MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Design Guide
VLT® HVAC Drive FC 102
1,1-90 kW
www.danfoss.com/drives
Inhoud |
Design Guide |
|
|
Inhoud
1 Deze Design Guide gebruiken |
6 |
2 Inleiding tot VLT® HVAC Drive |
11 |
2.1 Veiligheid |
11 |
2.2 CE-markering |
12 |
2.3 Luchtvochtigheid |
13 |
2.4 Agressieve omgevingen |
13 |
2.5 Trillingen en schokken |
14 |
2.6 Veilige uitschakeling van het koppel |
14 |
2.7 Voordelen |
21 |
2.8 Regelstructuren |
36 |
2.9 Algemene EMC-aspecten |
46 |
2.10 Galvanische scheiding (PELV) |
51 |
2.11 Aardlekstroom |
52 |
2.12 Remfunctie |
53 |
2.13 Extreme bedrijfsomstandigheden |
54 |
3 Selectie |
58 |
3.1 Opties en accessoires |
58 |
3.1.1 Optiemodules monteren in sleuf B |
58 |
3.1.2 General Purpose I/O Module MCB 101 |
58 |
3.1.3 Digitale ingangen – Klem X30/1-4 |
59 |
3.1.4 Analoge spanningsingangen – Klem X30/10-12 |
59 |
3.1.5 Digitale uitgangen – Klem X30/5-7 |
59 |
3.1.6 Analoge uitgangen – Klem X30/5+8 |
59 |
3.1.7 Relaisoptie MCB 105 |
60 |
3.1.8 24 V External Supply MCB 107 (D-optie) |
62 |
3.1.9 Analog I/O MCB 109 |
63 |
3.1.10 PTC Thermistor Card MCB 112 |
65 |
3.1.11 Sensoringangoptie MCB 114 |
67 |
3.1.11.1 Bestelnummers en geleverde onderdelen |
67 |
3.1.11.2 Elektrische en mechanische specificaties |
67 |
3.1.11.3 Elektrische bedrading |
68 |
3.1.12 Set voor externe bediening van LCP |
68 |
3.1.13 Behuizingsset IP 21/IP 41/Type 1 |
69 |
3.1.14 IP 21/Type 1-behuizingsset |
69 |
3.1.15 Uitgangsfilters |
71 |
4 Bestellen |
72 |
4.1 Bestelformulier |
72 |
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
1 |
Inhoud |
Design Guide |
|
|
4.2 Bestelnummers |
75 |
5 Mechanische installatie |
85 |
5.1 Mechanische installatie |
85 |
5.1.1 Veiligheidsvoorschriften voor een mechanische installatie |
85 |
5.1.2 Mechanische afmetingen |
86 |
5.1.3 Accessoiretassen |
88 |
5.1.4 Mechanische bevestiging |
89 |
5.1.5 Externe installatie |
90 |
6 Elektrische installatie |
91 |
6.1 Aansluitingen – behuizingstype A, B en C |
91 |
6.1.1 Koppel |
91 |
6.1.2 Uitbreekpoorten voor extra kabels verwijderen |
92 |
6.1.3 Netvoeding en aarding |
92 |
6.1.4 Motoraansluiting |
95 |
6.1.5 Relaisaansluiting |
101 |
6.2 Zekeringen en circuitbreakers |
102 |
6.2.1 Zekeringen |
102 |
6.2.2 Aanbevelingen |
103 |
6.2.3 CE-conformiteit |
103 |
6.2.4 Zekeringtabellen |
104 |
6.3 Netschakelaars en contactors |
112 |
6.4 Extra motorgegevens |
113 |
6.4.1 Motorkabel |
113 |
6.4.2 Thermische motorbeveiliging |
113 |
6.4.3 Parallelle aansluiting van motoren |
114 |
6.4.4 Draairichting van de motor |
116 |
6.4.5 Motorisolatie |
117 |
6.4.6 Motorlagerstromen |
117 |
6.5 Stuurkabels en klemmen |
118 |
6.5.1 Toegang tot stuurklemmen |
118 |
6.5.2 Stuurkabelroute |
118 |
6.5.3 Stuurklemmen |
119 |
6.5.4 Schakelaar S201, S202 en S801 |
120 |
6.5.5 Elektrische installatie, stuurklemmen |
120 |
6.5.6 Eenvoudig bedradingsvoorbeeld |
121 |
6.5.7 Elektrische installatie, Stuurkabels |
122 |
6.5.8 Relaisuitgang |
123 |
6.6 Extra aansluitingen |
124 |
6.6.1 DC-busaansluiting |
124 |
2 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inhoud |
Design Guide |
|
|
6.6.2 Loadsharing |
124 |
6.6.3 Installatie van bekabeling remweerstand |
124 |
6.6.4 Een pc aansluiten op de frequentieomvormer |
124 |
6.6.5 Pc-software |
125 |
6.6.6 MCT 31 |
125 |
6.7 Veiligheid |
125 |
6.7.1 Hoogspanningstest |
125 |
6.7.2 Aarding |
125 |
6.7.3 Veiligheidsaarding |
126 |
6.7.4 ADN-conforme installatie |
126 |
6.8 EMC-correcte installatie |
126 |
6.8.1 Elektrische installatie – EMC-voorzorgsmaatregelen |
126 |
6.8.2 Gebruik van EMC-correcte kabels |
128 |
6.8.3 Aarding van afgeschermde stuurkabels |
129 |
6.8.4 RFI-schakelaar |
130 |
6.9 Reststroomapparaat |
130 |
6.10 Uiteindelijke setup en test |
130 |
7 Toepassingsvoorbeelden |
132 |
7.1 Toepassingsvoorbeelden |
132 |
7.1.1 Start/Stop |
132 |
7.1.2 Pulsstart/stop |
132 |
7.1.3 Potentiometerreferentie |
133 |
7.1.4 Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) |
133 |
7.1.5 Smart Logic Control |
133 |
7.1.6 Programmering Smart Logic Control |
134 |
7.1.7 SLC-toepassingsvoorbeeld |
135 |
7.1.8 Cascaderegelaar |
137 |
7.1.9 Pompstaging met wisselende hoofdpomp |
138 |
7.1.10 Systeemstatus en bediening |
138 |
7.1.11 Bedradingsschema voor pomp met variabele en vaste snelheid |
138 |
7.1.12 Bedradingsschema voor wisselende hoofdpomp |
139 |
7.1.13 Bedradingsschema cascaderegelaar |
140 |
7.1.14 Start/stopcondities |
140 |
8 Installatie en setup |
141 |
8.1 Installatie en setup |
141 |
8.2 Overzicht FC-protocol |
143 |
8.3 Netwerkconfiguratie |
143 |
8.4 Berichtframingstructuur FC-protocol |
143 |
8.4.1 Inhoud van een teken (byte) |
143 |
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
3 |
Inhoud |
Design Guide |
|
|
8.4.2 Telegramstructuur |
144 |
8.4.3 Telegramlengte (LGE) |
144 |
8.4.4 Adres frequentieomvormer (ADR) |
144 |
8.4.5 Datastuurbyte (BCC) |
144 |
8.4.6 Het dataveld |
145 |
8.4.7 Het PKE-veld |
146 |
8.4.8 Parameternummer (PNU) |
146 |
8.4.9 Index (IND) |
146 |
8.4.10 Parameterwaarde (PWE) |
147 |
8.4.11 Datatypen die door de frequentieomvormer worden ondersteund |
147 |
8.4.12 Conversie |
147 |
8.4.13 Proceswoorden (PCD) |
148 |
8.5 Voorbeelden |
148 |
8.5.1 Een parameterwaarde schrijven |
148 |
8.5.2 Een parameterwaarde lezen |
148 |
8.6 Overzicht Modbus RTU |
148 |
8.6.1 Aannames |
148 |
8.6.2 Wat de gebruiker al moet weten |
148 |
8.6.3 Overzicht Modbus RTU |
149 |
8.6.4 Frequentieomvormer met Modbus RTU |
149 |
8.7 Netwerkconfiguratie |
149 |
8.8 Berichtframingstructuur Modbus RTU |
150 |
8.8.1 Frequentieomvormer met Modbus RTU |
150 |
8.8.2 Berichtenstructuur Modbus RTU |
150 |
8.8.3 Start-/stopveld |
150 |
8.8.4 Adresveld |
150 |
8.8.5 Functieveld |
151 |
8.8.6 Dataveld |
151 |
8.8.7 CRC-controleveld |
151 |
8.8.8 Adressering spoelregister |
151 |
8.8.9 De frequentieomvormer besturen |
152 |
8.8.10 Door Modbus RTU ondersteunde functiecodes |
152 |
8.8.11 Uitzonderingscodes Modbus |
153 |
8.9 Toegang krijgen tot parameters |
153 |
8.9.1 Parameterafhandeling |
153 |
8.9.2 Dataopslag |
153 |
8.9.3 IND |
154 |
8.9.4 Tekstblokken |
154 |
8.9.5 Conversiefactor |
154 |
8.9.6 Parameterwaarden |
154 |
4 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inhoud |
Design Guide |
|
|
8.10 Voorbeelden |
154 |
8.10.1 Spoelstatus lezen (01 hex) |
154 |
8.10.2 Eén spoel forceren/schrijven (05 hex) |
155 |
8.10.3 Meerdere spoelen forceren/schrijven (0F hex) |
155 |
8.10.4 Registers lezen (03 hex) |
156 |
8.10.5 Eén vooraf ingesteld register (06 hex) |
156 |
8.10.6 Meerdere vooraf ingestelde registers (10 hex) |
157 |
8.11 Danfoss FC-stuurprofiel |
157 |
8.11.1 Stuurwoord overeenkomstig het FC-profiel (8-10 Stuurwoordprofiel = FC-pro- |
|
fiel) |
157 |
8.11.2 Statuswoord overeenkomstig het FC-profiel (STW) (8-10 Stuurwoordprofiel = |
|
FC-profiel) |
159 |
8.11.3 Referentiewaarde bussnelheid |
160 |
9 Algemene specificaties en problemen verhelpen |
161 |
9.1 Netvoedingstabellen |
161 |
9.2 Algemene specificaties |
170 |
9.3 Rendement |
175 |
9.4 Akoestische ruis |
176 |
9.5 Piekspanning op de motor |
176 |
9.6 Speciale omstandigheden |
180 |
9.6.1 Doel van reductie |
180 |
9.6.2 Reductie wegens omgevingstemperatuur |
180 |
9.6.3 Reductie wegens omgevingstemperatuur, behuizingstype A |
180 |
9.6.4 Reductie wegens omgevingstemperatuur, behuizingstype B |
181 |
9.6.5 Reductie wegens omgevingstemperatuur, behuizingstype C |
183 |
9.6.6 Een automatische aanpassing zorgt voor blijvende prestaties |
184 |
9.6.7 Reductie wegens lage luchtdruk |
185 |
9.6.8 Reductie wegens lage bedrijfssnelheid |
185 |
9.7 Problemen verhelpen |
186 |
9.7.1 Alarmwoorden |
190 |
9.7.2 Waarschuwingswoorden |
191 |
9.7.3 Uitgebreide statuswoorden |
192 |
Trefwoordenregister |
200 |
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
5 |
Deze Design Guide gebruiken |
Design Guide |
|
|
1 |
1 |
1 Deze Design Guide gebruiken |
|
|
VLT® HVAC Drive
FC 102-serie
Deze handleiding kan worden gebruikt voor alle VLT® HVAC Drive-frequentieomvormers met softwareversie 3.9.x.
