Danfoss FC 101 Design guide [nl]

ENGINEERING TOMORROW
Design Guide
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud Design Guide
Inhoud
1 Inleiding
1.1 Doel van de design guide
1.2 Document- en softwareversie
1.3 Veiligheidssymbolen
1.4 Afkortingen
1.5 Aanvullende informatiebronnen
1.6 Denities
1.7 Arbeidsfactor
1.8 Conformiteit met regelgeving
1.8.1 CE-markering 10
1.8.2 UL-conformiteit 11
1.8.3 Conformiteit RCM-markering 11
1.8.4 EAC 11
1.8.5 UkrSEPRO 11
2 Veiligheid
2.1 Gekwaliceerd personeel
2.2 Veiligheidsmaatregelen
10
10
12
12
12
3 Productoverzicht
3.1 Voordelen
3.1.1 Wat is het voordeel van het gebruik van een frequentieregelaar voor het regelen van ventilatoren en pompen? 14
3.1.2 Het grote voordeel – energiebesparing 14
3.1.3 Voorbeeld van energiebesparing 14
3.1.4 Vergelijking van energiebesparing 15
3.1.5 Voorbeeld met wisselende ow gedurende 1 jaar 16
3.1.6 Betere regeling 17
3.1.7 Ster-driehoekschakeling of softstarter niet vereist 17
3.1.8 Het gebruik van een frequentieregelaar bespaart geld 17
3.1.9 Zonder frequentieregelaar 18
3.1.10 Met een frequentieregelaar 19
3.1.11 Toepassingsvoorbeelden 20
3.1.12 Variabel luchtvolume 20
3.1.13 De VLT-oplossing 20
3.1.14 Constant luchtvolume 21
3.1.15 De VLT-oplossing 21
14
14
3.1.16 Koeltorenventilator 22
3.1.17 De VLT-oplossing 22
3.1.18 Condensaatpompen 23
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 1
Inhoud
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.1.19 De VLT-oplossing 23
3.1.20 Primaire pompen 24
3.1.21 De VLT-oplossing 24
3.1.22 Secundaire pompen 26
3.1.23 De VLT-oplossing 26
3.2 Regelingsstructuren
3.2.1 Regelstructuur zonder terugkoppeling 27
3.2.2 PM/EC+-motorbesturing 27
3.2.3 Lokale (Hand On) en externe (Auto On) besturing 27
3.2.4 Regelstructuur met terugkoppeling 28
3.2.5 Terugkoppelingsconversie 28
3.2.6 Gebruik van referenties 29
3.2.7 De terugkoppelingsregelaar van de frequentieregelaar optimaliseren 30
3.2.8 Handmatige aanpassing PI 30
3.3 Omgevingscondities tijdens bedrijf
3.4 Algemene EMC-aspecten
3.4.1 Overzicht van EMC-emissies 36
3.4.2 Emissie-eisen 38
3.4.3 Resultaten EMC-emissietest 38
3.4.4 Overzicht van emissie van harmonischen 40
3.4.5 Emissie-eisen m.b.t. harmonischen 40
3.4.6 Testresultaten harmonischen (emissie) 40
27
30
36
3.4.7 Immuniteitseisen 42
3.5 Galvanische scheiding (PELV)
3.6 Aardlekstroom
3.7 Extreme bedrijfsomstandigheden
3.7.1 Thermische motorbeveiliging (ETR) 44
3.7.2 Thermistoringangen 45
4 Selectie en bestellen
4.1 Typecode
4.2 Opties en accessoires
4.2.1 Lokaal bedieningspaneel (LCP) 48
4.2.2 Montage van LCP in paneelfront 48
4.2.3 IP 21/NEMA type 1-behuizingsset 49
4.2.4 Ontkoppelingsplaat 51
4.3 Bestelnummers
4.3.1 Opties en accessoires 52
4.3.2 Harmonischenlters 53
4.3.3 Extern RFI-lter 55
42
43
44
47
47
48
52
2 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Inhoud Design Guide
5 Installatie
5.1 Elektrische installatie
5.1.1 Aansluiting netvoeding en motor 58
5.1.2 EMC-correcte elektrische installatie 63
5.1.3 Stuurklemmen 65
6 Programmeren
6.1 Inleiding
6.2 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
6.3 Menu's
6.3.1 Statusmenu 67
6.3.2 Quick Menu 67
6.3.3 Main Menu 85
6.4 Snel overzetten van parameterinstellingen naar andere frequentieomvormers
6.5 Geïndexeerde parameters uitlezen en programmeren
6.6 Initialiseren naar standaardinstellingen
7 Installatie en setup RS485
56
56
66
66
66
67
86
86
86
87
7.1 RS485
7.1.1 Overzicht 87
7.1.2 Netwerkaansluiting 87
7.1.3 Hardwaresetup voor frequentieregelaar 87
7.1.4 Parameterinstellingen voor Modbus-communicatie 88
7.1.5 EMC-voorzorgsmaatregelen 88
7.2 FC-protocol
7.2.1 Overzicht 89
7.2.2 FC met Modbus RTU 89
7.3 Parameterinstellingen om het protocol in te schakelen
7.4 Berichtframingstructuur FC-protocol
7.4.1 Inhoud van een teken (byte) 89
7.4.2 Telegramstructuur 89
7.4.3 Telegramlengte (LGE) 90
7.4.4 Adres frequentieregelaar (ADR) 90
7.4.5 Datastuurbyte (BCC) 90
7.4.6 Het dataveld 90
87
89
89
89
7.4.7 Het PKE-veld 90
7.4.8 Parameternummer (PNU) 91
7.4.9 Index (IND) 91
7.4.10 Parameterwaarde (PWE) 91
7.4.11 Datatypen die door de frequentieregelaar worden ondersteund 92
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 3
Inhoud
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
7.4.12 Conversie 92
7.4.13 Proceswoorden (PCD) 92
7.5 Voorbeelden
7.5.1 Een parameterwaarde schrijven 92
7.5.2 Een parameterwaarde lezen 93
7.6 Overzicht Modbus RTU
7.6.1 Inleiding 93
7.6.2 Overzicht 93
7.6.3 Frequentieregelaar met Modbus RTU 94
7.7 Netwerkconguratie
7.8 Berichtframingstructuur Modbus RTU
7.8.1 Inleiding 94
7.8.2 Telegramstructuur Modbus RTU 95
7.8.3 Start-/stopveld 95
7.8.4 Adresveld 95
7.8.5 Functieveld 95
7.8.6 Dataveld 95
7.8.7 CRC-controleveld 96
7.8.8 Adressering spoelregister 96
92
93
94
94
7.8.9 Toegang via PCD schrijven/lezen 98
7.8.10 De frequentieregelaar besturen 98
7.8.11 Door Modbus RTU ondersteunde functiecodes 99
7.8.12 Uitzonderingscodes Modbus 99
7.9 Toegang krijgen tot parameters
7.9.1 Parameterafhandeling 99
7.9.2 Dataopslag 99
7.9.3 IND (index) 100
7.9.4 Tekstblokken 100
7.9.5 Conversiefactor 100
7.9.6 Parameterwaarden 100
7.10 Voorbeelden
7.10.1 Spoelstatus lezen (01 hex) 100
7.10.2 Eén spoel forceren/schrijven (05 hex) 101
7.10.3 Meerdere spoelen forceren/schrijven (0F hex) 101
7.10.4 Registers lezen (03 hex) 101
7.10.5 Eén register schrijven (06 hex) 102
99
100
7.10.6 Meerdere registers schrijven (10 hex) 102
7.10.7 Meerdere registers lezen/schrijven (17 hex) 103
7.11 Danfoss FC-stuurproel
7.11.1 Stuurwoord volgens het FC-proel (8-10 Control Prole = FC prole) 103
4 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
103
Inhoud Design Guide
7.11.2 Statuswoord volgens FC-proel (STW) 105
7.11.3 Referentiewaarde bussnelheid 106
8 Algemene specicaties
8.1 Mechanische afmetingen
8.1.1 Installatie naast elkaar 107
8.1.2 Afmetingen frequentieregelaar 108
8.1.3 Afmetingen voor transport 111
8.1.4 Externe installatie 112
8.2 Specicaties netvoeding
8.2.1 3 x 200-240 V AC 113
8.2.2 3 x 380-480 V AC 114
8.2.3 3 x 525-600 V AC 118
8.3 Zekeringen en circuitbreakers
8.4 Algemene technische gegevens
8.4.1 Netvoeding (L1, L2, L3) 121
8.4.2 Motoruitgang (U, V, W) 121
8.4.3 Kabellengte en dwarsdoorsnede 121
8.4.4 Digitale ingangen 122
8.4.5 Analoge ingangen 122
107
107
113
119
121
8.4.6 Analoge uitgang 122
8.4.7 Digitale uitgang 122
8.4.8 Stuurkaart, RS485 seriële communicatie 123
8.4.9 Stuurkaart, 24 V DC-uitgang 123
8.4.10 Relaisuitgang 123
8.4.11 Stuurkaart, 10 V DC-uitgang 124
8.4.12 Omgevingscondities 124
8.5 dU/dt
Trefwoordenregister
125
128
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 5
Inleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
11
1 Inleiding
1.1 Doel van de design guide
Deze design guide is bedoeld voor project- en systeemen­gineers, ontwerpadviseurs en toepassings- en productspecialisten. De handleiding bevat technische informatie die u helpt om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de frequentieregelaar voor integratie in motorregel- en bewakingssystemen. Gegevens over de bediening, vereisten en aanbevelingen voor systeeminte­gratie worden beschreven. Er wordt informatie gegeven over ingangsvermogenskenmerken, uitgang voor motorre­geling en omgevingsomstandigheden bij gebruik van de frequentieregelaar.
Daarnaast worden de volgende zaken besproken:
Veiligheidsfuncties
Bewaking van foutcondities
Rapportage van de bedrijfsstatus
Seriële-communicatieopties
Programmeerbare opties en functies
Ook ontwerpgegevens komen aan bod, zoals:
Locatievereisten
Kabels
Zekeringen
Stuurkabels
Grootte en gewicht van eenheden
Andere kritische informatie die nodig is voor het
plannen van de systeemintegratie
Op basis van de uitgebreide productgegevens kunt u in de ontwerpfase een goed doordacht systeem ontwikkelen met optimale functionaliteit en maximaal rendement.
Vanaf softwareversie 4.0x (productieweek 33 2017 en later) is de variabeltoerentalfunctie voor de koelventilator van het koellichaam geïmplementeerd in frequentieregelaars met een vermogensklasse tot 22 kW (30 pk) 400 V IP 20 en een vermogensklasse tot 18,5 kW (25 pk) 400 V IP 54. Voor gebruik van deze functie moeten de software en hardware worden bijgewerkt. De functie legt ook beperkingen op ten aanzien van achterwaartse compatibiliteit voor behuizingsgrootte H1-H5 en I2-I4. Zie Tabel 1.2 voor de beperkingen.
Software-
compatibiliteit
Oude software
(OSS-bestand versie
3.xx en lager)
Nieuwe software
(OSS-bestand versie
4.xx of hoger)
Hardware-
compatibiliteit
Oude voedingskaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Nieuwe
voedingskaart
(productieweek 34
2017 of later)
Tabel 1.2 Software- en hardwarecompatibiliteit
Oude stuurkaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Ja Nee
Nee Ja
Oude stuurkaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Ja (alleen software­versie 3.xx of lager)
Ja (software MOET worden bijgewerkt naar versie 3.xx of
lager, ventilator
werkt continu op
volle toeren)
Nieuwe stuurkaart (productieweek 34
2017 of later)
Nieuwe stuurkaart (productieweek 34
2017 of later)
Ja (software MOET
worden bijgewerkt
naar versie 4.xx of
hoger)
Ja (alleen software-
versie 4.xx of hoger)
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
Document- en softwareversie
1.2
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom.
Versie Opmerkingen Software-
versie
MG18C8xx Bijgewerkt voor nieuwe software- en
hardwareversie.
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
6 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
4.2x
Inleiding Design Guide
1.3 Veiligheidssymbolen
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
1.4 Afkortingen
°C °F
A Ampère AC Wisselstroom AMA Automatische aanpassing motorgegevens AWG American Wire Gauge DC Gelijkstroom EMC Elektromagnetische compatibiliteit ETR Elektronisch thermisch relais FC Frequentieregelaar f
M,N
kg Kilogram Hz Hertz I
INV
I
LIM
I
M,N
I
VLT,MAX
I
VLT,N
kHz Kilohertz LCP Lokaal bedieningspaneel m Meter mA Milliampère MCT Motion Control Tool mH Inductantie in millihenry min Minuut ms Milliseconde nF Nanofarad Nm Newtonmeter n
s
P
M,N
PCB Printed Circuit Board – printkaart
Graden Celsius Graden Fahrenheit
Nominale motorfrequentie
Nominale uitgangsstroom van de inverter Stroomgrens Nominale motorstroom De maximale uitgangsstroom De nominale uitgangsstroom die door de frequentieregelaar wordt geleverd
Synchroonmotortoerental Nominaal motorvermogen
PELV Protective Extra Low Voltage Regeneratie Regeneratieklemmen tpm Toeren per minuut s Seconde T
LIM
U
M,N
V Volt
Tabel 1.3 Afkortingen
Koppelbegrenzing Nominale motorspanning
1.5 Aanvullende informatiebronnen
De VLT® HVAC Basic Drive FC 101 Snelgids bevat
basisinformatie over mechanische afmetingen, installatie en programmering.
®
De VLT
handleiding geeft informatie over het programmeren en bevat een uitgebreide beschrijving van de parameters.
Danfoss VLT® Energy Box-software. Selecteer PC
Software Download op www.danfoss.com/en/ service-and-support/downloads/dds/vlt-energy-box/.
Met de VLT® Energy Box-software kunt u het energieverbruik van HVAC-ventilatoren en ­pompen die met behulp van Danfoss frequentieregelaars worden geregeld, vergelijken met het energieverbruik van andere debietrege­lingsmethoden. Gebruik dit hulpmiddel voor een nauwkeurige prognose van de kosten, besparingen en terugverdientijd bij gebruik van Danfoss frequentieregelaars voor HVAC­ventilatoren, -pompen en -koeltorens.
De technische documentatie van Danfoss is in elektro­nische vorm beschikbaar op de documentatie-cd die bij het product wordt geleverd. Een gedrukte versie is te verkrijgen bij de lokale verkoopkantoren van Danfoss.
Ondersteuning voor MCT 10 setupsoftware
Download de software op www.danfoss.com/en/service-and­support/downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/.
Voer tijdens het installatieproces van de software de toegangscode 81463800 in om de FC 101-functionaliteit te activeren. Om de FC 101-functionaliteit te gebruiken is geen licentiecode vereist.
De nieuwste software bevat niet altijd de laatste updates voor frequentieregelaars. Neem voor de laatste updates (in de vorm van *.upd-bestanden) contact op met een verkoopkantoor bij u in de buurt of download de frequen­tieregelaarupdates op www.danfoss.com/en/service-and-
support/downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/ #Overview.
HVAC Basic Drive FC 101 Programmeer-
1 1
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 7
Inleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
11
1.6 Denities
Losbreekkoppel
Frequentieregelaar I
VLT, MAX
De maximale uitgangsstroom.
I
VLT,N
De nominale uitgangsstroom die door de frequentiere­gelaar wordt geleverd.
U
VLT, MAX
De maximale uitgangsspanning.
Ingang
De aangesloten motor kan worden gestart en gestopt via het LCP en de digitale ingangen. Functies zijn in 2 groepen verdeeld, zoals beschreven in Tabel 1.4. De functies in groep 1 hebben een hogere prioriteit dan de functies in groep 2.
Groep 1
Groep 2
Tabel 1.4 Stuurcommando's
Reset, vrijloop na stop, reset en vrijloop na stop, snelle stop, DC-rem, stop en de [O]-toets. Start, pulsstart, omkeren, start omkeren, jog en uitgang vasthouden.
Afbeelding 1.1 Losbreekkoppel
η
VLT
Het rendement van de frequentieregelaar wordt gede­nieerd als de verhouding tussen het uitgangsvermogen en
Motor f
JOG
De motorfrequentie wanneer de jogfunctie is geactiveerd (via digitale klemmen).
f
M
De motorfrequentie.
f
MAX
De maximale motorfrequentie.
f
MIN
De minimale motorfrequentie.
f
M,N
De nominale motorfrequentie (gegevens typeplaatje).
I
M
De motorstroom.
I
M,N
De nominale motorstroom (gegevens typeplaatje).
n
M,N
Het nominale motortoerental (gegevens typeplaatje).
P
M,N
Het nominale motorvermogen (gegevens typeplaatje).
U
M
De momentele motorspanning.
U
M,N
De nominale motorspanning (gegevens typeplaatje).
het ingangsvermogen.
Startdeactiveercommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de stuurcommando's; zie Tabel 1.4.
Stopcommando
Zie Tabel 1.4.
Analoge referentie
Een signaal dat naar analoge ingang 53 of 54 wordt gestuurd, Dit kan spanning of stroom zijn.
Stroomingang: 0-20 mA en 4-20 mA
Spanningsingang: 0-10 V DC
Busreferentie
Een signaal dat naar de seriële-communicatiepoort (FC­poort) wordt gestuurd.
Digitale referentie
Een gedenieerde, vooraf ingestelde referentie die kan worden ingesteld van -100% tot +100% van het referentie­bereik. Selectie van 8 vooraf ingestelde referenties via de digitale klemmen.
Ref
MAX
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 100% van de volledige schaal (gewoonlijk 10 V, 20 mA) en de totale referentie. De maximumreferentie die is ingesteld in parameter 3-03 Max. referentie.
Ref
MIN
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 0% (gewoonlijk 0 V, 0 mA, 4 mA) en de totale referentie. De minimumreferentiewaarde wordt ingesteld in parameter 3-02 Minimumreferentie.
8 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Inleiding Design Guide
Analoge ingangen
De analoge ingangen worden gebruikt om diverse functies van de frequentieregelaar te besturen. Er zijn 2 typen analoge ingangen:
Stroomingang: 0-20 mA en 4-20 mA
Spanningsingang: 0-10 V DC
Analoge uitgangen
De analoge uitgangen kunnen een signaal van 0-20 mA, 4-20 mA of een digitaal signaal leveren.
Automatische aanpassing motorgegevens, AMA
Het AMA-algoritme bepaalt de elektrische parameters van de aangesloten motor bij stilstand en compenseert de weerstand op basis van de lengte van de motorkabel.
Digitale ingangen
De digitale ingangen kunnen worden gebruikt voor het besturen van diverse functies van de frequentieregelaar.
Digitale uitgangen
De frequentieregelaar bevat 2 halfgeleideruitgangen die een signaal van 24 V DC (maximaal 40 mA) kunnen leveren.
Relaisuitgangen
De frequentieregelaar heeft 2 programmeerbare relaisuit­gangen.
ETR
Elektronisch thermisch relais is een berekening van de thermische belasting op basis van de actuele belasting en de tijd. Het doel hiervan is het schatten van de motortem­peratuur en het voorkomen van oververhitting van de motor.
Initialisatie
Bij initialisatie (parameter 14-22 Bedrijfsmodus) worden de programmeerbare parameters van de frequentieregelaar teruggezet naar de standaardinstellingen. Communicatieparameters, de foutlog of de brandmoduslog worden niet geïnitialiseerd via Parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
Intermitterende belastingscyclus
De nominale intermitterende belasting heeft betrekking op een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een belaste en een onbelaste periode. De werking kan een periodieke cyclus of een niet-periodieke cyclus zijn.
LCP
Het lokale bedieningspaneel (LCP) biedt een complete interface voor de bediening en programmering van de frequentieregelaar. Het bedieningspaneel is afneembaar op IP 20-eenheden en vast op IP 54-eenheden. Het kan op maximaal 3 m (9,8 ft) van de frequentieregelaar worden geïnstalleerd, d.w.z. op een frontpaneel, met behulp van de optionele installatieset.
lsb
Minst signicante bit.
MCM
Staat voor Mille Circular Mil, een Amerikaanse meeteenheid voor de doorsnede van kabels. 1 MCM = 0,5067 mm².
msb
Meest signicante bit.
Online-/oineparameters
Wijzigingen van onlineparameters worden meteen na het wijzigen van de gegevenswaarde geactiveerd. Druk op [OK] om oineparameters te activeren.
PI-regelaar
De PI-regelaar handhaaft de gewenste snelheid, druk, temperatuur en dergelijke door de uitgangsfrequentie aan te passen aan wijzigingen in de belasting.
RCD
Reststroomapparaat.
Setup
Parameterinstellingen kunnen worden opgeslagen in 2 setups. Het is mogelijk om tussen de 2 parametersetups te schakelen en 1 setup te bewerken terwijl de andere setup actief is.
Slipcompensatie
De frequentieregelaar compenseert voor het slippen van de motor door verhoging van de frequentie op basis van de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental vrijwel constant wordt gehouden.
Smart Logic Control (SLC)
De SLC is een reeks door de gebruiker gedenieerde acties die wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedenieerde gebeurtenissen door de SLC worden geëvalueerd als TRUE
Thermistor
Een temperatuurafhankelijke weerstand die geplaatst wordt op plaatsen waar de temperatuur moet worden bewaakt (frequentieregelaar of motor).
Uitschakeling (trip)
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties, bijvoorbeeld als de frequentieregelaar te maken krijgt met overtemperatuur of wanneer de frequentieregelaar de motor, het proces of het mechanisme beschermt. Een herstart is niet mogelijk totdat de oorzaak van de fout is weggenomen en de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Gebruik een uitschakeling (trip) niet voor persoonlijke veiligheid.
1 1
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 9
Inleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
11
Uitschakeling met blokkering
Conformiteit met regelgeving
1.8
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties waarbij de frequentieregelaar zichzelf beschermt en fysiek ingrijpen noodzakelijk is, bijvoorbeeld als de frequentieregelaar
Frequentieregelaars worden ontworpen volgens de richtlijnen in deze sectie.
wordt kortgesloten op de uitgang. Een uitschakeling met blokkering kan alleen worden opgeheven door de
1.8.1 CE-markering
netvoeding te onderbreken, de oorzaak van de fout weg te nemen en de frequentieregelaar opnieuw aan te sluiten op het net. Een herstart is niet mogelijk totdat de uitschakel­ingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Gebruik een uitschakeling met
De CE-markering (Communauté Européenne) geeft aan dat de fabrikant van het product voldoet aan alle relevante EU­richtlijnen. De EU-richtlijnen die van toepassing zijn op het ontwerp en de productie van frequentieregelaars, staan vermeld in Tabel 1.5.
blokkering niet voor persoonlijke veiligheid.
VT-karakteristieken
Variabel-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor pompen en ventilatoren.
+
VVC
LET OP
De CE-markering heeft geen betrekking op de kwaliteit van het product. Het is niet mogelijk om technische specicaties af te leiden uit de CE-markering.
In vergelijking met een standaardregeling van de spanning-frequentieverhouding zorgt Voltage Vector Control (VVC+) voor betere dynamische prestaties en stabiliteit, zowel bij een wijziging van de toerentalrefe­rentie als met betrekking tot het belastingskoppel.
Arbeidsfactor
1.7
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre een frequentiere­gelaar de netvoeding belast. De arbeidsfactor is de verhouding tussen I1 en I en I
de totale RMS-stroom met inbegrip van
RMS
, waarbij I1 de basisstroom is
RMS
harmonische stromen. Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger de I
voor dezelfde kW-prestatie.
RMS
LET OP
Frequentieregelaars met een ingebouwde veiligheids­functie moeten voldoen aan de Machinerichtlijn.
EU-richtlijn Versie
Laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU EMC-richtlijn 2014/30/EU ErP-richtlijn
Tabel 1.5 EU-richtlijnen die van toepassing zijn op frequentieregelaars
Conformiteitsverklaringen zijn leverbaar op aanvraag.
Arbeidsfactor =
3 × U × I1× cosϕ
3 × U × I
RMS
1.8.1.1 Laagspanningsrichtlijn
De arbeidsfactor voor 3-faseregeling:
De Laagspanningsrichtlijn is van toepassing op alle
Arbeids− factor =
2
I
RMS
= I
 + I
1
2
 + I
5
I1 × cosϕ1
I
RMS
2
 +  .  .  + I
7
I
1
=
aangeziencosϕ1 = 1
I
RMS
2
n
Een hoge arbeidsfactor betekent dat de verschillende harmonische stromen zwak zijn. De ingebouwde DC-spoelen van de frequentieregelaar zorgen voor een hoge arbeidsfactor, waardoor de belasting
elektrische apparaten in het spanningsbereik van 50-1000 V AC en 75-1600 V DC.
De richtlijn heeft tot doel om de persoonlijke veiligheid te waarborgen en schade aan eigendommen te voorkomen bij gebruik van elektrische apparatuur die correct is geïnstalleerd en correct wordt onderhouden, in de toepassing waarvoor de apparatuur is bedoeld.
op de netvoeding wordt geminimaliseerd.
10 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
089
Inleiding Design Guide
1.8.1.2 EMC-richtlijn
De EMC-richtlijn (elektromagnetische compatibiliteit) heeft tot doel om de elektromagnetische interferentie te beperken en de immuniteit van elektrische apparatuur en installaties te verbeteren. De basiseis voor bescherming van EMC-richtlijn 2014/30/EU stelt dat apparaten die elektromagnetische interferentie (EMI) genereren, of waarvan de werking door EMI kan worden beïnvloed, zo moeten zijn ontworpen dat het genereren van elektromag­netische interferentie wordt beperkt en dat ze een adequaat niveau van ongevoeligheid ten opzichte van EMI bieden wanneer ze correct worden geïnstalleerd en onderhouden, en worden gebruikt zoals bedoeld.
Elektrische apparaten die zelfstandig worden gebruikt of deel uitmaken van een systeem, moeten zijn voorzien van de CE-markering. Systemen hoeven niet te zijn voorzien van de CE-markering, maar moeten wel voldoen aan de basiseisen voor bescherming volgens de EMC-richtlijn.
