Danfoss FC 101 Programming guide [nl]

ENGINEERING TOMORROW
Programmeerhandleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud Programmeerhandleiding
Inhoud
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
1.2 Document- en softwareversie
1.3 Veiligheidssymbolen
1.4 Veiligheidsvoorschriften
1.5 Aanvullende hulpmiddelen
1.6 Denities
1.7 Elektrisch overzicht
2 Programmeren
2.1 Inleiding
2.2 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
2.3 Menu's
2.3.1 Statusmenu 10
2.3.2 Quick Menu 10
2.3.3 Main Menu 25
2.4 Snel overzetten van parameterinstellingen naar andere frequentieomvormers
2.5 Geïndexeerde parameters uitlezen en programmeren
10
26
26
2.6 Initialiseren naar standaardinstellingen
3 Parameters
3.1 Hoofdmenu – Bediening/display – Groep 0
3.2 Hoofdmenu – Belasting & motor – Groep 1
3.3 Hoofdmenu – Remmen – Groep 2
3.4 Hoofdmenu – Ref./ramp – Groep 3
3.5 Hoofdmenu – Begr./waarsch. – Groep 4
3.6 Hoofdmenu – Digitaal In/Uit – Groep 5
3.7 Hoofdmenu – Analoog In/Uit – Groep 6
3.8 Hoofdmenu – Comm. en opties – Groep 8
3.9 Hoofdmenu – Smart Logic – Groep 13
3.10 Hoofdmenu – Speciale functies – Groep 14
3.11 Hoofdmenu – Geg. frequentieregelaar – Groep 15
3.12 Hoofdmenu – Data-uitlezingen – Groep 16
3.13 Hoofdmenu – Data-uitlezingen 2 – Groep 18
3.14 Hoofdmenu – FC met terugkoppeling – Groep 20
3.15 Hoofdmenu – Toepassingsfuncties – Groep 22
26
27
27
32
42
44
47
51
61
67
73
82
87
89
94
94
97
3.16 Hoofdmenu – Toepassingsfuncties 2 – Groep 24
3.17 Hoofdmenu – Speciale functies – Groep 30
4 Problemen verhelpen
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 1
104
107
108
Inhoud
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
4.1 Inleiding tot alarmen en waarschuwingen
4.2 Alarmwoorden
4.3 Waarschuwingswoorden
4.4 Uitgebreide statuswoorden
4.5 Lijst met waarschuwingen en alarmen
4.6 Lijst met LCP-fouten
5 Parameterlijsten
5.1 Parameteropties
5.1.1 Standaardinstellingen 117
5.1.2 0-** Operation/Display (Bediening/display) 118
5.1.3 1-** Load and Motor (Belasting & motor) 118
5.1.4 2-** Brakes (Remmen) 120
5.1.5 3-** Reference/Ramps (Ref./Ramp.) 120
5.1.6 4-** Limits/Warnings (Begr./waarsch.) 121
5.1.7 5-** Digital In/Out (Digitaal In/Uit) 121
5.1.8 6-** Analog In/Out (Analoog In/Uit) 122
5.1.9 8-** Comm. and Options (Comm. en opties) 123
108
110
110
111
112
116
117
117
5.1.10 13-** Smart Logic 124
5.1.11 14-** Special Functions (Speciale functies) 124
5.1.12 15-** Drive Information (Gegevens frequentieregelaar) 125
5.1.13 16-** Data Readouts (Data-uitlezingen) 126
5.1.14 18-** Info & Readouts (Info & uitlezingen) 127
5.1.15 20-** Drive Closed Loop (Frequentieregelaar met terugkoppeling) 128
5.1.16 22-** Appl. Functions (Toepassingsfuncties) 128
5.1.17 24-** Appl. Functions 2 (Toepassingsfuncties 2) 129
5.1.18 30-** Special Features (Speciale functies) 130
Trefwoordenregister
131
2 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Inleiding Programmeerhandleiding
1 Inleiding
1.1 Doel van de handleiding
Deze programmeerhandleiding bevat informatie voor geavanceerde programmering van de frequentieregelaar. Hierin vindt u een volledig overzicht van alle parameters en beschrijvingen voor alle parameters.
De programmeerhandleiding is bedoeld voor gebruik door gekwaliceerd personeel.
Lees en volg de programmeerhandleiding om de frequen­tieregelaar op veilige en professionele wijze te kunnen gebruiken. Let vooral ook op de veiligheidsvoorschriften en algemene waarschuwingen.
1.2 Document- en softwareversie
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor verbetering zijn welkom.
Versie Opmerkingen Softwareversie
MG18B5xx Bijgewerkt voor de
nieuwe software-
versie.
4.2x
Software-
compatibiliteit
Oude software
(OSS-bestand versie
3.xx en lager)
Nieuwe software
(OSS-bestand versie
4.xx of hoger)
Hardware-
compatibiliteit
Oude voedingskaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Nieuwe
voedingskaart
(productieweek 34
2017 of later)
Tabel 1.2 Software- en hardwarecompatibiliteit
Oude stuurkaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Ja Nee
Nee Ja
Oude stuurkaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Ja (alleen software­versie 3.xx of lager)
Ja (software MOET worden bijgewerkt naar versie 3.xx of
lager, ventilator
werkt continu op
volle toeren)
Nieuwe stuurkaart
(productieweek 34
Nieuwe stuurkaart
(productieweek 34
Ja (software MOET
worden bijgewerkt
naar versie 4.xx of
Ja (alleen software-
versie 4.xx of hoger)
1 1
2017 of later)
2017 of later)
hoger)
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
Vanaf softwareversie 4.0x (productieweek 33 2017 en later) is de variabeltoerentalfunctie voor de koelventilator van het koellichaam geïmplementeerd in frequentieregelaars met een vermogensklasse tot 22 kW (30 pk) 400 V IP 20 en een vermogensklasse tot 18,5 kW (25 pk) 400 V IP 54. Voor gebruik van deze functie moeten de software en hardware worden bijgewerkt. De functie legt ook beperkingen op ten aanzien van achterwaartse compatibiliteit voor behuizingsgrootte H1-H5 en I2-I4. Zie Tabel 1.2 voor de beperkingen.
Veiligheidssymbolen
1.3
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkprak­tijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot schade aan apparatuur of eigendommen.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 3
Inleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
11
1.4 Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwali­ceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of er geen spanning meer op de frequentieregelaar staat voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan worden gestart door een externe schakelaar, een veldbus­commando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
eventuele door de motor aangedreven werktuigen volledig bedraad en gemonteerd zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringconden­satoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien. Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
zijn. De vereiste minimale wachttijd staat vermeld in Tabel 1.3.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
paraat of de condensatoren volledig ontladen zijn voordat u service- of reparatiewerk­zaamheden gaat uitvoeren.
Spanning [V] Vermogensbereik [kW
(pk)]
3 x 200 0,25-3,7 (0,33-5) 4 3 x 200 5,5-11 (7-15) 15 3 x 400 0,37-7,5 (0,5-10) 4 3 x 400 11–90 (15–125) 15 3 x 600 2,2-7,5 (3-10) 4 3 x 600 11–90 (15–125) 15
Tabel 1.3 Ontladingstijd
Minimale wachttijd
(minuten)
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
4 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Inleiding Programmeerhandleiding
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd volgens de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieregelaar kan leiden tot ernstig letsel als de frequentieregelaar niet goed is gesloten.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.
1.5 Aanvullende hulpmiddelen
De Snelgids VLT® HVAC Basic Drive FC 101 bevat
basisinformatie over mechanische afmetingen, installatie en programmering.
®
De VLT
bevat informatie over het ontwerpen van motorregelsystemen.
HVAC Basic Drive FC 101 Design Guide
Voer tijdens het installatieproces van de software de toegangscode 81463800 in om de FC 101-functionaliteit te activeren. Om de FC 101-functionaliteit te gebruiken is geen licentiecode vereist.
De nieuwste software bevat niet altijd de laatste updates voor frequentieregelaars. Neem voor de laatste updates (in de vorm van *.upd-bestanden) contact op met een verkoopkantoor bij u in de buurt of download de frequen­tieregelaarupdates op www.danfoss.com/en/service-and-
support/downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/ #Overview.
1.6 Denities
Frequentieregelaar I
VLT, MAX
De maximale uitgangsstroom.
I
VLT,N
De nominale uitgangsstroom die door de frequentiere­gelaar wordt geleverd.
U
VLT, MAX
De maximale uitgangsspanning.
Ingang
De aangesloten motor kan worden gestart en gestopt via het LCP en de digitale ingangen. Functies zijn in 2 groepen verdeeld, zoals beschreven in Tabel 1.4. De functies in groep 1 hebben een hogere prioriteit dan de functies in groep 2.
Groep 1
Groep 2
Reset, vrijloop na stop, reset en vrijloop na stop, snelle stop, DC-rem, stop en de [O]-toets. Start, pulsstart, omkeren, start omkeren, jog en uitgang vasthouden.
1 1
Danfoss VLT® Energy Box-software. Selecteer PC
Software Download op vlt-drives.danfoss.com/ products/engineering-software/software-download/ vlt-energy-box-software/.
Met de VLT® Energy Box-software kunt u het energieverbruik van HVAC-ventilatoren en ­pompen die met behulp van Danfoss frequentieregelaars worden geregeld, vergelijken met het energieverbruik van andere debietrege­lingsmethoden. Gebruik dit hulpmiddel voor een zo nauwkeurig mogelijke prognose van de kosten, besparingen en terugverdientijd bij gebruik van Danfoss frequentieregelaars voor HVAC-ventilatoren, -pompen en -koeltorens.
De technische publicaties zijn online in elektronische vorm beschikbaar via drives.danfoss.com/knowledge-center/ technical-documentation/.
Ondersteuning voor MCT 10 setupsoftware
Download de software op www.danfoss.com/en/service-and­support/downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/.
Tabel 1.4 Stuurcommando's
Motor f
JOG
De motorfrequentie wanneer de jogfunctie is geactiveerd (via digitale klemmen).
f
M
De motorfrequentie.
f
MAX
De maximale motorfrequentie.
f
MIN
De minimale motorfrequentie.
f
M,N
De nominale motorfrequentie (gegevens typeplaatje).
I
M
De motorstroom.
I
M,N
De nominale motorstroom (gegevens typeplaatje).
n
M,N
Het nominale motortoerental (gegevens typeplaatje).
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 5
Inleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
11
P
M,N
Het nominale motorvermogen (gegevens typeplaatje).
U
M
De momentele motorspanning.
U
M,N
De nominale motorspanning (gegevens typeplaatje).
Losbreekkoppel
Afbeelding 1.1 Losbreekkoppel
η
VLT
Het rendement van de frequentieregelaar wordt gede­nieerd als de verhouding tussen het uitgangsvermogen en
het ingangsvermogen.
Startdeactiveercommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de stuurcommando's; zie Tabel 1.4.
Stopcommando
Zie Tabel 1.4.
Analoge referentie
Een signaal dat naar analoge ingang 53 of 54 wordt gestuurd, Dit kan spanning of stroom zijn.
Stroomingang: 0-20 mA en 4-20 mA
Spanningsingang: 0-10 V DC
Busreferentie
Een signaal dat naar de seriële-communicatiepoort (FC­poort) wordt gestuurd.
Digitale referentie
Een gedenieerde, vooraf ingestelde referentie die kan worden ingesteld van -100% tot +100% van het referentie­bereik. Selectie van 8 vooraf ingestelde referenties via de digitale klemmen.
Ref
MAX
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 100% van de volledige schaal (gewoonlijk 10 V, 20 mA) en de totale referentie. De maximumreferentie die is ingesteld in parameter 3-03 Max. referentie.
Ref
MIN
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een waarde van 0% (gewoonlijk 0 V, 0 mA, 4 mA) en de totale referentie. De minimumreferentiewaarde wordt ingesteld in parameter 3-02 Minimumreferentie.
Analoge ingangen
De analoge ingangen worden gebruikt om diverse functies van de frequentieregelaar te besturen. Er zijn 2 typen analoge ingangen:
Stroomingang: 0-20 mA en 4-20 mA
Spanningsingang: 0-10 V DC
Analoge uitgangen
De analoge uitgangen kunnen een signaal van 0-20 mA, 4-20 mA of een digitaal signaal leveren.
Automatische aanpassing motorgegevens, AMA
Het AMA-algoritme bepaalt de elektrische parameters van de aangesloten motor bij stilstand en compenseert de weerstand op basis van de lengte van de motorkabel.
Digitale ingangen
De digitale ingangen kunnen worden gebruikt voor het besturen van diverse functies van de frequentieregelaar.
Digitale uitgangen
De frequentieregelaar bevat 2 halfgeleideruitgangen die een signaal van 24 V DC (maximaal 40 mA) kunnen leveren.
Relaisuitgangen
De frequentieregelaar heeft 2 programmeerbare relaisuit­gangen.
ETR
Elektronisch thermisch relais is een berekening van de thermische belasting op basis van de actuele belasting en de tijd. Het doel hiervan is het schatten van de motortem­peratuur en het voorkomen van oververhitting van de motor.
Initialisatie
Bij initialisatie (parameter 14-22 Bedrijfsmodus) worden de programmeerbare parameters van de frequentieregelaar teruggezet naar de standaardinstellingen. Communicatieparameters, de foutlog of de brandmoduslog worden niet geïnitialiseerd via Parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
Intermitterende belastingscyclus
De nominale intermitterende belasting heeft betrekking op een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een belaste en een onbelaste periode. De werking kan een periodieke cyclus of een niet-periodieke cyclus zijn.
6 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Inleiding Programmeerhandleiding
LCP
Het lokale bedieningspaneel (LCP) biedt een complete interface voor de bediening en programmering van de frequentieregelaar. Het bedieningspaneel is afneembaar op IP 20-eenheden en vast op IP 54-eenheden. Het kan op maximaal 3 m (9,8 ft) van de frequentieregelaar worden geïnstalleerd, d.w.z. op een frontpaneel, met behulp van de optionele installatieset.
lsb
Minst signicante bit.
MCM
Staat voor Mille Circular Mil, een Amerikaanse meeteenheid voor de doorsnede van kabels. 1 MCM = 0,5067 mm².
msb
Meest signicante bit.
Online-/oineparameters
Wijzigingen van onlineparameters worden meteen na het wijzigen van de gegevenswaarde geactiveerd. Druk op [OK] om oineparameters te activeren.
PI-regelaar
De PI-regelaar handhaaft de gewenste snelheid, druk, temperatuur en dergelijke door de uitgangsfrequentie aan te passen aan wijzigingen in de belasting.
RCD
Reststroomapparaat.
Setup
Parameterinstellingen kunnen worden opgeslagen in 2 setups. Het is mogelijk om tussen de 2 parametersetups te schakelen en 1 setup te bewerken terwijl de andere setup actief is.
Slipcompensatie
De frequentieregelaar compenseert voor het slippen van de motor door verhoging van de frequentie op basis van de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental vrijwel constant wordt gehouden.
Smart Logic Control (SLC)
De SLC is een reeks door de gebruiker gedenieerde acties die wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedenieerde gebeurtenissen door de SLC worden geëvalueerd als TRUE
Thermistor
Een temperatuurafhankelijke weerstand die geplaatst wordt op plaatsen waar de temperatuur moet worden bewaakt (frequentieregelaar of motor).
Uitschakeling (trip)
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties, bijvoorbeeld als de frequentieregelaar te maken krijgt met overtemperatuur of wanneer de frequentieregelaar de motor, het proces of het mechanisme beschermt. Een herstart is niet mogelijk totdat de oorzaak van de fout is weggenomen en de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Gebruik een uitschakeling (trip) niet voor persoonlijke veiligheid.
Uitschakeling met blokkering
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties waarbij de frequentieregelaar zichzelf beschermt en fysiek ingrijpen noodzakelijk is, bijvoorbeeld als de frequentieregelaar wordt kortgesloten op de uitgang. Een uitschakeling met blokkering kan alleen worden opgeheven door de netvoeding te onderbreken, de oorzaak van de fout weg te nemen en de frequentieregelaar opnieuw aan te sluiten op het net. Een herstart is niet mogelijk totdat de uitschakel­ingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is geprogrammeerd. Gebruik een uitschakeling met blokkering niet voor persoonlijke veiligheid.
VT-karakteristieken
Variabel-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor pompen en ventilatoren.
+
VVC
In vergelijking met een standaardregeling van de spanning-frequentieverhouding zorgt Voltage Vector Control (VVC+) voor betere dynamische prestaties en stabiliteit, zowel bij een wijziging van de toerentalrefe­rentie als met betrekking tot het belastingskoppel.
1 1
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 7
L1 L2 L3
3-phase power input
PE
PE
+10 V DC
0-10 V DC-
0-10 V DC-
50 (+10 V OUT)
54 (A IN)
53 (A IN)
55 (COM A IN/OUT)
0/4-20 mA
0/4-20 mA
42 0/4-20 mA A OUT / D OUT
45 0/4-20 mA A OUT / D OUT
18 (D IN)
19 (D IN)
27 (D IN/OUT)
29 (D IN/OUT)
12 (+24 V OUT)
24 V (NPN)
20 (COM D IN)
O V (PNP)
24 V (NPN) O V (PNP)
24 V (NPN) O V (PNP)
24 V (NPN) O V (PNP)
Bus ter.
Bus ter.
RS485 Interface
RS485
(N RS485) 69
(P RS485) 68
(Com RS485 ) 61
(PNP)-Source (NPN)-Sink
ON=Terminated
OFF=Unterminated
ON
1 2
240 V AC 3 A
Not present on all power sizes
Do not connect shield to 61
01
02
03
relay 1
relay 2
UDC+
UDC-
Motor
U V
W
130BD467.12
06
05
04
240 V AC 3 A
Inleiding
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
11
1.7 Elektrisch overzicht
Afbeelding 1.2 Eenvoudig bedradingsschema
LET OP
Houd er rekening mee dat UDC- en UDC+ niet toegankelijk zijn op de volgende eenheden:
IP 20, 380-480 V, 30-90 kW (40-125 pk)
IP 20, 200-240 V, 15-45 kW (20-60 pk)
IP 20, 525-600 V, 2,2-90 kW (3,0-125 pk)
IP 54, 380-480 V, 22-90 kW (30-125 pk)
8 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
B
a
c
k
Com.
1-20 Motor Power
[5] 0.37kW - 0.5HP
Setup 1
AB1
12
131415
11
11
109876
5
432
C
D
Sta
tus
M
ain
M
enu
Q
uick
M
enu
Hand
On
OK
M
enu
Off
Reset
Auto
On
Alarm
Warn.
On
11
Programmeren Programmeerhandleiding
2 Programmeren
2.1 Inleiding
De frequentieregelaar kan worden geprogrammeerd via het LCP of vanaf een pc via de RS485-COM-poort. Voor dit laatste moet u MCT 10 setupsoftware installeren. Zie hoofdstuk 1.5 Aanvullende hulpmiddelen voor meer informatie over de software.
2.2 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
De functies van het LCP zijn onderverdeeld in 4 groepen.