Het actuele softwareversienummer is uit te lezen via
15-43 Softwareversie.
Tabel 1.1 Softwareversie
Deze publicatie bevat informatie die eigendom is van Danfoss. Door acceptatie en gebruik van deze handleiding stemt de gebruiker ermee in dat de informatie in dit document enkel zal worden aangewend voor het gebruik van de apparatuur van Danfoss of apparatuur van andere leveranciers op voorwaarde dat deze apparatuur bestemd is voor gebruik in combinatie met Danfoss-apparatuur door middel van seriële communicatie. Deze publicatie is beschermd op basis van de auteurswetten van Denemarken en de meeste andere landen.
Danfoss kan niet garanderen dat een softwareprogramma dat is ontworpen volgens de richtlijnen in deze handleiding, goed zal functioneren in elke fysieke, hardwareof softwareomgeving.
Hoewel Danfoss de informatie in deze handleiding heeft getest en gecontroleerd, houdt dit geen verklaring of waarborg door Danfoss met betrekking tot deze documentatie in, hetzij impliciet of expliciet, ten aanzien van de juistheid, volledigheid, betrouwbaarheid of geschiktheid voor een specifiek doel.
In geen enkel geval zal Danfoss aansprakelijkheid aanvaarden voor directe, indirecte, speciale, incidentele of vervolgschade die voortvloeit uit het gebruik, of het niet kunnen gebruiken, van informatie in deze handleiding, zelfs niet als is gewaarschuwd voor de mogelijkheid van dergelijke schade. Danfoss kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enige kosten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot kosten als gevolg van verlies van winst of inkomsten, verlies of beschadiging van apparatuur, verlies van computerprogramma's, verlies van data, de kosten om deze te vervangen, of claims van derden.
Danfoss behoudt zich het recht voor om deze publicatie op elk moment te herzien en de inhoud te wijzigen zonder nadere kennisgeving of enige verplichting om eerdere of huidige gebruikers te informeren over dergelijke aanpassingen of wijzigingen.
•De Design Guide bevat alle technische informatie over de frequentieomvormer, het ontwerpen van installaties en mogelijke toepassingen.
•De Programmeerhandleiding geeft informatie over het programmeren en bevat een uitgebreide beschrijving van de parameters.
•Toepassingsnotitie voor temperatuurreductie.
•De Bedieningshandleiding MCT 10 setupsoftware stelt de gebruiker in staat om de frequentieomvormer te configureren met behulp van een pcomgeving gebaseerd op Windows™.
•Danfoss VLT® Energy Box-software op www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions en selecteer vervolgens PC Software Download
•VLT® HVAC Drive BACnet, Bedieningshandleiding
•VLT® HVAC Drive Metasys, Bedieningshandleiding
•VLT® HVAC Drive FLN, Bedieningshandleiding
6 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Deze Design Guide gebruiken |
Design Guide |
|
|
De technische publicaties van Danfoss zijn in gedrukte vorm te verkrijgen bij een verkoopkantoor van Danfoss bij u in de buurt of online via www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documentations/Technical+Documentation.htm
Tabel 1.2
De frequentieomvormer voldoet aan de eisen van UL 508C ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie hoofdstuk 6.4.2 Thermische motorbeveiliging voor meer informatie.
De volgende symbolen worden gebruikt in dit document.
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
|
|
|
1 |
1 |
Wisselstroom |
AC |
|||
American Wire Gauge |
AWG |
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
Ampère/AMP |
A |
|
|
|
|
|
|
|
|
Automatische aanpassing motorgegevens |
AMA |
|
|
|
|
|
|
|
|
Stroomgrens |
ILIM |
|
|
|
|
|
|
|
|
Graden Celsius |
°C |
|
|
|
Gelijkstroom |
DC |
|
|
|
Afhankelijk van de omvormer |
D-TYPE |
|
|
|
Elektromagnetische compatibiliteit |
EMC |
|
|
|
Elektronisch thermisch relais |
ETR |
|
|
|
Frequentieomvormer |
FC |
|
|
|
|
|
|
|
|
Gram |
g |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hertz |
Hz |
|
|
|
|
|
|
|
|
Paardenkracht |
pk |
|
|
|
|
|
|
|
|
Kilohertz |
kHz |
|
|
|
|
|
|
|
|
Lokaal bedieningspaneel |
LCP |
|
|
|
|
|
|
|
|
Meter |
m |
|
|
|
|
|
|
|
|
Inductantie in millihenry |
mH |
|
|
|
|
|
|
|
|
Milliampère |
mA |
|
|
|
|
|
|
|
|
Milliseconde |
ms |
|
|
|
|
|
|
|
|
Minuut |
min |
|
|
|
|
|
|
|
|
Motion Control Tool |
MCT |
|
|
|
Nanofarad |
nF |
|
|
|
Newtonmeter |
Nm |
|
|
|
Nominale motorstroom |
IM,N |
|
|
|
|
|
|
|
|
Nominale motorfrequentie |
fM,N |
|
|
|
|
|
|
|
|
Nominaal motorvermogen |
PM,N |
|
|
|
|
|
|
|
|
Nominale motorspanning |
UM,N |
|
|
|
Permanentmagneetmotor |
PM-motor |
|
|
|
Protective Extra Low Voltage |
PELV |
|
|
|
Printed Circuit Board – printplaat |
PCB |
|
|
|
Nominale uitgangsstroom van de omvormer |
IINV |
|
|
|
|
|
|
|
|
Toeren per minuut |
tpm |
|
|
|
Regeneratieve klemmen |
Regen |
|
|
|
Seconde |
s |
|
|
|
Synchroonmotortoerental |
ns |
|
|
|
|
|
|
|
|
Koppelbegrenzing |
TLIM |
|
|
|
|
|
|
|
|
Volt |
V |
|
|
|
|
|
|
|
|
De maximale uitgangsstroom |
IVLT,MAX |
|
|
|
|
|
|
|
|
De nominale uitgangsstroom die door de |
IVLT,N |
|
|
|
frequentieomvormer wordt geleverd |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 1.3 Afkortingen |
|
|
|
|
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
7 |
Deze Design Guide gebruiken |
Design Guide |
|
|
1 |
1 |
1.1.1 Definities |
|
|
|
UM
De momentele motorspanning.
Frequentieomvormer
IVLT,MAX
De maximale uitgangsstroom.
IVLT,N
De nominale uitgangsstroom die door de frequentieomvormer wordt geleverd.
UVLT, MAX
De maximale uitgangsspanning.
Ingang:
Stuurcommando |
Groep 1 |
Reset, Vrijloop na stop, |
Start en stop de |
|
Reset en vrijloop na stop, |
aangesloten motor via het |
|
Snelle stop, DC-rem, Stop |
LCP of de digitale |
|
en de [Off]-toets. |
ingangen. |
Groep 2 |
Start, Pulsstart, Omkeren, |
De functies zijn in twee |
|
Start omkeren, Jog en |
groepen verdeeld. |
|
Uitgang vasthouden |
De functies in groep 1 |
|
|
hebben een hogere |
|
|
prioriteit dan de functies |
|
|
in groep 2. |
|
|
Tabel 1.4 Functiegroepen |
|
|
Motor:
fJOG
De motorfrequentie wanneer de jog-functie is geactiveerd (via digitale klemmen)
fM
De motorfrequentie.
fMAX
De maximale motorfrequentie.
fMIN
De minimale motorfrequentie.
fM,N
UM,N
De nominale motorspanning (gegevens motortypeplaatje).
Losbreekkoppel
Afbeelding 1.1 Losbreekkoppel
ηVLT
Het rendement van de frequentieomvormer wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het uitgangsvermogen en het ingangsvermogen.
Startdeactiveercommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de stuurcommando's – zie Tabel 1.4.
Stopcommando
Zie Stuurcommando's.
Referenties:
Analoge referentie
Een signaal dat naar analoge ingang 53 of 54 wordt gestuurd, kan bestaan uit een spanningsof stroomsignaal.
Busreferentie
Een signaal dat naar de seriële-communicatiepoort (FCpoort) wordt gestuurd.
Ingestelde ref.
Een gedefinieerde, vooraf ingestelde referentie die kan worden ingesteld van -100% tot +100% van het referentiebereik. Selectie van acht digitale referenties via de digitale klemmen.
De nominale motorfrequentie (gegevens motortypeplaatje).
IM
De motorstroom.
IM,N
De nominale motorstroom (gegevens motortypeplaatje).
nM,N
Het nominale motortoerental (gegevens motortypeplaatje).
PM,N
Het nominale motorvermogen (gegevens motortypeplaatje).
TM,N
Het nominale koppel (motor).
Pulsreferentie
Een pulsfrequentiesignaal dat naar de digitale ingangen (klem 29 of 33) wordt gestuurd.
RefMAX
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 100% van de volledige schaal (gewoonlijk 10 V, 20 mA) en de totale referentie. De maximumreferentie die is ingesteld in 3-03 Max. referentie.
RefMIN
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 0% (gewoonlijk 0 V, 0 mA, 4 mA) en de totale referentie. De minimumreferentiewaarde die is ingesteld in
3-02 Minimumreferentie
8 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Deze Design Guide gebruiken |
Design Guide |
|
|
Diversen:
Geavanceerde vectorregeling Analoge ingangen
De analoge ingangen worden gebruikt om diverse functies van de frequentieomvormer te besturen.
Er zijn twee typen analoge ingangen: Stroomingang, 0-20 mA en 4-20 mA Spanningsingang, 0-10 V DC
Analoge uitgangen
De analoge uitgangen kunnen een signaal van 0-20 mA, 4-20 mA of een digitaal signaal leveren.
Automatische aanpassing motorgegevens, AMA
Het AMA-algoritme bepaalt de elektrische parameters voor de aangesloten motor bij stilstand.
Remweerstand
De remweerstand is een module die het remvermogen dat bij regeneratief remmen wordt gegenereerd, kan absorberen. Dit regeneratieve remvermogen verhoogt de tussenkringspanning en een remchopper zorgt ervoor dat het vermogen wordt overgebracht naar de remweerstand.
CT-karakteristieken
Constant-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor schroefen scrollcompressoren voor koelsystemen.
Digitale ingangen
De digitale ingangen kunnen worden gebruikt voor het besturen van diverse functies van de frequentieomvormer.
Digitale uitgangen
De frequentieomvormer bevat twee halfgeleideruitgangen die een signaal van 24 V DC (max. 40 mA) kunnen leveren.
