Danfoss FC 102 Design guide [nl]

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Design Guide
VLT® HVAC Drive FC 102
1,1-90 kW
www.danfoss.com/drives
Inhoud Design Guide
Inhoud
2 Inleiding tot VLT® HVAC Drive
2.1 Veiligheid
2.2 CE-markering
2.3 Luchtvochtigheid
2.4 Agressieve omgevingen
2.5 Trillingen en schokken
2.6 Veilige uitschakeling van het koppel
2.7 Voordelen
2.8 Regelstructuren
2.9 Algemene EMC-aspecten
2.10 Galvanische scheiding (PELV)
2.11 Aardlekstroom
2.12 Remfunctie
2.13 Extreme bedrijfsomstandigheden
3 Selectie
6
11 11 12 13 13 14 14 21 36 46 51 52 53 54
58
3.1 Opties en accessoires
3.1.1 Optiemodules monteren in sleuf B 58
3.1.2 General Purpose I/O Module MCB 101 58
3.1.3 Digitale ingangen – Klem X30/1-4 59
3.1.4 Analoge spanningsingangen – Klem X30/10-12 59
3.1.5 Digitale uitgangen – Klem X30/5-7 59
3.1.6 Analoge uitgangen – Klem X30/5+8 59
3.1.7 Relaisoptie MCB 105 60
3.1.8 24 V External Supply MCB 107 (D-optie) 62
3.1.9 Analog I/O MCB 109 63
3.1.10 PTC Thermistor Card MCB 112 65
3.1.11 Sensoringangoptie MCB 114 67
3.1.11.1 Bestelnummers en geleverde onderdelen 67
3.1.11.2 Elektrische en mechanische specificaties 67
3.1.11.3 Elektrische bedrading 68
3.1.12 Set voor externe bediening van LCP 68
3.1.13 Behuizingsset IP 21/IP 41/Type 1 69
58
3.1.14 IP 21/Type 1-behuizingsset 69
3.1.15 Uitgangsfilters 71
4 Bestellen
4.1 Bestelformulier
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 1
72 72
Inhoud Design Guide
4.2 Bestelnummers
5 Mechanische installatie
5.1 Mechanische installatie
5.1.1 Veiligheidsvoorschriften voor een mechanische installatie 85
5.1.2 Mechanische afmetingen 86
5.1.3 Accessoiretassen 88
5.1.4 Mechanische bevestiging 89
5.1.5 Externe installatie 90
6 Elektrische installatie
6.1 Aansluitingen – behuizingstype A, B en C
6.1.1 Koppel 91
6.1.2 Uitbreekpoorten voor extra kabels verwijderen 92
6.1.3 Netvoeding en aarding 92
6.1.4 Motoraansluiting 95
6.1.5 Relaisaansluiting 101
6.2 Zekeringen en circuitbreakers
75
85 85
91 91
102
6.2.1 Zekeringen 102
6.2.2 Aanbevelingen 103
6.2.3 CE-conformiteit 103
6.2.4 Zekeringtabellen 104
6.3 Netschakelaars en contactors
6.4 Extra motorgegevens
6.4.1 Motorkabel 113
6.4.2 Thermische motorbeveiliging 113
6.4.3 Parallelle aansluiting van motoren 114
6.4.4 Draairichting van de motor 116
6.4.5 Motorisolatie 117
6.4.6 Motorlagerstromen 117
6.5 Stuurkabels en klemmen
6.5.1 Toegang tot stuurklemmen 118
6.5.2 Stuurkabelroute 118
6.5.3 Stuurklemmen 119
6.5.4 Schakelaar S201, S202 en S801 120
112 113
118
6.5.5 Elektrische installatie, stuurklemmen 120
6.5.6 Eenvoudig bedradingsvoorbeeld 121
6.5.7 Elektrische installatie, Stuurkabels 122
6.5.8 Relaisuitgang 123
6.6 Extra aansluitingen
6.6.1 DC-busaansluiting 124
2 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
124
Inhoud Design Guide
6.6.2 Loadsharing 124
6.6.3 Installatie van bekabeling remweerstand 124
6.6.4 Een pc aansluiten op de frequentieomvormer 124
6.6.5 Pc-software 125
6.6.6 MCT 31 125
6.7 Veiligheid
6.7.1 Hoogspanningstest 125
6.7.2 Aarding 125
6.7.3 Veiligheidsaarding 126
6.7.4 ADN-conforme installatie 126
6.8 EMC-correcte installatie
6.8.1 Elektrische installatie – EMC-voorzorgsmaatregelen 126
6.8.2 Gebruik van EMC-correcte kabels 128
6.8.3 Aarding van afgeschermde stuurkabels 129
6.8.4 RFI-schakelaar 130
6.9 Reststroomapparaat
6.10 Uiteindelijke setup en test
7 Toepassingsvoorbeelden
7.1 Toepassingsvoorbeelden
7.1.1 Start/Stop 132
7.1.2 Pulsstart/stop 132
7.1.3 Potentiometerreferentie 133
125
126
130 130
132 132
7.1.4 Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) 133
7.1.5 Smart Logic Control 133
7.1.6 Programmering Smart Logic Control 134
7.1.7 SLC-toepassingsvoorbeeld 135
7.1.8 Cascaderegelaar 137
7.1.9 Pompstaging met wisselende hoofdpomp 138
7.1.10 Systeemstatus en bediening 138
7.1.11 Bedradingsschema voor pomp met variabele en vaste snelheid 138
7.1.12 Bedradingsschema voor wisselende hoofdpomp 139
7.1.13 Bedradingsschema cascaderegelaar 140
7.1.14 Start/stopcondities 140
8 Installatie en setup
8.1 Installatie en setup
8.2 Overzicht FC-protocol
8.3 Netwerkconfiguratie
8.4 Berichtframingstructuur FC-protocol
8.4.1 Inhoud van een teken (byte) 143
141 141 143 143 143
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 3
Inhoud Design Guide
8.4.2 Telegramstructuur 144
8.4.3 Telegramlengte (LGE) 144
8.4.4 Adres frequentieomvormer (ADR) 144
8.4.5 Datastuurbyte (BCC) 144
8.4.6 Het dataveld 145
8.4.7 Het PKE-veld 146
8.4.8 Parameternummer (PNU) 146
8.4.9 Index (IND) 146
8.4.10 Parameterwaarde (PWE) 147
8.4.11 Datatypen die door de frequentieomvormer worden ondersteund 147
8.4.12 Conversie 147
8.4.13 Proceswoorden (PCD) 148
8.5 Voorbeelden
8.5.1 Een parameterwaarde schrijven 148
8.5.2 Een parameterwaarde lezen 148
8.6 Overzicht Modbus RTU
8.6.1 Aannames 148
8.6.2 Wat de gebruiker al moet weten 148
8.6.3 Overzicht Modbus RTU 149
8.6.4 Frequentieomvormer met Modbus RTU 149
8.7 Netwerkconfiguratie
8.8 Berichtframingstructuur Modbus RTU
8.8.1 Frequentieomvormer met Modbus RTU 150
8.8.2 Berichtenstructuur Modbus RTU 150
8.8.3 Start-/stopveld 150
8.8.4 Adresveld 150
8.8.5 Functieveld 151
8.8.6 Dataveld 151
8.8.7 CRC-controleveld 151
148
148
149 150
8.8.8 Adressering spoelregister 151
8.8.9 De frequentieomvormer besturen 152
8.8.10 Door Modbus RTU ondersteunde functiecodes 152
8.8.11 Uitzonderingscodes Modbus 153
8.9 Toegang krijgen tot parameters
8.9.1 Parameterafhandeling 153
8.9.2 Dataopslag 153
8.9.3 IND 154
8.9.4 Tekstblokken 154
8.9.5 Conversiefactor 154
8.9.6 Parameterwaarden 154
4 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
153
Inhoud Design Guide
8.10 Voorbeelden
8.10.1 Spoelstatus lezen (01 hex) 154
8.10.2 Eén spoel forceren/schrijven (05 hex) 155
8.10.3 Meerdere spoelen forceren/schrijven (0F hex) 155
8.10.4 Registers lezen (03 hex) 156
8.10.5 Eén vooraf ingesteld register (06 hex) 156
8.10.6 Meerdere vooraf ingestelde registers (10 hex) 157
8.11 Danfoss FC-stuurprofiel
8.11.1 Stuurwoord overeenkomstig het FC-profiel (8-10 Stuurwoordprofiel = FC-pro- fiel) 157
8.11.2 Statuswoord overeenkomstig het FC-profiel (STW) (8-10 Stuurwoordprofiel = FC-profiel) 159
8.11.3 Referentiewaarde bussnelheid 160
9 Algemene specificaties en problemen verhelpen
9.1 Netvoedingstabellen
9.2 Algemene specificaties
9.3 Rendement
154
157
161 161 170 175
9.4 Akoestische ruis
9.5 Piekspanning op de motor
9.6 Speciale omstandigheden
9.6.1 Doel van reductie 180
9.6.2 Reductie wegens omgevingstemperatuur 180
9.6.3 Reductie wegens omgevingstemperatuur, behuizingstype A 180
9.6.4 Reductie wegens omgevingstemperatuur, behuizingstype B 181
9.6.5 Reductie wegens omgevingstemperatuur, behuizingstype C 183
9.6.6 Een automatische aanpassing zorgt voor blijvende prestaties 184
9.6.7 Reductie wegens lage luchtdruk 185
9.6.8 Reductie wegens lage bedrijfssnelheid 185
9.7 Problemen verhelpen
9.7.1 Alarmwoorden 190
9.7.2 Waarschuwingswoorden 191
9.7.3 Uitgebreide statuswoorden 192
Trefwoordenregister
176 176 180
186
200
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 5
Deze Design Guide gebruiken Design Guide
1
1 Deze Design Guide gebruiken
VLT® HVAC Drive
FC 102-serie
Deze handleiding kan worden
gebruikt voor alle VLT® HVAC
Drive-frequentieomvormers met
softwareversie 3.9.x.
Het actuele softwareversienummer
is uit te lezen via
15-43 Softwareversie.
Tabel 1.1 Softwareversie
Deze publicatie bevat informatie die eigendom is van Danfoss. Door acceptatie en gebruik van deze handleiding stemt de gebruiker ermee in dat de informatie in dit document enkel zal worden aangewend voor het gebruik van de apparatuur van Danfoss of apparatuur van andere leveranciers op voorwaarde dat deze apparatuur bestemd is voor gebruik in combinatie met Danfoss-apparatuur door middel van seriële communicatie. Deze publicatie is beschermd op basis van de auteurswetten van Denemarken en de meeste andere landen.
Danfoss kan niet garanderen dat een softwareprogramma dat is ontworpen volgens de richtlijnen in deze handleiding, goed zal functioneren in elke fysieke, hardware- of softwareomgeving.
In geen enkel geval zal Danfoss aansprakelijkheid aanvaarden voor directe, indirecte, speciale, incidentele of vervolgschade die voortvloeit uit het gebruik, of het niet kunnen gebruiken, van informatie in deze handleiding, zelfs niet als is gewaarschuwd voor de mogelijkheid van dergelijke schade. Danfoss kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enige kosten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot kosten als gevolg van verlies van winst of inkomsten, verlies of beschadiging van apparatuur, verlies van computerprogramma's, verlies van data, de kosten om deze te vervangen, of claims van derden.
Danfoss behoudt zich het recht voor om deze publicatie op elk moment te herzien en de inhoud te wijzigen zonder nadere kennisgeving of enige verplichting om eerdere of huidige gebruikers te informeren over dergelijke aanpas­singen of wijzigingen.
De Design Guide bevat alle technische informatie
over de frequentieomvormer, het ontwerpen van installaties en mogelijke toepassingen.
De Programmeerhandleiding geeft informatie over
het programmeren en bevat een uitgebreide beschrijving van de parameters.
Toepassingsnotitie voor temperatuurreductie.
De Bedieningshandleiding MCT 10 setupsoftware
stelt de gebruiker in staat om de frequentieom­vormer te configureren met behulp van een pc­omgeving gebaseerd op Windows.
Danfoss VLT® Energy Box-software op
www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions en selecteer vervolgens PC Software Download
VLT® HVAC Drive BACnet, Bedieningshandleiding
VLT® HVAC Drive Metasys, Bedieningshandleiding
VLT® HVAC Drive FLN, Bedieningshandleiding
Hoewel Danfoss de informatie in deze handleiding heeft getest en gecontroleerd, houdt dit geen verklaring of waarborg door Danfoss met betrekking tot deze documentatie in, hetzij impliciet of expliciet, ten aanzien van de juistheid, volledigheid, betrouwbaarheid of geschiktheid voor een specifiek doel.
6 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Deze Design Guide gebruiken
Design Guide
De technische publicaties van Danfoss zijn in gedrukte vorm te verkrijgen bij een verkoopkantoor van Danfoss bij u in de buurt of online via
www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documen­tations/Technical+Documentation.htm
Tabel 1.2
De frequentieomvormer voldoet aan de eisen van UL 508C ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie hoofdstuk 6.4.2 Thermische motorbeveiliging voor meer informatie.
De volgende symbolen worden gebruikt in dit document.
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
Wisselstroom AC American Wire Gauge AWG Ampère/AMP A Automatische aanpassing motorgegevens AMA Stroomgrens I Graden Celsius Gelijkstroom DC Afhankelijk van de omvormer D-TYPE Elektromagnetische compatibiliteit EMC Elektronisch thermisch relais ETR Frequentieomvormer FC Gram g Hertz Hz Paardenkracht pk Kilohertz kHz Lokaal bedieningspaneel LCP Meter m Inductantie in millihenry mH Milliampère mA Milliseconde ms Minuut min Motion Control Tool MCT Nanofarad nF Newtonmeter Nm Nominale motorstroom I Nominale motorfrequentie f Nominaal motorvermogen P Nominale motorspanning U Permanentmagneetmotor PM-motor Protective Extra Low Voltage PELV Printed Circuit Board – printplaat PCB Nominale uitgangsstroom van de omvormer I Toeren per minuut tpm Regeneratieve klemmen Regen Seconde s Synchroonmotortoerental n Koppelbegrenzing T Volt V De maximale uitgangsstroom I De nominale uitgangsstroom die door de frequentieomvormer wordt geleverd
LIM
°C
M,N
M,N
M,N
M,N
INV
s
LIM
VLT,MAX
I
VLT,N
1
1
Tabel 1.3 Afkortingen
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 7
Deze Design Guide gebruiken
Design Guide
1
1.1.1 Definities
Frequentieomvormer
I
VLT,MAX
De maximale uitgangsstroom.
I
VLT,N
De nominale uitgangsstroom die door de frequentieom­vormer wordt geleverd.
U
VLT, MAX
De maximale uitgangsspanning.
Ingang:
Stuurcommando
Start en stop de aangesloten motor via het LCP of de digitale ingangen. De functies zijn in twee groepen verdeeld. De functies in groep 1 hebben een hogere prioriteit dan de functies in groep 2.
Tabel 1.4 Functiegroepen
Motor:
f
JOG
De motorfrequentie wanneer de jog-functie is geactiveerd (via digitale klemmen)
f
M
De motorfrequentie.
f
MAX
De maximale motorfrequentie.
f
MIN
De minimale motorfrequentie.
f
M,N
De nominale motorfrequentie (gegevens motortypeplaatje).
I
M
De motorstroom.
I
M,N
De nominale motorstroom (gegevens motortypeplaatje).
n
M,N
Het nominale motortoerental (gegevens motortypeplaatje).
P
M,N
Het nominale motorvermogen (gegevens motortype­plaatje).
T
M,N
Het nominale koppel (motor).
Groep 1 Reset, Vrijloop na stop,
Reset en vrijloop na stop, Snelle stop, DC-rem, Stop en de [Off]-toets.
Groep 2 Start, Pulsstart, Omkeren,
Start omkeren, Jog en Uitgang vasthouden
U
M
De momentele motorspanning.
U
M,N
De nominale motorspanning (gegevens motortypeplaatje).
Losbreekkoppel
Afbeelding 1.1 Losbreekkoppel
η
VLT
Het rendement van de frequentieomvormer wordt gedefi­nieerd als de verhouding tussen het uitgangsvermogen en het ingangsvermogen.
Startdeactiveercommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de stuurcommando's – zie Tabel 1.4.
Stopcommando
Zie Stuurcommando's.
Referenties:
Analoge referentie
Een signaal dat naar analoge ingang 53 of 54 wordt gestuurd, kan bestaan uit een spannings- of stroomsignaal.
Busreferentie
Een signaal dat naar de seriële-communicatiepoort (FC­poort) wordt gestuurd.
Ingestelde ref.
Een gedefinieerde, vooraf ingestelde referentie die kan worden ingesteld van -100% tot +100% van het referentie­bereik. Selectie van acht digitale referenties via de digitale klemmen.
Pulsreferentie
Een pulsfrequentiesignaal dat naar de digitale ingangen (klem 29 of 33) wordt gestuurd.
Ref
MAX
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 100% van de volledige schaal (gewoonlijk 10 V, 20 mA) en de totale referentie. De maximumrefe­rentie die is ingesteld in 3-03 Max. referentie.
Ref
MIN
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 0% (gewoonlijk 0 V, 0 mA, 4 mA) en de totale referentie. De minimumreferentiewaarde die is ingesteld in
3-02 Minimumreferentie
8 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Deze Design Guide gebruiken
Diversen:
Geavanceerde vectorregeling Analoge ingangen
De analoge ingangen worden gebruikt om diverse functies van de frequentieomvormer te besturen. Er zijn twee typen analoge ingangen: Stroomingang, 0-20 mA en 4-20 mA Spanningsingang, 0-10 V DC
Analoge uitgangen
De analoge uitgangen kunnen een signaal van 0-20 mA, 4-20 mA of een digitaal signaal leveren.
Automatische aanpassing motorgegevens, AMA
Het AMA-algoritme bepaalt de elektrische parameters voor de aangesloten motor bij stilstand.
Remweerstand
De remweerstand is een module die het remvermogen dat bij regeneratief remmen wordt gegenereerd, kan absorberen. Dit regeneratieve remvermogen verhoogt de tussenkringspanning en een remchopper zorgt ervoor dat het vermogen wordt overgebracht naar de remweerstand.
CT-karakteristieken
Constant-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor schroef- en scrollcompressoren voor koelsystemen.
Digitale ingangen
De digitale ingangen kunnen worden gebruikt voor het besturen van diverse functies van de frequentieomvormer.
Digitale uitgangen
De frequentieomvormer bevat twee halfgeleideruitgangen die een signaal van 24 V DC (max. 40 mA) kunnen leveren.
DSP
Digitale signaalverwerker.
Relaisuitgangen
De frequentieomvormer beschikt over twee program­meerbare relaisuitgangen.
ETR
Elektronisch thermisch relais is een berekening van de thermische belasting op basis van de actuele belasting en de tijd. Het doel hiervan is het schatten van de motortem­peratuur.
GLCP
Grafisch lokaal bedieningspaneel (LCP 102)
Initialisatie
Bij initialisatie (14-22 Bedrijfsmodus) worden de program­meerbare parameters van de frequentieomvormer teruggezet naar de fabrieksinstelling.
Intermitterende belastingscyclus
De nominale intermitterende belasting heeft betrekking op een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een belaste en een onbelaste periode. De werking kan een periodieke cyclus of een niet-periodieke cyclus zijn.
Design Guide
LCP
Het lokale bedieningspaneel (LCP) biedt een volledige interface voor het bedienen en programmeren van de frequentieomvormer. Het LCP kan worden losgekoppeld en met behulp van de optionele installatieset op maximaal 3 meter van de frequentieomvormer worden geïnstalleerd, d.w.z. in een frontpaneel. Het LCP is beschikbaar in twee versies:
Numeriek LCP 101 (NLCP)
-
Grafisch LCP 102 (GLCP)
-
lsb
Minst significante bit.
MCM
Staat voor Mille Circular Mil, een Amerikaanse meeteenheid voor de doorsnede van kabels. 1 MCM 0,5067 mm².
msb
Meest significante bit.
NLCP
Numeriek lokaal bedieningspaneel LCP 101
Online-/offlineparameters
Wijzigingen van onlineparameters worden meteen geactiveerd nadat de datawaarde is gewijzigd. Druk op [OK] om wijzigingen van offlineparameters te activeren.
PID-regelaar
De PID-regelaar zorgt ervoor dat het gewenste toerental en de gewenste druk, temperatuur enz. worden gehandhaafd door de uitgangsfrequentie aan te passen aan wijzigingen in de belasting.
RCD
Reststroomapparaat.
Setup
U kunt parameterinstellingen in vier setups opslaan. Het is mogelijk om tussen de vier parametersetups te schakelen en de ene setup te bewerken terwijl een andere setup actief is.
SFAVM
Schakelpatroon genaamd Stator Flux-oriented Asynchronous Vector Modulation (14-00 Schakelpatroon).
Slipcompensatie
De frequentieomvormer compenseert het slippen van de motor met een aanvulling op de frequentie op basis van de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental vrijwel constant wordt gehouden.
Smart Logic Control (SLC)
De SLC is een reeks door de gebruiker gedefinieerde acties die wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedefinieerde gebeurtenissen door de SLC worden geëvalueerd als TRUE.
Thermistor
Een temperatuurafhankelijke weerstand die geplaatst wordt op plaatsen waar de temperatuur bewaakt moet worden (frequentieomvormer of motor).
1
1
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 9
Deze Design Guide gebruiken Design Guide
1
Uitschakeling (trip)
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties, bijv. als de frequentieomvormer wordt blootgesteld aan een overtem­peratuur of wanneer de frequentieomvormer de motor, het proces of het mechanisme beschermt. Een herstart is niet mogelijk totdat de oorzaak van de fout is weggenomen en de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automa­tische reset is geprogrammeerd. Een uitschakeling (trip) mag niet worden gebruikt voor persoonlijke veiligheid.
Uitschakeling met blokkering
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties waarbij de frequentieomvormer zichzelf beschermt en fysiek ingrijpen noodzakelijk is, bijv. als de frequentieomvormer onderhevig is aan een kortsluiting op de uitgang. Een uitschakeling met blokkering kan alleen worden opgeheven door de netvoeding af te schakelen, de oorzaak van de fout weg te nemen en de frequentieom­vormer opnieuw aan te sluiten op het net. Een herstart is niet mogelijk totdat de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Een uitschakeling met blokkering mag niet worden gebruikt voor persoonlijke veiligheid.
VT-karakteristieken
Variabel-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor pompen en ventilatoren.
plus
VVC
In vergelijking met een standaardregeling van de spanning-frequentieverhouding zorgt Voltage Vector Control (VVC
plus
) voor betere dynamische prestaties en stabiliteit, zowel bij een wijziging van de toerentalrefe­rentie als met betrekking tot het belastingskoppel.
60° AVM
Schakelpatroon genaamd 60° Asynchronous Vector Modulation (zie 14-00 Schakelpatroon).
Arbeidsfactor
1.1.2
De arbeidsfactor is de verhouding tussen I1 en I
3 × U ×
I
1 ×
COS
Arbeidsfactor
=
3 × U ×
ϕ
I
RMS
RMS
.
De arbeidsfactor voor 3-fasebesturing:
I
×
cos
ϕ1
1
=
I
1
=
want cos
RMS
ϕ1 =1
I
I
RMS
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre een frequentieom­vormer de netvoeding belast. Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger de I
RMS
voor
dezelfde kW-prestatie.
2
2
2
I
RMS
=
I
+
I
+
1
5
I
7
+ . . +
2
I
n
Bovendien betekent een hoge arbeidsfactor dat de verschillende harmonische stromen zwak zijn. De ingebouwde DC-spoelen van de frequentieomvormer zorgen voor een hoge arbeidsfactor, waardoor de aan de netvoeding opgelegde belasting wordt geminimaliseerd.
10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
2
Inleiding tot VLT® HVAC Drive
Design Guide
2.1 Veiligheid
2.1.1 Opmerking in verband met veiligheid
WAARSCHUWING
De spanning van de frequentieomvormer is gevaarlijk wanneer de frequentieomvormer op het net is aangesloten. Onjuiste aansluiting van de motor, frequen­tieomvormer of veldbus kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of de apparatuur beschadigen. Daarom moeten zowel de instructies in deze handleiding als nationale en lokale voorschriften en veiligheidsvoor­schriften worden opgevolgd.
Veiligheidsvoorschriften
1. Schakel de frequentieomvormer af van het net wanneer reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en of er genoeg tijd is verstreken voordat u de motor- en netstekkers verwijdert.
2. De [Stop/Reset]-toets op het LCP van de frequen­tieomvormer schakelt de netvoeding niet af en mag daarom niet als veiligheidsschakelaar worden gebruikt.
3. Zorg dat de apparatuur correct geaard is, de gebruiker beschermd is tegen voedingsspanning en de motor beveiligd is tegen overbelasting overeenkomstig de geldende nationale en lokale voorschriften.
4. De aardlekstromen zijn groter dan 3,5 mA.
5. De beveiliging tegen overbelasting van de motor is in te stellen via 1-90 Therm. motorbeveiliging. Stel 1-90 Therm. motorbeveiliging in op ETR-uitsch. (standaardwaarde) of ETR-waarsch. als deze functie gewenst is. NB De functie wordt geactiveerd bij 1,16 x nominale motorstroom en nominale motorfrequentie. Voor de Noord­Amerikaanse markt: de ETR-functies bieden bescherming tegen overbelasting van de motor, klasse 20, conform NEC.
6. Verwijder in geen geval de stekkers naar de motor en netvoeding terwijl de frequentieom­vormer is aangesloten op het net. Controleer of de netvoeding is afgeschakeld en of er genoeg tijd is verstreken voordat u de motor- en netstekkers verwijdert.
2 2
7. Denk eraan dat de frequentieomvormer meer spanningsingangen heeft dan enkel L1, L2 en L3 wanneer loadsharing (koppeling van de DC­tussenkring) en een externe 24 V DC zijn geïnstalleerd. Controleer of alle spanningsin­gangen zijn afgeschakeld en de vereiste tijd is verstreken voordat u begint met de reparatie­werkzaamheden.
Installatie op grote hoogtes
VOORZICHTIG
380-500 V, behuizingstype A, B en C: neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in verband met PELV. 525-690 V: neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in verband met PELV.
WAARSCHUWING
Waarschuwing tegen onbedoelde start
1. Terwijl de frequentieomvormer op het net is aangesloten, kan de motor worden gestopt via digitale commando's, buscommando's, referenties of een lokale stop. Deze stopfuncties zijn niet toereikend als een onbedoelde start moet worden voorkomen in verband met de persoonlijke veiligheid.
2. De motor kan starten terwijl de parameters worden gewijzigd. Activeer daarom altijd de [Reset]-toets om de motor te stoppen; hierna kunnen de gegevens worden gewijzigd.
3. Een gestopte motor kan starten als er een storing in de elektronica van de frequentieom­vormer optreedt, of als een tijdelijke overbelasting of een storing in de netvoeding of in de motoraansluiting wordt opgeheven.
WAARSCHUWING
Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale gevolgen hebben – ook nadat de apparatuur is afgeschakeld van het net.
Zorg er ook voor dat de andere spanningsingangen, zoals de externe 24 V DC, loadsharing (koppeling van de DC­tussenkring) en de motoraansluiting voor kinetische backup, zijn afgeschakeld. Raadpleeg de Bedieningshand- leiding voor meer veiligheidsinstructies.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 11
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.1.2 Voorzichtig
22
WAARSCHUWING
Op de DC-tussenkringcondensatoren van de blijft spanning staan nadat de voeding is afgeschakeld. Om mogelijke elektrische schokken te voorkomen, moet u de van het net afschakelen voordat u onderhoudswerk­zaamheden uitvoert. Houd rekening met de onderstaande wachttijd voordat u onderhoudswerk­zaamheden aan de frequentieomvormer uitvoert.
Spanning [V] Min. wachttijd (minuten)
4 15
200-240 1,1-3,7 kW 5,5-45 kW 380-480 1,1-7,5 kW 11-90 kW 525-600 1,1-7,5 kW 11-90 kW 525-690 11-90 kW Houd er rekening mee dat er hoge spanningen op de DC­tussenkring kunnen staan, ook wanneer alle leds uit zijn.
Tabel 2.1 Ontladingstijd
Verwijderingsinstructie
2.1.3
De Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG)
Frequentieomvormers moeten zijn voorzien van een CE­markering volgens de Laagspanningsrichtlijn van 1 januari
1997. Deze richtlijn is van toepassing op alle elektrische apparaten en toestellen die worden gebruikt in het spanningsbereik van 50-1000 V AC en 75-1500 V DC. Danfoss CE-markeringen worden aangebracht volgens de richtlijn. Op verzoek wordt een Conformiteitsverklaring afgegeven.
De EMC-richtlijn (2004/108/EG)
EMC staat voor elektromagnetische compatibiliteit. De aanwezigheid van elektromagnetische compatibiliteit betekent dat de interferentie over en weer tussen de verschillende componenten/apparaten zo klein is dat de werking van de apparaten hierdoor niet wordt beïnvloed. De EMC-richtlijn is op 1 januari 1996 van kracht geworden. Danfoss CE-markeringen worden aangebracht volgens de richtlijn. Op verzoek wordt een Conformiteitsverklaring afgegeven. Zie de instructies in deze Design Guide voor een EMC-correcte installatie. Bovendien specificeert Danfoss aan welke normen de producten voldoen. Danfoss levert de filters die bij de specificaties staan vermeld en verleent verdere assistentie om te zorgen voor een optimaal EMC-resultaat.