A. Display
B. Menutoets
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
1 Nummer en naam van de parameter. 2 Parameterwaarde.
Het setupnummer toont het nummer van de actieve setup en het nummer van de setup die wordt gewijzigd. Als de actieve setup ook de setup is die wordt bewerkt, wordt alleen het nummer van deze setup getoond (fabrieksin-
3
stelling). Als de actieve en de te wijzigen setup niet dezelfde zijn, worden beide nummers op het display weergegeven (setup 12). Het nummer van de te bewerken setup zal knipperen. De draairichting van de motor wordt linksonder op het
4
display aangegeven door middel van een pijltje dat rechtsom of linksom wijst. Het driehoekje geeft aan of het LCP de status, het
5
snelmenu of het hoofdmenu weergeeft.
Tabel 2.1 Legenda bij Afbeelding 2.1, deel I
B. Menutoets
Druk op [Menu] om te schakelen tussen status, snelmenu en hoofdmenu.
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes
6 Com.-led: knippert tijdens buscommunicatie. 7 Groene led/On: de besturingssectie werkt correct. 8 Gele led/Warn.: geeft een waarschuwing aan. 9 Knipperende rode led/Alarm: geeft een alarm aan.
[Back]: dient om terug te keren naar de vorige stap of laag
10
in de navigatiestructuur.
[▲] [▼] []: dienen om te navigeren tussen parameter­groepen en parameters en binnen parameters. Ze kunnen
11
ook worden gebruikt voor het instellen van de lokale referentie. [OK]: dient om een parameter te selecteren en wijzigingen
12
van de parameterinstelling te accepteren.
2 2
Tabel 2.2 Legenda bij Afbeelding 2.1, deel II
Afbeelding 2.1 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
[Hand On]: start de motor en maakt het mogelijk om de
A. Display
Het lcd-display is verlicht en heeft 2 alfanumerieke regels. Alle gegevens worden op het LCP weergegeven.
Afbeelding 2.1 beschrijft de gegevens die kunnen worden uitgelezen via het display.
frequentieregelaar via het LCP te besturen.
LET OP
[2] Coast inverse (Vrijloop geïnverteerd) is de
13
standaardoptie voor parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang. [Hand On] start de motor niet als er geen
24 V is aangesloten op klem 27. Verbind klem 12 met klem 27.
[O/Reset]: stopt de motor (O). Een eventueel aanwezig
14
alarm wordt gereset. [Auto On]: de frequentieregelaar wordt bestuurd via
15
stuurklemmen of seriële communicatie.
Tabel 2.3 Legenda bij Afbeelding 2.1, deel III
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 9
FC
+24 V
DIG IN DIG IN
DIG IN DIG IN
COM DIG IN
A UIT / D UIT A UIT / D UIT
18 19
27 29
42
55
50 53 54
20
12
01 02 03
04 05 06
R2
R1
0-10 V
Referentie
Start
+10 V A IN A IN
COM
130BB674.10
45
+
-
130BB629.10
Press OK to start Wizard Push Back to skip it Setup 1
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
2.3 Menu's
2.3.1 Statusmenu
22
De selectiemogelijkheden in het menu Status zijn:
Motorfrequentie [Hz], parameter 16-13 Frequentie.
Motorstroom [A], parameter 16-14 Motorstroom.
Referentie motortoerental als percentage [%],
parameter 16-02 Referentie [%].
Terugkoppeling, parameter 16-52 Terugk. [Eenh].
Motorvermogen, parameter 16-10 Verm. [kW] voor
kW, parameter 16-11 Verm. [pk] voor pk. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld
op [1] Noord-Amerika, wordt het motorvermogen niet in kW maar in pk weergegeven.
Uitlezing gebruiker, parameter 16-09 Standaard
uitlez..
Motortoerental [tpm], parameter 16-17 Snelh.
[RPM].
2.3.2 Quick Menu
Afbeelding 2.2 Bedrading frequentieregelaar
De wizard wordt na inschakeling weergegeven totdat er een parameter is gewijzigd. De wizard kan altijd opnieuw worden opgestart via het snelmenu. Druk op [OK] om de wizard te starten. Druk op [Back] om terug te keren naar de statusweergave.
Gebruik het snelmenu om de meestgebruikte functies te programmeren. Via [Quick Menu] hebt u toegang tot de volgende onderdelen:
Opstartwizard voor toepassingen zonder
terugkoppeling. Zie Afbeelding 2.4 voor meer informatie.
Wizard voor toepassingen met terugkoppeling.
Zie Afbeelding 2.5 voor meer informatie.
Motorsetup. Zie Tabel 2.6 voor meer informatie.
Gemaakte wijzigingen.
De ingebouwde wizard leidt de installateur op duidelijke en gestructureerde wijze door de setup van de frequentie­regelaar voor het congureren van toepassingen met of zonder terugkoppeling en voor een snelle conguratie van de motorinstellingen.
Afbeelding 2.3 Wizard voor opstarten/afsluiten
10 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Power kW/50 Hz
OK
Motor Power
Motor Voltage
Motor Frequency
Motor Current
Motor nominal speed
if
Select Regional Settings
... the Wizard starts
200-240V/50Hz/Delta
Grid Type
Asynchronous motor
Asynchronous
Motor Type
Motor current
Motor nominal speed
Motor Cont. Rated Torque
Stator resistance
Motor poles
Back EMF at 1000 rpm
Motor type = IPM
Motor type = SPM
d-axis Inductance Sat. (LdSat)
[0]
[0]
3.8
A
3000
RPM
5.4
Nm
0.65
Ohms
8
Start Mode
Rotor Detection
[0]
Position Detection Gain
%
Off
100
Locked Rotor Detection
[0]
s
Locked Rotor Detection Time[s]
0.10
57
V
5
mH
q-axis Inductance (Lq)
5
mH
1.10
kW
400
V
50
Hz
Max Output Frequency
65
Hz
Motor Cable Length
50
m
4.66
A
1420
RPM
[0]
PM motor
Set Motor Speed low Limit
Hz
Set Motor Speed high Limit
Hz
Set Ramp 1 ramp-up time
s
Set Ramp 1 ramp-down Time
s
Active Flying start?
Disable
Set T53 low Voltage
V
Set T53 high Voltage
V
Set T53 Low Current
A
Set T53 High Current
A
Voltage
AMA Failed
AMA Failed
Automatic Motor Adaption
Auto Motor Adapt OK Press OK
Select Function of Relay 2 No function
Off
Select Function of Relay 1 [0] No function
Set Max Reference
Hz
Hz
Set Min Reference
AMA running
-----
Do AMA
(Do not AMA)
AMA OK
[0]
[0]
[0]
Select T53 Mode
Current
Current
Motor type = Asynchronous
Motor type = PM motor
0000
0050
0010
0010
[0]
[0]
04.66
13.30
0050
0220
0000
0050
B
a
c
k
Status Screen
The Wizard can always be reentered via the Quick Menu
At power-up, select the preferred language.
The next screen is the Wizard screen.
Wizard Screen
if
OK
Power-up Screen
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
Reset
Off
Auto
On
Alarm
Warn.
On
Select language [1] English
Setup 1
B
a
c
k
Com.
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
Reset
Off
Auto
On
Alarm
Warn.
On
Press OK to start Wizard Press Back to skip it
Setup 1
B
a
c
k
Com.
Status
Main Menu
Quick Menu
Hand
On
OK
Menu
Reset
Off
Auto
On
Alarm
Warn.
On
0.0 Hz
0.0 kW
Setup 1
B
a
c
k
Com.
130BC244.16
q-axis Inductance Sat. (LqSat)
5
mH
Current at Min Inductance for d-axis
100
%
Current at Min Inductance for q-axis
100
%
d-axis Inductance (Lq)
5
mH
... the Wizard starts
Programmeren Programmeerhandleiding
2 2
Afbeelding 2.4 Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 11
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
Parameter Optie Standaard Gebruik
22
Parameter 0-03 Regionale instel-
lingen
Parameter 0-06 Type net [0] 200–240 V/50 Hz/IT-
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
[0] International (Interna-
tionaal)
[1] US ( VS)
grid
[1] 200–240 V/50 Hz/Delta
[2] 200–240 V/50 Hz
[10] 380–440 V/50 Hz/IT-
grid
[11] 380–440 V/50 Hz/
Delta
[12] 380–440 V/50 Hz
[20] 440–480 V/50 Hz/IT-
grid
[21] 440–480 V/50 Hz/
Delta
[22] 440–480 V/50 Hz
[30] 525–600 V/50 Hz/IT-
grid
[31] 525–600 V/50 Hz/
Delta
[32] 525–600 V/50 Hz
[100] 200–240 V/60 Hz/IT-
grid
[101] 200–240 V/60 Hz/
Delta
[102] 200–240 V/60 Hz
[110] 380–440 V/60 Hz/IT-
grid
[111] 380–440 V/60 Hz/
Delta
[112] 380–440 V/60 Hz
[120] 440–480 V/60 Hz/IT-
grid
[121] 440–480 V/60 Hz/
Delta
[122] 440–480 V/60 Hz
[130] 525–600 V/60 Hz/IT-
grid
[131] 525–600 V/60 Hz/
Delta
[132] 525–600 V/60 Hz
*[0] Asynchron
(Asynchroon)
[1] PM, non-salient SPM
(PM, niet-uitspringende
SPM)
[3] PM, salient IPM (PM,
uitspringende IPM)
[0] Internationaal
Afhankelijk van grootte
[0] Asynchron
(Asynchroon)
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitscha­keling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
Door het instellen van deze parameter kan de instelling van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte
motorregeling).
12 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Programmeren Programmeerhandleiding
Parameter Optie Standaard Gebruik
Parameter 1-20 Motorverm. 0,12-110 kW/0,16-150 pk Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-14 Verst. demping.
Parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning
Parameter 1-20 Motorverm..
Parameter 1-22 Motorspanning.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Parameter 1-24 Motorstroom.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1).
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Parameter 1-39 Motorpolen.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat).
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Parameter 1-46 Verst. positiedetectie.
Parameter 1-48 Current at Min Inductance for d-axis
(Stroom bij min. inductantie voor d- as).
Parameter 1-49 Current at Min Inductance for q-axis
(Stroom bij min. inductantie voor q- as).
Parameter 1-66 Min. stroom bij lage snelh..
Parameter 1-70 Startmodus.
Parameter 1-72 Startfunctie.
Parameter 1-73 Vlieg. start.
Parameter 1-80 Functie bij stop.
Parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
Parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
Parameter 2-00 DC-houd/voorverw.stroom.
Parameter 2-01 DC-remstroom.
Parameter 2-02 DC-remtijd.
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem.
Parameter 2-10 Remfunctie.
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt.
Parameter 14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie.
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het typeplaatje
2 2
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 13
Programmeren
Parameter Optie Standaard Gebruik
Parameter 1-22 Motorspanning 50-1000 V Afhankelijk van
22
Parameter 1-23 Motorfrequentie 20-400 Hz Afhankelijk van
Parameter 1-24 Motorstroom 0,01-10000,00 A Afhankelijk van
Parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
Parameter 1-26 Cont. nom.
motorkoppel
50-9999 tpm Afhankelijk van
0,1-1000,0 Nm Afhankelijk van
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
typeplaatje. Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het typeplaatje. Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het typeplaatje. Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens van het typeplaatje. Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
Parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA)
Parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs)
Parameter 1-37 Inductantie d-as
(Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq) Parameter 1-39 Motorpolen 2–100 4 Stel het aantal motorpolen in.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM
Parameter 1-42 Lengte
motorkabel:
Parameter 1-44 Inductantie d-as
verz. (LdSat)
Parameter 1-45 q-axis
Inductance Sat. (LqSat)
Parameter 1-46 Verst. positiede-
tectie
Parameter 1-48 Current at Min
Inductance for d-axis (Stroom
bij min. inductantie voor d-as)
Zie
parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA).
0,000-99,990 Ω
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
10-9000 V Afhankelijk van
0-100 m 50 m Voer de lengte van de motorkabel in.
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
20–200% 100% Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij
20–200% 100% Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
O (Uit) Het uitvoeren van een AMA optimaliseert de motorpres-
taties.
Afhankelijk van grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde. Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverza­diging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde. Deze parameter komt overeen met de inductantieverza­diging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
het starten aan.
14 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Programmeren Programmeerhandleiding
Parameter Optie Standaard Gebruik
Parameter 1-49 Current at Min
Inductance for q-axis (Stroom
bij min. inductantie voor q-as)
Parameter 1-70 Startmodus [0] Rotor Detection
Parameter 1-73 Vlieg. start [0] Disabled (Uitgesch.)
Parameter 3-02 Minimumrefe-
rentie Parameter 3-03 Max. referentie -4999,000-4999,000 50 De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt
Parameter 3-41 Ramp 1
aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1
uitlooptijd
Parameter 4-12 Motorsnelh.
lage begr. [Hz]
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz]
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
Parameter 5-40 Functierelais Zie
Parameter 5-40 Functierelais Zie
Parameter 6-10 Klem 53 lage
spanning
Parameter 6-11 Klem 53 hoge
spanning
Parameter 6-12 Klem 53 lage
stroom
Parameter 6-13 Klem 53 hoge
stroom
20–200% 100% Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de
d- en q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters
parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat) en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
[0] Rotor Detection
(Rotordetectie)
[1] Parking (Parkeren)
[1] Enabled (Ingesch.)
-4999,000-4999,000 0 De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt
0,05-3600,00 s Afhankelijk van
0,05-3600,00 s Afhankelijk van
0,0-400,0 Hz 0 Hz Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
parameter 5-40 Functie­relais.
parameter 5-40 Functie­relais.
0,00-10,00 V 0,07 V Voer de spanning in die overeenkomt met de lage referen-
0,00-10,00 V 10 V Voer de spanning in die overeenkomt met de hoge
0,00-20,00 mA 4 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de lage referen-
0,00-20,00 mA 20 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de hoge referen-
(Rotordetectie)
[0] Disabled
(Uitgesch.)
grootte
grootte
[9] Alarm Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais
[5] Drive running
(Frequentieregelaar
actief)
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in staat moet zijn een draaiende motor op te vangen bij een netstoring. Selecteer [0] Disabled (Uitgesch.) als deze functie niet vereist is. Als deze parameter is ingesteld op
[1] Enabled (Ingesch.), zijn parameter 1-71 Startvertraging en parameter 1-72 Startfunctie niet van toepassing. Parameter 1-73 Vlieg. start is alleen actief in de modus VVC
+
.
bepaald door de som van alle referenties.
bepaald door de som van alle referenties. Bij gebruik van een asynchrone motor bedraagt de aanlooptijd 0 tot de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie. Bij gebruik van een PM­motor bedraagt de aanlooptijd 0 tot parameter 1-25 Nom. motorsnelheid. Voor asynchrone motoren geldt een uitlooptijd vanaf de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0. Voor PM-motoren geldt een uitlooptijd vanaf parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
1.
Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais
2.
tiewaarde.
referentiewaarde.
tiewaarde.
tiewaarde.
2 2
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 15
Programmeren
Parameter Optie Standaard Gebruik
Parameter 6-19 Terminal 53
mode
22
Parameter 30-22 Beveiliging
geblokkeerde rotor
Parameter 30-23 Locked Rotor
Detection Time [s]
Tabel 2.4 Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
[0] Current (Stroom)
[1] Voltage (Spanning)
[0] O (Uit)
[1] On (Aan)
0,05-1 s 0,10 s
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
[1] Spanning Selecteer of klem 53 wordt gebruikt als stroom- of als
spanningsingang.
[0] O (Uit)
16 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
6-29 Terminal 54 Mode
[1]
Voltage
6-25 T54 high Feedback
0050
Hz
20-94 PI integral time
0020.00
s
Current
Voltage
This dialog is forced to be set to [1] Analog input 54
20-00 Feedback 1 source
[1]
Analog input 54
3-10 Preset reference [0]
0.00
3-03 Max Reference
50.00
3-02 Min Reference
0.00
Asynchronous motor
1-73 Flying Start
[0]
No
1-22 Motor Voltage
400
V
1-24 Motor Current
04.66
A
1-25 Motor nominal speed
1420
RPM
3-41 Ramp 1 ramp-up time
0010
s
3-42 Ramp1 ramp-down time
0010
s
0-06 Grid Type
4-12 Motor speed low limit
0016
Hz
4-13 Motor speed high limit
0050
Hz
130BC402.14
1-20 Motor Power
1.10
kW
1-23 Motor Frequency
50
Hz
6-22 T54 Low Current
A
6-24 T54 low Feedback
0016
Hz
6-23 T54 high Current
13.30
A
6-25 T54 high Feedback
0050
0.01
s
20-81 PI Normal/Inverse Control
[0]
Normal
20-83 PI Normal/Inverse Control
0050
Hz
20-93 PI Proportional Gain
00.50
1-29 Automatic Motor Adaption
[0]
Off
6-20 T54 low Voltage
0050
V
6-24 T54 low Feedback
0016
Hz
6-21 T54 high Voltage
0220
V
6-26
T54 Filter time const.
1-00 Configuration Mode
[3]
Closed Loop
0-03 Regional Settings
[0]
Power kW/50 Hz
3-16 Reference Source 2
[0]
No Operation
1-10 Motor Type
[0]
Asynchronous
[0]
200-240V/50Hz/Delta
1-30 Stator Resistance
0.65
Ohms
1-25 Motor Nominal Speed
3000
RPM
1-24 Motor Current
3.8
A
1-26 Motor Cont. Rated Torque
5.4
Nm
1-38 q-axis inductance(Lq)
5
mH
4-19 Max Ouput Frequency
0065
Hz
1-40 Back EMF at 1000 RPM
57
V
PM motor
1-39 Motor Poles
8
%
04.66
Hz
Motor type = Asynchronous
Motor type = PM motor
Motor type = IPM
Motor type = SPM
1-44 d-axis Inductance Sat. (LdSat)
(1-70) Start Mode
Rotor Detection
[0]
1-46 Position Detection Gain
%
Off
100
30-22 Locked Rotor Detection
[0]
s
30-23 Locked Rotor Detection Time[s]
0.10
5
mH
1-42 Motor Cable Length
50
m
(1-45) q-axis Inductance Sat. (LqSat)
5
mH
(1-48) Current at Min Inductance for d-axis
100
%
1-49 Current at Min Inductance for q-axis
100
%
1-37 d-axis inductance(Lq)
5
mH
... the Wizard starts
... the Wizard starts
Programmeren Programmeerhandleiding
Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
2 2
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 17
Afbeelding 2.5 Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
Programmeren
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 0-03 Regionale instel-
lingen
22
Parameter 0-06 Type net [0]–[132] Zie Tabel 2.4. Geselecteerde
Parameter 1-00 Congura-
tiemodus
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
[0] International (Interna-
tionaal)
[1] US ( VS)
[0] Open loop (Zonder
terugkoppeling)
[3] Closed loop (Met
terugkoppeling)
*[0] Asynchron
(Asynchroon)
[1] PM, non-salient SPM
(PM, niet-uitspringende
SPM)
[3] PM, salient IPM (PM,
uitspringende IPM)
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
[0] Internationaal
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief
grootte
[0] Open loop
(Zonder terugkop-
peling)
[0] Asynchron
(Asynchroon)
moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitscha­keling weer wordt aangesloten op de netvoeding. Selecteer [3] Closed loop (Met terugkoppeling).
Door het instellen van deze parameter kan de instelling van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte
motorregeling).
Parameter 1-14 Verst. demping.
Parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning
Parameter 1-20 Motorverm..
Parameter 1-22 Motorspanning.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Parameter 1-24 Motorstroom.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1).
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Parameter 1-39 Motorpolen.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat).
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Parameter 1-46 Verst. positiedetectie.
Parameter 1-48 Current at Min Inductance for d-axis
(Stroom bij min. inductantie voor d- as).