DSP
Digitale signaalverwerker.
Relaisuitgangen
De frequentieomvormer beschikt over twee programmeerbare relaisuitgangen.
ETR
Elektronisch thermisch relais is een berekening van de thermische belasting op basis van de actuele belasting en de tijd. Het doel hiervan is het schatten van de motortemperatuur.
GLCP
Grafisch lokaal bedieningspaneel (LCP 102)
Initialisatie
Bij initialisatie (14-22 Bedrijfsmodus) worden de programmeerbare parameters van de frequentieomvormer teruggezet naar de fabrieksinstelling.
Intermitterende belastingscyclus
De nominale intermitterende belasting heeft betrekking op een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een belaste en een onbelaste periode. De werking kan een periodieke cyclus of een niet-periodieke cyclus zijn.
LCP |
1 1 |
Het lokale bedieningspaneel (LCP) biedt een volledige interface voor het bedienen en programmeren van de frequentieomvormer. Het LCP kan worden losgekoppeld en met behulp van de optionele installatieset op maximaal
3 meter van de frequentieomvormer worden geïnstalleerd, d.w.z. in een frontpaneel.
Het LCP is beschikbaar in twee versies:
-Numeriek LCP 101 (NLCP)
-Grafisch LCP 102 (GLCP)
lsb
Minst significante bit.
MCM
Staat voor Mille Circular Mil, een Amerikaanse meeteenheid voor de doorsnede van kabels. 1 MCM ≡ 0,5067 mm².
msb
Meest significante bit.
NLCP
Numeriek lokaal bedieningspaneel LCP 101
Online-/offlineparameters
Wijzigingen van onlineparameters worden meteen geactiveerd nadat de datawaarde is gewijzigd. Druk op [OK] om wijzigingen van offlineparameters te activeren.
PID-regelaar
De PID-regelaar zorgt ervoor dat het gewenste toerental en de gewenste druk, temperatuur enz. worden gehandhaafd door de uitgangsfrequentie aan te passen aan wijzigingen in de belasting.
RCD
Reststroomapparaat.
Setup
U kunt parameterinstellingen in vier setups opslaan. Het is mogelijk om tussen de vier parametersetups te schakelen en de ene setup te bewerken terwijl een andere setup actief is.
SFAVM
Schakelpatroon genaamd Stator Flux-oriented Asynchronous Vector Modulation (14-00 Schakelpatroon).
Slipcompensatie
De frequentieomvormer compenseert het slippen van de motor met een aanvulling op de frequentie op basis van de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental vrijwel constant wordt gehouden.
Smart Logic Control (SLC)
De SLC is een reeks door de gebruiker gedefinieerde acties die wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedefinieerde gebeurtenissen door de SLC worden geëvalueerd als TRUE.
Thermistor
Een temperatuurafhankelijke weerstand die geplaatst wordt op plaatsen waar de temperatuur bewaakt moet worden (frequentieomvormer of motor).
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
9 |
Deze Design Guide gebruiken |
Design Guide |
|
|
1 1 Uitschakeling (trip)
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties, bijv. als de frequentieomvormer wordt blootgesteld aan een overtemperatuur of wanneer de frequentieomvormer de motor, het proces of het mechanisme beschermt. Een herstart is niet mogelijk totdat de oorzaak van de fout is weggenomen en de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Een uitschakeling (trip) mag niet worden gebruikt voor persoonlijke veiligheid.
Uitschakeling met blokkering
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties waarbij de frequentieomvormer zichzelf beschermt en fysiek ingrijpen noodzakelijk is, bijv. als de frequentieomvormer onderhevig is aan een kortsluiting op de uitgang. Een uitschakeling met blokkering kan alleen worden opgeheven door de netvoeding af te schakelen, de oorzaak van de fout weg te nemen en de frequentieomvormer opnieuw aan te sluiten op het net. Een herstart is niet mogelijk totdat de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Een uitschakeling met blokkering mag niet worden gebruikt voor persoonlijke veiligheid.
VT-karakteristieken
Variabel-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor pompen en ventilatoren.
VVCplus
In vergelijking met een standaardregeling van de spanning-frequentieverhouding zorgt Voltage Vector Control (VVCplus) voor betere dynamische prestaties en stabiliteit, zowel bij een wijziging van de toerentalreferentie als met betrekking tot het belastingskoppel.
60° AVM
Schakelpatroon genaamd 60° Asynchronous Vector Modulation (zie 14-00 Schakelpatroon).
1.1.2 Arbeidsfactor
De arbeidsfactor is de verhouding tussen I1 en IRMS.
Arbeidsfactor =
3 × U × I1 × COSϕ
3 × U × IRMS
De arbeidsfactor voor 3-fasebesturing:
= |
I1 × cosϕ1 |
= |
I1 |
want cosϕ1 = 1 |
IRMS |
IRMS |
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre een frequentieomvormer de netvoeding belast.
Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger de IRMS voor dezelfde kW-prestatie.
IRMS = I21 + I25 + I27 + . . + I2n
Bovendien betekent een hoge arbeidsfactor dat de verschillende harmonische stromen zwak zijn.
De ingebouwde DC-spoelen van de frequentieomvormer zorgen voor een hoge arbeidsfactor, waardoor de aan de netvoeding opgelegde belasting wordt geminimaliseerd.
10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
2 Inleiding tot VLT® HVAC Drive
2.1 Veiligheid
2.1.1 Opmerking in verband met veiligheid
WAARSCHUWING
De spanning van de frequentieomvormer is gevaarlijk wanneer de frequentieomvormer op het net is aangesloten. Onjuiste aansluiting van de motor, frequentieomvormer of veldbus kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of de apparatuur beschadigen. Daarom moeten zowel de instructies in deze handleiding als nationale en lokale voorschriften en veiligheidsvoorschriften worden opgevolgd.
Veiligheidsvoorschriften
1.Schakel de frequentieomvormer af van het net wanneer reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en of er genoeg tijd is verstreken voordat u de motoren netstekkers verwijdert.
2.De [Stop/Reset]-toets op het LCP van de frequentieomvormer schakelt de netvoeding niet af en mag daarom niet als veiligheidsschakelaar worden gebruikt.
3.Zorg dat de apparatuur correct geaard is, de gebruiker beschermd is tegen voedingsspanning en de motor beveiligd is tegen overbelasting overeenkomstig de geldende nationale en lokale voorschriften.
4.De aardlekstromen zijn groter dan 3,5 mA.
5.De beveiliging tegen overbelasting van de motor is in te stellen via 1-90 Therm. motorbeveiliging. Stel 1-90 Therm. motorbeveiliging in op ETR-uitsch.
(standaardwaarde) of ETR-waarsch. als deze functie gewenst is. NB De functie wordt geactiveerd bij 1,16 x nominale motorstroom en nominale motorfrequentie. Voor de NoordAmerikaanse markt: de ETR-functies bieden bescherming tegen overbelasting van de motor, klasse 20, conform NEC.
6.Verwijder in geen geval de stekkers naar de motor en netvoeding terwijl de frequentieomvormer is aangesloten op het net. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en of er genoeg tijd is verstreken voordat u de motoren netstekkers verwijdert.
2 2
7.Denk eraan dat de frequentieomvormer meer spanningsingangen heeft dan enkel L1, L2 en L3 wanneer loadsharing (koppeling van de DCtussenkring) en een externe 24 V DC zijn geïnstalleerd. Controleer of alle spanningsingangen zijn afgeschakeld en de vereiste tijd is verstreken voordat u begint met de reparatiewerkzaamheden.
Installatie op grote hoogtes
VOORZICHTIG
380-500 V, behuizingstype A, B en C: neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in verband met PELV.
525-690 V: neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in verband met PELV.
WAARSCHUWING
Waarschuwing tegen onbedoelde start
1.Terwijl de frequentieomvormer op het net is aangesloten, kan de motor worden gestopt via digitale commando's, buscommando's, referenties of een lokale stop. Deze stopfuncties zijn niet toereikend als een onbedoelde start moet worden voorkomen in verband met de persoonlijke veiligheid.
2.De motor kan starten terwijl de parameters worden gewijzigd. Activeer daarom altijd de [Reset]-toets om de motor te stoppen; hierna kunnen de gegevens worden gewijzigd.
3.Een gestopte motor kan starten als er een storing in de elektronica van de frequentieomvormer optreedt, of als een tijdelijke overbelasting of een storing in de netvoeding of in de motoraansluiting wordt opgeheven.
WAARSCHUWING
Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale gevolgen hebben – ook nadat de apparatuur is afgeschakeld van het net.
Zorg er ook voor dat de andere spanningsingangen, zoals de externe 24 V DC, loadsharing (koppeling van de DCtussenkring) en de motoraansluiting voor kinetische backup, zijn afgeschakeld. Raadpleeg de Bedieningshandleiding voor meer veiligheidsinstructies.
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
11 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
2.1.2 Voorzichtig
2 2 WAARSCHUWING
Op de DC-tussenkringcondensatoren van de blijft spanning staan nadat de voeding is afgeschakeld. Om mogelijke elektrische schokken te voorkomen, moet u de van het net afschakelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Houd rekening met de onderstaande wachttijd voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de frequentieomvormer uitvoert.
Spanning [V] |
Min. wachttijd (minuten) |
|
|
4 |
15 |
200-240 |
1,1-3,7 kW |
5,5-45 kW |
|
|
|
380-480 |
1,1-7,5 kW |
11-90 kW |
|
|
|
525-600 |
1,1-7,5 kW |
11-90 kW |
|
|
|
525-690 |
|
11-90 kW |
|
|
|
Houd er rekening mee dat er hoge spanningen op de DCtussenkring kunnen staan, ook wanneer alle leds uit zijn.
Tabel 2.1 Ontladingstijd
2.1.3 Verwijderingsinstructie
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd.
Dergelijke apparatuur moet apart worden afgevoerd als elektrisch en elektronisch afval volgens de geldende lokale voorschriften.
2.2 CE-markering
2.2.1 CE-conformiteit en -markering
Wat is CE-conformiteit en -markering?
Het doel van CE-markering is het voorkomen van technische handelsobstakels binnen de EVA en de EU. De EU heeft de CE-markering geïntroduceerd om op eenvoudige wijze aan te geven of een product voldoet aan de relevante EU-richtlijnen. De CE-markering zegt niets over de specificaties of kwaliteit van een product. Er zijn drie EU-richtlijnen die betrekking hebben op frequentieomvormers:
De Machinerichtlijn (2006/42/EG)
Frequentieomvormers met geïntegreerde veiligheidsfunctie vallen nu onder de Machinerichtlijn. Danfoss CEmarkeringen worden aangebracht volgens de richtlijn. Op verzoek wordt een Conformiteitsverklaring afgegeven. Frequentieomvormers zonder veiligheidsfunctie vallen niet onder de Machinerichtlijn. Wanneer een frequentieomvormer echter wordt geleverd voor gebruik in een machine, geven wij informatie over de veiligheidsaspecten met betrekking tot de frequentieomvormer.
De Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG)
Frequentieomvormers moeten zijn voorzien van een CEmarkering volgens de Laagspanningsrichtlijn van 1 januari 1997. Deze richtlijn is van toepassing op alle elektrische apparaten en toestellen die worden gebruikt in het spanningsbereik van 50-1000 V AC en 75-1500 V DC. Danfoss CE-markeringen worden aangebracht volgens de richtlijn. Op verzoek wordt een Conformiteitsverklaring afgegeven.
De EMC-richtlijn (2004/108/EG)
EMC staat voor elektromagnetische compatibiliteit. De aanwezigheid van elektromagnetische compatibiliteit betekent dat de interferentie over en weer tussen de verschillende componenten/apparaten zo klein is dat de werking van de apparaten hierdoor niet wordt beïnvloed. De EMC-richtlijn is op 1 januari 1996 van kracht geworden. Danfoss CE-markeringen worden aangebracht volgens de richtlijn. Op verzoek wordt een Conformiteitsverklaring afgegeven. Zie de instructies in deze Design Guide voor een EMC-correcte installatie. Bovendien specificeert Danfoss aan welke normen de producten voldoen. Danfoss levert de filters die bij de specificaties staan vermeld en verleent verdere assistentie om te zorgen voor een optimaal EMC-resultaat.
In de meeste gevallen wordt de frequentieomvormer door vakmensen gebruikt als een complex onderdeel van een omvangrijker(e) toepassing, systeem of installatie. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke EMCeigenschappen van de toepassing, het systeem of de installatie ligt bij de installateur.
2.2.2 Waarvoor gelden de richtlijnen?
De EU-uitgave Richtsnoeren voor de toepassing van de Richtlijn van de Raad 2004/108/EG schetst drie typische situaties voor het gebruik van een frequentieomvormer.
1.De frequentieomvormer wordt rechtstreeks aan de eindgebruiker verkocht. Voor dergelijke toepassingen moet de frequentieomvormer worden voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn.
2.De frequentieomvormer wordt verkocht als onderdeel van een systeem. Het systeem wordt als geheel op de markt gebracht, zoals een airconditioningsysteem. Het complete systeem moet voorzien zijn van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn. De fabrikant kan de CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn garanderen door de EMC van het systeem te testen. De componenten van het systeem hoeven niet te zijn voorzien van een CE-markering.
12 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
3.De frequentieomvormer wordt verkocht voor gebruik in een installatie. Het kan bijvoorbeeld een fabrieksinstallatie of een verwarmings-/ ventilatie-installatie zijn, ontworpen en gebouwd door ervaren vakmensen. De frequentieomvormer moet worden voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn. De complete installatie mag niet worden voorzien van een CEmarkering. De installatie moet echter wel voldoen aan de essentiële eisen van de richtlijn. Dit is mogelijk door apparaten en systemen te gebruiken die een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn hebben.
2.2.3Danfoss-frequentieomvormer en CEmarkering
Het doel van CE-markering is om de handel binnen de EU en de EVA te vereenvoudigen.
Het systeem van CE-markering kan echter betrekking hebben op veel verschillende specificaties. Controleer daarom wat een bepaalde CE-markering precies dekt.
De gedekte specificaties kunnen vrij ver uiteen liggen en een CE-markering kan een installateur ten onrechte een gevoel van veiligheid geven wanneer een frequentieomvormer wordt gebruikt als onderdeel van een systeem of apparaat.
Danfoss voorziet de frequentieomvormers van een CEmarkering overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn. Dit betekent dat Danfoss garandeert dat de frequentieomvormer voldoet aan de Laagspanningsrichtlijn wanneer deze correct is geïnstalleerd. Danfoss geeft een Conformiteitsverklaring af die bevestigt dat onze CE-markering voldoet aan de Laagspanningsrichtlijn.
De CE-markering is ook van toepassing op de EMC-richtlijn, op voorwaarde dat de instructies voor EMC-correcte installatie en filters zijn opgevolgd. Op basis hiervan wordt een Conformiteitsverklaring volgens de EMC-richtlijn afgegeven.
Deze Design Guide bevat uitgebreide instructies voor de installatie om ervoor te zorgen dat uw installatie EMCcorrect is. Bovendien specificeert Danfoss aan welke normen de producten voldoen.
Danfoss biedt ook alle andere vormen van assistentie die u kunnen helpen om de beste EMC-resultaten te behalen.
2.2.4 Conformiteit met EMC-richtlijn 2004/108/EG
Zoals gezegd wordt de frequentieomvormer vooral |
2 2 |
|
gebruikt door vakmensen als een complex onderdeel van |
|
|
een omvangrijker(e) toepassing, systeem of installatie. De |
|
|
verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke EMC- |
|
|
eigenschappen van de toepassing, het systeem of de |
|
|
installatie ligt bij de installateur. Danfoss heeft EMC-instal- |
|
|
latierichtlijnen voor aandrijfsystemen opgesteld als |
|
|
hulpmiddel voor de installateur. Wanneer de instructies |
|
|
voor een EMC-correcte installatie worden opgevolgd, |
|
|
wordt er voldaan aan de normen en testniveaus die zijn |
|
|
vermeld voor aandrijfsystemen; zie . |
|
|
2.3 |
Luchtvochtigheid |
|
De frequentieomvormer is ontworpen volgens de norm |
|
|
EN-IEC 60068-2-3, EN 50178 sectie 9.4.2.2 bij 50 °C. |
|
|
2.4 |
Agressieve omgevingen |
|
Een frequentieomvormer bevat een groot aantal mechanische en elektronische componenten. Deze zijn tot op zekere hoogte gevoelig voor omgevingsfactoren.
VOORZICHTIG
Installeer de frequentieomvormer niet in omgevingen waar vloeistoffen, deeltjes of gassen in de lucht aanwezig zijn die de elektrische componenten zouden kunnen beïnvloeden of beschadigen. Als men geen beschermende maatregelen treft, neemt de kans op uitval toe, waardoor de levensduur van de frequentieomvormer wordt verkort.
Beschermingsgraad conform IEC 60529
De functie voor veilige uitschakeling van het koppel (STO) mag enkel worden geïnstalleerd en gebruikt in een schakelkast met beschermingsklasse IP 54 of hoger (of vergelijkbare omgeving). Dit is vereist om fouten door kruisen of door vreemde voorwerpen veroorzaakte kortsluiting tussen klemmen, connectoren, sporen en veiligheidscircuits te voorkomen.
Vloeistoffen kunnen via de lucht worden overgedragen en in de frequentieomvormer condenseren, wat kan leiden tot corrosie van de componenten en metalen onderdelen.
Stoom, olie en zout water kunnen corrosie van componenten en metalen delen veroorzaken. In dergelijke omgevingen wordt een installatie met een IP 54/55behuizing aanbevolen. Voor extra bescherming kunnen gecoate printplaten worden besteld als optie.
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
13 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
In de lucht aanwezige deeltjes, zoals stof, kunnen leiden tot mechanische, elektrische of thermische storingen in de
2 2 frequentieomvormer. Een goede aanwijzing voor een te hoge concentratie stof in de lucht zijn stofdeeltjes in de buurt van de ventilator van de frequentieomvormer. In zeer stoffige omgevingen wordt een installatie met een IP 54/55-behuizing of een kast voor IP 00/IP 20/Type 1- apparatuur aanbevolen.
In omgevingen met een hoge temperatuur en luchtvochtigheidsgraad leiden corrosieve gassen als zwavel, stikstof en chloorverbindingen tot chemische processen op componenten van de frequentieomvormer.
Dergelijke chemische reacties hebben al snel een negatief effect op de elektronische onderdelen en kunnen deze beschadigen. Als de apparatuur in een dergelijke omgeving moet worden gebruikt, wordt aanbevolen deze in een kast met toevoer van verse lucht te monteren om te voorkomen dat agressieve gassen in de buurt van de frequentieomvormer kunnen komen.
Voor extra bescherming in een dergelijke omgeving kunnen gecoate printplaten worden besteld als optie.
2.5 Trillingen en schokken
De frequentieomvormer is getest volgens een procedure die is gebaseerd op de volgende normen:
•EN-IEC 60068-2-6: Trilling (sinusvormig) – 1970
•EN-IEC 60068-2-64: Trilling, breedband willekeurig
De frequentieomvormer voldoet aan de vereisten die gelden als de eenheid aan de wand of op de vloer van een productiehal is gemonteerd of in panelen die met bouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
2.6 Veilige uitschakeling van het koppel
De FC 102 kan de veiligheidsfunctie Veilige uitschakeling van het koppel (STO, zoals gedefinieerd in EN-IEC 61800-5-21) of stopcategorie 0 (zoals gedefinieerd in EN 60204-12) uitvoeren.
Voordat de STO-functie in een installatie wordt geïntegreerd en toegepast, moet een grondige risicoanalyse worden uitgevoerd op het systeem om te bepalen of de STO-functionaliteit en veiligheidsniveaus relevant en voldoende zijn. De functie is ontworpen en geschikt bevonden voor de vereisten van:
LET OP
Wanneer frequentieomvormers in een agressieve omgeving worden opgesteld, zal dit de kans op uitval verhogen en leiden tot een aanzienlijke verkorting van de levensduur.
Voordat de frequentieomvormer wordt geïnstalleerd, moet de omgevingslucht worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vloeistoffen, deeltjes en gassen door bestaande installaties in de omgeving te bestuderen. Typische aanwijzingen voor schadelijke, in de lucht aanwezige vloeistoffen zijn bijvoorbeeld water of olie op metalen delen of corrosie van metalen delen.
Grote hoeveelheden stof worden vaak aangetroffen op installatiekasten en aanwezige elektrische installaties. Een aanwijzing voor agressieve, in de lucht aanwezige gassen is de zwarte verkleuring van koperen rails en kabeluiteinden van bestaande installaties.
De behuizingstypen D en E kunnen optioneel worden uitgerust met een backchannel van roestvrij staal om extra bescherming te bieden in agressieve omgevingen. Voor de interne componenten van de frequentieomvormer blijft een goede ventilatie noodzakelijk. Neem contact op met Danfoss voor aanvullende informatie.
•Categorie 3 volgens EN-ISO 13849-1
•Prestatieniveau d (PL d) volgens EN-ISO 13849-1:2008
•Klasse SIL 2 conform IEC 61508 en EN 61800-5-2
•Klasse SIL 2 conform EN 62061
1)Zie EN-IEC 61800-5-2 voor meer informatie over de functie Veilige uitschakeling van het koppel (STO).
2)Zie EN-IEC 60204-1 voor meer informatie over stopcategorie 0 en 1.