1.8.1.3 ErP-richtlijn
De ErP-richtlijn is de Europese Ecodesignrichtlijn voor energiegerelateerde producten. De richtlijn denieert de eisen voor ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, inclusief frequentieregelaars. De richtlijn heeft tot doel om het energierendement en het milieubescher­mingsniveau te verhogen, waarbij tevens de zekerheid van de energievoorziening wordt versterkt. De milieueecten van energiegerelateerde producten omvatten het energie­verbruik gedurende de volledige levensduur van het product.
1.8.2 UL-conformiteit
UL Listed
1.8.3 Conformiteit RCM-markering
Afbeelding 1.3 RCM-markering
De RCM-markering geeft aan dat het product voldoet aan de relevante technische normen voor elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Een RCM-markering is vereist voor elektrische en elektronische producten die op de markt worden gebracht in Australië en Nieuw-Zeeland. De RCM­regelgeving heeft alleen betrekking op emissies via geleiding en straling. Voor frequentieregelaars zijn de in EN-IEC 61800-3 gespeciceerde emissielimieten van toepassing. Op verzoek kan een conformiteitsverklaring worden afgegeven.
1.8.4 EAC
Afbeelding 1.4 EAC-markering
De EurAsian Conformity (EAC)-markering geeft aan dat het product voldoet aan alle vereisten en technische voorschriften die op het product van toepassing zijn volgens de Eurasian Customs Union, een douane-unie die bestaat uit de lidstaten van de Euraziatische Economische Unie.
Het EAC-logo moet zowel op het productlabel als op het verpakkingslabel worden aangebracht. Alle producten die binnen de EAC-zone worden gebruikt, moeten bij Danfoss in de EAC-zone worden aangeschaft.
1 1
Afbeelding 1.2 UL
1.8.5 UkrSEPRO
LET OP
IP 54-eenheden zijn niet gecerticeerd voor UL.
De frequentieregelaar voldoet aan de eisen van UL 508C ten aanzien van het behoud van het thermische geheugen. Zie de sectie Thermische motorbeveiliging in de productspe­cieke design guide voor meer informatie.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 11
Afbeelding 1.5 UkrSEPRO
Het UKrSEPRO-certicaat garandeert de kwaliteit en veiligheid van zowel producten als diensten, naast produc­tiestabiliteit, volgens de Oekraïense regelgevingsnormen. Het UkrSepro-certicaat is een verplicht douanedocument voor alle producten die het grondgebied van Oekraïne binnenkomen of verlaten.
Veiligheid
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
2 Veiligheid
22
2.1 Gekwaliceerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentiere­gelaar is alleen mogelijk als de frequentieregelaar op correcte en betrouwbare wijze wordt vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door
gekwaliceerd personeel.
Gekwaliceerd personeel is gedenieerd als opgeleide
medewerkers die bevoegd zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen en te onderhouden volgens relevante wetten en voorschriften. Het personeel moet tevens bekend zijn met de instructies en veiligheidsmaatregelen die in deze handleiding staan beschreven.
2.2 Veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
zijn. De vereiste minimale wachttijd staat vermeld in Tabel 2.1.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of de condensatoren volledig ontladen zijn voordat u service- of reparatiewerk­zaamheden gaat uitvoeren.
12 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Veiligheid Design Guide
Spanning [V] Vermogensbereik [kW
(pk)]
3 x 200 0,25-3,7 (0,33-5) 4 3 x 200 5,5-11 (7-15) 15 3 x 400 0,37-7,5 (0,5-10) 4 3 x 400 11–90 (15–125) 15 3 x 600 2,2-7,5 (3-10) 4 3 x 600 11–90 (15–125) 15
Tabel 2.1 Ontladingstijd
Minimale wachttijd
(minuten)
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd volgens de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
2 2
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 13
120
100
80
60
40
20
0
20 40 60 80 100 120 140 160 180
120
100
80
60
40
20
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180
Volume %
Volume %
INPUT POWER % PRESSURE %
SYSTEM CURVE
FAN CURVE
A
B
C
130BA781.11
ENERGY CONSUMED
Productoverzicht
3 Productoverzicht
3.1 Voordelen
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
33
3.1.1 Wat is het voordeel van het gebruik van een frequentieregelaar voor het regelen van ventilatoren en pompen?
Een frequentieregelaar maakt gebruik van het feit dat centrifugaalventilatoren en -pompen de proportionaliteits­wetten voor dergelijke ventilatoren en pompen volgen. Zie hoofdstuk 3.1.3 Voorbeeld van energiebesparing voor meer informatie.
3.1.2 Het grote voordeel – energiebesparing
Het grootste voordeel van het gebruik van een frequentie­regelaar voor het regelen van het toerental van ventilatoren en pompen is de besparing op de energie­kosten. In vergelijking met alternatieve regelsystemen en ­technieken is een frequentieregelaar hét energiebesparingssysteem voor het regelen van ventilator­en pompsystemen.
Afbeelding 3.1 Ventilatorcurves (A, B en C) voor gereduceerde ventilatorvolumes
Afbeelding 3.2 Energiebesparingen met een frequentierege­laaroplossing
In typische toepassingen is een energiebesparing van meer dan 50% haalbaar wanneer een frequentieregelaar wordt gebruikt om de ventilatorcapaciteit te verlagen naar 60%.
3.1.3 Voorbeeld van energiebesparing
In Afbeelding 3.3 is te zien dat de ow wordt geregeld door wijziging van het toerental. Bij een toerentalreductie van slechts 20% ten opzichte van het nominale toerental wordt ook de ow met 20% verlaagd. Dat komt omdat de ow recht evenredig is aan het toerental. Het stroomverbruik neemt echter af met 50%. Als het betreende systeem slechts een paar dagen per jaar een ow hoeft te leveren die gelijk is aan 100%, terwijl het gemiddelde de rest van het jaar onder de 80% van de nominale ow ligt, bedraagt de hoeveelheid bespaarde energie zelfs meer dan 50%.
14 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
n
100%
50%
25%
12,5%
50% 100%
80%
80%
175HA208.10
Power ~n
3
Pressure ~n
2
Flow ~n
130BA782.10
Discharge damper
Less energy savings
IGV
Costlier installation
Maximum energy savings
Productoverzicht Design Guide
Afbeelding 3.3 laat zien hoe ow, druk en energieverbruik afhankelijk zijn van het toerental.
Afbeelding 3.3 Proportionaliteitswetten
Q
n
1
Flow: 
Druk:
Vermogen: 
Q = ow P = vermogen Q1 = nominale ow P1 = nominaal vermogen Q2 = gereduceerde ow P2 = gereduceerd vermogen H = druk n = snelheidsregeling H1 = nominale druk n1 = nominaal toerental H2 = gereduceerde druk n2 = gereduceerd toerental
1
 = 
Q
n
2
2
H
1
 = 
H
2
2
n
1
n
2
P
1
 = 
P
2
3
n
1
n
2
Afbeelding 3.3 toont de typische energiebesparing die kan worden behaald met behulp van 3 bekende oplossingen waarbij het ventilatorvolume wordt verlaagd tot 60%. Zoals in de graek is af te lezen, kan in typische toepas­singen een energiebesparing van meer dan 50% worden behaald.
3 3
Afbeelding 3.4 De 3 standaardsystemen voor energiebesparing
Tabel 3.1 De proportionaliteitswetten
3.1.4 Vergelijking van energiebesparing
De frequentieregelaaroplossing van Danfoss biedt aanzienlijke besparingen ten opzichte van traditionele energiebesparende oplossingen, zoals een oplossing met regelkleppen of inlaatschoepen (IGV). Dat komt doordat de frequentieregelaar in staat is om het ventilatortoerental te regelen op basis van de thermische belasting op het systeem en omdat de frequentieregelaar een ingebouwde functie heeft waardoor de frequentieregelaar kan fungeren als een gebouwbeheersysteem (GBS).
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 15
Afbeelding 3.5 Energiebesparing
500
[h]
t
1000
1500
2000
200100 300
[m
3
/h]
400
Q
175HA210.11
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Regelkleppen verlagen het energieverbruik. Inlaatschoepen zorgen voor een besparing van 40% maar zijn duur om te installeren. De frequentieregelaaroplossing van Danfoss verlaagt het energieverbruik met meer dan 50% en is eenvoudig te installeren. Ook het geluid, de mechanische belasting en de slijtage worden beperkt, terwijl de de
33
levensduur van de volledige toepassing wordt verlengd.
3.1.5 Voorbeeld met wisselende ow gedurende 1 jaar
De berekeningen in dit voorbeeld zijn gebaseerd op pompkarakteristieken die staan vermeld op een pompda­tablad. Het verkregen resultaat toont een energiebesparing van meer dan 50% bij de gegeven owverdeling over een jaar. De terugverdientijd is afhankelijk van de prijs per kWh en de prijs van de frequentieregelaar. In dit voorbeeld is het minder dan een jaar in vergelijking met een systeem met kleppen en een constant toerental.
Energiebesparing
Pas = P
asvermogen
Afbeelding 3.6 Flowverdeling over 1 jaar
Afbeelding 3.7 Energiekosten
m³/
Verdeling Regeling met kleppen
h
% Uren
A1-B
350 5 438 42,5 18,615 42,5 18,615 300 15 1314 38,5 50,589 29,0 38,106 250 20 1752 35,0 61,320 18,5 32,412 200 20 1752 31,5 55,188 11,5 20,148 150 20 1752 28,0 49,056 6,5 11,388 100 20 1752 23,0 40,296 3,5 6,132
100 8760 275,064 26,801
Σ
Tabel 3.2 Resultaat
Vermog
en
1
Verbruik
kWh A1-C
Regeling met
frequentieregelaar
Vermog
en
1
Verbruik
kWh
16 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Full load
% Full-load current
& speed
500
100
0
0 12,5 25 37,5 50Hz
200
300
400
600
700
800
4
3
2
1
175HA227.10
Productoverzicht Design Guide
3.1.6 Betere regeling
Bij gebruik van een frequentieregelaar is een betere regeling van de ow of druk van een systeem mogelijk. Een frequentieregelaar kan het toerental van de ventilator of pomp variëren, wat een variabele regeling van ow en druk oplevert. Bovendien kan een frequentieregelaar het toerental van de ventilator of de pomp snel aanpassen aan nieuwe ow- of drukcondities in het systeem. Eenvoudige procesregeling (ow, niveau of druk) met behulp van de ingebouwde PI-regelaar.
3.1.7 Ster-driehoekschakeling of softstarter niet vereist
3 3
Wanneer relatief grote motoren moeten worden gestart, is het in veel landen nodig om apparatuur te gebruiken die de opstartstroom beperkt. In meer traditionele systemen wordt vaak een ster-driehoekschakeling of softstarter gebruikt. Dergelijke motorstarters zijn niet meer nodig bij gebruik van een frequentieregelaar.
Zoals in Afbeelding 3.8 te zien is, verbruikt een frequentie­regelaar niet meer stroom dan de nominale stroom.
1
VLT® HVAC Basic Drive FC 101 2 Ster-driehoekschakeling 3 Softstarter 4 Direct op het net starten
Afbeelding 3.8 Startstroom
3.1.8 Het gebruik van een frequentieregelaar bespaart geld
Het voorbeeld in hoofdstuk 3.1.9 Zonder frequentieregelaar laat zien dat het gebruik van een frequentieregelaar andere apparatuur overbodig maakt. Het is mogelijk om de installatiekosten van de 2 verschillende systemen te berekenen. In het voorbeeld kunnen de 2 systemen grofweg voor dezelfde prijs worden geïnstalleerd.
Met behulp van de VLT® Energy Box-software, waarover u meer kunt lezen in hoofdstuk 1.5 Aanvullende informatie- bronnen, kunt u de kostenbesparing berekenen die haalbaar is bij gebruik van een frequentieregelaar.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 17
M
- +
M
M
x6 x6
x6
175HA205.12
Valve posi­tion
Starter
Fuses
LV
supply
P.F.C
Flow
3-Port valve
Bypass
Return
Control
Supply air
V.A.V
outlets
Duct
P.F.C
Mains
Fuses
Starter
Bypass
supply
LV
Return
valve
3-Port
Flow
Control
Valve posi­tion
Starter
Power Factor Correction
Mains
IGV
Mechanical linkage and vanes
Fan
Motor or actuator
Main B.M.S
Local D.D.C. control
Sensors PT
Pressure control signal 0/10V
Temperature control signal 0/10V
Control
Mains
Cooling section Heating section
Fan sectionInlet guide vane
Pump Pump
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.1.9 Zonder frequentieregelaar
33
DDC Direct Digital Control (directe digitale regeling) EMS Energy Management System (energiebeheersysteem) VAV Variabel luchtvolume Sensor P Druk Sensor T Temperatuur
Afbeelding 3.9 Traditioneel ventilatorsysteem
18 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
175HA206.11
Pump
Flow
Return
Supply air
V.A.V
outlets
Duct
Mains
Pump
Return
Flow
Mains
Fan
Main B.M.S
Local D.D.C. control
Sensors
Mains
Cooling section Heating section
Fan section
Pressure control 0-10V or 0/4-20mA
Control temperature 0-10V or 0/4-20mA
Control temperature 0-10V or 0/4-20mA
VLT
M
- +
VLT
M
M
P
T
VLT
x3 x3
x3
Productoverzicht Design Guide
3.1.10 Met een frequentieregelaar
3 3
DDC Direct Digital Control (directe digitale regeling) EMS Energy Management System (energiebeheersysteem) VAV Variabel luchtvolume Sensor P Druk Sensor T Temperatuur
Afbeelding 3.10 Ventilatorsysteem dat wordt geregeld door frequentieregelaars
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 19
Frequency converter
Frequency converter
D1
D2
D3
Cooling coil
Heating coil
Filter
Pressure signal
Supply fan
VAV boxes
Flow
Flow
Pressure transmitter
Return fan
3
3
T
130BB455.10
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.1.11 Toepassingsvoorbeelden
In de volgende secties vindt u een aantal typische voorbeelden van HVAC-toepassingen.
3.1.12 Variabel luchtvolume
33
VAV- of variabel-luchtvolumesystemen worden gebruikt om de ventilatie en de temperatuur in gebouwen te regelen. Centrale VAV-systemen worden beschouwd als de energiezuinigste methode om het klimaat in gebouwen te regelen. Door het gebruik van centrale systemen in plaats van gedistribueerde systemen kan een hoger rendement worden behaald. Dit rendement wordt behaald door gebruik te maken van grotere ventilatoren en grotere koeleenheden met een hoger rendement dan kleine motoren en gedistribueerde luchtgekoelde eenheden. Ook is voor deze installaties minder onderhoud nodig.
3.1.13 De VLT-oplossing
Hoewel regelkleppen en inlaatschoepen een constante druk in het leidingsysteem handhaven, bespaart een oplossing met een frequentieregelaar meer energie, terwijl de installatie ook minder complex wordt. In plaats van een kunstmatige drukval te veroorzaken of het rendement van de ventilator te verminderen, verlaagt de frequentieregelaar het toerental van de ventilator en levert zo de ow en druk die het systeem nodig heeft. Ventilatoren gedragen zich volgens de wetten van centrifugale aniteit. Dat betekent dat de ventilatoren een lagere druk en ow produceren bij een lager toerental. Hun energieverbruik neemt daardoor aanzienlijk af.
Door de PI-regelaar van de VLT® HVAC Basic Drive FC 101 te gebruiken, zijn geen extra regelaars meer nodig.
Afbeelding 3.11 Variabel luchtvolume
20 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Frequency converter
Frequency converter
Pressure signal
Cooling coil
Heating coil
D1
D2
D3
Filter
Pressure transmitter
Supply fan
Return fan
Temperature signal
Temperature transmitter
130BB451.10
Productoverzicht Design Guide
3.1.14 Constant luchtvolume
CAV- of constant-luchtvolumesystemen zijn centrale ventilatiesystemen die gewoonlijk worden gebruikt om grote, gemeen­schappelijke zones te voorzien van een minimumhoeveelheid verse, op temperatuur gebrachte lucht. Ze bestaan al langer dan VAV-systemen en komen dus ook voor in oudere gebouwen met meerdere zones. Deze systemen behandelen de verse lucht in de luchtbehandelingkasten (LBK's). Veel van deze systemen worden ook gebruikt om de lucht in gebouwen te verversen en hebben een koelspiraal. Voor het verwarmen en koelen van de individuele zones worden vaak ventilatorlucht­koelers gebruikt.
3.1.15 De VLT-oplossing
Met een frequentieregelaar kan een aanzienlijke hoeveelheid energie worden bespaard, terwijl de lucht in het gebouw toch goed geregeld wordt. Als terugkoppelingssignaal naar de frequentieregelaars kunnen temperatuursensoren of CO2-sensoren worden gebruikt. Bij het regelen van de temperatuur, de luchtkwaliteit of beide gaat een CAV-systeem uit van de actuele situatie in het gebouw. Wanneer het aantal mensen in de betreende zone afneemt, neemt ook de behoefte aan verse lucht af. De CO2-sensor detecteert lagere niveaus en verlaagt het toerental van de toevoerventilatoren. De retourventilator wordt aangepast om een statisch druksetpoint of een vast verschil tussen de toevoerluchtow en de retourluchtow te handhaven.
Bij een temperatuurregeling, vooral gebruikt in airconditioningsystemen, hangen de vereisten af van de buitentemperatuur en het aantal mensen in de zone. Als de temperatuur tot onder het setpoint daalt, kan de toevoerventilator met een lager toerental gaan werken. De retourventilator wordt aangepast om een statisch druksetpoint te handhaven. Door de luchtow te verminderen, wordt ook de hoeveelheid energie voor het verwarmen of koelen van de verse lucht verminderd, wat een verdere besparing oplevert. Diverse functies van de toepassingsgerichte HVAC-frequentieregelaar van Danfoss kunnen bijdragen tot een verbeterde werking van uw CAV-systeem. Een van de problemen bij het regelen van een ventilatiesysteem is gebrekkige luchtkwaliteit. De programmeerbare minimumfrequentie kan worden ingesteld om een minimumhoeveelheid toevoerlucht te handhaven, onafhankelijk van het terugkoppelings- of referentiesignaal. De frequentieregelaar bevat ook een PI-regelaar, waarmee zowel de temperatuur als de luchtkwaliteit kan worden bewaakt. Ook als aan de temperatuurvraag wordt voldaan, zorgt de frequentieregelaar voor voldoende luchttoevoer om de luchtkwaliteit te garanderen. De regelaar kan 2 terugkoppelings­signalen bewaken en vergelijken voor het regelen van de retourventilator, door handhaving van een vaste dierentiële luchtow tussen de toevoer- en retourkanalen.
3 3
Afbeelding 3.12 Constant luchtvolume
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 21
Frequency converter
Water Inlet
Water Outlet
CHILLER
Temperature Sensor
BASIN
Conderser Water pump
Supply
130BB453.10
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.1.16 Koeltorenventilator
Koeltorenventilatoren koelen het condenswater in watergekoelde koelsystemen. Watergekoelde koeleenheden zijn de eciëntste methode om gekoeld water te produceren. Ze zijn maar liefst 20% zuiniger dan luchtgekoelde koeleenheden. Koeltorens bieden vaak de energiezuinigste methode om het condenswater van koeleenheden te koelen, afhankelijk van het klimaat.
33
Deze torens koelen het condenswater door verdamping. Het condenswater wordt boven in de koeltoren verneveld op het koelpakket om het koeloppervlak te vergroten. De torenventilator blaast lucht door het koelpakket en het vernevelde water om de verdamping te bevorderen. Door de verdamping wordt warmte aan het water onttrokken en daalt de temperatuur. Het gekoelde water wordt opgevangen in het koeltorenreservoir. Vanuit het reservoir wordt het water teruggepompt naar de condensor van de koeleenheden, waarna een nieuwe cyclus begint.
3.1.17 De VLT-oplossing
Met een frequentieregelaar kunnen de ventilatoren van de koeltorens op het gewenste toerental worden geregeld, zodat de temperatuur van het condenswater constant blijft. De frequentieregelaars kunnen ook worden gebruikt om de ventilator waar nodig in en uit te schakelen. Diverse functies van de toepassingsgerichte HVAC-frequentieregelaar van Danfoss kunnen bijdragen tot een verbeterde werking van uw koeltorenventilatortoepassingen. Als het toerental van de koeltorenventilatoren tot onder een bepaalde waarde daalt, vermindert het eect van de ventilator op het koelen van het water. Bij gebruik van een tandwielkast met spatsmering voor het regelen van de torenventilator is een minimumtoerental van 40-50% nodig. De door de klant programmeerbare minimumfrequentie-instelling kan deze minimumfrequentie handhaven, ook als de terugkoppeling of de snelheidsreferentie vraagt om een lager toerental. Een standaardfunctie van de frequentieregelaar is de mogelijkheid om een slaapmodus te programmeren en de ventilator stil te zetten totdat een hoger toerental vereist is. Daarnaast hebben sommige koeltorenventilatoren ongewenste frequenties die trillingen kunnen veroorzaken. U kunt deze frequenties gemakkelijk vermijden door de bypassfrequentiebereiken in de frequentieregelaar te programmeren.
Afbeelding 3.13 Koeltorenventilator
22 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Frequency converter
Water Inlet
Water Outlet
BASIN
Flow or pressure sensor
Condenser Water pump
Throttling valve
Supply
CHILLER
130BB452.10
Productoverzicht Design Guide
3.1.18 Condensaatpompen
Condensaatpompen worden hoofdzakelijk gebruikt om water te laten circuleren in de condensor van watergekoelde koeleenheden en de bijbehorende koeltorens. Het condenswater neemt de warmte uit de condensor van de koeleenheden op en geeft het af aan de lucht in de koeltoren. Deze systemen bieden de eciëntste methode voor het koelen van water. Ze zijn maar liefst 20% zuiniger dan luchtgekoelde koeleenheden.
3.1.19 De VLT-oplossing
Frequentieregelaars worden toegepast bij condensaatpompen, waardoor die niet hoeven te worden geregeld via een smoorklep of door het afdraaien van de pompwaaier.
Door in plaats van een smoorklep een frequentieregelaar te gebruiken, wordt de energie bespaard die anders door de klep zou zijn opgenomen. Dat kan een besparing van 15-20% of meer opleveren. Het afdraaien van de pompwaaier is onomkeerbaar, dus wanneer de omstandigheden wijzigen en een hogere ow vereist is, moet de waaier worden vervangen.
3 3
Afbeelding 3.14 Condensaatpompen
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 23
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.1.20 Primaire pompen
Primaire pompen in een systeem met primaire/secundaire pompen kunnen worden gebruikt om een constante ow te handhaven in apparaten die bedienings- of regelproblemen vertonen bij een variabele ow. De techniek met primaire/ secundaire pompen koppelt de primaire productiekringloop los van de secundaire distributiekringloop. Hierdoor kunnen
33
apparaten zoals koeleenheden een constante ontwerpow aannemen en goed functioneren, terwijl de ow in de rest van het systeem kan variëren.
Wanneer de Wanneer dat gebeurt, probeert de koeleenheid zijn koelcapaciteit te verminderen. Als de ow ver genoeg of te snel daalt, kan de koeleenheid zijn belasting niet voldoende afvoeren en wordt die door de beveiliging van de koeleenheid uitgeschakeld, waarna een handmatige reset nodig is. Deze situatie komt regelmatig voor in grote installaties, met name wanneer 2 of meer koeleenheden parallel zijn geïnstalleerd en er geen primaire/secundaire pompen worden toegepast.
ow door de verdamper in een koeleenheid afneemt, begint het gekoelde water overgekoeld te raken.
3.1.21 De VLT-oplossing
Het energieverbruik van de primaire kringloop kan aanzienlijk zijn, afhankelijk van de omvang van het systeem en van de primaire kringloop. Een frequentieregelaar kan aan het primaire systeem worden toegevoegd in plaats van een smoorklep en/of het afdraaien van de pompwaaiers, waardoor de bedrijfskosten lager worden. De volgende 2 besturingsmethoden worden het vaakst toegepast:
Flowmeter
Omdat de gewenste ow bekend en constant is, kan de pomp rechtstreeks worden geregeld via een owmeter op de uitlaat van elke koeleenheid. Met behulp van de ingebouwde PI-regelaar handhaaft de frequentieregelaar altijd de juiste ow en compenseert hij zelfs de veranderende weerstand in de primaire kringloopleiding bij het gefaseerd in- en uitschakelen van koeleenheden en bijbehorende pompen.
Lokale bepaling toerental
De bediener verlaagt de uitgangsfrequentie totdat de ontwerpow bereikt is. Het gebruik van een frequentieregelaar om het pomptoerental te verlagen, lijkt op het afdraaien van de pompwaaier; het vergt echter geen enkele inspanning en het pomprendement blijft hoger. De inbedrijfsteller verlaagt het toerental van de pomp totdat de juiste ow bereikt is en zet dit toerental vast. De pomp werkt bij elke inschakeling van de koeleenheid met dit toerental. Omdat de primaire kringloop geen regelkleppen of andere mechanismen bevat waardoor de systeemcurve kan veranderen en de variatie als gevolg van het gefaseerd in- en uitschakelen van pompen en koeleenheden doorgaans gering is, blijft dit vaste toerental geschikt. Als het later tijdens de levensduur van het systeem nodig is om de ow te verhogen, dan hoeft de frequentieregelaar enkel het pomptoerental te verhogen en hoeft er geen nieuwe pompwaaier te worden geïnstalleerd.
24 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Frequency converter
Frequency converter
CHILLER
CHILLER
Flowmeter
Flowmeter
F F
130BB456.10
Productoverzicht Design Guide
3 3
Afbeelding 3.15 Primaire pompen
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 25
Frequency converter
Frequency converter
CHILLER
CHILLER
3
3
P
130BB454.10
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.1.22 Secundaire pompen
Secundaire pompen in een watergekoeld systeem met primaire/secundaire pompen verdelen het gekoelde water over de belastingen van de primaire productiekringloop. Het systeem met primaire/secundaire pompen wordt gebruikt om de kringloopleidingen hydronisch van elkaar los te koppelen. In dat geval wordt de primaire pomp gebruikt om een constante ow in de koeleenheden te handhaven, terwijl de secundaire pompen de ow kunnen variëren, meer kunnen regelen en
33
energie kunnen besparen. Als het concept met primaire/secundaire pompen niet wordt gebruikt bij het ontwerp van een variabel-volumesysteem, kan de koeleenheid zijn belasting niet goed afvoeren wanneer de ow ver genoeg is afgenomen of te snel afneemt. De beveiliging voor een te lage verdampingstemperatuur van de koeleenheid schakelt de koeleenheid in dat geval uit, waarna een handmatige reset nodig is. Deze situatie komt regelmatig voor in grote installaties, met name wanneer 2 of meer koeleenheden parallel zijn geïnstalleerd.