Apparatuur die elektrische componenten bevat, mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Dergelijke apparatuur moet apart worden afgevoerd als elektrisch en elektronisch afval volgens de geldende lokale voorschriften.
2.2 CE-markering
2.2.1 CE-conformiteit en -markering
Wat is CE-conformiteit en -markering?
Het doel van CE-markering is het voorkomen van technische handelsobstakels binnen de EVA en de EU. De EU heeft de CE-markering geïntroduceerd om op eenvoudige wijze aan te geven of een product voldoet aan de relevante EU-richtlijnen. De CE-markering zegt niets over de specificaties of kwaliteit van een product. Er zijn drie EU-richtlijnen die betrekking hebben op frequentieom­vormers:
De Machinerichtlijn (2006/42/EG)
Frequentieomvormers met geïntegreerde veiligheidsfunctie vallen nu onder de Machinerichtlijn. Danfoss CE­markeringen worden aangebracht volgens de richtlijn. Op verzoek wordt een Conformiteitsverklaring afgegeven. Frequentieomvormers zonder veiligheidsfunctie vallen niet onder de Machinerichtlijn. Wanneer een frequentieom­vormer echter wordt geleverd voor gebruik in een machine, geven wij informatie over de veiligheidsaspecten met betrekking tot de frequentieomvormer.
In de meeste gevallen wordt de frequentieomvormer door vakmensen gebruikt als een complex onderdeel van een omvangrijker(e) toepassing, systeem of installatie. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke EMC­eigenschappen van de toepassing, het systeem of de installatie ligt bij de installateur.
Waarvoor gelden de richtlijnen?
2.2.2
De EU-uitgave Richtsnoeren voor de toepassing van de Richtlijn van de Raad 2004/108/EG schetst drie typische situaties voor het gebruik van een frequentieomvormer.
1. De frequentieomvormer wordt rechtstreeks aan de eindgebruiker verkocht. Voor dergelijke toepassingen moet de frequentieomvormer worden voorzien van een CE-markering overeen­komstig de EMC-richtlijn.
2. De frequentieomvormer wordt verkocht als onderdeel van een systeem. Het systeem wordt als geheel op de markt gebracht, zoals een airconditioningsysteem. Het complete systeem moet voorzien zijn van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn. De fabrikant kan de CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn garanderen door de EMC van het systeem te testen. De componenten van het systeem hoeven niet te zijn voorzien van een CE-markering.
12 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
3. De frequentieomvormer wordt verkocht voor gebruik in een installatie. Het kan bijvoorbeeld een fabrieksinstallatie of een verwarmings-/ ventilatie-installatie zijn, ontworpen en gebouwd door ervaren vakmensen. De frequentieomvormer moet worden voorzien van een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn. De complete installatie mag niet worden voorzien van een CE­markering. De installatie moet echter wel voldoen aan de essentiële eisen van de richtlijn. Dit is mogelijk door apparaten en systemen te gebruiken die een CE-markering overeenkomstig de EMC-richtlijn hebben.
Danfoss-frequentieomvormer en CE-
2.2.3 markering
Het doel van CE-markering is om de handel binnen de EU en de EVA te vereenvoudigen.
Het systeem van CE-markering kan echter betrekking hebben op veel verschillende specificaties. Controleer daarom wat een bepaalde CE-markering precies dekt.
2.2.4
Conformiteit met EMC-richtlijn 2004/108/EG
Zoals gezegd wordt de frequentieomvormer vooral gebruikt door vakmensen als een complex onderdeel van een omvangrijker(e) toepassing, systeem of installatie. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke EMC­eigenschappen van de toepassing, het systeem of de installatie ligt bij de installateur. Danfoss heeft EMC-instal­latierichtlijnen voor aandrijfsystemen opgesteld als hulpmiddel voor de installateur. Wanneer de instructies voor een EMC-correcte installatie worden opgevolgd, wordt er voldaan aan de normen en testniveaus die zijn vermeld voor aandrijfsystemen; zie .
2.3 Luchtvochtigheid
De frequentieomvormer is ontworpen volgens de norm EN-IEC 60068-2-3, EN 50178 sectie 9.4.2.2 bij 50 °C.
2.4 Agressieve omgevingen
Een frequentieomvormer bevat een groot aantal mechanische en elektronische componenten. Deze zijn tot op zekere hoogte gevoelig voor omgevingsfactoren.
2 2
De gedekte specificaties kunnen vrij ver uiteen liggen en een CE-markering kan een installateur ten onrechte een gevoel van veiligheid geven wanneer een frequentieom­vormer wordt gebruikt als onderdeel van een systeem of apparaat.
Danfoss voorziet de frequentieomvormers van een CE­markering overeenkomstig de Laagspanningsrichtlijn. Dit betekent dat Danfoss garandeert dat de frequentieom­vormer voldoet aan de Laagspanningsrichtlijn wanneer deze correct is geïnstalleerd. Danfoss geeft een Conformi­teitsverklaring af die bevestigt dat onze CE-markering voldoet aan de Laagspanningsrichtlijn.
De CE-markering is ook van toepassing op de EMC-richtlijn, op voorwaarde dat de instructies voor EMC-correcte installatie en filters zijn opgevolgd. Op basis hiervan wordt een Conformiteitsverklaring volgens de EMC-richtlijn afgegeven.
Deze Design Guide bevat uitgebreide instructies voor de installatie om ervoor te zorgen dat uw installatie EMC­correct is. Bovendien specificeert Danfoss aan welke normen de producten voldoen.
Danfoss biedt ook alle andere vormen van assistentie die u kunnen helpen om de beste EMC-resultaten te behalen.
VOORZICHTIG
Installeer de frequentieomvormer niet in omgevingen waar vloeistoffen, deeltjes of gassen in de lucht aanwezig zijn die de elektrische componenten zouden kunnen beïnvloeden of beschadigen. Als men geen beschermende maatregelen treft, neemt de kans op uitval toe, waardoor de levensduur van de frequentieom­vormer wordt verkort.
Beschermingsgraad conform IEC 60529
De functie voor veilige uitschakeling van het koppel (STO) mag enkel worden geïnstalleerd en gebruikt in een schakelkast met beschermingsklasse IP 54 of hoger (of vergelijkbare omgeving). Dit is vereist om fouten door kruisen of door vreemde voorwerpen veroorzaakte kortsluiting tussen klemmen, connectoren, sporen en veiligheidscircuits te voorkomen.
Vloeistoffen kunnen via de lucht worden overgedragen en in de frequentieomvormer condenseren, wat kan leiden tot corrosie van de componenten en metalen onderdelen. Stoom, olie en zout water kunnen corrosie van componenten en metalen delen veroorzaken. In dergelijke omgevingen wordt een installatie met een IP 54/55­behuizing aanbevolen. Voor extra bescherming kunnen gecoate printplaten worden besteld als optie.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 13
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
In de lucht aanwezige deeltjes, zoals stof, kunnen leiden tot mechanische, elektrische of thermische storingen in de frequentieomvormer. Een goede aanwijzing voor een te
22
hoge concentratie stof in de lucht zijn stofdeeltjes in de buurt van de ventilator van de frequentieomvormer. In zeer stoffige omgevingen wordt een installatie met een IP 54/55-behuizing of een kast voor IP 00/IP 20/Type 1­apparatuur aanbevolen.
In omgevingen met een hoge temperatuur en luchtvoch­tigheidsgraad leiden corrosieve gassen als zwavel, stikstof en chloorverbindingen tot chemische processen op componenten van de frequentieomvormer.
Dergelijke chemische reacties hebben al snel een negatief effect op de elektronische onderdelen en kunnen deze beschadigen. Als de apparatuur in een dergelijke omgeving moet worden gebruikt, wordt aanbevolen deze in een kast met toevoer van verse lucht te monteren om te voorkomen dat agressieve gassen in de buurt van de frequentieomvormer kunnen komen. Voor extra bescherming in een dergelijke omgeving kunnen gecoate printplaten worden besteld als optie.
LET OP
Wanneer frequentieomvormers in een agressieve omgeving worden opgesteld, zal dit de kans op uitval verhogen en leiden tot een aanzienlijke verkorting van de levensduur.
Voordat de frequentieomvormer wordt geïnstalleerd, moet de omgevingslucht worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vloeistoffen, deeltjes en gassen door bestaande installaties in de omgeving te bestuderen. Typische aanwijzingen voor schadelijke, in de lucht aanwezige vloeistoffen zijn bijvoorbeeld water of olie op metalen delen of corrosie van metalen delen.
Grote hoeveelheden stof worden vaak aangetroffen op installatiekasten en aanwezige elektrische installaties. Een aanwijzing voor agressieve, in de lucht aanwezige gassen is de zwarte verkleuring van koperen rails en kabeluit­einden van bestaande installaties.
De behuizingstypen D en E kunnen optioneel worden uitgerust met een backchannel van roestvrij staal om extra bescherming te bieden in agressieve omgevingen. Voor de interne componenten van de frequentieomvormer blijft een goede ventilatie noodzakelijk. Neem contact op met Danfoss voor aanvullende informatie.
2.5
Trillingen en schokken
De frequentieomvormer is getest volgens een procedure die is gebaseerd op de volgende normen:
EN-IEC 60068-2-6: Trilling (sinusvormig) – 1970
EN-IEC 60068-2-64: Trilling, breedband willekeurig
De frequentieomvormer voldoet aan de vereisten die gelden als de eenheid aan de wand of op de vloer van een productiehal is gemonteerd of in panelen die met bouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
2.6 Veilige uitschakeling van het koppel
De FC 102 kan de veiligheidsfunctie Veilige uitschakeling van het koppel (STO, zoals gedefinieerd in EN-IEC 61800-5-21) of stopcategorie 0 (zoals gedefinieerd in EN 60204-12) uitvoeren. Voordat de STO-functie in een installatie wordt geïnte­greerd en toegepast, moet een grondige risicoanalyse worden uitgevoerd op het systeem om te bepalen of de STO-functionaliteit en veiligheidsniveaus relevant en voldoende zijn. De functie is ontworpen en geschikt bevonden voor de vereisten van:
Categorie 3 volgens EN-ISO 13849-1
Prestatieniveau d (PL d) volgens EN-ISO
13849-1:2008 Klasse SIL 2 conform IEC 61508 en EN 61800-5-2
Klasse SIL 2 conform EN 62061
1) Zie EN-IEC 61800-5-2 voor meer informatie over de functie Veilige uitschakeling van het koppel (STO).
2) Zie EN-IEC 60204-1 voor meer informatie over stopca­tegorie 0 en 1.
Inschakeling en beëindiging van STO-functie
De STO-functie (veilige uitschakeling van het koppel) wordt geactiveerd door de spanning op klem 37 van de veilige inverter weg te nemen. Door de veilige inverter aan te sluiten op externe beveiligingen wordt een veilige vertraging verkregen en kan een installatie voldoen aan Veilige uitschakeling van het koppel, categorie 1. De STO­functie van de FC 102 kan worden gebruikt voor asynchrone, synchrone en permanentmagneetmotoren. Zie de voorbeelden in hoofdstuk 2.6.1 Klem 37 – functie voor veilige uitschakeling van het koppel (STO).
WAARSCHUWING
Na installatie van de STO-functie moet een inbedrijfstel­lingstest worden uitgevoerd zoals beschreven in de sectie Test voor inbedrijfstelling veilige uitschakeling van het koppel. Na de eerste inbedrijfstelling en na elke wijziging aan de veiligheidsvoorziening moet een inbedrijfstellingstest met succes worden afgerond.
14 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
Technische gegevens STO-functie
De volgende waarden zijn gerelateerd aan de diverse veiligheidsniveaus:
Reactietijd voor klem 37
Maximale reactietijd: 20 ms
-
Reactietijd = de vertraging tussen wegnemen van de spanning op de STO-ingang en het uitschakelen van de uitgangsbrug.
Gegevens voor EN-ISO 13849-1
Prestatieniveau d
MTTFd (Mean Time To Dangerous Failure –
gemiddelde tijd tot gevaarlijke storing): 14000 jaar
DC (Diagnostic Coverage – diagnostische
functies): 90% Categorie 3
Levensduur 20 jaar
Gegevens voor EN-IEC 62061, EN-IEC 61508, EN-IEC 61800-5-2
Klasse SIL 2, SILCL 2
PFH (Probability of Dangerous Failure per Hour –
waarschijnlijkheid van een storing uitval per uur) = 1E-10/h
SFF (Safe Failure Fraction – aandeel van veilige
storing) > 99% HFT (Hardware Fault Tolerance – hardwarefoutto-
lerantie) = 0 (1001-architectuur) Levensduur 20 jaar
Gegevens voor EN-IEC 61508 lage vraagfrequentie
PFDavg voor proefneming gedurende 1 jaar:
1E-10 PFDavg voor proefneming gedurende 3 jaar:
1E-10 PFDavg voor proefneming gedurende 5 jaar:
1E-10 De STO-functionaliteit vereist geen onderhoud. Neem veiligheidsmaatregelen: zo moeten toegang tot en
installatie in gesloten kasten zijn voorbehouden aan bekwaam personeel.
SISTEMA-gegevens
Bij Danfoss zijn gegevens over de functionele veiligheid verkrijgbaar via een databibliotheek die te gebruiken is in combinatie met de SISTEMA-rekenhulp van het Instituut voor Bedrijfsveiligheid en Gezondheid van de Duitse wettelijk verplichte ongevallenverzekering (IFA) en gegevens voor een handmatige berekening. De bibliotheek wordt steeds verder vervolledigd en aangevuld.
Afkorting Ref. Beschrijving
Cat. EN-ISO
13849-1
FIT Tijd tot storing (Failure in Time): 1E-9
HFT IEC 61508 Hardwarefouttolerantie: HFT = n houdt
MTTFd EN-ISO
13849-1
PFH IEC 61508 Waarschijnlijkheid van een gevaarlijke
PFD IEC 61508 Gemiddelde waarschijnlijkheid van een
PL EN-ISO
13849-1
SFF IEC 61508 Aandeel van veilige uitval [%];
SIL IEC 61508 Veiligheidsintegriteitsniveau. STO EN
61800-5-2
SS1 EN 61800
-5-2
Tabel 2.2 Afkortingen met betrekking tot functionele veiligheid
Categorie, niveau B, 1-4.
uur.
in dat n+1 fouten het verlies van de veiligheidsfunctie kan veroorzaken. Mean Time To Dangerous Failure – gemiddelde tijd tot gevaarlijke uitval. Eenheid: jaren
uitval per uur. Met deze waarde moet rekening worden gehouden wanneer de beveiliging veelvuldig (meer dan eens per jaar) of continu in gebruik is en de vraagfrequentie voor activering van het veiligheidsgerelateerd systeem groter is dan eenmaal per jaar.
storing bij vraag; waarde die wordt gebruikt voor bedrijf met lage vraag. Discreet niveau dat wordt gebruikt om aan te geven in hoeverre veiligheids­gerelateerde delen van besturingssystemen een veiligheids­functie kunnen uitvoeren onder te voorziene omstandigheden. Niveaus a-e.
percentage van veilige uitvallen en gedetecteerde gevaarlijke uitvallen van een veiligheidsfunctie of een subsysteem in verhouding tot het totale aantal uitvallen.
Veilige uitschakeling van het koppel.
Veilige stop 1.
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 15
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.6.1 Klem 37 – functie voor veilige
uitschakeling van het koppel (STO)
22
De FC 102 is leverbaar met STO-functionaliteit via stuurklem 37. De STO-functie schakelt de stuurspanning van de vermogenshalfgeleiders van de eindtrap van de frequentieomvormer uit, wat voorkomt dat de spanning wordt gegenereerd die nodig is om de motor te laten draaien. Wanneer de STO-functie (klem 37) is geactiveerd, genereert de frequentieomvormer een alarm en zal de eenheid uitschakelen, waarbij de motor vrijloopt tot stop. Een handmatige herstart is vereist. De STO-functie kan worden gebruikt om de frequentieomvormer te stoppen in noodsituaties. Gebruik de normale stopfunctie van de frequentieomvormer in de normale bedrijfsmodus, wanneer de STO-functie niet vereist is. Bij gebruik van een automatische herstart moet worden voldaan aan de vereisten conform ISO 12100-2 paragraaf 5.3.2.5.
Aansprakelijkheidsbepalingen
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen dat het personeel dat de STO-functie installeert en bedient:
De informatie en instructies in de zijn niet voldoende voor een juist en veilig gebruik van de STO-functionaliteit. De gerelateerde informatie en instructies van de relevante Design Guide moeten worden opgevolgd.
Beschermende maatregelen
Veiligheidssystemen mogen uitsluitend worden
geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld door gekwalificeerd en bekwaam personeel.
De eenheid moet worden geïnstalleerd in een IP
54-behuizing of vergelijkbare omgeving. Voor speciale toepassingen kan een hogere IP-klasse noodzakelijk zijn.
De kabel tussen klem 37 en de externe
beveiliging moet zijn beveiligd tegen kortsluiting conform ISO 13849-2 tabel D.4.
Wanneer externe krachten invloed uitoefenen op
de motoras (bijv. zwevende lasten) moeten extra maatregelen worden getroffen (bijv. een veilig­heidshoudrem) om gevaren te elimineren.
Installatie en setup STO-functie
Bedieningshandleiding
de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van
veiligheid en gezondheid/ongevallenpreventie
heeft doorgelezen en begrepen;
de algemene en veiligheidsrichtlijnen in deze
beschrijving en de uitgebreide beschrijving in de
Design Guide heeft begrepen;
beschikt over een goede kennis van de algemene
en veiligheidsnormen die van toepassing zijn op
de specifieke toepassing.
Normen
Voor het gebruik van de STO-functie op klem 37 is het noodzakelijk dat de gebruiker voldoet aan alle veiligheids­bepalingen, inclusief de relevante wetten, voorschriften en richtlijnen. De optionele STO-functie voldoet aan de volgende normen.
IEC 60204-1: 2005 categorie 0 – ongecontroleerde
stop
IEC 61508: 1998 SIL2
IEC 61800-5-2: 2007 – veilige uitschakeling van
het koppel (STO)
IEC 62061: 2005 SIL CL2
ISO 13849-1: 2006 Categorie 3 PL d
ISO 14118: 2000 (EN 1037) – voorkoming van een
onbedoelde start
WAARSCHUWING
FUNCTIE VOOR VEILIGE UITSCHAKELING VAN HET KOPPEL (STO)!
De STO-functie voorziet NIET in scheiding van de netvoeding naar de frequentieomvormer of hulpcircuits. Voer werkzaamheden aan elektrische componenten van de frequentieomvormer of de motor enkel uit nadat de netvoeding is geïsoleerd en de vermelde wachttijd in de sectie Veiligheid in deze handleiding is verstreken. Wanneer de netvoeding niet wordt geïsoleerd van de eenheid en de gespecificeerde wachttijd niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Het wordt niet aanbevolen om de frequentieom-
vormer te stoppen met behulp van de functie voor veilige uitschakeling van het koppel. Als een actieve frequentieomvormer door middel van deze functie wordt gestopt, zal de eenheid uitschakelen en vrijlopen tot stop. Als dit niet acceptabel is, bijvoorbeeld omdat dit gevaar oplevert, moeten de frequentieomvormer en de machines worden gestopt door middel van de juiste stopmodus voordat deze functie wordt gebruikt. Afhankelijk van de toepassing kan het gebruik van een mechanische rem zijn vereist.
16 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
12/13
37
130BA874.10
12
37
3
2
FC
4
1
130BB967.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
Met betrekking tot frequentieomvormers met een
synchroonmotor of permanentmagneetmotor in
geval van een storing van meerdere IGBT-
vermogenshalfgeleiders: zelfs wanneer de functie
voor veilige uitschakeling van het koppel is
geactiveerd, kan de frequentieomvormer een
uitlijningskoppel genereren waardoor de motoras
maximaal 180/p graden wordt gedraaid. p geeft
het aantal poolparen aan.
Deze functie is uitsluitend geschikt voor het
uitvoeren van mechanische werkzaamheden aan
het frequentieomvormersysteem of het
betreffende deel van een machine. De functie
biedt geen elektrische veiligheid. Deze functie
mag niet worden gebruikt als een regeling voor
het starten en/of stoppen van de frequentieom-
vormer. Voor een veilige installatie van de frequentieomvormer
moet worden voldaan aan de volgende eisen:
1. Verwijder de jumperkabel tussen stuurklem 37 en 12 of 13. Het is niet voldoende om de jumper door te knippen of te breken om kortsluiting te voorkomen. (Zie jumper op Afbeelding 2.1.)
2. Sluit een extern veiligheidsbewakingsrelais via een NO-veiligheidsfunctie (volg de instructies voor de beveiliging op) aan op klem 37 (STO­functie) en klem 12 of 13 (24 V DC). Het veiligheidsbewakingsrelais moet voldoen aan cat. 3/PL d (ISO 13849-1) of SIL 2 (EN 62061).
2 2
Afbeelding 2.2 Installatie voor het realiseren van stopca­tegorie 0 (EN 60204-1) met veiligheidscategorie 3/PL d (ISO 13849-1) of SIL 2 (EN 62061).
1 Veiligheidsrelais (cat. 3, PL d of SIL 2) 2 Noodknop 3 Resetknop 4 Kabel met kortsluitbeveiliging (indien niet in
IP 54-installatiekast)
Tabel 2.3 Legenda bij Afbeelding 2.2
Test voor inbedrijfstelling veilige uitschakeling van het koppel
Voorafgaand aan de ingebruikname moet na het installeren een inbedrijfstellingstest worden uitgevoerd op de installatie die gebruikmaakt van de STO-functie. Voer deze test ook uit na elke aanpassing van de installatie.
Voorbeeld met STO
Een veiligheidsrelais evalueert de signalen van de noodstopknop en activeert een STO-functie op de frequen­tieomvormer wanneer de noodstopknop wordt bediend (zie Afbeelding 2.3). Deze veiligheidsfunctie komt overeen met een stop volgens categorie 0 (ongecontroleerde stop) conform IEC 60204-1. Wanneer de functie tijdens bedrijf wordt geactiveerd, zal de motor op ongecontroleerde wijze uitlopen. De spanning naar de motor wordt veilig verwijderd, zodat verdere beweging niet mogelijk is. Het is niet nodig om een installatie bij stilstand te bewaken. Wanneer rekening moet worden gehouden met externe krachten, moet u aanvullende maatregelen nemen om een mogelijke beweging op veilige wijze te voorkomen (bijv. door mechanische remmen).
LET OP
Afbeelding 2.1 Jumper tussen klem 12/13 (24 V) en klem 37
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 17
Voor alle toepassingen met de STO-functie is het belangrijk dat een kortsluiting in de bedrading naar klem 37 kan worden uitgesloten. Dit kan worden gedaan zoals beschreven in EN-ISO 13849-2 D4 met behulp van beschermde bedrading (afgeschermd of gescheiden).
12
37
FC
1
2
3
130BB968.10
FC
12
18 37
3
1
2
130BB969.10
12
FC
37
K1
K1
K1
130BB970.10
2
3
1
12
37
FC
20
130BC001.10
FC
FC
20
20
37
37
3
1
2
4
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
Voorbeeld met SS1
SS1 komt overeen met een gecontroleerde stop volgens stopcategorie 1 conform IEC 60204-1 (zie Afbeelding 2.4).
22
Wanneer de veiligheidsfunctie wordt geactiveerd, wordt een normale gecontroleerde stop uitgevoerd. Deze kan worden geactiveerd via klem 27. Nadat de veiligheidsver­traging op de externe veiligheidsmodule is verstreken, wordt de STO-functie geactiveerd en wordt klem 37 laag gezet. Het uitlopen gebeurt zoals ingesteld in de frequen­tieomvormer. Als de omvormer na de veiligheidsvertraging niet wordt gestopt, zal de activering van de STO-functie de frequentieomvormer laten vrijlopen.
Afbeelding 2.4 Voorbeeld SS1
LET OP
Bij gebruik van de SS1-functie wordt de uitloop van de rem van de frequentieomvormer niet bewaakt ten aanzien van veiligheid.
Voorbeeld met toepassing volgens Categorie 4/PL e
Wanneer er volgens het ontwerp van het veiligheidsbestu­ringssysteem voor de STO-functie twee kanalen zijn vereist om te voldoen aan Categorie 4/PL e, kan het ene kanaal worden geïmplementeerd door middel van een veilige uitschakeling van het koppel, klem 37 (STO) en het andere door middel van een contactor die in de ingangs- of uitgangsvermogenscircuits van de frequentieomvormer kan worden aangesloten en kan worden bestuurd door het veiligheidsrelais (zie Afbeelding 2.5). De contactor moet worden bewaakt via een hulprelais met geleide contacten en worden aangesloten op de resetingang van het veilig­heidsrelais.
STO-ingangen parallel aansluiten op één veiligheidsrelais
Ingangen voor veilige uitschakeling van het koppel, klem 37 (STO), mogen rechtstreeks worden aangesloten als dit nodig is om meerdere frequentieomvormers vanaf dezelfde stuurkabel te regelen via één veiligheidsrelais (zie Afbeelding 2.6). Het aansluiten van ingangen verhoogt de waarschijnlijkheid van een fout in de onveilige richting, aangezien een fout in één frequentieomvormer ertoe zou kunnen leiden dat alle frequentieomvormers worden ingeschakeld. De waarschijnlijkheid van een fout bij klem 37 is echter zo laag dat de resulterende waarschijnlijkheid nog steeds voldoet aan de vereisten van SIL 2.
Afbeelding 2.5 Voorbeeld STO volgens stopcategorie 4
Afbeelding 2.3 Voorbeeld STO
18 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Afbeelding 2.6 Voorbeeld van parallelle aansluiting van meerdere frequentieomvormers
1 Veiligheidsrelais 2 Noodknop 3 Resetknop 4 24 V DC
Tabel 2.4 Legenda bij Afbeelding 2.3 t/m Afbeelding 2.6
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
WAARSCHUWING
De activering van de STO-functie (d.w.z. het wegnemen van de 24 V DC-spanning naar klem 37) biedt geen elektrische veiligheid. De STO-functie is daarom op zichzelf onvoldoende voor het implementeren van een nooduitschakelingsfunctie zoals gedefinieerd in EN 60204-1. Voor een nooduitschakeling zijn maatregelen op het gebied van elektrische isolatie vereist, bijvoorbeeld door het uitschakelen van de netvoeding via een extra contactor.
1. Activeer de STO-functie door de 24 V DC­spanning naar klem 37 weg te nemen.
2. Na activering van STO-functie (d.w.z. na de responstijd) loopt de frequentieomvormer vrij (het stoppen genereert een draaiveld in de motor). De responstijd is typisch minder dan 10 ms voor het volledige prestatiebereik van de frequentieomvormer.
De frequentieomvormer zal gegarandeerd niet opnieuw een draaiveld gaan creëren als gevolg van een interne fout (conform cat. 3/PL d volgens EN-ISO 13849-1 en SIL 2 volgens EN 62061). Nadat de STO-functie is geactiveerd, verschijnt op het display te de melding dat de STO-functie is geactiveerd. De bijbehorende helptekst geeft 'Veilige stop actief' aan. Dit betekent dat de STO-functie is geactiveerd of dat het normale bedrijf nog niet weer is hervat na activering van de STO-functie.
LET OP
Aan de eisen van cat. 3/PL d (ISO 13849-1) wordt enkel voldaan wanneer de 24 V DC-spanning naar klem 37 verwijderd blijft of laag wordt gehouden door een beveiliging die zelf ook voldoet aan cat. 3/PL d (ISO 13849-1). Wanneer externe krachten de motor beïnvloeden, bijv. in geval van een verticale as (hangende lasten), en een ongewenste beweging, bijv. veroorzaakt door de zwaartekracht, gevaar kan opleveren, mag de motor niet worden gebruikt zonder aanvullende maatregelen ten aanzien van valbeveiliging. Hiervoor moeten bijvoorbeeld extra mechanische remmen worden geïnstalleerd.
Om de werking te hervatten na activering van de STO­functie, moet eerst de 24 V DC-spanning weer op klem 37 worden geschakeld (de tekst 'Veilige stop actief' wordt nog altijd weergegeven). Vervolgens moet een resetsignaal worden gegenereerd (via bus, digitale I/O of de [Reset]­toets op de omvormer).
Standaard worden de STO-functies zo ingesteld dat een onbedoelde start wordt voorkomen. Dit betekent dat vóór het beëindigen van de STO-functie het hervatten van normaal bedrijf eerst weer 24 V DC moet worden geschakeld op klem 37. Vervolgens moet een resetsignaal worden afgegeven (via bus, digitale I/O of de [Reset]-toets).