Inschakeling en beëindiging van STO-functie
De STO-functie (veilige uitschakeling van het koppel) wordt geactiveerd door de spanning op klem 37 van de veilige inverter weg te nemen. Door de veilige inverter aan te sluiten op externe beveiligingen wordt een veilige vertraging verkregen en kan een installatie voldoen aan Veilige uitschakeling van het koppel, categorie 1. De STOfunctie van de FC 102 kan worden gebruikt voor asynchrone, synchrone en permanentmagneetmotoren. Zie de voorbeelden in hoofdstuk 2.6.1 Klem 37 – functie voor veilige uitschakeling van het koppel (STO).
WAARSCHUWING
Na installatie van de STO-functie moet een inbedrijfstellingstest worden uitgevoerd zoals beschreven in de sectie Test voor inbedrijfstelling veilige uitschakeling van het koppel. Na de eerste inbedrijfstelling en na elke wijziging aan de veiligheidsvoorziening moet een inbedrijfstellingstest met succes worden afgerond.
14 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
Technische gegevens STO-functie
De volgende waarden zijn gerelateerd aan de diverse veiligheidsniveaus:
Reactietijd voor klem 37
-Maximale reactietijd: 20 ms
Reactietijd = de vertraging tussen wegnemen van de spanning op de STO-ingang en het uitschakelen van de uitgangsbrug.
Gegevens voor EN-ISO 13849-1
•Prestatieniveau d
•MTTFd (Mean Time To Dangerous Failure – gemiddelde tijd tot gevaarlijke storing): 14000 jaar
•DC (Diagnostic Coverage – diagnostische functies): 90%
•Categorie 3
•Levensduur 20 jaar
Gegevens voor EN-IEC 62061, EN-IEC 61508, EN-IEC 61800-5-2
•Klasse SIL 2, SILCL 2
•PFH (Probability of Dangerous Failure per Hour – waarschijnlijkheid van een storing uitval per uur) = 1E-10/h
•SFF (Safe Failure Fraction – aandeel van veilige storing) > 99%
•HFT (Hardware Fault Tolerance – hardwarefouttolerantie) = 0 (1001-architectuur)
•Levensduur 20 jaar
Gegevens voor EN-IEC 61508 lage vraagfrequentie
•PFDavg voor proefneming gedurende 1 jaar: 1E-10
•PFDavg voor proefneming gedurende 3 jaar: 1E-10
•PFDavg voor proefneming gedurende 5 jaar: 1E-10
De STO-functionaliteit vereist geen onderhoud.
Neem veiligheidsmaatregelen: zo moeten toegang tot en installatie in gesloten kasten zijn voorbehouden aan bekwaam personeel.
SISTEMA-gegevens
Bij Danfoss zijn gegevens over de functionele veiligheid verkrijgbaar via een databibliotheek die te gebruiken is in combinatie met de SISTEMA-rekenhulp van het Instituut voor Bedrijfsveiligheid en Gezondheid van de Duitse wettelijk verplichte ongevallenverzekering (IFA) en gegevens voor een handmatige berekening. De bibliotheek wordt steeds verder vervolledigd en aangevuld.
Afkorting |
Ref. |
Beschrijving |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Cat. |
EN-ISO |
Categorie, niveau B, 1-4. |
|
|
|
|
|
2 |
|
2 |
|||
|
13849-1 |
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
FIT |
|
Tijd tot storing (Failure in Time): 1E-9 |
||||
|
|
uur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
HFT |
IEC 61508 |
Hardwarefouttolerantie: HFT = n houdt |
|
|
|
|
|
|
in dat n+1 fouten het verlies van de |
|
|
|
|
|
|
veiligheidsfunctie kan veroorzaken. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MTTFd |
EN-ISO |
Mean Time To Dangerous Failure – |
|
|
|
|
|
13849-1 |
gemiddelde tijd tot gevaarlijke uitval. |
|
|
|
|
|
|
Eenheid: jaren |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
PFH |
IEC 61508 |
Waarschijnlijkheid van een gevaarlijke |
|
|
|
|
|
|
uitval per uur. Met deze waarde moet |
|
|
|
|
|
|
rekening worden gehouden wanneer |
|
|
|
|
|
|
de beveiliging veelvuldig (meer dan |
|
|
|
|
|
|
eens per jaar) of continu in gebruik is |
|
|
|
|
|
|
en de vraagfrequentie voor activering |
|
|
|
|
|
|
van het veiligheidsgerelateerd systeem |
|
|
|
|
|
|
groter is dan eenmaal per jaar. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
PFD |
IEC 61508 |
Gemiddelde waarschijnlijkheid van een |
|
|
|
|
|
|
storing bij vraag; waarde die wordt |
|
|
|
|
|
|
gebruikt voor bedrijf met lage vraag. |
|
|
|
|
PL |
EN-ISO |
Discreet niveau dat wordt gebruikt om |
|
|
|
|
|
13849-1 |
aan te geven in hoeverre veiligheids- |
|
|
|
|
|
|
gerelateerde delen van |
|
|
|
|
|
|
besturingssystemen een veiligheids- |
|
|
|
|
|
|
functie kunnen uitvoeren onder te |
|
|
|
|
|
|
voorziene omstandigheden. |
|
|
|
|
|
|
Niveaus a-e. |
|
|
|
|
SFF |
IEC 61508 |
Aandeel van veilige uitval [%]; |
|
|
|
|
|
|
percentage van veilige uitvallen en |
|
|
|
|
|
|
gedetecteerde gevaarlijke uitvallen |
|
|
|
|
|
|
van een veiligheidsfunctie of een |
|
|
|
|
|
|
subsysteem in verhouding tot het |
|
|
|
|
|
|
totale aantal uitvallen. |
|
|
|
|
SIL |
IEC 61508 |
Veiligheidsintegriteitsniveau. |
|
|
|
|
STO |
EN |
Veilige uitschakeling van het koppel. |
|
|
|
|
|
61800-5-2 |
|
|
|
|
|
SS1 |
EN 61800 |
Veilige stop 1. |
|
|
|
|
|
-5-2 |
|
|
|
|
|
Tabel 2.2 Afkortingen met betrekking tot functionele veiligheid
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
15 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
|
|
|
2.6.1 Klem 37 – functie voor veilige |
|
|
|
|
|
uitschakeling van het koppel (STO) |
2 |
|
2 |
|
|
|
De FC 102 is leverbaar met STO-functionaliteit via |
|||
|
|
|
stuurklem 37. De STO-functie schakelt de stuurspanning |
|
|
|
|
||
|
|
|
van de vermogenshalfgeleiders van de eindtrap van de |
|
|
|
|
frequentieomvormer uit, wat voorkomt dat de spanning |
|
|
|
|
wordt gegenereerd die nodig is om de motor te laten |
|
|
|
|
draaien. Wanneer de STO-functie (klem 37) is geactiveerd, |
|
|
|
|
genereert de frequentieomvormer een alarm en zal de |
|
|
|
|
eenheid uitschakelen, waarbij de motor vrijloopt tot stop. |
|
|
|
|
Een handmatige herstart is vereist. De STO-functie kan |
|
|
|
|
worden gebruikt om de frequentieomvormer te stoppen in |
|
|
|
|
noodsituaties. Gebruik de normale stopfunctie van de |
|
|
|
|
frequentieomvormer in de normale bedrijfsmodus, |
|
|
|
|
wanneer de STO-functie niet vereist is. Bij gebruik van een |
|
|
|
|
automatische herstart moet worden voldaan aan de |
|
|
|
|
vereisten conform ISO 12100-2 paragraaf 5.3.2.5. |
|
|
|
|
Aansprakelijkheidsbepalingen |
|
|
|
|
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor |
|
|
|
|
te zorgen dat het personeel dat de STO-functie installeert |
|
|
|
|
en bedient: |
|
|
|
|
• |
de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van |
|
|
|
|
veiligheid en gezondheid/ongevallenpreventie |
|
|
|
|
heeft doorgelezen en begrepen; |
|
|
|
• |
de algemene en veiligheidsrichtlijnen in deze |
|
|
|
|
beschrijving en de uitgebreide beschrijving in de |
|
|
|
|
Design Guide heeft begrepen; |
|
|
|
• |
beschikt over een goede kennis van de algemene |
en veiligheidsnormen die van toepassing zijn op de specifieke toepassing.
Normen
Voor het gebruik van de STO-functie op klem 37 is het noodzakelijk dat de gebruiker voldoet aan alle veiligheidsbepalingen, inclusief de relevante wetten, voorschriften en richtlijnen. De optionele STO-functie voldoet aan de volgende normen.
IEC 60204-1: 2005 categorie 0 – ongecontroleerde stop
IEC 61508: 1998 SIL2
IEC 61800-5-2: 2007 – veilige uitschakeling van het koppel (STO)
IEC 62061: 2005 SIL CL2
ISO 13849-1: 2006 Categorie 3 PL d
ISO 14118: 2000 (EN 1037) – voorkoming van een onbedoelde start
De informatie en instructies in de Bedieningshandleiding zijn niet voldoende voor een juist en veilig gebruik van de STO-functionaliteit. De gerelateerde informatie en instructies van de relevante Design Guide moeten worden opgevolgd.
Beschermende maatregelen
•Veiligheidssystemen mogen uitsluitend worden geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld door gekwalificeerd en bekwaam personeel.
•De eenheid moet worden geïnstalleerd in een IP 54-behuizing of vergelijkbare omgeving. Voor speciale toepassingen kan een hogere IP-klasse noodzakelijk zijn.
•De kabel tussen klem 37 en de externe beveiliging moet zijn beveiligd tegen kortsluiting conform ISO 13849-2 tabel D.4.
•Wanneer externe krachten invloed uitoefenen op de motoras (bijv. zwevende lasten) moeten extra maatregelen worden getroffen (bijv. een veiligheidshoudrem) om gevaren te elimineren.
Installatie en setup STO-functie
WAARSCHUWING
FUNCTIE VOOR VEILIGE UITSCHAKELING VAN HET KOPPEL (STO)!
De STO-functie voorziet NIET in scheiding van de netvoeding naar de frequentieomvormer of hulpcircuits. Voer werkzaamheden aan elektrische componenten van de frequentieomvormer of de motor enkel uit nadat de netvoeding is geïsoleerd en de vermelde wachttijd in de sectie Veiligheid in deze handleiding is verstreken. Wanneer de netvoeding niet wordt geïsoleerd van de eenheid en de gespecificeerde wachttijd niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
•Het wordt niet aanbevolen om de frequentieomvormer te stoppen met behulp van de functie voor veilige uitschakeling van het koppel. Als een actieve frequentieomvormer door middel van deze functie wordt gestopt, zal de eenheid uitschakelen en vrijlopen tot stop. Als dit niet acceptabel is, bijvoorbeeld omdat dit gevaar oplevert, moeten de frequentieomvormer en de machines worden gestopt door middel van de juiste stopmodus voordat deze functie wordt gebruikt. Afhankelijk van de toepassing kan het gebruik van een mechanische rem zijn vereist.
16 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
•Met betrekking tot frequentieomvormers met een synchroonmotor of permanentmagneetmotor in geval van een storing van meerdere IGBTvermogenshalfgeleiders: zelfs wanneer de functie voor veilige uitschakeling van het koppel is geactiveerd, kan de frequentieomvormer een uitlijningskoppel genereren waardoor de motoras maximaal 180/p graden wordt gedraaid. p geeft het aantal poolparen aan.
