96 (U), 97 (V) en 98 (W), fase naar fase en fase naar aarde.
4. Controleer de elektrische geleiding door de motor door de ohmwaarden te meten op U-V (96-97), V-W (97-98) en W-U (98-96).
5. Controleer op een juiste aarding van de frequen­tieregelaar en de motor.
6. Inspecteer de frequentieregelaar op losse klemaansluitingen.
7. Controleer of alle kabelwartels stevig zijn vastgezet.
8. Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de frequentieregelaar en de motor.
9. Sluit de frontafdekking en zet die stevig vast.
Spanning inschakelen
6.2
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten, wat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door activering van een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal van het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O] op het LCP voordat u parameters
gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar altijd wanneer een onbedoelde start moet worden vermeden vanwege de persoonlijke veiligheid.
Verzeker u ervan dat de frequentieregelaar,
motor en alle aangedreven werktuigen bedrijfsklaar zijn.
1. Verzeker u ervan dat de ingangsspanning tussen de fasen is gebalanceerd binnen een marge van 3%. Als dit niet het geval is, moet u de onbalans van de ingangsspanning corrigeren voor u verdergaat. Herhaal de procedure na de spanningscorrectie.
2. Zorg dat de bedrading van optionele apparatuur, waar aanwezig, geschikt is voor de installatietoe­passing.
3. Zorg dat alle bedieningselementen in de UIT­stand staan.
4. Sluit alle paneeldeuren en zet alle afdekkingen stevig vast.
5. Schakel de spanning naar de eenheid in. Start de frequentieregelaar nog NIET. Wanneer de eenheid is uitgerust met een hoofdschakelaar, moet u die in de AAN-stand zetten om de spanning naar de frequentieregelaar in te schakelen.
48 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF241.10
01 My Personal Menu
02 Quick Setup
05 Changes Made
06 Loggings
0.0% 0.00
Quick Menus
1(1)
03 Function Setups
04 Smart Start
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
LET OP
Wanneer de statusregel onder aan het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of alarm 60, Ext. vergrendeling
weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt. Zie hoofdstuk 5.8.5 Motorwerking mogelijk maken (klem 27) voor meer informatie.
6.3 LCP-menu
6.3.1.1 Modus Snelmenu
De modus Snelmenu biedt een overzicht van menu's die worden gebruikt om de frequentieregelaar te congureren en te bedienen. Selecteer de modus Snelmenu door op de toets [Quick Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op het LCP-display weergegeven.
6.3.1.4 Q3 Functiesetups
De parameters die onder Q3 Functiesetups beschikbaar zijn, bevatten gegevens voor ventilator-, compressor- en pompfuncties. Dit menu bevat ook parameters voor het LCP-display, vooraf in te stellen toerentallen, schaling van analoge referenties, en 1- of multi-zonetoepassingen met terugkoppeling.
6.3.1.5 Q4 Smart Start
Q4 Smart Start leidt de gebruiker langs de typische parameterinstellingen die gebruikt worden om 1 van de volgende 3 toepassingen te congureren. Gebruik de [Info]-toets om helpinformatie weer te geven over diverse keuzemogelijkheden, instellingen en meldingen.
6.3.1.6 Q5 Gemaakte wijz.
Selecteer Q5 Gemaakte wijz. voor informatie over:
de 10 laatste wijzigingen
wijzigingen ten opzichte van de standaardin-
stelling.
6
6
Afbeelding 6.1 Overzicht Snelmenu
6.3.1.2 Q1 Persoonlijk menu
Persoonlijk menu wordt gebruikt om te bepalen wat er op het display wordt weergegeven. Zie hoofdstuk 3.6 Lokaal bedieningspaneel (LCP). Via dit menu kunnen er maximaal 50 vooraf geprogrammeerde parameters worden weergegeven. Deze 50 parameters worden handmatig ingevoerd via parameter 0-25 Persoonlijk menu.
6.3.1.3 Q2 Snelle setup
De parameters die staan vermeld onder Q2 Snelle setup bevatten elementaire systeem- en motorgegevens die altijd nodig zijn voor het congureren van de frequentieregelaar. Zie hoofdstuk 6.4.2 Systeemgegevens invoeren voor de setupprocedures.
6.3.1.7 Q6 Logdata
Gebruik Q6 Logdata voor het opsporen van fouten. Selecteer Logdata voor informatie over de uitlezingen in de displayregel. De informatie wordt als graek weergegeven. Alleen de in parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein t/m parameter 0-24 Displayregel 3 groot ingestelde displaypara­meters kunnen worden bekeken. Er kunnen maximaal 120 voorbeelden in het geheugen worden opgeslagen voor later gebruik.
Q6 Logdata
Parameter 0-20 Displayregel 1.1 klein Referentie [%] Parameter 0-21 Displayregel 1.2 klein Motorstroom [A] Parameter 0-22 Displayregel 1.3 klein Verm. [kW] Parameter 0-23 Displayregel 2 groot Frequentie [Hz] Parameter 0-24 Displayregel 3 groot kWh-teller
Tabel 6.1 Voorbeelden gelogde parameters
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 49
e30bg272.10
O-** Operation / Display
1-** Load and Motor
2-** Brakes
3-** Reference / Ramps
0 RPM 0.00 A
Main Menu
1(1)
130BT112.10
Q1 Persoonlijk menu
Q2 Snelle setup
Q3 Functiesetups
Q5 Gemaakte wijz.
69,3% 5,20 A 1 (1)
Snelmenu's
Inbedrijfstelling
VLT® Refrigeration Drive FC 103
6
6.3.1.8 Modus Hoofdmenu
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in groepen. Selecteer de modus Hoofdmenu door op de toets [Main Menu] te drukken. De betreende uitlezing wordt op het LCP-display weergegeven.
Afbeelding 6.2 Weergave hoofdmenu
Alle parameterinstellingen kunnen worden gewijzigd in het hoofdmenu. Als optiekaarten zijn geïnstalleerd, zijn er meer parameters voor deze
De frequentieregelaar programmeren
6.4
Zie hoofdstuk 3.6 Lokaal bedieningspaneel (LCP) voor meer informatie over de functies van de toetsen op het lokale bedieningspaneel (LCP). Zie de programmeerhandleiding voor informatie over parameterinstellingen.
Parameterlijst
De werking van de frequentieregelaar wordt geregeld via de parameterinstellingen, die toegankelijk zijn via het LCP. Deze parameters worden in de fabriek ingesteld op standaardwaarden, maar kunnen worden gecongureerd voor de specieke toepassing. Elke parameter heeft een naam en een getal die altijd hetzelfde zijn, ongeacht de programmeermodus.
In de modus Hoofdmenu zijn de parameters ingedeeld in groepen. Het eerste cijfer van het parameternummer (vanaf links) geeft het groepsnummer van de parameter aan. De parametergroep wordt waar nodig onderverdeeld in subgroepen. Bijvoorbeeld:
specieke optie beschikbaar.
Navigeren door parameters
Navigeer door de parameters met behulp van de volgende LCP-toetsen:
Gebruik [▲] [▼] om omhoog en omlaag te
schuiven.
Gebruik [] [] om de cursor voor of na het
decimaalteken te plaatsen bij het wijzigen van decimale parameterwaarden.
Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
Druk op [Cancel] om de wijziging te negeren en
de bewerkingsmodus te verlaten.
Druk twee keer op [Back] om terug te keren naar
de statusweergave.
Druk één keer op [Main Menu] om terug te keren
naar het hoofdmenu.
6.4.1 Programmeervoorbeeld voor een toepassing zonder terugkoppeling
Tijdens deze procedure, die dient om een typische toepassing zonder terugkoppeling te congureren, wordt de frequentieregelaar geprogrammeerd om een analoog stuursignaal van 0-10 V DC te ontvangen op ingangsklem
53. De frequentieregelaar reageert door aan de motor een
uitgangssignaal van 20-50 Hz te leveren dat proportioneel is met het ingangssignaal (0-10 V DC = 20-50 Hz).
Druk op [Quick Menu] en voer de volgende stappen uit:
1. Selecteer Q3 Functiesetups en druk op [OK].
2. Selecteer Ingestelde parametergegevens en druk op [OK].
Afbeelding 6.3 Q3 Functiesetups
0-** Bediening/display Parametergroep 0-0* Basisinstellingen Parametersubgroep Parameter 0-01 Taal Parameter Parameter 0-02 Eenh. motortoerental Parameter Parameter 0-03 Regionale instellingen Parameter
Tabel 6.2 Voorbeeld van parametergroepstructuur
50 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF725.10
Q3
Q3-1 General Settings
Q3-2 Open Loop Settings
Q3-3 Closed Loop Settings
Q3-4 Application Settings
28.4% 2.05A 1(1)
Function Setups
130BF726.10
Q3-2
Q3-20 Digital Reference
Q3-21 Analog Reference
14.7% 0.00A 1(1)
Open Loop Settings
130BF727.10
Q3-21
3-02 Minimum Reference
0.000 Hz
14.7% 0.00A 1(1)
Analog Reference
130BF728.11
Q3-21
3-03 Maximum Reference
60.000 Hz
14.7% 0.00A 1(1)
Analog Reference
130BF729.10
Q3-21
6-10 Terminal 53 Low
Voltage
0.00 V
14.7% 0.00A 1(1)
Analog Reference
130BF730.10
Q3-21
6-11 Terminal 53 High
Voltage
10.00 V
14.7% 0.00A 1(1)
Analog Reference
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
3. Selecteer Q3-2 Inst. geen terugk. en druk op [OK].
Afbeelding 6.4 Q3-2 Inst. geen terugk.
4. Selecteer Q3-21 Analoge referentie en druk op [OK].
6. Selecteer parameter 3-03 Max. referentie. Stel de maximale interne referentie van de frequentieregelaar in op 60 Hz en druk op [OK].
Afbeelding 6.7 Parameter 3-03 Max. referentie
7. Selecteer parameter 6-10 Klem 53 lage spanning. Stel de minimale externe spanningsreferentie op klem 53 in op 0 V en druk op [OK].
6
6
Afbeelding 6.5 Q3-21 Analoge referentie
5. Selecteer parameter 3-02 Minimumreferentie. Stel de minimale interne referentie van de frequentieregelaar in op 0 Hz en druk op [OK].
Afbeelding 6.6 Parameter 3-02 Minimumreferentie
Afbeelding 6.8 Parameter 6-10 Klem 53 lage spanning
8. Selecteer parameter 6-11 Klem 53 hoge spanning. Stel de maximale externe spanningsreferentie op klem 53 in op 10 V en druk op [OK].
Afbeelding 6.9 Parameter 6-11 Klem 53 hoge spanning
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 51
130BF731.10
Q3-21
14.7 % 0.00 A 1(1)
Analog Reference
6 - 14 Terminal 53 Low Ref./Feedb. Value
000020.000
130BF732.10
Q3-21
14.7 % 0.00 A 1(1)
Analog Reference
6 - 15 Terminal 53 High Ref./Feedb. Value
50.000
53
55
6-1*
+
A53
U - I
130BB482.10
0-10V
Inbedrijfstelling
VLT® Refrigeration Drive FC 103
6
9. Selecteer parameter 6-14 Klem 53 lage ref./ terugkopp. waarde. Stel de minimale snelheidsre-
ferentie op klem 53 in op 20 Hz en druk op [OK].
Afbeelding 6.10 Parameter 6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp.
waarde
10. Selecteer parameter 6-15 Klem 53 hoge ref./ terugkopp. waarde. Stel de maximale snelheidsre-
ferentie op klem 53 in op 50 Hz en druk op [OK].
Afbeelding 6.12 toont de kabelaansluitingen die zijn gebruikt om de setup van het externe apparaat te realiseren.
Afbeelding 6.12 Bedradingsvoorbeeld voor extern apparaat dat een stuursignaal van 0-10 V levert
6.4.2 Systeemgegevens invoeren
LET OP
SOFTWAREDOWNLOAD
Installeer MCT 10 setupsoftware voor inbedrijfstelling via een pc. De software kan worden gedownload (basisversie) of worden besteld (geavanceerde versie, bestelnummer 130B1000). Ga voor meer informatie en downloads naar www.danfoss.com/en/service-and-support/ downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/.
Afbeelding 6.11 Parameter 6-15 Klem 53 hoge ref./terugkopp.
waarde
Met een extern apparaat dat klem 53 van de frequentiere­gelaar voorziet van een stuursignaal van 0-10 V, is het systeem nu bedrijfsklaar.
LET OP
In Afbeelding 6.11 bevindt de schuifbalk rechts op het display zich onderaan. Deze positie geeft aan dat de procedure is voltooid.
Volg onderstaande stappen om basisgegevens voor het systeem in te voeren in de frequentieregelaar. De aanbevolen parameterinstellingen zijn bedoeld voor opstart- en controledoeleinden. De toepassingsinstellingen variëren.
LET OP
Hoewel er bij deze stappen wordt aangenomen dat er een asynchrone motor wordt gebruikt, is het ook mogelijk om een permanentmagneetmotor te gebruiken. Raadpleeg de productspecieke programmeerhandleiding voor meer informatie over specieke motortypen.
52 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
1. Druk op [Main Menu] op het LCP.
2. Selecteer 0-** Bediening/display en druk op [OK].
3. Selecteer 0-0* Basisinstellingen en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 0-03 Regionale instellingen en druk op [OK].
5. Selecteer [0] Internationaal of [1] Noord-Amerika waar van toepassing en druk op [OK]. (Hierdoor worden de standaardinstellingen van bepaalde basisparameters gewijzigd.)
6. Druk op [Quick Menu] op het LCP en selecteer vervolgens Q2 Snelle setup.
7. Wijzig zo nodig de instellingen van de parameters die staan vermeld in Tabel 6.3. De motorgegevens zijn te vinden op het motortypeplaatje.
Parameter Standaardinstelling
Parameter 0-01 Taal English Parameter 1-20 Motorverm. [kW] 4,00 kW Parameter 1-22 Motorspanning 400 V Parameter 1-23 Motorfrequentie 50 Hz Parameter 1-24 Motorstroom 9,00 A Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid 1420 tpm Parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang Vrijloop geïnv. Parameter 3-02 Minimumreferentie 0,000 tpm Parameter 3-03 Max. referentie 1500,000 tpm Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd 3,00 s Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd 3,00 s Parameter 3-13 Referentieplaats Gekoppeld Hand/
Auto
Parameter 1-29 Autom. aanpassing
motorgeg. (AMA)
Tabel 6.3 Instelling Snelle setup
Uit
LET OP
INGANGSSIGNAAL ONTBREEKT
Wanneer het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of alarm 60, Ext. vergrendeling weergeeft, betekent dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangs­signaal ontbreekt. Zie hoofdstuk 5.8.5 Motorwerking mogelijk maken (klem 27) voor meer informatie.
6.4.3 Automatische energieoptimalisatie
congureren
Automatische energieoptimalisatie (AEO) is een procedure die de spanning naar de motor minimaliseert, waardoor energieverbruik, warmte en geluid worden verminderd.
1. Druk op [Main Menu].
2. Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3. Selecteer 1-0* Alg. instellingen en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 1-03 Koppelkarakteristiek en druk op [OK].
5. Selecteer [2] Auto Energie Optim. CT of [3] Auto Energie Optim. VT en druk op [OK].
6.4.4 Automatische aanpassing motorgegevens congureren
Automatische aanpassing motorgegevens is een procedure die de compatibiliteit tussen de frequentieregelaar en de motor optimaliseert.
De frequentieregelaar stelt een wiskundig model van de motor op voor het regelen van de uitgangsstroom van de motor. De procedure test tevens de ingangsfasebalans van het elektrisch vermogen. Hierbij worden de motorgegevens vergeleken met de in parameter 1-20 tot 1-25 ingevoerde gegevens.