De STO-functie kan worden ingesteld voor een automa­tische herstart door de instelling van 5-19 Klem 37 Veilige stop te wijzigen van de standaardwaarde [1] naar waarde [3]. Als er een MCB 112-optie op de frequentieomvormer is aangesloten, wordt het gedrag bij een automatische herstart ingesteld via optie [7] of [8]. Een automatische herstart betekent dat de STO-functie wordt beëindigd en normaal bedrijf wordt hervat zodra 24 V DC wordt geschakeld op klem 37; hiervoor is geen resetsignaal nodig.
WAARSCHUWING
Het toepassen van een automatische herstart is enkel toegestaan in de volgende twee situaties:
1. Een onbedoelde start wordt voorkomen via andere delen van de installatie voor de STO­functie.
2. Aanwezigheid in de gevarenzone kan fysiek worden uitgesloten wanneer de STO-functie niet geactiveerd is. Met name paragraaf 5.3.2.5 van ISO 12100-2 2003 moet in acht worden genomen.
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 19
130BA967.11
121110987654321
372033322 92719181312
DI DI
SIL 2
Safe Stop
Digital Input
e.g. Par 5-15
PTC Sensor
X44/
Par. 5-19
Terminal 37 Saf e Stop
Safety D evice
Safe Input
Safe Output
Safe AND Input
Manual Rest art
PTC Therm istor C ard
MCB112
Non- Haz ardous AreaHaz ardous
Area
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.6.2 Installatie van externe beveiliging in combinatie met MCB 112
Parameterinstelling voor externe beveiliging in combinatie met MCB 112
Als MCB 112 is aangesloten, kan 5-19 Klem 37 Veilige stop
22
Als de Ex-goedgekeurde thermistormodule MCB 112 (die gebruikmaakt van klem 37 als veiligheidsgerelateerd uitschakelkanaal) is aangesloten, moet uitgang X44/12 van MCB 112 werken op basis van een logische AND-functie met de veiligheidsgerelateerde sensor (bijv. een noodstopknop, veiligheidsschakelaar enz.) die de STO­functie activeert. Dit betekent dat de uitgang naar STO­klem 37 alleen HOOG (24 V) zal zijn als zowel het signaal uit uitgang X44/12 van de MCB 112 als het signaal van de veiligheidsgerelateerde sensor HOOG is. Als ten minste een van beide signalen LAAG is, moet de uitgang naar klem 37 eveneens LAAG zijn. De beveiliging met deze AND-logica moet zelf voldoen aan IEC 61508, SIL 2. De aansluiting vanaf de uitgang van de beveiliging met veilige AND­logica naar STO-klem 37 moet zijn beveiligd tegen kortsluiting. Zie Afbeelding 2.7.
ook worden ingesteld op [4] PTC 1-alarm tot [9] PTC 1 &
relais W/A). De opties [1] Alarm Veilige stop en [3] Waarsch. Veilige stop zijn ook nog beschikbaar, maar deze moeten
niet worden gebruikt, aangezien deze zijn bedoeld voor installaties zonder MCB 112 of andere externe beveili­gingen. Als [1] Alarm Veilige stop of [3] Waarsch. Veilige stop per ongeluk is geselecteerd en de MCB 112 wordt geactiveerd, dan zal de frequentieomvormer het alarm Gevaarlijke storing [A72] genereren en op veilige wijze vrijlopen, zonder een automatische herstart. De opties [4] PTC 1-alarm en [5] PTC 1 waarsch. mogen niet worden geselecteerd wanneer gebruik wordt gemaakt van een externe beveiliging. Deze opties zijn bedoeld voor situaties waarbij enkel de MCB 112 de STO-functie gebruikt. Als de optie [4] PTC 1-alarm of [5] PTC 1 waarsch. per ongeluk is geselecteerd en de STO-functie wordt geactiveerd door de externe beveiliging, dan zal de frequentieomvormer het alarm Gevaarlijke storing [A72] genereren en op veilige wijze vrijlopen, zonder een automatische herstart. De opties [6] PTC 1 & relais A tot [9] PTC 1 & relais W/A moeten worden geselecteerd bij een combinatie van een externe beveiliging en een MCB 112.
Afbeelding 2.7 Afbeelding van de essentiële aspecten voor het installeren van een combinatie van de STO-functie en een MCB 112. Het schema toont een herstartingang voor het externe veiligheidsapparaat. Dit betekent dat 5-19 Klem 37 Veilige stop in deze installatie kan worden ingesteld op de waarde [7] PTC 1 & relais W of [8] PTC 1 & relais A/W. Zie de
Bedieningshandleiding voor de MCB 112 voor meer informatie.
LET OP
Houd er rekening mee dat de opties [7] PTC 1 & relais W en [8] PTC 1 & relais A/W zorgen voor een automatische herstart wanneer de externe beveiliging weer wordt gedeactiveerd.
Dit is enkel toegestaan in de volgende gevallen:
Een onbedoelde start wordt voorkomen via
andere delen van de installatie voor de STO­functie.
Aanwezigheid in de gevarenzone kan fysiek
worden uitgesloten wanneer de STO-functie niet geactiveerd is. Met name paragraaf 5.3.2.5 van
Zie de Bedieningshandleiding voor de MCB 112 voor meer informatie.
2.6.3
Voorafgaand aan de ingebruikname moet na het installeren een inbedrijfstellingstest worden uitgevoerd op de installatie of toepassing die gebruikmaakt van de STO­functie. Voer de test bovendien uit na elke aanpassing van de installatie of toepassing waarvan de STO-functie deel uitmaakt.
ISO 12100-2 2003 moet in acht worden genomen.
Test voor inbedrijfstelling veilige uitschakeling van het koppel
20 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
LET OP
Na de eerste inbedrijfstelling en na elke wijziging aan de veiligheidsvoorziening moet een inbedrijfstellingstest met succes worden afgerond.
De inbedrijfstellingstest (selecteer praktijkvoorbeeld 1 of 2 op basis van toepasselijkheid):
Praktijkvoorbeeld 1: het voorkomen van een herstart na een veilige uitschakeling van het koppel is vereist (d.w.z. enkel de STO-functie, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op de standaardwaarde [1], of een combinatie van de STO-functie en een MCB 112, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op [6] of [9]):
1.1 Verwijder de 24 V DC-spanning naar klem 37 met behulp van de circuitbreaker terwijl de motor wordt aangedreven door de FC 102 (d.w.z. dat de netvoeding niet wordt onderbroken). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor reageert met een vrijloop en de mechanische rem (indien aangesloten) wordt geactiveerd. Als er een LCP is aangesloten, moet bovendien het alarm Veilige stop [A68] worden weergegeven.
1.2 Verstuur een resetsignaal (via bus, digitale I/O of de [Reset]-toets). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor in de STO-toestand blijft en de mechanische rem (indien aangesloten) geactiveerd blijft.
1.3 Sluit de 24 V DC weer aan op klem 37. De teststap is met succes uitgevoerd als de motor in de vrijloopstatus blijft staan en de mechanische rem (indien aangesloten) geactiveerd blijft.
1.4 Verstuur een resetsignaal (via bus, digitale I/O of de [Reset]-toets). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor weer bedrijfsklaar wordt.
De inbedrijfstellingstest is geslaagd als alle vier de teststappen (1.1, 1.2, 1.3 en 1.4) met succes zijn doorlopen.
Praktijkvoorbeeld 2: een automatische herstart na een veilige uitschakeling van het koppel is gewenst en toegestaan (d.w.z. enkel de STO-functie, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op [3], of een combinatie van STO en MCB 112, waarbij 5-19 Klem 37 Veilige stop is ingesteld op [7] of [8]):
2.1 Verwijder de 24 V DC-spanning naar klem 37 met behulp van de circuitbreaker terwijl de motor wordt aangedreven door de FC 102 (d.w.z. dat de netvoeding niet wordt onderbroken). De teststap is met succes uitgevoerd als de motor reageert met een vrijloop en de mechanische rem (indien aangesloten) wordt geactiveerd. Als er een LCP is aangesloten, moet bovendien de waarschuwing Veilige stop [W68] worden weergegeven.
2.2 Sluit de 24 V DC weer aan op klem 37.
De teststap is met succes uitgevoerd als de motor weer bedrijfsklaar wordt. De inbedrijfstellingstest is gelukt als beide teststappen (2.1 en 2.2) met succes zijn doorlopen.
LET OP
Zie de waarschuwing over het herstartgedrag in
hoofdstuk 2.6.1 Klem 37 – functie voor veilige uitschakeling van het koppel (STO).
2.7 Voordelen
2.7.1 Wat is het voordeel van het gebruik van een frequentieomvormer voor het regelen van ventilatoren en pompen?
Een frequentieomvormer maakt gebruik van het feit dat centrifugaalventilatoren en -pompen de proportionaliteits­wetten voor dergelijke ventilatoren en pompen volgen. Zie de tekst en afbeelding onder De proportionaliteitswetten voor meer informatie.
Het grote voordeel –
2.7.2 energiebesparing
Een voordeel van een frequentieomvormer voor het regelen van het toerental van ventilatoren en pompen is de besparing op de energiekosten. In vergelijking met alternatieve regelsystemen en ­technieken is een frequentieomvormer hét energiebesparingssysteem voor het regelen van ventilator­en pompsystemen.
Afbeelding 2.8 Ventilatorcurves (A, B en C) voor gereduceerde ventilatorvolumes.
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 21
n
100%
50%
25%
12,5%
50% 100%
80%
80%
175HA208.10
Power ~n
3
Pressure ~n
2
Flow ~n
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
De proportionaliteitswetten
Afbeelding 2.10 laat zien hoe stroming, druk en energieverbruik afhankelijk zijn van het toerental.
22
Q = stroming P = vermogen Q1 = nominale stroming P1 = nominaal vermogen Q2 = gereduceerde stroming P2 = gereduceerd vermogen H = druk n = toerentalregeling H1 = nominale druk n1 = nominaal toerental H2 = gereduceerde druk n2 = gereduceerd toerental
Tabel 2.5 Afkortingen gebruikt in de vergelijking
Afbeelding 2.9 In typische toepassingen is een energiebe­sparing van meer dan 50% haalbaar wanneer een frequentieomvormer wordt gebruikt om de ventilatorcapa-
Afbeelding 2.10 Stroming, druk en energieverbruik in relatie tot het toerental
citeit te verlagen naar 60%.
Q
n
1
Voorbeeld van energiebesparing
2.7.3
Zoals op de afbeelding te zien is (de proportionaliteits­wetten), wordt de doorstroming gereguleerd door het toerental te wijzigen. Bij een toerentalreductie van slechts 20% ten opzichte van het nominale toerental wordt ook
Stroming
:
H
1
Druk
:
H
2
Vermogen
2.7.4
:
Vergelijking van energiebesparing
=
1
=
Q
n
2
2
n
2
1
n
2
P
n
3
1
1
=
P
n
2
2
de stroming met 20% gereduceerd. Dit komt omdat de stroming rechtevenredig is aan het toerental. Het elektrici­teitsverbruik neemt echter af met 50%. Als het systeem in kwestie slechts een paar dagen per jaar een stroming hoeft te leveren die gelijk is aan 100%, terwijl het gemiddelde de rest van het jaar onder de 80% van de nominale stroming ligt, bedraagt de hoeveelheid energie die bespaard wordt zelfs meer dan 50%.
De frequentieomvormeroplossing van Danfoss biedt aanzienlijke besparingen in vergelijking met traditionele energiebesparende oplossingen. Dit komt omdat de frequentieomvormer in staat is om het ventilatortoerental te regelen op basis van de thermische belasting op het systeem en door het feit dat de frequentieomvormer een ingebouwde functie heeft die de frequentieomvormer in staat stelt om te functioneren als gebouwbeheersysteem (GBS).
Afbeelding 2.12 toont de typische energiebesparing die kan worden behaald met behulp van drie bekende oplossingen waarbij het ventilatorvolume wordt verlaagd tot bijvoorbeeld 60%. Afbeelding 2.12 laat zien dat in typische toepassingen een energiebesparing van meer dan 50% kan worden behaald.
22 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
130BA782.10
Discharge damper
Less energy savings
IGV
Costlier installation
Maximum energy savings
500
[h]
t
1000
1500
2000
200100 300
[m
3
/h]
400
Q
175HA210.11
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
Afbeelding 2.11 De drie standaardsystemen voor energiebe­sparing
Stromingsverdeling over 1 jaar Pas = P
asvermogen
Tabel 2.6 Energiebesparing
2 2
2.7.5
Onderstaand voorbeeld is berekend op basis van pompka­rakteristieken verkregen van een pompdatablad Het verkregen resultaat toont een energiebesparing van meer dan 50% bij de gegeven stromingsverdeling over een jaar. De terugbetalingstijd is afhankelijk van de prijs per kWh en de prijs van de frequentieomvormer. In dit voorbeeld is het minder dan een jaar in vergelijking met een systeem met kleppen en een constant toerental.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 23
Afbeelding 2.12 Uitlaatkleppen verlagen het energieverbruik enigszins. Inlaatschoepen zorgen voor een besparing van 40% maar zijn duur om te installeren. De frequentieomvormerop­lossing van Danfoss verlaagt het energieverbruik met meer dan 50% en is eenvoudig te installeren.
Voorbeeld met wisselende stroming gedurende 1 jaar
Afbeelding 2.13 Voorbeeld met wisselende stroming
m³/hVerdeling Regeling met
kleppen
% Uren Vermo-
Verbruik Vermo-
gen
A1-B
1
kWh A1-C
Regeling met
frequentieomvormer
Verbruik
gen
kWh
1
350 5 438 42,5 18.615 42,5 18.615 300 15 1314 38,5 50.589 29,0 38.106 250 20 1752 35,0 61.320 18,5 32.412 200 20 1752 31,5 55.188 11,5 20.148 150 20 1752 28,0 49.056 6,5 11.388 100 20 1752 23,0 40.296 3,5 6.132
100 8760 275.064 26.801
Σ
Tabel 2.7 Verbruik
Full load
% Full load current
& speed
500
100
0
0 12,5 25 37,5 50Hz
200
300
400
600
700
800
4
3
2
1
175HA227.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.6 Betere regeling
Bij gebruik van een frequentieomvormer is een betere
22
regeling van de stroming of druk van een systeem mogelijk. Een frequentieomvormer kan het toerental van de ventilator of pomp variëren, wat een variabele regeling van stroming en druk oplevert. Bovendien kan een frequentieomvormer het toerental van de ventilator of pomp snel aanpassen aan nieuwe stromings- of drukcondities in het systeem. Eenvoudige procesregeling (stroming, niveau of druk) met behulp van de ingebouwde PID-regelaar.
2.7.7
Cos φ-compensatie
Afbeelding 2.14 Een frequentieomvormer verbruikt niet meer stroom dan de nominale stroom
Over het algemeen heeft de VLT® HVAC Drive een cos φ van 1 en zorgt hij voor een arbeidsfactorcorrectie van de cos φ van de motor, wat betekent dat er bij het bepalen van de arbeidsfactorcorrectie geen rekening hoeft te worden gehouden met de cos φ van de motor.
Ster-driehoekschakeling of softstarter
2.7.8 niet vereist
Wanneer relatief grote motoren moeten worden gestart, is het in veel landen nodig om apparatuur te gebruiken die de opstartstroom beperkt. In meer traditionele systemen wordt vaak een ster-driehoekschakeling of softstarter gebruikt. Dergelijke motorstarters zijn niet meer nodig bij gebruik van een frequentieomvormer.
Zoals in Afbeelding 2.14 te zien is, verbruikt een frequentie­omvormer niet meer stroom dan de nominale stroom.
1 VLT® HVAC Drive 2 Ster-driehoekschakeling 3 Softstarter 4 Start direct op netvoeding
Tabel 2.8 Legenda bij Afbeelding 2.14
Het gebruik van een
2.7.9 frequentieomvormer bespaart geld
Het voorbeeld op de volgende pagina laat zien dat het gebruik van een frequentieomvormer veel andere apparatuur overbodig maakt. Het is mogelijk de installatie­kosten van de twee verschillende systemen te berekenen. In het voorbeeld op de volgende pagina kan voor de twee systemen grofweg dezelfde prijs worden gerekend.
24 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.10 Zonder frequentieomvormer
DDC =
VAV = Variabel luchtvolume
Sensor P = Druk Sensor T = Temperatuur
Tabel 2.9 Afkortingen gebruikt in Afbeelding 2.15 en Afbeelding 2.16
Direct Digital Control (directe digitale regeling)
EMS =
Energy Management System (energie­beheersysteem)
2 2
Afbeelding 2.15 Traditioneel ventilatorsysteem
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 25
175HA206.11
Pump
Flow
Return
Supply air
V.A.V
outlets
Duct
Mains
Pump
Return
Flow
Mains
Fan
Main B.M.S
Local D.D.C. control
Sensors
Mains
Cooling section Heating section
Fan section
Pressure control 0-10V or 0/4-20mA
Control temperature 0-10V or 0/4-20mA
Control temperature 0-10V or 0/4-20mA
VLT
M
- +
VLT
M
M
P
T
VLT
x3 x3
x3
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.11 Met een frequentieomvormer
22
Afbeelding 2.16 Ventilatorsysteem dat wordt geregeld door frequentieomvormers.
26 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.12 Toepassingsvoorbeelden
Op de volgende pagina's vindt u een aantal typische voorbeelden van HVAC-toepassingen. Voor meer informatie over een bepaalde toepassing kunt u aan uw Danfoss-leverancier een informatieblad met een volledige beschrijving van de toepassing opvragen.
Variabel luchtvolume
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving Variable Air Volume Ventilation Systems MN.60.A1.02
Constant luchtvolume (CAV)
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving Constant Air Volume Ventilation Systems MN.60.B1.02
Koeltorenventilator
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving fan control on cooling towers MN.60.C1.02
Condensaatpompen
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improving condenser water pumping systems MN.60.F1.02
Primaire pompen
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improve your primary pumping in primary/secondary pumping systems MN.
60.D1.02
2 2
Secundaire pompen
Vraag om het informatieblad The Drive to ... Improve your secondary pumping in primary/secondary pumping systems MN.
60.E1.02
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 27
Frequency converter
Frequency converter
D1
D2
D3
Cooling coil
Heating coil
Filter
Pressure signal
Supply fan
VAV boxes
Flow
Flow
Pressure transmitter
Return fan
3
3
T
130BB455.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.13 Variabel luchtvolume
VAV-systemen, of variabel-luchtvolumesystemen, worden gebruikt om de ventilatie en de temperatuur in gebouwen te
22
regelen. Centrale VAV-systemen worden beschouwd als de energiezuinigste methode om het klimaat in gebouwen te regelen. Door het gebruik van centrale systemen in plaats van gedistribueerde systemen kan een hoger rendement worden behaald. Dit rendement wordt behaald door gebruik te maken van grotere ventilatoren en grotere koeleenheden met een hoger rendement dan kleine motoren en gedistribueerde luchtgekoelde eenheden. Ook is voor deze installaties minder onderhoud nodig.
2.7.14 De VLT-oplossing
Hoewel luchtregelkleppen en inlaatschoepen een constante druk in het leidingsysteem handhaven, zorgt een installatie met een voor een grotere energiebesparing en maakt het de installatie minder complex. In plaats van een kunstmatige drukval te veroorzaken of het rendement van de ventilator te verminderen, verlaagt de het toerental van de ventilator en levert zo de stroming en druk die het systeem nodig heeft. Ventilatoren gedragen zich volgens de wetten van centrifugale affiniteit. Dit betekent dat de ventilatoren een lagere druk en stroming produceren bij een lager toerental. Hun energieverbruik neemt daardoor aanzienlijk af. De retourventilator is vaak ingesteld om een vast stromingsverschil tussen de toevoer en de retour te handhaven. De geavanceerde PID-regelaar van de HVAC neemt deze taak over.
Afbeelding 2.17 De VLT-oplossing
28 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Frequency converter
Frequency converter
Pressure signal
Cooling coil
Heating coil
D1
D2
D3
Filter
Pressure transmitter
Supply fan
Return fan
Temperature signal
Temperature transmitter
130BB451.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.15 Constant luchtvolume (CAV)
CAV-systemen, of constant-luchtvolumesystemen, zijn centrale ventilatiesystemen die gewoonlijk worden gebruikt om grote, gemeenschappelijke zones te voorzien van een minimumhoeveelheid verse, op temperatuur gebrachte lucht. Ze bestaan al langer dan VAV-systemen en komen dus ook voor in oudere gebouwen met meerdere zones. Deze systemen behandelen de verse lucht in de luchtbehandelingkasten (LBK's). Veel van deze systemen worden ook gebruikt om de lucht in gebouwen te verversen en hebben een koelventilator. Voor het verwarmen en koelen van de individuele zones worden vaak ventilatorluchtkoelers gebruikt.
2.7.16 De VLT-oplossing
Met een frequentieomvormer kan een aanzienlijke hoeveelheid energie worden bespaard, terwijl de lucht in het gebouw toch goed geregeld wordt. Als terugkoppelingssignalen naar de frequentieomvormers kunnen temperatuursensoren of CO2­sensoren worden gebruikt. Bij het regelen van de temperatuur, de luchtkwaliteit of beide gaat een CAV-systeem uit van de actuele situatie in het gebouw. Wanneer het aantal mensen in de betreffende zone afneemt, neemt ook de behoefte aan verse lucht af. De CO2-sensor detecteert lagere niveaus en verlaagt het toerental van de toevoerventilatoren. De retourven­tilator wordt aangepast om een statische druk of een vast verschil tussen de toevoerluchtstroom en de retourluchtstroom te handhaven.
Bij een temperatuurregeling, vooral gebruikt in airconditioningsystemen, hangen de vereisten af van de buitentemperatuur en het aantal mensen in de zone. Als de temperatuur tot onder het setpoint daalt, kan de toevoerventilator met een lager toerental gaan werken. De retourventilator wordt aangepast om een statisch druksetpoint te handhaven. Door de luchtstroom te verminderen, wordt ook de hoeveelheid energie voor het verwarmen of koelen van de verse lucht verminderd, wat een verdere besparing oplevert. Diverse functies van de speciale Danfoss-frequentieomvormer voor HVAC-toepassingen kunnen bijdragen aan een verbeterde werking van uw CAV-systeem. Een van de problemen bij het regelen van een ventilatiesysteem is lucht van slechte kwaliteit. De programmeerbare minimumfrequentie kan worden ingesteld om een minimumhoeveelheid toevoerlucht te handhaven, onafhankelijk van de terugkoppeling of het referentiesignaal. De frequentieomvormer bevat ook een PID-regelaar voor drie zones en drie setpoints, waarmee zowel de temperatuur als de luchtkwaliteit kan worden bewaakt. Ook als aan de temperatuureis wordt voldaan, zorgt de frequentieomvormer voor voldoende luchttoevoer om de kwaliteit te garanderen. De frequentieomvormer kan twee terugkoppelingssignalen bewaken en vergelijken voor het regelen van de retourventilator, door handhaving van een vaste differentiële luchtstroom tussen de toevoer- en retourkanalen.
2 2
Afbeelding 2.18 De VLT-oplossing
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 29
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.17 Koeltorenventilator
Koeltorenventilatoren worden gebruikt om condenswater in watergekoelde koelsystemen te koelen. Watergekoelde
22
koeleenheden zijn de efficiëntste methode om water te koelen. Ze zijn maar liefst 20% zuiniger dan luchtgekoelde koeleenheden. Koeltorens bieden vaak de energiezuinigste methode om het condenswater van koeleenheden te koelen, afhankelijk van het klimaat. Deze torens koelen het condenswater door verdamping. Het condenswater wordt boven in de koeltoren verneveld op het koelpakket om het koeloppervlak te vergroten. De torenventilator blaast lucht door het koelpakket en het vernevelde water om de verdamping te bevorderen. Door de verdamping wordt warmte aan het water onttrokken en daalt de temperatuur. Het gekoelde water wordt opgevangen in het koeltorenreservoir. Vanuit het reservoir wordt het water teruggepompt naar de condensator van de koeleenheden, waarna een nieuwe cyclus begint.
2.7.18 De VLT-oplossing
Met een frequentieomvormer kunnen de ventilatoren van de koeltorens op het gewenste toerental worden geregeld, zodat de temperatuur van het condenswater constant blijft. Frequentieomvormers kunnen ook worden gebruikt om de ventilator in en uit te schakelen, indien gewenst.
Diverse functies van de speciale Danfoss-frequentieomvormer voor HVAC-toepassingen kunnen bijdragen aan een verbeterde werking van uw koeltorenventilatortoepassing. Als het toerental van de koeltorenventilatoren tot onder een bepaalde waarde daalt, vermindert het effect van de ventilator op het koelen van het water. Bij gebruik van een tandwielkast met spatsmering voor het regelen van de torenventilator kan een minimumtoerental van 40-50% nodig zijn. De door de klant programmeerbare minimumfrequentie-instelling kan deze minimumfrequentie handhaven, ook als de terugkoppeling of de snelheidsreferentie vraagt om een lager toerental.
Een standaardfunctie van de frequentieomvormer is de mogelijkheid een 'slaap'-modus te programmeren en de ventilator stil te zetten totdat een hoger toerental gewenst is. Bovendien hebben sommige koeltorenventilatoren ongewenste frequenties die trillingen kunnen veroorzaken. U kunt deze frequenties gemakkelijk vermijden door de bypassfrequentiebe­reiken in de frequentieomvormer te programmeren.
30 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Frequency converter
Water Inlet
Water Outlet
CHILLER
Temperature Sensor
BASIN
Conderser Water pump
Supply
130BB453.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2 2
Afbeelding 2.19 De VLT-oplossing
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 31
Frequency converter
Water Inlet
Water Outlet
BASIN
Flow or pressure sensor
Condenser Water pump
Throttling valve
Supply
CHILLER
130BB452.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.19 Condensaatpompen
Condensaatpompen worden hoofdzakelijk gebruikt om water te laten circuleren in de condensor van watergekoelde
22
koeleenheden en de bijbehorende koeltorens. Het condenswater neemt de warmte uit de condensor van de koeleenheden op en geeft het af aan de lucht in de koeltoren. Deze systemen leveren de efficiëntste methode voor het koelen van water. Ze zijn maar liefst 20% zuiniger dan luchtgekoelde koeleenheden.
2.7.20 De VLT-oplossing
Frequentieomvormers worden toegepast bij condensaatpompen, waardoor deze niet hoeven te worden gereguleerd via een smoorklep of door de pompwaaier af te draaien.
Door een frequentieomvormer te gebruiken in plaats van een smoorklep wordt simpelweg de energie bespaard die door de klep zou zijn opgenomen. Dit kan een besparing van 15-20% of meer opleveren. Het afdraaien van de pompwaaier is onomkeerbaar, dus wanneer de omstandigheden wijzigen en een hogere stroming gewenst is, moet de waaier worden vervangen.
Afbeelding 2.20 De VLT-oplossing
32 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.21 Primaire pompen
Primaire pompen in een systeem met primaire/secundaire pompen kunnen worden gebruikt om een constante stroming te handhaven in apparaten die bedienings- of regelproblemen hebben bij een variabele stroming. De primaire/secundaire pomptechniek ontkoppelt de 'primaire' productiekringloop van de 'secundaire' distributiekringloop. Hierdoor kunnen apparaten zoals koeleenheden een constante ontwerpflow aannemen en goed functioneren, terwijl de stroming in de rest van het systeem kan variëren.
Wanneer de verdampingssnelheid in een koeleenheid afneemt, begint het gekoelde water overgekoeld te raken. Wanneer dit gebeurt, probeert de koeleenheid zijn koelcapaciteit te verminderen. Als de stromingssnelheid ver genoeg of te snel daalt, kan de koeleenheid zijn belasting niet voldoende afvoeren en schakelt de beveiliging voor een lage verdampingstem­peratuur de koeleenheid uit, waardoor een handmatige reset nodig is. Deze situatie komt regelmatig voor in grote installaties, met name wanneer twee of meer koeleenheden parallel zijn geïnstalleerd en er geen primaire/secundaire pompen zijn.
2 2
2.7.22
Het energieverbruik van de primaire kringloop kan aanzienlijk zijn, afhankelijk van de omvang van het systeem en van de primaire kringloop. Een frequentieomvormer kan aan het primaire systeem worden toegevoegd in plaats van een smoorklep en/of het afdraaien van de pompwaaiers, waardoor de bedrijfskosten lager worden. De volgende twee besturingsmethoden worden het vaakst toegepast:
De eerste methode maakt gebruik van een stromingsmeter. Omdat de gewenste stroming bekend is en constant is, kan de pomp rechtstreeks worden geregeld via een stromingsmeter bij de uitlaat van elke koeleenheid. Met behulp van de ingebouwde PID-regelaar handhaaft de frequentieomvormer altijd de juiste stroming en compenseert hij zelfs de veranderende weerstand in de primaire kringloopleiding bij het gefaseerd in- en uitschakelen van koeleenheden en bijbehorende pompen.