•Deze functie is uitsluitend geschikt voor het uitvoeren van mechanische werkzaamheden aan het frequentieomvormersysteem of het betreffende deel van een machine. De functie biedt geen elektrische veiligheid. Deze functie mag niet worden gebruikt als een regeling voor het starten en/of stoppen van de frequentieomvormer.
Voor een veilige installatie van de frequentieomvormer moet worden voldaan aan de volgende eisen:
1.Verwijder de jumperkabel tussen stuurklem 37 en 12 of 13. Het is niet voldoende om de jumper door te knippen of te breken om kortsluiting te voorkomen. (Zie jumper op Afbeelding 2.1.)
2.Sluit een extern veiligheidsbewakingsrelais via een NO-veiligheidsfunctie (volg de instructies voor de beveiliging op) aan op klem 37 (STOfunctie) en klem 12 of 13 (24 V DC). Het veiligheidsbewakingsrelais moet voldoen aan cat. 3/PL d (ISO 13849-1) of SIL 2 (EN 62061).
<![if ! IE]><![endif]>130BA874.10
12/13 |
37 |
|
Afbeelding 2.1 Jumper tussen klem 12/13 (24 V) en klem 37
FC |
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>130BB967.10 |
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
12 |
|
|
|
|
|
1 |
37 |
|
4 |
2 |
Afbeelding 2.2 Installatie voor het realiseren van stopcategorie 0 (EN 60204-1) met veiligheidscategorie 3/PL d (ISO 13849-1) of SIL 2 (EN 62061).
1 |
Veiligheidsrelais (cat. 3, PL d of SIL 2) |
|
|
2 |
Noodknop |
|
|
3 |
Resetknop |
|
|
4 |
Kabel met kortsluitbeveiliging (indien niet in |
|
IP 54-installatiekast) |
|
|
Tabel 2.3 Legenda bij Afbeelding 2.2
Test voor inbedrijfstelling veilige uitschakeling van het koppel
Voorafgaand aan de ingebruikname moet na het installeren een inbedrijfstellingstest worden uitgevoerd op de installatie die gebruikmaakt van de STO-functie. Voer deze test ook uit na elke aanpassing van de installatie.
Voorbeeld met STO
Een veiligheidsrelais evalueert de signalen van de noodstopknop en activeert een STO-functie op de frequentieomvormer wanneer de noodstopknop wordt bediend (zie Afbeelding 2.3). Deze veiligheidsfunctie komt overeen met een stop volgens categorie 0 (ongecontroleerde stop) conform IEC 60204-1. Wanneer de functie tijdens bedrijf wordt geactiveerd, zal de motor op ongecontroleerde wijze uitlopen. De spanning naar de motor wordt veilig verwijderd, zodat verdere beweging niet mogelijk is. Het is niet nodig om een installatie bij stilstand te bewaken. Wanneer rekening moet worden gehouden met externe krachten, moet u aanvullende maatregelen nemen om een mogelijke beweging op veilige wijze te voorkomen (bijv. door mechanische remmen).
LET OP
Voor alle toepassingen met de STO-functie is het belangrijk dat een kortsluiting in de bedrading naar klem 37 kan worden uitgesloten. Dit kan worden gedaan zoals beschreven in EN-ISO 13849-2 D4 met behulp van beschermde bedrading (afgeschermd of gescheiden).
2 2
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
17 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
Voorbeeld met SS1
SS1 komt overeen met een gecontroleerde stop volgens 2 2 stopcategorie 1 conform IEC 60204-1 (zie Afbeelding 2.4).
Wanneer de veiligheidsfunctie wordt geactiveerd, wordt een normale gecontroleerde stop uitgevoerd. Deze kan worden geactiveerd via klem 27. Nadat de veiligheidsvertraging op de externe veiligheidsmodule is verstreken, wordt de STO-functie geactiveerd en wordt klem 37 laag gezet. Het uitlopen gebeurt zoals ingesteld in de frequentieomvormer. Als de omvormer na de veiligheidsvertraging niet wordt gestopt, zal de activering van de STO-functie de frequentieomvormer laten vrijlopen.
LET OP
Bij gebruik van de SS1-functie wordt de uitloop van de rem van de frequentieomvormer niet bewaakt ten aanzien van veiligheid.
Voorbeeld met toepassing volgens Categorie 4/PL e
Wanneer er volgens het ontwerp van het veiligheidsbesturingssysteem voor de STO-functie twee kanalen zijn vereist om te voldoen aan Categorie 4/PL e, kan het ene kanaal worden geïmplementeerd door middel van een veilige uitschakeling van het koppel, klem 37 (STO) en het andere door middel van een contactor die in de ingangsof uitgangsvermogenscircuits van de frequentieomvormer kan worden aangesloten en kan worden bestuurd door het veiligheidsrelais (zie Afbeelding 2.5). De contactor moet worden bewaakt via een hulprelais met geleide contacten en worden aangesloten op de resetingang van het veiligheidsrelais.
STO-ingangen parallel aansluiten op één veiligheidsrelais
Ingangen voor veilige uitschakeling van het koppel, klem 37 (STO), mogen rechtstreeks worden aangesloten als dit nodig is om meerdere frequentieomvormers vanaf dezelfde stuurkabel te regelen via één veiligheidsrelais (zie Afbeelding 2.6). Het aansluiten van ingangen verhoogt de waarschijnlijkheid van een fout in de onveilige richting, aangezien een fout in één frequentieomvormer ertoe zou kunnen leiden dat alle frequentieomvormers worden ingeschakeld. De waarschijnlijkheid van een fout bij klem 37 is echter zo laag dat de resulterende waarschijnlijkheid nog steeds voldoet aan de vereisten van SIL 2.
FC |
<![if ! IE]> <![endif]>130BB968.10 |
|
3 |
|
12 |
|
1 |
37
2
Afbeelding 2.3 Voorbeeld STO
FC |
|
<![if ! IE]> <![endif]>130BB969.10 |
|
|
|
|
3 |
|
|
12 |
|
|
|
1 |
18 37
2
Afbeelding 2.4 Voorbeeld SS1
FC |
|
K1 |
3 |
<![if ! IE]> <![endif]>130BB970.10 |
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
12 |
|
|
|
|
|
|
|
1 |
|
37 |
|
|
|
|
|
K1 |
|
|
|
K1 |
|
|
2 |
|
|
|
|
Afbeelding 2.5 Voorbeeld STO volgens stopcategorie 4
FC |
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>130BC001.10 |
|
|
4 |
3 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
12 |
|
|
|
|
|
|
|
1 |
|
20 |
|
|
|
|
37 |
|
|
|
FC |
|
|
2 |
|
20
37
FC
20
37
Afbeelding 2.6 Voorbeeld van parallelle aansluiting van meerdere frequentieomvormers
1Veiligheidsrelais
2Noodknop
3Resetknop
424 V DC
Tabel 2.4 Legenda bij Afbeelding 2.3 t/m Afbeelding 2.6
18 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
WAARSCHUWING
De activering van de STO-functie (d.w.z. het wegnemen van de 24 V DC-spanning naar klem 37) biedt geen elektrische veiligheid. De STO-functie is daarom op zichzelf onvoldoende voor het implementeren van een nooduitschakelingsfunctie zoals gedefinieerd in EN 60204-1. Voor een nooduitschakeling zijn maatregelen op het gebied van elektrische isolatie vereist, bijvoorbeeld door het uitschakelen van de netvoeding via een extra contactor.
1.Activeer de STO-functie door de 24 V DCspanning naar klem 37 weg te nemen.
2.Na activering van STO-functie (d.w.z. na de responstijd) loopt de frequentieomvormer vrij (het stoppen genereert een draaiveld in de motor). De responstijd is typisch minder dan 10 ms voor het volledige prestatiebereik van de frequentieomvormer.
De frequentieomvormer zal gegarandeerd niet opnieuw een draaiveld gaan creëren als gevolg van een interne fout (conform cat. 3/PL d volgens EN-ISO 13849-1 en SIL 2 volgens EN 62061). Nadat de STO-functie is geactiveerd, verschijnt op het display te de melding dat de STO-functie is geactiveerd. De bijbehorende helptekst geeft 'Veilige stop actief' aan. Dit betekent dat de STO-functie is geactiveerd of dat het normale bedrijf nog niet weer is hervat na activering van de STO-functie.
LET OP
Aan de eisen van cat. 3/PL d (ISO 13849-1) wordt enkel voldaan wanneer de 24 V DC-spanning naar klem 37 verwijderd blijft of laag wordt gehouden door een beveiliging die zelf ook voldoet aan cat. 3/PL d (ISO 13849-1). Wanneer externe krachten de motor beïnvloeden, bijv. in geval van een verticale as (hangende lasten), en een ongewenste beweging, bijv. veroorzaakt door de zwaartekracht, gevaar kan opleveren, mag de motor niet worden gebruikt zonder aanvullende maatregelen ten aanzien van valbeveiliging. Hiervoor moeten bijvoorbeeld extra mechanische remmen worden geïnstalleerd.
Om de werking te hervatten na activering van de STOfunctie, moet eerst de 24 V DC-spanning weer op klem 37
worden geschakeld (de tekst 'Veilige stop actief' wordt nog 2 2 altijd weergegeven). Vervolgens moet een resetsignaal
worden gegenereerd (via bus, digitale I/O of de [Reset]- toets op de omvormer).
Standaard worden de STO-functies zo ingesteld dat een onbedoelde start wordt voorkomen. Dit betekent dat vóór het beëindigen van de STO-functie het hervatten van normaal bedrijf eerst weer 24 V DC moet worden geschakeld op klem 37. Vervolgens moet een resetsignaal worden afgegeven (via bus, digitale I/O of de [Reset]-toets).
De STO-functie kan worden ingesteld voor een automatische herstart door de instelling van 5-19 Klem 37 Veilige stop te wijzigen van de standaardwaarde [1] naar waarde [3]. Als er een MCB 112-optie op de frequentieomvormer is aangesloten, wordt het gedrag bij een automatische herstart ingesteld via optie [7] of [8].
Een automatische herstart betekent dat de STO-functie wordt beëindigd en normaal bedrijf wordt hervat zodra 24 V DC wordt geschakeld op klem 37; hiervoor is geen resetsignaal nodig.
WAARSCHUWING
Het toepassen van een automatische herstart is enkel toegestaan in de volgende twee situaties:
1.Een onbedoelde start wordt voorkomen via andere delen van de installatie voor de STOfunctie.
2.Aanwezigheid in de gevarenzone kan fysiek worden uitgesloten wanneer de STO-functie niet geactiveerd is. Met name paragraaf 5.3.2.5 van ISO 12100-2 2003 moet in acht worden genomen.