LET OP
Raadpleeg hoofdstuk 8.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen optreden. Bij
sommige motoren kan geen volledige versie van de test worden uitgevoerd. In dat geval, of als er een uitgangs-
lter op de motor is aangesloten, selecteert u [2] Beperkte AMA insch.
Voor het beste resultaat moet de procedure worden uitgevoerd met een koude motor.
1. Druk op [Main Menu].
2. Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3. Selecteer 1-2** Motordata en druk op [OK].
4. Selecteer parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) en druk op [OK].
5. Selecteer [1] Volledige AMA insch. en druk op [OK].
6. Druk op [Hand On] en vervolgens op [OK]. De test wordt automatisch uitgevoerd en bij voltooiing wordt een melding gegeven.
6
6
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 53
Inbedrijfstelling
VLT® Refrigeration Drive FC 103
6
6.5 Het systeem testen vóór het opstarten
WAARSCHUWING
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor het starten:
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
6.5.1 Draairichting van de motor
LET OP
Als de motor in de verkeerde richting draait, kan dat leiden tot schade aan de apparatuur. Controleer de draairichting van de motor voordat u de frequentiere­gelaar opstart. Dat doet u door de motor kort te laten draaien. De motor draait kortstondig met 5 Hz of met de minimumfrequentie die is ingesteld in parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz].
1. Druk op [Hand On].
2. Gebruik de pijltjestoets-links om de cursor naar de linkerzijde van het decimaalteken te verplaatsen, en voer een tpm-waarde in waarbij de motor langzaam draait.
3. Druk op [OK].
4. Als de motorrichting verkeerd is, moet u
parameter 1-06 Richting rechtsom instellen op [1] Geïnverteerd.
6.5.2 Draairichting van de encoder
Voer de volgende stappen uit als er gebruik wordt gemaakt van encoderterugkoppeling:
1. Selecteer [0] Geen terugk. in parameter 1-00 Conguratiemodus.
2. Selecteer [1] 24V-encoder in parameter 7-00 Terugk.bron snelheids-PID.
3. Druk op [Hand On].
4.
Druk op [] voor een positieve snelheidsreferentie (parameter 1-06 Richting rechtsom ingesteld op [0] Normaal).
5. Controleer in parameter 16-57 Feedback [RPM] of de terugkoppeling positief is.
Raadpleeg de handleiding voor de optie voor meer informatie over de encoderoptie.
LET OP
NEGATIEVE TERUGKOPPELING
Als de terugkoppeling negatief is, dan is de encoderaan­sluiting incorrect. Gebruik parameter 5-71 Klem 32/33
encoderrichting of parameter 17-60 Richting terugkop­peling om de richting om te keren, of verwissel de
encoderkabels. Parameter 17-60 Richting terugkoppeling is alleen beschikbaar bij gebruik van de VLT® Encoder
Input MCB 102-optie.
6.6 Systeem opstarten
WAARSCHUWING
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor het starten:
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
Voor de procedure in deze sectie is het noodzakelijk dat de bedrading en de toepassingsspecieke programmering door de gebruiker zijn voltooid. We adviseren om de volgende procedure uit te voeren nadat de toepas­singssetup is voltooid.
1. Druk op [Auto On].
2. Schakel een extern startcommando in. Voorbeelden van extern startcommando zijn een schakelaar, knop of programmeerbare logische besturing (PLC).
3. Pas de snelheidsreferentie aan voor het volledige toerentalbereik.
4. Controleer het geluids- en trillingsniveau van de motor om u ervan te verzekeren dat het systeem naar behoren werkt.
5. Schakel het externe startcommando uit.
Raadpleeg hoofdstuk 8.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen als er waarschuwingen of alarmen optreden.
54 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Inbedrijfstelling Bedieningshandleiding
6.7 Parameterinstellingen
LET OP
REGIONALE INSTELLINGEN
Sommige parameters hebben afwijkende standaardin­stellingen voor Internationaal of Noord-Amerika. Zie
hoofdstuk 10.2 Standaard parameterinstellingen voor Internationaal/Noord-Amerika voor een overzicht van de
verschillende standaardwaarden.
Om een toepassing goed te programmeren, moeten er functies worden ingesteld in diverse parameters. Zie de programmeerhandleiding voor meer informatie over de parameters.
Parameterinstellingen worden opgeslagen in de frequentie­regelaar, wat de volgende voordelen biedt:
Parameterinstellingen kunnen worden geüpload
naar het LCP-geheugen en bij wijze van backup worden opgeslagen.
U kunt meerdere eenheden snel programmeren
door het LCP aan te sluiten op de betreende eenheden en de opgeslagen instellingen vervolgens te downloaden.
Instellingen die in het LCP zijn opgeslagen,
worden niet gewijzigd als de fabrieksinstellingen worden hersteld.
Wijzigingen ten opzichte van de standaardinstel-
lingen en geprogrammeerde waarden in andere parameters worden opgeslagen en kunnen worden bekeken via het snelmenu. Zie hoofdstuk 3.6 Lokaal bedieningspaneel (LCP).
6.7.1 Parameterinstellingen uploaden en downloaden
De frequentieregelaar werkt op basis van parameters die zijn opgeslagen op de stuurkaart die zich in de frequentie­regelaar bevindt. Via de upload- en downloadfuncties worden de parameters overgezet van de stuurkaart naar het LCP en omgekeerd.
1. Druk op [O].
2. Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren en druk op [OK].
3. Selecteer 1 van de volgende opties:
3a Selecteer [1] Alles naar LCP om gegevens
van de stuurkaart naar het LCP te uploaden.
3b Selecteer [2] Alles vanaf LCP om
gegevens van het LCP naar de stuurkaart te downloaden.
4. Druk op [OK]. Een voortgangsbalkje geeft het verloop van het upload- of downloadproces weer.
5. Druk op [Hand On] of [Auto On].
6.7.2 Fabrieksinstellingen herstellen
LET OP
VERLIES VAN GEGEVENS
Bij het herstellen van de standaardinstellingen gaan de programmering, motorgegevens, lokalisatie en bewakingsgegevens verloren. Creëer voordat u een initialisatie uitvoert een backup door de gegevens naar het LCP te uploaden. Zie hoofdstuk 6.7.1 Parameterinstel- lingen uploaden en downloaden.
Herstel de standaardinstellingen door de eenheid te initia­liseren. De initialisatie kan via parameter 14-22 Bedrijfsmodus of handmatig worden uitgevoerd.
Bij gebruik van Parameter 14-22 Bedrijfsmodus worden de volgende instellingen niet gereset:
Aantal draaiuren
Seriële-communicatieopties
Instellingen Persoonlijk menu
Foutlog, alarmlog en andere bewakingsfuncties
Aanbevolen initialisatie
1. Druk twee keer op [Main Menu] om toegang te krijgen tot de parameters.
2. Ga naar parameter 14-22 Bedrijfsmodus en druk op [OK].
3. Ga naar Initialisatie en druk op [OK].
4. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
5. Schakel de spanning naar de eenheid in. Tijdens het opstarten worden de standaard parameterin­stellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan gewoonlijk.
6. Druk op [Reset] nadat alarm 80, Omv. geïnitial. wordt weergegeven.
Handmatige initialisatie
Bij een handmatige initialisatie worden alle fabrieksinstel­lingen hersteld, behalve:
Parameter 15-00 Bedrijfsuren.
Parameter 15-03 Inschakelingen.
Parameter 15-04 x Overtemp.
Parameter 15-05 x Overspann.
6
6
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 55
6
Inbedrijfstelling
Om een handmatige initialisatie uit te voeren:
1. Onderbreek de voeding naar de eenheid en wacht tot het display is uitgeschakeld.
2. Houd [Status], [Main Menu] en [OK] gelijktijdig ingedrukt terwijl u de spanning naar de eenheid inschakelt (ongeveer 5 s of totdat u een klikgeluid hoort en de ventilator start). Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan gewoonlijk.
VLT® Refrigeration Drive FC 103
56 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
0 – 10 V
+
-
e30bb926.11
FC
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
+
-
FC
e30bb927.11
A53
U - I
4 - 20mA
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
≈ 5kΩ
e30bb683.11
FC
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
7 Bedradingsvoorbeelden
De voorbeelden in deze sectie zijn bedoeld als een snelle referentie voor veelgebruikte toepassingen.
De parameterinstellingen zijn gebaseerd op de
standaard regionale instelling (geselecteerd in parameter 0-03 Regionale instellingen).
De parameters die betrekking hebben op de
klemmen en bijbehorende instellingen, worden naast de tekeningen weergegeven.
Ook de benodigde schakelinstellingen voor de
analoge klemmen A53 of A54 worden aangegeven.
LET OP
Wanneer de optionele STO-functie niet wordt gebruik,t is een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en klem 37, om de frequentieregelaar te laten werken wanneer de standaard fabrieksinstellingen worden gebruikt.
7.1 Bedrading voor een snelheidsregeling zonder terugkoppeling
Parameters
Instell–
Functie
Parameter 6-10 Klem
53 lage spanning
Parameter 6-11 Klem
53 hoge spanning
Parameter 6-14 Klem
53 lage ref./
terugkopp. waarde
Parameter 6-15 Klem
53 hoge ref./
terugkopp. waarde
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
hierbij wordt aangenomen dat 0 V DC-ingang = 0 Hz­toerental en 10 V DC-ingang = 50 Hz-toerental.
ing
0,07 V*
10 V*
0 Hz
50 Hz
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-12 Klem
53 lage stroom
Parameter 6-13 Klem
53 hoge stroom
Parameter 6-14 Klem
53 lage ref./
terugkopp. waarde
Parameter 6-15 Klem
53 hoge ref./
terugkopp. waarde
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
hierbij wordt aangenomen dat 4 mA-ingang = 0 Hz-toerental en 20 mA-ingang = 50 Hz­toerental.
Tabel 7.2 Analoge snelheidsreferentie (stroom)
Parameters
Functie Instelling
Parameter 6-12 Klem
53 lage stroom
Parameter 6-13 Klem
53 hoge stroom
Parameter 6-14 Klem
53 lage ref./
terugkopp. waarde
Parameter 6-15 Klem
53 hoge ref./
terugkopp. waarde
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
hierbij wordt aangenomen dat 0 V DC-ingang = 0 tpm­toerental en 10 V DC-ingang = 1500 tpm-toerental.
Tabel 7.3 Snelheidsreferentie (via een handmatige potentiometer)
4 mA*
20 mA*
0 Hz
50 Hz
7 7
4 mA*
20 mA*
0 Hz
50 Hz
Tabel 7.1 Analoge snelheidsreferentie (spanning)
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 57
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
e30bb804.12
130BB840.12
Speed
Reference
Start (18)
Freeze ref (27)
Speed up (29)
Speed down (32)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB802.10
130BB805.12
Speed
Start/Stop (18)
Bedradingsvoorbeelden
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Parameters
7.2 Bedrading voor Start/stop
Instell–
Functie
Parameter 5-10 Klem
18 digitale ingang
Parameter 5-12 Klem
27 digitale ingang
Parameter 5-13 Klem
29 digitale ingang
Parameter 5-14 Klem
32 digitale ingang
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
ing
[8] Start*
[19] Ref.
vasthoud
en
[21]
Snelh.
omh.
[22]
Snelh.
omlaag
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
Klem 18 digitale
ingang
Parameter 5-12
Klem 27 digitale
ingang
Parameter 5-19
Klem 37 Veilige
Veilige stop
stop
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Als parameter 5-12 Klem 27
[8] Start*
[0] Geen
functie
[1] Alarm
digitale ingang is ingesteld op
Tabel 7.4 Snelheid omhoog/omlaag
77
[0] Niet in bedrijf, is geen jumperkabel naar klem 27 nodig.
Tabel 7.5 Start-/stopcommando met Safe Torque O-optie
Afbeelding 7.1 Snelheid omhoog/omlaag
Afbeelding 7.2 Start-/stopcommando met STO-functie
58 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB803.10
Speed
130BB806.10
Latched Start (18)
Stop Inverse (27)
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
50
53
54
55
42
39
130BB934.11
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BB928.11
Bedradingsvoorbeelden Bedieningshandleiding
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[9] Pulsstart
Klem 18
digitale ingang
Parameter 5-12
Klem 27
geïnverteerd
digitale ingang
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 7.6 Pulsstart/stop
[6] Stop
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-10
[8] Start
Klem 18
digitale ingang
Parameter 5-11
Klem 19
Omkeren*
digitale ingang
Parameter 5-12
[0] Geen
Klem 27
digitale ingang
Parameter 5-14
Klem 32
[16] Ingest.
ref. bit 0
digitale ingang
Parameter 5-15
Klem 33
[17] Ingest.
ref. bit 1
digitale ingang
Parameter 3-10
Ingestelde ref.
Ingest. ref. 0 Ingest. ref. 1 Ingest. ref. 2 Ingest. ref. 3 * = standaardwaarde
Opmerkingen:
Tabel 7.7 Start/stop met omkeren en 4 vooraf ingestelde toerentallen
[10]
functie
7 7
25% 50% 75%
100%
Bedrading voor Externe reset na alarm
7.3
Parameters
Functie Instelling
Parameter 5-11
[1] Reset
Klem 19
digitale ingang
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
Afbeelding 7.3 Pulsstart/Stop geïnverteerd
Tabel 7.8 Externe reset na alarm
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 59
130BB686.12
VLT
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
+10 V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
50
53
54
55
42
39
A53
U - I
D IN
37
FC
+24 V
+24 V
D IN
D IN
D IN
COM
D IN
D IN
D IN
D IN
+10
V
A IN
A IN
COM
A OUT
COM
12
13
18
19
20
27
29
32
33
37
50
53
54
55
42
39
130BD667.11
Bedradingsvoorbeelden
VLT® Refrigeration Drive FC 103
7.4 Bedrading voor een motorthermistor
WAARSCHUWING
THERMISTORISOLATIE
Er bestaat een risico op lichamelijk letsel of schade aan apparatuur.
Om te voldoen aan de PELV-isolatievereisten,
moeten thermistors zijn voorzien van versterkte
Bedrading voor regeneratie
7.5
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-90
Therm.
motorbevei-
liging
* = standaardwaarde
100%*
of dubbele isolatie.
Opmerkingen:
Parameters
Functie Instelling
Parameter 1-90
Therm. motorbe-
[2] Thermisto-
ruitsch.
veiliging
Parameter 1-93
77
Thermistorbron
[1] Anal.
ingang 53
* = standaardwaarde
Opmerkingen:
stel parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging in op [1] Thermistorwaarsch. als alleen
een waarschuwing gewenst is.
Om regeneratie uit te schakelen, verlaagt u
parameter 1-90 Therm. motorbe­veiliging naar 0%. Als de
toepassing het remvermogen van de motor gebruikt en regeneratie niet is ingeschakeld, wordt de eenheid uitgeschakeld (trip).
Tabel 7.9 Motorthermistor
Tabel 7.10 Regeneratie
60 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
8 Onderhoud, diagnose en problemen verhelpen
8.1 Onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat het volgende:
Richtlijnen voor onderhoud en service
Statusmeldingen
Waarschuwingen en alarmen
Verhelpen van eenvoudige problemen
Bij normale bedrijfscondities en belastingproelen is de frequentieregelaar onderhoudsvrij gedurende zijn volledige levensduur. Om uitval, gevaar en schade te voorkomen, moet u de frequentieregelaars regelmatig inspecteren; de frequentie hiervan is afhankelijk van de bedrijfscondities. Vervang versleten of beschadigde onderdelen door originele reserveonderdelen of standaard onderdelen. Ga voor service en ondersteuning naar www.danfoss.com/en/ service-and-support/.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
8.2 Toegangspaneel koellichaam
De frequentieregelaar kan worden besteld met een optioneel toegangspaneel achter in de eenheid. Dit toegangspaneel biedt toegang tot het koellichaam en maakt het mogelijk om eventueel opgehoopt stof te verwijderen.