3.1.23 De VLT-oplossing
Hoewel het systeem met primaire/secundaire pompen en 2-wegkleppen minder energie verbruikt en regelproblemen verlicht, worden de werkelijke energiebesparingen en het regelpotentieel gerealiseerd door het toevoegen van frequentiere­gelaars. Wanneer de sensoren op de juiste plaats zijn geïnstalleerd, kunnen de pompen dankzij de frequentieregelaars hun toerental variëren en de systeemcurve volgen in plaats van de pompcurve. Hierdoor wordt geen energie meer verspild en verdwijnt de meeste overdruk, waar 2-wegkleppen gevoelig voor zijn. Wanneer de bewaakte belastingen de gewenste waarde hebben bereikt, worden de 2-wegkleppen gesloten. Hierdoor neemt het drukverschil tussen de belasting en de 2-wegklep toe. Wanneer dit drukverschil begint toe te nemen, wordt de pomp afgeremd om de gewenste opvoerhoogte (ook wel de setpointwaarde genoemd) te handhaven. Deze setpointwaarde wordt berekend door de drukval van de belasting en de 2-wegklep onder ontwerpomstandigheden bij elkaar op te tellen.
LET OP
Bij gebruik van meerdere parallel werkende pompen moeten die allemaal hetzelfde toerental hebben om te zorgen voor een hogere energiebesparing, met een afzonderlijke frequentieregelaar voor elke pomp of met 1 frequentieregelaar die meerdere pompen parallel aandrijft.
Afbeelding 3.16 Secundaire pompen
26 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
130BB892.10
100%
0%
-100%
100%
Local reference scaled to Hz
Auto mode
Hand mode
LCP Hand on, off and auto on keys
Local
Remote
Reference
Ramp
P 4-10 Motor speed direction
To motor control
Reference handling Remote reference
P 4-14 Motor speed high limit [Hz]
P 4-12 Motor speed low limit [Hz]
P 3-4* Ramp 1 P 3-5* Ramp 2
Productoverzicht Design Guide
3.2 Regelingsstructuren
Selecteer [0] Open loop (Geen terugk.) of [1] Closed loop (Met terugk.) in parameter 1-00 Conguratiemodus.
3.2.1 Regelstructuur zonder terugkoppeling
Afbeelding 3.17 Regeling zonder terugkoppeling
3 3
Bij de getoonde conguratie in Afbeelding 3.17 is parameter 1-00 Conguratiemodus ingesteld op [0] Open loop (Geen terugk.). De totale referentie van het referentie-
beheersysteem of de lokale referentie loopt via de aan-/ uitloopbegrenzing en snelheidsbegrenzing voordat die naar de motorregeling wordt gestuurd. De uitgang vanaf de motorregeling wordt vervolgens begrensd door de maximumfrequentie.
3.2.2 PM/EC+-motorbesturing
Het EC+-concept van Danfoss biedt de mogelijkheid om hoogeciënte PM-motoren (permanentmagneetmotoren) in standaard behuizingsgroottes volgens IEC te besturen met frequentieregelaars van Danfoss. De inbedrijfstellingsprocedure is vergelijkbaar met de bestaande procedure voor asynchrone (inductie-) motoren met gebruikmaking van het Danfoss PM-besturingsprincipe VVC+.
Voordelen voor de klant:
Onafhankelijk van de motortechnologie
(permanentmagneetmotor of inductiemotor)
Installatie en bediening zoals bij inductiemotoren
Merkonafhankelijke keuze ten aanzien van
systeemcomponenten (zoals motoren)
Het beste systeemrendement door het selecteren
van de beste componenten
Geschikt voor het aanpassen van bestaande
installaties
Vermogensbereik: 45 kW (60 pk) (200 V), 0,37-90
kW (0,5-121 pk) (400 V), 90 kW (121 pk) (600 V) voor inductiemotoren en 0,37-22 kW (0,5-30 pk) (400 V) voor PM-motoren.
Huidige beperkingen voor PM-motoren:
Op dit moment enkel ondersteuning tot 22 kW
(30 pk).
LC-lters worden niet ondersteund in combinatie
met PM-motoren.
Het algoritme voor kinetische backup wordt niet
ondersteund voor PM-motoren.
Biedt alleen ondersteuning voor een volledige
AMA, waarbij de statorweerstand Rs in het systeem wordt bepaald.
Geen blokkeringsdetectie (ondersteund vanaf
softwareversie 2.80).
3.2.3 Lokale (Hand On) en externe (Auto On) besturing
De frequentieregelaar kan handmatig worden bestuurd via het lokale bedieningspaneel (LCP) of extern worden bestuurd via analoge/digitale ingangen of een seriële bus. Als dit wordt toegestaan in parameter 0-40 [Hand on]-toets
op LCP, parameter 0-44 [O/Reset]-toets LCP en parameter 0-42 [Auto on]-toets op LCP, is het mogelijk om
de frequentieregelaar te starten en te stoppen door te drukken op [Hand On] en [O/Reset] op het LCP. Alarmen kunnen worden gereset via de [O/Reset]-toets.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 27
Hand On
Off Reset
Auto On
130BB893.10
7-30 PI
Normal/Inverse
Control
PI
Reference
Feedback
Scale to speed
P 4-10
Motor speed
direction
To motor control
130BB894.11
S
100%
0%
-100%
100%
*[-1]
_
+
130BB895.10
+
-
PI
P
P
P
Ref. signal
Desired ow
FB conversion
Ref.
FB
Flow
FB signal
Flow
P 20-01
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
vergelijkt de terugkoppeling met een referentiewaarde van een setpoint en bepaalt of en in hoeverre deze 2 signalen van elkaar verschillen. Vervolgens wordt het motortoe­rental aangepast om dit verschil op te heen.
Afbeelding 3.18 LCP-toetsen
33
Denk bijvoorbeeld aan een pomptoepassing waarbij het toerental van de pomp moet worden geregeld om te zorgen voor een constante statische druk in een leiding.
De lokale referentie forceert de conguratiemodus naar een regeling zonder terugkoppeling, ongeacht de instelling van parameter 1-00 Conguratiemodus.
De statische-drukwaarde wordt aan de frequentieregelaar doorgegeven als de setpointreferentie. Een statische­druksensor meet de actuele statische druk in de leiding en levert deze data in de vorm van een terugkoppelings-
Bij het uitschakelen wordt de lokale referentie hersteld.
signaal terug aan de frequentieregelaar. Als het terugkoppelingssignaal hoger is dan de setpointreferentie,
3.2.4 Regelstructuur met terugkoppeling
vertraagt de frequentieregelaar de pomp om de druk te verlagen. Omgekeerd geldt dat wanneer de leidingdruk
De interne regelaar stelt de frequentieregelaar in staat om deel uit te maken van het te besturen systeem. De frequentieregelaar ontvangt een terugkoppelingssignaal
lager is dan de setpointreferentie, de frequentieregelaar de pomp automatisch versnelt om de door de pomp geleverde druk te verhogen.
van een sensor in het systeem. De frequentieregelaar
Afbeelding 3.19 Regelstructuur met terugkoppeling
Hoewel de standaardwaarden voor de terugkoppelingsre­gelaar van de frequentieregelaar in veel gevallen aanvaardbare prestaties opleveren, kunt u de regeling van het systeem vaak optimaliseren door een aantal parameters aan te passen.
3.2.5 Terugkoppelingsconversie
In sommige toepassingen kan het nuttig zijn om het terugkoppelingssignaal te converteren. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van een druksignaal om een terugkoppeling van de ow te leveren. Aangezien de vierkantswortel van druk evenredig is aan ow, levert de vierkantswortel van het druksignaal een waarde op die evenredig is aan de ow. Zie Afbeelding 3.20.
28 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Afbeelding 3.20 Conversie van terugkoppelingssignalen
Speed open loop
mode
Input command:
freeze reference
Process control
Scale to Hz
Scale to process unit
Remote reference/ setpoint
±200% Feedback handling
Remote reference in %
maxRefPCT
minRefPct
min-max ref
Freeze reference & increase/ decrease reference
±100%
Input commands:
Speed up/speed down
±200%
Relative reference = X+X*Y/100
±200%
External reference in %
±200%
Parameter choise: Reference resource 1,2,3
±100%
Preset reference
Input command: preset ref bit0, bit1, bit2
+
+
Relative scalling reference
Intern resource
Preset relative reference ±100%
Preset reference 0 ±100% Preset reference 1 ±100% Preset reference 2 ±100%
Preset reference 3 ±100% Preset reference 4 ±100% Preset reference 5 ±100%
Preset reference 6 ±100% Preset reference 7 ±100%
External resource 1
No function
Analog reference ±200 %
Local bus reference ±200 % Pulse input reference ±200 %
Pulse input reference ±200 %
Pulse input reference ±200 %
External resource 2
No function Analog reference ±200 %
Local bus reference ±200 %
External resource 3 No function
Analog reference ±200 %
Local bus reference ±200 %
Y
X
130BE842.10
Productoverzicht Design Guide
3.2.6 Gebruik van referenties
Informatie over een regeling met of zonder terugkoppeling.
3 3
Afbeelding 3.21 Blokschema voor externe referentie
De externe referentie bestaat uit:
In de frequentieregelaar kunnen maximaal 8 vooraf ingestelde (digitale) referenties worden geprogrammeerd. De actieve, vooraf ingestelde referentie kan worden geselecteerd via digitale ingangen of de seriële-communi­catiebus. De referentie kan ook extern worden gegeven, meestal via een analoge ingang. Deze externe bron wordt geselecteerd door middel van 1 van de 3 referentiebronpa­rameters (parameter 3-15 Referentiebron 1,
parameter 3-16 Referentiebron 2 en parameter 3-17 Referen­tiebron 3). Alle referentiebronnen en de busreferentie
worden bij elkaar opgeteld om de totale externe referentie te bepalen. De externe referentie, de vooraf ingestelde referentie of de som van die 2 kan worden geselecteerd als de actieve referentie. Tot slot kan deze referentie worden
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 29
digitale referenties
externe referenties (analoge ingangen en referenties uit een seriële-communicatiebus)
de ingestelde relatieve referentie
setpoint op basis van terugkoppeling.
geschaald door middel van parameter 3-14 Ingestelde
relatieve ref.
De geschaalde referentie wordt als volgt berekend:
Referentie = X + X × 
waarbij X de externe referentie, de vooraf ingestelde
Y
100
referentie of de som van deze twee is, en Y parameter 3-14 Ingestelde relatieve ref. in [%] is.
Als Y, parameter 3-14 Ingestelde relatieve ref., is ingesteld op 0% wordt de referentie niet beïnvloed door de schaling.
110%
100%
90 %
80
%
70 %
60 %
50 %
40 %
30 %
20 %
10 % 0
I
out
[%]
0
2
5
10
16
40
o
C
50
o
C
45
o
C
fsw[kHz]
130BC217.10
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
104 oF
113 oF
122
o
F
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC219.10
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.2.7 De terugkoppelingsregelaar van de frequentieregelaar optimaliseren
Test de prestaties van de terugkoppelingsregelaar van de frequentieregelaar nadat de regelaar is ingesteld. Vaak
33
zullen de prestaties op basis van de standaardwaarden voor parameter 20-93 PI prop. versterking en parameter 20-94 PI integratietijd acceptabel zijn. In sommige gevallen kan het echter nuttig zijn om deze parameter­waarden te optimaliseren om te komen tot een snellere systeemreactie waarbij doorschieten van het toerental onder controle blijft.
3.2.8 Handmatige aanpassing PI
1. Start de motor.
2. Stel parameter 20-93 PI prop. versterking in op 0,3 en verhoog deze waarde totdat het terugkoppe­lingssignaal begint te oscilleren. Start en stop de frequentieregelaar zo nodig om de stapgrootte voor de setpointreferentie te wijzigen om oscillatie te veroorzaken.
3. Verlaag de PI proportionele versterking totdat het terugkoppelingssignaal zich stabiliseert.
4. Verlaag de proportionele versterking met 40-60%.
5. Stel parameter 20-94 PI integratietijd in op 20 s en verlaag de waarde totdat het terugkoppelings­signaal begint te oscilleren. Start en stop de frequentieregelaar zo nodig om de stapgrootte voor de setpointreferentie te wijzigen om oscillatie te veroorzaken.
6. Verhoog de PI integratietijd totdat het terugkop­pelingssignaal zich stabiliseert.
7. Verhoog de integratietijd met 15-50%.
Omgevingscondities tijdens bedrijf
3.3
Afbeelding 3.22 0,25-0,75 kW (0,34-1,0 pk), 200 V, behuizings­grootte H1, IP 20
Afbeelding 3.23 0,37-1,5 kW (0,5-2,0 pk), 400 V, behuizings­grootte H1, IP 20
De frequentieregelaar is ontworpen volgens de norm EN­IEC 60068-2-3, EN 50178 § 9.4.2.2 bij 50 °C (122 °F).
De gemiddelde temperatuur over 24 uur moet minstens 5 °C (9 °F) lager zijn dan de maximale omgevingstempe­ratuur. Als de frequentieregelaar in bedrijf is bij hoge omgevingstemperaturen, moet u de continue uitgangs­stroom verlagen.
Afbeelding 3.24 2,2 kW (3,0 pk), 200 V, behuizingsgrootte H2, IP 20
30 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
5
130BC220.11
40
45
50
o
C
o
C
o
C
104 oF
113 oF
122
o
F
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC221.10
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110 %
I
out
[%]
16
5
40
45
50
o
C
o
C
o
C
104 oF
113 oF
122 oF
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC223.10
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC224.10
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
Productoverzicht Design Guide
3 3
Afbeelding 3.25 2,2-4,0 kW (3,0-5,4 pk), 400 V, behuizings­grootte H2, IP 20
Afbeelding 3.26 3,7 kW (5,0 pk), 200 V, behuizingsgrootte H3, IP 20
Afbeelding 3.28 5,5-7,5 kW (7,4-10 pk), 200 V, behuizings­grootte H4, IP 20
Afbeelding 3.29 11-15 kW (15-20 pk), 400 V, behuizingsgrootte H4, IP 20
Afbeelding 3.27 5,5-7,5 kW (7,4-10 pk), 400 V, behuizings­grootte H3, IP 20
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 31
Afbeelding 3.30 11 kW (15 pk), 200 V, behuizingsgrootte H5, IP 20
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC226.10
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40
o
C
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
f
sw
[
kHz
]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
130BC229.10
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
fsw [kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
33
Afbeelding 3.31 18,5-22 kW (25-30 pk), 400 V, behuizings­grootte H5, IP 20
Afbeelding 3.32 15-18,5 kW (20-25 pk), 200 V, behuizings­grootte H6, IP 20
Afbeelding 3.34 45 kW (60 pk), 400 V, behuizingsgrootte H6, IP 20
Afbeelding 3.35 22-30 kW (30-40 pk), 600 V, behuizingsgrootte H6, IP 20
Afbeelding 3.33 30-37 kW (40-50 pk), 400 V, behuizingsgrootte H6, IP 20
32 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Afbeelding 3.36 22-30 kW (30-40 pk), 200 V, behuizingsgrootte H7, IP 20
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40
o
C
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20 %
2 4 6 8 10 12
40 %
60 %
80 %
40oC
45
o
C
50
o
C
100 %
110 %
130BC235.10
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40
o
C
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
130BC236.10
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
130BC237.10
Productoverzicht Design Guide
3 3
Afbeelding 3.37 55-75 kW (74-100 pk), 400 V, behuizings­grootte H7, IP 20
Afbeelding 3.38 45-55 kW (60-74 pk), 600 V, behuizingsgrootte H7, IP 20
Afbeelding 3.40 90 kW (120 pk), 400 V, behuizingsgrootte H8, IP 20
Afbeelding 3.41 75-90 kW (100-120 pk), 600 V, behuizings­grootte H8, IP 20
Afbeelding 3.39 37-45 kW (50-60 pk), 200 V, behuizingsgrootte H8, IP 20
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 33
Afbeelding 3.42 2,2-3 kW (3,0-4,0 pk), 600 V, behuizings­grootte H9, IP 20
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
I
out
[%]
f
sw
[kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC255.10
fsw[kHz]
20 10
0
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
110%
I
out
[%]
16
40
45
50
5
o
C
o
C
o
C
130BC256.10
130BD012.10
o
70%
80%
90%
0
I [%]
out
60%
100%
110%
2 84106
50 C
50%
40%
30%
20%
10%
0
o
40 C
12 14 16
fsw[kHz]
Iout [%]
f
sw [kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
130BC240.10
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
33
Afbeelding 3.43 5,5-7,5 kW (7,4-10 pk), 600 V, behuizings­grootte H9, IP 20
Afbeelding 3.44 11-15 kW (15-20 pk), 600 V, behuizingsgrootte H10, IP 20
Afbeelding 3.46 5,5-7,5 kW (7,4-10 pk), 400 V, behuizings­grootte I3, IP 54
Afbeelding 3.47 11-18,5 kW (15-25 pk), 400 V, behuizings­grootte I4, IP 54
Afbeelding 3.45 0,75-4,0 kW (1,0-5,4 pk), 400 V, behuizings­grootte I2, IP 54
34 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Afbeelding 3.48 22-30 kW (30-40 pk), 400 V, behuizingsgrootte I6, IP 54
Iout [%]
f
sw [kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40
o
C
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
130BC241.10
Iout [%]
f
sw [kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
Iout [%]
f
sw [kHz]
20
%
2 4 6 8 10 12
40
%
60
%
80
%
40oC
45
o
C
50
o
C
100
%
110
%
130BC243.10
Productoverzicht Design Guide
Afbeelding 3.49 37 kW (50 pk), 400 V, behuizingsgrootte I6, IP 54
Als de motor of de door de motor aangedreven apparatuur, zoals een ventilator, bij bepaalde frequenties ruis of trillingen veroorzaakt, kunt u de volgende parameters of parametergroepen congureren om de ruis of trillingen te beperken of te elimineren:
Parametergroep 4-6* Snelh.-bypass.
Stel parameter 14-03 Overmodulatie in op [0] Uit.
Schakelpatroon en schakelfrequentie in parame-
tergroep 14-0* Inverterschakeling.
Parameter 1-64 Resonantiedemping.
De akoestische ruis van de frequentieregelaar is afkomstig uit 3 bronnen:
DC-tussenkringspoelen
Ingebouwde ventilator
RFI-lter (smoorspoel)
3 3
Afbeelding 3.50 45-55 kW (60-74 pk), 400 V, behuizingsgrootte I7, IP 54
Behuizingsgrootte
Niveau [dBA]
1)
H1 43,6 H2 50,2 H3 53,8 H4 64 H5 63,7 H6 71,5 H7 67,5 (75 kW (100 pk) 71,5 dB) H8 73,5 H9 60
H10 62,9
I2 50,2 I3 54 I4 67,4 I6 70 I7 62 I8 65,6
Tabel 3.3 Karakteristieke waarden gemeten op een afstand van 1 m (3,28 ft) vanaf de eenheid
1) De waarden worden gemeten bij een achtergrondgeluid van 35 dBA en met een ventilator die op volle toeren draait.
De frequentieregelaar is getest volgens een procedure die is gebaseerd op de normen die staan vermeld in Tabel 3.4.
De frequentieregelaar voldoet aan de vereisten die gelden
Afbeelding 3.51 75-90 kW (100-120 pk), 400 V, behuizings­grootte I8, IP 54
als de eenheid aan de wand of op de vloer van een productiehal is gemonteerd of in panelen die met bouten aan de wand of de vloer zijn bevestigd.
EN-IEC 60068-2-6 Trilling (sinusvormig) – 1970 EN-IEC 60068-2-64 Trilling, breedband willekeurig
Tabel 3.4 Normen
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 35
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Een frequentieregelaar bevat veel mechanische en elektro­nische componenten. Deze zijn tot op zekere hoogte gevoelig voor omgevingsfactoren.
Grote hoeveelheden stof worden vaak aangetroen op installatiekasten en aanwezige elektrische installaties. Een aanwijzing voor agressieve, in de lucht aanwezige gassen is de zwarte verkleuring van koperen rails en kabeluiteinden van bestaande installaties.
VOORZICHTIG
33
INSTALLATIEOMGEVING
Installeer de frequentieregelaar niet in omgevingen waar vloeistoen, deeltjes of gassen in de lucht aanwezig zijn die de elektrische componenten kunnen beïnvloeden of beschadigen. Als men geen beschermende maatregelen treft, neemt de kans op uitval toe, waarbij schade aan apparatuur en letsel bij personeel kan ontstaan.
Vloeistoen kunnen via de lucht worden overgedragen en in de frequentieregelaar condenseren, wat kan leiden tot corrosie van de componenten en metalen onderdelen. Stoom, olie en zout water kunnen corrosie van componenten en metalen delen veroorzaken. Gebruik in dergelijke omgevingen apparatuur met een IP 54­behuizing. Voor extra bescherming in een dergelijke omgeving kunnen gecoate printplaten als optie worden besteld (standaard voor bepaalde vermogensklassen).
In de lucht aanwezige deeltjes, zoals stof, kunnen leiden tot mechanische, elektrische of thermische storingen in de frequentieregelaar. Een goede aanwijzing voor een te hoge concentratie stof in de lucht zijn stofdeeltjes in de buurt van de ventilator van de frequentieregelaar. Gebruik in stoge omgevingen apparatuur met een IP 54-behuizing of een kast voor IP 20/Type 1-apparatuur.
In omgevingen met een hoge temperatuur en luchtvoch­tigheidsgraad leiden corrosieve gassen als zwavel, stikstof en chloorverbindingen tot chemische processen op componenten van de frequentieregelaar.
Dergelijke chemische reacties hebben al snel een negatief eect op de elektronische onderdelen en kunnen die beschadigen. Als de apparatuur in een dergelijke omgeving moet worden gebruikt, wordt aanbevolen deze in een kast met toevoer van verse lucht te monteren om te voorkomen dat agressieve gassen in de buurt van de frequentieregelaar kunnen komen. Voor extra bescherming in een dergelijke omgeving kunnen gecoate printplaten worden besteld als optie.
3.4 Algemene EMC-aspecten
3.4.1 Overzicht van EMC-emissies
Frequentieregelaars (en andere elektrische apparaten) genereren elektronische of magnetische velden die storingen kunnen veroorzaken in de omgeving. De elektro­magnetische compatibiliteit (EMC) van deze eecten hangt af van het vermogen en de harmonische kenmerken van de apparatuur.
Onbeheerste interactie tussen elektrische apparaten in een systeem kan de compatibiliteit aantasten en een betrouwbare werking verstoren. Interferentie kan optreden in de vorm van harmonische vervorming op het net, elektrostatische ontladingen, snelle spanningsschomme­lingen of hoogfrequente interferentie. Elektrische apparaten genereren niet alleen interferentie, maar worden ook beïnvloed door interferentie van andere gegenereerde bronnen.
Elektrische verstoringen ontstaan meestal bij frequenties in het bereik van 150 kHz tot 30 MHz. Via de lucht verspreide interferentie vanuit het frequentieregelaarsysteem in het bereik van 30 MHz tot 1 GHz wordt gegenereerd door de omvormer, de motorkabel en de motor. Capacitieve stromen in de motorkabel in combinatie met een hoge dU/dt van de motorspanning genereren lekstromen, zoals te zien is in Afbeelding 3.52. Het gebruik van een afgeschermde motorkabel verhoogt de lekstroom (zie Afbeelding 3.52), omdat afgeschermde kabels een hogere capaciteit naar aarde hebben dan niet­afgeschermde kabels. Als de lekstroom niet wordt gelterd, zal die meer interferentie in het net veroorzaken in het frequentiebereik lager dan ongeveer 5 MHz. Omdat de lekstroom (I1) via de afscherming (I3) naar de eenheid wordt teruggevoerd, wekt de afgeschermde motorkabel slechts een klein elektromagnetisch veld (I4) op, zoals te zien is in Afbeelding 3.52.
Voordat de frequentieregelaar wordt geïnstalleerd, moet de omgevingslucht worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vloeistoen, deeltjes en gassen door bestaande installaties in de omgeving te bestuderen. Typische aanwijzingen voor schadelijke vloeistofnevel zijn bijvoorbeeld water of olie op metalen delen of corrosie van metalen delen.
36 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
1
2
z
z
z
L1
L2
L3
PE
U
V
W
C
S
I
2
I
1
I
3
I
4
C
S
C
S
C
S
C
S
I
4
C
S
z
PE
3
4
5
6
175ZA062.12
Productoverzicht Design Guide
De afscherming vermindert de interferentie door straling, maar verhoogt de laagfrequente interferentie op het net. Sluit de afscherming van de motorkabel aan op zowel de behuizing van de frequentieregelaar als de motorbe­huizing. De beste manier om dat te doen, is door geïntegreerde afschermingsklemmen te gebruiken om gedraaide afschermingsuiteinden (pigtails) te vermijden. Pigtails verhogen de impedantie van de afscherming bij hogere frequenties, waardoor het eect van de afscherming afneemt en de lekstroom (I4) toeneemt. Als voor relais, stuurkabel, signaalinterface en rem een afgeschermde kabel wordt gebruikt, moet u de afscherming aan beide uiteinden aan de behuizing monteren. In enkele situaties zal het echter noodzakelijk zijn de afscherming te onderbreken om stroomlussen te vermijden.
Als de afscherming op een montageplaat voor de frequen­tieregelaar moet worden geplaatst, moet die montageplaat van metaal zijn, om de afschermstromen naar de eenheid terug te leiden. Zorg ook voor een goed elektrisch contact van de montageplaat, via de montagebouten, naar het chassis van de frequentieregelaar.