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
19 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
2.6.2Installatie van externe beveiliging in combinatie met MCB 112
2 2 Als de Ex-goedgekeurde thermistormodule MCB 112 (die gebruikmaakt van klem 37 als veiligheidsgerelateerd uitschakelkanaal) is aangesloten, moet uitgang X44/12 van MCB 112 werken op basis van een logische AND-functie met de veiligheidsgerelateerde sensor (bijv. een noodstopknop, veiligheidsschakelaar enz.) die de STOfunctie activeert. Dit betekent dat de uitgang naar STOklem 37 alleen HOOG (24 V) zal zijn als zowel het signaal uit uitgang X44/12 van de MCB 112 als het signaal van de veiligheidsgerelateerde sensor HOOG is. Als ten minste een van beide signalen LAAG is, moet de uitgang naar klem 37 eveneens LAAG zijn. De beveiliging met deze AND-logica moet zelf voldoen aan IEC 61508, SIL 2. De aansluiting vanaf de uitgang van de beveiliging met veilige ANDlogica naar STO-klem 37 moet zijn beveiligd tegen kortsluiting. Zie Afbeelding 2.7.
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>67.11 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hazardous |
|
NonHazardous Area |
<![if ! IE]> <![endif]>130BA9 |
|
|
Area
PTC Thermistor Card
|
|
|
|
|
MCB112 |
|
|
|||
X44/ |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 101112 |
|
PTC |
|
|
|
Digital Input |
|
|
||||
|
|
|
e.g. Par 5-15 |
|
|
|||||
Sensor |
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37 |
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
DI |
DI |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Safe Stop |
Par. 5-19 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Terminal 37 Safe Stop |
|
|
|
|
|
Safety Device |
||||
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
SIL 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Safe AND Input |
||||
|
|
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>Safe Input |
|
|
Safe Output |
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Manual Restart |
|
Afbeelding 2.7 Afbeelding van de essentiële aspecten voor het installeren van een combinatie van de STO-functie en een MCB 112. Het schema toont een herstartingang voor het externe veiligheidsapparaat. Dit betekent dat 5-19 Klem 37 Veilige stop in deze installatie kan worden ingesteld op de waarde [7] PTC 1 & relais W of [8] PTC 1 & relais A/W. Zie de
Bedieningshandleiding voor de MCB 112 voor meer informatie.
Parameterinstelling voor externe beveiliging in combinatie met MCB 112
Als MCB 112 is aangesloten, kan 5-19 Klem 37 Veilige stop ook worden ingesteld op [4] PTC 1-alarm tot [9] PTC 1 & relais W/A). De opties [1] Alarm Veilige stop en [3] Waarsch. Veilige stop zijn ook nog beschikbaar, maar deze moeten niet worden gebruikt, aangezien deze zijn bedoeld voor installaties zonder MCB 112 of andere externe beveiligingen. Als [1] Alarm Veilige stop of [3] Waarsch. Veilige stop per ongeluk is geselecteerd en de MCB 112 wordt geactiveerd, dan zal de frequentieomvormer het alarm Gevaarlijke storing [A72] genereren en op veilige wijze vrijlopen, zonder een automatische herstart. De opties [4] PTC 1-alarm en [5] PTC 1 waarsch. mogen niet worden geselecteerd wanneer gebruik wordt gemaakt van een externe beveiliging. Deze opties zijn bedoeld voor situaties waarbij enkel de MCB 112 de STO-functie gebruikt. Als de optie [4] PTC 1-alarm of [5] PTC 1 waarsch. per ongeluk is geselecteerd en de STO-functie wordt geactiveerd door de externe beveiliging, dan zal de frequentieomvormer het alarm Gevaarlijke storing [A72] genereren en op veilige wijze vrijlopen, zonder een automatische herstart.
De opties [6] PTC 1 & relais A tot [9] PTC 1 & relais W/A moeten worden geselecteerd bij een combinatie van een externe beveiliging en een MCB 112.
LET OP
Houd er rekening mee dat de opties [7] PTC 1 & relais W en [8] PTC 1 & relais A/W zorgen voor een automatische herstart wanneer de externe beveiliging weer wordt gedeactiveerd.
Dit is enkel toegestaan in de volgende gevallen:
•Een onbedoelde start wordt voorkomen via andere delen van de installatie voor de STOfunctie.
•Aanwezigheid in de gevarenzone kan fysiek worden uitgesloten wanneer de STO-functie niet geactiveerd is. Met name paragraaf 5.3.2.5 van ISO 12100-2 2003 moet in acht worden genomen.
Zie de Bedieningshandleiding voor de MCB 112 voor meer informatie.
2.6.3Test voor inbedrijfstelling veilige uitschakeling van het koppel
Voorafgaand aan de ingebruikname moet na het installeren een inbedrijfstellingstest worden uitgevoerd op de installatie of toepassing die gebruikmaakt van de STOfunctie.
Voer de test bovendien uit na elke aanpassing van de installatie of toepassing waarvan de STO-functie deel uitmaakt.
20 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
LET OP
Na de eerste inbedrijfstelling en na elke wijziging aan de veiligheidsvoorziening moet een inbedrijfstellingstest met succes worden afgerond.
De inbedrijfstellingstest (selecteer praktijkvoorbeeld 1 of 2 op basis van toepasselijkheid):
Praktijkvoorbeeld 1: het voorkomen van een herstart na een veilige uitschakeling van het koppel is vereist (d.w.z. enkel de STO-functie, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op de standaardwaarde [1], of een combinatie van de STO-functie en een MCB 112, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op [6] of [9]):
1.1Verwijder de 24 V DC-spanning naar klem 37 met behulp van de circuitbreaker terwijl de motor wordt aangedreven door de FC 102 (d.w.z. dat de netvoeding niet wordt onderbroken). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor reageert met een vrijloop en de mechanische rem (indien aangesloten) wordt geactiveerd. Als er een LCP is aangesloten, moet bovendien het alarm Veilige stop [A68] worden weergegeven.
1.2Verstuur een resetsignaal (via bus, digitale I/O of de [Reset]-toets). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor in de STO-toestand blijft en de mechanische rem (indien aangesloten) geactiveerd blijft.
1.3Sluit de 24 V DC weer aan op klem 37. De teststap is met succes uitgevoerd als de motor in de vrijloopstatus blijft staan en de mechanische rem (indien aangesloten) geactiveerd blijft.
1.4Verstuur een resetsignaal (via bus, digitale I/O of de [Reset]-toets). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor weer bedrijfsklaar wordt.
De inbedrijfstellingstest is geslaagd als alle vier de teststappen (1.1, 1.2, 1.3 en 1.4) met succes zijn doorlopen.
Praktijkvoorbeeld 2: een automatische herstart na een veilige uitschakeling van het koppel is gewenst en toegestaan (d.w.z. enkel de STO-functie, waarbij
5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op [3], of een combinatie van STO en MCB 112, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op [7] of [8]):
2.1Verwijder de 24 V DC-spanning naar klem 37 met behulp van de circuitbreaker terwijl de motor wordt aangedreven door de FC 102 (d.w.z. dat de netvoeding niet wordt onderbroken). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor reageert met een vrijloop en de mechanische rem (indien aangesloten) wordt geactiveerd. Als er een LCP is aangesloten, moet bovendien de waarschuwing Veilige stop [W68] worden weergegeven.
2.2Sluit de 24 V DC weer aan op klem 37.
De teststap is met succes uitgevoerd als de motor weer |
|
|
|
bedrijfsklaar wordt. De inbedrijfstellingstest is gelukt als |
|
|
|
beide teststappen (2.1 en 2.2) met succes zijn doorlopen. |
2 |
2 |
|
LET OP |
|||
|
|
Zie de waarschuwing over het herstartgedrag in hoofdstuk 2.6.1 Klem 37 – functie voor veilige uitschakeling van het koppel (STO).
2.7 Voordelen
2.7.1Wat is het voordeel van het gebruik van een frequentieomvormer voor het regelen van ventilatoren en pompen?
Een frequentieomvormer maakt gebruik van het feit dat centrifugaalventilatoren en -pompen de proportionaliteitswetten voor dergelijke ventilatoren en pompen volgen. Zie de tekst en afbeelding onder De proportionaliteitswetten voor meer informatie.
2.7.2Het grote voordeel – energiebesparing
Een voordeel van een frequentieomvormer voor het regelen van het toerental van ventilatoren en pompen is de besparing op de energiekosten.
In vergelijking met alternatieve regelsystemen en - technieken is een frequentieomvormer hét energiebesparingssysteem voor het regelen van ventilatoren pompsystemen.
Afbeelding 2.8 Ventilatorcurves (A, B en C) voor gereduceerde ventilatorvolumes.
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
21 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
|
2 2
Afbeelding 2.9 In typische toepassingen is een energiebesparing van meer dan 50% haalbaar wanneer een frequentieomvormer wordt gebruikt om de ventilatorcapaciteit te verlagen naar 60%.
2.7.3 Voorbeeld van energiebesparing
De proportionaliteitswetten
Afbeelding 2.10 laat zien hoe stroming, druk en energieverbruik afhankelijk zijn van het toerental.
Q = stroming |
P = vermogen |
||
|
|
|
|
Q1 |
= nominale stroming |
P1 |
= nominaal vermogen |
|
|
|
|
Q2 |
= gereduceerde stroming |
P2 |
= gereduceerd vermogen |
|
|
||
H = druk |
n = toerentalregeling |
||
H1 |
= nominale druk |
n1 |
= nominaal toerental |
H2 |
= gereduceerde druk |
n2 |
= gereduceerd toerental |
|
|
|
|
Tabel 2.5 Afkortingen gebruikt in de vergelijking
100% |
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>175HA208.10 |
|
|
|
|
|
80% |
|
|
|
|
50% |
Flow ~n |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pressure~n |
2 |
|
25% |
|
|
|
|
12,5% |
|
Power ~n3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
n |
|
50% |
80% |
100% |
|
Afbeelding 2.10 Stroming, druk en energieverbruik in relatie tot het toerental
Stroming : Q1 = n1
Q2 n2
Druk : H1 = n1 2
H2 n2
Zoals op de afbeelding te zien is (de proportionaliteitswetten), wordt de doorstroming gereguleerd door het toerental te wijzigen. Bij een toerentalreductie van slechts 20% ten opzichte van het nominale toerental wordt ook de stroming met 20% gereduceerd. Dit komt omdat de stroming rechtevenredig is aan het toerental. Het elektriciteitsverbruik neemt echter af met 50%.
Als het systeem in kwestie slechts een paar dagen per jaar een stroming hoeft te leveren die gelijk is aan 100%, terwijl het gemiddelde de rest van het jaar onder de 80% van de nominale stroming ligt, bedraagt de hoeveelheid energie die bespaard wordt zelfs meer dan 50%.
Vermogen : P1 = n1 3
P2 n2
2.7.4 Vergelijking van energiebesparing
De frequentieomvormeroplossing van Danfoss biedt aanzienlijke besparingen in vergelijking met traditionele energiebesparende oplossingen. Dit komt omdat de frequentieomvormer in staat is om het ventilatortoerental te regelen op basis van de thermische belasting op het systeem en door het feit dat de frequentieomvormer een ingebouwde functie heeft die de frequentieomvormer in staat stelt om te functioneren als gebouwbeheersysteem (GBS).