De andere methode is gebaseerd op een lokale snelheidsbepaling. De bediener verlaagt de uitgangsfrequentie totdat de ontwerpflow bereikt is. Het gebruik van een frequentieomvormer om het pomptoerental te verlagen, lijkt op het afdraaien van de pompwaaier; het vergt echter geen inspanning en het pomprendement blijft hoger. De inbedrijfsteller verlaagt het toerental van de pomp totdat de juiste stroming bereikt is en zet dit toerental vast. De pomp zal bij elke inschakeling van de koeleenheid met dit toerental werken. Omdat de primaire kringloop geen regelkleppen of andere mechanismen bevat waardoor de systeem­kromme kan veranderen en de variatie als gevolg van het gefaseerd in- en uitschakelen van pompen en koeleenheden doorgaans laag is, blijft dit vaste toerental geschikt. Mocht het later tijdens de levensduur van het systeem nodig zijn de stroming te verhogen, dan hoeft de frequentieomvormer enkel het pomptoerental te verhogen en hoeft er geen nieuwe pompwaaier te worden geïnstalleerd.
De VLT-oplossing
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 33
Frequency converter
Frequency converter
CHILLER
CHILLER
Flowmeter
Flowmeter
F F
130BB456.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
22
Afbeelding 2.21 De VLT-oplossing
34 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Frequency converter
Frequency converter
CHILLER
CHILLER
3
3
P
130BB454.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.7.23 Secundaire pompen
Secundaire pompen in een watergekoeld systeem met primaire/secundaire pompen kunnen worden gebruikt om het gekoelde water over de belastingen van de primaire productiekringloop te verdelen. Het primaire/secundaire pompsysteem wordt gebruikt om de kringloopleidingen hydraulisch van elkaar los te koppelen. In dit geval wordt de primaire pomp gebruikt om een constante stroming in de koeleenheden te handhaven. Hierbij kan de stroming van de secundaire pompen variëren, kan de controle toenemen en kan er energie worden bespaard. Als het systeem met de primaire/secundaire pompen niet wordt gebruikt en er een variabel-volumesysteem wordt ontworpen, kan de koeleenheid zijn belasting niet goed afvoeren wanneer de stroming ver genoeg is afgenomen of te snel afneemt. De beveiliging voor een lage verdampingstemperatuur van de koeleenheid schakelt de koeleenheid in dat geval uit, waarna een handmatige reset nodig is. Dit komt regelmatig voor in grote installaties, met name wanneer twee of meer koeleenheden parallel zijn geïnstalleerd.
2.7.24 De VLT-oplossing
Hoewel het systeem met primaire/secundaire pompen en tweewegkleppen minder energie verbruikt en regelproblemen verlicht, worden de werkelijke energiebesparingen en het regelpotentieel geleverd door toevoeging van frequentieom­vormers. Wanneer de sensoren op de juiste plaats zijn geïnstalleerd, kunnen de pompen dankzij de frequentieomvormers hun toerental variëren en de systeemkromme volgen in plaats van de pompkromme. Hierdoor wordt geen energie meer verspild en verdwijnt de meeste overdruk, waar tweewegkleppen wel eens last van hebben. Wanneer de bewaakte belastingen de gewenste waarde hebben bereikt, worden de tweewegkleppen gesloten. Hierdoor neemt het drukverschil tussen de belasting en de tweewegklep toe. Wanneer dit drukverschil begint toe te nemen, wordt de pomp afgeremd om de gewenste opvoerhoogte (ook wel bedrijfspunt genoemd) te handhaven. Dit bedrijfspunt wordt berekend door de drukval van de belasting en die van de tweewegklep onder ontwerpomstandigheden bij elkaar op te tellen.
2 2
Houd er rekening mee dat meerdere parallel werkende pompen hetzelfde toerental moeten hebben om te zorgen voor een maximale energiebesparing, ofwel met afzonderlijke, eigen omvormers ofwel met één die meerdere pompen parallel aandrijft.
Afbeelding 2.22 De VLT-oplossing
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 35
130BB153.10
100%
0%
-100%
100%
P 3-13 Reference site
Local reference scaled to RPM or Hz
Auto mode
Hand mode
LCP Hand on, o and auto on keys
Linked to hand/auto
Local
Remote
Reference
Ramp
P 4-10 Motor speed direction
To motor control
Reference handling Remote reference
P 4-13 Motor speed high limit [RPM]
P 4-14 Motor speed high limit [Hz]
P 4-11 Motor speed low limit [RPM]
P 4-12 Motor speed low limit [Hz]
P 3-4* Ramp 1 P 3-5* Ramp 2
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.8 Regelstructuren
2.8.1 Besturingsprincipe
22
Afbeelding 2.23 Regelstructuren
De frequentieomvormer is een hoogwaardige eenheid voor veeleisende toepassingen. Hij kan werken op basis van diverse motorbesturingsprincipes, waaronder speciale motormodus U/f en VVC
plus
en kan worden gebruikt in combinatie met standaard asynchrone kooiankermotoren. Het kortsluitgedrag op deze frequentieomvormer hangt af van de drie stroomtransductoren in de motorfasen.
Selecteer een regeling met of zonder terugkoppeling in 1-00 Configuratiemodus.
Regeling zonder terugkoppeling
2.8.2
Afbeelding 2.24 Regeling zonder terugkoppeling
Bij de getoonde configuratie in Afbeelding 2.24 is 1-00 Configuratiemodus ingesteld op [0] Geen terugk. De totale referentie van het referentiebeheersysteem of de lokale referentie loopt via de aan-/uitloopbegrenzing en snelheidsbegrenzing voordat deze naar de motorregeling wordt gestuurd. Het vermogen vanaf de motorregeling wordt vervolgens begrensd door de maximumfrequentie.
36 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.8.3 PM/EC+-motorbesturing
Het EC+-concept van Danfoss biedt de mogelijkheid om hoogefficiënte PM-motoren in standaard behuizingstypen volgens IEC te besturen met Danfoss-frequentieomvormers. De inbedrijfstellingsprocedure is vergelijkbaar met de bestaande procedure voor asynchrone (inductie-) motoren met gebruikmaking van het Danfoss PM-besturingsprincipe
plus
VVC
.
Voordelen voor de klant:
Onafhankelijk van de motortechnologie
(permanentmagneetmotor of inductiemotor) Installatie en bediening net als bij de bekende
inductiemotoren Merkonafhankelijke keuze ten aanzien van
systeemcomponenten (zoals motoren) Het beste systeemrendement door het selecteren
van de beste componenten Geschikt voor het aanpassen van bestaande
installaties Vermogensbereik: 1,1-22 kW
Huidige beperkingen:
Op dit moment enkel ondersteuning tot 22 kW
Op dit moment beperkt tot PM-motor met niet-
uitspringende polen Geen ondersteuning voor LC-filters in combinatie
met PM-motoren Het algoritme voor overspanningsregeling wordt
niet ondersteund voor PM-motoren Het algoritme voor kinetische backup wordt niet
ondersteund voor PM-motoren Het AMA-algoritme wordt niet ondersteund voor
PM-motoren Geen detectie van ontbrekende motorfase
Geen uitvaldetectie
Geen ETR-functie
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 37
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.8.4 Dimensionering van frequentieomvormer en PM-motor
De lage motorinductanties van PM-motoren kunnen stroomrimpels in de frequentieomvormer veroorzaken.
22
Om de juiste frequentieomvormer voor een bepaalde PM-motor te selecteren, moet u ervoor zorgen dat:
de frequentieomvormer het vereiste vermogen en de vereiste stroom kan leveren in alle bedrijfscondities;
de vermogensklasse van de frequentieomvormer gelijk is aan of hoger is dan de vermogensklasse van de motor;
de frequentieomvormer geschikt is om te werken met een constante belasting van 100%, met een adequate veilig-
heidsmarge.
De stroom (A) en het typische nominale vermogen (kW) van een PM-motor is te vinden in hoofdstuk 9.1 Netvoedingstabellen, voor diverse spanningen.
Dimensioneringsvoorbeelden voor een nominaal vermogen. Voorbeeld 1
Vermogen PM-motor: 1,5 kW/2,9 A
Net: 3 x 400 V
Frequentieom-
vormer
P1K1 1,1 1,5 3,0 3,3 2,7 3,0 P1K5 1,5 2,0 4,1 4,5 3,4 3,7
Tabel 2.10 Dimensioneringsgegevens voor frequentieomvormer van 1,1 en 1,5 kW
De nominale stroom van een PM-motor (2,9 A) komt overeen met de nominale stroom van zowel de 1,1 kW-frequentieom­vormer (3 A bij 400 V) als de 1,5 kW-frequentieomvormer (4,1 A bij 400 V). Omdat het nominale vermogen van de motor echter 1,5 kW bedraagt, is de 1,5 kW-frequentieomvormer de juiste keuze.
Vermogen 1,5 kW 1,5 kW
Stroom 2,9 A 4,1 A bij 400 V
Tabel 2.11 Correct gedimensioneerde frequentieomvormer
Voorbeeld 2
Vermogen PM-motor: 5,5 kW/12,5 A
Net: 3 x 400 V
Frequentieom-
vormer
P4K0 4,0 5,0 10,0 11,0 8,2 9,0 P5K5 5,5 7,5 13,0 14,3 11,0 12,1
Typisch [kW] Typisch [pk] bij
Typisch [kW] Typisch [pk] bij
Continu [A]
460 V
Motor Frequentieomvormer 1,5 kW
460 V
(3 x 380-440 V)
Continu [A]
(3 x 380-440 V)
Intermitterend [A]
(3 x 380-440 V)
Intermitterend [A]
(3 x 380-440 V)
Continu [A]
(3 x 441-480 V)
Continu [A]
(3 x 441-480 V)
Intermitterend [A]
(3 x 441-480 V)
Intermitterend [A]
(3 x 441-480 V)
Tabel 2.12 Dimensioneringsgegevens voor frequentieomvormer van 4,0 en 5,5 kW
De nominale stroom van de PM-motor (12,5 A) komt overeen met de nominale stroom van de 5,5 kW-frequentieomvormer (13 A bij 400 V), maar niet met de nominale stroom van de 4,0 kW-frequentieomvormer (10 A bij 400 V). Omdat het nominale vermogen van de motor 5,5 kW bedraagt, is de 5,5 kW-frequentieomvormer de juiste keuze.
Vermogen 5,5 kW 5,5 kW
Stroom 12,5 A 13 A bij 400 V
Tabel 2.13 Correct gedimensioneerde frequentieomvormer
38 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Motor Frequentieomvormer 5,5 kW
130BP046.10
Hand
on
O
Auto
on
Reset
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.8.5 Lokale (Hand on) en externe (Auto
on) besturing
De frequentieomvormer kan handmatig worden bestuurd via het lokale bedieningspaneel (LCP) of extern worden bestuurd via de analoge/digitale ingangen of een seriële bus. Als het wordt toegestaan in 0-40 [Hand on]-toets op LCP,
0-41 [Off]-toets op LCP, 0-42 [Auto on]-toets op LCP en 0-43 [Reset]-toets op LCP, is het mogelijk om de frequentie-
omvormer te starten en te stoppen via de toetsen [Hand On] en [Off] op het LCP. Alarmen kunnen worden gereset via de [Reset]-toets. Wanneer u op [Hand On] drukt, schakelt de frequentieomvormer over naar de handmodus en wordt (standaard) de lokale referentie gevolgd die met
behulp van [▲] en [▼] is ingesteld.
Wanneer u op [Auto] drukt, schakelt de frequentieom­vormer over naar de automodus en wordt (standaard) de externe referentie gevolgd. In deze modus is het mogelijk om de frequentieomvormer te besturen via de digitale ingangen en de verschillende seriële interfaces (RS-485, USB of een optionele veldbus). Zie parametergroep 5-1* Digitale ingangen of parametergroep 8-5* Digitaal/Bus voor meer informatie over starten, stoppen, aan-/uitloop wijzigen, parametersetups enz.
Afbeelding 2.25 Bedieningstoetsen
Hand Off Auto LCP-toetsen
Hand Gekoppeld Hand/
Hand Off
Auto Gekoppeld Hand/
Auto Off
Alle toetsen Lokaal Lokaal Alle toetsen Extern Extern
3-13 Referentie­plaats
Auto Gekoppeld Hand/ Auto
Auto Gekoppeld Hand/ Auto
Actieve referentie
Lokaal
Lokaal
Extern
Extern
Tabel 2.14 ziet u onder welke condities de lokale dan
In wel de externe referentie actief is. Een van beide is altijd actief, maar ze kunnen niet allebei tegelijk actief zijn.
De lokale referentie forceert de configuratiemodus naar een regeling zonder terugkoppeling, ongeacht de instelling van 1-00 Configuratiemodus.
Bij het uitschakelen wordt de lokale referentie hersteld.
2.8.6 Regelstructuur met terugkoppeling
De interne regelaar stelt de frequentieomvormer in staat om een integraal onderdeel te vormen van het te besturen systeem. De frequentieomvormer ontvangt een terugkop­pelingssignaal van een sensor in het systeem. De frequentieomvormer vergelijkt de terugkoppeling met een referentiewaarde van een setpoint en bepaalt of en in hoeverre deze twee signalen van elkaar verschillen. Vervolgens wordt het motortoerental aangepast om dit verschil op te heffen.
Denk bijvoorbeeld aan een pomptoepassing waarbij het toerental van de pomp moet worden geregeld zodat de statische druk in een leiding constant blijft. De gewenste statische drukwaarde wordt aan de frequentieomvormer doorgegeven als de setpointreferentie. Een statische­druksensor meet de actuele statische druk in de leiding en geeft deze in de vorm van een terugkoppelingssignaal terug aan de frequentieomvormer. Als het terugkoppe­lingssignaal hoger is dan de setpointreferentie, vertraagt de frequentieomvormer om de druk te verlagen. Omgekeerd geldt dat wanneer de leidingdruk lager is dan de setpointreferentie, de frequentieomvormer automatisch versnelt om de door de pomp geleverde druk te verhogen.
2 2
Tabel 2.14 Condities voor lokale of externe referentie
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 39
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
22
Afbeelding 2.26 Blokschema van de terugkoppelingsregelaar
Hoewel de standaardwaarden voor de terugkoppelingsregelaar van de frequentieomvormer in veel gevallen aanvaardbare prestaties zal opleveren, kan de regeling van het systeem vaak worden geoptimaliseerd door een aantal parameters van de terugkoppelingsregelaar aan te passen. Het is ook mogelijk om de PI-constanten automatisch te laten afstellen.
Gebruik van terugkoppelingen
2.8.7
Afbeelding 2.27 Blokschema voor digitale signaalverwerking
Het gebruik van terugkoppelingen kan worden geconfigureerd voor toepassingen waarbij een geavanceerde regeling nodig is, bijvoorbeeld met meerder setpoints en meerdere terugkoppelingen. De volgende drie typen regeling komen het vaakst voor.
40 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
Eén zone, één setpoint
Eén zone, één setpoint is een basisconfiguratie. Setpoint 1 wordt opgeteld bij een andere referentie (indien aanwezig; zie Gebruik van referenties) en het terugkoppelingssignaal wordt geselecteerd via 20-20 Terugkopp.functie.
Multi-zone, één setpoint
Multi-zone, één setpoint maakt gebruik van twee of drie terugkoppelingssensoren maar slechts één setpoint. De terugkoppelingen kunnen worden opgeteld, afgetrokken (alleen terugkoppeling 1 en 2) of worden gemiddeld. Bovendien kan de maximum- of minimumwaarde worden gebruikt. Setpoint 1 wordt uitsluitend in deze configuratie gebruikt.
Als [5] Multi-setpoint min geselecteerd is, wordt het toerental van de frequentieomvormer geregeld door het setpoint/terugkoppelingspaar met het grootste verschil. [6] Multi-setpoint max probeert om alle zones op of onder de bijbehorende setpoints te houden, terwijl [5] Multi-setpoint min probeert om alle zones op of boven de bijbehorende setpoints te houden.
Voorbeeld
Een toepassing met twee zones en twee setpoints. Het setpoint van zone 1 is 15 bar en de terugkoppeling is 5,5 bar. Het setpoint van zone 2 is 4,4 bar en de terugkop­peling is 4,6 bar. Als [6] Multi-setpoint max geselecteerd is, worden het setpoint en de terugkoppeling van zone 2 naar de PID-regelaar gestuurd, aangezien deze het kleinste verschil laat zien (terugkoppeling is hoger dan het setpoint, wat resulteert in een negatief verschil). Als [5] Multi-setpoint min geselecteerd is, worden het setpoint en de terugkoppeling van zone 1 naar de PID-regelaar gestuurd, aangezien deze het grootste verschil laten zien (de terugkoppeling is lager dan het setpoint, wat resulteert in een positief verschil).
Terugkoppelingsconversie
2.8.8
In sommige toepassingen kan het nuttig zijn om het terugkoppelingssignaal te converteren. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van een druksignaal om een terugkoppeling van de stroming te leveren. Aangezien de vierkantswortel van druk evenredig is aan stroming, levert de vierkantswortel van het druksignaal een waarde op die evenredig is aan de stroming. Dit is te zien in Afbeelding 2.28.
Afbeelding 2.28 Terugkoppelingsconversie
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 41
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.8.9 Gebruik van referenties
Informatie over een regeling met of zonder terugkoppeling
22
Afbeelding 2.29 Blokschema voor externe referentie
42 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
De externe referentie bestaat uit:
digitale referenties;
externe referenties (analoge ingangen, pulsfre-
quentie-ingangen, digitale potentiometeringangen en busreferenties voor seriële communicatie);
de ingestelde relatieve referentie;
setpoint op basis van terugkoppeling.
In de frequentieomvormer kunnen maximaal 8 vooraf ingestelde referenties worden geprogrammeerd. De actieve, vooraf ingestelde referentie kan worden geselecteerd via digitale ingangen of de seriële-communi­catiebus. De referentie kan ook extern worden gegeven, meestal via een analoge ingang. Deze externe bron wordt geselecteerd door middel van een van de drie referentie­bronparameters (3-15 Referentiebron 1, 3-16 Referentiebron 2 en 3-17 Referentiebron 3). Digipot is een digitale potenti­ometer. Dit wordt ook wel een Versnellings-/ vertragingsregeling of een Regeling met drijvende komma genoemd. Om dit op te zetten, wordt één digitale ingang geprogrammeerd voor het verhogen van de referentie terwijl een andere digitale ingang wordt geprogrammeerd om de referentie te verlagen. Een derde digitale ingang kan worden gebruikt om de Digipotreferentie te resetten. Alle referentiebronnen en de busreferentie worden bij elkaar opgeteld om de totale externe referentie te bepalen. De externe referentie, de vooraf ingestelde referentie of de som van beide kan worden geselecteerd als de actieve referentie. Tot slot kan deze referentie worden geschaald door middel van 3-14 Ingestelde relatieve ref..
2.8.10
Voorbeeld van PID-regeling met terugkoppeling
Afbeelding 2.30 Terugkoppelingsregeling voor een ventilatie­systeem
In een ventilatiesysteem moet de temperatuur op een constante waarde worden gehouden. De gewenste temperatuur wordt met behulp van een potentiometer van 0-10 V ingesteld tussen -5 en +35 °C. Omdat het hier om een koeltoepassing gaat, moet de snelheid van de ventilator worden verhoogd als de temperatuur boven de setpointwaarde komt, om te zorgen voor een koelere luchtstroom. De temperatuursensor heeft een werkbereik van -10 tot +40 °C en maakt gebruik van een 2-draads transmitter om een signaal van 4-20 mA te leveren. Het bereik van de uitgangsfrequentie van de frequentieom­vormer is 10 tot 50 Hz.
2 2
De geschaalde referentie wordt als volgt berekend:
Referentie
= X + X ×
waarbij X de externe referentie, de vooraf ingestelde referentie of de som van deze twee is, en Y 3-14 Ingestelde relatieve ref. in [%] is.
Als Y, 3-14 Ingestelde relatieve ref., is ingesteld op 0%, wordt de referentie beïnvloed door de schaling.
Y
100
1. Start/stop via een schakelaar die is aangesloten tussen de klemmen 12 (+24 V) en 18.
2. Temperatuurreferentie via een potentiometer (-5 tot +35 °C, 0-10 V) die is aangesloten op klem 50 (+10 V), 53 (ingang) en 55 (gemeenschappelijk).
3. Temperatuurterugkoppeling via transmitter (-10-40 °C, 4-20 mA) aangesloten op klem 54. Schakelaar S202 achter het LCP ingesteld op AAN (stroomingang).
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 43
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
22
Afbeelding 2.31 Voorbeeld van PID-regeling met terugkop­peling
2.8.11
LET OP
In dit voorbeeld gaan we uit van het gebruik van een inductiemotor, d.w.z. dat 1-10 Motorconstructie = [0] Asynchroon.
Functie Parameter Instelling
1) Zorg ervoor dat de motor goed draait. Volg onderstaande stappen: Stel de motorparameters in aan de hand van de gegevens van het motortypeplaatje. Voer een Automatische aanpassing motorge­gevens uit.
2) Controleer of de motor in de juiste richting draait. Voer de functie Controle draair. motor uit.
Volgorde van programmeren
1-2* Volgens de gegevens
1-29
1-28 Als de motor in de
Design Guide
op het motortype­plaatje
[1] Volledige AMA insch.; voer vervolgens de AMA-functie uit.
verkeerde richting draait, moet u de spanning tijdelijk afschakelen en twee van de motorfasen verwisselen.
Functie Parameter Instelling
3) Zorg ervoor dat de begrenzingen van de frequentieomvormer zijn ingesteld op veilige waarden.
Controleer of de instel­lingen voor aan-/uitlopen binnen de mogelijkheden van de frequentieom­vormer en de toegestane bedieningsspecificaties voor de toepassing vallen. Voorkom (zo nodig) dat de motor in omgekeerde richting kan draaien. Stel aanvaardbare begren­zingen voor het motortoerental in.
Schakel over van een regeling zonder terugkop­peling naar een regeling met terugkoppeling.
4) Configureer de terugkoppeling naar de PID-regelaar. Selecteer de relevante eenheid voor referentie/ terugkoppeling.
5) Configureer de setpointreferentie voor de PID-regelaar. Stel aanvaardbare begren­zingen voor de setpointreferentie in. Selecteer stroom of spanning met behulp van schakelaar S201/ S202.
6) Schaal de analoge ingangen die worden gebruikt voor setpointreferentie en terugkoppeling. Schaal analoge ingang 53 voor het drukbereik van de potentiometers (0-10 bar, 0-10 V). Schaal analoge ingang 54 voor de druksensor (0-10 bar, 4-20 mA).
7) Stel de parameters voor de PID-regelaar nauwkeuriger in. Pas de instellingen voor de PID-regelaar aan, indien nodig.
8) Sla de gegevens tot slot op. Sla voor de zekerheid de parameterinstellingen op in het LCP.
Tabel 2.15 Volgorde van programmeren
3-41 3-42
4-10
4-12 4-14 4-19
1-00
20-12
20-13 20-14
6-10 6-11 6-14 6-15 6-22 6-23 6-24 6-25
20-93 20-94
0-50
60 s 60 s Afhankelijk van de motor/belasting! Ook actief in handmodus.
[0] Rechtsom
10 Hz, Motorsnelh. lage begr. 50 Hz, Motorsnelh. hoge begr. 50 Hz, Max. uitgangsfreq. [3] Met terugk.
[71] Bar
0 bar 10 bar
0 V 10 V (standaard) 0 bar 10 bar 4 mA 20 mA (standaard) 0 bar 10 bar
Zie De terugkoppelings-
regelaar van de frequentieomvormer instellen hieronder.
[1] Alles naar LCP
44 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.8.12 De terugkoppelingsregelaar van de frequentieomvormer instellen
Nadat de terugkoppelingsregelaar van de frequentieom­vormer is ingesteld, moeten de prestaties van de regelaar worden getest. In veel gevallen zullen de prestaties op basis van de standaardwaarden voor 20-93 PID prop. versterking en 20-94 PID integratietijd acceptabel zijn. In sommige gevallen kan het echter nuttig zijn om deze parameterwaarden te optimaliseren om te komen tot een snellere systeemreactie, maar toch doorschot van het toerental onder controle te houden.
2.8.13
Handmatige aanpassing PID
1. Start de motor.
2.
Stel 20-93 PID prop. versterking in op 0,3 en verhoog deze waarde totdat het terugkoppelings­signaal begint te oscilleren. Start en stop de frequentieomvormer zo nodig of wijzig de setpointreferentie stapsgewijs om zo mogelijk oscillatie te veroorzaken. Verlaag vervolgens de PID proportionele versterking totdat het terugkoppelingssignaal stabiliseert. Verlaag de proportionele versterking vervolgens met 40-60%.
3.
Stel 20-94 PID integratietijd in op 20 s en verlaag de waarde totdat het terugkoppelingssignaal begint te oscilleren. Start en stop de frequentie­omvormer zo nodig of wijzig de setpointreferentie stapsgewijs om zo mogelijk oscillatie te veroorzaken. Verhoog de PID integra­tietijd vervolgens totdat het terugkoppelingssignaal stabiliseert. Verhoog de integratietijd vervolgens met 15-50%.
4.
20-95 PID differentiatietijd mag enkel worden gebruikt voor zeer snel reagerende systemen. De meest gebruikte waarde is 25% van 20-94 PID integratietijd. De differentiërende functie mag alleen worden gebruikt wanneer de instelling van de proportionele versterking en de integratietijd volledig is geoptimaliseerd. Zorg ervoor dat oscillaties op het terugkoppelingssignaal voldoende worden gedempt door het laagdoor­laatfilter voor het terugkoppelingssignaal (par. 6-16, 6-26, 5-54 of 5-59, voor zover relevant).
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 45
1
2
z
z
z
L1
L2
L3
PE
U
V
W
C
S
I
2
I
1
I
3
I
4
C
S
C
S
C
S
C
S
I
4
C
S
z
PE
3
4
5
6
175ZA062.12
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.9 Algemene EMC-aspecten
Elektrische verstoringen bij frequenties binnen een bereik van 150 kHz tot 30 MHz zijn normaal gesproken geleid. Via de
22
lucht verspreide interferentie van het frequentieomvormersysteem binnen een bereik van 30 MHz tot 1 GHz wordt gegenereerd door de omvormer, de motorkabel en de motor. Zoals in Afbeelding 2.32 te zien is, genereren capacitieve stromen in de motorkabel samen met een hoge dU/dt van de motorspanning lekstromen. Het gebruik van een afgeschermde motorkabel verhoogt de lekstroom (zie Afbeelding 2.32), omdat afgeschermde kabels een hogere capaciteit naar de aarde hebben dan niet-afgeschermde kabels. Als de lekstroom niet wordt gefilterd, zal deze meer interferentie in het net veroorzaken in het frequentiebereik lager dan ongeveer 5 MHz. Omdat de lekstroom (I1) via de afscherming (I3) naar de eenheid wordt teruggevoerd, zal de afgeschermde motorkabel in principe slechts een klein elektro­magnetisch veld (I4) opwekken, zoals te zien is in Afbeelding 2.32.
De afscherming vermindert de interferentie door straling, maar verhoogt de laagfrequentinterferentie op het net. Sluit de afscherming van de motorkabel aan op zowel de behuizing van de frequentieomvormer als de motorbehuizing. De beste manier om dit te doen, is door ingebouwde afschermingsklemmen te gebruiken om gedraaide uiteinden (pigtails) te vermijden. Pigtails verhogen de impedantie van de afscherming bij hogere frequenties, waardoor het effect van de afscherming afneemt en de lekstroom (I4) toeneemt. Als voor relais, stuurkabel, signaalinterface en rem een afgeschermde kabel wordt gebruikt, monteert u de afscherming aan beide uiteinden op de behuizing. In enkele situaties zal het echter noodzakelijk zijn de afscherming te onderbreken om stroomlussen te vermijden.
Afbeelding 2.32 Situatie die lekstromen veroorzaakt
1 Aarddraad 4 Frequentieomvormer 2 Afscherming 5 Afgeschermde motorkabel 3 Netvoeding 6 Motor
Tabel 2.16 Legenda bij Afbeelding 2.32
Wanneer de afscherming op een montageplaat voor de frequentieomvormer moet worden geplaatst, moet deze montageplaat van metaal zijn, om de afschermstromen naar de eenheid terug te leiden. Zorg ook voor een goed elektrisch contact van de montageplaat, via de montagebouten, naar het chassis van de frequentieomvormer.
Bij gebruik van niet-afgeschermde kabels wordt niet voldaan aan bepaalde emissievereisten, hoewel er wel aan de meeste immuniteitsvereisten wordt voldaan.
Om het interferentieniveau van het totale systeem (eenheid + installatie) zo veel mogelijk te beperken, moet de bekabeling van de motor- en remweerstand zo kort mogelijk zijn. Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast motor- en remweer­standskabels worden geplaatst. Radiostoring van meer dan 50 MHz (via de lucht) wordt met name gegenereerd door de besturingselektronica. Zie voor meer informatie over EMC.
46 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.9.1 Emissie-eisen
Volgens de EMC-productnorm voor frequentieomvormers met regelbaar toerental, EN-IEC 61800-3:2004, hangen de EMC­eisen af van het beoogde gebruik van de frequentieomvormer. In de EMC-productnorm zijn vier categorieën gedefinieerd. De definities voor de vier categorieën en de vereisten ten aanzien van emissies via geleiding (via het net) zijn te vinden in Tabel 2.17.
2 2
Categorie Definitie
C1 Frequentieomvormers geïnstalleerd in de eerste omgeving (woonhuizen en
kantoren) met een voedingsspanning van minder dan 1000 V.