Parameter 1-49 Current at Min Inductance for q-axis
(Stroom bij min. inductantie voor q- as).
Parameter 1-66 Min. stroom bij lage snelh..
Parameter 1-70 Startmodus.
18 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Programmeren Programmeerhandleiding
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 1-20 Motorverm. 0,09-110 kW Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-22 Motorspanning 50-1000 V Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-23 Motorfrequentie 20-400 Hz Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-24 Motorstroom 0-10000 A Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
Parameter 1-26 Cont. nom.
motorkoppel
50-9999 tpm Afhankelijk van
grootte
0,1-1000,0 Nm Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-72 Startfunctie.
Parameter 1-73 Vlieg. start.
Parameter 1-80 Functie bij stop.
Parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
Parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
Parameter 2-00 DC-houd/voorverw.stroom.
Parameter 2-01 DC-remstroom.
Parameter 2-02 DC-remtijd.
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem.
Parameter 2-10 Remfunctie.
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt.
Parameter 14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie.
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het typeplaatje Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het typeplaatje. Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het typeplaatje. Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het typeplaatje. Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens van het typeplaatje. Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
2 2
Parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA)
Parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs)
Parameter 1-37 Inductantie d-as
(Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq) Parameter 1-39 Motorpolen 2–100 4 Stel het aantal motorpolen in.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM
Parameter 1-42 Lengte
motorkabel:
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 19
O (Uit) Het uitvoeren van een AMA optimaliseert de motorpres-
taties.
0-99,990 Ω
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
10-9000 V Afhankelijk van
0-100 m 50 m Voer de lengte van de motorkabel in.
Afhankelijk van grootte
grootte
grootte
grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde. Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
Programmeren
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 1-44 Inductantie d-as
verz. (LdSat)
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
22
Parameter 1-45 q-axis
Inductance Sat. (LqSat)
Parameter 1-46 Verst. positiede-
tectie
Parameter 1-48 Current at Min
Inductance for d-axis (Stroom
bij min. inductantie voor d-as)
Parameter 1-49 Current at Min
Inductance for q-axis (Stroom
bij min. inductantie voor q-as)
Parameter 1-70 Startmodus [0] Rotor Detection
Parameter 1-73 Vlieg. start [0] Disabled (Uitgesch.)
Parameter 3-02 Minimumrefe-
rentie Parameter 3-03 Max. referentie -4999,000-4999,000 50 De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt
Parameter 3-10 Ingestelde ref. -100–100% 0 Voer het setpoint in.
Parameter 3-41 Ramp 1
aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1
uitlooptijd
Parameter 4-12 Motorsnelh.
lage begr. [Hz]
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz]
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
20–200% 100% Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij
20–200% 100% Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200% 100% Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de
(Rotordetectie)
[1] Parking (Parkeren)
[1] Enabled (Ingesch.)
-4999,000-4999,000 0 De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt
0,05-3600,0 s Afhankelijk van
0,05-3600,0 s Afhankelijk van
0,0-400,0 Hz 0,0 Hz Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz 100 Hz Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Deze parameter komt overeen met de inductantieverza-
grootte
grootte
[0] Rotor Detection
(Rotordetectie)
[0] Disabled
(Uitgesch.)
grootte
grootte
diging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde. Deze parameter komt overeen met de inductantieverza­diging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
het starten aan.
d- en q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters
parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat)
en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat). Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in staat moet zijn een draaiende motor op te vangen, bijvoorbeeld in ventilatortoepassingen. Als PM is geselecteerd, is deze parameter ingeschakeld.
bepaald door de som van alle referenties.
bepaald door de som van alle referenties.
Aanlooptijd vanaf 0 tot de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie voor asynchrone motoren. Aanlooptijd vanaf 0 tot parameter 1-25 Nom. motorsnelheid voor PM-motoren. Uitlooptijd vanaf de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0 voor asynchrone motoren. Uitlooptijd vanaf parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0 voor PM-motoren.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
20 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Programmeren Programmeerhandleiding
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 6-20 Klem 54 lage
spanning
Parameter 6-21 Klem 54 hoge
spanning
Parameter 6-22 Klem 54 lage
stroom
Parameter 6-23 Klem 54 hoge
stroom
Parameter 6-24 Klem 54 lage
ref./terugkopp. waarde
Parameter 6-25 Klem 54 hoge
ref./terugkopp. waarde
Parameter 6-26 Klem 54 lter
tijdconstante
Parameter 6-29 Klem 54 modus [0] Current (Stroom)
Parameter 20-81 PI normaal/inv
regeling
Parameter 20-83 PI startsnelheid
[Hz]
Parameter 20-93 PI prop.
versterking
Parameter 20-94 PI Integral
Time
Parameter 30-22 Beveiliging
geblokkeerde rotor
Parameter 30-23 Locked Rotor
Detection Time [s]
0,00-10,00 V 0,07 V Voer de spanning in die overeenkomt met de lage referen-
tiewaarde.
0,00-10,00 V 10,00 V Voer de spanning in die overeenkomt met de hoge
referentiewaarde.
0,00-20,00 mA 4,00 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de lage referen-
tiewaarde.
0,00-20,00 mA 20,00 mA Voer de stroom in die overeenkomt met de hoge referen-
tiewaarde.
-4999–4999 0 Voer de terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met de in parameter 6-20 Klem 54 lage spanning/ parameter 6-22 Klem 54 lage stroom ingestelde spanning of stroom.
-4999–4999 50 Voer de terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met de in parameter 6-21 Klem 54 hoge spanning/ parameter 6-23 Klem 54 hoge stroom ingestelde spanning of stroom.
0,00-10,00 s 0,01 Stel de ltertijdconstante in.
[1] Spanning Selecteer of klem 54 wordt gebruikt als stroom- of als
[1] Voltage (Spanning)
[0] Normal (Normaal)
[1] Inverse (Geïnverteerd)
0-200 Hz 0 Hz Stel het motortoerental in dat moet worden bereikt als
0,00-10,00 0,01 Stel de proportionele versterking voor de procesregelaar
0,1-999,0 s 999,0 s Stel de integratietijd voor de procesregelaar in. Een korte
[0] O (Uit)
[1] On (Aan)
0,05-1,00 s 0,10 s
[0] Normal
(Normaal)
[0] O (Uit)
spanningsingang. Selecteer [0] Normal (Normaal) om de procesregeling zo in te stellen dat de uitgangssnelheid wordt verhoogd wanneer de procesfout positief is. Selecteer [1] Inverse (Geïnverteerd) om de uitgangssnelheid te verlagen.
startsignaal voor de PI-regeling.
in. Een hoge versterking zorgt voor een snelle regeling. Als de versterking echter te hoog is, kan het proces instabiel worden.
integratietijd zorgt voor een snelle regeling. Als de integra­tietijd echter te kort is, kan het proces instabiel worden. Een extreem lange integratietijd schakelt de integratieactie uit.
2 2
Tabel 2.5 Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
Motorsetup
De motorsetupwizard leidt gebruikers stap voor stap door de benodigde motorparameters.
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 0-03 Regionale instel-
lingen
Parameter 0-06 Type net [0]–[132] Zie Tabel 2.4. Afhankelijk van
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 21
[0] International (Interna-
tionaal)
[1] US ( VS)
0
grootte
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitscha­keling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
Programmeren
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
22
*[0] Asynchron
(Asynchroon)
[1] PM, non-salient SPM
(PM, niet-uitspringende
SPM)
[3] PM, salient IPM (PM,
uitspringende IPM)
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
[0] Asynchron
(Asynchroon)
Door het instellen van deze parameter kan de instelling van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte
motorregeling).
22 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Programmeren Programmeerhandleiding
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 1-20 Motorverm. 0,12-110 kW/0,16-150 pk Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-22 Motorspanning 50-1000 V Afhankelijk van
grootte
Parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning
Parameter 1-20 Motorverm..
Parameter 1-22 Motorspanning.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
Parameter 1-24 Motorstroom.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Parameter 1-26 Cont. nom. motorkoppel.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
Parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1).
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Parameter 1-39 Motorpolen.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM.
Parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat).
Parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Parameter 1-46 Verst. positiedetectie.
Parameter 1-48 Current at Min Inductance for d-axis
(Stroom bij min. inductantie voor d- as).
Parameter 1-49 Current at Min Inductance for q-axis
(Stroom bij min. inductantie voor q- as).
Parameter 1-66 Min. stroom bij lage snelh..
Parameter 1-70 Startmodus.
Parameter 1-72 Startfunctie.
Parameter 1-73 Vlieg. start.
Parameter 1-80 Functie bij stop.
Parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
Parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
Parameter 2-00 DC-houd/voorverw.stroom.
Parameter 2-01 DC-remstroom.
Parameter 2-02 DC-remtijd.
Parameter 2-04 Inschakelsnelh. DC-rem.
Parameter 2-10 Remfunctie.
Parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz].
Parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Parameter 4-58 Motorfasefunctie ontbreekt.
Parameter 14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie.
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het typeplaatje Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het typeplaatje.
2 2
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 23
Programmeren
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 1-23 Motorfrequentie 20-400 Hz Afhankelijk van
22
Parameter 1-24 Motorstroom 0,01-10000,00 A Afhankelijk van
Parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
Parameter 1-26 Cont. nom.
motorkoppel
50-9999 tpm Afhankelijk van
0,1-1000,0 Nm Afhankelijk van
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het
grootte
grootte
grootte
grootte
typeplaatje. Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het typeplaatje. Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens van het typeplaatje. Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
Parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs)
Parameter 1-37 Inductantie d-as
(Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq) Parameter 1-39 Motorpolen 2–100 4 Stel het aantal motorpolen in.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM
Parameter 1-42 Lengte
motorkabel:
Parameter 1-44 Inductantie d-as
verz. (LdSat)
Parameter 1-45 q-axis
Inductance Sat. (LqSat)
Parameter 1-46 Verst. positiede-
tectie
Parameter 1-48 Current at Min
Inductance for d-axis (Stroom
bij min. inductantie voor d-as)
Parameter 1-49 Current at Min
Inductance for q-axis (Stroom
bij min. inductantie voor q-as)
Parameter 1-70 Startmodus [0] Rotor Detection
0-99,990 Ω
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
10-9000 V Afhankelijk van
0-100 m 50 m Voer de lengte van de motorkabel in.
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
0,000-1000,000 mH Afhankelijk van
20–200% 100% Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij
20–200% 100% Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200% 100% Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de
(Rotordetectie)
[1] Parking (Parkeren)
Afhankelijk van grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
[0] Rotor Detection
(Rotordetectie)
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde. Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverza­diging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde. Deze parameter komt overeen met de inductantieverza­diging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
het starten aan.
d- en q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters
parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat) en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
24 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Programmeren Programmeerhandleiding
Parameter Bereik Standaard Gebruik
Parameter 1-73 Vlieg. start [0] Disabled (Uitgesch.)
[1] Enabled (Ingesch.)
Parameter 3-41 Ramp 1
aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1
uitlooptijd
Parameter 4-12 Motorsnelh.
lage begr. [Hz]
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz]
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
Parameter 30-22 Beveiliging
geblokkeerde rotor
Parameter 30-23 Locked Rotor
Detection Time [s]
0,05-3600,0 s Afhankelijk van
0,05-3600,0 s Afhankelijk van
0,0-400,0 Hz 0,0 Hz Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz 100,0 Hz Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz 100,0 Hz Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
[0] O (Uit)
[1] On (Aan)
0,05-1,00 s 0,10 s
[0] Disabled
(Uitgesch.)
grootte
grootte
[0] O (Uit)
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in staat moet zijn een draaiende motor op te vangen. Aanlooptijd vanaf 0 tot de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie. Uitlooptijd vanaf de nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
2 2
Tabel 2.6 Instellingen Motorsetupwizard
Gemaakte wijzigingen
De functie Changes Made (Gemaakte wijzigingen) toont alle parameters die zijn gewijzigd ten opzichte van de standaardinstelling.
De lijst toont alleen parameters die zijn gewijzigd
in de huidige, te bewerken setup.
Parameters die weer op de standaardwaarde zijn
ingesteld, worden niet vermeld.
De melding Empty (Leeg) geeft aan dat geen van
de parameters is gewijzigd.
Parameterinstellingen wijzigen
1. Om het snelmenu te activeren, drukt u herhaal­delijk op de [Menu]-toets totdat het lampje boven Quick Menu brandt.
2.
Gebruik [▲] [▼] voor het selecteren van de wizard, de setup voor een regeling met terugkoppeling, de motorsetup of de gemaakte wijzigingen.
3. Druk op [OK].
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters in het snelmenu te navigeren.
5. Druk op [OK] om een parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselec­teerde parameter te wijzigen.
7. Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
8. Druk twee keer op [Back] om naar Status te gaan of druk één keer op [Menu] om naar Main Menu te gaan.
Het hoofdmenu biedt toegang tot alle parameters
1. Druk herhaaldelijk op de [Menu]-toets totdat het lampje boven Main Menu brandt.
2.
Gebruik [▲] [▼] om door de parametergroepen te navigeren.
3. Druk op [OK] om een parametergroep te selecteren.
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters binnen een bepaalde groep te navigeren.
5. Druk op [OK] om de parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselec­teerde parameter in te stellen of te wijzigen.
7. Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
2.3.3 Main Menu
Druk op [Menu] om toegang te krijgen tot het hoofdmenu en alle parameters te programmeren. De parameters van het hoofdmenu zijn direct toegankelijk, tenzij er een wachtwoord is ingesteld via parameter 0-60 Wachtw. hoofdmenu. Voor de meeste toepassingen is het niet nodig om parameters te selecteren via het hoofdmenu. Het snelmenu biedt de snelste en eenvoudigste manier om toegang te krijgen tot de typisch vereiste parameters.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 25
Programmeren
2.4 Snel overzetten van parameterinstellingen naar andere
22
frequentieomvormers
Wanneer de setup van een frequentieregelaar voltooid is, kunt u de gegevens het beste in het LCP of met behulp van de MCT 10 setupsoftware op een pc opslaan.
Gegevens overzetten van frequentieregelaar naar LCP
1. Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2. Druk op [OK].
3. Selecteer [1] Alles naar LCP.
4. Druk op [OK].
Sluit het LCP aan op een andere frequentieregelaar en kopieer de parameterinstellingen ook naar die frequentie­regelaar.
Gegevens overzetten van LCP naar frequentieregelaar
1. Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2. Druk op [OK].
3. Selecteer [2] Alles vanaf LCP.
4. Druk op [OK].
Geïndexeerde parameters uitlezen en
2.5 programmeren
Selecteer de parameter, druk op [OK] en gebruik [▲]/[▼] om door de geïndexeerde waarden te schuiven. Wijzig de waarde van de parameter door de geïndexeerde waarde te selecteren en op [OK] te drukken. Wijzig de waarde met behulp van [▲]/[▼]. Druk op [OK] om de nieuwe instelling op te slaan. Druk op [Cancel] om te annuleren. Druk op [Back] om de parameter te verlaten.
Initialiseren naar standaardinstellingen
2.6
Er zijn 2 manieren om de standaardinstellingen van de frequentieregelaar te herstellen.
Aanbevolen initialisatie
1. Selecteer parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
2. Druk op [OK].
3. Selecteer [2] Initialisatie en druk op [OK].
4. Onderbreek de voeding naar de frequentiere­gelaar en wacht totdat het display uitgaat.
5. Sluit de netvoeding weer aan. De frequentiere­gelaar is nu gereset, met uitzondering van de volgende parameters:
Parameter 1-06 Richting rechtsom
Parameter 8-30 Protocol
Parameter 8-31 Adres
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
2-vingerige initialisatie
De andere manier om de frequentieregelaar terug te zetten naar de standaardinstellingen is door middel van 2­vingerige initialisatie:
1. Schakel de frequentieregelaar uit.
2. Druk op [OK] en [Menu].
3. Schakel de frequentieregelaar in terwijl u deze
4. De frequentieregelaar is nu gereset, met uitzon-
De initialisatie van de parameters wordt na inschakeling bevestigd door de melding alarm 80, Drive initialised (Omv.
geïnitial.) op het display.
Parameter 8-32 Baudsnelheid
Parameter 8-33 Par./stopbits
Parameter 8-35 Min. responsvertr.
Parameter 8-36 Max. responsvertr.
Parameter 8-37 Max. tss.-tekenvertr.
Parameter 8-70 BACnet Device Voorbld
Parameter 8-72 MS/TP Max Masters (Max.
masters MS/TP)
Parameter 8-73 MS/TP Max Info Frames
(Max. informatieframes MS/TP)
Parameter 8-74 "Startup I am"
Parameter 8-75 Initialisatie wachtw.
Parameter 15-00 Bedrijfsuren tot
parameter 15-05 x Overspann.
Parameter 15-03 Inschakelingen
Parameter 15-04 x Overtemp.
Parameter 15-05 x Overspann.
Parameter 15-30 Alarmlog: foutcode
Parameter group 15-4* Drive identication
(ID frequentieregelaar)
Parameter 18-10 Brandmoduslog: event
toetsen 10 s ingedrukt houdt.
dering van de volgende parameters:
Parameter 1-06 Richting rechtsom
Parameter 15-00 Bedrijfsuren
Parameter 15-03 Inschakelingen
Parameter 15-04 x Overtemp.
Parameter 15-05 x Overspann.
Parameter group 15-4* Drive identication
(ID frequentieregelaar)
Parameter 18-10 Brandmoduslog: event
26 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3 Parameters
De * in parameternummers duidt een groep of subgroep van parameters aan waarbij de eerste 1 of 2 cijfers identiek zijn. Zo verwijst 0-** naar een groep van parameters die allemaal beginnen met 0. 0-0* verwijst naar de subgroep van parameters waarbij de eerste 2 cijfers identiek zijn, namelijk 0-0.
Een asterisk (*) na een optienummer geeft de standaardoptie aan. Zo is [0]* English (Engels) de standaardoptie voor parameter 0-01 Taal.
3.1 Hoofdmenu – Bediening/display – Groep 0
Parameters die betrekking hebben op de basisfuncties van de frequentieregelaar, de functie van de LCP-toetsen en de conguratie van het LCP-display.
3.1.1 0-0* Basic Settings (Basisinstellingen)
0-01 Taal
Option: Functie:
Bepaalt welke taal wordt
gebruikt op het display. [0] * English [1] Deutsch [2] Francais [3] Dansk [4] Spanish [5] Italiano [28] Bras.port [255] Numeric prg. (Numerieke
prog.)
0-04 Bedieningsstatus bij insch.
Option: Functie:
Selecteer de bedieningsmodus voor het moment waarop de netspanning weer wordt ingeschakeld na een uitschakeling in de handmatige (lokale) modus.
[0]*Hervatten Start de frequentieregelaar weer op met de
lokale referentie en start/stop-instellingen (gegeven via [Hand On]/[O] op het LCP of een lokale start via een digitale ingang) die vlak voor uitschakeling van de frequentiere­gelaar van kracht waren.
[1] Gedw.
stop, ref=oud
Gebruikt de opgeslagen referentie [1] om de frequentieregelaar te stoppen, maar slaat tevens de lokale toerentalreferentie die voor de uitschakeling actief was, op in het geheugen. Nadat de netspanning weer is aangesloten en een startcommando is gegeven (via de [Hand On]-toets of een lokaal startcommando via een digitale ingang), wordt de frequentieregelaar weer gestart en werkt hij weer op basis van de opgeslagen toerentalreferentie.