3 3
Bij gebruik van niet-afgeschermde kabels wordt niet voldaan aan bepaalde emissievereisten, hoewel er wel aan de meeste immuniteitsvereisten wordt voldaan.
Om het interferentieniveau van het totale systeem (eenheid + installatie) zo veel mogelijk te beperken, moet de bekabeling van de motor en remweerstand zo kort mogelijk zijn. Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast motorkabels en remweerstandskabels worden geïnstalleerd. Radiostoring van meer dan 50 MHz (via de lucht) wordt met name gegenereerd door de besturings­elektronica.
1 Aarddraad 2 Afscherming 3 Netvoeding 4 Frequentieregelaar 5 Afgeschermde motorkabel 6 Motor
Afbeelding 3.52 Genereren van lekstromen
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 37
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.4.2 Emissie-eisen
De EMC-productnorm voor frequentieregelaars denieert 4 categorieën (C1, C2, C3 en C4) met specieke eisen voor emissie en immuniteit. Tabel 3.5 geeft de denitie van de 4 categorieën en de corresponderende classicatie van EN 55011.
33
Categorie EN-IEC
61800-3
C1
C2
C3
C4
Tabel 3.5 Correlatie tussen IEC 61800-3 en EN 55011
Frequentieregelaars geïnstalleerd in de 1e omgeving (woonhuizen en kantoren) met een voedingsspanning van minder dan 1000 V. Frequentieregelaars geïnstalleerd in de 1e omgeving (woonhuizen en kantoren) met een voedingsspanning van minder dan 1000 V die niet ingeplugd of verplaatst kunnen worden en die bedoeld zijn om geïnstalleerd en in bedrijf gesteld te worden door een vakman. Frequentieregelaars geïnstalleerd in de 2e omgeving (industrieel) met een voedingsspanning van minder dan 1000 V. Frequentieregelaars geïnstalleerd in de 2e omgeving (industrieel) met een voedingsspanning van 1000 V of hoger of een nominale stroom van 400 A of hoger of bedoeld voor gebruik in complexe systemen.
Denitie
Corresponderende emissieklasse
in EN 55011
Klasse B
Klasse A groep 1
Klasse A groep 2
Geen emissielimiet. Stel een EMC-plan op.
Bij toepassing van de algemene emissienormen (m.b.t. geleide emissies) moeten de frequentieregelaars voldoen aan de limieten in Tabel 3.6.
Omgeving
Eerste omgeving (woonhuizen en kantoren) Tweede omgeving (industriële omgeving)
Algemene
emissienorm
EN-IEC 61000-6-3 Emissienormen voor huishoudelijke, handels- en licht-industriële omgevingen.
EN-IEC 61000-6-4 Emissienorm voor industriële omgevingen. Klasse A groep 1
Corresponderende emissieklasse in
EN 55011
Klasse B
Tabel 3.6 Correlatie tussen algemene emissienormen en EN 55011
3.4.3 Resultaten EMC-emissietest
De volgende testresultaten zijn verkregen bij gebruik van een systeem met een frequentieregelaar, een afgeschermde stuurkabel, een besturingskast met potentiometer en een afgeschermde motorkabel.
RFI-
ltertype
Industriële omgeving
EN 55011
EN-IEC
61800-3
Emissie via geleiding. Maximale lengte van afgeschermde kabel [m (ft)] Emissie via straling
Klasse A groep 2
Industriële omgeving
Categorie C3
Tweede omgeving
Industrieel
Zonder
extern lter
Met extern
lter
Klasse A groep 1
Industriële omgeving
Categorie C2
Eerste omgeving
Woonhuizen en kantoren
Zonder
extern lter
Met extern
lter
Klasse B
Woonhuizen, kantoren en
lichte industrie
Categorie C1
Eerste omgeving
Woonhuizen en kantoren
Zonder
extern lter
Met extern
lter
Klasse A groep 1
Industriële omgeving
Categorie C2
Eerste omgeving
Woonhuizen en
kantoren
Zonder
extern
lter
Met
extern
lter
Woonhuizen, kantoren
Klasse B
en lichte industrie
Categorie C1
Eerste omgeving
Woonhuizen en
kantoren
Zonder
extern
lter
Met
extern
lter
38 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Productoverzicht Design Guide
RFI-ltertype Emissie via geleiding. Maximale lengte van afgeschermde kabel [m (ft)] Emissie via straling
Industriële omgeving
H4 RFI-lter (EN 55011 A1, EN-IEC 61800-3 C2)
0,25-11 kW (0,34-15 pk) 3 x 200-240 V IP 20 0,37-22 kW (0,5-30 pk) 3 x 380-480 V IP 20
H2 RFI-lter (EN 55011 A2, EN-IEC 61800-3 C3)
15-45 kW (20-60 pk) 3 x 200-240 V IP 20 30-90 kW (40-120 pk) 3 x 380-480 V IP 20 0,75-18,5 kW (1-25 pk) 3 x 380-480 V IP 54 22-90 kW (30-120 pk) 3 x 380-480 V IP 54
H3 RFI-lter (EN 55011 A1/B, EN-IEC 61800-3 C2/C1)
15-45 kW (20-60 pk) 3 x 200-240 V IP 20 30-90 kW (40-120 pk) 3 x 380-480 V IP 20 0,75-18,5 kW (1-25 pk) 3 x 380-480 V IP 54 22-90 kW (30-120 pk) 3 x 380-480 V IP 54
25 (82) 50 (164) 20 (66) Ja Ja Nee
25 (82) 50 (164) 20 (66) Ja Ja Nee
25 (82) Nee Nee
25 (82) Nee Nee
25 (82) Ja
25 (82) Nee Nee
50 (164) 20 (66) Ja Nee
50 (164) 20 (66) Ja Nee
25 (82) 10 (33) Ja
25 (82) 10 (33) Ja Nee
3 3
Tabel 3.7 Resultaten EMC-emissietest
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 39
175HA034.10
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.4.4 Overzicht van emissie van
3.4.5 Emissie-eisen m.b.t. harmonischen
harmonischen
Apparatuur die is aangesloten op het openbare net.
Een frequentieregelaar neemt een niet-sinusvormige stroom af van het net, waardoor de ingangsstroom I
RMS
wordt verhoogd. Een niet-sinusvormige stroom wordt door
33
middel van een Fourier-analyse getransformeerd en opgesplitst in sinus-golfstromen met verschillende frequenties, d.w.z. verschillende harmonische stromen I
n
met 50 Hz als basisfrequentie:
I
Hz 50 250 350
Tabel 3.8 Harmonische stromen
1
I
5
I
7
Opties Denitie
EN-IEC 61000-3-2 klasse A voor gebalanceerde 3-
1
faseapparatuur (voor professionele apparatuur met een totaalvermogen van maximaal 1 kW (1,3 pk)). EN-IEC 61000-3-12 Apparatuur met een ingangs­stroom van 16-75 A per fase en professionele
2
apparatuur vanaf 1 kW (1,3 pk) met een ingangs­stroom tot 16 A per fase.
Tabel 3.9 Aangesloten apparatuur
3.4.6 Testresultaten harmonischen (emissie)
De harmonische stromen dragen niet rechtstreeks bij aan de vermogensopname, maar verhogen de warmteverliezen in de installatie (transformator, kabels). Houd de harmonische stromen bij installaties met een hoog percentage gelijkrichterbelasting daarom op een laag peil om overbelasting van de transformator en een hoge temperatuur in de kabels te vermijden.
Afbeelding 3.53 DC-tussenkringspoelen
LET OP
Sommige harmonische stromen kunnen storingen veroorzaken in communicatieapparatuur die op dezelfde transformator is aangesloten, of resonantie veroorzaken bij gebruik van condensatorbatterijen voor correctie van de arbeidsfactor.
Om te zorgen voor lage harmonische stromen is de frequentieregelaar standaard voorzien van DC-tussenkrings­poelen. Gewoonlijk reduceert dit de ingangsstroom I met 40%.
RMS
De vermogensklassen tot PK75 in T4 en P3K7 in T2 voldoen aan EN-IEC 61000-3-2, klasse A. Vermogensklassen vanaf P1K1 en tot P18K in T2 en tot P90K in T4 voldoen aan EN-IEC 61000-3-12, tabel 4.
Actueel 0,25-11 kW (0,34-15 pk), IP 20, 200 V (typisch) Limiet voor R 120
Actueel 0,25-11 kW (0,34-15 pk), 200 V (typisch) Limiet voor R 120
Tabel 3.10 Harmonische stroom 0,25-11 kW (0,34-15 pk), 200 V
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
32,6 16,6 8,0 6,0
sce
sce
40 25 15 10
I
7
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD
39 41,4
48 46
I
11
I
13
De spanningsvervorming op de netvoeding hangt af van de grootte van de harmonische stromen vermenigvuldigd met de interne netimpedantie voor de betreende frequentie. De totale spanningsvervorming THDv wordt op basis van de harmonischen van de individuele spannings­waarden berekend met behulp van de volgende formule:
THD
% = U
5
 + U
2
 + ... + U
7
2
N
2
(UN% van U)
40 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Productoverzicht Design Guide
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
Actueel 0,37-22 kW (0,5-30 pk), IP 20, 380-480 V
36,7 20,8 7,6 6,4
(typisch) Limiet voor R 120
sce
40 25 15 10
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD Actueel 0,37-22 kW (0,5-30 pk), 380-480 V
44,4 40,8
(typisch) Limiet voor R 120
sce
48 46
Tabel 3.11 Harmonische stroom 0,37-22 kW (0,5-30 pk), 380-480 V
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
Actueel 30-90 kW (40-120 pk), IP 20, 380-480 V
36,7 13,8 6,9 4,2
(typisch) Limiet voor R 120
sce
40 25 15 10
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD Actueel 30-90 kW (40-120 pk), 380-480 V
40,6 28,8
(typisch) Limiet voor R 120
sce
48 46
Tabel 3.12 Harmonische stroom 30-90 kW (40-120 pk), 380-480 V
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
Actueel 2,2-15 kW (3,0-20 pk), IP 20, 525-600 V
48 25 7 5
(typisch)
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD Actueel 2,2-15 kW (3,0-20 pk), 525-600 V
55 27
(typisch)
Tabel 3.13 Harmonische stroom 2,2-15 kW (3,0-20 pk), 525-600 V
I
13
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
I
13
Actueel 18,5-90 kW (25-120 pk), IP 20, 525-600 V
48,8 24,7 6,3 5
(typisch)
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD
3 3
Actueel 18,5-90 kW (25-120 pk), 525-600 V
55,7 25,3
(typisch)
Tabel 3.14 Harmonische stroom 18,5-90 kW (25-120 pk), 525-600 V
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
I
13
Actueel 22-90 kW (30-120 pk), IP 54, 400 V
I
13
(typisch) Limiet voor R 120
36,3 14 7 4,3
sce
40 25 15 10
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD Actueel 22-90 kW (30-120 pk), IP 54
40,1 27,1
400 V (typisch) Limiet voor R 120
sce
48 46
Tabel 3.15 Harmonische stroom 22-90 kW (30-120 pk), 400 V
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
I
7
I
11
I
13
Actueel 0,75-18,5 kW (1,0-25 pk), IP 54, 380-480 V
36,7 20,8 7,6 6,4
(typisch) Limiet voor R
I
13
120
sce
40 25 15 10
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD Actueel 0,75-18,5 kW (1,0-25 pk), IP 54, 380-480 V
44,4 40,8
(typisch) Limiet voor R 120
sce
48 46
Tabel 3.16 Harmonische stroom 0,75-18,5 kW (1,0-25 pk), 380-480 V
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 41
SMPS
130BB896.10
1
2
3
a
M
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Actueel 15-45 kW (20-60 pk), IP 20, 200 V (typisch)
33
Limiet voor R 120
Actueel 15-45 kW (20-60 pk), 200 V (typisch) Limiet voor R 120
Individuele harmonische stroom In/I1 (%)
I
5
26,7 9,7 7,7 5
sce
sce
40 25 15 10
I
7
Harmonische vervorming (%)
THDi PWHD
30,3 27,6
48 46
I
11
I
13
Galvanische scheiding (PELV)
3.5
PELV biedt bescherming door middel van een extra lage spanning. Bescherming tegen elektrische schokken is gegarandeerd wanneer de voeding van het PELV-type is en de installatie is uitgevoerd volgens de lokale/nationale voorschriften met betrekking tot PELV-voedingen.
Alle stuurklemmen en relaisklemmen 01-03/04-06 voldoen aan de PELV-eisen (Protective Extra Low Voltage) (geldt niet voor geaarde driehoekschakelingen (één zijde geaard) boven 440 V).
(Gegarandeerde) galvanische scheiding wordt verkregen door te voldoen aan de eisen voor hogere isolatie en door
Tabel 3.17 Harmonische stroom 15-45 kW (20-60 pk), 200 V
de relevante kruip-/spelingafstanden in acht te nemen. Deze eisen worden beschreven in de norm EN-IEC
Op voorwaarde dat het kortsluitvermogen van de voeding
61800-5-1.
Ssc groter is dan of gelijk is aan:
De componenten die de elektrische scheiding vormen,
S
= 3 × R
SC
op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare net (R
SCE
 × U
voeding
sce
 × I
 =  3 × 120 × 400 × I
equ
).
equ
zoals aangegeven, voldoen ook aan de eisen voor hogere isolatie en de relevante test zoals beschreven in EN-IEC 61800-5-1. De galvanische PELV-scheiding kan worden getoond in
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de
Afbeelding 3.55.
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen dat de apparatuur uitsluitend wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter is dan of gelijk is aan bovenstaande waarde. Vraag de netbeheerder zo nodig om advies.
Om aan de PELV-eisen te voldoen, moet elke afzonderlijke aansluiting op de stuurklemmen aan PELV voldoen. Thermistoren moeten bijvoorbeeld versterkt/dubbel
geïsoleerd zijn. Andere vermogensklassen kunnen in overleg met de netbeheerder worden aangesloten op het openbare net.
0,25-22 kW (0,34-30 pk)
Conformiteit met diverse richtlijnen op systeemniveau: De vermelde gegevens over harmonische stromen in Tabel 3.10 tot Tabel 3.17 zijn in overeenstemming met EN­IEC 61000-3-12 met betrekking tot de productnorm voor aandrijfsystemen. Ze kunnen worden gebruikt als basis voor het berekenen van de invloed van harmonische stromen op het voedingssysteem voor de documentatie met betrekking tot de naleving van de relevante regionale richtlijnen: IEEE 519-1992; G5/4.
3.4.7 Immuniteitseisen
1 Voeding (SMPS)
De immuniteitseisen voor frequentieregelaars hangen af van de omgeving waarin ze geïnstalleerd zijn. De eisen voor industriële omgevingen zijn zwaarder dan de eisen voor woon- en kantooromgevingen. Alle Danfoss frequen­tieregelaars voldoen aan de eisen voor industriële omgevingen en voldoen hiermee automatisch aan de lagere eisen voor woon- en kantooromgevingen, met een hoge veiligheidsmarge.
2 Optische koppelingen, communicatie tussen AOC en BOC 3 Eigen relais a Stuurkaartklemmen
Afbeelding 3.54 Galvanische scheiding
42 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
130BB901.10
1324
5
a
M
Productoverzicht Design Guide
30-90 kW (40-120 pk)
1 Voeding (SMPS) inclusief scheiding van het UDC-signaal, dat
de tussenkringspanning aangeeft.
2 Poortschakeling die de IGBT's aanstuurt (triggertransfor-
matoren/optische koppelingen). 3 Stroomtransductoren 4 Interne soft-charge-, RFI- en temperatuurmeetcircuits. 5 Eigen relais a Stuurkaartklemmen
Afbeelding 3.55 Galvanische scheiding
De functionele galvanische scheiding (zie Afbeelding 3.54) geldt voor de RS485-standaardbusinterface.
3.6 Aardlekstroom
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
Het aanraken van elektrische onderdelen kan fatale gevolgen hebben – ook nadat de apparatuur is afgeschakeld van het net. Zorg er ook voor dat de andere spanningsingangen, zoals loadsharing (koppeling van de DC-tussenkring) en de motoraansluiting voor kinetische backup zijn afgeschakeld. Wacht minimaal de tijd die is aangegeven in Tabel 2.1, voordat u elektrische onderdelen aanraakt. Een kortere tijd is alleen toegestaan als dat op het typeplaatje van de betreende frequentieregelaar wordt aangegeven.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
3 3
VOORZICHTIG
INSTALLATIE OP GROTE HOOGTE
Voor hoogtes boven 2000 m (6500 ft) moet u contact opnemen met Danfoss in verband met PELV.
WAARSCHUWING
BESCHERMING VIA RESTSTROOMAPPARAAT
Dit product kan een DC-stroom veroorzaken in de beschermende geleider. Bij gebruik van een reststroom­apparaat (RCD) als extra beveiliging mag aan de voedingszijde van dit product uitsluitend een RCD van type B (met vertraging) worden gebruikt. Pas anders een andere beschermende maatregel toe, zoals het afschermen van de omgeving door middel van dubbele of versterkte isolatie of isolatie via een transformator vanaf het voedingssysteem. Zie ook de toepassings­notitie Protection against Electrical Hazards. De aarding van de frequentieregelaar en het gebruik van RCD's moeten altijd voldoen aan de nationale en lokale voorschriften.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 43
1,21,0 1,4
30
10
20
100
60
40
50
1,81,6 2,0
2000
500
200
400 300
1000
600
t [s]
175ZA052.11
fOUT = 0,2 x f M,N
fOUT = 2 x f M,N
fOUT = 1 x f M,N
IMN
IM
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.7 Extreme bedrijfsomstandigheden
Kortsluiting (motorfase-fase)
De frequentieregelaar is beveiligd tegen kortsluiting door middel van stroommetingen in elk van de 3 motorfasen of in de DC-tussenkring. Een kortsluiting tussen 2
33
uitgangsfasen veroorzaakt een overstroom in de omvormer.
3.7.1 Thermische motorbeveiliging (ETR)
Danfoss maakt gebruik van ETR om de motor te beschermen tegen oververhitting. Het betreft een elektro­nische functie die een bimetaalrelais simuleert op basis van interne metingen. De karakteristieken worden getoond in Afbeelding 3.56.
De omvormer wordt afzonderlijk uitgeschakeld als de kortsluitstroom de toegestane waarde (alarm 16, Trip Lock (Uit & blokk.)) overschrijdt. Zie hoofdstuk 8.3.1 Zekeringen en circuitbreakers voor informatie over het beveiligen van de frequentieregelaar tegen kortsluiting aan de loadsharing- en remuitgangen.
Schakelen aan de uitgang
Schakelen aan de uitgang tussen de motor en de frequen­tieregelaar is toegestaan. De frequentieregelaar wordt op geen enkele wijze beschadigd door aan de uitgang te schakelen. Er kunnen echter wel foutmeldingen worden gegenereerd.
Door de motor gegenereerde overspanning
De spanning in de DC-tussenkring neemt toe wanneer de motor als generator werkt. Dat gebeurt in de volgende gevallen:
De belasting drijft de motor aan (bij een
Afbeelding 3.56 Karakteristiek thermische motorbeveiliging
constante uitgangsfrequentie vanuit de frequen­tieregelaar), wat betekent dat de belasting energie opwekt.
Als gedurende het vertragen (uitlopen) het
traagheidsmoment hoog is, de wrijving laag is en de uitlooptijd te kort is om de energie te kunnen afvoeren als een verlies in de frequentieregelaar, de motor en de installatie.
Een onjuiste instelling van de slipcompensatie
(parameter 1-62 Slipcompensatie) kan leiden tot een hogere DC-tussenkringspanning.
De besturingseenheid kan proberen om de uitloop te corrigeren als parameter 2-17 Overspanningsreg. is ingeschakeld. Om de transistoren en de tussenkringcondensatoren te
De X-as toont de verhouding tussen I
motor
en I
motor
nominaal. De Y-as toont de tijd in seconden voordat het ETR afvalt en de frequentieregelaar uitschakelt. De curves tonen het karakteristieke nominale toerental bij twee keer het nominale toerental en bij 0,2 keer het nominale toerental.
Bij lagere toertentallen valt het ETR af bij een lagere warmteontwikkeling, vanwege de verminderde koeling van de motor. Op die manier wordt de motor beschermd tegen oververhitting, ook bij lage toerentallen. De ETR-functie berekent de motortemperatuur op basis van de actuele stroom en het actuele toerental.
beschermen, wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld wanneer een bepaald spanningsniveau is bereikt.
Netstoring
Bij een netstoring blijft de frequentieregelaar in bedrijf totdat de DC-tussenkringspanning daalt tot onder het minimale stopniveau. Dat ligt gewoonlijk 15% onder de minimale nominale netspanning van de frequentieregelaar. De netspanning vóór de storing en de motorbelasting bepalen hoe lang het duurt voordat de frequentieregelaar gaat vrijlopen.
44 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
R
UIT
AAN
< 800 Ω > 2,9 kΩ
18
19
12 20 55
27 29 42 45 50 53 54
DIG IN
DIG IN
DIG IN
DIG IN
61 68 69
N
P
GEM. GND
+24 V
0/4-20 mA A UIT/DIG UIT 0/4-20 mA A UIT/DIG UIT
COM A IN
COM DIG IN
10 V/20 mA IN
10 V/20 mA IN
10 V UIT
BUSAFSL.
UIT AAN
130BB898.10
Productoverzicht Design Guide
3.7.2 Thermistoringangen
De uitschakelwaarde van de thermistor is > 3 kΩ.
Integreer een thermistor (PTC-sensor) in de motor om de wikkelingen te beschermen.
Motorbeveiliging kan met behulp van diverse technieken worden geïmplementeerd:
PTC-sensor in motorwikkelingen
thermomechanische schakelaar (type Klixon)
elektronisch thermisch relais (ETR);
3 3
Afbeelding 3.57 Uitschakeling (trip) wegens hoge motortem­peratuur
Voorbeeld met digitale ingang en 10 V-voeding
De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip) wanneer de motortemperatuur te hoog is. Parametersetup: Stel parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging in op [2]
Thermistoruitsch. Stel parameter 1-93 Thermistorbron in op [6] Digital Input 29 (Dig. ingang 29).
Afbeelding 3.58 Digitale ingang/10 V-voeding
Voorbeeld met analoge ingang en 10 V-voeding
De frequentieregelaar wordt uitgeschakeld (trip) wanneer de motortemperatuur te hoog is. Parametersetup: Stel parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging in op [2]
Thermistoruitsch. Stel parameter 1-93 Thermistorbron in op [1] Anal. ingang
53.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 45
18
19
12 20 55
27 29 42 45 50 53 54
DIG IN
DIG IN
DIG IN
DIG IN
61 68 69
N
P
GEM. GND
+24 V
0/4-20 mA A UIT/DIG UIT 0/4-20 mA A UIT/DIG UIT
COM A IN
COM DIG IN
10 V/20 mA IN
10 V/20 mA IN
10 V UIT
BUSAFSL.
UIT AAN
130BB897.10
R
< 3,0 kΩ
> 2,9 kΩ
UIT
AAN
Productoverzicht
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
LET OP
Stel Anal. ingang 54 niet in als een referentiebron.
33
Afbeelding 3.59 Analoge ingang/10 V-voeding
Ingang
Voedings-
spanning [V]
Digitaal 10
Analoog 10
Drempelwaarden
voor uitschakeling [Ω]
< 800 2,9 k < 800 2,9 k
Tabel 3.18 Voedingsspanning
LET OP
Verzeker u ervan dat de geselecteerde voedingsspanning overeenkomt met de specicatie van het gebruikte thermistorelement.
ETR is in te schakelen via parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
46 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
F C - P T H
130BB899.10
X S A B CX X X X
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 302221 23 272524 26 28 29 31 373635343332 38 39
X0 D
1
1
X
X
X
X X X
X X X
Selectie en bestellen Design Guide
4 Selectie en bestellen
4.1 Typecode
Een typecode denieert een specieke conguratie van de VLT® HVAC Basic Drive FC 101 frequentieregelaar. Gebruik Afbeelding 4.1 om een typecodereeks voor de gewenste conguratie aan te maken.
Afbeelding 4.1 Typecode
Beschrijving Positie Mogelijke keuze
Productgroep en FC-serie 1–6 FC 101 Vermogensklasse 7–10 0,25-90 kW (0,34-120 pk) (PK25-P90K) Aantal fasen 11 3 fasen (T)
T2: 200-240 V AC
Netspanning 11–12
Behuizing 13–15
RFI-lter 16–17
Rem 18 X: zonder remchopper
Display 19
Coating printplaat 20
Netvoedingsoptie 21 X: geen netvoedingsoptie Aanpassing 22 X: geen aanpassing Aanpassing 23 X: geen aanpassing Softwareversie 24–27 SXXXX: nieuwste versie – standaardsoftware Softwaretaal 28 X: standaard A-opties 29–30 AX: geen A-opties B-opties 31–32 BX: geen B-opties C0-opties MCO 33–34 CX: geen C-opties C1-opties 35 X: geen C1-opties Software voor C-optie 36–37 XX: geen opties D-opties 38–39 DX: geen D0-opties
T4: 380-480 V AC T6: 525-600 V AC E20: IP 20/Chassis P20: IP 20/Chassis met achterwand E5A: IP 54 P5A: IP 54 met achterwand H1: RFI-lter, klasse A1/B H2: RFI-lter, klasse A2 H3: RFI-lter A1/B (beperkte kabellengte) H4: RFI-lter, klasse A1
A: alfanumeriek lokaal bedieningspaneel X: geen lokaal bedieningspaneel X: ongecoate printplaat C: gecoate printplaat
4 4
Tabel 4.1 Beschrijving typecode
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 47
130BB775.12
Status
Main Menu
Quick Menu
Menu
B
a
c
k
Com.
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
O
Reset
Auto
On
Alarm
Warn.
On
Com.
Alarm
Warn.
On
B
a
c
k
Hand
OK
O
Reset
Auto
On On
130BB776.11
R1.5 +_ 0.5
62.5 +_ 0.2
86 +_ 0.2
1
2
3
4
Status
Main Menu
Quick Menu
Menu
Com.