C2 Frequentieomvormers geïnstalleerd in de eerste omgeving (woonhuizen en
kantoren) met een voedingsspanning van minder dan 1000 V die niet ingeplugd of verplaatst kunnen worden en die bedoeld zijn om geïnstalleerd en in bedrijf gesteld te worden door een vakman.
C3 Frequentieomvormers geïnstalleerd in de tweede omgeving (industrieel) met
een voedingsspanning van minder dan 1000 V.
C4 Frequentieomvormers geïnstalleerd in de tweede omgeving met een
voedingsspanning van 1000 V of hoger of een nominale stroom van 400 A of hoger of bedoeld voor gebruik in complexe systemen.
Tabel 2.17 Emissie-eisen
Eisen t.a.v. emissie via geleiding volgens de limieten in EN 55011
Klasse B
Klasse A groep 1
Klasse A groep 2
Geen emissielimiet. Er moet een EMC-plan worden opgesteld.
Bij toepassing van de algemene emissienormen (m.b.t. geleide emissies) moeten de frequentieomvormers voldoen aan de volgende limieten.
Omgeving Algemene norm
Eerste omgeving (woonhuizen en kantoren) Tweede omgeving (industriële omgeving)
EN-IEC 61000-6-3 Emissienormen voor huishoudelijke, handels- en licht-industriële omgevingen. EN-IEC 61000-6-4 Emissienorm voor industriële omgevingen. Klasse A groep 1
Eisen t.a.v. emissie via geleiding volgens de limieten in EN 55011
Klasse B
Tabel 2.18 Limieten m.b.t. algemene emissienormen
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 47
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.9.2 EMC-testresultaten
De volgende testresultaten zijn verkregen bij gebruik van een systeem met een frequentieomvormer, een afgeschermde
22
stuurkabel, een besturingskast met potentiometer en een afgeschermde motorkabel, bij de nominale schakelfrequentie. In Tabel 2.19 worden de maximale motorkabellengtes voor conformiteit vermeld.
RFI-filtertype Emissie via geleiding Emissie via straling
Kabellengte [m] Kabellengte [m] Normen en voorschriften
H1
FC 102 1,1-45 kW 200-240 V 50 150 150 Nee Ja Ja
H2
FC 102 1,1-3,7 kW 200-240 V Nee Nee 5 Nee Nee Nee
1,1-7,5 kW 380-500 V Nee Nee 5 Nee Nee Nee
H3
FC 102 1,1-45 kW 200-240 V 10 50 75 Nee Ja Ja 1,1-90 kW 380-480 V 10 50 75 Nee Ja Ja
H4
FC 102
3)
Hx
FC 102 1,1-90 kW 525-600 V Nee Nee Nee Nee Nee Nee
EN 55011 Klasse B
Woonhuizen,
kantoren en
lichte
industrie
EN-IEC 61800-3 Categorie C1
Eerste
omgeving –
woonhuizen
en kantoren
1,1-90 kW 380-480 V 50 150 150 Nee Ja Ja
5,5-45 kW 200-240 V Nee Nee 25 Nee Nee Nee
4)
11-90 kW 380-500 V 11-22 kW 525-690 V 30-90 kW 525-690 V
11-30 kW 525-690 V 37-90 kW 525-690 V
Nee Nee 25 Nee Nee Nee
1,4)
Nee Nee 25 Nee Nee Nee
2,4)
Nee Nee 25 Nee Nee Nee
1)
Nee 100 100 Nee Ja Ja
2)
Nee 150 150 Nee Ja Ja
Klasse A groep 1
Industriële omgeving
Categorie C2
Eerste omgeving – woonhuizen en kantoren
Klasse A groep 2
Industriële omgeving
Categorie C3
Tweede omgeving – industriële omgeving
Klasse B
Woonhuizen, kantoren en lichte industrie
Categorie C1
Eerste omgeving – woonhuizen en kantoren
Klasse A groep 1
Industriële omgeving
Categorie C2
Eerste omgeving – woonhuizen en kantoren
Klasse A groep 2
Industriële omgeving
Categorie C3
Tweede omgeving – industriële omgeving
Tabel 2.19 EMC-testresultaten (emissie)
1) Behuizingstype B
2) Behuizingstype C
3) Hx-versies kunnen worden gebruikt overeenkomstig EN-IEC 61800-3 categorie C4
4) T7, 37-90 kW voldoet aan klasse A groep 1 met 25 m motorkabel. Er gelden bepaalde restricties voor de installatie (neem contact op met Danfoss voor meer informatie) HX, H1, H2, H3, H4 of H5 wordt gedefinieerd voor EMC-filters op pos. 16-17 in de typecode HX – geen geïntegreerd EMC-filter in de frequentieomvormer (alleen 600 V-eenheden) H1 – geïntegreerd EMC-filter; voldoet aan EN 55011 klasse A1/B en EN-IEC 61800-3 categorie 1/2 H2 – geen aanvullend EMC-filter; voldoet aan EN 55011 klasse A2 en EN-IEC 61800-3 categorie 3 H3 – geïntegreerd EMC-filter; voldoet aan EN 55011 klasse A1/B en EN-IEC 61800-3 categorie 1/2 H4 – geïntegreerd EMC-filter; voldoet aan EN 55011 klasse A1 en EN-IEC 61800-3 categorie 2 H5 – maritieme versies. Voldoen aan dezelfde emissieniveaus als H2-versies
48 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
175HA034.10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.9.3 Algemene aspecten betreffende de emissie van harmonischen
Een frequentieomvormer absorbeert een niet-sinusvormige stroom, wat de ingangsstroom I sinusvormige stroom wordt door middel van een Fourier­analyse getransformeerd en opgesplitst in sinus­golfstromen met verschillende frequenties, d.w.z. verschillende harmonische stromen In met 50 Hz als basisfrequentie:
Hz 50 250 350
Tabel 2.20 Harmonische stromen
De harmonische stromen dragen niet rechtstreeks bij aan de vermogensopname, maar verhogen de warmteverliezen in de installatie (transformator, kabels). Houd de harmonische stromen bij installaties met een hoog percentage gelijkrichterbelasting daarom op een laag peil om overbelasting van de transformator en een hoge temperatuur in de kabels te vermijden.
zal verhogen. Een niet-
RMS
I
1
I
5
I
7
2.9.4
Emissie-eisen m.b.t. harmonischen
Apparatuur die is aangesloten op het openbare net
Opties Definitie
1 EN-IEC 61000-3-2 klasse A voor gebalanceerde
driefaseapparatuur (voor professionele apparatuur met een totaalvermogen van maximaal 1 kW).
2 EN-IEC 61000-3-12 Apparatuur met een ingangs-
stroom van 16-75 A per fase en professionele apparatuur vanaf 1 kW met een ingangsstroom tot 16 A per fase.
Tabel 2.21 Aangesloten apparatuur
Testresultaten harmonischen (emissie)
2.9.5
Vermogensklassen tot PK75 in T2 en T4 voldoen aan IEC­EN 61000-3-2 klasse A. Vermogensklassen vanaf P1K1 en tot P18K in T2 en tot P90K in T4 voldoen aan EN-IEC 61000-3-12, tabel 4. De vermogensklassen P110-P450 in T4 voldoen ook aan EN-IEC 61000-3-12, hoewel dit niet vereist is omdat de stromen groter zijn dan 75 A.
2 2
Afbeelding 2.33 Harmonische stromen
LET OP
Sommige harmonische stromen kunnen storingen veroorzaken in communicatieapparatuur die op dezelfde transformator is aangesloten, of resonantie veroorzaken bij gebruik van condensatorbatterijen voor compensatie van de arbeidsfactor.
Om te zorgen voor lage harmonische stromen is de frequentieomvormer standaard voorzien van tussenkrings­poelen. Gewoonlijk reduceert dit de ingangsstroom I met 40%.
De spanningsvervorming op de netvoeding hangt af van de grootte van de harmonische stromen vermenigvuldigd met de interne netimpedantie voor de betreffende frequentie. De totale spanningsvervorming THD wordt op basis van de individuele harmonische spanningen berekend met behulp van de volgende formule:
2
2
THD
% =
U
+
5
U
+ ... +
7
2
U
N
(UN% van U)
RMS
Actueel (typisch)
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
40 20 10 8
I
13
Limiet voor R
≥ 120
sce
Actueel (typisch)
40 25 15 10
Harmonische vervorming (%)
THD PWHD
46 45
Limiet voor R
sce
≥ 120
48 46
Tabel 2.22 Testresultaten harmonischen (emissie)
Als het kortsluitvermogen van de voeding Ssc groter is dan of gelijk is aan:
S
= 3 ×
R
×
U
×
I
SC
SCE
mains
= 3 × 120 × 400 ×
equ
I
equ
op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare net (R
sce
).
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen dat de apparatuur uitsluitend wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter is dan of gelijk is aan bovenstaande waarde. Vraag de netwerkbeheerder zo nodig om advies. Andere vermogensklassen kunnen in overleg met de netbeheerder worden aangesloten op het openbare net.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 49
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
Conformiteit met diverse richtlijnen op systeemniveau: De vermelde gegevens over harmonische stromen in Tabel 2.22 zijn in overeenstemming met EN-IEC 61000-3-12 met betrekking tot de productnorm voor aandrijfsystemen. De gegevens kunnen worden gebruikt voor het berekenen van de
22
invloed van harmonische stromen op het voedingssysteem en voor de documentatie met betrekking tot de naleving van de relevante regionale richtlijnen: IEEE 519-1992; G5/4.
2.9.6 Immuniteitseisen
De immuniteitseisen voor frequentieomvormers hangen af van de omgeving waarin zij geïnstalleerd zijn. De eisen voor industriële omgevingen zijn zwaarder dan de eisen voor woon- en kantooromgevingen. Alle Danfoss-frequentieomvormers voldoen aan de eisen voor industriële omgevingen en voldoen hiermee automatisch aan de lagere eisen voor woon- en kantooromgevingen, met een hoge veiligheidsmarge. Om de immuniteit voor elektrische interferentie van andere gekoppelde elektrische apparatuur te documenteren, zijn de volgende immuniteitstests uitgevoerd overeenkomstig de volgende basisnormen:
EN 61000-4-2 (IEC 61000-4-2): Elektrostatische ontladingen (ESD). Simulatie van de invloed van elektrostatisch
geladen mensen.
EN 61000-4-3 (IEC 61000-4-3): Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische velden – Immuniteitsproef
EN 61000-4-4 (IEC 61000-4-4): Snelle elektrische transiënten. Simulatie van interferentie veroorzaakt door het
schakelen van een schakelaar, relais en dergelijke.
EN 61000-4-5 (IEC 61000-4-5): Stootspanningen. Simulatie van de transiënten veroorzaakt door bijvoorbeeld
blikseminslag in de buurt van de installatie.
EN 61000-4-6 (IEC 61000-4-6): RF common mode. Simulatie van het effect van radiozendapparatuur die
verbonden is via aansluitkabels.
Zie Tabel 2.23.
Basisnorm Piek
IEC 61000-4-4
Aanvaardingscriterium B B B A A Spanningsbereik: 200-240 V, 380-500 V, 525-600 V, 525-690 V
Lijn
Motor Rem 4 kV CM Loadsharing 4 kV CM Stuurdraden Standaardbus 2 kV CM Relaisdraden 2 kV CM Toepassings- en
veldbusopties LCP-kabel Externe 24 V DC
Behuizing
Tabel 2.23 EMC-immuniteitsschema
1) Injectie op kabelafscherming
AD: luchtontlading CD: contactontlading CM: common mode DM: differentiële modus
4 kV CM
4 kV CM
2 kV CM
2 kV CM
2 kV CM
2 V CM
Stootspanningen
IEC 61000-4-5
2 kV/2 Ω DM
4 kV/12 Ω CM
4 kV/2 Ω 4 kV/2 Ω 4 kV/2 Ω 2 kV/2 Ω 2 kV/2 Ω 2 kV/2 Ω
2 kV/2 Ω
2 kV/2 Ω
0,5 kV/2 Ω DM
1 kV/12 Ω CM
1)
1)
1)
1)
1)
1)
1)
1)
ESD
IEC
61000-4-2
10 Vrms
10 Vrms — 10 Vrms — 10 Vrms — 10 Vrms — 10 Vrms — 10 Vrms
10 Vrms
10 Vrms
10 Vrms
8 kV AD
6 kV CD
Elektrostatische ontlading
IEC 61000-4-3
10 V/m
RF common-
modespanning
IEC 61000-4-6
50 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
130BC968.10
1325 4
6
b
a
M
7
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
2.10 Galvanische scheiding (PELV)
2.10.1 PELV – Protective Extra Low Voltage
PELV biedt bescherming door middel van een extra lage spanning. Bescherming tegen elektrische schokken is gegarandeerd wanneer de voeding van het PELV-type is en de installatie is uitgevoerd volgens de lokale/nationale voorschriften met betrekking tot PELV-voedingen.
Alle stuurklemmen en relaisklemmen 01-03/04-06 voldoen aan de PELV-eisen (PELV = Protective Extra Low Voltage), met uitzondering van geaarde driehoekschakelingen (één zijde geaard) boven 400 V.
2 2
Afbeelding 2.34 Galvanische scheiding
(Gegarandeerde) galvanische scheiding wordt verkregen door te voldoen aan de eisen betreffende hogere isolatie en door de relevante kruip-/spelingafstanden in acht te nemen. Deze vereisten worden beschreven in de norm NEN-EN-IEC 61800-5-1.
De componenten die de elektrische scheiding vormen, zoals hieronder beschreven, voldoen ook aan de eisen voor hogere isolatie en de relevante test zoals beschreven in NEN-EN-IEC 61800-5-1. De galvanische PELV-scheiding kan op zes plaatsen worden getoond (zie Afbeelding 2.34).
Om aan de PELV-eisen te voldoen, moet elke afzonderlijke aansluiting op de stuurklemmen aan PELV voldoen. De thermistor moet bijvoorbeeld versterkt/dubbel geïsoleerd zijn.
1. Netvoeding (SMPS) incl. scheiding van het Udc­signaal, dat de tussenkringspanning aangeeft.
2. Poortschakeling die de IGBT's aanstuurt (trigger­transformatoren/optische koppelingen).
3. Stroomtransductoren.
4. Optische koppeling, remmodule.
5. Interne aanloopstroom-, RFI- en temperatuur­meetcircuits.
6. Eigen relais.
7. Mechanische rem.
De functionele galvanische scheiding (a en b in de afbeelding) geldt voor de 24 V-backupoptie en voor de RS-485-standaardbusinterface.
WAARSCHUWING
Installatie op grote hoogte: 380-500 V, behuizingstype A, B en C: neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in verband met PELV. 525-690 V: neem voor hoogtes boven 2000 m contact op met Danfoss in verband met PELV.
WAARSCHUWING
Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale gevolgen hebben – ook nadat de apparatuur is afgeschakeld van het net. Zorg er ook voor dat de andere spanningsingangen, zoals loadsharing (koppeling van de DC-tussenkring) en de motoraansluiting voor kinetische backup zijn afgeschakeld. Wacht minimaal de tijd die is aangegeven in Tabel 2.19, voordat u elektrische onderdelen aanraakt. Een kortere tijd is alleen toegestaan als dit op het typeplaatje van de betreffende frequentieomvormer wordt aangegeven.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 51
130BB955.12
a
b
Leakage current
Motor cable length
130BB956.12
THVD=0%
THVD=5%
Leakage current
130BB958.12
f
sw
Cable
150 Hz
3rd harmonics
50 Hz
Mains
RCD with low f
cut-
RCD with high f
cut-
Leakage current
Frequency
130BB957.11
Leakage current [mA]
100 Hz
2 kHz
100 kHz
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.11 Aardlekstroom
EN-IEC 61800-5-1 (productnorm voor regelbare elektrische aandrijfsystemen) vereist speciale voorzorgsmaatregelen
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
22
de aarding van apparatuur met een lekstroom > 3,5 mA op.
wanneer de lekstroom meer bedraagt dan 3,5 mA. De aarding moet op een van de volgende manieren worden versterkt:
Frequentieomvormertechnologie impliceert hoogfrequent schakelen bij hoog vermogen. Dit genereert een lekstroom in de aardverbinding. Een foutstroom in de frequentieom­vormer aan de uitgangsklemmen kan een DC-component bevatten waardoor de filtercondensatoren kunnen worden geladen en een kortstondige aardstroom kan worden
Zie EN-IEC 61800-5-1 en EN 50178 voor meer informatie.
Aarddraad (klem 95) van minimaal 10 mm²
Twee afzonderlijke aarddraden die beide voldoen
aan de regels ten aanzien van maatvoering
veroorzaakt. De aardlekstroom bestaat uit meerdere componenten en hangt af van diverse systeemconfiguraties, waaronder RFI­filtering, afgeschermde motorkabels en het vermogen van de frequentieomvormer.
Gebruik van RCD's
Bij gebruik van reststroomapparaten (RCD's), ook wel bekend als aardlekschakelaars (ELCB's), moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Gebruik uitsluitend RCD's van het B-type die
geschikt zijn voor het detecteren van AC- en DC­stromen.
Gebruik RCD's met een inschakelvertraging om
fouten door kortstondige aardstromen te voorkomen.
Dimensioneer RCD's op basis van de systeemcon-
Afbeelding 2.35 Invloed van kabellengte en vermogensklasse op de lekstroom Pa > Pb
figuraties en omgevingsaspecten.
Afbeelding 2.36 Lijnvervorming is van invloed op de lekstroom
LET OP
Bij gebruik van een filter moet 14-50 RFI-filter tijdens het laden van het filter zijn uitgeschakeld, om te voorkomen dat de RCD-schakelaar wordt geactiveerd vanwege een hoge lekstroom.
Afbeelding 2.37 Belangrijkste factoren die bijdragen aan lekstroom
Afbeelding 2.38 De invloed van de uitschakelfrequentie van de RCD op de wijze waarop wordt gereageerd/wat er wordt gemeten
Zie ook RCD Application Note, MN90G.
52 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
2.12 Remfunctie
2.12.1 Keuze van de remweerstand
Bij bepaalde toepassingen, zoals ventilatiesystemen in tunnels of ondergrondse metrostations, is het wenselijk om de motor sneller te laten stoppen dan mogelijk is via uitlopen of vrijlopen. In dergelijke toepassingen kan gebruik worden gemaakt van dynamisch remmen met behulp van een remweerstand. Het gebruik van een remweerstand zorgt ervoor dat de energie wordt geabsorbeerd in de weerstand en niet in de frequentieom­vormer.
®
Voor de VLT
HVAC Drive biedt Danfoss remweerstanden aan met een belastingscyclus van 5%, 10% en 40%. Bij een belastingscyclus van 10% zijn de remweerstanden in staat om het remvermogen gedurende 10% van de cyclustijd te absorberen terwijl de overige 90% wordt gebruikt om de warmte van de weerstand af te voeren.
Neem contact op met Danfoss voor verdere advisering aangaande productkeuze.
2.12.2 Berekening remweerstand
De remweerstand wordt als volgt berekend:
2 2
Als de hoeveelheid kinetische energie die tijdens elke remperiode wordt overgebracht naar de weerstand niet bekend is, kan het gemiddelde vermogen worden berekend op basis van de cyclustijd en de remtijd, ook wel intermitterende belastingscyclus genoemd. De weerstand voor een intermitterende belastingscyclus is een indicatie van de belastingscyclus waarbij de weerstand actief is. Afbeelding 2.39 toont een typische remcyclus.
De intermitterende belastingscyclus voor de weerstand wordt als volgt berekend:
Belastingscyclus = tb/T
T is de cyclustijd in seconden tb is de remtijd in seconden (als onderdeel van de totale cyclustijd)
2
U
Ω =
= P
P
peak
motor
dc
x Mbr x η
motor
x η[W]
R
br
waarbij P
peak
Tabel 2.24 Berekening remweerstand
De remweerstand is dus afhankelijk van de tussenkring­spanning (UDC). De remfunctie van de frequentieomvormer wordt toegepast in 3 gebieden van de netspanning:
Grootte [V] Rem actief
[V]
3 x 200-240 390 (UDC) 405 410 3 x 380-480 778 810 820 3 x 525-600 943 965 975 3 x 525-690 1084 1109 1130
Tabel 2.25 Remfunctie toegepast in drie gebieden van de netspanning
Waarschuwing vóór uitscha­keling [V]
Uitschakeling (trip) [V]
LET OP
Controleer of de remweerstand geschikt is voor een spanning van 410 V, 820 V of 975 V – tenzij remweer­standen van Danfoss worden gebruikt.
R
is de door Danfoss aanbevolen weerstand, d.w.z. een
rec
remweerstand die garandeert dat de in staat is te remmen
Afbeelding 2.39 Intermitterende belastingscyclus voor de weerstand
met het hoogst mogelijke remkoppel (M formule kan als volgt worden genoteerd:
2
U
x 100
P
motor
dc
x
M
x x
br
%
motor
R
Ω =
rec
η
is typisch 0,90
motor
) van 110%. De
br(%)
η is typisch 0,98
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 53
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
Voor frequentieomvormers van 200 V, 480 V, en 600 V kan R
bij een remkoppel van 160% worden geschreven als:
rec
22
200V :
480V :
480V :
600V :
690V :
107780
R
=
rec
R
=
rec
R
=
rec
R
=
rec
R
=
rec
P
motor
375300
P
motor
428914
P
motor
630137
P
motor
832664
P
motor
Ω
Ω
Ω
1
2
Ω
Ω
1) Voor frequentieomvormers met een asvermogen ≤ 7,5 kW
2) Voor frequentieomvormers met een asvermogen > 7,5 kW
LET OP
De bewaking van het remvermogen is geen veiligheids­functie; voor dat doel is een thermische schakelaar nodig. Het remweerstandcircuit beschikt niet over aardlekbeveiliging.
Als een alternatieve remfunctie kan in 2-17 Overspan­ningsreg. een overspanningsregeling (OVC) (zonder
remweerstand) worden geselecteerd. Deze functie is actief voor alle eenheden. De functie zorgt ervoor dat uitscha­keling (trip) kan worden vermeden bij een toename van de DC-tussenkringspanning. Dit gebeurt door de uitgangsfre­quentie te verhogen om de spanning vanuit de DC-
LET OP
De circuitweerstand van de geselecteerde remweerstand mag niet hoger zijn dan de circuitweerstand van de door Danfoss aanbevolen weerstand. Als een remweerstand
tussenkring te beperken. Dit is een nuttige functie wanneer bijvoorbeeld de uitlooptijd te kort is, aangezien uitschakeling van de frequentieomvormer zo wordt vermeden. In deze situatie wordt de uitlooptijd verlengd.
met een hogere ohmse waarde wordt geselecteerd, wordt het remkoppel mogelijk niet gehaald en bestaat het risico dat de frequentieomvormer om veiligheids­redenen uitschakelt.
LET OP
OVC kan niet worden geactiveerd bij gebruik van een PM-motor (wanneer 1-10 Motorconstructie is ingesteld op
[1] PM, niet uitspr. SPM).
LET OP
Als in de remtransistor kortsluiting ontstaat, kan vermogensdissipatie in de remweerstand alleen worden voorkomen door een netschakelaar of contactor te gebruiken om de netvoeding van de frequentieom­vormer af te schakelen. (De contactor kan door de frequentieomvormer worden bestuurd.)
WAARSCHUWING
Raak de remweerstanden niet aan, aangezien deze bijzonder warm kunnen worden tijdens of na het remmen.
2.12.3 Regeling met remfunctie
De rem is beveiligd tegen kortsluiting van de remweerstand en de remtransistor wordt bewaakt zodat kortsluiting van de transistor tijdig ontdekt wordt. Er kan een relaisuitgang/digitale uitgang worden gebruikt om de remweerstand te beschermen tegen overbelasting als gevolg van een fout in de frequentieomvormer. Bovendien maakt de rem het mogelijk om het momentane vermogen en het gemiddelde vermogen van de laatste 120 seconden uit te lezen. De rem kan ook het remvermogen bewaken en ervoor zorgen dat de in 2-12 Begrenzing remvermogen (kW) ingestelde begrenzing niet wordt overschreden. In 2-13 Bewaking remvermogen kan de functie worden geselecteerd die moet worden uitgevoerd wanneer het vermogen dat wordt overgebracht naar de remweerstand de in 2-12 Begrenzing remvermogen (kW) ingestelde begrenzing overschrijdt.
2.12.4 Remweerstandkabels
EMC (gedraaide kabels/afscherming)
Draai de draden ineen om de elektrische ruis van de bedrading tussen de remweerstand en de frequentieom­vormer te beperken.
Gebruik een metalen afscherming om de EMC-prestaties te verbeteren.
2.13
Extreme bedrijfsomstandigheden
Kortsluiting (motorfase – fase)
De frequentieomvormer is beveiligd tegen kortsluiting door middel van stroommetingen in elk van de drie motorfasen of in de DC-tussenkring. Een kortsluiting tussen twee uitgangsfasen veroorzaakt een overstroom in de omvormer. De omvormer wordt afzonderlijk uitgeschakeld als de kortsluitstroom de toegestane waarde (Alarm 16 Uit & blokk.) overschrijdt. Zie de ontwerprichtlijnen voor het beveiligen van de frequentieomvormer tegen kortsluiting aan de loadsharing­en remuitgangen.
Schakelen aan de uitgang
Schakelen aan de uitgang tussen de motor en de frequen­tieomvormer is toegestaan. Er kunnen foutmeldingen worden gegenereerd. Maak gebruik van een vliegende start om een draaiende motor op te vangen.
54 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
1,21,0 1,4
30
10
20
100
60
40
50
1,81,6 2,0
2000
500
200
400 300
1000
600
t [s]
175ZA052.11
fOUT = 0,2 x f M,N
fOUT = 2 x f M,N
fOUT = 1 x f M,N
IMN
IM
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
Door de motor gegenereerde overspanning
De spanning in de tussenkring neemt toe wanneer de motor als generator werkt. Dit gebeurt in de volgende gevallen:
De belasting drijft de motor aan (bij constante
uitgangsfrequentie vanuit de frequentieom­vormer), wat betekent dat de belasting energie opwekt.
Als gedurende het vertragen (uitlopen) het
traagheidsmoment hoog is, de wrijving laag is en de uitlooptijd te kort is om de energie te kunnen afvoeren als een verlies in de frequentieom­vormer, de motor en de installatie.
Een onjuiste instelling van de slipcompensatie
kan leiden tot een hogere DC-tussenkring­spanning.
Tegen-EMK bij gebruik van een PM-motor. In
geval van vrijlopen bij hoog toerental bestaat de kans dat de tegen-EMK van de PM-motor de maximale spanningstolerantie van de frequentie­omvormer overschrijdt en schade veroorzaakt. Om dit tegen te gaan, wordt de waarde van 4-19 Max. uitgangsfreq. automatisch begrensd op basis van een interne berekening die is gebaseerd op de waarde van 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM, 1-25 Nom. motorsnelheid en 1-39 Motorpolen..
Wanneer er een kans bestaat dat de motor overtoeren maakt (bijv. vanwege overmatig 'windmilling'), adviseert Danfoss om een remweerstand te gebruiken.
Netstoring
Tijdens een netstoring blijft de frequentieomvormer in bedrijf tot de tussenkringspanning onder het minimale stopniveau komt, dat gewoonlijk 15% onder de laagste nominale netspanning voor de frequentieomvormer ligt. De netspanning vóór de storing en de motorbelasting bepalen hoe lang het duurt voordat de omvormer gaat vrijlopen.
Statische overbelasting in VVC
plus
-modus
Wanneer de frequentieomvormer overbelast is (de koppel­begrenzing in 4-16 Koppelbegrenzing motormodus/ 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus bereikt is), verlaagt de besturingseenheid de uitgangsfrequentie om de belasting te verminderen. Als de overbelasting bijzonder groot is, kan een stroom ontstaan die ervoor zorgt dat de frequentieomvormer na ca. 5-10 s uitschakelt.
Na activering van de koppelbegrenzing blijft de frequentie­omvormer nog beperkte tijd (0-60 s) ingeschakeld, volgens de instelling in 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr..
2.13.1
Thermische motorbeveiliging
Dit is de manier waarop Danfoss de motor beschermt tegen oververhitting. Het betreft een elektronische functie die een bimetaalrelais simuleert op basis van interne metingen. De karakteristieken worden getoond in Afbeelding 2.40.
2 2
WAARSCHUWING
De frequentieomvormer moet worden uitgerust met een remchopper.
De besturingseenheid probeert de uitloop indien mogelijk te corrigeren (2-17 Overspanningsreg.). Om de transistoren en de tussenkringcondensatoren te beschermen, schakelt de omvormer uit wanneer een bepaald spanningsniveau is bereikt. Zie 2-10 Remfunctie en 2-17 Overspanningsreg. om de methode te selecteren om het spanningsniveau van de tussenkring te regelen.
Afbeelding 2.40 De X-as toont de verhouding tussen I
LET OP
OVC kan niet worden geactiveerd bij gebruik van een PM-motor (wanneer 1-10 Motorconstructie is ingesteld op [1] PM, niet uitspr. SPM).