Afbeelding 2.12 toont de typische energiebesparing die kan worden behaald met behulp van drie bekende oplossingen waarbij het ventilatorvolume wordt verlaagd tot bijvoorbeeld 60%.
Afbeelding 2.12 laat zien dat in typische toepassingen een energiebesparing van meer dan 50% kan worden behaald.
22 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
|
<![if ! IE]> <![endif]>130BA782.10 |
Discharge damper
Less energy savings
Maximum energy savings
IGV
Costlier installation
Afbeelding 2.11 De drie standaardsystemen voor energiebesparing
Afbeelding 2.12 Uitlaatkleppen verlagen het energieverbruik enigszins. Inlaatschoepen zorgen voor een besparing van 40% maar zijn duur om te installeren. De frequentieomvormeroplossing van Danfoss verlaagt het energieverbruik met meer dan 50% en is eenvoudig te installeren.
2.7.5Voorbeeld met wisselende stroming gedurende 1 jaar
Onderstaand voorbeeld is berekend op basis van pompkarakteristieken verkregen van een pompdatablad
Het verkregen resultaat toont een energiebesparing van meer dan 50% bij de gegeven stromingsverdeling over een jaar. De terugbetalingstijd is afhankelijk van de prijs per kWh en de prijs van de frequentieomvormer. In dit voorbeeld is het minder dan een jaar in vergelijking met een systeem met kleppen en een constant toerental.
Stromingsverdeling over 1 jaar
Pas = Pasvermogen
[h] |
t |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>175HA210.11 |
||
2000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1500 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
500 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Q |
100 |
200 |
300 |
400 |
|
|||||||||||
[m3 /h] |
Tabel 2.6 Energiebesparing
Afbeelding 2.13 Voorbeeld met wisselende stroming
m³/ |
Verdeling |
Regeling met |
Regeling met |
|||
h |
|
|
kleppen |
frequentieomvormer |
||
|
|
|
|
|
|
|
|
% |
Uren |
Vermo- |
Verbruik |
Vermo- |
Verbruik |
|
|
|
gen |
|
gen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A1-B1 |
kWh |
A1-C1 |
kWh |
|
|
|
|
|
|
|
350 |
5 |
438 |
42,5 |
18.615 |
42,5 |
18.615 |
|
|
|
|
|
|
|
300 |
15 |
1314 |
38,5 |
50.589 |
29,0 |
38.106 |
|
|
|
|
|
|
|
250 |
20 |
1752 |
35,0 |
61.320 |
18,5 |
32.412 |
|
|
|
|
|
|
|
200 |
20 |
1752 |
31,5 |
55.188 |
11,5 |
20.148 |
|
|
|
|
|
|
|
150 |
20 |
1752 |
28,0 |
49.056 |
6,5 |
11.388 |
|
|
|
|
|
|
|
100 |
20 |
1752 |
23,0 |
40.296 |
3,5 |
6.132 |
|
|
|
|
|
|
|
Σ |
100 |
8760 |
|
275.064 |
|
26.801 |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 2.7 Verbruik
2 2
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
23 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.6 Betere regeling
2 2 Bij gebruik van een frequentieomvormer is een betere regeling van de stroming of druk van een systeem mogelijk.
Een frequentieomvormer kan het toerental van de ventilator of pomp variëren, wat een variabele regeling van stroming en druk oplevert.
Bovendien kan een frequentieomvormer het toerental van de ventilator of pomp snel aanpassen aan nieuwe stromingsof drukcondities in het systeem.
Eenvoudige procesregeling (stroming, niveau of druk) met behulp van de ingebouwde PID-regelaar.
2.7.7 Cos φ-compensatie
Over het algemeen heeft de VLT® HVAC Drive een cos φ van 1 en zorgt hij voor een arbeidsfactorcorrectie van de cos φ van de motor, wat betekent dat er bij het bepalen van de arbeidsfactorcorrectie geen rekening hoeft te worden gehouden met de cos φ van de motor.
2.7.8Ster-driehoekschakeling of softstarter niet vereist
Wanneer relatief grote motoren moeten worden gestart, is het in veel landen nodig om apparatuur te gebruiken die de opstartstroom beperkt. In meer traditionele systemen wordt vaak een ster-driehoekschakeling of softstarter gebruikt. Dergelijke motorstarters zijn niet meer nodig bij gebruik van een frequentieomvormer.
Zoals in Afbeelding 2.14 te zien is, verbruikt een frequentieomvormer niet meer stroom dan de nominale stroom.
|
800 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>175HA227.10 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
700 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
600 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>current |
500 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
400 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
<![if ! IE]> <![endif]>load |
300 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
<![if ! IE]> <![endif]>% Full |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
200 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
100 |
|
|
|
|
|
|
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0 |
12,5 |
25 |
37,5 |
50Hz |
Full load & speed
Afbeelding 2.14 Een frequentieomvormer verbruikt niet meer stroom dan de nominale stroom
1 VLT® HVAC Drive
2Ster-driehoekschakeling
3Softstarter
4Start direct op netvoeding
Tabel 2.8 Legenda bij Afbeelding 2.14
2.7.9Het gebruik van een frequentieomvormer bespaart geld
Het voorbeeld op de volgende pagina laat zien dat het gebruik van een frequentieomvormer veel andere apparatuur overbodig maakt. Het is mogelijk de installatiekosten van de twee verschillende systemen te berekenen. In het voorbeeld op de volgende pagina kan voor de twee systemen grofweg dezelfde prijs worden gerekend.
24 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.10 Zonder frequentieomvormer
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
2 |
DDC |
= |
Direct Digital Control (directe digitale |
EMS |
= |
Energy Management System (energie- |
|
|
||
regeling) |
beheersysteem) |
|
|
||||||
|
|
|
|
|
|
||||
VAV |
= |
Variabel luchtvolume |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Sensor P |
= |
Druk |
Sensor T |
= |
Temperatuur |
|
|
|
|
Tabel 2.9 Afkortingen gebruikt in Afbeelding 2.15 en Afbeelding 2.16
Afbeelding 2.15 Traditioneel ventilatorsysteem
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
25 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... |
Design Guide |
2 |
2 |
2.7.11 Met een frequentieomvormer |
|
|
|
||||
Cooling section |
Heating section |
Fan section |
|
|
|||||
|
|
|
|
||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
Supply |
|
|
|
|
|
|
|
|
Fan |
air |
|
|
|
- |
|
|
+ |
|
|
V.A.V |
|
|
|
|
|
|
M |
Sensors |
|||
|
|
|
|
|
outlets |
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
PT |
|
|
|
Return |
Flow |
Return |
|
Flow |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
x3 |
|
|
|
|
M |
Pump |
M |
Pump |
|
Duct |
|
|
|
|
|
x3 |
|
|
x3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Local |
Main |
|
|
VLT |
|
VLT |
|
VLT |
D.D.C. |
||
|
|
|
|
B.M.S |
|||||
|
|
|
|
|
|
|
Pressure |
control |
|
|
|
|
|
|
|
|
control |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0-10V |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
or |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0/4-20mA |
|
|
|
|
|
|
Control |
|
Control |
|
|
|
|
|
|
|
|
temperature |
|
|
||
|
|
|
|
temperature |
|
|
|
||
|
|
|
|
|
0-10V |
|
|
|
|
|
|
|
|
0-10V |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
or |
|
|
|
|
|
|
|
|
or |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0/4-20mA |
|
|
|
|
|
|
|
|
0/4-20mA |
|
Mains |
|
|
|
|
|
Mains |
Mains |
|
|
Afbeelding 2.16 Ventilatorsysteem dat wordt geregeld door frequentieomvormers.
<![endif]>175HA206.11
26 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.12 Toepassingsvoorbeelden
Op de volgende pagina's vindt u een aantal typische voorbeelden van HVAC-toepassingen. |
2 |
2 |
Voor meer informatie over een bepaalde toepassing kunt u aan uw Danfoss-leverancier een informatieblad met een |
volledige beschrijving van de toepassing opvragen.
Variabel luchtvolume
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving Variable Air Volume Ventilation Systems MN.60.A1.02
Constant luchtvolume (CAV)
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving Constant Air Volume Ventilation Systems MN.60.B1.02
Koeltorenventilator
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving fan control on cooling towers MN.60.C1.02
Condensaatpompen
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving condenser water pumping systems MN.60.F1.02
Primaire pompen
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improve your primary pumping in primary/secondary pumping systems MN. 60.D1.02
Secundaire pompen
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improve your secondary pumping in primary/secondary pumping systems MN. 60.E1.02
MG11BC10 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
27 |
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.13 Variabel luchtvolume
2 2 VAV-systemen, of variabel-luchtvolumesystemen, worden gebruikt om de ventilatie en de temperatuur in gebouwen te regelen. Centrale VAV-systemen worden beschouwd als de energiezuinigste methode om het klimaat in gebouwen te regelen. Door het gebruik van centrale systemen in plaats van gedistribueerde systemen kan een hoger rendement worden behaald.
Dit rendement wordt behaald door gebruik te maken van grotere ventilatoren en grotere koeleenheden met een hoger rendement dan kleine motoren en gedistribueerde luchtgekoelde eenheden. Ook is voor deze installaties minder onderhoud nodig.
2.7.14 De VLT-oplossing
Hoewel luchtregelkleppen en inlaatschoepen een constante druk in het leidingsysteem handhaven, zorgt een installatie met een voor een grotere energiebesparing en maakt het de installatie minder complex. In plaats van een kunstmatige drukval te veroorzaken of het rendement van de ventilator te verminderen, verlaagt de het toerental van de ventilator en levert zo de stroming en druk die het systeem nodig heeft.
Ventilatoren gedragen zich volgens de wetten van centrifugale affiniteit. Dit betekent dat de ventilatoren een lagere druk en stroming produceren bij een lager toerental. Hun energieverbruik neemt daardoor aanzienlijk af.
De retourventilator is vaak ingesteld om een vast stromingsverschil tussen de toevoer en de retour te handhaven. De geavanceerde PID-regelaar van de HVAC neemt deze taak over.
|
|
|
Pressure |
|
|
Cooling coil |
Heating coil |
Frequency |
signal |
|
|
|
|
|
|||
|
Filter |
converter |
|
|
VAV boxes |
|
|
|
|
||
|
|
|
Supply fan |
|
|
D1 |
|
|
3 |
|
T |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pressure |
|
|
|
|
Flow |
transmitter |
|
|
|
|
|
|
D2 |
|
|
|
|
|
|
|
Frequency |
|
|
|
|
|
converter |
Return fan |
|
|
|
|
|
Flow |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
D3 |
|
|
|
|
|
Afbeelding 2.17 De VLT-oplossing
<![endif]>130BB455.10
28 |
Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. |
MG11BC10 |