8.2.1 Toegangspaneel koellichaam verwijderen
LET OP
SCHADE AAN KOELLICHAAM
Gebruik geen bevestigingen die langer zijn dan de oorspronkelijke bevestigingen die bij het koellichaam zijn geleverd, om schade aan de koelribben van het koellichaam te voorkomen.
8 8
1. Onderbreek de voeding naar de frequentiere­gelaar en wacht 40 minuten totdat de condensatoren volledig zijn ontladen. Zie hoofdstuk 2 Veiligheid.
2. Plaats de frequentieregelaar zo dat de achterzijde van de frequentieregelaar volledig toegankelijk is.
3. Gebruik een 3mm-inbusdop om de 8 M5-bevesti­gingen te verwijderen waarmee het toegangspaneel aan de achterzijde van de behuizing is bevestigd.
4. Controleer de voorrand van het koellichaam op schade of vuil.
5. Verwijder materiaal of vuil met een stofzuiger.
6. Plaats het paneel terug en zet het aan de achterzijde van de behuizing vast met de 8 bevestigingen. Haal de bevestigingen aan volgens
hoofdstuk 9.10.1 Aanhaalmomenten voor bevesti­gingen.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 61
130BF210.10
Status
799RPM 7.83A 36.4kW
0.000
53.2%
1(1)
Auto Hand O
Remote Local
Ramping Stop Running Jogging . . . Stand-by
130BB037.11
1
2
3
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
1 Waar het start-/stopcommando zijn oorsprong vindt. Zie
Tabel 8.1.
2 Waar de snelheidsregeling haar oorsprong vindt. Zie
Tabel 8.2.
3 Geeft de status van de frequentieregelaar weer. Zie
Tabel 8.3.
88
Afbeelding 8.2 Statusdisplay
LET OP
In de auto-/externe modus heeft de frequentieregelaar externe commando's nodig om functies te kunnen
Afbeelding 8.1 Toegangspaneel koellichaam verwijderd van de achterzijde van de frequentieregelaar
Statusmeldingen
8.3
Wanneer de frequentieregelaar in de statusmodus staat, worden er automatisch statusmeldingen op de onderste regel van het LCP-display weergegeven. Zie Afbeelding 8.2. In Tabel 8.1Tabel 8.3 vindt u een overzicht van de status­meldingen.
uitvoeren.
Tabel 8.1 tot en met Tabel 8.3 geven aan wat de betekenis van de statusmeldingen op het display is.
O De frequentieregelaar reageert niet op
stuursignalen totdat op [Auto On] of [Hand On] wordt gedrukt.
Auto De start-/stopcommando's worden verstuurd
via de stuurklemmen en/of seriële communicatie.
Hand Met de navigatietoetsen op het LCP kunt u de
frequentieregelaar bedienen. De lokale bediening wordt onderdrukt door stopcom­mando's, reset, omkering, DC-rem en andere signalen die op de stuurklemmen worden toegepast.
Tabel 8.1 Bedieningsmodus
Extern De snelheidsreferentie is afkomstig uit
externe signalen
seriële communicatie
62 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Lokaal De frequentieregelaar gebruikt de referentie-
Tabel 8.2 Referentieplaats
intern ingestelde referenties.
waarden uit het LCP.
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
AC-rem AC-rem is geselecteerd in
parameter 2-10 Remfunctie. De AC-rem zorgt voor overmagnetisering van de motor om zo een gecontroleerde vertraging te realiseren.
AMA klaar OK De automatische aanpassing van de motorge-
gevens (AMA) is voltooid.
AMA gereed AMA is klaar om te starten. Druk op [Hand
On] om te starten. AMA actief Het AMA-proces is bezig. Remmen De remchopper is actief. De remweerstand
absorbeert de genererende energie. Max. remmen De remchopper is actief. De in
parameter 2-12 Begrenzing remvermogen (kW)
ingestelde vermogensbegrenzing voor de
remweerstand is bereikt. Vrijloop
Gecontr. uitloop [1] Gecontr. uitloop is geselecteerd in
Stroom hoog De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
Stroom laag De uitgangsstroom van de frequentieregelaar
DC-houd DC-houd is geselecteerd in
[2] Vrijloop geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet aangesloten.
Vrijloop is geactiveerd via seriële
communicatie.
parameter 14-10 Netstoring.
De netspanning is lager dan de
waarde die voor een netfout is ingesteld in
parameter 14-11 Netspanning bij netfout.
De frequentieregelaar laat de motor
uitlopen door middel van gecontroleerd terugregelen.
is hoger dan de begrenzing die is ingesteld in
parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog.
is lager dan de begrenzing die is ingesteld in
parameter 4-52 Waarschuwing snelheid laag.
parameter 1-80 Functie bij stop en er is een
stopcommando actief. De motor wordt
gehouden door een DC-stroom zoals gede-
nieerd in parameter 2-00 DC-houdstroom.
DC-stop De motor wordt gehouden door een DC-
stroom (parameter 2-01 DC-remstroom) gedurende een bepaalde tijd (parameter 2-02 DC-remtijd).
DC-rem is geactiveerd in
parameter 2-03 Inschakelsnelh. DC-rem [tpm]
en er is een stopcommando actief.
DC-rem geïnv. is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende
klem is niet actief.
De DC-rem is geactiveerd via seriële
communicatie.
Terugk. hoog De som van alle actieve terugkoppelingen is
hoger dan de in parameter 4-57 Waarsch: terugk. hoog ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Terugk. laag De som van alle actieve terugkoppelingen is
lager dan de in parameter 4-56 Waarsch: terugk. laag ingestelde terugkoppelingsbe­grenzing.
Uitgang vasth. De externe referentie voor het vasthouden van
het huidige toerental is actief.
[20] Uitgang vasth. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is actief. Het regelen van het toerental is enkel mogelijk via de klemfuncties Snelh. omh. en Snelh.omlaag.
Ramp vasthouden is geactiveerd via seriële
communicatie.
Verzoek vasth. Er is een commando gegeven om de uitgang
vast te houden, maar de motor zal niet starten voordat er een startvoorwaardesignaal is ontvangen.
Ref. vasth. [19] Ref. vasthouden is geselecteerd als functie
voor een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem is actief. De frequentieregelaar slaat de actuele referentie op. Het wijzigen van de referentie is nu uitsluitend mogelijk via de klemfuncties Snelh. omh. en Snelh. omlaag.
Jog-verzoek Er is een jogcommando gegeven, maar de
motor blijft gestopt totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal wordt ontvangen.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 63
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Jogging De motor loopt zoals is ingesteld in
parameter 3-19 Jog-snelh. [TPM].
[14] Jog is geselecteerd als functie voor
een digitale ingang (parametergroep 5-1* Digitale ingangen). De bijbehorende klem
(bijv. klem 29) is actief.
De jogfunctie is geactiveerd via seriële
communicatie.
De jogfunctie is geselecteerd als reactie
voor een bewakingsfunctie (bijvoorbeeld Geen signaal). De bewakingsfunctie is actief.
Motorcontrole parameter 1-80 Functie bij stop is ingesteld op
[2] Motorcontrole. Er is een stopcommando
actief. Om na te gaan of er een motor op de
frequentieregelaar is aangesloten, wordt de
motor voorzien van een permanente
teststroom. OVC-besturing Overspanningsreg. is geactiveerd via
parameter 2-17 Overspanningsreg., [2] Ingesch.
88
Power unit o (Geldt enkel voor frequentieregelaars met een
Besch.modus Beschermingsmodus is actief. De eenheid
Qstop De motor decelereert op basis van
De aangesloten motor voorziet de frequentie-
regelaar van genererende energie. De
overspanningsbeveiliging past de V-Hz-
verhouding aan om de motor gecontroleerd te
laten lopen en om uitschakeling (trip) van de
frequentieregelaar te voorkomen.
externe 24 V-voeding.) De netvoeding naar de
frequentieregelaar is onderbroken, maar de
stuurkaart wordt nog gevoed via de externe
24 V-voeding.
heeft een kritieke situatie gedetecteerd
(overstroom of overspanning).
Om een uitschakeling (trip) te voorkomen,
wordt de schakelfrequentie verlaagd naar 1500 kHz als parameter 14-55 Uitgangslter is ingesteld op [2] Sinuslter vast. In andere gevallen wordt de schakelfrequentie verlaagd naar 1000 Hz.
Waar mogelijk wordt de bescher-
mingsmodus na circa 10 seconden beëindigd.
De beschermingsmodus kan worden
beperkt via parameter 14-26 Uitschakelver­traging bij inverterfout.
parameter 3-81 Snelle stop ramp-tijd.
[4] Snelle stop geïnv. is geselecteerd als
functie voor een digitale ingang (parame­tergroep 5-1* Digitale ingangen). De
bijbehorende klem is niet actief.
De snellestopfunctie is geactiveerd via
seriële communicatie.
Aan-/uitlopen De motor accelereert/decelereert op basis van
de actieve aan-/uitloop. De referentie, begren­zingswaarde of stilstand is nog niet bereikt.
Ref. hoog De som van alle actieve referenties is hoger
dan de in parameter 4-55 Waarsch: referentie hoog ingestelde referentiebegrenzing.
Ref. laag De som van alle actieve referenties is lager
dan de in parameter 4-54 Waarsch: referentie laag ingestelde referentiebegrenzing.
Op referentie De frequentieregelaar werkt binnen het
ingestelde referentiebereik. De terugkoppe­lingswaarde komt overeen met de setpointwaarde.
Startverzoek Er is een startcommando gegeven, maar de
motor blijft stopgezet totdat er via een digitale ingang een startvoorwaardesignaal
wordt ontvangen. Actief De frequentieregelaar drijft de motor aan. Slaapmodus De energiebesparingsfunctie is ingeschakeld.
Dit betekent dat de motor op dit moment is
gestopt, maar dat die zo nodig automatisch
weer zal opstarten. Snelh. hoog Het motortoerental is hoger dan de waarde
die is ingesteld in
parameter 4-53 Waarschuwing snelheid hoog. Snelh. laag Het motortoerental is lager dan de waarde die
is ingesteld in parameter 4-52 Waarschuwing
snelheid laag. Stand-by In de automodus start de frequentieregelaar
de motor door middel van een startsignaal
vanaf een digitale ingang of via seriële
communicatie. Startvertrag. In parameter 1-71 Startvertraging is een
startvertragingstijd ingesteld. Er is een
startcommando gegeven en de motor start
nadat de startvertragingstijd is verstreken. Strt vr/acht. [12] Start vooruit insch. en [13] Start omgek.
insch. zijn geselecteerd als functies voor 2
verschillende digitale ingangen (parame-
tergroep 5-1* Digitale ingangen). De motor start
in voorwaartse of achterwaartse richting,
afhankelijk van de klem die is geactiveerd. Stop De frequentieregelaar heeft een
stopcommando ontvangen uit 1 van de
volgende bronnen:
LCP
digitale ingang
seriële communicatie
64 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BP086.12
Status
0.0Hz 0.000kW 0.00A
0.0Hz 0
Earth Fault [A14]
Auto Remote Trip
1(1)
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Uitsch. Er is een alarm opgetreden en de motor is
gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet de frequentieregelaar op 1 van de volgende manieren worden gereset:
Door te drukken op [Reset]
Extern, via stuurklemmen
Via seriële communicatie
Door op [Reset] te drukken of extern, via stuurklemmen, of via seriële communicatie
Uit & blokk. Er is een alarm opgetreden en de motor is
gestopt. Nadat de oorzaak van het alarm is weggenomen, moet u de spanning naar de frequentieregelaar af- en weer inschakelen. Reset de frequentieregelaar handmatig op 1 van de volgende manieren:
Door te drukken op [Reset]
Extern, via stuurklemmen
Via seriële communicatie
Tabel 8.3 Bedrijfsstatus
8.4 Waarschuwings- en alarmtypen
De software van de frequentieregelaar genereert waarschu­wingen en alarmen om te helpen bij het verhelpen van problemen. Het waarschuwings- of alarmnummer wordt op het LCP weergegeven.
Uitschakeling (trip)
Bij een uitschakeling (trip) schort de frequentieregelaar de werking op om schade aan de frequentieregelaar en andere apparatuur te voorkomen. Na een uitschakeling (trip) loopt de motor vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Nadat de foutconditie is opgeheven, kan de frequentieregelaar worden gereset.
Uitschakeling met blokkering
Bij een uitschakeling met blokkering schort de frequentie­regelaar de werking op om schade aan de frequentieregelaar en andere apparatuur te voorkomen. Na een uitschakeling met blokkering loopt de motor vrij uit tot stop. De logica van de frequentieregelaar blijft werken en blijft de status van de frequentieregelaar bewaken. Een uitschakeling met blokkering vindt alleen plaats bij ernstige storingen die schade kunnen toebrengen aan de frequentieregelaar of andere apparatuur. Nadat de fouten zijn opgeheven, moet u spanning af- en weer inschakelen voordat u de frequentieregelaar kunt resetten.
Waarschuwings- en alarmdisplays
Op het LCP wordt een waarschuwing
weergegeven met een waarschuwingsnummer.
Er knippert een alarm met een alarmnummer.
8 8
Waarschuwing
Een waarschuwing geeft aan dat er in de frequentiere­gelaar een abnormale bedrijfsconditie is opgetreden die tot een alarm leidt. Een waarschuwing verdwijnt wanneer de abnormale conditie is verdwenen of verholpen.
Alarm
Een alarm geeft een fout aan die onmiddellijk aandacht vereist. De fout veroorzaakt altijd een uitschakeling (trip) of een uitschakeling met blokkering. Reset de frequentiere­gelaar na een alarm. Reset de frequentieregelaar op een van de volgende 4 manieren:
[Reset]/[O/Reset]
Door te drukken op
Via een resetcommando vanaf een digitale
ingang
Via een resetcommando via seriële communicatie
Via een automatische reset
Afbeelding 8.3 Voorbeeld van alarm
Naast de tekst en de alarmcode op het LCP zijn er 3 statusindicatielampjes.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 65
Back
Cancel
Info
OK
On
Alarm
Warn.
130BB467.11
Onderhoud, diagnose en prob...
Waarschuwingsindica-
tielampje
Waarschuwin g Alarm Uit Aan (knippert) Uitschakeling met blokkering
Afbeelding 8.4 Statusindicatielampjes
Aan Uit
Aan Aan (knippert)
88
8.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
Onderstaande informatie over waarschuwingen en alarmen beschrijft alle waarschuwings- en alarmcondities, geeft de mogelijke oorzaak aan en biedt een oplossing of foutop­sporingsprocedure.
WAARSCHUWING 1, 10 V laag
De spanning van de stuurkaart is minder dan 10 V vanaf klem 50. Verminder de belasting van klem 50, aangezien de 10 V­voeding overbelast is. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
Deze conditie kan worden veroorzaakt door een kortsluiting in een aangesloten potentiometer of een onjuiste bedrading van de potentiometer.
Probleem verhelpen
Verwijder de bedrading vanaf klem 50. Als de
waarschuwing verdwijnt, ligt het probleem bij de bedrading. Vervang de stuurkaart als de waarschuwing niet verdwijnt.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit is ingesteld in parameter 6-01 Live zero time-out-functie. Het signaal op 1 van de analoge ingangen is minder dan 50% van de minimumwaarde die voor die ingang is geprogrammeerd. Deze conditie kan worden veroorzaakt door draadbreuk of door een signaal van een defect apparaat.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op alle analoge
netklemmen.
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Alarmindicatielampje
- Stuurklem 53 en 54 voor signalen, klem
55 gemeenschappelijk.