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 55
I
nominaal. De Y-as toont de tijd in seconden voordat de
motor
ETR uitschakelt en zo de frequentieomvormer uitschakelt. De curves tonen een karakteristiek nominaal toerental bij 2x het nominale toerental en bij 0,2x het nominale toerental.
motor
en
Inleiding tot VLT® HVAC Dri...
Design Guide
Het is duidelijk dat de ETR bij lagere toerentallen uitschakelt bij een lagere warmte vanwege de verminderde koeling van de motor. Op die manier wordt de motor ook
22
bij lage toerentallen beschermd tegen oververhitting. De ETR-functie berekent de motortemperatuur op basis van de actuele stroom en het actuele toerental. De berekende
Bij gebruik van een digitale ingang en 10 V als voeding: Voorbeeld: de frequentieomvormer schakelt uit (trip) wanneer de motortemperatuur te hoog is. Parametersetup: Stel 1-90 Therm. motorbeveiliging in op [2] Thermistoruitsch. Stel 1-93 Thermistorbron in op [6] Dig. ingang 33.
temperatuur kan worden uitgelezen via 16-18 Motor therm. in de frequentieomvormer.
De uitschakelwaarde van de thermistor is > 3 kΩ. Integreer een thermistor (PTC-sensor) in de motor als wikkelbescherming.
Motorbeveiliging kan met behulp van diverse technieken worden geïmplementeerd: PTC-sensor in motorwikke­lingen, thermomechanische schakelaar (type Klixon) of elektronisch thermisch relais (ETR).
Afbeelding 2.43 Bij gebruik van een digitale ingang en 10 V als voeding
Bij gebruik van een analoge ingang en 10 V als voeding: Voorbeeld: de frequentieomvormer schakelt uit (trip) wanneer de motortemperatuur te hoog is. Parametersetup: Stel 1-90 Therm. motorbeveiliging in op [2] Thermistoruitsch. Stel 1-93 Thermistorbron in op [2] Anal. ingang 54. Selecteer geen referentiebron.
Afbeelding 2.41 Uitschakeling van de thermistor
Bij gebruik van een digitale ingang en 24 V als voeding: Voorbeeld: de frequentieomvormer schakelt uit (trip) wanneer de motortemperatuur te hoog is. Parametersetup: Stel 1-90 Therm. motorbeveiliging in op [2] Thermistoruitsch. Stel 1-93 Thermistorbron in op [6] Dig. ingang 33.
Afbeelding 2.42 Bij gebruik van een digitale ingang en 24 V als voeding
Afbeelding 2.44 Bij gebruik van een analoge ingang en 10 V als voeding
Ingang Digitaal/ analoog
Digitaal 24 Digitaal 10 Analoog 10
Tabel 2.26 Drempelwaarden voor uitschakeling
Voedings­spanning V Uitschakel­waarden
Drempelwaarden voor uitschakeling
< 6,6 kΩ - > 10,8 kΩ < 800 Ω - > 2,7 kΩ < 3,0 kΩ - > 3,0 kΩ
56 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Inleiding tot VLT® HVAC Dri... Design Guide
LET OP
Controleer of de gekozen voedingsspanning overeenkomt met de specificatie van het gebruikte thermistorelement.
Samenvatting
Dankzij de koppelbegrenzingsfunctie wordt de motor bij alle toerentallen beschermd tegen overbelasting. Dankzij de ETR wordt de motor beschermd tegen oververhitting en is geen aanvullende motorbeveiliging nodig. Dit betekent dat de ETR-timer na het opwarmen van de motor bijhoudt hoe lang de motor bij de hoge temperatuur kan werken voordat deze wordt gestopt om oververhitting te voorkomen. Wanneer de motor overbelast raakt zonder dat de temperatuur wordt bereikt waarbij de ETR de motor uitschakelt, is het de koppelbegrenzing die de motor en toepassing beschermt tegen overbelasting.
De ETR-functie wordt ingeschakeld via 1-90 Therm.
motorbeveiliging en geregeld via 4-16 Koppelbegrenzing motormodus. In 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. wordt
ingesteld hoe lang het duurt voordat de frequentieom­vormer wordt uitgeschakeld (trip) vanwege de koppelbegrenzingswaarschuwing.
2 2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 57
Selectie
3 Selectie
3.1 Opties en accessoires
Design Guide
33
Danfoss levert een breed scala aan opties en accessoires voor de frequentieomvormers.
3.1.1 Optiemodules monteren in sleuf B
Schakel de voeding naar de frequentieomvormer af.
Voor behuizingstype A2 en A3:
1. Verwijder het LCP, de klemafdekking en het LCP­frame van de frequentieomvormer.
2. Steek de MCB 1xx-optiekaart in sleuf B.
3. Sluit de stuurkabels aan en bevestig de kabels met behulp van bijgevoegde kabelklemmen. Verwijder de uitbreekpoort uit het vergrote LCP­frame, zodat de optie onder het vergrote LCP­frame past.
4. Bevestig het vergrote LCP-frame en de klemaf­dekking.
5. Bevestig het LCP of de blinde afdekking in het vergrote LCP-frame.
6. Sluit de voeding aan op de frequentieomvormer.
7. Stel de in-/uitgangsfuncties in de bijbehorende parameters in, zoals aangegeven in hoofdstuk 9.2 Algemene specificaties.
Voor behuizingstype B1, B2, C1 en C2:
1. Verwijder het LCP en het LCP-frame.
2. Steek de MCB 1xx-optiekaart in sleuf B.
3. Sluit de stuurkabels aan en bevestig de kabels met behulp van bijgevoegde kabelklemmen.
4. Bevestig het frame.
5. Bevestig het LCP.
Afbeelding 3.1 Behuizingstype A2, A3 en B3
Afbeelding 3.2 Behuizingstype A5, B1, B2, B4, C1, C2, C3 en C4
3.1.2 General Purpose I/O Module MCB 101
MCB 101 wordt gebruikt voor uitbreiding van het aantal digitale en analoge in- en uitgangen van de frequentieom­vormer.
MCB 101 moet in sleuf B van de frequentieomvormer worden geplaatst. Inhoud:
Optiemodule MCB 101
Vergroot LCP-frame
Klemafdekking
58 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
130BA209.10
1
2 3
4 5
6
7
8
9 10
11
12
COM DIN
DIN7
DIN8
DIN9
GND(1)
DOUT3
0/24VDC
DOUT4
0/24VDC
AOUT2
0/4-20mA
24V
GND(2)
AIN3
AIN4
RIN= 5kohm
RIN= 10kohm
0-10 VDC
0-10
VDC
0V 24V
0V 24V
24V DC0V
0V24V DC
<500 ohm
>600 ohm
>600 ohm
X30/
DIG IN
DIG & ANALOG OUT
ANALOG IN
CPU
CAN BUS
CPU
Control card (FC 100/200/300)
General Purpose
I/O option MCB 101
PLC (PNP)
PLC (NPN)
Selectie
Design Guide
Digitale ingangen – Klem X30/1-4
3.1.3
Afbeelding 3.3
Galvanische scheiding in de MCB 101
Digitale/analoge ingangen zijn galvanisch gescheiden van andere ingangen/uitgangen op de MCB 101 en op de stuurkaart van de frequentieomvormer. Digitale/analoge uitgangen in de MCB 101 zijn galvanisch gescheiden van andere ingangen/uitgangen op de MCB 101, maar niet van de in- en uitgangen op de stuurkaart van de frequentieom­vormer.
Als de digitale ingangen 7, 8 of 9 via de interne 24 V­voeding (klem 9) moeten worden geschakeld, moet een verbinding worden gemaakt tussen klem 1 en 5 zoals aangegeven in Afbeelding 3.4.
Aantal digitale ingangen
3 0-24 VDCPNP-type:
Spann ingsni veau
Spannings­niveaus
Gemeenschap­pelijk = 0 V Logische '0': ingang < 5 V DC
Tolerantie Max.
± 28 V continu ± 37 V in minimaal
10 s Logische '0': ingang > 10 V DC NPN-type: Gemeenschap­pelijk = 24 V Logische '0': ingang > 19 V DC Logische '0': ingang < 14 V DC
Tabel 3.1 Setupparameters: 5-16, 5-17 en 5-18
Analoge spanningsingangen – Klem
3.1.4 X30/10-12
Aantal analoge spanningsin­gangen
2 0-10 V DC
Standaard ingangs­signaal
Tolerantie Reso-
± 20 V continu
lutie
10 bits
ingangsim­pedantie
Ca. 5 kΩ
3 3
Max. ingangs­impedantie
ongeveer 5 kΩ
Afbeelding 3.4 Principeschema
Tabel 3.2 Setupparameters: 6-3*, 6-4* en 16-76
Digitale uitgangen – Klem X30/5-7
3.1.5
Aantal digitale
Uitgangsniveau Tolerantie Max.
uitgangen
2 0 of 2 V DC
± 4 V 600 Ω
Tabel 3.3 Setupparameters: 5-32 en 5-33
Analoge uitgangen – Klem X30/5+8
3.1.6
Aantal analoge
Niveau uitgangs­signaal
Tolerantie Max. impedantie
uitgangen
1 0/4-20 mA
± 0,1 mA < 500 Ω
Tabel 3.4 Setupparameters: 6-6* en 16-77
impedantie
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 59
2
130BA709.11
1
LABEL
Remove jumper to activate Safe Stop
12
13
18
19
27
29
33
32
20
39
42
50
53
54
61
68
CAUTION:
SEE MANUAL / RCD and high leakage current
VOIR MANUAL / Fransk tekst
WARNING:
Stored charge / “Fransk tekst” (4 min.)
LISTED 76x1 134261
INDUSTRIAL CONTROL EQUIPMENT
SEE MANUAL FOR PREFUSE TUPE IN UL
APPLICATIONS
T/C : CIAXXXPT5B20BR1DBF00A00
P/N : XXXN1100 S/N: 012815G432
IN: 3x380-480V 50/60Hz 14.9A
OUT: 3x0-Uin 0-1000Hz 16.0A 11.1 kVA
CHASIS/IP20 Tamb Max 45C/113F
MADE IN DENMARK
Ø6
Selectie
Design Guide
3.1.7 Relaisoptie MCB 105
De MCB 105-optie bevat 3 SPDT-contacten en moet worden bevestigd in optiesleuf B.
Elektrische gegevens:
33
Max. klembelasting (AC-1)1) (resistieve belasting) 240 V AC 2 A Max. klembelasting (AC-15)1) (inductieve belasting bij cos φ 0,4) 240 V AC 0,2 A Max. klembelasting (DC-1)1) (resistieve belasting) 24 V DC 1 A Max. klembelasting (DC-13)1) (inductieve belasting) 24 V DC 0,1 A Max. klembelasting (DC) 5 V 10 mA Max. schakelsnelheid bij nominale belasting/min. belasting 6 min-1/20 s
1) IEC 947 deel 4 en 5
Wanneer de relaisoptieset apart wordt besteld, bevat deze het volgende:
Relaismodule MCB 105
Vergroot LCP-frame en de vergrote klemafdekking
Label om de toegang tot schakelaar S201, S202 en S801 af te dekken
Kabelklemmen om de kabels aan de relaismodule te bevestigen
-1
Afbeelding 3.5 Relay Card MCB 105
A2-A3-A4-B3 A5-B1-B2-B4-C1-C2-C3-C4
LET OP
1)
BELANGRIJK! Het label MOET op het LCP-frame worden aangebracht zoals aangegeven (UL-goedkeuring).
Tabel 3.5 Legenda bij Afbeelding 3.5 en Afbeelding 3.6
60 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
2
130BA710.11
1
LABEL
Remove jumper to activate Safe Stop
13
12
18
19
27
32
38
2
28
42
39
53
50
5
61
6
DC-
DC+
130BA177.10
8-9mm
2mm
Selectie
Design Guide
3 3
Afbeelding 3.6 Relaisoptieset
WAARSCHUWING
Waarschuwing dubbele voeding.
De MCB 105-optie toevoegen:
Zie de montage-instructies aan het begin van de sectie Opties en accessoires.
Schakel de voeding naar de spanningvoerende aansluitingen op de relaisklemmen af.
Combineer geen spanningvoerende delen met stuursignalen (PELV).
Stel de relaisfuncties in via 5-40 Functierelais [6-8], 5-41 Aan-vertr., relais [6-8] en 5-42 Uit-vertr., relais [6-8].
LET OP
Index [6] is relais 7, index [7] is relais 8 en index [8] is relais 9
Afbeelding 3.7 Relais 7, relais 8 en relais 9
Afbeelding 3.8 Montage
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 61
1 1 1
1 102 3 4 5 6 7 8 9 1211
2 2 3
1 1 1
1 102 3 4 5 6 7 8 9 1211
3 3 3
1 1 1
1 102 3 4 5 6 7 8 9 1211
2 2
2
130BA176.11
35
36
35
36
130BA028.11
Selectie Design Guide
Bereik ingangsvermogen
Max. ingangsstroom 2,2 A Gemiddelde ingangsstroom voor de frequentieomvormer Max. kabellengte 75 m
33
Belasting ingangscapaciteit Inschakelvertraging
Tabel 3.7 Specificatie externe 24 V DC-voeding
24 V DC ± 15% (max. 37 V in 10 s)
0,9 A
< 10 uF < 0,6 s
De ingangen zijn beveiligd.
Klemnummers:
Klem 35: - externe 24 V DC-voeding. Klem 36: + externe 24 V DC-voeding.
Volg onderstaande stappen:
1. Verwijder het LCP of de blinde afdekking.
2. Verwijder de klemafdekking.
Afbeelding 3.9 Aansluiten
3. Verwijder de kabelontkoppelingsplaat en de kunststof afdekking eronder.
4. Steek de externe 24 V DC-backupvoedingsoptie
1 NC 2 Spanningvoerend deel 3 PELV
in de optiesleuf.
5. Bevestig de kabelontkoppelingsplaat.
6. Bevestig de klemafdekking en het LCP of de
Tabel 3.6 Legenda bij Afbeelding 3.9
blinde afdekking.
Wanneer het stuurcircuit via de 24 V External Supply MCB
WAARSCHUWING
Combineer delen met lage spanning niet met PELV-
107 wordt gevoed, wordt de interne 24 V-voeding automatisch afgeschakeld.
systemen. Bij een enkele fout kan het gevaarlijk worden om het systeem aan te raken; dit zou kunnen leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
3.1.8 24 V External Supply MCB 107 (D­optie)
Externe 24 V DC-voeding
Een externe 24 V DC-voeding kan worden gebruikt als laagspanningsvoeding voor de stuurkaart en eventuele geïnstalleerde optiekaarten. Hierdoor kunnen het LCP (incl. de parameterinstellingen) en veldbussen volledig functi­oneren zonder netvoeding naar het vermogensdeel.
62 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Afbeelding 3.10 Aansluiting op 24 V-backupvoeding (A2-A3).
9
9
6
311
130BA216.10
35 36
Selectie
Design Guide
3 3
Afbeelding 3.11 Aansluiting op 24 V-backupvoeding (A5-C2).
Analog I/O MCB 109
3.1.9
De Analoge I/O-kaart is bedoeld voor gebruik in bijvoorbeeld de volgende gevallen:
Om te voorzien in een reservebatterij voor de
klokfunctie op de stuurkaart Als algemene uitbreiding van de analoge I/O-
functionaliteit die beschikbaar is op de stuurkaart, bijv. voor een regeling met meerdere zones en drie druktransmitters
Om de frequentieomvormer te laten fungeren als
gebouwbeheersysteem met ondersteuning voor decentrale I/O-blokken en met ingangen voor sensoren en uitgangen voor het besturen van luchtregelkleppen en klepaandrijvingen
Als ondersteuning voor uitgebreide PID-regelaars
met I/O's voor setpointingangen, transmitter-/ sensoringangen en uitgangen voor actuatoren
Afbeelding 3.12 Principeschema voor de Analoge I/O die in de frequentieomvormer is geïnstalleerd.
Analoge I/O-configuratie
3 analoge ingangen die in staat zijn om het volgende af te handelen:
0-10 V DC
OF
0-20 mA (spanningsingang 0-10 V) door
bevestiging van een weerstand van 510 Ω tussen de klemmen (zie LET OP)
4-20 mA (spanningsingang 2-10 V) door
bevestiging van een weerstand van 510 Ω tussen de klemmen (zie LET OP)
Ni 1000 temperatuursensor van 1000 Ω bij 0 °C.
Specificaties volgens DIN 43760 Pt 1000 temperatuursensor van 1000 Ω bij 0 °C.
Specificaties volgens IEC 60751
3 analoge uitgangen die 0-10 V DC leveren.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 63
Selectie Design Guide
LET OP
Houd rekening met de beschikbare waarden binnen de diverse standaard typen weerstand: E12: de standaardwaarde die het dichtst bij de vereiste waarde komt, is 470 Ω, wat zorgt voor een ingang van
33
449,9 Ω en 8,997 V. E24: de standaardwaarde die het dichtst bij de benodigde waarde komt, is 510 Ω, wat zorgt voor een ingang van 486,4 Ω en 9,728 V. E48: de standaardwaarde die het dichtst bij de benodigde waarde komt, is 511 Ω, wat zorgt voor een ingang van 487,3 Ω en 9,746 V. E96: de standaardwaarde die het dichtst bij de vereiste waarde komt, is 523 Ω, wat zorgt voor een ingang van 498,2 Ω en 9,964 V.
Analoge uitgangen – Klem X42/7-12
Parametergroep: 18-3*. Zie ook VLT® HVAC Drive Program- meerhandleiding. Setupparameters: 26-4*, 26-5* en 26-6*. Zie ook VLT
®
HVAC
Drive Programmeerhandleiding.
3 analoge uitgangen
Volt 0-10 V DC 11 bits 1% van
Tabel 3.9 Analoge uitgangen – Klem X42/7-12
Niveau uitgangs­signaal
Resolutie Lineariteit Max.
belasting
1 mA volledige schaal
Elke analoge uitgang kan via een parameter worden geschaald.
Analoge ingangen – Klem X42/1-6
Parametergroep: 18-3*. Zie ook VLT® HVAC Drive Program- meerhandleiding.
Setupparameters: 26-0*, 26-1*, 26-2* en 26-3*. Zie ook VLT HVAC Drive Programmeerhandleiding.
De toegewezen functie is te selecteren via een parameter. Hiervoor zijn dezelfde opties beschikbaar als voor analoge uitgangen op de stuurkaart.
®
Zie de Programmeerhandleiding VLT® HVAC Drive voor een uitgebreidere parameterbeschrijving.
3 x analoge ingangen
Werkbereik Resolutie Nauwkeu­righeid
Sampling Max. belasting Impedantie
Tabel 3.8 Analoge ingangen – Klem X42/1-6
Gebruikt als ingang voor een tempera­tuursensor
-50 tot +150 °C 0-10 V DC 11 bits 10 bits
-50 °C ± 1 Kelvin +150 °C ± 2 Kelvin 3 Hz 2,4 Hz
- ± 20 V continu
-
Gebruikt als spannings­ingang
0,2% van volledige schaal bij ber. temperatuur
Ongeveer 5 kΩ
Realtimeklok (RTC) met backup
De gegevensindeling van RTC omvat jaar, maand, dag, uur, minuten en dag van de week.
De nauwkeurigheid van de klok is beter dan ± 20 ppm bij 25 °C.
De ingebouwde lithium-noodstroombatterij gaat gemiddeld minimaal 10 jaar mee wanneer de frequentie­omvormer werkt bij een omgevingstemperatuur van 40 °C. Als de noodstroombatterij uitvalt, moet de analoge I/O­optie worden vervangen.
Wanneer analoge ingangen als spanningsingangen worden gebruikt, kan elke ingang via een parameter worden geschaald.
Wanneer analoge ingangen als temperatuursensor worden gebruikt, wordt de schaling van de ingang vooraf gedefi­nieerd op basis van het benodigde signaalniveau voor het relevante temperatuurbereik.
Wanneer analoge ingangen worden gebruikt voor temperatuursensoren, kan de terugkoppelwaarde zowel in °C als in °F worden uitgelezen.
Bij gebruik van temperatuursensoren bedraagt de maximale kabellengte voor het aansluiten van de sensoren 80 m met niet-afgeschermde/niet-gedraaide kabels.
64 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
MS 220 DA
11 10
20-28 VDC 10 mA
12
20-28 VDC
60 mA
com
ZIEHL
X44
12 13 18 19 27 29 32 33 20 37
3
NC
4NC5NC6NC7NC8NC9NC10 11NC121
T1
2
T2
T
P
T
P
PTC
M3~
130BA638.10
DO
Motor protection
MCB 112 PTC Thermistor Card
Option B
Reference for 10, 12
DO FOR SAFE
STOP T37
Code No.130B1137
Control Terminals of FC302
Selectie Design Guide
3.1.10 PTC Thermistor Card MCB 112
De MCB 112-optie maakt het mogelijk om de temperatuur van een elektrische motor te bewaken via een galvanisch gescheiden PTC-thermistoringang. Dit is een B-optie voor frequentieomvormers met STO-functie.
Zie hoofdstuk 3.1.1 Optiemodules monteren in sleuf B voor informatie over het plaatsen en installeren van de optie. Zie ook hoofdstuk 7 Toepassingsvoorbeelden voor diverse toepassingsmogelijkheden.
X44/1 en X44/2 zijn de thermistoringangen. X44/12 schakelt de STO-functie van de frequentieomvormer (klem
37) in als de thermistorwaarden dit noodzakelijk maken en X44/10 laat de frequentieomvormer weten dat een verzoek voor veilige uitschakeling van het koppel (STO) afkomstig was van de MCB 112, zodat een relevante alarmverwerking gewaarborgd is. Een van de digitale ingangen (of een digitale ingang van een gemonteerde optie) moet worden ingesteld op [80] PTC-kaart 1 om de informatie van X44/10 te kunnen gebruiken. Stel 5-19 Klem 37 Veilige stop in op de gewenste STO-functionaliteit (standaardinstelling is Alarm Veilige stop).
ATEX-certificering voor FC 102
De MCB 112 is gecertificeerd voor ATEX, wat betekent dat de frequentieomvormer nu samen met de MCB 112 kan worden gebruikt met motoren in explosiegevaarlijke omgevingen. Zie de Bedieningshandleiding voor MCB 112 voor meer informatie.
3 3
Afbeelding 3.14 ATmosphère EXplosive (ATEX)
Afbeelding 3.13 MCB 112 installeren
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 65
Selectie Design Guide
Elektrische gegevens
Weerstandsaansluiting PTC voldoet aan DIN 44081 en DIN 44082 Nummer 1-6 weerstanden in serie Uitschakelwaarde 3,3 Ω ... 3,65 Ω ... 3,85 Ω
33
Resetwaarde 1,7 Ω .... 1,8 Ω ... 1,95 Ω
Triggertolerantie ± 6 °C Collectieve weerstand van de sensorkring < 1,65 Ω Klemspanning 2,5 V voor R 3,65 Ω, 9 V voor R = Sensorstroom 1 mA Kortsluiting 20 Ω R 40 Ω Energieverbruik 60 mA
Testcondities EN 60947-8 Meting van weerstand tegen spanningspieken 6000 V Overspanningscategorie III Vervuilingsgraad 2 Meting van isolatiespanning Vbis 690 V Betrouwbare galvanische scheiding tot Vi 500 V Permanente omgevingstemperatuur -20 °C ... +60 °C
EN 60068-2-1 Droge warmte Vochtigheidsgraad 5-95%, geen condensvorming toegestaan EMC-weerstand EN61000-6-2 EMC-emissie EN61000-6-4 Weerstand tegen trillingen 10 ... 1000 Hz 1,14 g Weerstand tegen schokken 50 g
Waarden voor veiligheidssysteem EN 61508 voor Tu = 75 °C continu SIL 2 voor onderhoudscyclus van 2 jaar
1 voor onderhoudscyclus van 3 jaar HFT 0 PFD (voor jaarlijkse functionele test) 4,10 * 10 SFF 78%
λs + λ
DD
λ
DU
Bestelnummer 130B1137
8494 FIT
934 FIT
-3
66 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Selectie Design Guide
3.1.11 Sensoringangoptie MCB 114
De Sensor Input MCB 114-optiekaart is te gebruiken in de volgende gevallen:
Sensoringang voor temperatuurtransmitter Pt 100 en Pt 1000 voor het bewaken van lagertemperaturen
Als algemene uitbreiding van de analoge ingangen met een extra ingang voor een regeling met meerdere zones
en verschildrukmetingen Als ondersteuning voor uitgebreide PID-regelaars met I/O's voor setpoint, transmitter-/sensoringangen
Typische motoren, ontworpen met temperatuursensoren die de lagers beschermen tegen overbelasting, zijn uitgerust met 3 Pt 100/1000-temperatuursensoren: één vooraan, één in het lager aan de achterzijde, en één in de motorwikkelingen. De Sensor Input MCB 114-optie ondersteunt 2- of 3-draads sensoren met afzonderlijke temperatuurbegrenzingen voor onder-/ overtemperatuur. Bij het inschakelen wordt het sensortype, Pt 100 of Pt 1000, automatisch gedetecteerd. De optie kan een alarm genereren als de gemeten temperatuur onder de lage begrenzing of boven de hoge begrenzing komt die door de gebruiker is geprogrammeerd. De afzonderlijk gemeten temperatuur op elke sensoringang kan worden uitgelezen via het display of via uitleesparameters. De relais of digitale uitgangen kunnen worden ingesteld om in geval van een alarm actief/hoog te zijn door [21] Therm. waarsch. te selecteren in parametergroep 5-**. Aan de foutconditie is een gezamenlijk waarschuwings-/alarmnummer verbonden, namelijk Alarm/Waarschuwing 20, Temp. ing. fout. Elke beschikbare uitgang kan worden geprogrammeerd om actief te zijn als deze waarschuwing of dit alarm zich voordoet.
3 3
3.1.11.1
Bestelnummer standaardversie: 130B1172. Bestelnummer gecoate versie: 130B1272.
3.1.11.2
Analoge ingang Aantal analoge ingangen 1 Indeling 0-20 mA of 4-20 mA Draden 2 Ingangsimpedantie < 200 Ω Meetsnelheid 1 kHz Derde-ordefilter 100 Hz bij 3 dB
De optie kan de analoge sensor voorzien van 24 V DC (klem 1).
Ingang voor temperatuursensor Aantal analoge ingangen met ondersteuning voor Pt 100/1000 3 Signaaltype PT100/1000 Aansluiten Pt 100, 2- of 3-draads/Pt 1000, 2- of 3-draads Frequentie Pt 100- en Pt 1000-ingang 1 Hz voor elk kanaal Resolutie 10 bit
Temperatuurbereik
Bestelnummers en geleverde onderdelen
Elektrische en mechanische specificaties
-50-204 °C
-58-399 °F
Galvanische scheiding De sensoren die moeten worden aangesloten, moeten galvanisch gescheiden zijn van de netspanning. IEC 61800-5-1 en UL 508C
Bekabeling Maximale lengte signaalkabel 500 m
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 67
MCB 114 Sensor Input Option B
SW. ver. xx.xx Code No. 130B1272
VDD
I IN
GND
TEMP
1
WIRE 1
GND
TEMP 2 WIRE
2
GND
TEMP 3 WIRE
3
GND
X48/
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
11
12
4-20mA
2 or 3
wire
2 or 3
wire
2 or 3
wire
2 or 3
wire
130BB326.10
130BA138.10
130BA200.10
Selectie Design Guide
3.1.11.3 Elektrische bedrading
3.1.12
Set voor externe bediening van LCP
Het LCP kan naar de voorkant van een behuizing wordt verplaatst met behulp van de bevestigingsset voor externe bediening. De behuizing is IP 66. De bevestigings­schroeven moeten worden aangehaald met een koppel
33
Afbeelding 3.15 Elektrische bedrading
Klem Naam Functie
1 VDD 24 V DC-voeding voor
4-20 mA-sensor 2 I in 4-20 mA-ingang 3 GND Analoge ingang GND 4, 7, 10 Temp 1, 2, 3 Temperatuuringang 5, 8, 11 Draad 1, 2, 3 Derde draadingang bij
gebruik van 3-draads
sensoren 6, 9, 12 GND Temp. ingang GND
van max. 1 Nm.
Behuizing IP 66 front
Max. kabellengte tussen frequentieomvormer en eenheid 3 m Communicatiestandaard RS-485
Tabel 3.11 Technische gegevens
Tabel 3.10 Klemmen
68 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Afbeelding 3.16 LCP-set inclusief grafisch LCP, bevestigings­materiaal, 3 m kabel en pakking Bestelnr. 130B1113
Afbeelding 3.17 LCP-set inclusief numeriek LCP, bevestigings­materiaal en pakking Bestelnr. 130B1114
A
B
C
D
E
130BT323.10
Selectie Design Guide
Afbeelding 3.18 Afmetingen
3.1.13
IP 21/IP 41 boven/Type 1 is een optioneel behuizingson­derdeel dat beschikbaar is voor compacte IP 20-eenheden in behuizing A2/A3, B3/B4 en C3/C4. Door gebruik te maken van de behuizingsset wordt een IP 20-eenheid opgewaardeerd om te voldoen aan behuizing IP 21/41 boven/Type 1.