0-06 Type net
Option: Functie:
Selecteer het type net van de voedingsspanning/-frequentie.
LET OP
Niet alle opties zijn beschikbaar voor alle vermogens.
3 3
0-03 Regionale instellingen
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Om tegemoet te komen aan de behoefte aan andere standaardinstellingen in verschillende landen is parameter 0-03 Regionale instellingen in de frequentieregelaar geïmplementeerd. De geselecteerde instelling beïnvloedt de standaardinstelling van de nominale motorfre­quentie.
[0] * Interna-
tionaal
[1] Noord-
Amerika
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 27
Stelt de standaardwaarde van parameter 1-23 Motorfrequentie in op 50 Hz.
Stelt de standaardwaarde van parameter 1-23 Motorfrequentie in op 60 Hz.
[0] 200-240 V/50 Hz/IT-net [1] 200-240V/50Hz/Delta [2] 200-240 V/50 Hz [10] 380-440 V/50 Hz/IT-net [11] 380-440 V/50 Hz/Delta [12] 380-440 V/50 Hz [20] 440-480 V/50 Hz/IT-net [21] 440-480 V/50 Hz/Delta [22] 440-480 V/50 Hz [30] 525-600 V/50 Hz/IT-net
IT-grid (IT-net) is een voedingsnet waarbij er geen aansluitingen zijn naar aarde.
Delta is een voedingsnet waarbij het tweede deel van de transformator in driehoek is aangesloten en 1 fase is aangesloten op aarde.
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
0-06 Type net
Option: Functie:
[31] 525-600 V/50 Hz/Delta [32] 525-600 V/50 Hz [100] 200-240 V/60 Hz/IT-net
33
[101] 200-240V/60Hz/Delta [102] 200-240 V/60 Hz [110] 380-440 V/60 Hz/IT-net [111] 380-440 V/60 Hz/Delta [112] 380-440V/60Hz [120] 440-480 V/60 Hz/IT-net [121] 440-480 V/60 Hz/Delta [122] 440-480 V/60 Hz [130] 525-600 V/60 Hz/IT-net [131] 525-600 V/60 Hz/Delta [132] 525-600 V/60 Hz
0-07 Auto DC-remmen
Option: Functie:
Beveiligingsfunctie tegen overspanning bij vrijloop.
LET OP
Gebruik parameter 0-51 Kopie setup om setup 1 te kopiëren naar setup 2, of om setup 2 te kopiëren naar setup 1. Om conicterende instellingen van een bepaalde parameter binnen 2 verschillende setups te voorkomen, moet u de setups koppelen via parameter 0-12 Setup gekoppeld aan. Stop de frequentieregelaar voordat u schakelt tussen setups waarbij parameters die zijn gemarkeerd als niet te wijzigen tijdens bedrijf, verschillende waarden hebben. Parameters die niet te wijzigen zijn tijdens bedrijf, zijn in de parameterlijsten in hoofdstuk 5 Parameterlijsten gemarkeerd als FALSE.
0-10 Actieve setup
Option: Functie:
Selecteer de setup op basis waarvan de frequentieregelaar werkt.
[1] * Setup 1 Setup 1 is actief.
[2] Setup 2 Setup 2 is actief.
[9] Multi
setup
Dient voor externe setupselectie via digitale ingangen en de seriële-communicatiepoort. Deze setup maakt gebruik van de instellingen van parameter 0-12 Setup gekoppeld aan.
Kan leiden tot PWM in geval van vrijlopen.
0-11 Setup wijzigen
[0] Uit Deze functie is niet actief.
[1] * Aan Deze functie is actief.
3.1.2 0-1* Dene and Set-up Operations (Setupafhandeling)
Een complete set parameters waarmee de frequentiere­gelaar wordt bestuurd, heet een setup. De
Option: Functie:
Het nummer van de setup die wordt gewijzigd, wordt knipperend weergegeven op het LCP.
[1] Setup 1 Wijzig setup 1.
[2] Setup 2 Wijzig setup 2.
[9] * Actieve setup Wijzig parameters in de setup die is
geselecteerd via digitale I/O's.
frequentieregelaar bevat 2 setups: setup 1 en setup 2. Daarnaast is het mogelijk om een vaste set fabrieksinstel­lingen naar 1 of beide setups te kopiëren.
Het hebben van meer dan 1 setup in de frequentieregelaar biedt de volgende voordelen:
U kunt de motor laten draaien in de ene setup
(actieve setup) terwijl u de parameters in de andere setup (bewerkingssetup) aanpast.
U kunt 2 motoren (1 tegelijk) aansluiten op de
frequentieregelaar. De motorgegevens voor de 2 motoren kunnen in de 2 setups worden opgeslagen.
U kunt de instellingen van de frequentieregelaar
0-12 Setup gekoppeld aan
Option: Functie:
Wanneer de setups niet zijn gekoppeld, is het niet mogelijk om van setup te wisselen terwijl de motor loopt.
[0] Niet
gekoppeld
[20] * Gekoppeld Kopieert alle niet-te-wijzigen-tijdens-bedrijf-
Als u een andere setup selecteert om te gebruiken, vindt de wijziging van setup pas plaats bij vrijlopen van de motor.
parameters van de ene setup naar de andere. Het is mogelijk om van setup te wisselen terwijl de motor loopt.
en/of de motor snel wijzigen terwijl de motor loopt. Bijvoorbeeld ramp-tijden of digitale referenties via een bus of via digitale ingangen.
De actieve setup kan worden ingesteld op Multi setup, waarbij de actieve setup kan worden geselecteerd via een digitale ingangsklem en/of via het busstuurwoord.
28 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
0
Custom Readout (Value) P 16-09 Custom Readout Unit P 0-30 Max value P 0-32
Min value Liniar units only P 0-31
Motor Speed
130BB779.10
Motor Speed High limit P 4-14 (Hz)
Linear Unit (e.g. Speed and ow)
Quadratic Unit (Pressure)
Cubic Unit (Power)
Parameters Programmeerhandleiding
3.1.3 0-3* LCP Custom Readout and Display
Het is mogelijk om de displayelementen aan te passen voor diverse doeleinden.
Uitlezing gebruiker
Welke berekende waarde wordt weergegeven, hangt af van de instellingen in parameter 0-30 Eenheid voor uitlezing gebr., parameter 0-31 Min. waarde uitlezing klant (alleen lineair), parameter 0-32 Max. waarde uitlezing klant, parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en het actuele toerental.
Afbeelding 3.1 Uitlezing gebruiker
De relatie is afhankelijk van het type eenheid dat is geselecteerd in parameter 0-30 Eenheid voor uitlezing gebr.:
Type eenheid Relatie met toerental
Dimensieloos Toerental Flow, volume Flow, massa Snelheid Lengte Temperatuur Druk Kwadratisch Vermogen Kubiek
Tabel 3.1 Relatie met toerental
Text (Uitlezing gebr. LCP en displaytekst)
Lineair
0-30 Eenheid voor uitlezing gebr.
Option: Functie:
Programmeer een waarde voor weergave op het LCP. De waarde staat in een lineaire, kwadratische of kubieke verhouding tot het toerental. Deze verhouding is afhankelijk van de geselecteerde eenheid (zie Tabel 3.1). De actuele berekende waarde kan worden uitgelezen via parameter 16-09 Standaard uitlez..
[0] Geen [1] * % [5] PPM [10] l/min [11] tpm [12] PULS/s [20] l/s [21] l/min [22] l/u. [23] m3/s [24] m3/min [25] m³/h [30] kg/s [31] kg/min [32] kg/u. [33] t/min [34] t/u. [40] m/s [41] m/min [45] m [60] Graden Celsius [70] mbar [71] bar [72] Pa [73] kPa [74] m WG [80] kW [120] GPM [121] gal/s [122] gal/min [123] gal/u. [124] CFM [127] ft3/u. [140] ft/s [141] ft/min [160] Graden Fahrenheit [170] psi [171] lb/in2 [172] in wg [173] ft WG [180] pk
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 29
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
0-31 Min. waarde uitlezing klant
Range: Functie:
0 StdUitle­zingEenh*
33
[ 0-999999,99 StdUitle­zingEenh]
Deze parameter bepaalt de minimumwaarde van de door de gebruiker gedenieerde uitlezing (vindt plaats bij nultoerental). Het selecteren van een andere waarde dan 0 is alleen mogelijk als
parameter 0-30 Eenheid voor uitlezing gebr. is ingesteld op een
lineaire eenheid. Voor kwadra­tische en kubieke eenheden is de minimumwaarde 0.
0-40 [Hand on]-toets op LCP
Option: Functie:
[0] Uitgesch. Selecteer [0] Disabled (Uitgesch.) om onbedoeld
starten van de frequentieregelaar in de handmodus te voorkomen.
[1] * Ingesch. [Hand On] is ingeschakeld.
0-42 [Auto on]-toets op LCP
Option: Functie:
[0] Uitgesch. Selecteer [0] Disabled [Uitgesch.] om onbedoeld
starten van de frequentieregelaar vanaf het LCP te voorkomen.
[1] * Ingesch. [Auto On] is ingeschakeld.
0-32 Max. waarde uitlezing klant
Range: Functie:
100 StdUitle­zingEenh*
[ 0,0-999999,99 StdUitle­zingEenh]
Deze parameter bepaalt de maximumwaarde die moet worden weergegeven wanneer het motortoerental de ingestelde waarde in
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] heeft bereikt.
0-44 [O/Reset]-toets LCP
Option: Functie:
[0] Uitgesch. Schakel de [O/Reset]-toets uit.
[1] * Ingesch. Schakel zowel de O-functie als de Reset-
functie in.
[7] Alleen Reset
insch.
Schakel de Reset-functie in en schakel de O-functie uit, om een onbedoelde stop van de frequentieregelaar te voorkomen.
0-37 Displaytekst 1
Range: Functie:
[0 - 0 ] Gebruik deze parameter voor het schrijven van een
afzonderlijke tekstreeks die moet worden uitgelezen via seriële communicatie. Apparaat-ID kan worden opgenomen. Wordt alleen gebruikt voor BACnet.
3.1.5 0-5* Copy/Save (Kopiëren/Opslaan)
Kopieer parameterinstellingen tussen setups en van/naar het LCP.
0-50 LCP kopiëren
Option: Functie:
0-38 Displaytekst 2
Range: Functie:
[0 - 0 ] Gebruik deze parameter voor het schrijven van een
afzonderlijke tekstreeks die moet worden uitgelezen via seriële communicatie. Wordt alleen gebruikt voor BACnet.
0-39 Displaytekst 3
Range: Functie:
[0 - 0 ] Gebruik deze parameter voor het schrijven van een
afzonderlijke tekstreeks die moet worden uitgelezen via seriële communicatie. Wordt alleen gebruikt voor BACnet.
3.1.4 0-4* LCP
Schakel de afzonderlijke toetsen op het LCP in en uit en beveilig ze met een wachtwoord.
[0] * Geen kopie [1] Alles naar LCP Hierdoor worden alle parameters in alle
setups vanuit het geheugen van de frequentieregelaar gekopieerd naar het LCP-geheugen. Voor servicedoeleinden moet u na de inbedrijfstelling alle parameters kopiëren naar het LCP.
[2] Alles vanaf LCP Hierdoor worden alle parameters in alle
setups vanuit het LCP-geheugen gekopieerd naar het geheugen van de frequentieregelaar.
[3] Verm.onafh. v.
LCP
[10] Delete LCP copy
data (Data LCP­kopie verwijderen)
Kopieert alleen de parameters die niet afhankelijk zijn van het motorvermogen. De laatste optie kan worden gebruikt om verschillende frequentieregelaars te programmeren voor dezelfde functie zonder de al ingestelde motorgegevens te verstoren.
Verwijder de gekopieerde parameters in het LCP. Deze functie is alleen beschikbaar voor een LCP met versie V11.00 en hoger.
30 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
0-51 Kopie setup
Option: Functie:
[0] * Geen kopie Geen functie.
[1] Kopie van setup1Kopieer van setup 1 naar setup 2.
[2] Kopie van setup2Kopieer van setup 2 naar setup 1.
[9] Kopie van
fabrieksinstell.
Kopieer de fabrieksinstellingen naar de setup voor programmering (geselecteerd in parameter 0-11 Setup wijzigen).
3.1.6 0-6* Wachtw.
0-60 Wachtw. hoofdmenu
Range: Functie:
0* [0 -
999 ]
0-61 Toegang hoofdmenu zonder wachtw.
Option: Functie:
[0] * Voll. toeg. Schakelt het in parameter 0-60 Wachtw.
[1] LCP: Alleen
lezen
[2] LCP: geen toeg. Voorkomt het onbevoegd weergeven en
[3] Bus: Alleen
lezen
[5] Alle: Alleen
lezen
Stel het wachtwoord in voor toegang tot het Hoofdmenu via de [Main Menu]-toets. Als de waarde wordt ingesteld op 0, wordt de wachtwoordfunctie uitgeschakeld. Deze parameter wordt verborgen nadat er een wachtwoord is ingesteld.
hoofdmenu ingestelde wachtwoord uit.
Voorkomt het onbevoegd bewerken van de parameters in het Hoofdmenu.
bewerken van parameters in het
Hoofdmenu.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 31
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.2 Hoofdmenu – Belasting & motor –
Groep 1
Parameters die betrekking hebben op de belastingcom­pensatie overeenkomstig het typeplaatje en het type belasting van de toepassing.
33
3.2.1 1-0* General Settings (Algemene
1-01 Motorbesturingsprincipe
Option: Functie:
[1] * VVC+
LET OP
Als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een PM-motor mogelijk maakt, is alleen de VVC+-optie beschikbaar.
instellingen)
Normale bedrijfsmodus, inclusief slip- en belasting-
koppel
Energie Optim.
compensatie.
Voor een snelheidsregeling voor centrifugaal­pompen en ventilatoren. Moet ook worden gebruikt voor het regelen van meerdere motoren vanaf dezelfde frequentieregelaar (bijvoorbeeld bij meerdere condensorventi­latoren of koeltorenventilatoren). Levert een spanning die is geoptimaliseerd voor motorbe­lastingen met een kwadratisch verlopende koppelkarakteristiek.
Levert een spanning die is geoptimaliseerd voor motorbelastingen met een kwadratisch verlopende koppelkarakteristiek. Dit zorgt voor een optimale, energiezuinige snelheidsregeling voor centrifugaalpompen en ventilatoren. Bovendien past de AEO-functie de spanning nauwkeurig aan de huidige belastingscondities aan, waardoor het energieverbruik en het hoorbare geluid van de motor afnemen.
1-00 Conguratiemodus
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
[0]*Geen
terugk.
[3] Process
Closed Loop (Proces met terugk.)
Het motortoerental wordt bepaald door toepassing van een toerentalreferentie of door het gewenste motortoerental in te stellen in de handmodus. Open Loop (Geen terugk.) wordt ook gebruikt als de frequentieregelaar deel uitmaakt van een systeem met terugkoppeling op basis van een externe PI-regelaar die een toerentalreferentie­signaal als uitgang geeft.
LET OP
Bij de instelling Closed Loop (Met terugk.) zullen de commando's Reversing
(Omkeren) en Start Reversing (Start omgekeerd) de draairichting van de motor
niet wijzigen.
1-03 Koppelkarakteristiek
Option: Functie:
[1]*Variabel
[3] Auto
Een referentie vanuit de ingebouwde PI-regelaar bepaalt het motortoerental. De ingebouwde PI­regelaar varieert het motortoerental zoals in een regelproces met terugkoppeling (zoals voor een constante druk of ow). Congureer de PI­regelaar via parametergroep 20-** Drive Closed
Loop (Frequentieregelaar met terugkoppeling).
1-01 Motorbesturingsprincipe
Option: Functie:
[0] U/f
LET OP
Bij gebruik van een U/f-regeling wordt geen slip- en belastingcompensatie toegepast.
Wordt gebruikt voor parallel geschakelde motoren
specieke motortoepassingen. Stel de U/f-
en/of instellingen in parameter 1-55 U/f-karakteristiek - U en parameter 1-56 U/f-karakteristiek - F in.
1-06 Clockwise Direction
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Deze parameter denieert de term rechtsom die overeenkomt met de richtingpijl op het LCP. Is te gebruiken om de draairichting van de as eenvoudig te wijzigen zonder motordraden te verwisselen.
[0] * Normal De motoras draait rechtsom wanneer de frequen-
tieregelaar als volgt is aangesloten: U U; V V; en W W naar motor.
[1] Inverse De motoras draait linksom wanneer de frequentie-
regelaar als volgt is aangesloten: U U; V V; en W W naar motor.
32 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte motorre­geling)
Option: Functie:
[0] hoog Geschikt voor een zeer dynamische
reactie.
[1] * Medium (Middel) Geschikt voor een soepele stabiele
werking.
[2] laag Geschikt voor een soepele stabiele
werking met minimale dynamische reactie.
[3] Adaptive 1
(Adaptief 1)
[4] Adaptive 2
(Adaptief 2)
Geschikt voor een soepele stabiele werking met extra actieve demping.
Dit is een alternatief voor [3] Adaptive 1 (Adaptief 1), speciaal bedoeld voor PM­motoren met lage inductantie.
3.2.2 1-10 tot 1-13 Motor Selection (Motorselectie)
LET OP
Deze parametergroep kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
De volgende parameters zijn actief ('x'), afhankelijk van de instelling in parameter 1-10 Motorconstructie.
[1] PM, non-
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
Parameter 1-00 Congura-
tiemodus
Parameter 1-03 Koppelkarakte-
ristiek
Parameter 1-06 Richting
rechtsom
Parameter 1-08 Motor Control
Bandwidth (Bandbreedte
motorregeling) Parameter 1-14 Verst. demping x x
Parameter 1-15 Filtertijdcon-
stante lage snelh.
Parameter 1-16 Filtertijdcon-
stante hoge snelh.
Parameter 1-17 Filtertijdcon-
stante spanning
Parameter 1-20 Motorverm.
[kW]
[0]
Asynchron
(Asynchroon)
x x x
x
x x x
x x x
x x
x x
x x
x
salient SPM
(PM, niet-
uitspringende
SPM)
salient
uitspr.
[3]
PM,
IPM,
Sat
(PM,
IPM,
verz)
PM,
[1] PM, non-
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
Parameter 1-22 Motorspanning x
Parameter 1-23 Motorfre-
quentie Parameter 1-24 Motorstroom x x x
Parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
Parameter 1-26 Cont. nom.
motorkoppel
Parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA)
Parameter 1-30 Stator-
weerstand (Rs)
Parameter 1-33 Statorlek-
reactantie (X1)
Parameter 1-35 Hoofdreac-
tantie (Xh)
Parameter 1-37 Inductantie d-
as (Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq) Parameter 1-39 Motorpolen x x x
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM
Parameter 1-42 Lengte
motorkabel:
Parameter 1-43 Lengte
motorkabel, feet
Parameter 1-44 Inductantie d-
as verz. (LdSat)
Parameter 1-45 q-axis
Inductance Sat. (LqSat)
Parameter 1-46 Verst. positie-
detectie
Parameter 1-48 Current at Min
Inductance for d-axis (Stroom
bij min. inductantie voor d-as)
Parameter 1-49 Current at Min
Inductance for q-axis (Stroom
bij min. inductantie voor q-as)
Parameter 1-50 Motormagneti-
sering bij nulsnelheid
Parameter 1-52 Min. snelh.
norm. magnetisering [Hz]
Parameter 1-55 U/f-karakte-
ristiek - U
[0]
Asynchron
(Asynchroon)
x
x x x
x x
x x x
x x x
x
x
x x
x
x x
x x x
x x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
salient SPM
(PM, niet-
uitspringende
SPM)
salient
IPM,
(PM,
uitspr.