-
VLT® General Purpose I/O MCB 101­klemmen 11 en 12 voor signalen, klem 10 gemeenschappelijk.
-
VLT® Analog I/O MCB 109-klemmen 1, 3 en 5 voor signalen, klem 2, 4 en 6 gemeenschappelijk.
Controleer of de programmering van de frequen-
tieregelaar en de schakelinstellingen overeenkomen met het type analoge signaal.
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING/ALARM 4, Voedingsfaseverlies
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt ook als er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter. De opties zijn te programmeren via parameter 14-12 Functie bij
onbalans netsp.
Probleem verhelpen
Controleer de netspanning en de voedings-
stromen naar de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De DC-tussenkringspanning is hoger dan de waarschu­wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag
De DC-tussenkringspanning is lager dan de waarschu­wingslimiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de nominale spanning van de frequentieregelaar. De eenheid is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de DC-tussenkringspanning hoger is dan de begrenzing, wordt de frequentieregelaar na enige tijd uitgeschakeld.
Probleem verhelpen
Verleng de ramptijd.
Wijzig het type ramp.
Verhoog parameter 14-26 Uitschakelvertraging bij
inverterfout.
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de Active Front End­regelaar.
Voer een ingangsspanningstest uit.
66 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de DC-tussenkringspanning onder de onderspannings­limiet komt, controleert de frequentieregelaar of er een 24 V DC-backupvoeding is aangesloten. Als geen 24 V DC­backupvoeding is aangesloten, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld na een vaste tijdsvertraging. Deze tijdsver­traging hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieregelaar.
Voer een ingangsspanningstest uit.
Voer een soft-chargecircuittest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 9, Omvormer overbelast
De frequentieregelaar werd gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% overbelast en staat op het punt van uitschakelen. De teller voor de thermo-elektronische omvormerbeveiliging genereert een waarschuwing bij 98% en schakelt de frequentieregelaar uit bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De frequentieregelaar kan niet worden gereset totdat de teller onder de 90% is gezakt.
Probleem verhelpen
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de nominale stroom van de frequentieregelaar.
Vergelijk de op het LCP aangegeven uitgangs-
stroom met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting van de frequentiere-
gelaar weergeven op het LCP en houd de waarde in het oog. Wanneer de stroom hoger is dan de nominale continustroom van de frequentiere­gelaar, gaat de teller omhoog. Wanneer de stroom lager is dan de nominale continustroom van de frequentieregelaar, gaat de teller omlaag.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor­ETR
De elektronische thermische beveiliging (ETR) geeft aan dat de motor te warm is.
Selecteer 1 van deze opties:
De frequentieregelaar genereert een
waarschuwing of een alarm wanneer de teller > 90% wordt en parameter 1-90 Therm. motorbevei- liging is ingesteld op waarschuwingsopties.
De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip)
wanneer de teller 100% bereikt en parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging is ingesteld op uitschakelingsopties.
De fout treedt op wanneer de motor gedurende een te lange tijd voor meer dan 100% wordt overbelast.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer of de in parameter 1-24 Motorstroom
ingestelde motorstroom correct is.
Controleer of de motorgegevens in parameter
1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld.
Controleer bij gebruik van een externe ventilator
of die ook is geselecteerd in parameter 1-91 Ext. motor-ventilator.
Door het uitvoeren van een AMA via
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) wordt de frequentieregelaar nauwkeuriger
afgestemd op de motor en wordt de thermische belasting beperkt.
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motort­hermistor
Controleer of de thermistor is losgekoppeld. In parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging kunt u instellen of de frequentieregelaar een waarschuwing of een alarm moet genereren.
Probleem verhelpen
Controleer op oververhitting van de motor.
Controleer of de motor mechanisch overbelast is.
Controleer bij gebruik van klem 53 of 54 of de
thermistor correct is aangesloten tussen klem 53 of 54 (analoge spanningsingang) en klem 50 (+10 V-voeding). Controleer ook of de klemschakelaar voor 53 of 54 is ingesteld voor spanning. Controleer of parameter 1-93 Thermistorbron is ingesteld op klem 53 of 54.
Controleer bij gebruik van klem 18, 19, 31, 32 of
33 (digitale ingangen) of de thermistor correct is aangesloten tussen de gebruikte digitale ingangsklem (digitale ingang, alleen PNP) en klem 50. Selecteer de te gebruiken klem in parameter 1-93 Thermistorbron.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing
Het koppel is hoger dan de waarde in
parameter 4-16 Koppelbegrenzing motormodus of parameter 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus. Parameter 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. kan worden
gebruikt om voor deze conditie een waarschuwing gevolgd door een alarm in te stellen in plaats van enkel een waarschuwing.
Probleem verhelpen
Als tijdens het aanlopen de motorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de aanlooptijd verlengen.
Als tijdens het uitlopen de generatorkoppelbe-
grenzing wordt overschreden, moet u de uitlooptijd verlengen.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 67
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Als tijdens bedrijf de koppelbegrenzing wordt
overschreden, moet u de koppelbegrenzing verhogen. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hoger koppel.
Controleer de toepassing om te bepalen of de
motor overmatig veel stroom trekt.
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom
De piekstroombegrenzing van de frequentieregelaar (ongeveer 200% van de nominale stroom) is overschreden. De waarschuwing houdt ongeveer 1,5 s aan, waarna de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld en een alarm genereert. Deze fout kan worden veroorzaakt door een schokbelasting of een snelle acceleratie bij belastingen met een hoge massatraagheid. In geval van een snelle acceleratie bij het aanlopen kan de fout ook optreden na een kinetische backup. Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd, kan een uitschakeling (trip) extern worden gereset.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding en controleer of de
88
ALARM 14, Aardfout
Er loopt een stroom van de uitgangsfase naar aarde, door de kabel tussen de frequentieregelaar en de motor of in de motor zelf. De stroomtransductoren detecteren de aardfout door de uitgangsstroom van de frequentieregelaar en de ingangsstroom vanaf de motor naar de frequentiere­gelaar te meten. De aardfout wordt gegenereerd als het verschil tussen de 2 stromen te groot is. De uitgangs­stroom vanuit de frequentieregelaar moet gelijk zijn aan de ingangsstroom.
Probleem verhelpen
motoras kan worden gedraaid.
Controleer of het vermogen van de motor
overeenkomt met dat van de frequentieregelaar.
Controleer of de motorparameters 1-20 tot 1-25
correct zijn ingesteld.
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en hef de aardfout op.
Controleer op aardfouten in de motor door de
weerstand van de motorkabels en de motor naar aarde te meten met behulp van een isolatiemeter (megger).
Reset eventuele afzonderlijke osets voor elk van
de 3 stroomtransductoren in de frequentiere­gelaar. Voer een handmatige initialisatie of een volledige AMA uit. Deze methode is vooral relevant na het verwisselen van de voedingskaart.
ALARM 15, Incompatibele hardware
Een gemonteerde optie kan niet werken met de huidige stuurkaarthardware of -software.
Noteer de waarde van onderstaande parameters en neem contact op met Danfoss.
Parameter 15-40 FC-type.
Parameter 15-41 Vermogensectie.
Parameter 15-42 Spanning.
Parameter 15-43 Softwareversie.
Parameter 15-45 Huidige typecodereeks.
Parameter 15-49 SW-id stuurkaart.
Parameter 15-50 SW-id voedingskaart.
Parameter 15-60 Optie gemonteerd.
Parameter 15-61 SW-versie optie (voor elke
optiesleuf).
ALARM 16, Kortsluiting
Er is kortsluiting in de motor of de motorkabels.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en verhelp de kortsluiting.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud van de frequentieregelaar niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Onderbreek de voeding voordat u verdergaat.
WAARSCHUWING/ALARM 17, Stuurwoordtime-out
Er is geen communicatie met de frequentieregelaar. Deze waarschuwing is alleen actief wanneer parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord NIET is ingesteld op [0] Uit. Als parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord is ingesteld op [5] Stop en uitsch., wordt er een waarschuwing gegeven. De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip) na de uitloop, waarna een alarm wordt gegenereerd.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op de kabel voor
seriële communicatie.
Verhoog parameter 8-03 Time-out-tijd stuurwoord.
Controleer de werking van de communicatieappa-
ratuur.
Controleer of een correcte EMC-installatie is
uitgevoerd.
68 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING/ALARM 20, Temp. ing. fout
De temperatuursensor is niet aangesloten.
WAARSCHUWING/ALARM 21, Parameterfout
De ingestelde waarde van de parameter valt buiten het bereik. Het parameternummer wordt weergegeven op het display.
Probleem verhelpen
Stel de betreende parameter in op een geldige
waarde.
WAARSCHUWING 22, Mechanische rem hijsen
0 = de koppelreferentie werd niet bereikt binnen de ingestelde tijd. 1 = er was geen terugkoppeling van de rem binnen de ingestelde tijd.
WAARSCHUWING 23, Fout interne ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0] Uitgesch.).
Er is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakelcommando krijgt terwijl er geen terugkop­peling van de sensor is. Dit alarm wordt ook weergegeven als er sprake is van een communicatiefout tussen de voedingskaart van de ventilator en de stuurkaart.
Controleer de alarmlog (zie hoofdstuk 3.6 Lokaal bedienings- paneel (LCP)) om de bij deze waarschuwing behorende rapportwaarde te zien.
Als de rapportwaarde 2 is, is er een hardwareprobleem met 1 van de ventilatoren. Als de rapportwaarde 12 is, is er sprake van een communicatieprobleem tussen de voedingskaart van de ventilator en de stuurkaart.
Ventilatorproblemen verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in, en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer of de ventilator correct werkt. Gebruik
parametergroep 43-** Unit Readouts (Uitlezingen eenheid) om het toerental van elke ventilator
weer te geven.
Problemen met ventilatorvoedingskaart verhelpen
Controleer de bedrading tussen de voedingskaart
van de ventilator en de stuurkaart.
De voedingskaart van de ventilator moet mogelijk
worden vervangen.
De stuurkaart moet mogelijk worden vervangen.
WAARSCHUWING 24, Fout externe ventilator
De ventilatorwaarschuwingsfunctie is een beschermings­functie die controleert of de ventilator actief/gemonteerd is. De ventilatorwaarschuwing kan worden uitgeschakeld via parameter 14-53 Ventilatorbew. ([0] Uitgesch.).
Er is een terugkoppelingssensor in de ventilator gemonteerd. Dit alarm wordt gegenereerd als de ventilator een inschakelcommando krijgt terwijl er geen terugkop­peling van de sensor is. Dit alarm wordt ook weergegeven als er sprake is van een communicatiefout tussen de voedingskaart en de stuurkaart.
Controleer de alarmlog (zie hoofdstuk 3.6 Lokaal bedienings- paneel (LCP)) om de bij deze waarschuwing behorende rapportwaarde te zien.
Als de rapportwaarde 1 is, is er een hardwareprobleem met 1 van de ventilatoren. Als de rapportwaarde 11 is, is er sprake van een communicatieprobleem tussen de voedingskaart en de stuurkaart.
Ventilatorproblemen verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in, en controleer of de ventilator heel even actief is tijdens het opstarten.
Controleer of de ventilator correct werkt. Gebruik
parametergroep 43-** Unit Readouts (Uitlezingen eenheid) om het toerental van elke ventilator
weer te geven.
Problemen met voedingskaart verhelpen
Controleer de bedrading tussen de voedingskaart
en de stuurkaart.
De voedingskaart moet mogelijk worden
vervangen.
De stuurkaart moet mogelijk worden vervangen.
WAARSCHUWING 25, Kortsluiting remweerstand
De remweerstand wordt bewaakt tijdens bedrijf. Als er kortsluiting optreedt, wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt de waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar functioneert nog steeds, maar zonder de remfunctie.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en vervang de remweerstand (zie parameter 2-15 Remtest).
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 69
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
WAARSCHUWING/ALARM 26, Begrenzing remweerstands­vermogen
Het vermogen dat naar de remweerstand wordt overge­bracht, wordt berekend als een gemiddelde waarde over de laatste 120 s van de bedrijfstijd. De berekening is gebaseerd op de DC-tussenkringspanning en de in parameter 2-16 AC-rem max. stroom ingestelde waarde van de remweerstand. De waarschuwing wordt gegenereerd wanneer het afgegeven remvermogen hoger is dan 90% van het vermogen van de remweerstand. Als [2] Uitsch. is geselecteerd in parameter 2-13 Bewaking remvermogen, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld wanneer het afgegeven remvermogen 100% bereikt.
WAARSCHUWING/ALARM 27, Remchopperfout
De remtransistor wordt bewaakt tijdens bedrijf; in geval van kortsluiting wordt de remfunctie uitgeschakeld en wordt er een waarschuwing gegenereerd. De frequentiere­gelaar blijft nog wel actief, maar door de kortsluiting van de remtransistor gaat er veel vermogen naar de remweerstand, ook als die niet actief is.
88
WAARSCHUWING
ALARM 30, Motorfase U ontbreekt
Motorfase U tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
KANS OP OVERVERHITTING
Door een stootspanning kan de remweerstand oververhit raken en mogelijk vlam vatten. Als de spanning naar de frequentieregelaar niet wordt onderbroken en de remweerstand niet wordt verwijderd, kan dat leiden tot schade aan apparatuur.
- Geen vrije luchtstroming rondom de
frequentieregelaar
- Beschadigde ventilator koellichaam
- Vuil koellichaam
Controleer de ventilatorweerstand.
Controleer de soft-chargezekeringen.
Controleer de thermische sensor van de IGBT.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap­paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en verwijder de remweerstand.
WAARSCHUWING/ALARM 28, Remtest mislukt
De remweerstand is niet aangesloten of werkt niet.
Probleem verhelpen
Controleer parameter 2-15 Remtest.
ALARM 29, Temp. koellichaam
De maximumtemperatuur van het koellichaam is overschreden. Dit alarm is gebaseerd op de temperatuur die wordt gemeten door de koellichaamsensor die in de IGBT-modules is gemonteerd. De temperatuurfout wordt pas gereset wanneer de temperatuur van het koellichaam is gezakt tot onder een vooraf ingestelde waarde. Het punt van uitschakelen (trip) en het punt van resetten zijn afhankelijk van het vermogen van de betreende frequen­tieregelaar.
Probleem verhelpen
Controleer op de volgende condities:
- Te hoge omgevingstemperatuur
- Te lange motorkabel
- Onvoldoende vrije ruimte boven en
onder de frequentieregelaar
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase U.
ALARM 31, Motorfase V ontbreekt
Motorfase V tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase V.
70 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
ALARM 32, Motorfase W ontbreekt
Motorfase W tussen de frequentieregelaar en de motor ontbreekt.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Probleem verhelpen
Onderbreek de voeding naar de frequentiere-
gelaar en controleer motorfase W.
ALARM 33, Inrush-fout
Er zijn te veel inschakelingen geweest gedurende een korte tijd.
Probleem verhelpen
Laat de eenheid afkoelen tot de bedrijfstempe-
ratuur.
Controleer op een mogelijke DC-tussenkringfout
naar aarde.
WAARSCHUWING/ALARM 34, Communicatiefout veldbus
De veldbus op de communicatieoptiekaart werkt niet.
WAARSCHUWING/ALARM 35, Optiefout
Er is een optiealarm gegenereerd. Het alarm is optiespe­ciek. De oorzaak is meestal een fout bij inschakeling of een communicatiefout.
WAARSCHUWING/ALARM 36, Netstoring
Deze waarschuwing/dit alarm is alleen actief als de netspanning naar de frequentieregelaar ontbreekt en
parameter 14-10 Netstoring niet is ingesteld op [0] Geen functie.