Alarm
Warn.
On
Hand
On
OK
O
Reset
Auto
On
B
a
c
k
Selectie en bestellen
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
4.2 Opties en accessoires
Stap 2
Plaats LCP in paneel; zie gatafmetingen in Afbeelding 4.3.
4.2.1 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
Bestelnummer Beschrijving
132B0200 LCP voor alle IP 20-eenheden
Tabel 4.2 Bestelnummer LCP
44
Behuizing IP 55 met frontmontage Maximale kabellengte naar eenheid 3 m (10 ft) Communicatiestandaard RS485
Tabel 4.3 Technische gegevens LCP
4.2.2 Montage van LCP in paneelfront
Stap 1
Bevestig pakking op LCP.
Afbeelding 4.2 Pakking bevestigen
1 Uitsparing in paneel. Paneeldikte 1-3 mm (0,04-0,12 in) 2 Paneel 3 Pakking 4 LCP
Afbeelding 4.3 LCP in paneel plaatsen (frontmontage)
48 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
130BB777.10
130BB778.10
130BB902.12
A
B
C
OK
Alarm
Warn.
On
B
a
c
k
Hand
On
Reset
Auto
On
Status
Quick Menu
Main Menu
Selectie en bestellen Design Guide
Stap 3
Plaats beugel aan achterzijde van het LCP; schuif vervolgens omlaag. Draai schroeven vast en sluit het kabeluiteinde met de contrastekker aan op het LCP.
Afbeelding 4.4 Beugel op LCP plaatsen
Stap 4
Sluit de kabel aan op de frequentieregelaar.
4.2.3 IP 21/NEMA type 1-behuizingsset
IP 21/NEMA type 1 is een optioneel behuizingselement dat leverbaar is voor IP 20-eenheden. Door gebruik van de behuizingsset wordt een IP 20­eenheid opgewaardeerd om te voldoen aan behuizing IP 21/NEMA type 1.
4 4
Afbeelding 4.6 H1-H5 (zie gegevens in Tabel 4.4)
Afbeelding 4.5 Kabel aansluiten
LET OP
Gebruik de bijgeleverde zelftappende schroeven om de connector aan te sluiten op de frequentieregelaar. Het aanhaalmoment bedraagt 1,3 Nm (11,5 in-lb).
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 49
130BB903.10
Selectie en bestellen
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
44
Afbeelding 4.7 Afmetingen (zie gegevens in Tabel 4.4)
Frame
H1 IP20
H2 IP20 2,2 (3,0)
H3 IP20 3,7 (5,0)
H4 IP20
H5 IP20 11 (15)
H6 IP20
H7 IP20
H8 IP20
H9 IP20
H10 IP20
IP-
klasse
3 x 200-240 V
[kW (pk)]
0,25-1,5
(0,34-2,0)
5,5-7,5
(7,4-10)
15-18,5 (20-25)
22–30
(30–40)
37–45
(50–60)
Vermogen
3 x 380-480 V
[kW (pk)]
(74–100)
0,37-1,5
(0,5-2,0)
2,2-4,0
(3,0-5,4)
5,5-7,5
(7,4-10)
11–15
(15–20)
18,5-22 (25-30)
30–45
(40–60)
55–75
90 (120)
Hoogte
[mm (in)] A
3 x 525-600 V
[kW (pk)]
293 (11,5) 81 (3,2) 173 (6,8) 132B0212 132B0222
322 (12,7) 96 (3,8) 195 (7,7) 132B0213 132B0223
346 (13,6) 106 (4,2) 210 (8,3) 132B0214 132B0224
374 (14,7) 141 (5,6) 245 (9,6) 132B0215 132B0225
418 (16,5) 161 (6,3) 260 (10,2) 132B0216 132B0226
18,5-30 (25-40)
37–55
(50–74)
75–90
(100–120)
2,2-7,5
(3,0-10)
11–15
(15–20)
663 (26,1) 260 (10,2) 242 (9,5) 132B0217 132B0217
807 (31,8) 329 (13,0) 335 (13,2) 132B0218 132B0218
943 (37,1) 390 (15,3) 335 (13,2) 132B0219 132B0219
372 (14,6) 130 (5,1) 205 (8,1) 132B0220 132B0220
475 (18,7) 165 (6,5) 249 (9,8) 132B0221 132B0221
Breedte
[mm (in)] B
Diepte
[mm (in)] C
Bestel-
nummer IP
21-set
Bestel-
nummer
NEMA type
1-set
Tabel 4.4 Specicaties behuizingsset
50 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
130BB793.10
99 99
Selectie en bestellen Design Guide
4.2.4 Ontkoppelingsplaat
Gebruik de ontkoppelingsplaat voor een EMC-correcte installatie.
Afbeelding 4.8 toont de ontkoppelingsplaat op een H3-behuizing.
Afbeelding 4.8 Ontkoppelingsplaat
Vermogen [kW (pk)] Bestelnummers
Frame IP-klasse 3 x 200-240 V 3 x 380-480 V 3 x 525-600 V
H1 IP20 0,25-1,5 (0,33-2,0) 0,37-1,5 (0,5-2,0) 132B0202 H2 IP20 2,2 (3,0) 2,2-4 (3,0-5,4) 132B0202 H3 IP20 3,7 (5,0) 5,5-7,5 (7,5-10) 132B0204 H4 IP20 5,5-7,5 (7,5-10) 11–15 (15–20) 132B0205 H5 IP20 11 (15) 18,5-22 (25-30) 130B0205 H6 IP20 15-18,5 (20-25) 30 (40) 18,5-30 (25-40) 132B0207 H6 IP20 37–45 (50–60) 132B0242 H7 IP20 22–30 (30–40) 55 (75) 37–55 (50–75) 132B0208 H7 IP20 75 (100) 132B0243 H8 IP20 37-45 (50–60) 90 (125) 75–90 (100–125) 132B0209
4 4
ontkoppelingsplaten
Tabel 4.5 Specicaties ontkoppelingsplaat
LET OP
Voor de frequentieregelaars H9 en H10 zijn de ontkoppelingsplaten opgenomen in de accessoiretas.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 51
Selectie en bestellen
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
4.3 Bestelnummers
4.3.1 Opties en accessoires
Behuizin
gsgrootte
44
Beschrijving
1)
LCP LCP-paneel­montageset IP 55 inclusief 3 m (9,8 ft) kabel Conversieset LCP 31 naar RJ45 LCP-paneel­montageset IP 55 inclusief 3 m (9,8 ft) kabel Ontkoppe­lingsplaat IP 21-optie 132B0212 132B0213 132B0214 132B0215 132B0216 132B0217 132B0218 132B0219 NEMA type 1-set
Netspa–
nning
T2
(200-240
V AC)
T4
(380-480
V AC)
T6
(525-600
V AC)
132B0200
H1
[kW (pk)]H2[kW (pk)]H3[kW (pk)]H4[kW (pk)]H5[kW (pk)]
0,25-1,5
(0,33-2,0)
0,37-1,5 (0,5-2,0)
132B0202 132B0202 132B0204 132B0205 132B0205 132B0207 132B0242 132B0208 132B0243 132B0209
132B0222 132B0223 132B0224 132B0225 132B0226 132B0217 132B0218 132B0219
2,2 (3,0) 3,7 (5,0)
2,2-4,0
(3,0-5,4)
5,5-7,5
(7,5-10)
5,5-7,5
(7,5-10)
11–15
(15–20)
11 (15)
18,5-22
(25-30)
132B0201
132B0203
132B0206
[kW (pk)]
15-18,5
(20-25)
30 (40)
18,5-30
(25-40)
H6
37–45
(50–60)
H7
[kW (pk)]
22–30
(30–40)
55 (75) 75 (100) 90 (125)
37–55
(50–75)
H8
[kW (pk)]
37–45
(50–60)
75–90
(100–125)
Tabel 4.6 Opties en accessoires
1) Voor IP 20- eenheden wordt het LCP afzonderlijk besteld. Voor IP 54-eenheden is het LCP inbegrepen in de standaardconguratie en op de frequentieregelaar gemonteerd.
52 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Selectie en bestellen Design Guide
4.3.2 Harmonischenlters
3 x 380-480 V 50 Hz
Vermogen [kW (pk)]
22
(30)
30
(40)
37
(50)
45
(60)
55
(74)
75
(100)
90
(120)
Tabel 4.7 AHF-lters (5% stroomvervorming)
Ingangsstroom frequentie-
regelaar, continu [A]
41,5 4 4 130B1397 130B1239
57 4 3 130B1398 130B1240
70 4 3 130B1442 130B1247
84 3 3 130B1442 130B1247
103 3 5 130B1444 130B1249
140 3 4 130B1445 130B1250
176 3 4 130B1445 130B1250
Standaard schakelfre-
quentie [kHz]
THDi-niveau [%]
Bestelnummer lter
IP 00
Bestelnummer lter
IP 20
4 4
Vermogen [kW (pk)]
22
(30)
30
(40)
37
(50)
45
(60)
55
(74)
75
(100)
90
(120)
Tabel 4.8 AHF-lters (10% stroomvervorming)
Ingangsstroom frequentie-
regelaar, continu [A]
41,5 4 6 130B1274 130B1111
57 4 6 130B1275 130B1176
70 4 9 130B1291 130B1201
84 3 9 130B1291 130B1201
103 3 9 130B1292 130B1204
140 3 8 130B1294 130B1213
176 3 8 130B1294 130B1213
3 x 380-480 V 50 Hz
Standaard schakelfre-
quentie [kHz]
THDi-niveau [%]
Bestelnummer lter
IP 00
Bestelnummer lter
IP 20
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 53
Selectie en bestellen
Vermogen [kW (pk)]
22
(30)
30
(40)
37
44
(50)
45
(60)
55
(74)
75
(100)
90
(120)
Tabel 4.9 AHF-lters (5% stroomvervorming)
Vermogen [kW (pk)]
22
(30)
30
(40)
37
(50)
45
(60)
55
(74)
75
(100)
90
(120)
Ingangsstroom frequentie-
regelaar, continu [A]
34,6 4 3 130B1792 130B1757
49 4 3 130B1793 130B1758
61 4 3 130B1794 130B1759
73 3 4 130B1795 130B1760
89 3 4 130B1796 130B1761
121 3 5 130B1797 130B1762
143 3 5 130B1798 130B1763
Ingangsstroom frequentie-
regelaar, continu [A]
34,6 4 6 130B1775 130B1487
49 4 8 130B1776 130B1488
61 4 7 130B1777 130B1491
73 3 9 130B1778 130B1492
89 3 8 130B1779 130B1493
121 3 9 130B1780 130B1494
143 3 10 130B1781 130B1495
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3 x 440-480 V 60 Hz
Standaard schakelfre-
quentie [kHz]
3 x 440-480 V 60 Hz
Standaard schakelfre-
quentie [kHz]
THDi-niveau [%]
THDi-niveau [%]
Bestelnummer lter
IP 00
Bestelnummer lter
IP 00
Bestelnummer lter
IP 20
Bestelnummer lter
IP 20
Tabel 4.10 AHF-lters (10% stroomvervorming)
54 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
H
B
K
C
A
D
J
G
E
F
l
1
L
1
130BC247.10
Selectie en bestellen Design Guide
4.3.3 Extern RFI-lter
Bij gebruik van de in Tabel 4.11 vermelde externe lters kan worden voldaan aan de maximale afgeschermde kabellengte van 50 m (164 ft) volgens EN-IEC 61800-3 C2 (EN 55011 A1) of 20 m (65,6 ft) volgens EN-IEC 61800-3 C1 (EN 55011 B).
Vermogen [kW (pk)]
Grootte 380-480 V
0,37-2,2 (0,5-3,0)
3,0-7,5
(4,0-10)
11–15
(15–20)
18,5-22 (25-30)
Tabel 4.11 RFI-lters – details
Type A B C D E F G H I J K L1
FN3258-7-45 190 40 70 160 180 20 4,5 1 10,6 M5 20 31
FN3258-16-45 250 45 70 220 235 25 4,5 1 10,6 M5 22,5 31
FN3258-30-47 270 50 85 240 255 30 5,4 1 10,6 M5 25 40
FN3258-42-47 310 50 85 280 295 30 5,4 1 10,6 M5 25 40
Aanhaalmoment
[Nm (in-lb)]
0,7-0,8
(6,2-7,1)
0,7-0,8
(6,2-7,1)
1,9-2,2
(16,8-19,5)
1,9-2,2
(16,8-19,5)
Gewicht [kg
(lb)]
0,5
(1,1)
0,8
(1,8)
1,2
(2,6)
1,4
(3,1)
Bestel-
nummer
132B0244
4 4
132B0245
132B0246
132B0247
Afbeelding 4.9 RFI-lter – afmetingen
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 55
L1 L2 L3
3-phase power input
PE
PE
+10 V DC
0-10 V DC-
0-10 V DC-
50 (+10 V OUT)
54 (A IN)
53 (A IN)
55 (COM A IN/OUT)
0/4-20 mA
0/4-20 mA
42 0/4-20 mA A OUT / D OUT
45 0/4-20 mA A OUT / D OUT
18 (D IN)
19 (D IN)
27 (D IN/OUT)
29 (D IN/OUT)
12 (+24 V OUT)
24 V (NPN)
20 (COM D IN)
O V (PNP)
24 V (NPN) O V (PNP)
24 V (NPN) O V (PNP)
24 V (NPN) O V (PNP)
Bus ter.
Bus ter.
RS485 Interface
RS485
(N RS485) 69
(P RS485) 68
(Com RS485 ) 61
(PNP)-Source (NPN)-Sink
ON=Terminated
OFF=Unterminated
ON
1 2
240 V AC 3 A
Not present on all power sizes
Do not connect shield to 61
01
02
03
relay 1
relay 2
UDC+
UDC-
Motor
U V
W
130BD467.12
06
05
04
240 V AC 3 A
Installatie
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
5 Installatie
5.1 Elektrische installatie
55
Afbeelding 5.1 Eenvoudig bedradingsschema
LET OP
Houd er rekening mee dat UDC- en UDC+ niet toegankelijk zijn op de volgende eenheden:
Alle bekabeling moet voldoen aan de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van kabeldoorsneden en omgevingstem­peratuur. Koperen geleiders zijn vereist. 75 °C (167 °F) wordt aanbevolen.
IP 20, 380-480 V, 30-90 kW (40-125 pk)
IP 20, 200-240 V, 15-45 kW (20-60 pk)
IP 20, 525-600 V, 2,2-90 kW (3,0-125 pk)
IP 54, 380-480 V, 22-90 kW (30-125 pk)
56 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Installatie Design Guide
Vermogen [kW (pk)] Aanhaalmoment [Nm (in-lb)]
Behuizing
sgrootte
IP-klasse 3 x 200-240 V 3 x 380-480 V Net Motor
H1 IP20
0,25-1,5
(0,33-2,0)
0,37-1,5 (0,5-2,0)
0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0)
H2 IP20 2,2 (3,0) 2,2-4,0 (3,0-5,0) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) H3 IP20 3,7 (5,0) 5,5-7,5 (7,5-10) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) H4 IP20 5,5-7,5 (7,5-10) 11–15 (15–20) 1,2 (11) 1,2 (11) 1,2 (11) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) H5 IP20 11 (15) 18,5-22 (25-30) 1,2 (11) 1,2 (11) 1,2 (11) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) H6 IP20 15-18,5 (20-25) 30–45 (40–60) 4,5 (40) 4,5 (40) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0) H7 IP20 22–30 (30–40) 55 (70) 10 (89) 10 (89) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0) H7 IP20 75 (100) 14 (124) 14 (124) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0) H8 IP20 37–45 (50–60) 90 (125)
24 (212)
1)
24 (212)
Tabel 5.1 Aanhaalmomenten voor behuizingsgrootte H1-H8, 3 x 200-240 V en 3 x 380-480 V
Vermogen [kW (pk)] Aanhaalmoment [Nm (in-lb)]
Behuizing
sgrootte
IP-klasse 3 x 380-480 V Net Motor DC-aansluiting
I2 IP54
0,75-4,0 (1,0-5,0)
0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0)
I3 IP54 5,5-7,5 (7,5-10) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) I4 IP54 11-18,5 (15-25) 1,4 (12) 0,8 (7,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) 0,8 (7,0) 0,5 (4,0) I6 IP54 22–37 (30–50) 4,5 (40) 4,5 (40) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,6 (5,0) I7 IP54 45–55 (60–70) 10 (89) 10 (89) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,6 (5,0)
I8 IP54 75–90 (100–125)
14 (124)/24
(212)
2)
14 (124)/24
2)
(212)
1)
DC-
aansluiting
0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0)
Stuurkle–
Stuurkle–
mmen
mmen
Aarde Relais
Aarde Relais
0,5 (4,0) 3 (27) 0,6 (5,0)
5 5
Tabel 5.2 Aanhaalmomenten voor behuizingsgrootte I2-I8
Vermogen [kW (pk)] Aanhaalmoment [Nm (in-lb)]
Behuizing
sgrootte
IP-klasse 3 x 525-600 V Net Motor DC-aansluiting
H9 IP20 2,2-7,5 (3,0-10) 1,8 (16) 1,8 (16)
H10 IP20 11–15 (15–20) 1,8 (16) 1,8 (16)
Niet
aanbevolen
Niet
aanbevolen
Stuurkle–
mmen
Aarde Relais
0,5 (4,0) 3 (27) 0,6 (5,0)
0,5 (4,0) 3 (27) 0,6 (5,0)
H6 IP20 18,5-30 (25-40) 4,5 (40) 4,5 (40) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0) H7 IP20 37–55 (50–70) 10 (89) 10 (89) 0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0)
H8 IP20 75–90 (100–125)
14 (124)/24
2)
(212)
14 (124)/24
2)
(212)
0,5 (4,0) 3 (27) 0,5 (4,0)
Tabel 5.3 Aanhaalmomenten voor behuizingsgrootte H6-H10, 3 x 525-600 V
1) Kabelmaten > 95 mm²
2) Kabelmaten
95 mm²
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 57
130BB634.10
1
2
2
3
4
Motor
U
V
W
-DC +DC
MAINS
Installatie
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
5.1.1 Aansluiting netvoeding en motor
Relais en klemmen op behuizingsgrootte H1-H5
De frequentieregelaar is ontworpen voor gebruik met alle standaard 3-fasige asynchrone motoren. Zie hoofdstuk 8.4 Algemene technische gegevens voor de maximale kabeldoorsneden.
Gebruik een afgeschermde/gewapende
motorkabel om te voldoen aan de EMC-emissie­normen en sluit deze kabel aan op zowel de ontkoppelingsplaat als de motor.
Houd de motorkabel zo kort mogelijk, om interfe-
55
rentieniveau en lekstromen te beperken.
Zie FC 101 De-coupling Plate Mounting Instruction
voor meer informatie over het monteren van de ontkoppelingsplaat.
Zie ook EMC-correcte installatie in
hoofdstuk 5.1.2 EMC-correcte elektrische installatie.
Zie het hoofdstuk Aansluiting op net en motor in
®
de VLT
HVAC Basic Drive FC 101 Snelgids voor
meer informatie over het aansluiten van de frequentieregelaar op de netvoeding en de motor.
1 Net 2 Aarde 3 Motor 4 Relais
Afbeelding 5.2 Behuizingsgrootte H1-H5 IP 20, 200-240 V, 0,25-11 kW (0,33-15 pk) IP 20, 380-480 V, 0,37-22 kW (0,5-30 pk)
58 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
1
95
99
L1 91 / L2 92 / L3 93
U 96 / V 97 / W 98
03 02 01
06 05 04
2
3
4
130BB762.10
1
2
3
4
130BB763.10
Installatie Design Guide
Relais en klemmen op behuizingsgrootte H6
1 Net 2 Motor 3 Aarde 4 Relais
Afbeelding 5.3 Behuizingsgrootte H6 IP 20, 380-480 V, 30-45 kW (40-60 pk) IP 20, 200-240 V, 15-18,5 kW (20-25 pk) IP 20, 525-600 V, 22-30 kW (30-40 pk)
Relais en klemmen op behuizingsgrootte H7
5 5
1 Net 2 Relais 3 Aarde 4 Motor
Afbeelding 5.4 Behuizingsgrootte H7 IP 20, 380-480 V, 55-75 kW (70-100 pk) IP 20, 200-240 V, 22-30 kW (30-40 pk) IP 20, 525-600 V, 45-55 kW (60-70 pk)
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 59
130BB764.10
1
2
3
4
98
97
96
99
95
93
92
91 L1
L1
L1
U
V
w
MOTOR
MOTOR
U V W
99
130BT302.12
130BA725.10
Installatie
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Relais en klemmen op behuizingsgrootte H8
Zorg dat de netkabels voor behuizingsgrootte H9 op de juiste wijze worden aangesloten. Zie het hoofdstuk
Aansluiting op net en motor in de VLT® HVAC Basic Drive FC 101 Snelgids voor meer informatie. Gebruik de aanhaalmo- menten die zijn gespeciceerd in hoofdstuk 5.1.1 Elektrische installatie in het algemeen.
Relais en klemmen op behuizingsgrootte H10
55
1 Net 2 Relais 3 Aarde 4 Motor
Afbeelding 5.5 Behuizingsgrootte H8 IP 20, 380-480 V, 90 kW (125 pk) IP 20, 200-240 V, 37-45 kW (50-60 pk) IP 20, 525-600 V, 75-90 kW (100-125 pk)
Aansluiting op net en motor voor behuizingsgrootte H9
Afbeelding 5.7 Behuizingsgrootte H10 IP 20, 600 V, 11-15 kW (15-20 pk)
Afbeelding 5.6 Motoraansluiting voor behuizingsgrootte H9 IP 20, 600 V, 2,2-7,5 kW (3,0-10 pk)
60 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
130BC299.10
7
3
2
5
1
8
4
6
130BC201.10
Installatie Design Guide
Behuizingsgrootte I2
Behuizingsgrootte I3
5 5
1 RS485 2 Net 3 Aarde 4 Kabelklemmen
1 RS485 2 Net 3 Aarde 4 Kabelklemmen
5 Motor 6 UDC 7 Relais 8 I/O
5 Motor 6 UDC 7 Relais
Afbeelding 5.9 Behuizingsgrootte I3 IP 54, 380-480 V, 5,5-7,5 kW (7,5-10 pk)
8 I/O
Afbeelding 5.8 Behuizingsgrootte I2 IP54, 380-480 V, 0,75-4,0 kW (1,0-5,0 pk)
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 61
130BD011.10
130BC203.10
130BT326.10
130BT325.10
Installatie
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Behuizingsgrootte I4
Behuizingsgrootte I6
55
Afbeelding 5.12 Netvoeding voor behuizingsgrootte I6
1 RS485 2 Net 3 Aarde 4 Kabelklemmen 5 Motor 6 UDC 7 Relais 8 I/O
IP 54, 380-480 V, 22-37 kW (30-50 pk)
Afbeelding 5.10 Behuizingsgrootte I4 IP54, 380-480 V, 0,75-4,0 kW (1,0-5,0 pk)
Afbeelding 5.11 IP 54, behuizingsgrootte I2, I3, I4
Afbeelding 5.13 Motoraansluiting voor behuizing I6 IP 54, 380-480 V, 22-37 kW (30-50 pk)
62 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
311
130BA215.10
RELAY 1
RELAY 2
9
9
6
03 02 01
90 05 04
91 L1
92 L2
93 L3
96 U
97 V
98 W
88 DC-
89 DC+
81 R-
8 R+
99
95
130BA248.10
Installatie Design Guide
Afbeelding 5.14 Relais op behuizingsgrootte I6 IP 54, 380-480 V, 22-37 kW (30-50 pk)
5.1.2 EMC-correcte elektrische installatie
Let op de volgende aanbevelingen om een EMC-correcte elektrische installatie te waarborgen.
Gebruik uitsluitend afgeschermde/gewapende
motorkabels en afgeschermde/gewapende stuurkabels.
Sluit de afscherming aan beide uiteinden aan op
aarde.
Vermijd het gebruik van kabelafschermingen met
gedraaide uiteinden (pigtails), omdat dit het afschermingseect bij hoge frequenties kan verlagen. Gebruik in plaats daarvan de meegeleverde kabelklemmen.
Zorg voor een goed elektrisch contact van de
montageplaat, via de montagebouten, naar de metalen kast van de frequentieregelaar.
Gebruik tandveerringen en elektrisch geleidende
montageplaten.
Gebruik geen niet-afgeschermde/niet-gewapende
motorkabels in de installatiekasten.
5 5
Behuizingsgrootte I7, I8
Afbeelding 5.15 Behuizingsgrootte I7, I8 IP 54, 380-480 V, 45-55 kW (60-70 pk) IP 54, 380-480 V, 75-90 kW (100-125 pk)
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 63
L1
L2
L3
PE
Min. 16 mm
2
vereeningskabel
Stuurkabels
Alle kabelingangen aan
één zijde van het paneel
Aardingsrail
Kabelisolatie gestript
Uitgangs­schakelaar enz.
Motorkabel
Motor, 3 fasen en aardverbinding
PLC enz.
Paneel
Netvoeding
Min. 200 mm tussen stuur­kabel, netkabel en tussen net­motorkabel
PLC
Versterkte aardverbinding
130BB761.10
Installatie
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
55
Afbeelding 5.16 EMC-correcte elektrische installatie
LET OP
Gebruik voor Noord-Amerika metalen kabelgoten in plaats van afgeschermde kabels.
64 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
130BF892.10
12 20 55
181927 29 42 54
45 50 53
DIGI IN
61 68 69
N
P
COMM. GND
+24 V
GND
GND
10 V OUT
10 V/20 mA IN
0/4-20 mA A OUT/DIG OUT
BUS TER.
OFF ON
DIGI IN
DIGI IN
DIGI IN
0/4-20 mA A OUT/DIG OUT
10 V/20 mA IN
Installatie Design Guide
5.1.3 Stuurklemmen
Raadpleeg de VLT® HVAC Basic Drive FC 101 Snelgids en zorg ervoor dat de klemafdekking op de juiste wijze wordt verwijderd.