Behuizingsset IP 21/IP 41/Type 1
3.1.14
IP 21/Type 1-behuizingsset
3 3
De IP 41 boven kan worden toegepast op alle standaard IP 20 VLT® HVAC Drive-varianten.
Afbeelding 3.19 Behuizingstype A2
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 69
B
A
E
C
D
130BT324.10
E
F
D
C
B
A
130BT620.12
Selectie Design Guide
Behuizingstype
A2 372 90 205 A3 372 130 205 B3 475 165 249 B4 670 255 246
33
C3 755 329 337 C4 950 391 337
Tabel 3.13 Afmetingen
* Bij gebruik van optie A/B neemt de diepte toe (zie hoofdstuk 5.1.2 Mechanische afmetingen voor meer informatie)
Hoogte A
[mm]
Breedte B
[mm]
Diepte C*
[mm]
Afbeelding 3.20 Behuizingstype A3
Bovenafdekking
A B Rand C Voetstuk D Afdekking voetstuk E Schroef/schroeven
Tabel 3.12 Legenda bij Afbeelding 3.19 en Afbeelding 3.20
Plaats de bovenafdekking zoals aangegeven. Bij gebruik van een A- of B-optie moet de rand worden aangebracht om de boveningang af te dekken. Plaats voetstuk C onder aan de frequentieomvormer en gebruik de klemmen uit de accessoiretas om de kabels op de juiste wijze te bevestigen. Gaten voor kabelwartels: Maat A2: 2x M25 en 3x M32
Afbeelding 3.21 Behuizingstype B3
Maat A3: 3x M25 en 3x M32
70 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
130BT621.12
D
C
A
G
Selectie
Design Guide
Bij gebruik van optiemodule A en/of B moet de rand (B) worden aangebracht op de bovenafdekking (A).
LET OP
Zij-aan-zij-installatie is niet mogelijk bij gebruik van de IP 21/IP 4X/Type 1-behuizingsset.
3.1.15 Uitgangsfilters
Het met hoge snelheid schakelen van de frequentieom­vormer leidt tot een aantal secundaire effecten die van invloed zijn op de motor en de afgesloten omgeving. Deze neveneffecten worden bestreden door middel van twee verschillende typen filters, namelijk het dU/dt-filter en het sinusfilter.
dU/dt-filters
Spanningen op de motorisolatie zijn vaak het gevolg van een combinatie van een snelle toename van spanning en stroom. De snelle energieveranderingen kunnen ook hun weerslag hebben op de DC-tussenkring in de omvormer en tot uitschakeling leiden. Het dU/dt-filter is bedoeld om de stijgtijd van de spanning/de snelle energieverandering in de motor te beperken en hierdoor voortijdige veroudering van en overslag in de motorisolatie te voorkomen. dU/dt­filters hebben een positieve invloed op de straling van magnetische ruis in de verbindingskabel tussen de frequentieomvormer en de motor. De spanningsgolf is nog steeds pulsvormig, maar de dU/dt-verhouding is lager dan bij een installatie zonder filter.
3 3
Sinusfilters
Sinusfilters dienen om uitsluitend lage frequenties te laten passeren. Hoge frequenties worden vervolgens via een shuntschakeling afgevoerd, wat resulteert in een sinusvormige spanning tussen de fasen en sinusvormige stromen. Bij sinusvormige golven hoeft niet langer gebruik te worden gemaakt van speciale omvormermotoren met versterkte isolatie. Ook de akoestische ruis van de motor wordt gedempt als gevolg van de ontstane golven.
Afbeelding 3.22 Behuizingstype B4, C3, C4
Het sinusfilter beschikt over dezelfde eigenschappen als het dU/dt-filter, maar beperkt tevens de isolatiespanning en de lagerstromen in de motor en zorgt hiermee voor
Bovenafdekking
A B Rand C Voetstuk D Afdekking voetstuk E Schroef/schroeven F Afdekking ventilator G Klem bovenafdekking
Tabel 3.14 Legenda bij Afbeelding 3.21 en Afbeelding 3.21
een langere levensduur van de motor en grotere intervallen tussen servicebeurten. Sinusfilters maken het gebruik van langere motorkabels mogelijk in toepassingen waarbij de motor op aanzienlijke afstand van de frequen­tieomvormer is geïnstalleerd. De lengte is echter gelimiteerd doordat het filter de lekstromen in de kabels niet beperkt.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 71
Bestellen Design Guide
4 Bestellen
4.1 Bestelformulier
Voorbeeld van de interfacesetup via de Drive Configurator:
4.1.1 Drive Configurator
De cijfers die in de kaders worden weergegeven, verwijzen naar de letter-cijfercombinatie van de typecodereeks –
Het is mogelijk om via het bestelnummersysteem een
44
frequentieomvormer samen te stellen op basis van de toepassingseisen.
U kunt de frequentieomvormer in een standaarduitvoering of in een uitvoering met ingebouwde opties bestellen door een typecodereeks die het product beschrijft, te verzenden naar een lokaal verkooppunt van Danfoss, bijv.:
FC-102P18KT4E21H1XGCXXXSXXXXAGBKCXXXXDX
De betekenis van de tekens in de reeks is te vinden op de pagina's met bestelnummers in hoofdstuk 3 Selectie. In bovenstaand voorbeeld is de frequentieomvormer uitgerust met een Profibus/LonWorks-optie en een General Purpose I/O-optie.
Bestelnummers voor de frequentieomvormer in de standaarduitvoering zijn ook te vinden in hoofdstuk 4 Bestellen.
Configureer de juiste frequentieomvormer voor de juiste toepassing en genereer de typecodereeks via de webgeba­seerde Drive Configurator. De Drive Configurator genereert automatisch een 8-cijferig bestelnummer dat naar het verkoopkantoor bij u in de buurt wordt verzonden. U kunt tevens een projectlijst met diverse producten samenstellen en deze naar een verkoopmedewerker van Danfoss zenden.
gelezen van links naar rechts.
Productgroepen 1-3 Frequentieomvormerserie 4-6 Vermogensklasse 8-10 Fasen 11 Netspanning 12 Behuizing 13-15 Behuizingstype Behuizingsklasse Stuurspanning Hardwareconfiguratie RFI-filter 16-17 Rem 18 Display (LCP) 19 Coating printplaat 20 Netvoedingsoptie 21 Aanpassing A 22 Aanpassing B 23 Software, versie 24-27 Software, taal 28 A-opties 29-30 B-opties 31-32 C0-opties, MCO 33-34 C1-opties 35 Software voor C-optie 36-37 D-opties 38-39
De Drive Configurator is te vinden op de internationale website: www.danfoss.com/drives.
72 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Tabel 4.1 Voorbeeld van de interfacesetup via de Drive Configurator
F C - P T H
130BA052.14
X S A B CX X X X
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 302221 23 272524 26 28 29 31 373635343332 38 39
X0 D
Bestellen Design Guide
4.1.2 Typecodereeks laag en middelhoog vermogen
Afbeelding 4.1 Typecodereeks
Beschrijving Pos. Mogelijke keuze
Productgroep & FC-serie 1-6 FC 102 Vermogensklasse 8-10 1,1-90 kW (P1K1-P90K) Aantal fasen 11 3 fasen (T) Netspanning 11-12 T2: 200-240 V AC
T4: 380-480 V AC T6: 525-600 V AC T7: 525-690 V AC
Behuizing 13-15 E20: IP 20
E21: IP 21/NEMA type 1 E55: IP 55/NEMA type 12 E66: IP 66 P21: IP 21/NEMA type 1 met achterwand P55: IP 55/NEMA type 12 met achterwand Z55: A4-frame IP 55 Z66: A4-frame IP 66
RFI-filter 16-17 H1: RFI-filter, klasse A1/B
H2: RFI-filter, klasse A2 H3: RFI-filter A1/B (beperkte kabellengte) Hx: geen RFI-filter
Rem 18 X: zonder remchopper
B: inclusief remchopper T: Veilige stop U: Veilige stop + rem
Display 19 G: grafisch lokaal bedieningspaneel (GLCP)
N: numeriek lokaal bedieningspaneel (NLCP) X: geen lokaal bedieningspaneel
Coating printplaat 20 X: ongecoate printplaat
C: gecoate printplaat
Netvoedingsoptie 21 X: geen netschakelaar en loadsharing
1: met netschakelaar (alleen IP 55) 8: netschakelaar en loadsharing D: loadsharing Zie hoofdstuk 9 voor de maximale kabelgroottes.
Aanpassing 22 X: standaard kabelingangen
O: Europese/metrische schroefdraad in kabelingangen (alleen A4, A5, B1, B2)
S: Imperial kabelingangen (alleen A5, B1, B2) Aanpassing 23 Gereserveerd Software, versie 24-27 Actuele software Software, taal 28
4 4
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 73
Bestellen Design Guide
Beschrijving Pos. Mogelijke keuze
A-opties 29-30 AX: geen opties
A0: PROFIBUS DP MCA 101
A4: DeviceNet MCA 104
AG: LonWorks MCA 108
AJ: BACnet MCA 109
AL: PROFINET MCA 120
AN: MCA 121 EtherNet/IP
AQ: Modbus TCP MCA 122
44
B-opties 31-32 BX: geen optie
BK: MCB 101 General purpose I/O-optie
BP: MCB 105 Relaisoptie
BO: MCB 109 Analog I/O-optie
B2: MCB 112 PTC Thermistor Card
B4: Sensor Input MCB 114 C0-opties MCO 33-34 CX: geen opties C1-opties 35 X: geen opties Software voor C-optie 36-37 XX: standaardsoftware D-opties 38-39 DX: geen optie
D0: 24 V-backup
Tabel 4.2 Beschrijving typecode
74 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Bestellen Design Guide
4.2 Bestelnummers
4.2.1 Bestelnummer: Opties en accessoires
Type Beschrijving Bestelnr. Overige hardware I
Connector voor DC-tussenkring Klemmenblok voor DC-tussenkringaansluiting op A2/A3 130B1064 IP 21/4x boven/Type 1-set IP 21/NEMA 1 boven en onder, A2 130B1122 IP 21/4x boven/Type 1-set IP 21/NEMA 1 boven en onder, A3 130B1123 IP 21/4x boven/Type 1-set IP 21/NEMA 1 boven en onder, B3 130B1187 IP 21/4x boven/Type 1-set IP 21/NEMA 1 boven en onder, B4 130B1189 IP 21/4x boven/Type 1-set IP 21/NEMA 1 boven en onder, C3 130B1191 IP 21/4x boven/Type 1-set IP 21/NEMA 1 boven en onder, C4 130B1193 IP 21/4x boven IP 21 bovenafdekking A2 130B1132 IP 21/4x boven IP 21 bovenafdekking A3 130B1133 IP 21/4x boven IP 21 bovenafdekking B3 130B1188 IP 21/4x boven IP 21 bovenafdekking B4 130B1190 IP 21/4x boven IP 21 bovenafdekking C3 130B1192 IP 21/4x boven IP 21 bovenafdekking C4 130B1194 Set voor montage in doorvoer­paneel Set voor montage in doorvoer­paneel Set voor montage in doorvoer­paneel Set voor montage in doorvoer­paneel Set voor montage in doorvoer­paneel Profibus D-Sub 9 Aansluitset voor IP 20 130B1112 Profibus-boveningangsset Boveningangsset voor Profibus-aansluiting – behuizingstype D en E 176F1742 Aansluitklemmen Schroefaansluitklemmen voor het vervangen van veeraansluitklemmen
Achterwand A5 IP 55/NEMA 12 130B1098 Achterwand B1 IP 21/IP 55/NEMA 12 130B3383 Achterwand B2 IP 21/IP 55/NEMA 12 130B3397 Achterwand C1 IP 21/IP 55/NEMA 12 130B3910 Achterwand C2 IP 21/IP 55/NEMA 12 130B3911 Achterwand A5 IP 66 130B3242 Achterwand B1 IP 66 130B3434 Achterwand B2 IP 66 130B3465 Achterwand C1 IP 66 130B3468 Achterwand C2 IP 66 130B3491
LCP's en sets
LCP 101 Numeriek lokaal bedieningspaneel (NLCP) 130B1124 102 Grafisch lokaal bedieningspaneel (GLCP) 130B1107
-kabel Losse -kabel, 3 m 175Z0929
-set Paneelbevestigingsset inclusief grafisch LCP, bevestigingsmateriaal, 3 m kabel
LCP-set Paneelmontageset voor numeriek LCP, bevestigingsmateriaal en pakking 130B1114
-set Paneelmontageset voor alle LCP's inclusief bevestigingsmateriaal, 3 m kabel
-set Set voor frontmontage, IP 55-behuizingen 130B1129
Behuizing, behuizingstype A5 130B1028
Behuizing, behuizingstype B1 130B1046
Behuizing, behuizingstype B2 130B1047
Behuizing, behuizingstype C1 130B1048
Behuizing, behuizingstype C2 130B1049
1 st. 10-polige, 1 st. 6-polige en 1 st. 3-polige connectoren 130B1116
130B1113
en pakking
130B1117
en pakking
4 4
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 75
Bestellen Design Guide
Type Beschrijving Bestelnr. Overige hardware I
-set Paneelmontageset voor alle LCP's inclusief bevestigingsmateriaal en pakking
– zonder kabel
Tabel 4.3 Opties kunnen worden besteld als door de fabriek ingebouwde opties; zie bestelinformatie.
Type Beschrijving Opmerkingen
44
Opties voor sleuf A Bestelnr. Gecoat
MCA 101 Profibus-optie DP V0/V1 130B1200 MCA 104 DeviceNet-optie 130B1202 MCA 108 LonWorks 130B1206 MCA 109 BACnet-gateway voor inbouw. Niet te gebruiken in combinatie met relaisoptiekaart
MCB 105. MCA 120 Profinet 130B1135 MCA 121 Ethernet 130B1219
Opties voor sleuf B
MCB 101 Algemene I/O-optie MCB 105 Relaisoptie MCB 109 Analoge I/O-optie en reservebatterij voor realtimeklok 130B1243 MCB 112 ATEX PTC 130B1137
MCB 114
Optie voor sleuf D
MCB 107 24 V DC-backup 130B1208
Externe opties
Ethernet IP Ethernet master
Sensoringang – ongecoat 130B1172
Sensoringang – gecoat 130B1272
130B1170
130B1244
Tabel 4.4 Bestelgegevens opties
Neem contact op met uw Danfoss-leverancier voor informatie over de compatibiliteit van veldbus- en toepassingsopties met oudere software­versies.
76 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Bestellen Design Guide
Type Beschrijving Reserveonderdelen Bestelnr. Opmerkingen
Stuurkaart FC Met functie Veilige stop 130B1150 Stuurkaart FC Zonder functie Veilige stop 130B1151 Ventilator A2 Ventilator, behuizingstype A2 130B1009 Ventilator A3 Ventilator, behuizingstype A3 130B1010 Ventilator A5 Ventilator, behuizingstype A5 130B1017 Ventilator B1 Externe ventilator, behuizingstype B1 130B3407 Ventilator B2 Externe ventilator, behuizingstype B2 130B3406 Ventilator B3 Externe ventilator, behuizingstype B3 130B3563 Ventilator B4 Externe ventilator, 18,5/22 kW 130B3699 Ventilator B4 Externe ventilator, 22/30 kW 130B3701 Ventilator C1 Externe ventilator, behuizingstype C1 130B3865 Ventilator C2 Externe ventilator, behuizingstype C2 130B3867 Ventilator C3 Externe ventilator, behuizingstype C3 130B4292 Ventilator C4 Externe ventilator, behuizingstype C4 130B4294
Overige hardware II
Accessoiretas A2 Accessoiretas, behuizingstype A2 130B1022 Accessoiretas A3 Accessoiretas, behuizingstype A3 130B1022 Accessoiretas A4 Accessoiretas voor frame A4 zonder schroefdraad 130B0536 Accessoiretas A5 Accessoiretas, behuizingstype A5 130B1023 Accessoiretas B1 Accessoiretas, behuizingstype B1 130B2060 Accessoiretas B2 Accessoiretas, behuizingstype B2 130B2061 Accessoiretas B3 Accessoiretas, behuizingstype B3 130B0980 Accessoiretas B4 Accessoiretas, behuizingstype B4 130B1300 Klein Accessoiretas B4 Accessoiretas, behuizingstype B4 130B1301 Groot Accessoiretas C1 Accessoiretas, behuizingstype C1 130B0046 Accessoiretas C2 Accessoiretas, behuizingstype C2 130B0047 Accessoiretas C3 Accessoiretas, behuizingstype C3 130B0981 Accessoiretas C4 Accessoiretas, behuizingstype C4 130B0982 Klein Accessoiretas C4 Accessoiretas, behuizingstype C4 130B0983 Groot
4 4
Tabel 4.5 Bestelgegevens accessoires
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 77
Bestellen
Design Guide
4.2.2 Bestelnummer: Harmonischenfilters
Harmonischenfilters worden gebruikt om de harmonischen in het elektriciteitsnet te beperken.
AHF 010: 10% stroomvervorming
AHF 005: 5% stroomvervorming
I
[A] Standaard gebruikte motor
AHF,N
44
10 1,1-4 175G6600 175G6622 P1K1, P4K0 19 5.5-7.5 175G6601 175G6623 P5K5-P7K5 26 11 175G6602 175G6624 P11K 35 15-18,5 175G6603 175G6625 P15K-P18K 43 22 175G6604 175G6626 P22K
72 30-37 175G6605 175G6627 P30K-P37K 101 45-55 175G6606 175G6628 P45K-P55K 144 75 175G6607 175G6629 P75K 180 90 175G6608 175G6630 P90K 217 110 175G6609 175G6631 P110 289 132 175G6610 175G6632 P132-P160 324 160 175G6611 175G6633 370 200 175G6688 175G6691 P200
506 250
578 315 2x 175G6610 2x 175G6632 P315 648 355 2x 175G6611 2x 175G6633 P355
694 400
740 450 2x 175G6688 2x 175G6691 P450
[kW]
Bestelnummer Danfoss
AHF 005 AHF 010
175G6609
+ 175G6610
175G6611
+ 175G6688
175G6631
+ 175G6632
175G6633
+ 175G6691
Maat frequentieomvormer
P250
P400
Tabel 4.6 380-415 V AC, 50 Hz
I
[A] Standaard gebruikte motor
AHF,N
[pk]
10 1,1-4 130B2540 130B2541 P1K1-P4K0
19 5.5-7.5 130B2460 130B2472 P5K5-P7K5
26 11 130B2461 130B2473 P11K
35 15-18,5 130B2462 130B2474 P15K, P18K
43 22 130B2463 130B2475 P22K
72 30-37 130B2464 130B2476 P30K-P37K 101 45-55 130B2465 130B2477 P45K-P55K 144 75 130B2466 130B2478 P75K 180 90 130B2467 130B2479 P90K 217 110 130B2468 130B2480 P110 289 132 130B2469 130B2481 P132 324 160 130B2470 130B2482 P160 370 200 130B2471 130B2483 P200 506 250 130B2468
+ 130B2469 578 315 2x 130B2469 2x 130B2481 P315 648 355 2x 130B2470 2x 130B2482 P355 694 400 130B2470
+ 130B2471 740 450 2x 130B2471 130B2483 P450
Bestelnummer Danfoss
AHF 005 AHF 010
130B2480
+ 130B2481
130B2482
+ 130B2483
Maat frequentieomvormer
P250
P400
Tabel 4.7 380-415 V AC, 60 Hz
78 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Bestellen
I
[A] Standaard gebruikte motor
AHF,N
[pk]
10 1.5-7.5 130B2538 130B2539 P1K1-P5K5 19 10-15 175G6612 175G6634 P7K5-P11K 26 20 175G6613 175G6635 P15K 35 25-30 175G6614 175G6636 P18K-P22K 43 40 175G6615 175G6637 P30K
72 50-60 175G6616 175G6638 P37K-P45K 101 75 175G6617 175G6639 P55K 144 100-125 175G6618 175G6640 P75K-P90K 180 150 175G6619 175G6641 P110 217 200 175G6620 175G6642 P132 289 250 175G6621 175G6643 P160 370 350 175G6690 175G6693 P200 434 350 2x 175G6620 2x 175G6642 P250 506 450 175G6620 + 175G6621 175G6642 + 175G6643 P315 578 500 2x 175G6621 2x 175G6643 P355 648 550-600 2x 175G6689 2x 175G6692 P400 694 600 175G6689 + 175G6690 175G6692 + 175G6693 P450 740 650 2x 175G6690 2x 175G6693 P500
Design Guide
Bestelnummer Danfoss
AHF 005 AHF 010
Maat frequentieomvormer
4 4
Tabel 4.8 440-480 V AC, 60 Hz
De combinatie van frequentieomvormer en filter is vooraf berekend op basis van 400/480 V, een nominale motorbelasting (4-polig) en een koppel van 110%.
I
[A] Standaard gebruikte motor
AHF,N
[kW]
10 1.1-7.5 175G6644 175G6656 P1K1-P7K5
19 11 175G6645 175G6657 P11K
26 15-18,5 175G6646 175G6658 P15K-P18K
35 22 175G6647 175G6659 P22K
43 30 175G6648 175G6660 P30K
72 37-45 175G6649 175G6661 P45K-P55K 101 55 175G6650 175G6662 P75K 144 75-90 175G6651 175G6663 P90K-P110 180 110 175G6652 175G6664 P132 217 132 175G6653 175G6665 P160 289 160-200 175G6654 175G6666 P200-P250 324 250 175G6655 175G6667 P315 397 315 175G6652 + 175G6653 175G6641 + 175G6665 P400 434 355 2x 175G6653 2x 175G6665 P450 506 400 175G6653 + 175G6654 175G6665 + 175G6666 P500 578 450 2x 175G6654 2x 175G6666 P560 613 500 175G6654 + 175G6655 175G6666 + 175G6667 P630
Bestelnummer Danfoss
AHF 005 AHF 010
Maat frequentieomvormer
Tabel 4.9 500-525 V AC, 50 Hz
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 79
Bestellen Design Guide
I
[A] Standaard gebruikte motor
AHF,N
[kW]
43 45 130B2328 130B2293
72 45-55 130B2330 130B2295 P37K-P45K 101 75-90 130B2331 130B2296 P55K-P75K 144 110 130B2333 130B2298 P90K-P110 180 132 130B2334 130B2299 P132 217 160 130B2335 130B2300 P160
44
288 200-250 2x 130B2333 130B2301 P200-P250 324 315 130B2334 + 130B2335 130B2302 P315 397 400 130B2334 + 130B2335 130B2299 + 130B2300 P400 434 450 2x 130B2335 2x 130B2300 P450 505 500 * 130B2300 + 130B2301 P500 576 560 * 2x 130B2301 P560 612 630 * 130B2301 + 130B2300 P630 730 710 * 2x 130B2302 P710
Tabel 4.10 690 V AC, 50 Hz
* Neem voor hogere stromen contact op met Danfoss.
Bestelnummer Danfoss
AHF 005 AHF 010
Maat frequentieomvormer
80 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Bestellen Design Guide
4.2.3 Bestelnummer: Sinusfiltermodules, 200-500 V AC
Maat frequentieomvormer
200-240
[V AC]
P1K1 P1K1 5 120 130B2441 130B2406 4,5 P1K5 P1K5 5 120 130B2441 130B2406 4,5
P1K5 P3K0 P3K0 5 120 130B2443 130B2408 8
P4K0 P4K0 5 120 130B2444 130B2409 10 P2K2 P5K5 P5K5 5 120 130B2446 130B2411 17 P3K0 P7K5 P7K5 5 120 130B2446 130B2411 17 P4K0 5 120 130B2446 130B2411 17 P5K5 P11K P11K 4 100 130B2447 130B2412 24 P7K5 P15K P15K 4 100 130B2448 130B2413 38
P18K P18K 4 100 130B2448 130B2413 38 P11K P22K P22K 4 100 130B2307 130B2281 48 P15K P30K P30K 3 100 130B2308 130B2282 62 P18K P37K P37K 3 100 130B2309 130B2283 75 P22K P45K P55K 3 100 130B2310 130B2284 115 P30K P55K P75K 3 100 130B2310 130B2284 115 P37K P75K P90K 3 100 130B2311 130B2285 180 P45K P90K P110 3 100 130B2311 130B2285 180
P110 P132 3 100 130B2312 130B2286 260
P132 P160 3 100 130B2313 130B2287 260
P160 P200 3 100 130B2313 130B2287 410
P200 P250 3 100 130B2314 130B2288 410
P250 P315 3 100 130B2314 130B2288 480
P315 P315 2 100 130B2315 130B2289 660
P355 P355 2 100 130B2315 130B2289 660
P400 P400 2 100 130B2316 130B2290 750
P450 2 100 130B2316 130B2290 750
P450 P500 2 100 130B2317 130B2291 880
P500 P560 2 100 130B2317 130B2291 880
P560 P630 2 100 130B2318 130B2292 1200
P630 P710 2 100 130B2318 130B2292 1200
P710 P800 2 100 2x 130B2317 2x 130B2291 1500
P800 P1M0 2 100 2x 130B2317 2x 130B2291 1500
P1M0 2 100 2x 130B2318 2x 130B2292 1700
380-440
[V AC]
P2K2 P2K2 5 120 130B2443 130B2408 8
440-480
[V AC]
Min. schakelfre-
quentie [kHz]
Max. uitgangs­frequentie [Hz]
Onderdeelnr.
IP 20
Onderdeelnr.
IP 00
Nominale filter-
stroom bij 50 Hz
[A]
4 4
Tabel 4.11 Netvoeding 3 x 200-480 V AC
Bij gebruik van sinusfilters moet de schakelfrequentie voldoen aan de filterspecificaties in 14-01 Schakelfrequentie.
LET OP
Zie ook de Design Guide voor uitgangsfilters.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 81
Bestellen Design Guide
4.2.4 Bestelnummer: Sinusfiltermodules, 525-600/690 V AC
Maat frequentieomvormer
525-600 [V AC] 690 [V AC]
P1K1 2 100 130B2341 130B2321 13 P1K5 2 100 130B2341 130B2321 13 P2k2 2 100 130B2341 130B2321 13
44
P3K0 2 100 130B2341 130B2321 13 P4K0 2 100 130B2341 130B2321 13 P5K5 2 100 130B2341 130B2321 13 P7K5 2 100 130B2341 130B2321 13 P11K 2 100 130B2342 130B2322 28 P15K 2 100 130B2342 130B2322 28 P18K 2 100 130B2342 130B2322 28 P22K 2 100 130B2342 130B2322 28 P30K 2 100 130B2343 130B2323 45 P37K P45K 2 100 130B2344 130B2324 76 P45K P55K 2 100 130B2344 130B2324 76 P55K P75K 2 100 130B2345 130B2325 115 P75K P90K 2 100 130B2345 130B2325 115 P90K P110 2 100 130B2346 130B2326 165
P132 2 100 130B2346 130B2326 165 P160 2 100 130B2347 130B2327 260 P200 2 100 130B2347 130B2327 260 P250 2 100 130B2348 130B2329 303 P315 2 100 130B2370 130B2341 430 P355 1,5 100 130B2370 130B2341 430 P400 1,5 100 130B2370 130B2341 430 P450 1,5 100 130B2371 130B2342 530 P500 1,5 100 130B2371 130B2342 530 P560 1,5 100 130B2381 130B2337 660 P630 1,5 100 130B2381 130B2337 660 P710 1,5 100 130B2382 130B2338 765 P800 1,5 100 130B2383 130B2339 940 P900 1,5 100 130B2383 130B2339 940 P1M0 1,5 100 130B2384 130B2340 1320 P1M2 1,5 100 130B2384 130B2340 1320 P1M4 1,5 100 2x 130B2382 2x 130B2338 1479
Min. schakelfrequentie
[kHz]
Max. uitgangsfre-
quentie [Hz]
Onderdeelnr.
IP 20
Onderdeelnr.
IP 00
Nominale filter-
stroom bij 50 Hz
[A]
Tabel 4.12 Netvoeding 3 x 525-690 V AC
LET OP
Bij gebruik van sinusfilters moet de schakelfrequentie voldoen aan de filterspecificaties in 14-01 Schakelfrequentie.
LET OP
Zie ook de Design Guide voor uitgangsfilters.