Controleer de zekeringen naar het frequentiere-
gelaarsysteem en de netvoeding naar de eenheid.
Controleer of de netspanning voldoet aan de
productspecicaties.
Verzeker u ervan dat de volgende condities niet
aanwezig zijn:
Alarm 307, Overmatige THD(V), alarm 321, Onbalans spanning, waarschuwing 417, Onderspanning netvoeding of waarschuwing 418, Overspanning netvoeding wordt gegenereerd als
aan een van de volgende condities wordt voldaan:
- De 3-fasespanningsmagnitude wordt lager dan 25% van de nominale netspanning.
- De spanning van een van de fasen is hoger dan 10% van de nominale netspanning.
- Het percentage van de fase- of magnitu­deonbalans is hoger dan 8%.
- De THD van de spanning is hoger dan 10%.
ALARM 37, Onbalans van de netspanning
Er is sprake van stroomonbalans tussen de vermogens­eenheden.
ALARM 38, Interne fout
Wanneer er een interne fout optreedt, wordt de foutcode uit Tabel 8.4 weergegeven.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning uit en weer in.
Controleer of de optie correct is geïnstalleerd.
Controleer op loszittende of ontbrekende kabels.
Het kan nodig zijn om contact op te nemen met de Danfoss-leverancier of de serviceafdeling. Noteer de foutcode in verband met verdere aanwijzingen voor foutopsporing.
Nummer Tekst
0 De seriële poort kan niet worden geïnitialiseerd.
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of
de serviceafdeling van Danfoss. 256-259, 266, 268 512–519 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
783 Parameterinstelling buiten min./max. begrenzingen.
1024–1284 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
1299 De optiesoftware in sleuf A is te oud. 1300 De optiesoftware in sleuf B is te oud. 1301 De optiesoftware in sleuf C0 is te oud. 1302 De optiesoftware in sleuf C1 is te oud. 1315 De optiesoftware in sleuf A wordt niet
1316 De optiesoftware in sleuf B wordt niet
1317 De optiesoftware in sleuf C0 wordt niet
1318 De optiesoftware in sleuf C1 wordt niet
1360–2819 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
De EEPROM-gegevens van de voedingskaart zijn
beschadigd of te oud. Vervang de voedingskaart.
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
ondersteund (niet toegestaan).
ondersteund (niet toegestaan).
ondersteund (niet toegestaan).
ondersteund (niet toegestaan).
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 71
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
Nummer Tekst
2561 Vervang de stuurkaart. 2820 Stack-overloop LCP. 2821 Overloop seriële poort. 2822 Overloop USB-poort.
3072–5122 De parameterwaarde valt buiten het toegestane
bereik.
5123 Optie in sleuf A: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5124 Optie in sleuf B: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5125 Optie in sleuf C0: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5126 Optie in sleuf C1: hardware incompatibel met
stuurkaarthardware.
5127 Ongeldige optiecombinatie (2 opties van hetzelfde
type gemonteerd, of encoder in E0 en resolver in E1, of iets dergelijks).
5168 Veilige stop/safe torque o is gedetecteerd op een
stuurkaart die niet is uitgerust met veilige stop/
88
5376–65535 Interne fout. Neem contact op met uw Danfoss-
Tabel 8.4 Foutcodes interne fouten
ALARM 39, Sensor koellichaam
Geen terugkoppeling van de temperatuursensor van het koellichaam.
Het signaal van de thermische sensor van de IGBT is niet beschikbaar op de voedingskaart. Het probleem kan zich bevinden op de voedingskaart, op de gatedriverkaart of in de at-cable tussen de voedingskaart en de gatedri­verkaart.
WAARSCHUWING 40, Overbelasting digitale uitgang klem 27
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 27, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-00 Dig. I/O-modus en parameter 5-01 Klem 27 modus.
WAARSCHUWING 41, Overbelasting digitale uitgang klem 29
Controleer de belasting die is aangesloten op klem 29, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-00 Dig. I/O-modus en parameter 5-02 Klem 29 modus.
WAARSCHUWING 42, Overbelasting digitale uitgang op X30/6 of X30/7
Controleer voor klem X30/6 de belasting die is aangesloten op klem X30/6, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer ook parameter 5-32 Klem X30/6 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
safe torque o.
leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
Controleer voor klem X30/7 de belasting die is aangesloten op klem X30/7, of verwijder de aansluiting die kortsluiting veroorzaakt. Controleer parameter 5-33 Klem X30/7 dig.
uitgang (MCB 101) (VLT® General Purpose I/O MCB 101).
ALARM 43, Ext. voeding
De VLT® Extended Relay Card MCB 113 is gemonteerd zonder externe 24 V DC. Sluit een externe 24 V DC­voeding aan of stel via parameter 14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC [0] Nee in dat er geen externe voeding wordt gebruikt. Na een wijziging van parameter 14-80 Optie gevoed door externe 24 V DC moet de frequentieregelaar uit- en weer ingeschakeld worden.
ALARM 45, Aardfout 2
Aardfout.
Probleem verhelpen
Controleer op een juiste aarding en loszittende
aansluitingen.
Controleer op de juiste draaddiktes.
Controleer de motorkabels op kortsluiting of
lekstromen.
ALARM 46, Voeding voedingskaart
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik. Het alarm kan ook worden veroorzaakt door een defecte koellichaamventilator.
Er zijn 3 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
24 V.
5 V.
± 18 V.
Bij gebruik van een 24 V DC-voeding via VLT® 24 V External Supply MCB 107 worden enkel de 24 V- en 5 V­voeding bewaakt. Bij gebruik van 3-fasenetspanning worden alle 3 fasen bewaakt.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer of de optiekaart defect is.
Controleer bij gebruik van een 24 V DC-voeding
op een juist voedingsvermogen.
Controleer of er sprake is van een defecte koelli-
chaamventilator.
72 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING 47, 24 V-voeding laag
De voeding van de voedingskaart valt niet binnen het bereik.
Er zijn 3 voedingen die worden gegenereerd door de schakelende voeding (SMPS – switched mode power supply) op de voedingskaart:
24 V.
5 V.
± 18 V.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingskaart defect is.
WAARSCHUWING 48, 1,8 V-voeding laag
De 1,8 V DC-voeding die op de stuurkaart wordt gebruikt, valt buiten de toegestane begrenzingen. De voeding wordt gemeten op de stuurkaart.
Probleem verhelpen
Controleer of de stuurkaart defect is.
Controleer op overspanning wanneer er een
optiekaart aanwezig is.
WAARSCHUWING 49, Snelheidsbegrenzing
Als het toerental buiten het in parameter 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] en parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] ingestelde bereik valt, geeft de frequentieregelaar
een waarschuwing weer. Als het toerental lager is dan de in parameter 1-86 Uitsch lg snelh [tpm] ingestelde begrenzing (behalve tijdens het starten of stoppen) wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld.
ALARM 50, AMA kalibratie mislukt
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier of de serviceafdeling van Danfoss.
ALARM 51, AMA controleer U
De instellingen voor motorspanning, motorstroom en motorvermogen zijn verkeerd.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen van parameter 1-20 tot
1-25.
ALARM 52, AMA lage I
De motorstroom is te laag.
Probleem verhelpen
Controleer de instellingen in
parameter 1-24 Motorstroom.
ALARM 53, AMA motor te groot
De motor is te groot om een AMA te kunnen uitvoeren.
ALARM 54, AMA motor te klein
De motor is te klein om een AMA te kunnen uitvoeren.
ALARM 55, AMA parameter buiten bereik
Er kan geen AMA worden uitgevoerd, omdat de parameter­instellingen voor de motor buiten het toegestane bereik vallen.
nom
nom
en I
nom
ALARM 56, AMA onderbroken door gebruiker
De AMA is onderbroken door de gebruiker.
ALARM 57, AMA interne fout
Probeer AMA opnieuw te starten. Bij herhaaldelijk herstarten kan de motor oververhit raken.
ALARM 58, AMA interne fout
Neem contact op met de Danfoss-leverancier.
WAARSCHUWING 59, Stroomgrens
De stroom is hoger dan de waarde in parameter 4-18 Stroombegr. Controleer of de motorge­gevens in parameter 1-20 tot 1-25 correct zijn ingesteld. Verhoog zo nodig de stroomgrens. Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere limiet.
WAARSCHUWING 60, Ext. vergrendeling
Een digitaal ingangssignaal geeft een foutconditie buiten de frequentieregelaar aan. De frequentieregelaar is uitgeschakeld door een externe vergrendeling. Hef de externefoutconditie op. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet 24 V DC worden geschakeld op de klem die is geprogrammeerd voor externe vergrendeling. Vervolgens moet er een resetsignaal worden verstuurd.
WAARSCHUWING 61, Volgfout
Het door het terugkoppelingsapparaat gemeten toerental wijkt af van het berekende motortoerental. De functie Waarschuwing/Alarm/Uitschakelen is in te stellen in parameter 4-30 Motorterugkoppelingsverliesfunctie. De toegestane fout is in te stellen in parameter 4-31 Motorte- rugkoppelingssnelh. fout. De toegestane fouttijd is in te stellen in parameter 4-32 Motorterugkoppelingsverliestime- out. Deze functie kan nuttig zijn tijdens de inbedrijfstellingsprocedure.
WAARSCHUWING 62, Uitgangsfrequentie op maximale begrenzing
Als de uitgangsfrequentie de in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. ingestelde waarde bereikt, genereert de
frequentieregelaar een waarschuwing. De waarschuwing verdwijnt wanneer de uitgangsfrequentie tot onder de maximale waarde daalt. Als de frequentieregelaar niet in staat is om de frequentie te beperken, wordt de frequen­tieregelaar uitgeschakeld en genereert hij een alarm. Dat laatste kan zich voordoen in de uxmodus, als de frequen­tieregelaar de controle over de motor verliest.
Probleem verhelpen
Controleer de toepassing op mogelijke oorzaken.
Verhoog de maximale uitgangsfrequentie.
Verzeker u ervan dat het systeem veilig kan werken bij een hogere uitgangsfrequentie.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 73
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
ALARM 63, Mechanische rem laag
De huidige motorstroom heeft het niveau van de remvrij­gavestroom niet overschreden binnen de ingestelde tijd voor de startvertraging.
WAARSCHUWING 64, Spanningslimiet
De combinatie van belasting en toerental vereist een motorspanning die hoger is dan de feitelijke DC-tussen­kringspanning.
WAARSCHUWING/ALARM 65, Overtemperatuur stuurkaart
De uitschakeltemperatuur voor de stuurkaart is 85 °C (185 °F).
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de stuurkaart.
WAARSCHUWING 66, Temperatuur koellichaam laag
88
De frequentieregelaar is te koud om te werken. Deze waarschuwing is gebaseerd op de temperatuursensor in de IGBT-module. Verhoog de omgevingstemperatuur van de eenheid. Het is ook mogelijk om altijd wanneer de motor is stopgezet een minieme hoeveelheid stroom naar de frequentieregelaar toe te voeren door parameter 2-00 DC-
houd/voorverw.stroom in te stellen op 5% en door parameter 1-80 Functie bij stop in te stellen.
ALARM 67, Conguratie optiemodule is gewijzigd
Een of meer opties zijn toegevoegd of verwijderd sinds de laatste uitschakeling. Controleer of de conguratiewijziging bewust is aangebracht en reset de eenheid.
ALARM 68, Veilige stop actief
Safe Torque O (STO) is geactiveerd. Om terug te keren naar normaal bedrijf moet u 24 V DC schakelen op klem 37 en vervolgens een resetsignaal versturen (via bus of digitale I/O, of door op [Reset] te drukken).
ALARM 69, Temperatuur voedingskaart
De temperatuursensor op de voedingskaart is te warm of te koud.
Probleem verhelpen
Controleer of de omgevingstemperatuur binnen
de limieten valt.
Controleer op verstopte lters.
Controleer de werking van de ventilator.
Controleer de voedingskaart.
ALARM 70, Ongeldige FC-conguratie
De stuurkaart en de voedingskaart zijn incompatibel met elkaar. Neem contact op met uw Danfoss-leverancier. Vermeld hierbij de typecode van de eenheid die op het typeplaatje staat, en de onderdeelnummers van de kaarten, om de compatibiliteit te controleren.
WAARSCHUWING/ALARM 71, Veilige stop PTC 1
Safe Torque O (STO) is geactiveerd vanuit de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 omdat de motor te warm is. Nadat de motor is afgekoeld en de digitale ingang van de MCB 112 is uitgeschakeld, kan het normale bedrijf worden hervat wanneer de MCB 112 weer 24 V DC schakelt op klem 37. Als de motor gereed is voor normaal bedrijf, moet er een resetsignaal worden verstuurd (via seriële communicatie, digitale I/O, of door op [Reset] op het LCP te drukken). Als er een automatische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout wordt opgeheven.
ALARM 72, Gevaarlijke storing
Safe Torque O (STO) met uitschakeling met blokkering. Onverwachte signaalniveaus op Safe Torque
ingang vanuit de VLT® PTC Thermistor Card MCB 112.
WAARSCHUWING 73, Automatische herstart Veilige stop
Safe Torque O (STO) is geactiveerd. Als er een automa­tische herstart is ingeschakeld, kan de motor starten zodra de fout wordt opgeheven.
ALARM 74, PTC-thermistor
Alarm in verband met de VLT® PTC Thermistor Card MCB
112. De PTC werkt niet.
ALARM 75, Ongeldig proel
Schrijf geen waarde naar deze parameter terwijl de motor loopt. Stop de motor voordat u het MCO-proel naar parameter 8-10 Stuurwoordproel schrijft.
WAARSCHUWING 76, Setup vermogenseenheid
Het aantal vereiste vermogenseenheden komt niet overeen met het gedetecteerde aantal actieve vermogenseenheden. Bij het vervangen van een F-behuizingsmodule wordt deze waarschuwing gegenereerd als de vermogensspecieke gegevens in de voedingskaart van de module niet overeenkomen met die van de rest van de frequentiere­gelaar. De waarschuwing wordt ook gegenereerd als de verbinding met de voedingskaart wordt verbroken.
Probleem verhelpen
Controleer of het reserveonderdeel en de
bijbehorende voedingskaart het juiste onderdeel­nummer hebben.
Controleer of de 44-pins kabels tussen de MDCIC
en de voedingskaarten correct gemonteerd zijn.
O en digitale
74 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING 77, Modus laag vermogen
Deze waarschuwing geeft aan dat de frequentieregelaar met laag vermogen werkt (d.w.z. met minder dan het aantal toegestane omvormersecties). Deze waarschuwing wordt gegenereerd bij het uit- en weer inschakelen wanneer de frequentieregelaar is ingesteld om te werken met minder omvormers; de frequentieregelaar blijft werken.
ALARM 78, Volgfout
Het verschil tussen de setpointwaarde en de feitelijke waarde is groter dan de waarde in parameter 4-35 Volgfout.
Probleem verhelpen
Schakel de functie uit of selecteer een alarm/
waarschuwing in parameter 4-34 Volgfoutfunctie.
Onderzoek de mechanische aspecten ten aanzien
van de belasting en de motor. Controleer de terugkoppelingsaansluitingen vanaf de motorencoder naar de frequentieregelaar.
Selecteer de motorterugkoppelingsfunctie in
parameter 4-30 Motorterugkoppelingsverliesfunctie.
Stel het volgfoutbereik in via
parameter 4-35 Volgfout en parameter 4-37 Volgfout aan/uitloop.
ALARM 79, Ongeldige conguratie vermogensdeel
De schalingskaart heeft een onjuist onderdeelnummer of is niet geïnstalleerd. Ook kon de MK102-connector op de voedingskaart niet worden geïnstalleerd.
ALARM 80, Frequentieregelaar ingesteld op standaard­waarde
De parameterinstellingen zijn na een handmatige reset ingesteld op de standaardwaarden. Reset de eenheid om het alarm op te heen.