IPM,
verz)
[3]
Sat
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 33
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
[3]
PM,
[1] PM, non-
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
[0]
Asynchron
(Asynchroon)
33
Parameter 1-56 U/f-karakte-
ristiek - F
Parameter 1-62 Slipcom-
pensatie
Parameter 1-63 Slipcom-
pensatie tijdconstante
Parameter 1-64 Resonantie-
demping
Parameter 1-65 Resonantie-
demping tijdconstante
Parameter 1-66 Min. stroom bij
lage snelh. Parameter 1-70 Startmodus x x Parameter 1-71 Startvertraging x x x
parameter 1-72 Startfunctie x x x
Parameter 1-73 Vlieg. start x x x
Parameter 1-80 Functie bij
stop
Parameter 1-90 Thermische
motorbeveiliging
parameter 2-00 DC-
houdstroom Parameter 2-01 DC-remstroom x x x Parameter 2-02 DC-remtijd x x x
Parameter 2-04 Inschakelsnelh.
DC-rem [Hz] Parameter 2-06 Parkeerstroom x x Parameter 2-07 Parkeertijd x x Parameter 2-10 Remfunctie x x x
Parameter 2-16 AC-rem max.
stroom
Parameter 2-17 Overspan-
ningsreg.
Parameter 4-10 Draairichting
motor
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz] Parameter 4-18 Stroombegr. x x x
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
Parameter 4-58 Motorfase-
functie ontbreekt
Parameter 14-01 Schakelfre-
quentie
Parameter 14-03 Overmo-
dulatie
x
x
x
x
x
x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
salient SPM
(PM, niet-
uitspringende
SPM)
salient
IPM,
Sat
(PM,
uitspr.
IPM,
verz)
[1] PM, non-
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
Parameter 14-07 Dead Time
Compensation Level (Niveau
dodetijdcompensatie)
Parameter 14-08 Damping
Gain Factor (Versterkingsfactor
demping)
Parameter 14-09 Dead Time
Bias Current Level (Biasstroom-
niveau dode tijd) Parameter 14-10 Netstoring x x x
Parameter 14-11 Netspanning
bij netfout
Parameter 14-12 Functie bij
onbalans net
Parameter 14-27 Actie bij
inverterfout Parameter 14-40 VT-niveau x x x
Parameter 14-41 Min.
magnetisering AEO
Parameter 14-44 d-axis current
optimization for IPM (Stroom-
optimalisatie d-as voor IPM) Parameter 14-50 RFI-lter x
Parameter 14-51 DC-linkcom-
pensatie Parameter 14-55 Uitgangslter x x x
Parameter 14-64 Nulstroom-
niveau dodetijdcompensatie
Parameter 14-65 Toerentalre-
ductie dodetijdcompensatie
Parameter 30-22 Beveiliging
geblokkeerde rotor
Parameter 30-23 Locked Rotor
Detection Time [s]
Tabel 3.2 Actieve parameters
[0]
Asynchron
(Asynchroon)
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x x x
x
x x x
x x x
x x x
x x
x x
salient SPM
(PM, niet-
uitspringende
SPM)
1-10 Motorconstructie
Option: Functie:
[0]*Asynchron
(Asynchroon)
[1] PM, non-salient
SPM (PM, niet­uitspringende SPM)
Voor asynchrone motoren.
Voor permanentmagneetmotoren (PM­motoren) met op de buitenzijde van de rotor gemonteerde (niet­uitspringende) magneten. Zie
parameter 1-14 Damping Gain tot
parameter 1-17 Voltage lter time const.
[3]
PM,
salient
IPM,
Sat
(PM,
uitspr.
IPM,
verz)
34 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
1-10 Motorconstructie
Option: Functie:
voor meer informatie over het optima­liseren van de motorwerking.
[3] PM, salient IPM, Sat
(PM, uitspr. IPM, verz)
3.2.3
1-14 tot 1-17 VVC+ PM
Voor permanentmagneetmotoren (PM­motoren) met interne (uitspringende) rotormagneten, met inductantieverza­digingsregeling.
De standaardparameters voor een VVC+ PM-regeling zijn geoptimaliseerd voor toepassingen en traagheidsbelas­tingen in het bereik van 50 > Jl/Jm > 5. Jl is de belastingstraagheid van de toepassing en Jm is de massatraagheid van de machine. Voor toepassingen met een lage massatraagheid (Jl/Jm <
5) wordt aangeraden om parameter 1-17 Filtertijdconstante
spanning te verhogen met een factor 5-10. In bepaalde gevallen moet parameter 14-08 Damping Gain Factor (Versterkingsfactor demping) worden verlaagd om de prestaties en stabiliteit te verbeteren. Bij toepassingen met een hoge massatraagheid (Jl/Jm >
50) moet u parameter 1-15 Filtertijdconstante lage snelh. en
parameter 1-16 Filtertijdconstante hoge snelh. verhogen om de prestaties en stabiliteit te verbeteren. Voor hoge belastingen bij lage toerentallen (< 30% van het nominale toerental) wordt aangeraden om parameter 1-17 Filtertijdconstante spanning te verhogen in verband met de niet-lineariteit van de inverter bij lage toerentallen.
1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Range: Functie:
lager dan 10% van het nominale toerental.
1-16 Filtertijdconstante hoge snelh.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0,01 ­20 s]
De dempingstijdconstante voor hoogdoorlaatlters bepaalt de responstijd bij belastingsstappen. Een korte dempingstijdconstante zorgt voor een snelle regeling. Wanneer deze waarde echter te laag is, wordt de regeling instabiel. Deze tijdcon­stante wordt gebruikt bij toerentallen hoger dan 10% van het nominale toerental.
1-17 Filtertijdconstante spanning
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0,001 ­1 s]
De ltertijdconstante voor de voedings­spanning van de machine wordt gebruikt om de invloed van hoogfre­quente rimpels en resonantie in het systeem te beperken bij de berekening van de voedingsspanning van de machine. Zonder dit lter kunnen de rimpels in de stroom de berekende spanning verstoren en de stabiliteit van het systeem aantasten.
3 3
1-14 Verst. demping
Range: Functie:
120%* [0 -
250 %]
De parameter stabiliseert de PM-motor om die soepel en stabiel te laten werken. De waarde van de dempingsversterking regelt de dynamische prestaties van de PM-motor. Een lage waarde voor de dempingsversterking zorgt voor hoge dynamische prestaties, terwijl een hoge waarde zorgt voor lage dynamische prestaties. De dynamische prestaties zijn gerelateerd aan de motorgegevens en het type belasting. Als de dempingsversterking te hoog of te laag is, wordt de regeling instabiel.
1-15 Filtertijdconstante lage snelh.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0,01 ­20 s]
De dempingstijdconstante voor hoogdoorlaatlters bepaalt de responstijd bij belastingsstappen. Een korte dempingstijdconstante zorgt voor een snelle regeling. Wanneer deze waarde echter te laag is, wordt de regeling instabiel. Deze tijdcon­stante wordt gebruikt bij toerentallen
3.2.4 1-2* Motor Data I (Motordata I)
Deze parametergroep bevat invoergegevens voor de gegevens van het typeplaatje van de aangesloten motor.
LET OP
Deze parameters kunnen niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
LET OP
Het wijzigen van de waarde van deze parameters beïnvloedt de instelling van andere parameters.
1-20 Motorverm.
Stel het nominale motorvermogen in kW/pk in volgens de gegevens van het typeplaatje. De standaardwaarde komt overeen met het nominale vermogen van de eenheid. Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Option: Functie:
[2] 0,12 kW - 0,16 pk [3] 0,18 kW - 0,25 hp [4] 0,25 kW - 0,33 pk
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 35
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
1-20 Motorverm.
Stel het nominale motorvermogen in kW/pk in volgens de gegevens van het typeplaatje. De standaardwaarde komt overeen met het nominale vermogen van de eenheid. Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor
33
loopt.
Option: Functie:
[5] 0,37 kW - 0,5 pk [6] 0,55 kW - 0,75 pk [7] 0,75 kW - 1 pk [8] 1,1 kW - 1,5 pk [9] 1,5 kW - 2 pk [10] 2,2 kW - 3 pk [11] 3 kW - 4 pk [12] 3,7 kW - 5 pk [13] 4 kW - 5,4 pk [14] 5,5 kW - 7,5 pk [15] 7,5 kW - 10 pk [16] 11 kW - 15 pk [17] 15 kW - 20 pk [18] 18,5 kW - 25 pk [19] 22 kW - 30 pk [20] 30 kW - 40 pk [21] 37 kW - 50 pk [22] 45 kW - 60 pk [23] 55 kW - 75 pk [24] 75 kW - 100 pk [25] 90 kW - 120 pk [26] 110 kW - 150 pk
1-24 Motorstroom
Range: Functie:
gegevens worden gebruikt voor het berekenen van het motorkoppel, de thermische motorbeveiliging en dergelijke.
1-25 Nom. motorsnelheid
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[50-60000 tpm]
Voer het nominale motortoe­rental in volgens de gegevens van het motortypeplaatje. Deze gegevens worden gebruikt voor de berekening van motorcom­pensaties.
1-26 Cont. nom. motorkoppel
Range: Functie:
Size related*
[0.1 ­10000 Nm]
LET OP
Het wijzigen van deze parameter­waarde beïnvloedt de instelling van andere parameters.
Deze parameter is alleen beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt.
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)
1-22 Motorspanning
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[50-1000V]Stel de nominale motorspanning in
volgens de gegevens van het motortypeplaatje. De standaard­waarde komt overeen met het nominale vermogen van de eenheid.
1-23 Motorfrequentie
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[20-400 Hz]
Stel de motorfrequentie in volgens de gegevens van het motortypeplaatje. Voor 87 Hz-bedrijf met 230/400 V-motoren stelt u de gegevens van het typeplaatje in voor 230 V/50 Hz. Stel
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
en parameter 3-03 Max. referentie in voor de 87 Hz-toepassing.
1-24 Motorstroom
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0,01-1000,00A]Stel de nominale motorstroom in
volgens de gegevens van het motortypeplaatje. Deze
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
De AMA-functie optimaliseert de dynamische motorprestaties door een automatische optima­lisatie van de geavanceerde motorparameters terwijl de motor stationair loopt.
[0]*Uit Geen functie
[1] Volledige
AMA insch.
Als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op [0] Asynchron (Asynchroon), bepaalt de AMA de instelling van parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs), parameter 1-33 Statorlekreactantie (X1) en parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
Als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van permanent­magneetmotoren mogelijk maakt, bepaalt de AMA de instelling van parameter 1-30 Stator-
weerstand (Rs) en parameter 1-37 Inductantie d­as (Ld).
36 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA)
Option: Functie:
LET OP
Klem 27 digitale ingang (parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang) is standaard ingesteld op Coast inverse (Vrijloop geïnv.). Dit betekent dat een AMA niet kan worden uitgevoerd als er geen 24 V is aangesloten op klem 27.
[2] Beperkte
AMA insch.
Hiermee wordt een beperkte AMA uitgevoerd waarbij alleen de statorweerstand Rs in het systeem wordt bepaald. Selecteer deze optie als een LC-lter wordt gebruikt tussen de frequen­tieregelaar en de motor.
LET OP
Als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van een permanentmagneetmotor mogelijk maakt, is alleen de optie [1] Enable Complete AMA (Volledige AMA insch.) beschikbaar.
Activeer de AMA-functie door op [Hand On] te drukken nadat u [1] Enable Complete AMA (Volledige AMA insch.) of [2] Enable Reduced AMA (Beperkte AMA insch.) hebt geselecteerd. Na een normale procedure toont het display: Druk op [OK] om AMA te voltooien. Nadat u op [OK] hebt gedrukt, is de frequentieregelaar gereed voor bedrijf.
LET OP
Voor een optimale aanpassing van de frequen-
tieregelaar wordt aanbevolen om een AMA uit te voeren met een koude motor.
Een AMA kan niet worden uitgevoerd terwijl de
motor loopt.
AMA kan niet worden uitgevoerd op een motor
met een hoger nominaal vermogen dan dat van de frequentieregelaar, bijvoorbeeld wanneer een motor van 5,5 kW (7,4 pk) is aangesloten op een frequentieregelaar van 4 kW (5,4 pk).
LET OP
Voorkom dat er tijdens de AMA een extern koppel wordt gegenereerd.
LET OP
Voer een volledige AMA alleen uit zonder lters; voer een beperkte AMA uit als er een lter is geïnstalleerd.
3.2.5 1-3* Motor Data II (Motordata II)
Deze parametergroep bevat invoergegevens voor de gegevens van het typeplaatje van de aangesloten motor.
LET OP
Deze parameters kunnen niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
1-30 Statorweerstand (Rs)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
1-33 Statorlekreactantie (X1)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
1-35 Hoofdreactantie (Xh)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0,0-9999,000 ohm]
[ 0,0-9999,000 ohm]
[ 0,0-9999,00 ohm]
Stel de statorweerstandswaarde in. Voer de waarde in volgens het datablad voor de motor of voer een AMA uit met een koude motor.
Stelt de waarde voor de statorlekreactantie van de motor in.
Stel op 1 van de volgende manieren de hoofdreactantie van de motor in:
Voer een AMA uit met een
koude motor. De frequen­tieregelaar meet de waarde van de motor.
Voer de Xh-waarde
handmatig in. Vraag de waarde op bij de leverancier van de motor.
Gebruik de standaard Xh-
instelling. De frequentieregelaar bepaalt de instelling op basis van de gegevens van het motortypeplaatje.
3 3
LET OP
Als een van de instellingen in parametergroep 1-2* Motor Data (Motordata) wordt gewijzigd, worden de geavan- ceerde motorparameters parameter 1-30 Statorweerstand (Rs) tot parameter 1-39 Motorpolen teruggezet op de
standaardinstelling.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 37
1-37 Inductantie d-as (Ld)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0-65535 mH] Raadpleeg het datablad voor
de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde.
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
1-38 q-axis Inductance (Lq)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
33
[ 0,000-65535 mH]
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in. Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor voor de juiste waarde. Deze waarde kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
1-39 Motorpolen
1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0-65535 mH]
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[2 ­100 ]
Stel het aantal motorpolen in. De waarde voor de motorpolen is altijd een even getal, omdat het verwijst naar het totale aantal polen en niet naar het aantal paren.
3.2.6 1-4* Motor Data III (Motordata III)
1-46 Verst. positiedetectie
Range: Functie:
100 %* [ 20 -
200 %]
Gebruik deze parameter om de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij het starten aan te passen. Deze parameter is geldig vanaf softwareversie 2.80.
1-48 Current at Min Inductance for d-axis (Stroom bij min. inductantie voor d-as)
Deze parametergroep bevat invoergegevens voor de gegevens van het typeplaatje van de aangesloten motor.
LET OP
Range: Functie:
100 %* [ 20 - 200 %] Gebruik deze parameter om het verzadi-
gingspunt van de inductantie in te stellen.
Deze parameters kunnen niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
1-49 Current at Min Inductance for q-axis (Stroom bij min. inductantie voor q-as)
1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[1-9000 V] Lijnspanning (rms-waarde)
tegen-EMK bij 1000 tpm.
1-42 Lengte motorkabel:
Range: Functie:
50 m* [0-100 m] Stel de lengte van de motorkabel in tijdens
de inbedrijfstelling.
1-43 Lengte motorkabel, feet
Range: Functie:
164 ft* [0-328 ft] Stel de lengte van de motorkabel in tijdens
de inbedrijfstelling.
1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat)
Range: Functie:
100 %* [ 20 -
200 %]
Deze parameter speciceert de verzadi­gingscurve van de q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van de inductanties toegepast, vanwege de parameters
parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld), parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq), parameter 1-44 Inductantie d-as verz. (LdSat) en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Onder en boven deze curve worden ze gespeci­ceerd door de bijbehorende parameters. Parameters hebben betrekking op de belasting­compensatie volgens het typeplaatje, het type belasting van de toepassing en de elektro­nische remfunctie voor snel stoppen/houden van de motor.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0-65535 mH]
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld). Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de nominale waarde.
3.2.7 1-5* Load Indep. Setting (Belastingonafhankelijke instelling)
Parameters voor motorinstellingen die niet afhankelijk zijn van de belasting.
38 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Magn. current
130BB780.10
Hz
Par.1-50
90%
Par.1-52
Parameters Programmeerhandleiding
1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid
Range: Functie:
100%* [0 -
Gebruik deze parameter in combinatie met
300
parameter 1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
%]
om een andere thermische belasting op de motor te verkrijgen bij lage toerentallen. Voer een waarde in die een percentage van de nominale magnetiseringsstroom aangeeft. Als de instelling te laag is, wordt het koppel op de motoras mogelijk beperkt.
Afbeelding 3.2 Motormagnetisering
1-56 U/f-karakteristiek - F
Array[6]
Range: Functie:
Afbeelding 3.3 U/f-karakteristiek
3.2.8 1-6* Load Depen. Setting (Belastingafhankelijke instelling)
Parameters voor de motorinstellingen die afhankelijk zijn
1-52 Min. snelh. norm. magnetisering [Hz]
Range: Functie:
1 Hz* [0,1-10,0 Hz] Stel de gewenste frequentie voor normale
magnetiseringsstroom in. Gebruik deze parameter in combinatie met
parameter 1-50 Motormagnetisering bij nulsnelheid. Zie Afbeelding 3.2.
1-55 U/f-karakteristiek - U
Array [6]
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0-999 V] Stel de spanning bij elk frequen-
tiepunt in om een U/f-karakteristiek te verkrijgen die overeenkomt met de motor. De frequentiepunten worden ingesteld in parameter 1-56 U/f-karakteristiek - F.
1-56 U/f-karakteristiek - F
Array[6]
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 39
[ 0-400,0 Hz]
Stel frequentiepunten in om een U/f­karakteristiek te verkrijgen die overeenkomt met de motor. De spanning bij elk punt wordt ingesteld in parameter 1-55 U/f-karakteristiek - U.
Creëer een U/f-karakteristiek op basis van 6 te deniëren spanningen en frequenties; zie Afbeelding 3.3. Vereenvoudig U/f-karakteristieken door 2 of meer punten (spanningswaarden en frequenties) samen te voegen. Stel de punten in op gelijke waarden.
van de belasting.
1-62 Slipcompensatie
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[-400 ­400 %]
Voer de %-waarde voor slipcom­pensatie in om de toleranties in de waarde van n slipcompensatie wordt automatisch berekend op basis van het nominale motortoerental n
te compenseren. De
M,N
.
M,N
1-63 Slipcompensatie tijdconstante
Range: Functie:
0,1 s* [0,05-5 s] Voer de reactiesnelheid van de slipcom-
pensatie in. Een hoge waarde resulteert in een trage reactie en een lage waarde resulteert in een snelle reactie. Stel een langere tijd in als bij lage frequenties resonantieproblemen optreden.
1-64 Resonantiedemping
Range: Functie:
100%* [0 -
500 %]
Stel de resonantiedempingswaarde in. Stel
parameter 1-64 Resonantiedemping en
parameter 1-65 Resonantiedemping tijdconstante
in om problemen met hoogfrequentresonantie te helpen elimineren. Verhoog de waarde van parameter 1-64 Resonantiedemping om resonan­tietrilling te verminderen.