82 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Bestellen Design Guide
4.2.5 Bestelnummer: dU/dt-filters, 380-480 V AC
Maat frequentieomvormer
380-439 [V AC] 440-480 [V AC]
P11K P11K 4 100 130B2396 130B2385 24 P15K P15K 4 100 130B2397 130B2386 45 P18K P18K 4 100 130B2397 130B2386 45 P22K P22K 4 100 130B2397 130B2386 45 P30K P30K 3 100 130B2398 130B2387 75 P37K P37K 3 100 130B2398 130B2387 75 P45K P45K 3 100 130B2399 130B2388 110 P55K P55K 3 100 130B2399 130B2388 110 P75K P75K 3 100 130B2400 130B2389 182 P90K P90K 3 100 130B2400 130B2389 182 P110 P110 3 100 130B2401 130B2390 280 P132 P132 3 100 130B2401 130B2390 280 P160 P160 3 100 130B2402 130B2391 400 P200 P200 3 100 130B2402 130B2391 400 P250 P250 3 100 130B2277 130B2275 500 P315 P315 2 100 130B2278 130B2276 750 P355 P355 2 100 130B2278 130B2276 750 P400 P400 2 100 130B2278 130B2276 750
P450 2 100 130B2278 130B2276 750 P450 P500 2 100 130B2405 130B2393 910 P500 P560 2 100 130B2405 130B2393 910 P560 P630 2 100 130B2407 130B2394 1500 P630 P710 2 100 130B2407 130B2394 1500 P710 P800 2 100 130B2407 130B2394 1500 P800 P1M0 2 100 130B2407 130B2394 1500
P1M0 2 100 130B2410 130B2395 2300
Min. schakelfre-
quentie [kHz]
Max. uitgangsfre-
quentie [Hz]
Onderdeelnr. IP 20 Onderdeelnr. IP 00
stroom bij 50 Hz [A]
Nominale filter-
4 4
Tabel 4.13 Netvoeding 3 x 380-480 V AC
LET OP
Zie ook de Design Guide voor uitgangsfilters.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 83
Bestellen Design Guide
4.2.6 Bestelnummer: dU/dt-filters, 525-600/690 V AC
Maat frequentieomvormer
525-600 [V AC] 690 [V AC]
P1K1 4 100 130B2423 130B2414 28 P1K5 4 100 130B2423 130B2414 28 P2K2 4 100 130B2423 130B2414 28 P3K0 4 100 130B2423 130B2414 28
44
P4K0 4 100 130B2424 130B2415 45 P5K5 4 100 130B2424 130B2415 45 P7K5 3 100 130B2425 130B2416 75 P11K 3 100 130B2425 130B2416 75 P15K 3 100 130B2426 130B2417 115 P18K 3 100 130B2426 130B2417 115 P22K 3 100 130B2427 130B2418 165 P30K 3 100 130B2427 130B2418 165 P37K P45K 3 100 130B2425 130B2416 75 P45K P55K 3 100 130B2425 130B2416 75 P55K P75K 3 100 130B2426 130B2417 115 P75K P90K 3 100 130B2426 130B2417 115 P90K P110 3 100 130B2427 130B2418 165
P132 2 100 130B2427 130B2418 165
P160 2 100 130B2428 130B2419 260
P200 2 100 130B2428 130B2419 260
P250 2 100 130B2429 130B2420 310
P315 2 100 130B2238 130B2235 430
P400 2 100 130B2238 130B2235 430
P450 2 100 130B2239 130B2236 530
P500 2 100 130B2239 130B2236 530
P560 2 100 130B2274 130B2280 630
P630 2 100 130B2274 130B2280 630
P710 2 100 130B2430 130B2421 765
P800 2 100 130B2431 130B2422 1350
P900 2 100 130B2431 130B2422 1350
P1M0 2 100 130B2431 130B2422 1350
P1M2 2 100 130B2431 130B2422 1350
P1M4 2 100 2x 130B2430 2x 130B2421 1530
Min. schakelfre-
quentie [kHz]
Max. uitgangsfre-
quentie [Hz]
Onderdeelnr. IP 20 Onderdeelnr. IP 00
Nominale filterstroom
bij 50 Hz [A]
Tabel 4.14 Netvoeding 3 x 525-690 V AC
LET OP
Zie ook de Design Guide voor uitgangsfilters.
4.2.7 Bestelnummer: Remweerstanden
LET OP
Zie de Design Guide voor remweerstanden.
84 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Mechanische installatie Design Guide
5 Mechanische installatie
5.1 Mechanische installatie
5.1.1 Veiligheidsvoorschriften voor een mechanische installatie
WAARSCHUWING
Houd rekening met de aanwijzingen m.b.t. het inbouwen en de montageset voor externe installatie. De informatie in deze lijst moet in acht worden genomen om ernstig letsel of schade aan apparatuur te voorkomen, met name bij de installatie van grote eenheden.
VOORZICHTIG
De frequentieomvormer wordt gekoeld door middel van luchtcirculatie. Om oververhitting van de eenheid te voorkomen, mag de omgevingstemperatuur nooit hoger zijn dan de
maximumtemperatuur die is opgegeven voor de frequentie­omvormer en mag de gemiddelde temperatuur over 24
uur niet worden overschreden. De maximumtemperatuur en het 24-uursgemiddelde zijn te vinden in hoofdstuk 9.6.2 Reductie wegens omgevingstemperatuur. Bij een omgevingstemperatuur tussen 45 °C en 55 °C moet de frequentieomvormer worden gereduceerd; zie hoofdstuk 9.6.2 Reductie wegens omgevingstemperatuur. De levensduur van de frequentieomvormer wordt verkort als er geen rekening wordt gehouden met reductie wegens omgevingstemperatuur.
5 5
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 85
130BA809.10
130BA810.10
130BB458.10
130BA811.10
130BA812.10
130BA813.10
130BA826.10
130BA827.10
130BA814.10
130BA815.10
130BA828.10
130BA829.10
C
a
b
130BA648.12
f
e
B
A
a
d
e
b
c
a
e
f
130BA715.12
Mechanische installatie Design Guide
5.1.2 Mechanische afmetingen
(alleen B4, C3 en C4)
55
Bovenste en onderste bevestigingsgaten
* A5 uitsluitend in IP 55/66
De accessoiretas met de benodigde montagebeugels, schroeven en aansluitingen worden meegeleverd met de frequentieomvormer.
A2 A3 A4 A5 B1 B2 B3 B4 C1 C2 C3 C4
86 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
IP20/21 IP20/21 IP55/66 IP55/66 IP21/55/66 IP21/55/66 IP20 IP20 IP21/55/66 IP21/55/66 IP20 IP20
Tabel 5.1 Mechanische afmetingen
Mechanische installatie Design Guide
20
Chassis
20
Chassis
Type 1/
Type 12
21/55/66
Type 1/
Type 12
21/55/66
20
Chassis
5 5
20
Chassis
Type 1/
21/55/66
Type 1/
21/55/66
55/66
Type 12
55/66
Type 12
21
Type 1
20
Chassis
Klik Klik Klik Klik 2,0 2,0
Klik
Type 12
Klik
Type 12
-
21
Type 1
Klik Klik -
20
Chassis
A 374 374 - - - - - 420 595 630 800
200-240 V 1.1-2.2 3-3,7 1.1-2.2 1.1-3.7 5,5-11 15 5,5-11 15-18 18-30 37-45 22-30 37-45
380-480/500 V 1.1-4.0 5.5-7.5 1,1-4 1.1-7.5 11-18 22-30 11-18 22-37 37-55 75-90 45-55 75-90
525-600 V 1.1-7.5 1.1-7.5 11-18 22-30 11-18 22-37 37-55 75-90 45-55 75-90
525-690 V 11-30 37-90
Type behuizing A2 A3 A4 A5 B1 B2 B3 B4 C1 C2 C3 C4
Nominaal
vermogen
[kW]
IP
NEMA
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 87
Hoogte [mm]
Hoogte met ontkoppe-
Hoogte van achterwand A 268 375 268 375 390 420 480 650 399 520 680 770 550 660
lingsplaat voor
a 257 350 257 350 401 402 454 624 380 495 648 739 521 631
veldbuskabels
Afstand tussen bevesti-
gingsgaten
Breedte [mm]
B 130 130 170 170 242 242 242 205 230 308 370 308 370
Breedte van achterwand B 90 90 130 130 200 242 242 242 165 230 308 370 308 370
Breedte van achterwand
B 150 150 190 190 242 242 242 225 230 308 370 308 370
Breedte van achterwand
met één C-optie
b 70 70 110 110 171 215 210 210 140 200 272 334 270 330
Afstand tussen bevesti-
met twee C-opties
gingsgaten
Diepte [mm]
Diepte zonder optie A/B C 205 207 205 207 175 200 260 260 249 242 310 335 333 333
Met optie A/B C 220 222 220 222 175 200 260 260 262 242 310 335 333 333
Schroefgaten [mm]
c 8,0 8,0 8,0 8,0 8,25 8,25 12 12 8 12,5 12,5
d ø11 ø11 ø11 ø11 ø12 ø12 ø19 ø19 12 ø19 ø19
e ø5,5 ø5,5 ø5,5 ø5,5 ø6,5 ø6,5 ø9 ø9 6,8 8,5 ø9 ø9 8,5 8,5
f 9 9 6,5 6,5 6 9 9 9 7,9 15 9,8 9,8 17 17
4,9 5,3 6,6 7,0 9,7 13.5/14.2 23 27 12 23,5 45 65 35 50
Maximumgewicht [kg]
Aanhaalmoment frontpaneel [Nm]
Kunststof afdekking
(lage IP-klasse)
Metalen afdekking (IP 55/66) - - 1,5 1,5 2,2 2,2 - - 2,2 2,2 2,0 2,0
Tabel 5.2 Gewicht en afmetingen
U
96
97
98
L1
L2
L3
91
92
93
V
W
RELAY 1
RELAY 1
03
02
01
06
05
04
10
10
06
06
130BT309.10
130BT339.10
130BT330.10
130BA406.10
61 68 6
39 42 50 53 54 5
03 02 01
06 05 04
A
B
C D
E
F
G
H
I
J K
WARNING:
Risk of Electric Shock - Dual supply
Disconnect mains and loadsharing before service
ISOA0021
61
68
39
42
50
53
54
RELAY 1
RELAY 2
03
02
01
06
05
04
130BT346.10
WARNING:
Risk of Electric Shock - Dual supply
Discunnect mains and loadsharing before service
61
68
39
50
53
54
5
42
03
02
01
06
05
04
99
95
130BT347.10
WARNING:
Risk of Electric Shock - Dual supply
Disconnect mains and loadsharing before service
99
95
61
68
39
50
53
54
5
42
03
02
01
06
05
04
130BT348.10
Risk of Electric Shock - Dual supply
Disconnect mains and loadsharing before service
WARNING:
RELAY 1
RELAY 2
61
68
39
50
53
54
5
42
03
02
01
06
05
04
130BT349.10
RELAY 1
RELAY 2
WARNING
STORED CHARGE DO NOT TOUCH UNTIL
15 MIN. AFTER DISCONNECTION
CHARGE RESIDUELLE. ATTENDRE 15 MIN. APRES DECONNEXION
WARNING
:
Risk of Electric Shock - Dual supply
Disconnect mains and loadsharing before service
Mechanische installatie Design Guide
5.1.3 Accessoiretassen
55
Behuizingstype B3 Behuizingstype B4 Behuizingstype C3 Behuizingstype C4
Behuizingstype A1, A2 en A3 Behuizingstype A5 Behuizingstype B1 en B2 Behuizingstype C1 en C2
88 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
1 + 2 zijn alleen leverbaar voor eenheden met remchopper. Voor de aansluiting van de DC-tussenkring (loadsharing) kan connector 1 apart worden besteld (bestelnummer 130B1064).
Tabel 5.3 Beschikbare onderdelen in accessoiretassen
In de accessoiretas voor de FC 102 zonder STO-functie wordt een 8-polige connector meegeleverd.
130BD389.11
A2
B3 B3
A2
a
b
130BA419.10
130BA219.11
1
Mechanische installatie Design Guide
5.1.4 Mechanische bevestiging
Alle behuizingstypen zijn geschikt voor zij-aan-zij­installatie, tenzij een IP 21/IP 4X/Type 1-behuizingsset wordt gebruikt (zie hoofdstuk 3.1 Opties en accessoires.
Zij-aan-zijmontage
De IP 20-behuizingen A en B kunnen naast elkaar worden geïnstalleerd tussen enige tussenruimte, maar de montage­volgorde is wel belangrijk. Afbeelding 5.1 laat zien hoe de frames correct worden gemonteerd.
Voor optimale koelomstandigheden moet de lucht boven en onder de frequentieomvormer vrij kunnen circuleren. Zie Tabel 5.4.
5 5
Afbeelding 5.1 Correcte zij-aan-zij-installatie
Als de IP 21-behuizingsset wordt gebruikt voor behuizingstype A2 of A3, moet er tussen de frequentieom­vormers een vrije ruimte zijn van minimaal 50 mm.
Afbeelding 5.2 Vrije ruimte
Behuizingstype A2/A3/A4/A5/B1
a [mm] 100 200 225
b [mm] 100 200 225
Tabel 5.4 Vrije ruimte voor de diverse behuizingstypen
B2/B3/B4/C1
/C3
1. Boor gaten overeenkomstig de vermelde afmetingen.
2. Gebruik schroeven die geschikt zijn voor het oppervlak waarop u de frequentieomvormer wilt bevestigen. Haal de vier schroeven weer aan.
C2/C4
Afbeelding 5.3 Juiste montage met achterwand
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 89
130BA228.11
1
130BA392.11
2
1
3
4
Mechanische installatie Design Guide
Wanneer de behuizingstypen A4, A5, B1, B2, C1 en C2 op een niet-massieve achterwand worden bevestigd, moet de frequentieomvormer worden voorzien van achterwand '1' wegens onvoldoende koelluchtstroming over het koellichaam.
Behuizing IP20 IP21 IP55 IP66
A2 * * - ­A3 * * - ­A4/A5 - - 2 2 B1 - * 2,2 2,2
55
Afbeelding 5.4 Juiste montage met rails
Item Beschrijving
1 Achterwand
Tabel 5.5 Legenda bij Afbeelding 5.4
B2 - * 2,2 2,2 B3 * - - ­B4 2 - - ­C1 - * 2,2 2,2 C2 - * 2,2 2,2 C3 2 - - ­C4 2 - - ­* = geen schroeven om aan te halen
- = bestaat niet
Tabel 5.6 Aanhaalmoment voor afdekkingen (Nm)
Afbeelding 5.5 Montage op een niet-massieve achterwand
Externe installatie
5.1.5
Voor externe installatie worden de IP 21/IP 4X boven/Type 1-sets of IP 54/55-eenheden aanbevolen.
90 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Elektrische installatie
Design Guide
6 Elektrische installatie
6.1 Aansluitingen – behuizingstype A, B en C
6.1.1 Koppel
LET OP
Kabels algemeen Alle kabels moeten voldoen aan de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabeldoorsneden en omgevings­temperatuur. Koperen (75 °C) geleiders worden aanbevolen.
Aluminium geleiders
De klemmen kunnen worden gebruikt met aluminium geleiders, maar hiervoor moet het geleideroppervlak schoon zijn, oxidatie worden verwijderd en het oppervlak worden afgedicht met neutrale zuurvrije vaseline voordat de geleider wordt aangesloten. Bovendien moet de klemschroef na twee dagen opnieuw worden aangedraaid vanwege de zachtheid van het aluminium. Het is van cruciaal belang om de aansluiting gasdicht te houden, omdat het aluminium oppervlak anders weer oxideert.
6 6
Behuiz­ingstype
A2 1.1-2.2 1,1-4 - A3 3-3,7 5.5-7.5 ­A4 1.1-2.2 1,1-4 A5 1.1-3.7 1.1-7.5 ­B1 5,5-11 11-18 - Kabels voor net, remweerstand, loadsharing en motor 1,8
B2 15 22-30 11-30 Kabels voor net, remweerstand en loadsharing 4,5
B3 5,5-11 11-18 - Kabels voor net, remweerstand, loadsharing en motor 1,8
B4 15-18 22-37 - Kabels voor net, remweerstand, loadsharing en motor 4,5
C1 18-30 37-55 - Kabels voor net, remweerstand en loadsharing 10
C2 37-45 75-90 37-90 Kabels voor net en motor 14 (tot 95 mm²)
C3 22-30 45-55 - Kabels voor net, remweerstand, loadsharing en motor 10
C4 37-45 75-90 - Kabels voor net en motor 14 (tot 95 mm²)
200-240 V [kW]
380-480 V [kW]
525-690 V [kW]
Kabel voor Aanhaalmoment [Nm]
Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
Motorkabels 4,5 Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
Motorkabels 10 Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
24 (boven 95 mm²) Kabels voor loadsharing en rem 14 Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
24 (boven 95 mm²) Kabels voor loadsharing en rem 14 Relais 0.5-0.6 Aarde 2-3
Tabel 6.1 Aanhaalmoment
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 91
-DC+DC
BR- BR+ U V W
99
M A I N S
95
RELAY 1 RELAY 2
- LC +
130BA261.10
Elektrische installatie Design Guide
6.1.2 Uitbreekpoorten voor extra kabels verwijderen
De netvoeding is aangesloten op de netschakelaar als deze aanwezig is.
1. Verwijder de kabelingang uit de frequentieom­vormer (voorkom dat bij het verwijderen van de uitbreekpoort vreemde elementen in de frequen­tieomvormer vallen).
2. De kabeldoorvoer moet worden ondersteund rondom de te verwijderen uitbreekpoort.
3. De uitbreekpoort kan nu worden verwijderd met behulp van een stevige drevel en een hamer.
4. Verwijder bramen uit het gat.
Afbeelding 6.1 Netvoeding
5. Monteer de kabelingang op de frequentieom-
66
6.1.3
vormer.
Netvoeding voor behuizingstype A1, A2 en A3:
Netvoeding en aarding
LET OP
De stekkerconnector voor de voeding kan worden gebruikt voor frequentieomvormers tot 7,5 kW.
1. Plaats de twee schroeven in de ontkoppe­lingsplaat, schuif deze op zijn plaats en haal de schroeven aan.
2. Zorg ervoor dat de frequentieomvormer goed geaard is. Sluit aan op de aardverbinding (klem
95). Gebruik de schroef uit de accessoiretas.
3. Sluit de stekkerconnectoren 91 (L1), 92 (L2), 93 (L3) uit de accessoiretas aan op de klemmen die gelabeld zijn als MAINS onder aan de frequentie­omvormer.
4. Sluit de netvoedingsdraden aan op de netstekker­connector.
5. Ondersteun de kabel met de bijgesloten steunbeugels.
Afbeelding 6.2 De montageplaat bevestigen
LET OP
Controleer of de netspanning overeenkomt met de netspanning op het typeplaatje.
VOORZICHTIG
IT-net Sluit 400 V-frequentieomvormers met RFI-filters niet aan op een netvoeding met een spanning van meer dan 440 V tussen fase en aarde.
VOORZICHTIG
De dwarsdoorsnede van de aardkabel moet minstens 10 mm² bedragen of bestaan uit 2 nominale netdraden die afzonderlijk zijn afgesloten conform EN 50178.
92 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
130BA262.10
M
I N S
+DC
BR-
BR+
U
V
W
RELAY 1 RELAY 2
95
130BA263.10
95
M
A
INS
+DC
BR-
BR+
U
V
W
91
92
93
L1
L2
L3
RELAY 1 RELAY 2
+DC
BR-
BR+
U
V
W
MAINS
L1 L2 L3
91 92 93
RELAY 1 RELAY 2
99
- LC -
130BA264.10
L 1
L 2
L 3
91
92
93
130BT336.10
130BT335.10
130BT332.10
Elektrische installatie Design Guide
Netvoeding voor behuizingstype A4/A5 (IP 55/66)
Afbeelding 6.6 Aansluiting op net en aarding zonder netscha­kelaar
6 6
Afbeelding 6.3 De aardkabel vastzetten
Afbeelding 6.4 De netstekker monteren en de bedrading vastzetten
Afbeelding 6.7 Aansluiting op net en aarding met netscha­kelaar
Wanneer gebruik wordt gemaakt van een netschakelaar (behuizingstype A4/A5), moet de aardverbinding worden gemonteerd aan de linkerkant van de frequentieomvormer.
Afbeelding 6.8 Netvoeding voor behuizingstype B1 en B2 (IP 21/NEMA type 1 en IP 55/66/NEMA type 12)
Afbeelding 6.5 De steunbeugel vastzetten
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 93
130BA725.10
L1 91
L2 92
L3 93
L1 91
L2 92
L3 93
U 96
V 97
W 98
DC-88
DC+89
R-81
R+82
130BA714.10
95
99
130BA389.10
95
91 L1
92 L2
93 L3
91 92 93
91 92 93
96 97 98
88 89
81 82
99
95
130BA718.10
Elektrische installatie Design Guide
Afbeelding 6.9 Netvoeding voor behuizingstype B3 (IP 20)
66
Afbeelding 6.10 Netvoeding voor behuizingstype B4 (IP 20)
Afbeelding 6.11 Netvoeding voor behuizingstype C1 en C2 (IP 21/NEMA type 1 en IP 55/66/NEMA type 12)
Afbeelding 6.12 Netvoeding voor behuizingstype C3 (IP 20)
94 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
91
L1
L2
L3
92
93
91
L1
L2
L3
92
93
99
95
96
97
98
88
89
81
82
U
V
W
DC-
DC+
R-
R+
130BA719.10
Elektrische installatie
Design Guide
Kabellengte en dwarsdoorsnede
De frequentieomvormer is getest met een bepaalde kabellengte en een bepaalde kabeldoorsnede. Als de doorsnede toeneemt, kan ook de kabelcapaciteit – en daarmee de lekstroom – toenemen en moet de kabellengte dienovereenkomstig verminderd worden. Houd de motorkabel zo kort mogelijk om interferentie en lekstromen te beperken.
Schakelfrequentie
Als frequentieomvormers in combinatie met sinusfilters worden gebruikt om de akoestische ruis van een motor te
Afbeelding 6.13 Netvoeding voor behuizingstype C4 (IP 20)
beperken, moet de schakelfrequentie worden ingesteld overeenkomstig de instructies voor sinusfilters in 14-01 Schakelfrequentie.
De netvoedingskabels zijn meestal niet-afgeschermde kabels.
1. Bevestig de ontkoppelingsplaat aan de bodem
6 6
van de frequentieomvormer met de schroeven en
Motoraansluiting
6.1.4
sluitringen uit de accessoiretas.
2. Bevestig de motorkabel aan de klemmen 96 (U),
LET OP
Gebruik afgeschermde/gewapende kabels om te voldoen aan de EMC-emissienormen. Zie hoofdstuk 2.9.2 EMC- testresultaten voor meer informatie.
97 (V), 98 (W).
3. Bevestig aan de aardverbinding (klem 99) op de ontkoppelingsplaat met de schroeven uit de accessoiretas.
4. Sluit de stekkerconnectoren 96 (U), 97 (V), 98 (W)
Zie hoofdstuk 9 Algemene specificaties en problemen verhelpen voor de juiste dwarsdoorsnede en lengte van de motorkabel.
Kabelafscherming:
Vermijd montage met een afscherming met gedraaide uiteinden (pigtails). Dit kan het afschermende effect bij hoge frequenties verstoren. Als het noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om een motorisolator of motorrelais te installeren, moet de afscherming worden voortgezet met de laagst mogelijke HF-impedantie. Sluit de afscherming van de motorkabel aan op de ontkop­pelingsplaat van de frequentieomvormer en de metalen
Alle typen driefasige asynchrone standaardmotoren kunnen op de frequentieomvormer worden aangesloten. Kleine motoren worden gewoonlijk in ster geschakeld (230/400 V, Y). Grote motoren zijn gewoonlijk in driehoek­schakeling geschakeld (400/690 V, Δ). Kijk op het motortypeplaatje voor de juiste aansluitmodus en spanning.
(tot 7,5 kW) en de motorkabel aan op de klemmen gelabeld MOTOR.
5. Bevestig de afgeschermde kabel aan de ontkop­pelingsplaat met de schroeven en sluitringen uit de accessoiretas.
behuizing van de motor. Gebruik voor aansluitingen op de afscherming een zo groot mogelijk oppervlak (kabelklem). Dit kan worden gedaan met behulp van de bijgeleverde installatie­middelen in de frequentieomvormer. Als het noodzakelijk is om de afscherming te splitsen om een motorisolator of motorrelais te installeren, moet de afscherming worden voortgezet met de laagst mogelijke HF-impedantie.
Procedure
1. Verwijder een deel van de buitenste kabelisolatie.
2. Plaats de gestripte draad onder de kabelklem om een mechanische bevestiging en elektrisch contact tussen de kabelafscherming en aarde te verkrijgen.
3. Sluit de aardkabel aan op de dichtstbijzijnde aardklem overeenkomstig de aardingsinstructies.
4. Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U), 97 (V) en 98 (W); zie Afbeelding 6.14.
5. Haal de klemmen aan overeenkomstig de informatie in hoofdstuk 6.1.1 Koppel.
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 95
130BD531.10
U
V
W
96
97
98
130BT333.10
130BA726.10
U
96
V
97
W
98
U
96
V
97
W
98
L1
91
L2
92
L3
93
DC-
88
DC+
89
R-
81
R+
82
130BA721.10
99
Elektrische installatie Design Guide
66
Afbeelding 6.14 Motoraansluiting
Afbeelding 6.16 Motoraansluiting voor behuizingstype B3
Afbeelding 6.15 Motoraansluiting voor behuizingstype B1 en B2 (IP 21/NEMA type 1, IP 55/NEMA type 12 en IP 66/NEMA type 4X)
Afbeelding 6.17 Motoraansluiting voor behuizingstype B4
96 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
91 L1
92 L2
93 L3
96 U
97 V
98 W
88 DC-
89 DC+
81 R-
8 R+
130BA390.11
99
95
130BA740.10
DC-
DC+
R-
R+
88
89
81
82
97
U
V
W
99
96
98
L1
91
L2
92
L3
93
97
U
V
W
96
98
U
1
V
1
W
1
175ZA114.11
96 97 98
96 97 98
FC
FC
Motor
Motor
U
2
V
2
W
2
U
1
V
1
W
1
U
2
V
2
W
2
Elektrische installatie Design Guide
Afbeelding 6.18 Motoraansluiting voor behuizingstype C1 en C2 (IP 21/NEMA type 1 en IP 55/66/NEMA type 12)
Klem
96 97 98 99
nr.
U V W
1)
Motorspanning 0-100% van
PE
netspanning. 3 draden uit motor
U1 V1 W1
W2 U2 V2 6 draden uit motor
U1 V1 W1
Driehoekschakeling
1)
PE
1)
Sterschakeling U2, V2, W2
PE
U2, V2 en W2 moeten afzonderlijk onderling worden verbonden.
Tabel 6.2 Klembeschrijvingen
1) Aardverbinding (veiligheidsaarde)
6 6
Afbeelding 6.20 Ster- en driehoekschakelingen
LET OP
Bij motoren zonder fase-isolatiemateriaal of andere versterkte isolatie die geschikt is voor gebruik met een frequentieomvormer, moet een sinusfilter worden aangebracht op de uitgang van de frequentieomvormer
Kabelinvoergaten
Het aangegeven gebruik van de gaten is enkel een aanbeveling; andere oplossingen zijn ook mogelijk. Ongebruikte kabelinvoergaten kunnen worden afgedicht met doorvoerrubbers (voor IP 21).
* Tolerantie ± 0,2 mm
Afbeelding 6.19 Motoraansluiting voor behuizingstype C3 en C4
MG11BC10 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. 97
[4]
[5]
[1]
[3]
[2]
130BB656.10
[4]
[5]
[6]
[1]
[3] [2]
130BB657.10
[5]
[3]
[2]
[4]
[1]
130BB663.10
[4]
[2]
[3]
[5]
[1]
130BB665.10
Elektrische installatie Design Guide
Afbeelding 6.23 A4 – IP 55
Gatnummer en aanbevolen gebruik
Afmetingen
UL [in] [mm]
1)
Dichtstbijzijnd
metrisch
1) Net 3/4 28,4 M25
2) Motor 3/4 28,4 M25
66
Afbeelding 6.21 A2 – IP 21
3) Rem/ loadsharing
3/4 28,4 M25
4) Stuurkabel 1/2 22,5 M20
5) Verwijderd - - -
Gatnummer en aanbevolen gebruik
Afmetingen
UL [in] [mm]
1) Net 3/4 28,4 M25
1)
Dichtstbijzijnd
metrisch
Tabel 6.5 Legenda bij Afbeelding 6.23
1) Tolerantie ± 0,2 mm
2) Motor 3/4 28,4 M25
3) Rem/belasting S 3/4 28,4 M25
4) Stuurkabel 1/2 22,5 M20
5) Stuurkabel 1/2 22,5 M20
Tabel 6.3 Legenda bij Afbeelding 6.21
1) Tolerantie ± 0,2 mm
Afbeelding 6.24 A4 – IP 55 wartelgaten met schroefdraad
Gatnummer en aanbevolen gebruik Dichtstbijzijnd metrisch
1) Net M25
2) Motor M25
3) Rem/loadsharing M25
4) Stuurkabel M16
5) Stuurkabel M20
Tabel 6.6 Legenda bij Afbeelding 6.24
Afbeelding 6.22 A3 – IP 21
Gatnummer en aanbevolen gebruik
Afmetingen
UL [in] [mm]
1)
Dichtstbijzijnd
metrisch
1) Net 3/4 28,4 M25
2) Motor 3/4 28,4 M25
3) Rem/loadsharing 3/4 28,4 M25
4) Stuurkabel 1/2 22,5 M20
5) Stuurkabel 1/2 22,5 M20
6) Stuurkabel 1/2 22,5 M20
Tabel 6.4 Legenda bij Afbeelding 6.22
1) Tolerantie ± 0,2 mm
98 Danfoss A/S © Rev. 06/2014 Alle rechten voorbehouden. MG11BC10
Loading...