ALARM 81, CSIV corrupt
Het CSIV-bestand bevat syntaxfouten.
ALARM 82, CSIV-parameterfout
CSIV heeft een parameter niet kunnen initialiseren.
ALARM 83, Ongeldige optiecombinatie
De geïnstalleerde opties zijn incompatibel.
ALARM 84, Geen veiligheidsoptie
De veiligheidsoptie werd verwijderd zonder dat er een algemene reset werd uitgevoerd. Sluit de veiligheidsoptie opnieuw aan.
ALARM 85, Gev. fout PB
Fout van PROFIBUS/PROFIsafe.
ALARM 88, Optiedetectie
Er is een wijziging in de optie-indeling geconstateerd.
Parameter 14-89 Option Detection is ingesteld op [0] Protect Option Cong. (Optieconguratie beschermen) en de optie-
indeling is gewijzigd.
Om de wijziging toe te passen, moet de
mogelijkheid tot het wijzigen van de optie­indeling worden ingeschakeld in parameter 14-89 Option Detection.
Een andere mogelijkheid is om de juiste
optieconguratie te herstellen.
WAARSCHUWING 89, Mechanische rem schuift
De bewaking van de mechanische rem voor hijstoepas­singen detecteert een motortoerental van meer dan 10 tpm.
ALARM 90, Bewaking terugkoppeling
Controleer de verbinding met de encoder-/resolveroptie en vervang zo nodig de VLT® Encoder Input MCB 102 of de VLT® Resolver Input MCB 103.
ALARM 91, Analoge ingang 54 verkeerd ingesteld
Stel schakelaar S202 in op de stand UIT (spanningsingang) wanneer een KTY-sensor is aangesloten op analoge­ingangsklem 54.
WAARSCHUWING 98, Klokfout
De tijd is niet ingesteld of de realtimeklok werkt niet.
Probleem verhelpen
Reset de klok via parameter 0-70 Datum en tijd.
ALARM 99, Rotor geblokkeerd
De rotor is geblokkeerd.
WAARSCHUWING/ALARM 104, Mengventilatorfout
De ventilator werkt niet. De ventilatorbewaking controleert of de ventilator draait bij inschakeling of terwijl de mengventilator is ingeschakeld. In parameter 14-53 Ventila- torbew. kunt u instellen of bij het optreden van de mengventilatorfout een waarschuwing of een alarm (uitschakeling) moet worden gegenereerd.
Probleem verhelpen
Schakel de spanning naar de frequentieregelaar
uit en weer in om na te gaan of de waarschuwing/het alarm zich opnieuw voordoet.
WAARSCHUWING/ALARM 122, Motordraaiing onverwacht
De frequentieregelaar voert een functie uit waarbij stilstand van de motor vereist is, bijvoorbeeld DC-houd voor PM-motoren.
WAARSCHUWING 163, ATEX ETR str.lim.waarsch
De frequentieregelaar heeft langer dan 50 s boven de karakteristieke curve gewerkt. De waarschuwing wordt geactiveerd bij 83% van de toegestane thermische overbe­lasting en gedeactiveerd bij 65%.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 75
Onderhoud, diagnose en prob...
VLT® Refrigeration Drive FC 103
ALARM 164, ATEX ETR str.lim.alarm
Als de frequentieregelaar binnen een periode van 600 s langer dan 60 s boven de karakteristieke curve werkt, wordt er een alarm gegenereerd en wordt de frequentiere­gelaar uitgeschakeld (trip).
WAARSCHUWING 165, ATEX ETR freq.lim.waarsch
De frequentieregelaar werkt langer dan 50 s onder de toegestane minimumfrequentie (parameter 1-98 ATEX ETR interpol. points freq.).
ALARM 166, ATEX ETR freq.lim.alarm
De frequentieregelaar werkt langer dan 60 s (binnen een periode van 600 s) onder de toegestane minimumfre­quentie (parameter 1-98 ATEX ETR interpol. points freq.).
ALARM 244, Temperatuur koellichaam
De maximumtemperatuur van het koellichaam is overschreden. De temperatuurfout wordt pas gereset wanneer de temperatuur van het koellichaam is gedaald tot onder een vooraf ingestelde waarde. Het punt van uitschakelen (trip) en het punt van resetten zijn afhankelijk van het vermogen van de betreende frequentieregelaar.
88
Dit alarm is vergelijkbaar met alarm 29, Temp. koellich.
Probleem verhelpen
Controleer op de volgende condities:
Te hoge omgevingstemperatuur
Te lange motorkabels
Onvoldoende vrije ruimte boven en onder de
frequentieregelaar
Geen vrije luchtstroming rondom de eenheid
Beschadigde ventilator koellichaam
Vuil koellichaam
WAARSCHUWING 251, Nieuwe typecode
De voedingskaart of andere componenten is/zijn vervangen en de typecode is gewijzigd.
ALARM 421, Temperatuurfout
Een door de ingebouwde temperatuursensor veroorzaakte fout is gedetecteerd op de voedingskaart van de ventilator.
Probleem verhelpen
Controleer de bedrading.
Controleer de sensor.
Vervang de voedingskaart van de ventilator.
ALARM 423, FPC bijwerken
Dit alarm wordt gegenereerd als de voedingskaart van de ventilator een ongeldige PUD heeft gemeld. De stuurkaart probeert de PUD bij te werken. Afhankelijk van de update kan er nog een alarm worden gegenereerd. Zie A424 en A425.
ALARM 424, FPC-update voltooid
Dit alarm wordt gegenereerd als de stuurkaart de PUD van de voedingskaart van de ventilator met succes heeft bijgewerkt. De frequentieregelaar moet worden gereset om het alarm op te heen.
ALARM 425, FPC update mislukt
Dit alarm wordt gegenereerd als de stuurkaart de PUD van de voedingskaart van de ventilator niet heeft kunnen bijwerken.
Probleem verhelpen
Controleer de bedrading van voedingskaart van
de ventilator.
Vervang de voedingskaart van de ventilator.
Neem contact op met de leverancier.
ALARM 426, FPC-cong.
Het aantal gevonden ventilatorvoedingskaarten komt niet overeen met het aantal gecongureerde ventilatorvoe­dingskaarten. Zie parametergroep 15-6* Optie-ident. voor het aantal gecongureerde ventilatorvoedingskaarten.
Probleem verhelpen
Controleer de bedrading van de voedingskaart
van de ventilator.
Vervang de voedingskaart van de ventilator.
ALARM 427, FPC-voeding
Er is een voedingsspanningsfout (5 V, 24 V of 48 V) op de ventilatorvoedingskaart gedetecteerd.
Probleem verhelpen
Controleer de bedrading van voedingskaart van
de ventilator.
Vervang de voedingskaart van de ventilator.
76 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
8.6 Probleem verhelpen
Symptoom Mogelijke oorzaak Test Oplossing
Display donker/Geen functie
Intermit­terend display
Motor loopt niet
Geen ingangsvermogen aanwezig. Ontbrekende of open zekeringen. Geen spanning naar het LCP. Controleer de LCP-kabel op onjuiste
Kortsluiting stuurspanning (klem 12 of 50) of kortsluiting stuurklemmen. Incompatibel LCP (LCP van VLT® 2800 of 5000/6000/8000/FCD of FCM). Verkeerde contrastinstelling.
Display (LCP) is defect. Test met behulp van een ander LCP. Vervang het defecte LCP of de defecte
Fout interne voeding of SMPS is defect. Overbelaste voeding (SMPS) vanwege verkeerd aangesloten stuurkabels of een fout in de frequentieregelaar.
Serviceschakelaar open of ontbrekende motoraansluiting.
Geen netvoeding met 24 V DC­optiekaart.
Stop via LCP. Controleer of [O] werd ingedrukt. Druk op [Auto On] of [Hand On]
Ontbrekend startsignaal (stand­by).
Motorvrijloopsignaal actief (motor loopt vrij).
Verkeerde bron voor referentie­signaal.
Zie Tabel 5.5. Controleer de bron voor het ingangs-
vermogen. Zie Open voedingszekeringen in deze tabel voor mogelijke oorzaken.
aansluiting of eventuele beschadiging. Controleer de 24 V-voeding voor de stuurspanning naar klem 12/13 tot 20-39 V of de 10 V-voeding voor klem 50 tot 55.
Gebruik uitsluitend LCP 101 (onderdeelnr.
Neem contact op met de leverancier.
Om te controleren of het probleem wordt veroorzaakt door de stuurkabels, moet u die allemaal loskoppelen door de aansluit­klemmen te verwijderen.
Controleer of de motor is aangesloten en de aansluiting niet wordt onderbroken door een serviceschakelaar of andere voorziening. Als het display werkt maar geen gegevens toont, moet u controleren of de netvoeding naar de frequentieregelaar is ingeschakeld.
Controleer of parameter 5-10 Klem 18 digitale ingang correct is ingesteld voor klem 18. Gebruik de standaardinstelling. Controleer of parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang voor klem 27 correct is ingesteld (gebruik standaardinstelling). Controleer het referentiesignaal:
Lokaal.
Extern, of busreferentie?
Digitale referentie actief?
Klemaansluiting correct?
Schaling van klemmen correct?
Referentiesignaal beschikbaar?
Volg de vermelde aanbevelingen op.
Vervang het defecte LCP of de defecte
aansluitkabel.
Zorg voor een juiste bedrading van de
klemmen.
130B1124) of LCP 102 (onderdeelnr.
130B1107).
Druk op [Status] + [▲]/[▼] om het
contrast aan te passen.
aansluitkabel.
Als het display verlicht blijft, ligt het
probleem bij de stuurkabels. Controleer
de bedrading op kortsluiting of verkeerde
aansluitingen. Als het display nog steeds
uitvalt, moet u de procedure voor Display
donker/Geen functie uitvoeren.
Sluit de motor aan en controleer de
serviceschakelaar.
Schakel de netspanning in.
(afhankelijk van de bedieningsmodus).
Geef een geldig startsignaal.
Schakel 24 V op klem 27 of stel de klem
in voor [0] Niet in bedrijf.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer parameter 3-13 Referentieplaats.
Programmeer de actieve digitale
referentie in parametergroep 3-1*
Referenties. Controleer op een juiste
bedrading. Controleer de schaling van de
klemmen. Controleer het referentiesignaal.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 77
Onderhoud, diagnose en prob...
Symptoom Mogelijke oorzaak Test Oplossing
Motor draait in verkeerde richting
De motor bereikt het maximale toerental niet
Motortoe­rental instabiel
Motor draait
88
ongelijkmatig
Motor remt niet
Open voedingszeke­ringen
Onbalans van de netstroom groter dan 3%
Onbalans van de motorstroom groter dan 3%
Draaibegrenzing motor. Controleer of parameter 4-10 Draairichting
Omkeersignaal actief. Controleer of er een omkeercommando voor
Aansluiting motorfase verkeerd. Zie hoofdstuk 6.5.1 Waarschuwing – motor
Frequentielimieten verkeerd ingesteld.
Referentiesignaal niet correct geschaald.
Parameterinstellingen mogelijk verkeerd.
Mogelijke overmagnetisering. Controleer de motorinstellingen in alle
Remparameters mogelijk verkeerd ingesteld. Uitloop­tijden zijn mogelijk te kort. Fase naar fase kortgesloten. De motor of het paneel heeft een kortge-
Overbelasting motor. De motor is overbelast voor de toepassing. Voer een opstarttest uit en controleer of
Losse aansluitingen. Voer een prestartcontrole uit om losse
Netvoedingsprobleem (zie beschrijving bij alarm 4, Voedingsfaseverlies).
Probleem met de frequentiere­gelaar.
Probleem met de motor of de motorbedrading.
Probleem met de frequentiere­gelaar.
VLT® Refrigeration Drive FC 103
motor correct is geprogrammeerd.
de klem is geprogrammeerd via parame-
tergroep 5-1* Digitale ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
parameter 4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM], parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Controleer de schaling van het referentie­signaal in parametergroep 6-0* Anal. I/O- modus en parametergroep 3-1* Referenties. Controleer de instellingen van alle motorpara­meters, inclusief alle motorcompensatie­instellingen. Bij een regeling met terugkoppeling: controleer de PID-instel­lingen.
motorparameters.
Controleer de remparameters. Controleer de aan-/uitlooptijdinstellingen.
sloten fase naar fase. Controleer de motor en het paneel op kortsluiting tussen twee fasen.
aansluitingen op te sporen. Schuif de ingaande voedingsdraden naar de frequentieregelaar 1 positie op: A naar B, B naar C, C naar A.
Schuif de ingaande voedingskabels naar de frequentieregelaar 1 positie op: A naar B, B naar C, C naar A.
Schuif de uitgaande motorkabels 1 positie op: U naar V, V naar W, W naar U.
Schuif de uitgaande motorkabels 1 positie op: U naar V, V naar W, W naar U.
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
start.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in parame-
tergroep 1-6* Bel. afhank. inst. Bij een
regeling met terugkoppeling: controleer
de instellingen in parametergroep 20-0*
Terugkoppeling.
Controleer de motorinstellingen in
parametergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav.
Motordata en 1-5* Bel. onafh. inst.
Controleer parametergroep 2-0* DC-rem en
3-0* Ref. begrenz.
Hef eventuele kortsluitingen op.
de motorstroom voldoet aan de speci-
caties. Als de motorstroom hoger is dan
de op het motortypeplaatje vermelde
vollaststroom, moet de belasting op de
motor worden verlaagd. Raadpleeg de
specicaties voor de toepassing.
Zet losse aansluitingen vast.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
draad mee verschuift, is er sprake van een
voedingsprobleem. Controleer de
netvoeding.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde ingangsklem bevindt,
is er een probleem met de frequentiere-
gelaar. Neem contact op met de
leverancier.
Als de niet-gebalanceerde zijde met de
draad mee verschuift, is er een probleem
met de motor of de motorbedrading.
Controleer de motor en de motorbe-
drading.
Als de niet-gebalanceerde zijde zich nog
steeds op dezelfde uitgangsklem bevindt,
is er een probleem met de eenheid.
Neem contact op met de leverancier.
78 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Onderhoud, diagnose en prob... Bedieningshandleiding
Symptoom Mogelijke oorzaak Test Oplossing
Problemen met acceleratie frequentiere­gelaar
Problemen met deceleratie frequentiere­gelaar
Tabel 8.5 Probleem verhelpen
De motorgegevens zijn niet correct ingevoerd.
De motorgegevens zijn niet correct ingevoerd.
Raadpleeg hoofdstuk 8.5 Lijst met waarschu- wingen en alarmen wanneer er waarschuwingen of alarmen worden gegenereerd. Controleer of de motorgegevens correct zijn ingevoerd.
Raadpleeg hoofdstuk 8.5 Lijst met waarschu- wingen en alarmen wanneer er waarschuwingen of alarmen worden gegenereerd. Controleer of de motorgegevens correct zijn ingevoerd.
Verhoog de aanlooptijd in
parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd.
Verhoog de stroomgrens in
parameter 4-18 Stroombegr.. Verhoog de
koppelbegrenzing in
parameter 4-16 Koppelbegrenzing
motormodus.
Verhoog de uitlooptijd in
parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd. Schakel
de overspanningsbeveiliging in via
parameter 2-17 Overspanningsreg.