Afbeelding 5.17 toont alle stuurklemmen van de frequentie­regelaar. De frequentieregelaar wordt gestart via een startsignaal (klem 18), een verbinding tussen klem 12 en 27 en een analoge referentie (klem 53 of 54, en 55).
De modus voor digitale ingang 18, 19 en 27 wordt ingesteld in parameter 5-00 Dig. I/O-modus (PNP is de standaardwaarde). De modus voor digitale ingang 29 wordt ingesteld in parameter 5-03 Modus dig. ingang 29 (PNP is de standaardwaarde).
Afbeelding 5.17 Stuurklemmen
5 5
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 65
B
a
c
k
Com.
1-20 Motor Power
[5] 0.37kW - 0.5HP
Setup 1
AB1
12
131415
11
11
109876
5
432
C
D
Sta
tus
M
ain
M
enu
Q
uick
M
enu
Hand
On
OK
M
enu
Off
Reset
Auto
On
Alarm
Warn.
On
11
Programmeren
6 Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
6.1 Inleiding
De frequentieregelaar kan worden geprogrammeerd via het LCP of vanaf een pc via de RS485-COM-poort. Voor dit laatste moet u MCT 10 setupsoftware installeren. Zie hoofdstuk 1.5 Aanvullende informatiebronnen voor meer informatie over de software.
6.2 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
De functies van het LCP zijn onderverdeeld in 4 groepen.
A. Display
B. Menutoets
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
1 Nummer en naam van de parameter. 2 Parameterwaarde.
Het setupnummer toont het nummer van de actieve setup en het nummer van de setup die wordt gewijzigd. Als de actieve setup ook de setup is die wordt bewerkt, wordt alleen het nummer van deze setup getoond (fabrieksin-
3
stelling). Als de actieve en de te wijzigen setup niet dezelfde zijn, worden beide nummers op het display weergegeven (setup 12). Het nummer van de te bewerken setup zal knipperen. De draairichting van de motor wordt linksonder op het
4
display aangegeven door middel van een pijltje dat rechtsom of linksom wijst. Het driehoekje geeft aan of het LCP de status, het
5
snelmenu of het hoofdmenu weergeeft.
Tabel 6.1 Legenda bij Afbeelding 6.1, deel I
B. Menutoets
Druk op [Menu] om te schakelen tussen status, snelmenu en hoofdmenu.
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes
6 Com.-led: knippert tijdens buscommunicatie. 7 Groene led/On: de besturingssectie werkt correct. 8 Gele led/Warn.: geeft een waarschuwing aan. 9 Knipperende rode led/Alarm: geeft een alarm aan.
[Back]: dient om terug te keren naar de vorige stap of laag
10
in de navigatiestructuur.
[▲] [▼] []: dienen om te navigeren tussen parameter­groepen en parameters en binnen parameters. Ze kunnen
11
ook worden gebruikt voor het instellen van de lokale referentie. [OK]: dient om een parameter te selecteren en wijzigingen
12
van de parameterinstelling te accepteren.
Tabel 6.2 Legenda bij Afbeelding 6.1, deel II
Afbeelding 6.1 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
[Hand On]: start de motor en maakt het mogelijk om de
A. Display
Het lcd-display is verlicht en heeft 2 alfanumerieke regels. Alle gegevens worden op het LCP weergegeven.
Afbeelding 6.1 beschrijft de gegevens die kunnen worden uitgelezen via het display.
frequentieregelaar via het LCP te besturen.
LET OP
[2] Coast inverse (Vrijloop geïnverteerd) is de
13
standaardoptie voor parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang. [Hand On] start de motor niet als er geen
24 V is aangesloten op klem 27. Verbind klem 12 met klem 27.
[O/Reset]: stopt de motor (O). Een eventueel aanwezig
14
alarm wordt gereset. [Auto On]: de frequentieregelaar wordt bestuurd via
15
stuurklemmen of seriële communicatie.
Tabel 6.3 Legenda bij Afbeelding 6.1, deel III
66 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
FC
+24 V
DIG IN DIG IN
DIG IN DIG IN
COM DIG IN
A UIT / D UIT A UIT / D UIT
18 19
27 29
42
55
50 53 54
20
12
01 02 03
04 05 06
R2
R1
0-10 V
Referentie
Start
+10 V A IN A IN
COM
130BB674.10
45
+
-
130BB629.10
Press OK to start Wizard Push Back to skip it Setup 1
Programmeren Design Guide
6.3 Menu's
6.3.1 Statusmenu
De selectiemogelijkheden in het menu Status zijn:
Motorfrequentie [Hz], parameter 16-13 Frequentie.
Motorstroom [A], parameter 16-14 Motorstroom.
Referentie motortoerental als percentage [%],
parameter 16-02 Referentie [%].
Terugkoppeling, parameter 16-52 Terugk. [Eenh].
Motorvermogen, parameter 16-10 Verm. [kW] voor
kW, parameter 16-11 Verm. [pk] voor pk. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld
op [1] Noord-Amerika, wordt het motorvermogen niet in kW maar in pk weergegeven.
Uitlezing gebruiker, parameter 16-09 Standaard
uitlez.
Motortoerental [tpm], parameter 16-17 Snelh.
[RPM].
6.3.2 Quick Menu
Afbeelding 6.2 Bedrading frequentieregelaar
De wizard wordt na inschakeling weergegeven totdat er een parameter is gewijzigd. De wizard kan altijd opnieuw worden opgestart via het snelmenu. Druk op [OK] om de wizard te starten. Druk op [Back] om terug te keren naar de statusweergave.
6
6
Gebruik het snelmenu om de meestgebruikte functies te programmeren. Via [Quick Menu] hebt u toegang tot de volgende onderdelen:
Opstartwizard voor toepassingen zonder
terugkoppeling. Zie Afbeelding 6.4 voor meer informatie.
Wizard voor toepassingen met terugkoppeling.
Zie Afbeelding 6.5 voor meer informatie.
Motorsetup. Zie Tabel 6.6 voor meer informatie.
Gemaakte wijzigingen.
De ingebouwde wizard leidt de installateur op duidelijke en gestructureerde wijze door de setup van de frequentie­regelaar voor het congureren van toepassingen met of zonder terugkoppeling en voor een snelle conguratie van de motorinstellingen.
Afbeelding 6.3 Wizard voor opstarten/afsluiten
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 67
Power kW/50 Hz
OK
Motor Power
Motor Voltage
Motor Frequency
Motor Current
Motor nominal speed
if
Select Regional Settings
... the Wizard starts
200-240V/50Hz/Delta
Grid Type
Asynchronous motor
Asynchronous
Motor Type
Motor current
Motor nominal speed
Motor Cont. Rated Torque
Stator resistance
Motor poles
Back EMF at 1000 rpm
Motor type = IPM
Motor type = SPM
d-axis Inductance Sat. (LdSat)
[0]
[0]
3.8
A
3000
RPM
5.4
Nm
0.65
Ohms
8
Start Mode
Rotor Detection
[0]
Position Detection Gain
%
Off
100
Locked Rotor Detection
[0]
s
Locked Rotor Detection Time[s]
0.10
57
V
5
mH
q-axis Inductance (Lq)
5
mH
1.10
kW
400
V
50
Hz
Max Output Frequency
65
Hz
Motor Cable Length
50
m
4.66
A
1420
RPM
[0]
PM motor
Set Motor Speed low Limit
Hz
Set Motor Speed high Limit
Hz
Set Ramp 1 ramp-up time
s
Set Ramp 1 ramp-down Time
s
Active Flying start?
Disable
Set T53 low Voltage
V
Set T53 high Voltage
V
Set T53 Low Current
A
Set T53 High Current
A
Voltage
AMA Failed
AMA Failed
Automatic Motor Adaption
Auto Motor Adapt OK Press OK
Select Function of Relay 2 No function
Off
Select Function of Relay 1 [0] No function
Set Max Reference
Hz
Hz
Set Min Reference
AMA running
-----
Do AMA
(Do not AMA)
AMA OK
[0]
[0]
[0]
Select T53 Mode
Current
Current
Motor type = Asynchronous
Motor type = PM motor
0000
0050
0010
0010
[0]
[0]
04.66
13.30
0050
0220
0000
0050
B
a
c
k
Status Screen
The Wizard can always be reentered via the Quick Menu
At power-up, select the preferred language.
The next screen is the Wizard screen.
Wizard Screen
if
OK
Power-up Screen
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
Reset
Off
Auto
On
Alarm
Warn.
On
Select language [1] English
Setup 1
B
a
c
k
Com.
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
Reset
Off
Auto
On
Alarm
Warn.
On
Press OK to start Wizard Press Back to skip it
Setup 1
B
a
c
k
Com.
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
Reset
Off
Auto
On
Alarm
Warn.
On
0.0 Hz
0.0 kW
Setup 1
B
a
c
k
Com.
130BC244.16
q-axis Inductance Sat. (LqSat)
5
mH
Current at Min Inductance for d-axis
100
%
Current at Min Inductance for q-axis
100
%
d-axis Inductance (Lq)
5
mH
... the Wizard starts
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Afbeelding 6.4 Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
68 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
Para– meter
Parameter 0-03 Regi onale instel­lingen Parameter 0-06 Type net
Optie Stand–
ard
[0] International (Internationaal) [1] US ( VS)
[0] 200–240 V/50 Hz/IT-grid [1] 200–240 V/50 Hz/Delta [2] 200–240 V/50 Hz [10] 380–440 V/50 Hz/IT-grid [11] 380–440 V/50 Hz/Delta [12] 380–440 V/50 Hz [20] 440–480 V/50 Hz/IT-grid [21] 440–480 V/50 Hz/Delta [22] 440–480 V/50 Hz [30] 525–600 V/50 Hz/IT-grid [31] 525–600 V/50 Hz/Delta [32] 525–600 V/50 Hz [100] 200–240 V/60 Hz/IT-grid [101] 200–240 V/60 Hz/Delta [102] 200–240 V/60 Hz [110] 380–440 V/60 Hz/IT-grid [111] 380–440 V/60 Hz/Delta [112] 380–440 V/60 Hz [120] 440–480 V/60 Hz/IT-grid [121] 440–480 V/60 Hz/Delta [122] 440–480 V/60 Hz [130] 525–600 V/60 Hz/IT-grid [131] 525–600 V/60 Hz/Delta [132] 525–600 V/60 Hz
[0] Interna­tionaal
Afhankel ijk van grootte
Gebruik
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitschakeling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
6
6
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 69
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Para– meter
Parameter 1-10 Mot orconstruc tie
Optie Stand–
ard
*[0] Asynchron (Asynchroon) [1] PM, non­salient SPM (PM, niet­uitspringende SPM) [3] PM, salient IPM (PM, uitspringende IPM)
[0] Asynchr on (Asynchr oon)
Gebruik
Door het instellen van deze parameter kan de instelling van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte motorregeling).
Parameter 1-14 Verst. demping.
Parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning
Parameter 1-20 Motorverm.
Parameter 1-22 Motorspanning.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Parameter 1-24 Motorstroom.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1).
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Parameter 1-39 Motorpolen.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat).
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Parameter 1-46 Verst. positiedetectie.
Parameter 1-48 Current at Min Inductance for d-axis (Stroom bij min. inductantie voor d- as).
Parameter 1-49 Current at Min Inductance for q-axis (Stroom bij min. inductantie voor q- as).
Parameter 1-66 Min. stroom bij lage snelh.
Parameter 1-70 Startmodus.
Parameter 1-72 Startfunctie.
Parameter 1-73 Vlieg. start.
Parameter 1-80 Functie bij stop.
Parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
Parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
Parameter 2-00 DC-houd/voorverw.stroom.
Parameter 2-01 DC-remstroom.
Parameter 2-02 DC-remtijd.
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem.
Parameter 2-10 Remfunctie.
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
Parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt.
Parameter 14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie.
70 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Para– meter
Parameter 1-20 Mot orverm. Parameter 1-22 Mot orspannin g Parameter 1-23 Mot orfrequent ie Parameter 1-24 Mot orstroom Parameter 1-25 Nom . motorsnel heid Parameter 1-26 Cont . nom. motorkop pel
Optie Stand–
ard
0,12-110 kW/ 0,16-150 pk
50-1000 V Afhankel
20-400 Hz Afhankel
0,01-10000,00 A Afhankel
50-9999 tpm Afhankel
0,1-1000,0 Nm Afhankel
Afhankel ijk van grootte
ijk van grootte
ijk van grootte
ijk van grootte
ijk van grootte
ijk van grootte
Gebruik
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het typeplaatje
Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
6
6
Parameter 1-29 Auto m. aanpassin g motorgeg. (AMA) Parameter 1-30 Stat orweersta nd (Rs) Parameter 1-37 Indu ctantie d­as (Ld) Parameter 1-38 q­axis Inductanc e (Lq) Parameter 1-39 Mot orpolen Parameter 1-40 Tege n-EMK bij 1000 TPM
Zie
parameter 1-29 A utom. aanpassing motorgeg. (AMA).
0,000-99,990 Ω
0,000-1000,000mHAfhankel
0,000-1000,000mHAfhankel
2–100 4 Stel het aantal motorpolen in.
10-9000 V Afhankel
O (Uit) Het uitvoeren van een AMA optimaliseert de motorprestaties.
Afhankel ijk van grootte
ijk van grootte
ijk van grootte
ijk van grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde.
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 71
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Para– meter
Parameter 1-42 Leng te motorkab el: Parameter 1-44 Indu ctantie d­as verz. (LdSat) Parameter 1-45 q­axis Inductanc e Sat. (LqSat) Parameter 1-46 Verst . positie­detectie Parameter 1-48 Curr ent at Min Inductanc e for d­axis (Stroom bij min. inductanti e voor d­as) Parameter 1-49 Curr ent at Min Inductanc e for q­axis (Stroom bij min. inductanti e voor q­as) Parameter 1-70 Start modus
Parameter 1-73 Vlieg . start
Optie Stand–
ard
0-100 m 50 m Voer de lengte van de motorkabel in.
0,000-1000,000mHAfhankel
ijk van grootte
0,000-1000,000mHAfhankel
ijk van grootte
20–200% 100% Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij het starten aan.
20–200% 100% Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200% 100% Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de d- en q-inductantiewaarden. Bij een
[0] Rotor Detection (Rotordetectie) [1] Parking (Parkeren) [0] Disabled (Uitgesch.) [1] Enabled (Ingesch.)
[0] Rotor Detectio n (Rotorde tectie) [0] Disabled (Uitgesc h.)
Gebruik
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat) en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in staat moet zijn een draaiende motor op te vangen bij een netstoring. Selecteer [0] Disabled (Uitgesch.) als deze functie niet vereist is. Als deze parameter is ingesteld op [1] Enabled (Ingesch.), zijn parameter 1-71 Startvertraging en parameter 1-72 Startfunctie niet van toepassing. Parameter 1-73 Vlieg. start is alleen actief in de modus VVC+.
72 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Para– meter
Parameter 3-02 Mini mumrefe­rentie Parameter 3-03 Max. referentie Parameter 3-41 Ram p 1 aanlooptij d Parameter 3-42 Ram p 1 uitlooptijd Parameter 4-12 Mot orsnelh. lage begr. [Hz] Parameter 4-14 Mot orsnelh. hoge begr. [Hz] Parameter 4-19 Max. uitgangsfr eq. Parameter 5-40 Func tierelais Parameter 5-40 Func tierelais
Parameter 6-10 Kle m 53 lage spanning Parameter 6-11 Kle m 53 hoge spanning Parameter 6-12 Kle m 53 lage stroom
Optie Stand–
ard
-4999,000-4999,0000 De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties.
-4999,000-4999,00050 De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties.
0,05-3600,00 s Afhankel
ijk van grootte
0,05-3600,00 s Afhankel
ijk van grootte
0,0-400,0 Hz 0 Hz Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in. Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
Zie
parameter 5-40 F unctierelais.
Zie
parameter 5-40 F unctierelais.
0,00-10,00 V 0,07 V Voer de spanning in die overeenkomt met de lage referentiewaarde.
0,00-10,00 V 10 V Voer de spanning in die overeenkomt met de hoge referentiewaarde.
0,00-20,00 mA 4 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de lage referentiewaarde.
[9] Alarm
[5] Drive running (Frequen tieregela ar actief)
Gebruik
Bij gebruik van een asynchrone motor bedraagt de aanlooptijd 0 tot de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie. Bij gebruik van een PM-motor bedraagt de aanlooptijd 0 tot parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Voor asynchrone motoren geldt een uitlooptijd vanaf de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0. Voor PM-motoren geldt een uitlooptijd vanaf parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0.
wordt ingesteld op een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais 1.
Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais 2.
6
6
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 73
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Para– meter
Parameter 6-13 Kle m 53 hoge stroom Parameter 6-19 Ter minal 53 mode Parameter 30-22 Bev eiliging geblok­keerde rotor Parameter 30-23 Loc ked Rotor Detection Time [s]
Tabel 6.4 Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
Optie Stand–
ard
0,00-20,00 mA 20 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de hoge referentiewaarde.
[0] Current (Stroom) [1] Voltage (Spanning) [0] O (Uit) [1] On (Aan)
0,05-1 s 0,10 s
[1] Spannin g
[0] O (Uit)
Gebruik
Selecteer of klem 53 wordt gebruikt als stroom- of als spanningsingang.
74 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
6-29 Terminal 54 Mode
[1]
Voltage
6-25 T54 high Feedback
0050
Hz
20-94 PI integral time
0020.00
s
Current
Voltage
This dialog is forced to be set to [1] Analog input 54
20-00 Feedback 1 source
[1]
Analog input 54
3-10 Preset reference [0]
0.00
3-03 Max Reference
50.00
3-02 Min Reference
0.00
Asynchronous motor
1-73 Flying Start
[0]
No
1-22 Motor Voltage
400
V
1-24 Motor Current
04.66
A
1-25 Motor nominal speed
1420
RPM
3-41 Ramp 1 ramp-up time
0010
s
3-42 Ramp1 ramp-down time
0010
s
0-06 Grid Type
4-12 Motor speed low limit
0016
Hz
4-13 Motor speed high limit
0050
Hz
130BC402.14
1-20 Motor Power
1.10
kW
1-23 Motor Frequency
50
Hz
6-22 T54 Low Current
A
6-24 T54 low Feedback
0016
Hz
6-23 T54 high Current
13.30
A
6-25 T54 high Feedback
0050
0.01
s
20-81 PI Normal/Inverse Control
[0]
Normal
20-83 PI Normal/Inverse Control
0050
Hz
20-93 PI Proportional Gain
00.50
1-29 Automatic Motor Adaption
[0]
Off
6-20 T54 low Voltage
0050
V
6-24 T54 low Feedback
0016
Hz
6-21 T54 high Voltage
0220
V
6-26
T54 Filter time const.
1-00 Configuration Mode
[3]
Closed Loop
0-03 Regional Settings
[0]
Power kW/50 Hz
3-16 Reference Source 2
[0]
No Operation
1-10 Motor Type
[0]
Asynchronous
[0]
200-240V/50Hz/Delta
1-30 Stator Resistance
0.65
Ohms
1-25 Motor Nominal Speed
3000
RPM
1-24 Motor Current
3.8
A
1-26 Motor Cont. Rated Torque
5.4
Nm
1-38 q-axis inductance(Lq)
5
mH
4-19 Max Ouput Frequency
0065
Hz
1-40 Back EMF at 1000 RPM
57
V
PM motor
1-39 Motor Poles
8
%
04.66
Hz
Motor type = Asynchronous
Motor type = PM motor
Motor type = IPM
Motor type = SPM
1-44 d-axis Inductance Sat. (LdSat)
(1-70) Start Mode
Rotor Detection
[0]
1-46 Position Detection Gain
%
Off
100
30-22 Locked Rotor Detection
[0]
s
30-23 Locked Rotor Detection Time[s]
0.10
5
mH
1-42 Motor Cable Length
50
m
(1-45) q-axis Inductance Sat. (LqSat)
5
mH
(1-48) Current at Min Inductance for d-axis
100
%
1-49 Current at Min Inductance for q-axis
100
%
1-37 d-axis inductance(Lq)
5
mH
... the Wizard starts
... the Wizard starts
Programmeren Design Guide
Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
6
6
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 75
Afbeelding 6.5 Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 0-03 Regio nale instel­lingen Parameter 0-06 Type net Parameter 1-00 Con
guratiemo
dus
[0] International (Internationaal) [1] US ( VS)
[0]–[132] Zie
Tabel 6.4.
[0] Open loop (Zonder terugkoppeling) [3] Closed loop (Met terugkop­peling)
[0] Interna­tionaal
Geselec­teerde grootte
[0] Open loop (Zonder terugkop­peling)
Gebruik
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitschakeling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
Selecteer [3] Closed loop (Met terugkoppeling).
76 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 1-10 Moto rconstructi e
*[0] Asynchron (Asynchroon) [1] PM, non­salient SPM (PM, niet­uitspringende SPM) [3] PM, salient IPM (PM, uitspringende IPM)
[0] Asynchro n (Asynchro on)
Gebruik
Door het instellen van deze parameter kan de instelling van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte motorregeling).
Parameter 1-14 Verst. demping.
Parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning
Parameter 1-20 Motorverm.
Parameter 1-22 Motorspanning.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Parameter 1-24 Motorstroom.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1).
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Parameter 1-39 Motorpolen.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat).
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Parameter 1-46 Verst. positiedetectie.
Parameter 1-48 Current at Min Inductance for d-axis (Stroom bij min. inductantie voor d- as).
Parameter 1-49 Current at Min Inductance for q-axis (Stroom bij min. inductantie voor q- as).
Parameter 1-66 Min. stroom bij lage snelh.
Parameter 1-70 Startmodus.
Parameter 1-72 Startfunctie.
Parameter 1-73 Vlieg. start.
Parameter 1-80 Functie bij stop.
Parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
Parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
Parameter 2-00 DC-houd/voorverw.stroom.
Parameter 2-01 DC-remstroom.
Parameter 2-02 DC-remtijd.
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem.
Parameter 2-10 Remfunctie.
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
Parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt.
Parameter 14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie.
6
6
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 77
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 1-20 Moto rverm. Parameter 1-22 Moto rspanning Parameter 1-23 Moto rfrequentie Parameter 1-24 Moto rstroom Parameter 1-25 Nom. motorsnel heid Parameter 1-26 Cont. nom. motorkopp el
0,09-110 kW Afhankelij
k van grootte
50-1000 V Afhankelij
k van grootte
20-400 Hz Afhankelij
k van grootte
0-10000 A Afhankelij
k van grootte
50-9999 tpm Afhankelij
k van grootte
0,1-1000,0 Nm Afhankelij
k van grootte
Gebruik
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het typeplaatje
Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
Parameter 1-29 Auto m. aanpassin g motorgeg. (AMA) Parameter 1-30 Stato rweerstan d (Rs) Parameter 1-37 Induc tantie d-as (Ld) Parameter 1-38 q­axis Inductance (Lq) Parameter 1-39 Moto rpolen Parameter 1-40 Tegen
-EMK bij 1000 TPM Parameter 1-42 Lengt e motorkabe l:
O (Uit) Het uitvoeren van een AMA optimaliseert de motorprestaties.
0-99,990 Ω
0,000-1000,000mHAfhankelij
0,000-1000,000mHAfhankelij
2–100 4 Stel het aantal motorpolen in.
10-9000 V Afhankelij
0-100 m 50 m Voer de lengte van de motorkabel in.
Afhankelij k van grootte
k van grootte
k van grootte
k van grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde.
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
78 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 1-44 Induc tantie d-as verz. (LdSat) Parameter 1-45 q­axis Inductance Sat. (LqSat) Parameter 1-46 Verst. positiede­tectie Parameter 1-48 Curre nt at Min Inductance for d-axis (Stroom bij min. inductanti e voor d­as) Parameter 1-49 Curre nt at Min Inductance for q-axis (Stroom bij min. inductanti e voor q­as) Parameter 1-70 Start modus
Parameter 1-73 Vlieg. start
Parameter 3-02 Mini mumrefe­rentie Parameter 3-03 Max. referentie Parameter 3-10 Inges telde ref.
0,000-1000,000mHAfhankelij
k van grootte
0,000-1000,000mHAfhankelij
k van grootte
20–200% 100% Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij het starten aan.
20–200% 100% Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200% 100% Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de d- en q-inductantiewaarden. Bij een
[0] Rotor Detection (Rotordetectie) [1] Parking (Parkeren) [0] Disabled (Uitgesch.) [1] Enabled (Ingesch.)
-4999,000-4999, 000
-4999,000-4999, 000
-100–100% 0 Voer het setpoint in.
[0] Rotor Detection (Rotorde­tectie)
[0] Disabled (Uitgesch. )
0 De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties.
50 De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties.
Gebruik
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat) en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in staat moet zijn een draaiende motor op te vangen, bijvoorbeeld in ventilatortoepassingen. Als PM is geselecteerd, is deze parameter ingeschakeld.
6
6
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 79
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptij d Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd Parameter 4-12 Moto rsnelh. lage begr. [Hz] Parameter 4-14 Moto rsnelh. hoge begr. [Hz] Parameter 4-19 Max. uitgangsfr eq. Parameter 6-20 Klem 54 lage spanning Parameter 6-21 Klem 54 hoge spanning Parameter 6-22 Klem 54 lage stroom Parameter 6-23 Klem 54 hoge stroom Parameter 6-24 Klem 54 lage ref./ terugkopp. waarde Parameter 6-25 Klem 54 hoge ref./ terugkopp. waarde
0,05-3600,0 s Afhankelij
k van grootte
0,05-3600,0 s Afhankelij
k van grootte
0,0-400,0 Hz 0,0 Hz Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in. Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
0,00-10,00 V 0,07 V Voer de spanning in die overeenkomt met de lage referentiewaarde.
0,00-10,00 V 10,00 V Voer de spanning in die overeenkomt met de hoge referentiewaarde.
0,00-20,00 mA 4,00 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de lage referentiewaarde.
0,00-20,00 mA 20,00 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de hoge referentiewaarde.