1-65 Resonantiedemping tijdconstante
Range: Functie:
0,005s* [0,001-0,050s]Stel parameter 1-64 Resonantiedemping
en parameter 1-65 Resonantiedemping tijdconstante in om problemen met hoogfrequentresonantie te helpen
3 3
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
1-65 Resonantiedemping tijdconstante
Range: Functie:
elimineren. Voer de tijdconstante in die de beste demping oplevert.
33
1-66 Min. stroom bij lage snelh.
Range: Functie:
50 %* [0 - 120 %] Geldt alleen voor PM-motoren. Het
verhogen van de minimumstroom verbetert het motorkoppel bij lage toerentallen, maar verlaagt ook het rendement.
3.2.9 1-7* Start Adjustments (Startaanpassingen)
Parameters voor het congureren van speciale startfuncties van de motor.
1-70 Startmodus
Deze parameter geldt voor softwareversie 2.80 en latere versies. Gebruik deze parameter om de startmodus van de PM-motor te selecteren, om de VVC+-regelkern te initialiseren voor voorheen vrijlopende PM-motoren. Deze parameter is alleen actief voor PM-motor in VVC+-modus als de motor is gestopt (of met laag toerental draait).
Option: Functie:
[0] Rotordetectie De rotordetectiefunctie schat de elektrische
hoek van de rotor en gebruikt de hoek als startpunt. Dit is de standaardoptie voor automatiseringstoepassingen met frequentie­regelaars. Als de vliegendestartfunctie detecteert dat de motor met lage toeren draait of is gestopt, kan de frequentiere­gelaar de rotorpositie (de hoek) detecteren. De frequentieregelaar start de motor vervolgens onder die hoek.
[1] * Parkeren De parkeerfunctie past een DC-stroom toe
over de statorwikkeling en roteert de rotor naar de elektrische nulpositie. Deze functie wordt typisch geselecteerd voor HVAC­toepassingen. Als de vliegendestartfunctie detecteert dat de motor met lage toeren draait of is gestopt, stuurt de frequentiere­gelaar een DC-stroom om de motor te parkeren onder een bepaalde hoek. De frequentieregelaar start de motor vervolgens onder die hoek.
1-71 Startvertraging
Range: Functie:
0 s* [0-10s]Met deze parameter kan de start worden
vertraagd. De frequentieregelaar begint met de in parameter 1-72 Startfunctie geselecteerde startfunctie. Stel de startvertraging in waarna moet worden begonnen met de versnelling.
1-72 Startfunctie
Option: Functie:
[0] DC-houd/vertr.
tijd
[2] * Vrijloop/vertr.-
tijd
De motor wordt gedurende de startver­traging voorzien van parameter 2-00 DC- houd/voorverw.stroom.
De frequentieregelaar loopt tijdens de startvertraging vrij (frequentieregelaar uit).
1-73 Vlieg. start
Deze functie maakt het mogelijk een motor op te vangen wanneer die vrij draait als gevolg van een netstoring. Fliying start (Vliegende start) zoekt alleen rechtsom. Als dit geen succes heeft, wordt een DC-rem geactiveerd. Als een optie is geselecteerd die het gebruik van een PM-motor mogelijk maakt, wordt het parkeren uitgevoerd als het toerental lager is dan 2,5-5% van het nominale toerental, in de tijd die is ingesteld in parameter 2-07 Parkeertijd. Wanneer het geschatte toerental lager is dan 2,5-5% van het nominale toerental, wordt de parkeerfunctie ingeschakeld (zie parameter 2-06 Parkeerstroom en parameter 2-07 Parkeertijd). In andere gevallen vangt de frequentieregelaar de motor bij dat toerental op en wordt het normale bedrijf hervat. De vliegendestartfunctie die voor PM-motoren wordt gebruikt, is gebaseerd op een schatting van het initiële toerental. Het toerental wordt in eerste instantie altijd geschat nadat een actief startsignaal is gegeven.
Stroomgrenzen bij gebruik van het vliegendestartprincipe voor PM-motoren:
Het toerentalbereik loopt tot 100% van het nominale
toerental of het veldverzwakkingstoerental (de laagste van deze twee).
Voor toepassingen met een hoge massatraagheid (d.w.z.
dat de massatraagheid van de belasting meer dan 30 maal zo groot is als de massatraagheid van de motor).
Option: Functie:
[0] Uitgesch. [1] Ingesch.
3.2.10 1-8* Stop Adjustments (Stopaanpassingen)
Parameters voor het congureren van speciale stopfuncties van de motor.
1-80 Functie bij stop
Option: Functie:
Selecteer de functie die actief moet zijn na een stopcommando of wanneer het toerental is verlaagd naar de instelling in parameter 1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz].
[0] * Vrijloop Laat de motor vrijlopen.
40 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
1-80 Functie bij stop
Option: Functie:
[1] DC-houd/
motorvoorverw
Voorziet de motor van een DC­houdstroom (zie parameter 2-00 DC- houd/voorverw.stroom).
1-82 Min. snelh. voor functie bij stop [Hz]
Range: Functie:
0 Hz* [0-20 Hz] Stel de uitgangsfrequentie in waarbij
parameter 1-80 Functie bij stop moet worden geactiveerd.
1-88 AC Brake Gain (Versterking AC-rem)
Range: Functie:
1,4* [1,0-2,0 ] Deze parameter wordt gebruikt om het AC-
remvermogen in te stellen (stel de uitlooptijd in wanneer de massatraagheid constant is). Als de DC-tussenkringspanning niet hoger is dan de waarschuwingswaarde voor de DC-tussenkring­spanning, kunt u deze parameter gebruiken om het generatorkoppel aan te passen.
3.2.11 1-9* Motor Temperature (Motortemperatuur)
Parameters voor het congureren van temperatuurbeveili­gingsfuncties voor de motor.
1-90 Thermische motorbeveiliging
Option: Functie:
Met behulp van een ETR (elektronisch thermisch relais) wordt de motortempe­ratuur berekend op basis van frequentie, stroom en tijd. Danfoss adviseert om deze functie te gebruiken als er geen thermistor aanwezig is. Voor asynchrone motoren en PM-motoren geldt dezelfde functionaliteit.
LET OP
De ETR-berekening is gebaseerd op de motorgegevens in parame-
tergroep 1-2* Motor Data (Motordata).
1-90 Thermische motorbeveiliging
Option: Functie:
[3] ETR-waarsch. 1 Als de berekende maximale motortempe-
ratuur wordt overschreden, wordt er een waarschuwing gegenereerd.
[4] * ETR-uitsch. 1 Start de berekening van de motortempe-
ratuur op basis van de actuele belasting en tijd plus de motorfrequentie alleen als de motorstroom hoger is dan 110% van de nominale motorstroom.
[22] ETR Trip -
Extended Detection (ETR­uitschakeling ­Uitgebreide detectie)
Start de berekening van de motortempe­ratuur op basis van de actuele belasting en tijd plus de motorfrequentie wanneer de motorstroom hoger is dan 110% van de nominale motorstroom. In het andere geval start u de berekening van de motortemperatuur wanneer de motorstroom lager is dan 110% van de nominale motorstroom en de stroomgrens is bereikt.
1-93 Thermistorbron
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
LET OP
Stel de digitale ingang in op [0] PNP ­Active at 24 V (PNP - actief bij 24 V) via parameter 5-03 Modus dig. ingang 29.
Selecteer de ingang waarop de thermistor (PTC­sensor) moet worden aangesloten. Bij gebruik van een analoge ingang kan de betreende analoge ingang niet worden gebruikt als een referentie in parameter 3-15 Referentiebron 1 tot
parameter 3-17 Referentiebron 3, parameter 20-00 Bron terugkoppeling 1, parameter 20-03 Bron terugk. 2, parameter 24-06 Referentiebron brandmodus en parameter 24-07 Bron terugk. brandmodus.
[0]*Geen Stel de thermistorbron niet in.
3 3
[0] Geen
bescherm.
[1] Thermistor-
waarsch.
[2] Thermisto-
ruitsch.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 41
Schakelt de temperatuurbewaking uit.
Een thermistor genereert een waarschuwing als de maximale motortem­peratuur is overschreden.
Als de maximale motortemperatuur wordt overschreden, genereert een thermistor een alarm en wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld.
[1] Anal.
ingang AI53
[6] Dig.
ingang 29
Gebruik analoge ingang 53 als thermistorbron.
Gebruik digitale ingang 29 als thermistorbron.
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.3 Hoofdmenu – Remmen – Groep 2
3.3.1 2-0* DC Brakes (DC-remmen)
Parameters voor het congureren van de DC-remfuncties en DC-houdfuncties.
33
2-00 DC-houd/voorverw.stroom
Range: Functie:
50%* [0 -
LET OP
160
OVERVERHITTING MOTOR
%]
De maximumwaarde is afhankelijk van de nominale motorstroom. Om schade aan de motor door oververhitting te voorkomen, moet u hem niet te lang op 100% laten lopen.
2-04 Inschakelsnelh. DC-rem
Range: Functie:
0 Hz* [ 0-500 Hz] Deze parameter dient voor het instellen van
de inschakelsnelheid van de DC-rem waarbij parameter 2-01 DC-remstroom actief moet zijn in geval van een stopcommando.
2-06 Parkeerstroom
Range: Functie:
100%* [0 -
150 %]
Stel de stroom in als een percentage van de nominale motorstroom,
parameter 1-24 Motorstroom. Actief bij gebruik van parameter 1-73 Vlieg. start. De parkeerstroom is
actief gedurende de tijd die is ingesteld in parameter 2-07 Parkeertijd.
LET OP
Stel de houdstroom in als een percentage van de nominale motorstroom I
parameter 1-24 Motorstroom. Parameter 2-00 DC­houd/voorverw.stroom handhaaft de motorfunctie
(houdkoppel) of verwarmt de motor voor. Deze parameter is actief als DC hold (DC-houd) is geselecteerd in parameter 1-72 Startfunctie [0] DC
Hold/delay time (DC-houd/vertr.tijd) of
parameter 1-80 Functie bij stop[1] DC hold/Motor
Preheat (DC-houd/motorvoorverw.).
2-01 DC-remstroom
Range: Functie:
50%* [0 -
LET OP
150
OVERVERHITTING MOTOR
%]
De maximumwaarde is afhankelijk van de nominale motorstroom. Om schade aan de motor door oververhitting te voorkomen, moet u hem niet te lang op 100% laten lopen.
M,N
in
2-07 Parkeertijd
Range: Functie:
3 s* [0.1 -
60 s]
3.3.2 2-1* Remenergie-functie
Parameter 2-06 Parkeerstroom is alleen actief als 1 van de PM-motorconstructie­opties is geselecteerd in parameter 1-10 Motorconstructie.
Bepaal hoelang de in parameter 2-06 Parkeer­stroom ingestelde parkeerstroom moet worden
toegepast. Actief bij gebruik van parameter 1-73 Vlieg. start.
LET OP
Parameter 2-07 Parkeertijd is alleen actief
als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van PM-motoren mogelijk maakt.
Stel de stroom in als % van de nominale motorstroom, parameter 1-24 Motorstroom. Na een stopcommando wordt er een DC-remstroom toegepast als het toerental lager is dan de ingestelde begrenzing in parameter 2-04 Inscha- kelsnelh. DC-rem of als de functie DC-rem geïnverteerd actief is (via de instelling [5] DC-brake
inverse (DC-rem geïnv.) in parametergroep 5-1* Digital Inputs (Digitale ingangen) of via de seriële-communi-
catiepoort). Zie parameter 2-02 DC-remtijd voor de tijdsduur.
2-02 DC-remtijd
Range: Functie:
10 s* [0-60 s] Bepaal hoelang de ingestelde DC-remstroom in
parameter 2-01 DC-remstroom na activering moet worden toegepast.
42 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parametergroep voor het selecteren van de parameters voor dynamisch remmen.
2-10 Remfunctie
Option: Functie:
[0] * Uit De remweerstand is niet actief.
[2] AC-rem De AC-rem is actief.
2-16 AC-rem max. stroom
Range: Functie:
100 %* [0 - 160 %] Voer de maximaal toegestane stroom bij
gebruik van de AC-rem in om overver­hitting van de motorwikkelingen te voorkomen.
Parameters Programmeerhandleiding
2-17 Overspanningsreg.
Option: Functie:
Bepaal of de overspanningsregeling (OVC – Over Voltage Control) moet worden ingeschakeld tijdens het uitlopen. Deze regeling beperkt de kans op een uitschakeling (trip) van de frequentieregelaar als gevolg van een overspanning op de DC-tussenkring die wordt veroorzaakt door genererend vermogen van de belasting.
[0] Uitgesch. Geen OVC vereist.
[1] Ingesch.
(geen stop)
[2] * Ingesch. Schakelt OVC in.
Activeert OVC wanneer de frequentieregelaar niet in de stoptoestand is.
LET OP
De ramp-tijd wordt automatisch aangepast om uitschakeling (trip) van de frequentieregelaar te voorkomen.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 43
P3-03
P3-02
0 50 100%
P3-10
130BB036.10
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.4 Hoofdmenu – Ref./ramp – Groep 3
3.4.1 3-0* Reference Limits (Ref.begrenz.)
Parameters voor het instellen van de referentie-eenheid, limieten en bereiken.
33
Zie ook parametergroep 20-0* Feedback ( Terugkoppeling) voor informatie over de instellingen voor een regeling met terugkoppeling.
3-02 Minimumreferentie
Range: Functie:
0* [-4999–4999] De minimumreferentie is de laagste waarde
die wordt bepaald door de som van alle referenties.
3-03 Max. referentie
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
3.4.2 3-1* References (Referenties)
[ -4999,0-4999 ReferentieTerug­kEenheid]
De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt bepaald door de som van alle referenties. De eenheid voor de maximumreferentie komt overeen met de conguratiese- lectie in
parameter 1-00 Congura­tiemodus.
3-10 Ingestelde ref.
Range: Functie:
0 %* [-100 -
100 %]
Voer maximaal 8 verschillende digitale referenties (0-7) in deze parameter in, door middel van arrayprogrammering. Om vooraf ingestelde referenties te kunnen gebruiken, moet Preset reference bit 0/1/2 (Ingesteld referen- tiebit 0/1/2) [16], [17] of [18] worden geselecteerd voor de betreende digitale ingangen in parametergroep 5-1* Digital Inputs (Digitale ingangen).
3-11 Jog-snelh. [Hz]
Range: Functie:
5 Hz* [ 0-500,0 Hz] De jogsnelheid is de vaste uitgangs-
snelheid waarbij de frequentieregelaar functioneert wanneer de jogfunctie is geactiveerd. Zie ook parameter 3-80 Jog ramp-tijd.
3-14 Ingestelde relatieve ref.
Range: Functie:
0 %* [-100
­100 %]
Voer een vaste waarde in % in die moet worden opgeteld bij de ingestelde variabele waarde in parameter 3-18 Rel. schaling van referentiebron.
De som van de vaste en variabele waarden (Y in Afbeelding 3.5) wordt vermenigvuldigd met de actuele referentie (X in Afbeelding 3.5). Dit product
wordt opgeteld bij de actuele referentie X + X  × 
100
Y
Afbeelding 3.4 Referenties
Afbeelding 3.5 Ingestelde relatieve ref.
3-15 Referentiebron 1
Option: Functie:
Stel in welke ingang moet worden gebruikt voor het eerste referentiesignaal.
Parameter 3-15 Referentiebron 1, parameter 3-16 Referentiebron 2 en parameter 3-17 Referentiebron 3 deniëren
maximaal 3 verschillende referentie­signalen. De som van deze referentiesignalen bepaalt de actuele referentie.
[0] Geen functie [1] * Anal. ingang 53 [2] Anal. ingang 54 [7] Pulsingang 29 [11] Lokale busref.
44 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
t
acc
t
dec
130BB801.10
P 3-*2 Ramp (X) Down Time (Dec)
P 4-14 High-limit
RPM
Reference P 1-23
Motor frequency
P 4-12 Low limit
Time
P 3-*1 Ramp (X)Up Time (Acc)
Parameters Programmeerhandleiding
3-16 Referentiebron 2
Option: Functie:
Stel in welke ingang moet worden gebruikt voor het tweede referentiesignaal.
Parameter 3-15 Referentiebron 1, parameter 3-16 Referentiebron 2 en parameter 3-17 Referentiebron 3 deniëren
maximaal 3 verschillende referentie­signalen. De som van deze referentiesignalen bepaalt de actuele referentie. Zie ook parameter 1-93 Thermis- torbron.
Afbeelding 3.6 Ramps
[0] Geen functie [1] Anal. ingang 53 [2] * Anal. ingang 54 [7] Pulsingang 29 [11] Lokale busref.
3-17 Referentiebron 3
Option: Functie:
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
Stel in welke referentie-ingang moet worden gebruikt voor het derde referen­tiesignaal. Parameter 3-15 Referentiebron
1, parameter 3-16 Referentiebron 2 en parameter 3-17 Referentiebron 3 deniëren
maximaal 3 verschillende referentie­signalen. De som van deze referentiesignalen bepaalt de actuele referentie.
[0] Geen functie [1] Anal. ingang 53 [2] Anal. ingang 54 [7] Pulsingang 29 [11] * Lokale busref.
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
Range: Functie:
Afhankelijk van
3.4.3 3-4* Ramp 1
grootte*
Congureer de ramp-tijdparameters voor elk van 2 twee ramps (parametergroep 3-4* Ramp 1 en 3-5* Ramp 2). De ramp-tijd is voor alle vermogensklassen vooraf ingesteld op de minimumwaarde van 10 ms.
[0,05-3600 s]
[0,05-3600 s]
3 3
Stel de tijd in die nodig is om te versnellen van 0 Hz tot
parameter 1-23 Motorfrequentie
wanneer een asynchrone motor is geselecteerd. Stel de tijd in die nodig is om te versnellen van 0 tpm tot
parameter 1-25 Nom. motorsnelheid
wanneer een PM-motor is geselecteerd. Stel de aanlooptijd zo in dat de uitgangsstroom tijdens het aanlopen de in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde stroomgrens niet overschrijdt. Zie uitlooptijd in parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd.
Stel de tijd in die nodig is om te vertragen van parameter 1-23 Motorfre- quentie tot 0 Hz wanneer een asynchrone motor is geselecteerd. Voer de tijd in die nodig is om te vertragen van parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0 tpm wanneer een PM-motor is geselecteerd. Selecteer de uitlooptijd zo dat uitschakeling (trip) bij een overspanning in de DC­tussenkring wordt voorkomen.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 45
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.4.4 3-5* Ramp 2
3-81 Snelle stop ramp-tijd
Range: Functie:
Deze parametergroep bepaalt de conguratie van ramp 2­parameters.
3-51 Ramp 2 aanlooptijd
33
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0,05-3600 s]
Stel de tijd in die nodig is om te versnellen van 0 Hz tot
parameter 1-23 Motorfrequentie
wanneer een asynchrone motor is geselecteerd. Stel de tijd in die nodig is om te versnellen van 0 tpm tot
parameter 1-25 Nom. motorsnelheid
wanneer een PM-motor is geselecteerd. Stel de aanlooptijd zo in dat de uitgangsstroom tijdens het aanlopen de ingestelde stroomgrens in parameter 4-18 Stroombegr. niet overschrijdt.