8 8
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 79
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
9 Specicaties
9.1 Elektrische gegevens
9.1.1 Netvoeding 3 x 380-480 V AC
N355 N400 N450
Normale overbelasting NO NO NO
(Normale overbelasting = 110% stroom gedurende 60 s) Typisch asvermogen bij 400 V [kW] 355 400 450 Typisch asvermogen bij 460 V [pk] 500 600 600 Typisch asvermogen bij 480 V [kW] 400 500 530
Behuizingsgrootte E1h/E3h E1h/E3h E1h/E3h Uitgangsstroom (3-fase)
Continu (bij 400 V) [A] 658 745 800 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 400 V) [A] Continu (bij 460/480 V) [A] 590 678 730 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 460/480 V) [A] Continu kVA (bij 400 V) [kVA] 456 516 554 Continu kVA (bij 460 V) [kVA] 470 540 582
99
Continu kVA (bij 480 V) [kVA] 511 587 632
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 400 V) [A] 634 718 771 Continu (bij 460/480 V) [A] 569 653 704
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E1h)
- Netvoeding en motor zonder rem [mm² (AWG)]
- Netvoeding en motor met rem [mm² (AWG)]
- Rem of regeneratie [mm² (AWG)
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E3h)
- Netvoeding en motor [mm² (AWG)]
- Rem [mm² (AWG)]
- Loadsharing of regeneratie [mm² (AWG)
Maximumgrootte externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 400 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 460 V [W]
Rendement Uitgangsfrequentie 0-590 Hz 0-590 Hz 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur stuurkaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart ventilator [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur actieve inrush-kaart [°C (°F)]
1)
4)
1)
1)
3,4)
3,4)
1)
1)
1)
2)
5 x 240 (5 x 500 mcm)
4 x 240 (4 x 500 mcm)
2 x 185 (2 x 350 mcm)
6 x 240 (6 x 500 mcm)
2 x 185 (2 x 350 mcm)
4 x 185 (4 x 350 mcm)
724 820 880
649 746 803
5 x 240 (5 x 500
mcm)
4 x 240 (4 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
6 x 240 (6 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
4 x 185 (4 x 350
mcm)
800 800 800
6928 8036 8783
5910 6933 7969
0,98 0,98 0,98
110 (230) 110 (230) 110 (230)
80 (176) 80 (176) 80 (176) 85 (185) 85 (185) 85 (185)
85 (185) 85 (185) 85 (185)
85 (185) 85 (185) 85 (185)
5 x 240 (5 x 500
mcm)
4 x 240 (4 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
6 x 240 (6 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
4 x 185 (4 x 350
mcm)
Tabel 9.1 Technische specicaties, netvoeding 3 x 380-480 V AC
80 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Specicaties Bedieningshandleiding
N500 N560
Normale overbelasting NO NO
(Normale overbelasting = 110% stroom gedurende 60 s) Typisch asvermogen bij 400 V [kW] 500 560 Typisch asvermogen bij 460 V [pk] 650 750 Typisch asvermogen bij 480 V [kW] 560 630
Behuizingsgrootte E2h/E4h E2h/E4h Uitgangsstroom (3-fase)
Continu (bij 400 V) [A] 880 990 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 400 V) [A] Continu (bij 460/480 V) [A] 780 890 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 460/480 V) [A] Continu kVA (bij 400 V) [kVA] 610 686 Continu kVA (bij 460 V) [kVA] 621 709 Continu kVA (bij 480 V) [kVA] 675 771
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 400 V) [A] 848 954 Continu (bij 460/480 V) [A] 752 848
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E2h)
- Netvoeding en motor zonder rem [mm² (AWG)]
- Netvoeding en motor met rem [mm² (AWG)]
- Rem of regeneratie [mm² (AWG)
1)
1)
1)
6 x 240 (6 x 500 mcm) 6 x 240 (6 x 500 mcm)
5 x 240 (5 x 500 mcm) 5 x 240 (5 x 500 mcm)
2 x 185 (2 x 350 mcm) 2 x 185 (2 x 350 mcm)
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E4h)
- Netvoeding en motor [mm² (AWG)]
- Rem [mm² (AWG)]
1)
- Loadsharing of regeneratie [mm² (AWG)
1)
1)
Maximumgrootte externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 400 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 460 V [W]
Rendement
4)
3,4)
3,4)
2)
6 x 240 (6 x 500 mcm) 6 x 240 (6 x 500 mcm)
2 x 185 (2 x 350 mcm) 2 x 185 (2 x 350 mcm)
4 x 185 (4 x 350 mcm) 4 x 185 (4 x 350 mcm)
Uitgangsfrequentie 0-590 Hz 0-590 Hz Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur stuurkaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart ventilator [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur actieve inrush-kaart [°C (°F)]
968 1089
858 979
1200 1200
9473 11102
7809 9236
0,98 0,98
110 (230) 100 (212)
80 (176) 80 (176) 85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185)
9 9
Tabel 9.2 Technische specicaties, netvoeding 3 x 380-480 V AC
1) American Wire Gauge (Amerikaanse kabeldiktemaat).
2) Zie hoofdstuk 9.7 Zekeringen voor de zekeringgroottes.
3) Het typische vermogensverlies treedt op bij normale condities en ligt gewoonlijk tussen ± 15% (tolerantie hangt af van variaties in spanning en
kabelcondities). Deze waarden zijn gebaseerd op een typisch motorrendement (grenslijn IE2/IE3). Motoren met lager rendement vergroten het
vermogensverlies in de frequentieregelaar. Geldt voor dimensionering van de koeling van de frequentieregelaar. Als de schakelfrequentie hoger is
dan de standaardinstelling, kunnen de vermogensverliezen toenemen. Hierbij is rekening gehouden met het typische energieverbruik van de
stuurkaart en het LCP. Gegevens over vermogensverliezen volgens EN 50598-2 vindt u op drives.danfoss.com/knowledge-center/energy-eciency-
directive/#/. Opties en werktuigbelasting kunnen de verliezen met nog eens 30 W verhogen, hoewel dit gewoonlijk slechts 4 W extra is voor een
volledig belaste stuurkaart en voor elk van de opties voor sleuf A of B.
4) Gemeten met een afgeschermde motorkabel van 5 m (16,4 ft) bij een nominale belasting en een nominale frequentie. Rendement gemeten bij
nominale stroom. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities voor energierendementsklassen.. Informatie over verliezen bij gedeeltelijke belastingen
vindt u op drives.danfoss.com/knowledge-center/energy-eciency-directive/#/.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 81
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
9.1.2 Netvoeding 3 x 525-690 V AC
N450 N500 N560 N630
Normale overbelasting NO NO NO NO
(Normale overbelasting = 110% stroom gedurende 60 s) Typisch asvermogen bij 550 V [kW] 355 400 450 500 Typisch asvermogen bij 575 V [pk] 450 500 600 650 Typisch asvermogen bij 690 V [kW] 450 500 560 630
Behuizingsgrootte E1h/E3h E1h/E3h E1h/E3h E1h/E3h Uitgangsstroom (3-fase)
Continu (bij 550 V) [A] 470 523 596 630 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V) [A] 517 575 656 693 Continu (bij 575/690 V) [A] 450 500 570 630 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690 V) [A] 495 550 627 693 Continu kVA (bij 550 V) [kVA] 448 498 568 600 Continu kVA (bij 575 V) [kVA] 448 498 568 627 Continu kVA (bij 690 V) [kVA] 538 598 681 753
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] 453 504 574 607 Continu (bij 575 V) [A] 434 482 549 607 Continu bij 690 V [A] 434 482 549 607
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E1h)
- Netvoeding en motor zonder rem [mm² (AWG)]
1)
99
- Netvoeding en motor met rem [mm² (AWG)]
- Rem of regeneratie [mm² (AWG)
1)
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E3h)
- Netvoeding en motor [mm² (AWG)]
- Rem [mm² (AWG)]
1)
1)
- Loadsharing of regeneratie [mm² (AWG)
Maximumgrootte externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W]
Rendement
4)
Uitgangsfrequentie [Hz] 0–590 0–590 0–590 0–590 Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur stuurkaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart ventilator [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur actieve inrush­kaart [°C (°F)]
1)
1)
2)
3,4)
3,4)
5 x 240 (5 x 500
mcm)
4 x 240 (4 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
6 x 240 (6 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
4 x 185 (4 x 350
mcm)
5 x 240 (5 x 500
mcm)
4 x 240 (4 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
6 x 240 (6 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
4 x 185 (4 x 350
mcm)
5 x 240 (5 x 500
mcm)
4 x 240 (4 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
6 x 240 (6 x 500
mcm)
2 x 185 (2 x 350
mcm)
4 x 185 (4 x 350
mcm)
6 x 240 (6 x 500
5 x 240 (5 x 500
2 x 185 (2 x 350
6 x 240 (6 x 500
2 x 185 (2 x 350
4 x 185 (4 x 350
800 800 800 800
6062 6879 8076 9208
5939 6715 7852 8921
0,98 0,98 0,98 0,98
110 (230) 110 (230) 110 (230) 110 (230)
80 (176) 80 (176) 80 (176) 80 (176)
85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185)
85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185)
85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185)
mcm)
mcm)
mcm)
mcm)
mcm)
mcm)
Tabel 9.3 Technische specicaties, netvoeding 3 x 525-690 V AC
82 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Specicaties Bedieningshandleiding
N710 N800
Normale overbelasting NO NO
(Normale overbelasting = 110% stroom gedurende 60 s) Typisch asvermogen bij 550 V [kW] 560 670 Typisch asvermogen bij 575 V [pk] 750 950 Typisch asvermogen bij 690 V [kW] 710 800
Behuizingsgrootte E2h/E4h E2h/E4h Uitgangsstroom (3-fase)
Continu (bij 550 V) [A] 763 889 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 550 V) [A] 839 978 Continu (bij 575/690 V) [A] 730 850 Intermitterend (60 s overbelasting) (bij 575/690 V) [A] 803 935 Continu kVA (bij 550 V) [kVA] 727 847 Continu kVA (bij 575 V) [kVA] 727 847 Continu kVA (bij 690 V) [kVA] 872 1016
Maximale ingangsstroom
Continu (bij 550 V) [A] 735 857 Continu (bij 575 V) [A] 704 819 Continu bij 690 V [A] 704 819
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E2h)
- Netvoeding en motor zonder rem [mm² (AWG)]
- Netvoeding en motor met rem [mm² (AWG)]
- Rem of regeneratie [mm² (AWG)
1)
1)
1)
Maximaal aantal kabels per fase en kabelgrootte (E4h)
- Netvoeding en motor [mm² (AWG)]
- Rem [mm² (AWG)]
1)
- Loadsharing of regeneratie [mm² (AWG)
Maximumgrootte externe netzekeringen [A]
Geschat vermogensverlies bij 600 V [W]
Geschat vermogensverlies bij 690 V [W]
Rendement
4)
1)
1)
2)
3,4)
3,4)
Uitgangsfrequentie [Hz] 0–590 0–590 Uitschakeling wegens overtemperatuur koellichaam [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur stuurkaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur voedingskaart ventilator [°C (°F)] Uitschakeling wegens overtemperatuur actieve inrush-kaart [°C (°F)]
6 x 240 (6 x 500 mcm) 6 x 240 (6 x 500 mcm)
5 x 240 (5 x 500 mcm) 5 x 240 (5 x 500 mcm)
2 x 185 (2 x 350 mcm) 2 x 185 (2 x 350 mcm)
6 x 240 (6 x 500 mcm) 6 x 240 (6 x 500 mcm)
2 x 185 (2 x 350 mcm) 2 x 185 (2 x 350 mcm)
4 x 185 (4 x 350 mcm) 4 x 185 (4 x 350 mcm)
1200 1200
10346 12723
10066 12321
0,98 0,98
110 (230) 110 (230)
80 (176) 80 (176) 85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185) 85 (185)
9 9
Tabel 9.4 Technische specicaties, netvoeding 3 x 525-690 V AC
1) American Wire Gauge (Amerikaanse kabeldiktemaat).
2) Zie hoofdstuk 9.7 Zekeringen voor de zekeringgroottes.
3) Het typische vermogensverlies treedt op bij normale condities en ligt gewoonlijk tussen ± 15% (tolerantie hangt af van variaties in spanning en
kabelcondities). Deze waarden zijn gebaseerd op een typisch motorrendement (grenslijn IE2/IE3). Motoren met lager rendement vergroten het
vermogensverlies in de frequentieregelaar. Geldt voor dimensionering van de koeling van de frequentieregelaar. Als de schakelfrequentie hoger is
dan de standaardinstelling, kunnen de vermogensverliezen toenemen. Hierbij is rekening gehouden met het typische energieverbruik van de
stuurkaart en het LCP. Gegevens over vermogensverliezen volgens EN 50598-2 vindt u op drives.danfoss.com/knowledge-center/energy-eciency-
directive/#/. Opties en werktuigbelasting kunnen de verliezen met nog eens 30 W verhogen, hoewel dit gewoonlijk slechts 4 W extra is voor een
volledig belaste stuurkaart en voor elk van de opties voor sleuf A of B.
4) Gemeten met een afgeschermde motorkabel van 5 m bij een nominale belasting en een nominale frequentie. Rendement gemeten bij nominale
stroom. Zie hoofdstuk 9.4 Omgevingscondities voor energierendementsklassen.. Informatie over verliezen bij gedeeltelijke belastingen vindt u op
drives.danfoss.com/knowledge-center/energy-eciency-directive/#/.
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 83
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
9.2 Netvoeding
Netvoeding (L1, L2, L3) Voedingsspanning 380-500 V ± 10%, 525-690 V ± 10%
Netspanning laag/uitval netvoeding: Bij lage netspanning of een netstoring blijft de frequentieregelaar in bedrijf totdat de DC-tussenkringspanning daalt tot onder het minimale stopniveau. Dat ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale netspanning van de frequentieregelaar. Bij een netspanning van meer dan 10% onder de minimale nominale netspanning van de frequentieregelaar zijn inschakeling en een volledig koppel waarschijnlijk niet mogelijk.
Netfrequentie 50/60 Hz ± 5% Maximale tijdelijke onbalans tussen netfasen 3,0% van de nominale netspanning Werkelijke arbeidsfactor (λ) ≥ 0,9 nominaal bij nominale belasting Verschuivingsfactor (cos φ) dicht bij 1 (> 0,98) Schakelen aan netingang L1, L2, L3 (inschakelingen) maximaal 1 keer/2 min Omgeving volgens EN 60664-1 overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
De frequentieregelaar is geschikt voor gebruik in een circuit dat kan voorzien in een nominale korstluitstroom (SCCR) van maximaal 100 kA bij 480/600 V.
1) Berekeningen gebaseerd op UL/IEC 61800-3.
9.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens
1)
Motoraansluiting (U, V, W) Uitgangsspanning 0-100% van de voedingsspanning
99
Uitgangsfrequentie 0-590 Hz Uitgangsfrequentie in uxmodus 0-300 Hz Schakelen in de uitgang onbeperkt Aan- en uitlooptijden 0,01-3600 s
1) Afhankelijk van spanning en vermogen.
Koppelkarakteristiek Startkoppel (constant koppel) Overbelastingskoppel (constant koppel) maximaal 150% gedurende 60 s
1) Het percentage heeft betrekking op de nominale stroom van de frequentieregelaar.
2) Eenmaal per 10 minuten.