-4999–4999 0 Voer de terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met de in parameter 6-20 Klem 54 lage
-4999–4999 50 Voer de terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met de in parameter 6-21 Klem 54 hoge
Gebruik
Aanlooptijd vanaf 0 tot de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie voor asynchrone motoren. Aanlooptijd vanaf 0 tot parameter 1-25 Nom. motorsnelheid voor PM-motoren.
Uitlooptijd vanaf de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0 voor asynchrone motoren. Uitlooptijd vanaf parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0 voor PM-motoren.
wordt ingesteld op een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
spanning/parameter 6-22 Klem 54 lage stroom ingestelde spanning of stroom.
spanning/parameter 6-23 Klem 54 hoge stroom ingestelde spanning of stroom.
80 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 6-26 Klem 54 lter tijdcon­stante Parameter 6-29 Klem 54 modus
Parameter 20-81 PI normaal/i nv regeling Parameter 20-83 PI startsnelhe id [Hz] Parameter 20-93 PI prop. versterking Parameter 20-94 PI Integral Time Parameter 30-22 Beve iliging geblok­keerde rotor Parameter 30-23 Lock ed Rotor Detection Time [s]
0,00-10,00 s 0,01 Stel de ltertijdconstante in.
[0] Current (Stroom) [1] Voltage (Spanning) [0] Normal (Normaal) [1] Inverse (Geïnverteerd)
0-200 Hz 0 Hz Stel het motortoerental in dat moet worden bereikt als startsignaal voor de PI-regeling.
0,00-10,00 0,01 Stel de proportionele versterking voor de procesregelaar in. Een hoge versterking zorgt voor een
0,1-999,0 s 999,0 s
[0] O (Uit) [1] On (Aan)
0,05-1,00 s 0,10 s
[1] Spanning
[0] Normal (Normaal)
[0] O (Uit)
Gebruik
Selecteer of klem 54 wordt gebruikt als stroom- of als spanningsingang.
Selecteer [0] Normal (Normaal) om de procesregeling zo in te stellen dat de uitgangssnelheid wordt verhoogd wanneer de procesfout positief is. Selecteer [1] Inverse (Geïnverteerd) om de uitgangssnelheid te verlagen.
snelle regeling. Als de versterking echter te hoog is, kan het proces instabiel worden.
Stel de integratietijd voor de procesregelaar in. Een korte integratietijd zorgt voor een snelle regeling. Als de integratietijd echter te kort is, kan het proces instabiel worden. Een extreem lange integratietijd schakelt de integratieactie uit.
6
6
Tabel 6.5 Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
Motorsetup
De motorsetupwizard leidt gebruikers stap voor stap door de benodigde motorparameters.
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 0-03 Regio nale instel­lingen Parameter 0-06 Type net
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 81
[0] International (Internationaal) [1] US ( VS)
[0]–[132] Zie Tabel 6.4.
0
Afhankelij k van grootte
Gebruik
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitschakeling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 1-10 Moto rconstructi e
*[0] Asynchron (Asynchroon) [1] PM, non­salient SPM (PM, niet­uitspringende SPM) [3] PM, salient IPM (PM, uitspringende IPM)
[0] Asynchro n (Asynchro on)
Gebruik
Door het instellen van deze parameter kan de instelling van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte motorregeling).
Parameter 1-14 Verst. demping.
Parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning
Parameter 1-20 Motorverm.
Parameter 1-22 Motorspanning.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Parameter 1-24 Motorstroom.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1).
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Parameter 1-39 Motorpolen.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat).
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Parameter 1-46 Verst. positiedetectie.
Parameter 1-48 Current at Min Inductance for d-axis (Stroom bij min. inductantie voor d- as).
Parameter 1-49 Current at Min Inductance for q-axis (Stroom bij min. inductantie voor q- as).
Parameter 1-66 Min. stroom bij lage snelh.
Parameter 1-70 Startmodus.
Parameter 1-72 Startfunctie.
Parameter 1-73 Vlieg. start.
Parameter 1-80 Functie bij stop.
Parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
Parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
Parameter 2-00 DC-houd/voorverw.stroom.
Parameter 2-01 DC-remstroom.
Parameter 2-02 DC-remtijd.
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem.
Parameter 2-10 Remfunctie.
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
Parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt.
Parameter 14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie.
82 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 1-20 Moto rverm. Parameter 1-22 Moto rspanning Parameter 1-23 Moto rfrequentie Parameter 1-24 Moto rstroom Parameter 1-25 Nom. motorsnel heid Parameter 1-26 Cont. nom. motorkopp el
0,12-110 kW/ 0,16-150 pk
50-1000 V Afhankelij
20-400 Hz Afhankelij
0,01-10000,00 A Afhankelij
50-9999 tpm Afhankelij
0,1-1000,0 Nm Afhankelij
Afhankelij k van grootte
k van grootte
k van grootte
k van grootte
k van grootte
k van grootte
Gebruik
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het typeplaatje
Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens van het typeplaatje.
Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
6
6
Parameter 1-30 Stato rweerstan d (Rs) Parameter 1-37 Induc tantie d-as (Ld) Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq) Parameter 1-39 Moto rpolen Parameter 1-40 Tegen
-EMK bij 1000 TPM Parameter 1-42 Lengt e motorkabe l: Parameter 1-44 Induc tantie d-as verz. (LdSat)
0-99,990 Ω
0,000-1000,000mHAfhankelij
0,000-1000,000mHAfhankelij
2–100 4 Stel het aantal motorpolen in.
10-9000 V Afhankelij
0-100 m 50 m Voer de lengte van de motorkabel in.
0,000-1000,000mHAfhankelij
Afhankelij k van grootte
k van grootte
k van grootte
k van grootte
k van grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanent­magneetmotor voor de juiste waarde.
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 83
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat) Parameter 1-46 Verst. positiede­tectie Parameter 1-48 Curre nt at Min Inductance for d-axis (Stroom bij min. inductanti e voor d­as) Parameter 1-49 Curre nt at Min Inductance for q-axis (Stroom bij min. inductanti e voor q­as) Parameter 1-70 Start modus
Parameter 1-73 Vlieg. start
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptij d Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd Parameter 4-12 Moto rsnelh. lage begr. [Hz]
0,000-1000,000mHAfhankelij
k van grootte
20–200% 100% Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij het starten aan.
20–200% 100% Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200% 100% Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de d- en q-inductantiewaarden. Bij een
[0] Rotor Detection (Rotordetectie) [1] Parking (Parkeren) [0] Disabled (Uitgesch.) [1] Enabled (Ingesch.)
0,05-3600,0 s Afhankelij
0,05-3600,0 s Afhankelij
0,0-400,0 Hz 0,0 Hz Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
[0] Rotor Detection (Rotorde­tectie)
[0] Disabled (Uitgesch. )
k van grootte
k van grootte
Gebruik
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat) en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in staat moet zijn een draaiende motor op te vangen.
Aanlooptijd vanaf 0 tot de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie.
Uitlooptijd vanaf de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0.
84 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Programmeren Design Guide
Parameter Bereik Stand–
ard
Parameter 4-14 Moto rsnelh. hoge begr. [Hz] Parameter 4-19 Max. uitgangsfr eq. Parameter 30-22 Beve iliging geblok­keerde rotor Parameter 30-23 Lock ed Rotor Detection Time [s]
Tabel 6.6 Instellingen Motorsetupwizard
0,0-400,0 Hz 100,0 Hz Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz 100,0 Hz Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in. Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
[0] O (Uit) [1] On (Aan)
0,05-1,00 s 0,10 s
[0] O (Uit)
Gebruik
wordt ingesteld op een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq.
6
6
Gemaakte wijzigingen
De functie Changes Made (Gemaakte wijzigingen) toont alle parameters die zijn gewijzigd ten opzichte van de standaardinstelling.
De lijst toont alleen parameters die zijn gewijzigd
in de huidige, te bewerken setup.
Parameters die weer op de standaardwaarde zijn
ingesteld, worden niet vermeld.
De melding Empty (Leeg) geeft aan dat geen van
de parameters is gewijzigd.
Parameterinstellingen wijzigen
1. Om het snelmenu te activeren, drukt u herhaal­delijk op de [Menu]-toets totdat het lampje boven Quick Menu brandt.
2.
Gebruik [▲] [▼] voor het selecteren van de wizard, de setup voor een regeling met terugkoppeling, de motorsetup of de gemaakte wijzigingen.
3. Druk op [OK].
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters in het snelmenu te navigeren.
5. Druk op [OK] om een parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselec­teerde parameter te wijzigen.
7. Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
8. Druk twee keer op [Back] om naar Status te gaan of druk één keer op [Menu] om naar Main Menu te gaan.
Het hoofdmenu biedt toegang tot alle parameters
1. Druk herhaaldelijk op de [Menu]-toets totdat het lampje boven Main Menu brandt.
2.
Gebruik [▲] [▼] om door de parametergroepen te navigeren.
3. Druk op [OK] om een parametergroep te selecteren.
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters binnen een bepaalde groep te navigeren.
5. Druk op [OK] om de parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselec­teerde parameter in te stellen of te wijzigen.
7. Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
6.3.3 Main Menu
Druk op [Menu] om toegang te krijgen tot het hoofdmenu en alle parameters te programmeren. De parameters van het hoofdmenu zijn direct toegankelijk, tenzij er een wachtwoord is ingesteld via parameter 0-60 Wachtw. hoofdmenu. Voor de meeste toepassingen is het niet nodig om parameters te selecteren via het hoofdmenu. Het snelmenu biedt de snelste en eenvoudigste manier om toegang te krijgen tot de typisch vereiste parameters.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 85
6
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6.4 Snel overzetten van parameterinstellingen naar andere frequentieomvormers
Wanneer de setup van een frequentieregelaar voltooid is, kunt u de gegevens het beste in het LCP of met behulp van de MCT 10 setupsoftware op een pc opslaan.
Gegevens overzetten van frequentieregelaar naar LCP
1. Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2. Druk op [OK].
3. Selecteer [1] Alles naar LCP.
4. Druk op [OK].
Sluit het LCP aan op een andere frequentieregelaar en kopieer de parameterinstellingen ook naar die frequentie­regelaar.
Gegevens overzetten van LCP naar frequentieregelaar
1. Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2. Druk op [OK].
3. Selecteer [2] Alles vanaf LCP.
4. Druk op [OK].
Geïndexeerde parameters uitlezen en
6.5 programmeren
Selecteer de parameter, druk op [OK] en gebruik [▲]/[▼] om door de geïndexeerde waarden te schuiven. Wijzig de waarde van de parameter door de geïndexeerde waarde te selecteren en op [OK] te drukken. Wijzig de waarde met behulp van [▲]/[▼]. Druk op [OK] om de nieuwe instelling op te slaan. Druk op [Cancel] om te annuleren. Druk op [Back] om de parameter te verlaten.
Initialiseren naar standaardinstellingen
6.6
Er zijn 2 manieren om de standaardinstellingen van de frequentieregelaar te herstellen.
Aanbevolen initialisatie
1. Selecteer parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
2. Druk op [OK].
3. Selecteer [2] Initialisatie en druk op [OK].
4. Onderbreek de voeding naar de frequentiere­gelaar en wacht totdat het display uitgaat.
5. Sluit de netvoeding weer aan. De frequentiere­gelaar is nu gereset, met uitzondering van de volgende parameters:
Parameter 1-06 Richting rechtsom
Parameter 8-30 Protocol
Parameter 8-31 Adres
Parameter 8-32 Baudsnelheid
Parameter 8-33 Par./stopbits
Parameter 8-35 Min. responsvertr.
Parameter 8-36 Max. responsvertr.
Parameter 8-37 Max. tss.-tekenvertr.
Parameter 8-70 BACnet Device Voorbld
Parameter 8-72 MS/TP Max Masters (Max.
masters MS/TP)
Parameter 8-73 MS/TP Max Info Frames
(Max. informatieframes MS/TP)
Parameter 8-74 "Startup I am"
Parameter 8-75 Initialisatie wachtw.
Parameter 15-00 Bedrijfsuren tot
parameter 15-05 x Overspann.
Parameter 15-03 Inschakelingen
Parameter 15-04 x Overtemp.
Parameter 15-05 x Overspann.
Parameter 15-30 Alarmlog: foutcode
Parameter group 15-4* Drive identication
(ID frequentieregelaar)
Parameter 18-10 Brandmoduslog: event
2-vingerige initialisatie
De andere manier om de frequentieregelaar terug te zetten naar de standaardinstellingen is door middel van 2­vingerige initialisatie:
1. Schakel de frequentieregelaar uit.
2. Druk op [OK] en [Menu].
3. Schakel de frequentieregelaar in terwijl u deze toetsen 10 s ingedrukt houdt.
4. De frequentieregelaar is nu gereset, met uitzon­dering van de volgende parameters:
Parameter 1-06 Richting rechtsom
Parameter 15-00 Bedrijfsuren
Parameter 15-03 Inschakelingen
Parameter 15-04 x Overtemp.
Parameter 15-05 x Overspann.
Parameter group 15-4* Drive identication
(ID frequentieregelaar)
Parameter 18-10 Brandmoduslog: event
De initialisatie van de parameters wordt na inschakeling bevestigd door de melding alarm 80, Drive initialised (Omv. geïnitial.) op het display.
86 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
61 68 69
N
P
COMM. GND
130BB795.10
130BG049.10
Installatie en setup RS485 Design Guide
7 Installatie en setup RS485
7.1 RS485
7.1.1 Overzicht
RS485 is een 2-draads businterface die compatibel is met de multi-droptopologie, d.w.z. dat busdeelnemers kunnen worden aangesloten als bus of via dropkabels vanaf een gemeenschappelijke hoofdlijn. Op 1 netwerksegment kunnen in totaal 32 busdeelnemers worden aangesloten. De netwerksegmenten worden onderling gekoppeld door middel van repeaters.
LET OP
Elke repeater fungeert als een busdeelnemer binnen het segment waarin deze geïnstalleerd is. Elke busdeelnemer in een bepaald netwerk moet een (bus)adres hebben dat binnen alle segmenten uniek is.
Sluit elk segment aan beide uiteinden af met behulp van de eindschakelaar (S801) van de frequentieregelaars of een afsluitweerstandsnetwerk. Gebruik altijd afgeschermde kabels met gedraaide paren (STP – screened twisted pair) voor de busbekabeling en werk volgens goede standaard installatiepraktijken.
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de afscherming voor elke busdeelnemer is voorzien van een aardver­binding met lage impedantie. Verbind een groot oppervlak van de afscherming met aarde, bijvoorbeeld door middel van een kabelklem of een geleidende kabelwartel. Gebruik potentiaalvereeningskabels om in het gehele netwerk dezelfde aardpotentiaal te handhaven, met name in instal­laties met lange kabels. Gebruik altijd hetzelfde type kabel binnen het gehele netwerk om problemen met verschillende impedanties te voorkomen. Gebruik altijd een afgeschermde motorkabel om een motor aan te sluiten op de frequentieregelaar.
7.1.2 Netwerkaansluiting
Sluit de frequentieregelaar als volgt aan op het RS485­netwerk (zie tevens Afbeelding 7.1):
1. Sluit de signaaldraden aan op klem 68 (P+) en klem 69 (N-) op de hoofdstuurkaart van de frequentieregelaar.
2. Sluit de kabelafscherming aan op de kabelklemmen.
LET OP
Gebruik afgeschermde kabels met gedraaide paren om ruis tussen geleiders te beperken.
Afbeelding 7.1 Netwerkaansluiting
7.1.3 Hardwaresetup voor frequentieregelaar
Gebruik de afsluiter-DIP-switch op de hoofdstuurkaart van de frequentieregelaar om de RS485-bus af te sluiten.
7 7
Kabel Afgeschermd met gedraaide paren (STP)
Impedantie [Ω]
Kabellengte [m (ft)]
Tabel 7.1 Kabelspecicaties
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 87
120 Maximaal 1200 m (3937 ft) (inclusief dropkabels). Maximaal 500 m (1640 ft) van station naar station.
Afbeelding 7.2 Fabrieksinstelling eindschakelaar
De fabrieksinstelling voor de DIP-switch is UIT.
195NA493.11
1
2
90°
Installatie en setup RS485
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
7.1.4 Parameterinstellingen voor Modbus-
7.1.5 EMC-voorzorgsmaatregelen
communicatie
LET OP
Parameter Functie
Parameter 8-30 Prot ocol Parameter 8-31 AdresStel het (bus)adres in.
Selecteer het voor de RS485-interface te gebruiken toepassingsprotocol.
LET OP
Het adresbereik is afhankelijk van het protocol dat is geselecteerd in parameter 8-30 Protocol.
Parameter 8-32 Bau dsnelheid
77
Parameter 8-33 Par. /stopbits
Stel de baudsnelheid in.
LET OP
De standaard baudsnelheid is afhankelijk van het protocol dat is geselecteerd in parameter 8-30 Protocol.
Stel de pariteit en het aantal stopbits in.
LET OP
De standaardinstelling is afhankelijk van het protocol dat is geselecteerd in parameter 8-30 Protocol.
Zorg dat relevante nationale en lokale voorschriften ten aanzien van aardverbindingen worden nageleefd. Een onjuiste aarding van de kabels kan leiden tot aantasting van de communicatie en schade aan apparatuur. Houd de RS485-communicatiekabel uit de buurt van kabels voor motor en remweerstand, om koppeling van hoogfrequente ruis tussen de kabels te vermijden. Gewoonlijk is een afstand van 200 mm (8 in) voldoende. Houd een zo groot mogelijke afstand tussen de kabels aan, vooral wanneer kabels parallel lopen over lange afstanden. Als kruisen onvermijdelijk is, moet de RS485­kabel de kabels voor motor en remweerstand kruisen onder een hoek van 90°.
Parameter 8-35 Min . responsvertr.
Parameter 8-36 Ma x. responsvertr.
Parameter 8-37 Ma x. tss.-tekenvertr.
Speciceer de minimale vertragingstijd tussen het ontvangen van een verzoek en het verzenden van een respons. Deze functie wordt gebruikt om responsvertra­gingen van het modem af te handelen. Speciceer de maximaal toegestane vertra­gingstijd tussen het verzenden van een verzoek en het ontvangen van een respons. Speciceer de maximaal toegestane vertra­gingstijd tussen 2 ontvangen bytes om te zorgen voor een time-out wanneer het zenden wordt onderbroken.
LET OP
De standaardinstelling is afhankelijk van het protocol dat is geselecteerd in
Tabel 7.2 Parameterinstellingen Modbus-communicatie
parameter 8-30 Protocol.
1 Veldbuskabel 2 Afstand van minimaal 200 mm (8 in)
Afbeelding 7.3 Minimumafstand tussen communicatiekabels en voedingskabels
88 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Installatie en setup RS485 Design Guide
7.2 FC-protocol
7.2.1 Overzicht
Het FC-protocol, ook wel aangeduid als FC-bus of standaardbus, is de standaard veldbus van Danfoss. Het speciceert een toegangsmethode op basis van het master-slaveprincipe voor communicatie via een seriële bus. Op de bus kunnen één master en maximaal 126 slaves worden aangesloten. De master selecteert de afzonderlijke slaves via een adresteken in het telegram. Een slave kan zelf nooit zenden zonder een verzoek hiertoe, en rechtstreeks berichtenverkeer tussen afzonderlijke slaves is dan ook niet mogelijk. Communicatie vindt plaats in de halfduplexmodus. De masterfunctie kan niet worden overgedragen aan een andere busdeelnemer (systeem met één master).
De fysieke laag wordt gevormd door RS485. Hiervoor wordt dus de RS485-poort gebruikt die is ingebouwd in de frequentieregelaar. Het FC-protocol ondersteunt diverse telegramindelingen:
Een korte gegevensindeling met 8 bytes voor
procesdata.
Een lange gegevensindeling van 16 bytes
inclusief een parameterkanaal.
Een gegevensindeling die wordt gebruikt voor
tekst.
7.2.2 FC met Modbus RTU
Het FC-protocol biedt toegang tot het stuurwoord en de busreferentie van de frequentieregelaar.
De busreferentie wordt gewoonlijk gebruikt voor een snelheidsregeling. Het is ook mogelijk om toegang te krijgen tot deze parameters, deze uit te lezen en, waar mogelijk, er waarden naartoe te schrijven. Toegang tot deze parameters biedt een reeks besturingsopties, waaronder het regelen van het setpoint van de frequentie­regelaar als gebruik wordt gemaakt van de interne PI­regelaar.
7.3 Parameterinstellingen om het protocol
in te schakelen
Stel de volgende parameters in om het FC-protocol voor de frequentieregelaar in te schakelen.
Parameter Instelling
Parameter 8-30 Protocol FC Parameter 8-31 Adres 1–126 Parameter 8-32 Baudsnelheid 2400–115200
Even Parity, 1 Stop Bit
Parameter 8-33 Par./stopbits
Tabel 7.3 Parameters om het protocol in te schakelen
Berichtframingstructuur FC-protocol
7.4
(Even pariteit, 1 stopbit) (standaard)
7.4.1 Inhoud van een teken (byte)
Elk overgedragen teken begint met een startbit. Dan volgen 8 databits, dat wil zeggen één byte. Elk teken wordt beveiligd via een pariteitsbit. Deze bit wordt op 1 ingesteld wanneer pariteit wordt bereikt. Pariteit houdt in dat het aantal binaire enen in de 8 databits en de pariteitsbit samen even is. Het teken eindigt met een stopbit en bestaat in totaal dus uit 11 bits.
7 7
Het stuurwoord stelt de Modbus-master in staat om diverse belangrijke functies van de frequentieregelaar te besturen.
Start
De frequentieregelaar kan op verschillende
manieren worden gestopt:
- Vrijloop
- Snelle stop
- Stop via DC-rem
- Normale (ramp)stop
Reset na een uitschakeling (trip)
Draaien op diverse vooraf ingestelde toerentallen
Omgekeerd draaien
Wijziging van de actieve setup
Besturing van de 2 in de frequentieregelaar
ingebouwde relais
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 89
Afbeelding 7.4 Inhoud van een teken
7.4.2 Telegramstructuur
Elk telegram heeft de volgende structuur:
Startteken (STX) = 02 hex
Een byte die de telegramlengte aangeeft (LGE)
Een byte die het adres van de frequentieregelaar
aangeeft (ADR)
Dan volgt een aantal databytes (variabel, afhankelijk van het telegramtype).
STX LGE ADR DATA BCC
195NA099.10
ADRLGESTX PCD1 PCD2 BCC
130BA269.10
PKE IND
130BA270.10
ADRLGESTX PCD1 PCD2 BCCCh1 Ch2 Chn
15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
130BB918.10
PKE IND
PWE
high
PWE
low
AK PNU
Parameter
commands
and replies
Parameter
number
Installatie en setup RS485
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Het telegram eindigt met een datastuurbyte (BCC).
Afbeelding 7.6 Procesblok
Afbeelding 7.5 Telegramstructuur
Het parameterblok wordt gebruikt voor het overdragen van parameters tussen master en slave. Het datablok bestaat uit 12 bytes (6 woorden) en bevat ook het
Parameterblok
7.4.3 Telegramlengte (LGE)
procesblok.
De telegramlengte is het aantal databytes plus de adresbyte ADR en de datastuurbyte BCC.
4 databytes LGE = 4 + 1 + 1 = 6 bytes 12 databytes LGE = 12 + 1 + 1 = 14 bytes Telegrammen die tekst bevatten
101)+n bytes
Afbeelding 7.7 Parameterblok
Tekstblok
Het tekstblok wordt gebruikt om teksten te lezen of te schrijven via het datablok.
77
Tabel 7.4 Telegramlengte
1) De 10 staat voor de vaste tekens, terwijl n variabel is (afhankelijk van de lengte van de tekst).
Afbeelding 7.8 Tekstblok
7.4.4 Adres frequentieregelaar (ADR)
7.4.7 Het PKE-veld
Adresindeling 1-126
Bit 7 = 1 (adresindeling 1-126 actief)
Bit 0-6 = frequentieregelaaradres 1-126
Bit 0-6 = 0 broadcast
De slave zendt de ongewijzigde adresbyte terug naar de master in het antwoordtelegram.
Het PKE-veld bevat 2 subvelden:
parametercommando en antwoord (AK)
Parameternummer (PNU)
7.4.5 Datastuurbyte (BCC)
De checksum wordt berekend als een XOR-functie. Voordat de eerste byte van het telegram ontvangen is, is de berekende checksum 0.
7.4.6 Het dataveld
De structuur van datablokken hangt af van het type telegram. Er zijn 3 telegramtypen; het type telegram geldt voor zowel stuurtelegrammen (master slave) als antwoordtelegrammen (slave master).
De 3 telegramtypen zijn:
Procesblok (PCD)
Het PCD bestaat uit een datablok van 4 bytes (2 woorden) en bevat:
stuurwoord en referentiewaarde (van master naar slave)
statuswoord en actuele uitgangsfrequentie (van slave naar master).
Afbeelding 7.9 PKE-veld
De bits 12-15 worden gebruikt voor het overdragen van parametercommando's van master naar slave en voor de verwerkte antwoorden van de slave terug naar de master.
90 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Installatie en setup RS485 Design Guide
Parametercommando's master slave
Bitnummer Parametercommando
15 14 13 12
0 0 0 0 Geen commando 0 0 0 1 Lezen parameterwaarde
0 0 1 0
0 0 1 1
1 1 0 1
1 1 1 0
1 1 1 1 Lezen tekst
Tabel 7.5 Parametercommando's
Bitnummer Antwoord
15 14 13 12
0 0 0 0 Geen antwoord 0 0 0 1 Parameterwaarde overgedragen (woord)
0 0 1 0
0 1 1 1 Commando kan niet worden uitgevoerd 1 1 1 1 Tekst overgedragen
Tabel 7.6 Antwoord
Schrijven parameterwaarde in RAM (woord) Schrijven parameterwaarde in RAM (dubbel woord) Schrijven parameterwaarde in RAM en EEPROM (dubbel woord) Schrijven parameterwaarde in RAM en EEPROM (woord)
Antwoord slave master
Parameterwaarde overgedragen (dubbel woord)
Als het commando niet kan worden uitgevoerd, stuurt de slave het antwoord 0111 Commando kan niet worden uitgevoerd en wordt de volgende foutmelding weergegeven in Tabel 7.7.