Afhankelijk van grootte*
[0,05-3600 s]
Voer de uitlooptijd van parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0 Hz voor een snelle stop in. Tijdens het uitlopen mag er geen overspanning ontstaan in de inverter en mag de gegenereerde stroom de ingestelde begrenzing in parameter 4-18 Stroombegr. niet overschrijden. De snelle stop wordt geactiveerd met een signaal op een geselecteerde digitale ingang of via de seriële-communicatiepoort.
3-52 Ramp 2 uitlooptijd
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0,05-3600s]Voer de tijd die nodig is om te
vertragen van parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0 tpm. Stel de uitlooptijd zo in dat de uitgangs­stroom tijdens het uitlopen de ingestelde stroomgrens in parameter 4-18 Stroombegr. niet overschrijdt.
3.4.5 3-8* Andere Ramps
3-80 Jog ramp-tijd
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0,05-3600 s]
Stel de jog-aan/uitlooptijd in, d.w.z. de tijd die nodig is om te versnellen/ vertragen tussen 0 Hz en de ingestelde waarde in parameter 1-23 Motorfre- quentie. Zorg ervoor dat de totale uitgangsstroom die nodig is voor de betreende jog-ramptijd, de in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde stroomgrens niet overschrijdt. De jog­ramptijd start wanneer er via het bedieningspaneel, een geselecteerde digitale ingang of de seriële-communi­catiepoort een jog-signaal wordt gegeven.
46 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3.5 Hoofdmenu – Begr./waarsch. – Groep 4
3.5.1 4-1* Motor Limits
(Motorbegrenzingen)
Denieer de koppel- en stroombegrenzingen voor de motor en de reactie van de frequentieomvormer wanneer de begrenzingen worden overschreden.
4-10 Draairichting motor
Option: Functie:
[0] Rechtsom
[2] * Bidirec-
tioneel
4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz]
Range: Functie:
0 Hz* [ 0-400,0
Hz]
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
Afhankelijk van grootte*
LET OP
De instelling van parameter 4-10 Draairichting motor is van invloed op parameter 1-73 Vlieg. start.
Alleen rechtsom draaien is toegestaan.
Zowel rechtsom als linksom draaien is toegestaan.
Stel de lage begrenzing voor het motortoe­rental in. De lage begrenzing voor het motortoerental kan worden ingesteld op een waarde die overeenkomt met de minimale uitgangsfrequentie van de motoras. De lage begrenzing voor het motortoerental mag de instelling in parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] niet overschrijden.
[ 0,1-400,0 Hz]
[ 0,1-400,0 Hz]
LET OP
De maximale uitgangsfrequentie mag niet hoger zijn dan 10% van de schakelfrequentie van de inverter (parameter 14-01 Schakelfre- quentie).
Voer de hoge begrenzing voor het motortoerental in. Deze kan worden ingesteld op een waarde die overeenkomt met het aanbevolen maximale toerental. De hoge begrenzing voor het motortoerental moet hoger zijn dan de instelling in
parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz].
Het maximale motortoerental mag niet hoger zijn dan de instelling in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
4-18 Stroombegr.
Range: Functie:
110%* [0 -
1000 %]
Voer de stroomgrens voor motor- en generator­werking in (in % van de nominale motorstroom). Als de waarde hoger is dan het maximale nominale vermogen van de frequentieregelaar, wordt de stroom nog steeds begrensd door de maximale uitgangsstroom van de frequentiere­gelaar. Wanneer een instelling in
parameter 1-00 Conguratiemodus tot parameter 1-25 Nom. motorsnelheid wordt
gewijzigd, wordt parameter 4-18 Stroombegr. niet automatisch teruggezet naar de standaardin­stelling.
4-19 Max. uitgangsfreq.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte* Afhankelijk van grootte*
[ 0-400 Hz] [ 0,0-400 Hz]
Stel de maximale uitgangsfrequentie in. Deze bepaalt de absolute begrenzing van de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar voor een verbeterde veiligheid in toepassingen waarbij onbedoelde overtoeren moeten worden vermeden. Deze absolute begrenzing geldt voor alle conguraties, ongeacht de instelling in parameter 1-00 Congu- ratiemodus.
Als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie die het gebruik van permanentmagneetmotoren mogelijk maakt, wordt de maximale waarde van parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. mogelijk begrensd door de instelling van parameter 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM, om te voorkomen dat de frequentieregelaar wordt beschadigd door een te hoge tegen-EMK. Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op een waarde lager dan
parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] automatisch ingesteld op de waarde in parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 47
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.5.2 4-4* Adjustable Warnings 2
(Aanpasbare waarsch. 2)
4-40 Warning Freq. laag
4-50 Waarschuwing stroom laag
Range: Functie:
signaal op de digitale uitgang of de relais­uitgang.
Range: Functie:
33
Afhankelijk van grootte*
[ 0-500 Hz]
Gebruik deze parameter om een lagere begrenzing voor het frequentiebereik in te stellen. Wanneer het motortoerental lager wordt dan deze begrenzing, verschijnt op het display de melding SPEED LOW (TOERENTAL LAAG). Waarschuwingsbit 10 wordt ingesteld in parameter 16-94 Uitgebr. Statuswoord. Het uitgangsrelais of de digitale uitgang kan worden gecongureerd om deze waarschuwing aan te geven. Het waarschuwingslampje op het LCP gaat niet branden wanneer de in deze parameter ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
4-41 Warning Freq. hoog
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0-500 Hz]
Gebruik deze parameter om een hogere begrenzing voor het frequentiebereik in te stellen. Wanneer het motortoerental deze grenswaarde overschrijdt, verschijnt op het display de melding SPEED HIGH (TOERENTAL HOOG). Waarschuwingsbit 9 wordt ingesteld in parameter 16-94 Uitgebr. Statuswoord. Het uitgangsrelais of de digitale uitgang kan worden gecongureerd om deze waarschuwing aan te geven. Het waarschuwingslampje op het LCP gaat niet branden wanneer de in deze parameter ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
3.5.3 4-5* Adj. Warnings (Instelbare
waarschuwingen)
Denieer instelbare waarschuwingsbegrenzingen voor stroom. Waarschuwingen worden weergegeven op het
4-51 Waarschuwing stroom hoog
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 0,0-500,00A]Voer de waarde voor I
Wanneer de motorstroom hoger wordt dan deze waarde, wordt een bit in het statuswoord ingesteld. Deze waarde kan ook worden geprogrammeerd voor het geven van een signaal op de digitale uitgang of de relaisuitgang.
4-54 Waarsch: referentie laag
Range: Functie:
-4999* [-4999
- 4999 ]
Stel de lage referentiebegrenzing in. Wanneer de actuele referentie lager wordt dan deze begrenzing, verschijnt op het display de melding Ref wingsbit 20 wordt ingesteld in parameter 16-94 Uitgebr. Statuswoord. Het uitgangsrelais of de digitale uitgang kan worden gecongureerd om deze waarschuwing aan te geven. Het waarschuwingslampje op het LCP gaat niet branden wanneer de in deze parameter ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
(Referentie laag). Waarschu-
Low
4-55 Waarsch: referentie hoog
Range: Functie:
4999* [-4999
- 4999 ]
Gebruik deze parameter om een hogere begrenzing voor het referentiebereik in te stellen. Als de huidige referentie hoger wordt dan deze grenswaarde, verschijnt op het display de melding Reference High (Referentie hoog). Waarschuwingsbit 19 wordt ingesteld in parameter 16-94 Uitgebr. Statuswoord. Het uitgangsrelais of de digitale uitgang kan worden gecongureerd om deze waarschuwing aan te geven. Het waarschuwingslampje op het LCP gaat niet branden wanneer de in deze parameter ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
HIGH
in.
display, een geprogrammeerde uitgang of een veldbus.
4-50 Waarschuwing stroom laag
Range: Functie:
0 A [ 0-500A]Voer de waarde voor I
motorstroom lager wordt dan deze grenswaarde, wordt een bit in het statuswoord ingesteld. Deze waarde kan ook worden geprogrammeerd voor het geven van een
in. Wanneer de
LOW
4-56 Waarsch: terugk. laag
Range: Functie:
-4999 Proces­RegEenh*
[-4999-4999 Proces­RegEenh]
Gebruik deze parameter om een lagere begrenzing voor het terugkoppelings­bereik in te stellen. Wanneer de terugkoppeling lager wordt dan deze grenswaarde,
48 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
4-56 Waarsch: terugk. laag
Range: Functie:
verschijnt op het display de melding Feedback Low ( Terugk laag). Waarschu­wingsbit 6 wordt ingesteld inparameter 16-94 Uitgebr. Statuswoord. Het uitgangsrelais kan worden gecon- gureerd om deze waarschuwing aan te geven. Het waarschuwingslampje op het LCP gaat niet branden wanneer de in deze parameter ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
4-57 Waarsch: terugk. hoog
Range: Functie:
4999 Proces­RegEenh*
[-4999-4999 Proces­RegEenh]
Gebruik deze parameter om een hogere begrenzing voor het terugkop­pelingsbereik in te stellen. Wanneer de terugkoppeling hoger wordt dan deze begrenzing, verschijnt op het display de melding Feedback High (Terugk. hoog). Waarschuwingsbit 5 wordt ingesteld in parameter 16-94 Uitgebr. Statuswoord. Het uitgangsrelais kan worden gecon- gureerd om deze waarschuwing aan te geven. Het waarschuwingslampje op het LCP gaat niet branden wanneer de in deze parameter ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
4-58 Motorfasefunctie ontbreekt
Option: Functie:
[0] Uit Er wordt geen alarm weergegeven in geval van een
ontbrekende motorfase.
[1] * Aan Er wordt een alarm weergegeven in geval van een
ontbrekende motorfase.
3.5.4 4-6* Snelh.-bypass
Denieer de toerentalbypassgebieden voor de aan-/ uitlopen. Er kunnen 3 frequentiebereiken worden vermeden.
4-61 Bypass-snelh. vanaf [Hz]
Array[3]
Range: Functie:
0 Hz [ 0-500 Hz] Stel de lage begrenzing van de te vermijden
toerentallen in. Bij sommige systemen moeten bepaalde uitgangstoerentallen worden vermeden om problemen met resonantie in het systeem te voorkomen.
4-63 Bypass-snelh. tot [Hz]
Array[3]
Range: Functie:
0 Hz* [ 0-500 Hz] Bij sommige systemen moeten bepaalde
uitgangstoerentallen worden vermeden om problemen met resonantie in het systeem te voorkomen. Voer de hoge begrenzingen van de te vermijden toerentallen in.
3.5.5 Semi-auto bypass setup
Gebruik Semi-auto bypass setup om te programmeren welke frequenties moeten worden overgeslagen in verband met resonantie in het systeem.
Procedure:
1. Stop de motor.
LET OP
Pas de ramp-tijden in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd en parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd aan.
2. Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) in parameter 4-64 Semi-auto bypass setup.
3. Druk op [Hand On] om te starten met zoeken naar frequentiebanden die resonantie veroorzaken. De motor loopt aan op basis van de ingestelde aanloop.
LET OP
Klem 27 digitale ingang (parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang) is standaard ingesteld op [2] Coast inverse (Vrijloop geïnv.). Als er geen 24 V op klem 27 wordt
geschakeld, start [Hand On] de motor niet. Als dit het geval is, moet u klem 12 verbinden met klem 27.
4. Bij het doorlopen van een resonantieband drukt u op [OK] op het LCP bij het verlaten van de band. De actuele frequentie wordt opgeslagen als het eerste element in parameter 4-63 Bypass-snelh. tot [Hz] (array). Herhaal deze procedure voor elke resonantieband die is gevonden tijdens het aanlopen (u kunt er maximaal 3 aanpassen).
5. Wanneer het maximale toerental is bereikt, begint de motor automatisch uit te lopen. Herhaal deze procedure wanneer het toerental tijdens het vertragen buiten de resonantiebanden komt. De actuele frequenties die worden geregistreerd wanneer op [OK] wordt gedrukt, worden opgeslagen in parameter 4-61 Bypass-snelh. vanaf [Hz].
6. Druk op [OK] wanneer de motor is uitgelopen tot stop. parameter 4-64 Semi-auto bypass setup wordt automatisch teruggezet naar O (Uit). De frequen-
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 49
Parameters
tieregelaar blijft in de handmodus staan totdat er op [O] of [Auto On] wordt gedrukt.
Als de frequenties voor een bepaalde resonantieband niet in de juiste volgorde zijn geregistreerd (de in parameter 4-63 Bypass-snelh. tot [Hz] opgeslagen frequen-
33
tiewaarden moeten gelijk zijn aan of hoger zijn dan de waarden in parameter 4-61 Bypass-snelh. vanaf [Hz]) of als voor parameter 4-61 Bypass-snelh. vanaf [Hz] en parameter 4-63 Bypass-snelh. tot [Hz] niet hetzelfde aantal registraties is opgeslagen, worden alle registraties geannuleerd en verschijnt de volgende melding: Collected
speed areas overlapping or not determined. (Bypasszones overlappen of sets met start-eindpunten zijn niet bepaald.) Druk op [Cancel] om te annuleren.
4-64 Semi-auto bypass setup
Option: Functie:
[0] * Uit [1] Ingesch. Als deze optie is geselecteerd, worden toerental-
bereiken automatisch gescand om resonantiebanden te identiceren.
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
50 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3.6 Hoofdmenu – Digitaal In/Uit – Groep 5
3.6.1 5-0* Digital I/O Mode (Dig. I/O­modus)
Parameters voor het congureren van in- of uitgang, en voor NPN of PNP.
LET OP
Deze parameters kunnen niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
5-00 Dig. I/O-modus
Option: Functie:
Stel de modus NPN of PNP in voor digitale ingang 18, 19 en 27. Modus digitale ingang.
[0] * PNP Actie na positieve directionele pulsen (0). PNP-
systemen worden naar aarde (GND) getrokken.
[1] NPN Actie na negatieve directionele pulsen (1). NPN-
systemen worden verhoogd tot +24 V, intern in de frequentieregelaar.
5-03 Modus dig. ingang 29
Option: Functie:
[0] * PNP Stel de modus PNP in voor digitale ingang 29.
[1] NPN Stel de modus NPN in voor digitale ingang 29
3.6.2 5-1* Digital Inputs (Digitale ingangen)
Parameters voor het congureren van de ingangsfuncties voor de ingangsklemmen. De digitale ingangen worden gebruikt om diverse functies van de frequentieregelaar in te stellen. Alle digitale ingangen kunnen worden ingesteld op de volgende functies:
Functie digitale
ingang
[0] No operation (Niet
in bedrijf) [1] Reset Reset de frequentieregelaar na een trip/
[2] Coast inverse
(Vrijloop geïnv.)
[3] Coast and reset
inverse (Vrijloop &
reset inv)
Beschrijving
Geen reactie op signalen die naar de klem worden gestuurd.
alarm. Alarmen met blokkering kunnen worden gereset. Laat de motor vrijlopen. Logische 0 vrijloop. Reset en vrijloop, geïnverteerde ingang (NC). Laat de motor vrijlopen en voert vervolgens een reset van de frequentiere­gelaar uit. Logische 0 vrijloop en reset.
Functie digitale
ingang
[4] Quick stop inverse
(Snelle stop geïnv.)
[5] DC-brake inverse
(DC-rem geïnv.)
[6] Stop inverse (Stop
geïnverteerd)
[7] External interlock
(Ext. vergrendeling)
[8] Start Selecteer Start voor een start-/
[9] Latched start
(Pulsstart)
[10] Reversing
(Omkeren)
[11] Start reversing
(Start omgekeerd)
Beschrijving
Ingang geïnverteerd (NC). Genereert een stop op basis van de uitlooptijd van de snelle stop die is ingesteld in parameter 3-81 Snelle stop ramp-tijd. Na het uitlopen bevindt de as zich in de vrije modus. Ingang geïnverteerd voor DC-rem (NC). Stopt de motor door gedurende een bepaalde tijd een DC-stroom te schakelen; zie parameter 2-01 DC-remstroom. Deze functie is alleen actief als de waarde in parameter 2-02 DC-remtijd niet 0 is. Deze optie is niet beschikbaar als parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op [1] PM non-salient SPM (PM,
niet uitspr. SPM).
Stop geïnverteerd genereert de stopfunctie wanneer de geselecteerde klem van logische 1 naar logische 0 gaat (geen puls). De stop wordt uitgevoerd op basis van de geselecteerde uitlooptijd. Dezelfde functie als Vrijloop, geïnv., maar Ext. vergrendeling genereert de alarmmelding Externe storing op het display wanneer de geprogrammeerde klem voor Vrijloop, geïnv. logische 0 is. De alarmmelding is ook actief via digitale uitgangen en relaisuitgangen als deze voor een externe vergrendeling zijn geprogrammeerd. Als de oorzaak voor de externe vergrendeling is weggenomen, kan het alarm worden gereset via een digitale ingang, veldbus of de [Reset]­toets.
stopcommando. Logische 1 = start, logische 0 = stop. (Standaard voor digitale ingang 18.) De motor start als gedurende minstens 2 ms een puls wordt gegeven. De motor stopt als Stop geïnverteerd wordt geactiveerd. Wijzig de draairichting van de motoras. Het omkeersignaal verandert alleen de draairichting; de startfunctie wordt hierdoor niet geactiveerd. Selecteer [2]
Both directions (Bidirectioneel) in parameter 4-10 Draairichting motor. 0 =
normaal, 1 = omkeren. Gebruik deze instelling om gelijktijdig te starten/stoppen en om te keren. Signalen op [8] Start op hetzelfde moment zijn niet toegestaan. 0 = stop, 1 = start omgekeerd.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 51
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Functie digitale
ingang
[14] Jog Gebruikt om de jogsnelheid in te
33
[16] Preset ref bit 0
(Ingest. ref. bit 0)
[17] Preset ref bit 1
(Ingest. ref. bit 1)
[18] Preset ref bit 2
(Ingest. ref. bit 2)
[19] Freeze reference
(Ref. vasthouden)
[20] Freeze output
(Uitgang vasth.)
[21] Speed up (Snelh.
omh.)
[22] Speed down
(Snelh. omlaag)
[23] Set-up select bit
0 (Setupselectie bit 0)
[32] Pulse Input
(Pulsingang)
Beschrijving
schakelen. Zie parameter 3-11 Jog-snelh. [Hz]. (Standaard voor digitale ingang 29.)
Maakt het mogelijk om 1 van de 8 digitale referenties te selecteren volgens Tabel 3.4. Maakt het mogelijk om 1 van de 8 digitale referenties te selecteren volgens Tabel 3.4. Maakt het mogelijk om 1 van de 8 digitale referenties te selecteren volgens Tabel 3.4. Houd de huidige referentie vast. De vastgehouden referentie is nu het inscha­kelpunt/de voorwaarde voor het gebruik van versnellen en vertragen. Als Snelh. omh./Snelh. omlaag wordt gebruikt, volgt de toerentalverandering altijd ramp 2 (parameter 3-51 Ramp 2 aanlooptijd en parameter 3-52 Ramp 2 uitlooptijd) in het bereik parameter 3-02 Minimumreferentie ­parameter 3-03 Max. referentie. Houdt de huidige referentie vast. De vastgehouden referentie is nu het inscha­kelpunt/de voorwaarde voor het gebruik van versnellen en vertragen. Als Snelh. omh./Snelh. omlaag wordt gebruikt, volgt de toerentalverandering altijd ramp 2. Voor digitale besturing voor het verhogen/verlagen van het toerental (motorpotentiometer). Selecteer referentie vasthouden of uitgang vasthouden om deze functie te activeren. Als snelheid omhoog korter dan 400 ms wordt geactiveerd, wordt de totale referentie verhoogd met 0,1%. Als snelheid omhoog langer dan 400 ms wordt geactiveerd, wordt de totale referentie verhoogd op basis van ramp 1 in parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd. Vergelijkbaar met [21] Speed up (Snelh. omh.), maar nu wordt de referentie verlaagd. Selecteert 1 van de 2 setups. Stel
parameter 0-10 Actieve setup in op Multi Set-up (Multi setup).