Omgevingscondities
9.4
Omgeving Behuizing E1h/E2h IP 21/Type 1, IP 54/Type 12 Behuizing E3h/E4h IP 20/Chassis Triltest (standaard/verstevigd) 0,7 g/1,0 g Relatieve vochtigheid 5-95% (IEC 721-3-3; klasse 3K3 (zonder condensvorming) tijdens bedrijf) Agressieve omgeving (IEC 60068-2-43) H2S-test klasse Kd Agressieve gassen (IEC 60721-3-3) klasse 3C3 Testmethode volgens IEC 60068-2-43 H2S (10 dagen) Omgevingstemperatuur (bij SFAVM-schakelmodus)
- met reductie maximaal 55 °C (131 °F)
- bij volledig uitgangsvermogen van typische EFF2-motoren (tot 90% van de uitgangsstroom) maximaal 50 °C (122 °F)
- bij volledige constante uitgangsstroom van de frequentieregelaar maximaal 45 °C (113 °F) Minimale omgevingstemperatuur bij volledig bedrijf 0 °C (32 °F) Minimale omgevingstemperatuur bij gereduceerd uitgangsvermogen -10 °C (14 °F) Temperatuur tijdens opslag/vervoer -25 tot +65/70 °C (13 tot 149/158 °F) Maximumhoogte boven zeeniveau zonder reductie 1000 m (3281 ft)
maximaal 150% gedurende 60 s
1)
1,2)
1,2)
1)
1)
1)
84 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Specicaties Bedieningshandleiding
Maximumhoogte boven zeeniveau met reductie 3000 m (9842 ft)
1) Raadpleeg de productspecieke design guide voor meer informatie over reductie.
EMC-normen, emissie EN 61800-3 EMC-normen, immuniteit EN 61800-3 Energierendementsklasse
2) Bepaald volgens EN 50598-2 bij:
nominale belasting
90% van de nominale frequentie
fabrieksinstelling schakelfrequentie
fabrieksinstelling schakelpatroon.
2)
IE2
9.5 Kabelspecicaties
Lengte en dwarsdoorsnede van stuurkabels Maximale lengte motorkabel, afgeschermd/gewapend 150 m (492 ft) Maximale lengte motorkabel, niet-afgeschermd/niet-gewapend 300 m (984 ft) Maximale kabeldoorsnede naar motor, net, loadsharing en rem Zie hoofdstuk 9.1 Elektrische gegevens Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, kabel met massieve kern 1,5 mm²/16 AWG (2 x 0,75 mm²) Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, buigzame kabel 1 mm²/18 AWG Maximale kabeldoorsnede naar stuurklemmen, kabel met ingesloten geleider 0,5 mm²/20 AWG Minimale kabeldoorsnede naar stuurklemmen. 0,25 mm²/23 AWG
1) Zie de tabellen met elektrische gegevens in hoofdstuk 9.1 Elektrische gegevens voor informatie over voedingskabels.
1)
9.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
Digitale ingangen Programmeerbare digitale ingangen 4 (6) Klemnummer 18, 19, 271), 291), 32, 33 Logica PNP of NPN Spanningsniveau 0-24 V DC Spanningsniveau, logische 0 PNP < 5 V DC Spanningsniveau, logische 1 PNP > 10 V DC Spanningsniveau, logische 0 NPN > 19 V DC Spanningsniveau, logische 1 NPN < 14 V DC Maximale spanning op ingang 28 V DC Ingangsweerstand, R
Alle digitale ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1) De klemmen 27 en 29 kunnen ook als uitgang worden geprogrammeerd.
i
ongeveer 4 kΩ
9 9
Analoge ingangen Aantal analoge ingangen 2 Klemnummer 53, 54 Modi spanning of stroom Modusselectie schakelaar A53 en A54 Spanning schakelaar A53/A54 = (U) Spanningsniveau -10 V tot +10 V (schaalbaar) Ingangsweerstand, R Maximale spanning ± 20 V Stroommodus schakelaar A53/A54 = (I) Stroomniveau 0/4 tot 20 mA (schaalbaar) Ingangsweerstand, R Maximale stroom 30 mA Resolutie voor analoge ingangen 10 bit (+ teken) Nauwkeurigheid van analoge ingangen maximale fout 0,5% van volledige schaal
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 85
i
i
ongeveer 10 kΩ
ongeveer 200 Ω
Specicaties
Bandbreedte 100 Hz
De analoge ingangen zijn galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Afbeelding 9.1 Galvanische scheiding (PELV)
Pulsingangen Programmeerbare pulsingangen 2 Klemnummer puls 29, 33 Maximale frequentie op klem 29, 33 110 kHz (push-pull) Maximale frequentie op klem 29, 33 5 kHz (open collector) Minimale frequentie op klem 29, 33 4 Hz Spanningsniveau zie Digitale ingangen inhoofdstuk 9.6 Stuuringang/-uitgang en stuurgegevens
99
Maximale spanning op ingang 28 V DC Ingangsweerstand, R Nauwkeurigheid van pulsingang (0,1-1 kHz) maximale fout: 0,1% van volledige schaal
i
VLT® Refrigeration Drive FC 103
ongeveer 4 kΩ
Analoge uitgang Aantal programmeerbare analoge uitgangen 1 Klemnummer 42 Stroombereik bij analoge uitgang 0/4-20 mA Maximale weerstandsbelasting naar gemeenschappelijke klem van analoge uitgang 500 Ω Nauwkeurigheid van analoge uitgang maximale fout: 0,8% van volledige schaal Resolutie op analoge uitgang 8 bit
De analoge uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkaart, RS485 seriële communicatie Klemnummer 68 (P, TX+, RX+), 69 (N, TX-, RX-) Klemnummer 61 gemeenschappelijk voor klem 68 en 69
Het RS485 seriële-communicatiecircuit is functioneel gescheiden van andere centrale circuits en galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV).
Digitale uitgang Programmeerbare digitale/pulsuitgangen 2 Klemnummer 27, 29 Spanningsniveau bij digitale/frequentie-uitgang 0-24 V Maximale uitgangsstroom (sink of source) 40 mA Maximale belasting bij frequentie-uitgang 1 kΩ Maximale capacitieve belasting bij frequentie-uitgang 10 nF Minimale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang 0 Hz Maximale uitgangsfrequentie bij frequentie-uitgang 32 kHz Nauwkeurigheid van frequentie-uitgang maximale fout: 0,1% van volledige schaal Resolutie van frequentie-uitgangen 12 bit
1) De klemmen 27 en 29 kunnen ook als ingang worden geprogrammeerd.
De digitale uitgang is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
1)
86 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Specicaties Bedieningshandleiding
Stuurkaart, 24 V DC-uitgang Klemnummer 12, 13 Maximale belasting 200 mA
De 24 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV), maar heeft dezelfde potentiaal als de analoge en digitale in- en uitgangen.
Relaisuitgangen Programmeerbare relaisuitgangen 2 Maximale kabeldoorsnede naar relaisklemmen 2,5 mm² (12 AWG) Minimale kabeldoorsnede naar relaisklemmen 0,2 mm² (30 AWG) Lengte gestripte draad 8 mm (0,3 in) Relais 01 klemnummer 1-3 (verbreek), 1-2 (maak) Maximale klembelasting (AC-1)1) op 1-2 (NO) (resistieve belasting) Maximale klembelasting (AC-15)1) op 1-2 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 1-2 (NO) (resistieve belasting) 80 V DC, 2 A Maximale. klembelasting (DC-13)1) op 1-2 (NO) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Maximale klembelasting (AC-1)1) op 1-3 (NC) (resistieve belasting) 240 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) op 1-3 (NC) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 1-3 (NC) (resistieve belasting) 50 V DC, 2 A Maximale klembelasting (DC-13)1) op 1-3 (NC) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Minimale klembelasting op 1-3 (NC), 1-2 (NO) 24 V DC 10 mA, 24 V AC 2 mA Omgeving volgens EN 60664-1 overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2 Relais 02 klemnummer 4-6 (verbreek), 4-5 (maak) Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting) Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-5 (NO) (resistieve belasting) 80 V DC, 2 A Maximale klembelasting (DC-13)1) op 4-5 (NO) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Maximale klembelasting (AC-1)1) op 4-6 (NC) (resistieve belasting) 240 V AC, 2 A Maximale klembelasting (AC-15)1) op 4-6 (NC) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC, 0,2 A Maximale klembelasting (DC-1)1) op 4-6 (NC) (resistieve belasting) 50 V DC, 2 A Maximale klembelasting (DC-13)1) op 4-6 (NC) (inductieve belasting) 24 V DC, 0,1 A Minimale klembelasting op 4-6 (NC), 4-5 (NO) 24 V DC 10 mA, 24 V AC 2 mA Omgeving volgens EN 60664-1 overspanningscategorie III/verontreinigingsgraad 2
1) IEC 60947 deel 4 en 5. De relaiscontacten zijn galvanisch gescheiden van de rest van het circuit door middel van versterkte isolatie (PELV).
2) Overspanningscategorie II.
3) UL-toepassingen 300 V AC 2 A.
2,3)
2,3)
400 V AC, 2 A
400 V AC, 2 A
9 9
Stuurkaart, +10 V DC-uitgang Klemnummer 50 Uitgangsspanning 10,5 V ± 0,5 V Maximale belasting 25 mA
De 10 V DC-voeding is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning.
Stuurkarakteristieken Resolutie van uitgangsfrequentie bij 0-1000 Hz ± 0,003 Hz Systeemresponstijd (klem 18, 19, 27, 29, 32, 33) 2 m/s Bereik snelheidsregeling (zonder terugkoppeling) 1:100 van synchroon toerental Nauwkeurigheid van toerental (zonder terugkoppeling) 30-4000 tpm: max. fout ± 8 tpm
Alle stuurkarakteristieken zijn gebaseerd op een 4-polige asynchrone motor.
Stuurkaartprestaties Scaninterval 5 ms
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 87
Specicaties
Stuurkaart, seriële communicatie via USB USB-standaard 1.1 (volledige snelheid) USB-stekker USB type B-apparaatstekker
VLT® Refrigeration Drive FC 103
LET OP
Aansluiting op de pc vindt plaats via een standaard USB-host/apparaatkabel. De USB-aansluiting is galvanisch gescheiden van de voedingsspanning (PELV) en andere klemmen met hoge spanning. De USB-aardverbinding is niet galvanisch gescheiden van de aardverbinding. Sluit alleen geïsoleerde laptops/pc's aan op de USB-poort op de frequentieregelaar of een geïsoleerde USB-kabel/omzetter.
9.7 Zekeringen
Zekeringen zorgen ervoor dat eventuele schade aan de frequentieregelaar beperkt blijft tot interne schade in de eenheid. Om aan EN 50178 te voldoen, moet u bij vervanging identieke zekeringen van Bussmann gebruiken. Zie Tabel 9.5.
LET OP
Het gebruik van zekeringen aan de voedingszijde is verplicht voor installaties die moeten voldoen aan IEC 60364 (CE) en NEC 2009 (UL).
Ingangsspanning (V) Onderdeelnummer Bussmann
380–500 170M7309 525–690 170M7342
Tabel 9.5 Zekeringopties
99
De in Tabel 9.5 vermelde zekeringen zijn geschikt voor gebruik in een circuit dat maximaal 100.000 A leveren, afhankelijk van de nominale spanning van de frequentieregelaar. Met de juiste zekeringen bedraagt de nominale kortsluitstroom van de frequentieregelaar (SCCR – Short Circuit Current Rating) 100.000 A zijn uitgerust met interne zekeringen waarmee de gewenste SCCR van 100 kA wordt behaald. E3h- en E4h-frequentiere­gelaars moeten worden uitgerust met zekeringen van het type aR om een SCCR van 100 kA te behalen.
. E1h- en E2h-frequentieregelaars
rms
LET OP
HOOFDSCHAKELAAR
Alle eenheden die met een in de fabriek geïnstalleerde hoofdschakelaar worden besteld en geleverd, moeten worden voorzien van een Klasse L-aftakcircuitzekering om ervoor te zorgen dat de frequentieregelaar een SCCR van 100 kA heeft. Bij gebruik van een circuitbreaker bedraagt de SCCR-waarde 42 kA. Welke specieke Klasse L-zekering moet worden gebruikt, is afhankelijk van de ingangsspanning en de vermogensklasse van de frequentieregelaar. De ingangs­spanning en de vermogensklasse zijn te vinden op het typeplaatje van het product. Zie hoofdstuk 4.1 Geleverde artikelen.
Ingangsspanning (V) Vermogensklasse (kW ) Nominale kortsluitstroom (A) Vereiste bescherming
380–480 355–450 42000 Circuitbreaker
100000 Klasse L-zekering, 800 A
380–480 500–560 42000 Circuitbreaker
100000 Klasse L-zekering, 1200 A
525–690 450–630 42000 Circuitbreaker
10000 Klasse L-zekering, 800 A
525–690 710–800 42000 Circuitbreaker
100000 Klasse L-zekering, 1200 A
(symmetrisch) kan
rms
88 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF648.10
22 (0.8)
393 (15.5)
602 (23.7)
2043
(80.4)
2002 (78.8)
1553
(61.1)
1393 (54.9)
912
(35.9)
13 (0.5)
3X
Specicaties Bedieningshandleiding
9.8 Afmetingen behuizing
9.8.1 Buitenafmetingen E1h
9 9
Afbeelding 9.2 Vooraanzicht E1h
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 89
130BF649.10
20 (0.8)
2X
2X 101 (4.0)
2X 9 (0.7)
2X
35 (1.4)
2X
125 (4.9)
2X
280 (11.0)
2X
190 (7.5)
1
513
(20.2)
567
(22.3)
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
99
1 Uitbreekpoort
Afbeelding 9.3 Zijaanzicht E1h
90 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF684.10
168 (6.6)
18 (0.7)
412 (16.2)
154 (6.1)
206
(8.1)
1209 (47.6)
168 (6.6)
1800 (70.9)
601 (23.7)
69 (2.7)
464 (18.3)
4X 457 (18.0)
4X 73 (2.8)
1
96 (3.8)
Specicaties Bedieningshandleiding
9 9
1 Toegangspaneel koellichaam (optioneel)
Afbeelding 9.4 Achteraanzicht E1h
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 91
130BF651.10
1
A
293 (11.5)
173 (6.8)
560 (22.0)
22 (0.8)
17 (0.7)
14 (0.6)
A
11 (0.4)
750 (29.5)
558
(22.0)
75
22 (0.8)
137
(5.4)
560 (22.0)
412 (16.2)
184
(7.3)
424
(16.7)
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
99
1 Wartelplaat
Afbeelding 9.5 Vrije ruimte bij deur en afmetingen wartelplaat voor E1h
92 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
2043
(80.4)
2002
(78.8)
1553 (61.1)
1393
(54.9)
912
(35.9)
394
(15.5)
698
(27.5)
97
(3.8)
13 (0.5)
3X
130BF654.10
Specicaties Bedieningshandleiding
9.8.2 Buitenafmetingen E2h
9 9
Afbeelding 9.6 Vooraanzicht E2h
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 93
2X 101 (4.0)
2X 9 (0.7)
20 (0.8)
2X
1
513
(20.2)
567
(22.3)
2X
280 (11.0)
2X
190 (7.5)
2X
35 (1.4)
2X
125 (4.9)
130BF653.10
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
99
1 Uitbreekpoort
Afbeelding 9.7 Zijaanzicht E2h
94 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
130BF655.10
168 (6.6)
18 (0.7)
96 (3.8)
154 (6.1)
1800 (70.9)
168 (6.6)
601 (23.7)
69 (2.7)
4X 121 (4.8)
560 (22.0)
4X 457 (18.0)
1209 (47.6)
508 (20.0)
254
(10.0)
1
Specicaties Bedieningshandleiding
9 9
1 Toegangspaneel koellichaam (optioneel)
Afbeelding 9.8 Achteraanzicht E2h
MG16P210 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 95
75
14 (0.6)
A
11 (0.4)
130BF652.10
A
871 (34.3)
424
(16.7)
184
(7.3)
17 (0.7)
137
(5.4)
653
(25.7)
22 (0.8)
508 (20.0)
656 (25.8)
1
293 (11.5)
173 (6.8)
656 (25.8)
22 (0.8)
Specicaties
VLT® Refrigeration Drive FC 103
99
1 Wartelplaat
Afbeelding 9.9 Vrije ruimte bij deur en afmetingen wartelplaat voor E2h
96 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG16P210
Loading...