Foutcode Specicatie FC
0 Ongeldig parameternummer 1 Parameter kan niet worden gewijzigd
2
3 Subindex is beschadigd 4 Geen array 5 Verkeerd datatype 6 Niet gebruikt 7 Niet gebruikt 9 Beschrijving element is niet beschikbaar
11
15 Geen tekst beschikbaar 17 Niet van toepassing tijdens bedrijf 18 Overige fouten
100
>100
130 Geen bustoegang voor deze parameter 131 Schrijven naar fabriekssetup is niet mogelijk 132 Geen LCP-toegang
Bovenste of onderste begrenzing is overschreden
Geen toegang voor schrijven van parameters
Foutcode Specicatie FC
252 Onbekende viewer 253 Verzoek wordt niet ondersteund 254 Onbekend attribuut 255 Geen fout
Tabel 7.7 Slaverapport
7.4.8 Parameternummer (PNU)
De bitnummers 0-11 dragen parameternummers over. De functie van de betreende parameter wordt toegelicht in de parameterbeschrijving in hoofdstuk 6 Programmeren.
7.4.9 Index (IND)
De index wordt samen met het parameternummer gebruikt voor lees-/schrijftoegang tot parameters met een index, bijvoorbeeld parameter 15-30 Alarmlog: foutcode. De index bestaat uit 2 bytes: een lage byte en een hoge byte.
Alleen de lage byte wordt gebruikt als index.
7.4.10 Parameterwaarde (PWE)
Het parameterwaardeblok bestaat uit 2 woorden (4 bytes) en de waarde hangt af van het gegeven commando (AK). De master vraagt om een parameterwaarde wanneer het PWE-blok geen waarde bevat. Om een parameterwaarde te wijzigen (schrijven), schrijft u de nieuwe waarde in het PWE-blok en verzendt u dit van de master naar de slave.
Als de slave antwoordt op een parameterverzoek (leescommando), wordt de actuele parameterwaarde naar het PWE-blok overgedragen en teruggezonden naar de master. Als een parameter geen numerieke waarde bevat maar verschillende dataopties, bijvoorbeeld parameter 0-01 Taal, selecteert u de gewenste datawaarde door de waarde in te voeren in het PWE-blok. Via seriële communicatie is het alleen mogelijk om parameters met datatype 9 (tekstreeks) te lezen.
Parameter 15-40 FC-type tot parameter 15-53 Serienr. voedingskaart bevatten datatype 9.
Zo kunt u bijvoorbeeld het vermogen van de eenheid en het netspanningsbereik uitlezen via parameter 15-40 FC- type. Wanneer een tekstreeks wordt overgedragen (lezen), is de lengte van het telegram variabel, aangezien de teksten in lengte variëren. De telegramlengte wordt nieerd in de 2e byte van het telegram (LGE). Bij tekstoverdracht geeft het indexteken aan of het om een lees- of een schrijfcommando gaat.
Om een tekst via het PWE-blok te lezen, stelt u het parametercommando (AK) in op F hex. De hoge byte van het indexteken moet 4 zijn.
gede-
7 7
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 91
E19E H
PKE IND PWE
high
PWE
low
0000 H 0000 H 03E8 H
130BA092.10
Installatie en setup RS485
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
7.4.11 Datatypen die door de
7.4.13 Proceswoorden (PCD)
frequentieregelaar worden ondersteund
Zonder teken betekent dat er geen teken in het telegram opgenomen is.
Datatypen Beschrijving
3 Integer 16 4 Integer 32 5 Zonder teken 8 6 Zonder teken 16 7 Zonder teken 32 9 Tekstreeks
Tabel 7.8 Datatypen
77
7.4.12 Conversie
De programmeerhandleiding bevat een beschrijving van de attributen van elke parameter. Parameterwaarden worden enkel als gehele getallen overgedragen. Om decimalen over te dragen, worden conversiefactoren gebruikt.
Parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz] heeft een conver­siefactor van 0,1. Om de minimumfrequentie op 10 Hz in te stellen, moet de waarde 100 worden overgedragen. Een conversiefactor van 0,1 betekent dat de overgebrachte waarde met 0,1 vermenigvuldigd zal worden. Een waarde van 100 wordt dus geïnterpreteerd als 10,0.
Het blok proceswoorden is verdeeld in 2 blokken van 16 bits, die altijd in de gegeven volgorde voorkomen.
PCD 1 PCD 2
Stuurtelegram (master slave) Stuurwoord Stuurtelegram (slave master) Statuswoord
Tabel 7.10 Proceswoorden (PCD)
Referentiewaarde
Actuele uitgangsfre­quentie
7.5 Voorbeelden
7.5.1 Een parameterwaarde schrijven
Stel parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] in op 100 Hz. Schrijf de gegevens in EEPROM.
PKE = E19E hex – schrijf één woord in parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]:
IND = 0000 hex
PWEHIGH = 0000 hex
PWELOW = 03E8 hex
Datawaarde 1000, komt overeenkomt met 100 Hz; zie
hoofdstuk 7.4.12 Conversie.
Afbeelding 7.10 toont hoe het telegram eruitziet.
Conversie-index Conversiefactor
74 3600
2 100 1 10 0 1
-1 0,1
-2 0,01
-3 0,001
-4 0,0001
-5 0,00001
Tabel 7.9 Conversie
Afbeelding 7.10 Telegram
LET OP
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] is één woord
en het parametercommando voor het schrijven naar EEPROM is E. Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] komt overeen met 19E hex.
92 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
119E H
PKE
IND
PWE
high
PWE
low
0000 H 0000 H 03E8 H
130BA093.10
1155 H
PKE IND PWE
high
PWE
low
0000 H 0000 H 0000 H
130BA094.10
130BA267.10
1155 H
PKE
IND
0000 H 0000 H 03E8 H
PWE
high
PWE
low
Installatie en setup RS485 Design Guide
Het antwoord van de slave aan de master wordt weergegeven in Afbeelding 7.11.
Afbeelding 7.11 Antwoord van master
7.5.2 Een parameterwaarde lezen
Lees de waarde in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd.
PKE = 1155 hex – lees parameterwaarde in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd:
IND = 0000 hex
PWE
PWE
Afbeelding 7.12 Telegram
= 0000 hex
HIGH
= 0000 hex
LOW
Overzicht Modbus RTU
7.6
7.6.1 Inleiding
Danfoss gaat ervan uit dat de geïnstalleerde regelaar de interfaces in dit document ondersteunt en dat strikt wordt voldaan aan de vereisten voor de regelaar en de frequen­tieregelaar, inclusief de
gespeciceerde beperkingen.
De ingebouwde Modbus RTU (Remote Terminal Unit) dient om te communiceren met elke mogelijke regelaar die de in dit document vermelde interfaces ondersteunt. Er is aangenomen dat de gebruiker volledig op de hoogte is van de functies en beperkingen van de regelaar.
7.6.2 Overzicht
In deze sectie wordt het proces beschreven dat een regelaar gebruikt om toegang te vragen tot een ander apparaat. Dit proces is hetzelfde voor alle netwerktypen voor fysieke communicatie. Dit proces bepaalt bijvoorbeeld hoe de Modbus RTU reageert op verzoeken van een ander apparaat en de wijze waarop fouten worden gedetecteerd en gerapporteerd. Het zorgt tevens voor een standaard formaat voor de indeling en inhoud van telegramvelden.
7 7
Als de waarde in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd 10 s is, is het antwoord van de slave aan de master zoals aangegeven in Afbeelding 7.13.
Afbeelding 7.13 Antwoord
3E8 hex komt overeen met 1000 decimaal. De conversie­index voor parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd is -2, oftewel 0,01.
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd is van het type Zonder teken 32.
Tijdens communicatie over een Modbus RTU-netwerk bepaalt het protocol hoe elke regelaar
het adres van het apparaat verkrijgt
een aan de regelaar geadresseerd telegram
herkent
bepaalt welke acties moeten worden
ondernomen
gegevens of andere informatie uit het telegram
haalt.
Als een antwoord nodig is, zal de regelaar het antwoordte­legram opstellen en verzenden. Regelaars communiceren via een master-slavemethode waarbij enkel de master transacties (zogenaamde query's) kan initiëren. Slaves reageren door de gevraagde data aan de master te leveren of de via de query gevraagde actie uit te voeren. De master kan afzonderlijke slaves aanspreken of een broadcasttelegram naar alle slaves sturen. Wanneer een slave een query ontvangt die speciek aan hem is geadresseerd, zendt hij een antwoord terug. Na een broadcastquery van de master wordt geen antwoord teruggezonden.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 93
Installatie en setup RS485
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Het Modbus RTU-protocol bepaalt de indeling voor de master-query door de volgende gegevens aan te leveren:
het adres van het apparaat (of de broadcast)
een functiecode die de gevraagde actie denieert
eventuele te verzenden data
een foutcontroleveld.
Ook het antwoordtelegram van het slaveapparaat wordt gedenieerd op basis van het Modbus-protocol. Het bevat velden voor het bevestigen van de uitgevoerde actie, eventuele terug te zenden data, en een foutcontroleveld. Als bij de ontvangst van het telegram een fout optreedt, of als de slave niet in staat is om de gevraagde actie uit te voeren, zal de slave een foutmelding genereren en die als antwoord terugzenden. In plaats hiervan kan er ook een time-out optreden.
77
7.6.3 Frequentieregelaar met Modbus RTU
De frequentieregelaar communiceert in Modbus RTU­indeling over de ingebouwde RS485-interface. Modbus RTU biedt toegang tot het stuurwoord en de busreferentie van de frequentieregelaar.
Netwerkconguratie
7.7
Stel de volgende parameters in om Modbus RTU op de frequentieregelaar in te schakelen:
Parameter Instelling
Parameter 8-30 Protocol Modbus RTU Parameter 8-31 Adres 1–247 Parameter 8-32 Baudsnelheid 2400–115200
Parameter 8-33 Par./stopbits
Tabel 7.11 Netwerkconguratie
Even Parity, 1 Stop Bit (Even pariteit, 1 stopbit) (standaard)
7.8 Berichtframingstructuur Modbus RTU
7.8.1 Inleiding
De regelaars zijn ingesteld voor communicatie op het Modbus-netwerk via de RTU (Remote Terminal Unit) modus, waarbij elke byte in een telegram 2 hexadecimale tekens van 4 bits bevat. De gegevensindeling voor elke byte wordt aangegeven in Tabel 7.12.
Het stuurwoord stelt de Modbus-master in staat om diverse belangrijke functies van de frequentieregelaar te besturen.
Start
Diverse stops:
- Vrijloop
- Snelle stop
- Stop via DC-rem
- Normale (ramp)stop
Reset na een uitschakeling (trip)
Draaien op diverse vooraf ingestelde toerentallen
Omgekeerd draaien
Wijzigen van de actieve setup
Besturen van het ingebouwde relais van de
frequentieregelaar
De busreferentie wordt gewoonlijk gebruikt voor een snelheidsregeling. Het is ook mogelijk om toegang te krijgen tot deze parameters, deze uit te lezen en, waar mogelijk, er waarden naartoe te schrijven. Toegang tot deze parameters biedt een reeks besturingsopties, waaronder het regelen van het setpoint van de frequentie­regelaar als gebruik wordt gemaakt van de interne PI­regelaar.
Start bit
Tabel 7.12 Gegevensindeling voor elke byte
Coderingssysteem 8-bits binair, hexadecimaal 0-9, A-F
Bits per byte
Foutcontroleveld Cyclical Redundancy Check (CRC)
Tabel 7.13 Bytegegevens
Databyte Stop/
pariteit
2 hexadecimale tekens in elk 8-bits veld van het telegram
1 startbit
8 databits; de minst signicante bit
wordt het eerst verzonden
1 bit voor even/oneven pariteit; geen bit
voor geen pariteit
1 stopbit bij gebruik pariteit; 2 bits bij
geen pariteit
Stop
94 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Installatie en setup RS485 Design Guide
7.8.2 Telegramstructuur Modbus RTU
Het zendende apparaat plaatst een Modbus RTU-telegram in een frame met een bekend start- en eindpunt. Hierdoor kunnen ontvangende apparaten aan het begin van het telegram beginnen, het adresgedeelte lezen, bepalen aan welk apparaat (of alle apparaten bij een broadcastte­legram) het telegram geadresseerd is en herkennen wanneer het telegram volledig is. Onvolledige telegrammen worden gedetecteerd en fouten worden als resultaat gezonden. Tekens voor verzending moeten voor elk veld in hexadecimale notatie 00-FF zijn gesteld. De frequentieregelaar bewaakt de netwerkbus continu, ook tijdens stille intervallen. Wanneer het eerste veld (het adresveld) wordt ontvangen, wordt het door elke frequen­tieregelaar of apparaat gedecodeerd om te bepalen welk apparaat wordt geadresseerd. Modbus RTU-telegrammen die aan 0 zijn geadresseerd, zijn broadcasttelegrammen. Voor broadcasttelegrammen is geen antwoord toegestaan. In Tabel 7.14 wordt een typisch telegramframe weergegeven.
Start Adres Functie Data
T1-T2-T3-
T4
Tabel 7.14 Typische telegramstructuur Modbus RTU
8 bits 8 bits N x 8 bits 16 bits
CRC-
controle
Einde
T1-T2-T3-
T4
7.8.3 Start-/stopveld
Telegrammen starten met een stille periode met een tijdsduur van minstens 3,5 tekens. De stille periode wordt geïmplementeerd als een meervoud van tekenintervallen bij de geselecteerde baudsnelheid van het netwerk (aangegeven als Start T1-T2-T3-T4). Het eerste veld dat moet worden verzonden, is het apparaatadres. Na het laatste verzonden teken volgt een vergelijkbare periode met een tijdsduur van minstens 3,5 tekens om het einde van het telegram aan te geven. Na deze periode kan er een nieuw telegram beginnen.
Verzend het gehele telegramframe als een continue stroom. Als er vóór voltooiing van het frame een stilte valt met een interval van meer dan 1,5 tekens, gooit het ontvangende apparaat het onvolledige telegram weg en gaat het ervan uit dat de volgende byte het adresveld van een nieuw telegram zal bevatten. En als een nieuw telegram begint binnen een interval van 3,5 tekens na een voorgaand telegram, gaat het ontvangende apparaat ervan uit dat dit telegram een vervolg is op het eerdere telegram. Dit gedrag veroorzaakt een time-out (geen antwoord van de slave), omdat de waarde in het laatste CRC-veld niet geldig is voor de gecombineerde telegrammen.
7.8.4 Adresveld
Het adresveld van een telegramframe bevat 8 bits. Geldige adressen voor slaveapparaten liggen in het bereik van 0-247 decimaal. De individuele slaveapparaten krijgen adressen toegewezen in het bereik van 1-247. 0 is gereserveerd voor de broadcastmodus en wordt door alle slaves herkend. Een master adresseert een slave door het slaveadres in het adresveld van het telegram te plaatsen. Wanneer de slave zijn antwoord zendt, plaatst hij het eigen adres in dit adresveld om de master te laten weten welke slave reageert.
7.8.5 Functieveld
Het functieveld van een telegramframe bevat 8 bits. Geldige codes liggen in het bereik van 1-FF. Functievelden worden gebruikt om telegrammen te verzenden tussen master en slave. Wanneer een telegram van een master naar een slaveapparaat wordt verzonden, vertelt het functiecodeveld de slave wat voor actie hij moet uitvoeren. Wanneer de slave antwoord geeft aan de master, gebruikt hij het functiecodeveld om een normaal (foutvrij) antwoord te geven dan wel aan te geven dat er een fout is opgetreden (uitzonderingsantwoord genoemd).
Voor een normaal antwoord zendt de slave simpelweg de originele functiecode terug. Voor een uitzonderings­antwoord zendt de slave een code terug die overeenkomt met de originele functiecode, maar waarbij de meest signicante bit op logische 1 is ingesteld. Bovendien plaatst de slave een unieke code in het dataveld van het antwoordtelegram. Deze code vertelt de master wat voor type fout is opgetreden of de reden voor de uitzondering. Zie ook hoofdstuk 7.8.11 Door Modbus RTU ondersteunde functiecodes en hoofdstuk 7.8.12 Uitzonderingscodes Modbus.
7.8.6 Dataveld
Het dataveld wordt opgebouwd met behulp van 2 hexade­cimale getallen, in het bereik van 00-FF hex. Deze getallen bestaan uit 1 RTU-teken. Het dataveld van telegrammen die van een master naar een slaveapparaat worden gezonden, bevat aanvullende informatie die de slave moet gebruiken om overeenkomstig te handelen.
De informatie kan items omvatten zoals:
spoel- of registeradressen
het aantal items dat moet worden afgehandeld
het daadwerkelijke aantal databytes in het veld.
7 7
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 95
Installatie en setup RS485
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
7.8.7 CRC-controleveld
Telegrammen bevatten een controleveld dat werkt op basis van de Cyclical Redundancy Check (CRC)-methode. Het CRC-veld controleert de inhoud van het volledige telegram. Deze controle wordt ook toegepast als voor afzonderlijke tekens van het telegram al een pariteitscontrolemethode wordt uitgevoerd. Het zendende apparaat berekent de CRC-waarde en voegt de CRC vervolgens als laatste veld toe aan het telegram. Het ontvangende apparaat berekent opnieuw een CRC bij ontvangst van het telegram en vergelijkt de berekende waarde met de actuele waarde die werd ontvangen in het CRC-veld. 2 ongelijke waarden resulteren in een bus time-out. Het controleveld bevat een 16-bits binaire waarde die wordt geïmplementeerd als 2 bytes van 8 bits. Na implementatie wordt eerst de lage byte van het veld toegevoegd, gevolgd door de hoge byte.
7.8.8 Adressering spoelregister
In Modbus zijn alle data georganiseerd in spoelen en registers. Een spoel bevat één bit, terwijl een register een woord van 2 bytes (d.w.z. 16 bits) bevat. Alle data-adressen in Modbus-telegrammen worden berekend vanaf 0. De eerste keer dat een data-item voorkomt, wordt hieraan itemnummer 0 toegewezen. Bijvoorbeeld: de spoel die in een programmeerbare regelaar bekend is als spoel 1, wordt in het adresveld van een Modbus-telegram geadresseerd als spoel 0000. Spoel 127 decimaal wordt geadresseerd als spoel 007E hex (126 decimaal). Register 40001 wordt in het data-adresveld van het telegram geadresseerd als register 0000. Het functieco­develd speciceert al een registeractie. Daarom is de referentie 4XXXX impliciet. Register 40108 wordt geadresseerd als register 006B hex (107 decimaal).
De hoge byte van de CRC is de laatste byte die in het
77
telegram wordt verzonden.
Spoelnummer Beschrijving Signaalrichting
1–16 Stuurwoord frequentieregelaar (zie Tabel 7.16) Master naar slave
17–32
33–48 Statuswoord frequentieregelaar (zie Tabel 7.17) Slave naar master
49–64
65
66–65536 Gereserveerd
Bereik toerental of setpointreferentie frequentieregelaar 0x0-0xFFFF (-200% ... ~200%)
Modus zonder terugkoppeling: uitgangsfrequentie frequentieregelaar. Modus met terugkoppeling: terugkoppelingssignaal frequentieregelaar. Besturing voor schrijven parameter (master naar slave) 0 = wijzigingen van parameterwaarden worden geschreven naar het RAM van de frequentieregelaar 1 = wijzigingen van parameterwaarden worden geschreven naar het RAM en EEPROM van de frequentieregelaar
Master naar slave
Slave naar master
Master naar slave
Tabel 7.15 Spoelregister
Spoel 0 1
01 Digitale referentie, lsb 02 Digitale referentie, msb 03 DC-rem Geen DC-rem 04 Vrijloop na stop Geen vrijloop na stop 05 Snelle stop Geen snelle stop 06 Frequentie vasthouden Frequentie niet vasthouden 07 Rampstop Start 08 Niet resetten Reset 09 Geen jog Jog 10 Ramp 1 Ramp 2 11 Data niet geldig Data geldig 12 Relais 1 uit Relais 1 aan 13 Relais 2 uit Relais 2 aan 14 Setup lsb
15
16 Niet omkeren Omkeren
Tabel 7.16 Stuurwoord frequentieregelaar (FC-proel)
96 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Installatie en setup RS485 Design Guide
Spoel 0 1
33 Besturing niet gereed Besturing gereed 34 Frequentieregelaar niet gereed Frequentieregelaar gereed 35 Vrijloop na stop Veiligheidsvergrendeling 36 Geen alarm Alarm 37 Niet gebruikt Niet gebruikt 38 Niet gebruikt Niet gebruikt 39 Niet gebruikt Niet gebruikt 40 Geen waarschuwing Waarschuwing 41 Niet op referentie Op referentie 42 Handmodus Automodus 43 Buiten frequentiebereik Binnen frequentiebereik 44 Gestopt Actief 45 Niet gebruikt Niet gebruikt 46 Geen spanningswaarschuwing Spanning overschreden 47 Niet binnen stroomgrens Stroomgrens 48 Thermisch niveau is OK Thermisch niveau overschreden
Tabel 7.17 Statuswoord frequentieregelaar (FC-proel)
PLC-
Busadres
Busregister
0 1 40001 Gereserveerd
1 2 40002 Gereserveerd
2 3 40003 Gereserveerd
3 4 40004 Vrij – 4 5 40005 Vrij
5 6 40006 Modbus-conguratie
6 7 40007 Laatste foutcode Alleen lezen
7 8 40008 Laatste foutregister Alleen lezen
8 9 40009 Indexverwijzing
9 10 40010 Parameter 0-01 Taal
19 20 40020 Vrij
29 30 40030
1)
register
Inhoud Toegang Beschrijving
Gereserveerd voor oudere frequentieregelaars van het type VLT® 5000 en VLT® 2800. Gereserveerd voor oudere frequentieregelaars van het type VLT® 5000 en VLT® 2800. Gereserveerd voor oudere frequentieregelaars van het type VLT® 5000 en VLT® 2800.
Alleen TCP. Gereserveerd voor Modbus TCP
Parameter 0-03 Regionale
instellingen
Lezen/
schrijven
Lezen/
schrijven
Afhankelijk
van toegang
tot parameter
Afhankelijk
van toegang
tot parameter
(parameter 12-28 Datawaarden opsl. en parameter 12-29 Altijd opslaan – bijvoorbeeld opgeslagen in EEPROM). Ontvangen foutcode van parameterdatabase; zie WHAT 38295 voor meer informatie. Adres van het register waar de laatste fout zich voordeed; zie WHAT 38296 voor meer informatie. Subindex van parameter waarvoor toegang nodig is. Zie WHAT 38297 voor meer informatie. Parameter 0-01 Taal (Modbus-register = 10 parameter­nummer) Ruimte van 20 bytes gereserveerd voor parameter in Modbus Map.
Parameter 0-03 Regionale instellingen
Ruimte van 20 bytes gereserveerd voor parameter in Modbus Map.
7 7
Tabel 7.18 Adres/registers
1) De waarde die in een Modbus RTU-telegram wordt geschreven, moet 1 cijfer lager zijn dan het registernummer. Zo moet u bijvoorbeeld de waarde 0 in het telegram schrijven om Modbus-register 1 uit te lezen.
MG18C810 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. 97
CTW
Holding Register
2810
Write
Master Frequency Converter
Read
Frequency Converter Master
Controlled by Parameter
Holding Register
Controlled by Parameter
8-42 [0]
REF
2811
8-42 [1]
2812
8-42 [2]
PCD 2
write
2813
8-42 [3]
PCD 3
write
2814
8-42 [4]
PCD 4
write
2815
8-42 [5]
PCD 5
write
...
...
...
write
2873
8-42 [63]
PCD 63
write
STW
2910
8-43 [0]
MAV
2911
8-43 [1]
2912
8-43 [2]
PCD 2
read
2913
8-43 [3]
PCD 3
read
2914
8-43 [4]
PCD 4
read
2915
8-43 [5]
PCD 5
read
...
...
...
read
2919
8-43 [63]
PCD 63
read
130BC048.10
Installatie en setup RS485
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
7.8.9 Toegang via PCD schrijven/lezen
Het gebruik van de PCD-schrijf/lees-conguratie heeft het voordeel dat de regelaar meer gegevens in 1 telegram kan schrijven of lezen. Via de functiecode Register lezen of Meerdere registers schrijven kunnen tot 63 registers worden geschreven of gelezen in 1 telegram. Ook de opbouw is exibel, zodat er slechts 2 registers naar de regelaar kunnen worden geschreven, terwijl er 10 registers kunnen worden uitgelezen uit de regelaar.
De
PCD-schrijijst bestaat uit data die vanuit de regelaar naar de frequentieregelaar worden verzonden. Deze data omvatten het stuurwoord, de referentie en toepassingsspe­cieke data zoals minimumreferentie en ramp-tijden, enzovoort.
77
LET OP
Het stuurwoord en de referentie worden altijd verzonden in de lijst vanuit de regelaar naar de frequentieregelaar.
Afbeelding 7.14 Toegang via PCD schrijven/lezen
De PCD-schrijijst is te congureren in parameter 8-42 PCD- schrijfcong.
De PCD-leeslijst bestaat uit data die vanuit de frequentiere­gelaar naar de regelaar worden verzonden, zoals
LET OP
De grijs gemarkeerde velden geven standaardwaarden aan en kunnen niet worden gewijzigd.
statuswoord, voornaamste huidige waarde en toepassings­specieke data zoals draaiuren, motorstroom en alarmwoord.
LET OP
De 32-bits parameters moeten worden gemapt binnen de grenzen van 32 bits (PCD2 & PCD3 of PCD4 & PCD5,
LET OP
Het statuswoord en de voornaamste huidige waarde worden altijd verzonden in de lijst vanuit de frequentie­regelaar naar de regelaar.
enzovoort), waarbij het parameternummer twee keer wordt gemapt naar parameter 8-42 PCD-schrijfcong. of
parameter 8-43 PCD-leescong.
7.8.10 De frequentieregelaar besturen
Deze sectie beschrijft de codes die kunnen worden gebruikt in de functie- en datavelden van een Modbus RTU-telegram.
98 Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18C810
Loading...