Selecteer pulsingang wanneer een pulsreeks wordt gebruikt als referentie of terugkoppeling. Schaling is mogelijk via
parametergroep 5-5* Pulse Input (Pulsingang). Alleen beschikbaar voor klem
29.
Functie digitale
ingang
[34] Ramp bit 0 Selecteer welke ingang moet worden
[37] Fire mode
(Brandmodus)
[52] Run permissive
(Startvoorwaarde)
Beschrijving
gebruikt. Logische 0 selecteert ramp 1, terwijl logische 1 ramp 2 selecteert. Als dit signaal wordt toegepast, gaat de frequentieregelaar naar de brandmodus en worden alle andere commando's genegeerd. Zie parametergroep 24-0* Fire
Mode (Brandmodus).
De ingangsklem waarvoor startvoor­waarde is geprogrammeerd, moet logische '1' zijn om een startcommando te kunnen accepteren. Startvoorwaarde heeft een logische AND-functie die gerelateerd is aan de klem die is geprogrammeerd voor
[8] Start, [14] Jog of [20] Freeze Output (Uitgang vasth.). Er moet aan beide
voorwaarden zijn voldaan voordat de motor kan worden gestart. Als startvoor­waarde is geprogrammeerd voor meerdere klemmen, hoeft startvoorwaarde slechts op 1 van de klemmen logische 1 te zijn om de functie uit te voeren. Startvoor­waarde heeft geen invloed op digitale uitgangssignaal voor startverzoek ([8]
Start, [14] Jog of [20] Freeze Output (Uitgang vasth.)) dat is geprogrammeerd in
parametergroep 5-3* Digital Outputs (Digitale uitgangen) of parametergroep 5-4* Relays (Relais).
LET OP
Als er geen startvoorwaardesignaal wordt toegepast, maar wel het start-, jog- of vasthoudcommando wordt gegeven, geeft de statusregel op het display respectievelijk Start
Requested (Startverzoek), Jog Requested (Jog-verzoek) of Freeze Requested (Verzoek vasth.) weer.
52 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
Functie digitale
ingang
[53] Hand start
(Handmatige start)
[54] Auto start
(Autostart)
[60] Counter A (up)
(Teller A (omhoog))
[61] Counter A (down)
(Teller A (omlaag))
[62] Reset Counter A
(Reset Teller A)
[63] Counter B (up)
(Teller B (omhoog))
[64] Counter B (down)
(Teller B (omlaag))
[65] Reset Counter B
(Reset Teller B) [101] Sleep (Slaap) Als dit signaal wordt toegepast, wordt de
Tabel 3.3 Functies van digitale ingangen
Beschrijving
Als dit signaal wordt toegepast, wordt de frequentieregelaar in de handmodus gezet alsof er op [Hand On] werd gedrukt en wordt een normaal stopcommando genegeerd. Als het signaal wordt weggenomen, stopt de motor. Om een ander startcommando geldig te maken, moet een andere digitale ingang worden toegewezen aan Auto start (Autostart) en moet hierop een signaal worden toegepast. De toetsen [Hand On] en [Auto On] hebben geen invloed. Met de [O]-
toets worden Hand start (Handmatige start) en Auto start (Autostart) onderdrukt. Druk op [Hand On] of [Auto On] om Hand start (Handmatige start) en Auto start (Autostart) weer te activeren. Als noch op Hand start (Handmatige start) noch op Auto start (Autostart) een signaal wordt
toegepast, stopt de motor, ongeacht eventuele normale startcommando's die worden gegeven. Als op zowel Hand start (Handmatige start) als Auto start (Autostart) een signaal wordt toegepast, is de functie Auto start (Autostart). Als dit signaal wordt toegepast, wordt de frequentieregelaar in de automodus gezet alsof er op [Auto On] werd gedrukt. Zie ook [53] Hand start (Handmatige start). Ingang om de SLC-teller stapsgewijs te verhogen. Ingang om de SLC-teller stapsgewijs te verlagen. Ingang om teller A te resetten.
Ingang om de SLC-teller stapsgewijs te verhogen. Ingang om de SLC-teller stapsgewijs te verlagen. Ingang om teller B te resetten.
frequentieregelaar in de slaapmodus gezet.
Geselecteerde
digitale
referentie:
Digitale
referentie 0
Digitale
referentie 1
Digitale
referentie 2
Digitale
referentie 3
Digitale
referentie 4
Digitale
referentie 5
Digitale
referentie 6
Digitale
referentie 7
Tabel 3.4 Geselecteerde digitale referentie
Digitalerefe-
rentiebit 2
0 0 0
0 0 1
0 1 0
0 1 1
1 0 0
1 0 1
1 1 0
1 1 1
Digitalerefe-
rentiebit 1
Digitalerefe-
rentiebit 0
5-10 Klem 18 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 18. Zie Tabel 3.3 voor instelopties.
Option: Functie:
[0] Geen functie [1] Reset [2] Vrijloop geïnv. [3] Vrijloop & reset inv [4] Snelle stop geïnv. [5] DC-rem geïnv. [6] Stop geïnverteerd [7] Ext. vergrendeling [8] * Start [9] Pulsstart [10] Omkeren [11] Start omgekeerd [14] Jog [16] Ingest. ref. bit 0 [17] Ingest. ref. bit 1 [18] Ingest. ref. bit 2 [19] Ref. vasthouden [20] Uitgang vasthouden [21] Snelh. omh. [22] Snelh. omlaag [23] Setupselectie bit 0 [34] Ramp bit 0 [37] Brandmodus [52] Startvoorwaarde [53] Hand start (Handmatige start) [54] Autostart [60] Teller A (omhoog) [61] Teller A (omlaag) [62] Reset Teller A
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 53
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
5-10 Klem 18 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 18. Zie Tabel 3.3 voor instelopties.
Option: Functie:
[63] Teller B (omhoog)
33
[64] Teller B (omlaag) [65] Reset Teller B [101] Slaap [120] Start hoofdpomp [121] Wisseling hoofdpomp [130] Vergr. pomp 1 [131] Vergr. pomp 2 [132] Vergr. pomp 3 [133] Vergr. pomp 4 [134] Vergr. pomp 5
5-11 Klem 19 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 19.
Option: Functie:
[0] * Geen functie [1] Reset [2] Vrijloop geïnv. [3] Vrijloop & reset inv [4] Snelle stop geïnv. [5] DC-rem geïnv. [6] Stop geïnverteerd [7] Ext. vergrendeling [8] Start [9] Pulsstart [10] Omkeren [11] Start omgekeerd [14] Jog [16] Ingest. ref. bit 0 [17] Ingest. ref. bit 1 [18] Ingest. ref. bit 2 [19] Ref. vasthouden [20] Uitgang vasthouden [21] Snelh. omh. [22] Snelh. omlaag [23] Setupselectie bit 0 [34] Ramp bit 0 [37] Brandmodus [52] Startvoorwaarde [53] Hand start (Handmatige start) [54] Autostart [60] Teller A (omhoog) [61] Teller A (omlaag) [62] Reset Teller A [63] Teller B (omhoog) [64] Teller B (omlaag) [65] Reset Teller B [101] Slaap [120] Start hoofdpomp
5-11 Klem 19 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 19.
Option: Functie:
[121] Wisseling hoofdpomp [130] Vergr. pomp 1 [131] Vergr. pomp 2 [132] Vergr. pomp 3 [133] Vergr. pomp 4 [134] Vergr. pomp 5
5-12 Klem 27 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 27. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [2] Coast inverse (Vrijloop geïnv.). Als
parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaardwaarde [7] External
Interlock (Ext. vergrendeling).
Option: Functie:
[0] Geen functie [1] Reset [2] Vrijloop geïnv. [3] Vrijloop & reset inv [4] Snelle stop geïnv. [5] DC-rem geïnv. [6] Stop geïnverteerd [7] Ext. vergrendeling [8] Start [9] Pulsstart [10] Omkeren [11] Start omgekeerd [14] Jog [16] Ingest. ref. bit 0 [17] Ingest. ref. bit 1 [18] Ingest. ref. bit 2 [19] Ref. vasthouden [20] Uitgang vasthouden [21] Snelh. omh. [22] Snelh. omlaag [23] Setupselectie bit 0 [34] Ramp bit 0 [37] Brandmodus [52] Startvoorwaarde [53] Hand start (Handmatige start) [54] Autostart [60] Teller A (omhoog) [61] Teller A (omlaag) [62] Reset Teller A [63] Teller B (omhoog) [64] Teller B (omlaag) [65] Reset Teller B [101] Slaap [120] Start hoofdpomp
54 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
5-12 Klem 27 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 27. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [2] Coast inverse (Vrijloop geïnv.). Als
parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaardwaarde [7] External
Interlock (Ext. vergrendeling).
Option: Functie:
[121] Wisseling hoofdpomp [130] Vergr. pomp 1 [131] Vergr. pomp 2 [132] Vergr. pomp 3 [133] Vergr. pomp 4 [134] Vergr. pomp 5
5-13 Klem 29 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 29.
Option: Functie:
[0] Geen functie [1] Reset [2] Vrijloop geïnv. [3] Vrijloop & reset inv [4] Snelle stop geïnv. [5] DC-rem geïnv. [6] Stop geïnverteerd [7] Ext. vergrendeling [8] Start [9] Pulsstart [10] Omkeren [11] Start omgekeerd [14] * Jog [16] Ingest. ref. bit 0 [17] Ingest. ref. bit 1 [18] Ingest. ref. bit 2 [19] Ref. vasthouden [20] Uitgang vasthouden [21] Snelh. omh. [22] Snelh. omlaag [23] Setupselectie bit 0 [32] Pulsingang [34] Ramp bit 0 [37] Brandmodus [52] Startvoorwaarde [53] Hand start (Handmatige start) [54] Autostart [60] Teller A (omhoog) [61] Teller A (omlaag) [62] Reset Teller A [63] Teller B (omhoog) [64] Teller B (omlaag) [65] Reset Teller B [101] Slaap [120] Start hoofdpomp
5-13 Klem 29 digitale ingang
Parameter voor het congureren van de ingangsfunctie op ingangsklem 29.
Option: Functie:
[121] Wisseling hoofdpomp [130] Vergr. pomp 1 [131] Vergr. pomp 2 [132] Vergr. pomp 3 [133] Vergr. pomp 4 [134] Vergr. pomp 5
3.6.3 5-3* Digital Outputs (Digitale uitgangen)
Parameters voor het congureren van de uitgangsfuncties voor de uitgangsklemmen.
5-34 Aan-vertr., dig. uitgang
Range: Functie:
0,01 s* [0-600 s] Voer de vertragingstijd tot aan de inscha-
keling van de digitale uitgang in. De toestand van de digitale uitgang (klem 42/45) mag gedurende de vertragingstijd niet worden onderbroken.
5-35 Uit-vertr., dig. uitgang
Range: Functie:
0,01 s* [0-600 s] Voer de vertragingstijd tot aan de uitscha-
keling van de digitale uitgang in. De toestand van de digitale uitgang (klem 42/45) mag gedurende de vertragingstijd niet worden onderbroken.
3.6.4 5-4* Relais
Parameters voor het congureren van de tijdslimieten en de uitgangsfuncties voor de relais.
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
[0] Geen functie [1] Besturing
gereed
[2] Frequentiere-
gelaar gereed
De stuurkaart krijgt voedingsspanning.
De frequentieregelaar is gereed voor bedrijf en geeft een voedingssignaal aan de stuurkaart.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 55
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is
33
ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
[3] Omv. gereed/
extern
[4] Standby/gn
waarsch.
[5] Frequentiere-
gelaar actief
[6] Draaien/gn
wsch.
[7] Binnen ber/gn
wrsch
[8] Op ref/geen
waarsch.
[9] Alarm Een alarm activeert de uitgang.
[10] Alarm of
waarsch.
[12] Buiten stroom-
bereik
[13] Onder stroom,
laag
[14] Boven stroom,
hoog
[16] Onder snelh.,
laag
[17] Boven snelh.,
hoog
De frequentieregelaar is gereed voor bedrijf en staat in de automodus.
De frequentieregelaar is gereed voor bedrijf. Er is geen start- of stopcommando gegeven. Er zijn geen waarschuwingen actief.
De motor loopt.
De motor loopt en er zijn geen waarschuwingen actief.
De motor werkt binnen het stroom­bereik dat is ingesteld via
parameter 4-50 Waarschuwing stroom laag en parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog. Er zijn geen waarschu-
wingen actief.
De motor werkt op het referentietoe­rental en er zijn geen waarschuwingen actief.
Een alarm of waarschuwing activeert de uitgang.
De uitgangsfrequentie ligt buiten het bereik dat is ingesteld via
parameter 4-50 Waarschuwing stroom laag en parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog.
De motorstroom is lager dan de in
parameter 4-50 Waarschuwing stroom laag ingestelde begrenzing.
De motorstroom is hoger dan de in
parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog ingestelde begrenzing.
De uitgangssnelheid van de frequentie­regelaar is lager dan de in
parameter 4-40 Warning Freq. laag
ingestelde begrenzing.
De uitgangssnelheid van de frequentie­regelaar is hoger dan de in
parameter 4-41 Warning Freq. hoog
ingestelde begrenzing.
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
[19] Onder terugk.,
laag
[20] Boven terugk.,
hoog
[21] Thermische
waarschuwing
[22] Gereed, therm.okDe frequentieregelaar is gereed voor
[23] Ext, gereed,
thrm ok
[24] Gereed, spann.okDe frequentieregelaar is gereed voor
[25] Omkeren De motor werkt rechtsom (of is gereed
[26] Bus ok Actieve communicatie (geen time-out)
[35] Ext. vergren-
deling
[36] Stuurwoord bit11Bit 11 in het stuurwoord bestuurt het
[37] Stuurwoord bit12Bit 12 in het stuurwoord bestuurt het
[41] Onder ref, laag De referentie is lager dan de in
[42] Boven ref, hoog De referentie is hoger dan de in
[45] Busbest. De uitgang wordt gecongureerd in
De terugkoppeling is lager dan de in
parameter 4-56 Waarsch: terugk. laag
ingestelde begrenzing.
De terugkoppeling is hoger dan de in
parameter 4-57 Waarsch: terugk. hoog
ingestelde begrenzing.
De thermische waarschuwing wordt gegeven als de temperatuurbegrenzing in de motor, frequentieregelaar of thermistor wordt overschreden.
bedrijf en er is geen waarschuwing wegens overtemperatuur.
De frequentieregelaar is gereed voor bedrijf in de automodus en er is geen waarschuwing wegens overtemperatuur.
bedrijf en de netspanning ligt binnen het gespeciceerde spanningsbereik.
om rechtsom te werken) bij logische 0 en linksom bij logische 1. De uitgang wijzigt zodra het omkeersignaal wordt toegepast.
via de seriële-communicatiepoort.
Zie digitale ingang.
relais.
relais.
parameter 4-54 Waarsch: referentie laag
ingestelde begrenzing.
parameter 4-55 Waarsch: referentie hoog
ingestelde begrenzing.
parameter 5-90 Digitale & relaisbesturing bus.
56 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
[60] Comparator 0 Zie parametergroep 13-1* Comparators
(Comparatoren). De uitgang wordt hoog
als comparator 0 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[61] Comparator 1 Zie parametergroep 13-1* Comparators
(Comparatoren). De uitgang wordt hoog als comparator 1 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[62] Comparator 2 Zie parametergroep 13-1* Comparators
(Comparatoren). De uitgang wordt hoog als comparator 2 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[63] Comparator 3 Zie parametergroep 13-1* Comparators
(Comparatoren). De uitgang wordt hoog als comparator 3 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[64] Comparator 4 Zie parametergroep 13-1* Comparators
(Comparatoren). De uitgang wordt hoog als comparator 4 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[65] Comparator 5 Zie parametergroep 13-1* Comparators
(Comparatoren). De uitgang wordt hoog als comparator 5 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[70] Log. regel 0 Zie parametergroep 13-4* Logic Rules
(Log. regels). De uitgang wordt hoog als logische regel 0 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[71] Log. regel 1 Zie parametergroep 13-4* Logic Rules
(Log. regels). De uitgang wordt hoog als logische regel 1 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[72] Log. regel 2 Zie parametergroep 13-4* Logic Rules
(Log. regels). De uitgang wordt hoog als logische regel 2 als true wordt
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[73] Log. regel 3 Zie parametergroep 13-4* Logic Rules
(Log. regels). De uitgang wordt hoog als logische regel 3 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[74] Log. regel 4 Zie parametergroep 13-4* Logic Rules
(Log. regels). De uitgang wordt hoog als logische regel 4 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[75] Log. regel 5 Zie parametergroep 13-4* Logic Rules
(Log. regels). De uitgang wordt hoog als logische regel 5 als true wordt geëvalueerd. In andere gevallen is hij laag.
[80] SL dig. uitgangAZie parameter 13-52 SL-controlleractie. De
uitgang wordt hoog wanneer SL-control­leractie [38] Set digital out A high (Dig. uitgang A hoog) wordt uitgevoerd. De uitgang wordt laag wanneer SL-control­leractie [32] Set digital out A low (Dig. uitgang A laag) wordt uitgevoerd.
[81] SL dig. uitgangBZie parameter 13-52 SL-controlleractie. De
uitgang wordt hoog wanneer SL-control­leractie [39] Set digital out B high (Dig. uitgang B hoog) wordt uitgevoerd. De uitgang wordt laag wanneer SL-control­leractie [33] Set digital out B low (Dig. uitgang B laag) wordt uitgevoerd.
[82] SL dig. uitgangCZie parameter 13-52 SL-controlleractie. De
uitgang wordt hoog wanneer SL-control­leractie [40] Set digital out C high (Dig. uitgang C hoog) wordt uitgevoerd. De uitgang wordt laag wanneer SL-control­leractie [34] Set digital out C low (Dig. uitgang C laag) wordt uitgevoerd.
[83] SL dig. uitgangDZie parameter 13-52 SL-controlleractie. De
uitgang wordt hoog wanneer SL-control­leractie [41] Set digital out D high (Dig. uitgang D hoog) wordt uitgevoerd. De uitgang wordt laag wanneer SL-control-
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 57
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is
33
ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
leractie [35] Set digital out D low (Dig. uitgang D laag) wordt uitgevoerd.
[160] Geen alarm De uitgang is hoog als er geen alarm
aanwezig is.
[161] Omgekeerd
draaien
[165] Lokale ref.
actief
[166] Externe ref.
actief
[167] Startcomm
actief
[168] Omv. in
handmodus
[169] Omv. in
automodus
[190] Geen ow Er is een situatie zonder ow
[193] Slaapstand De frequentieregelaar/het systeem is in
[194] Functie Defecte
band
[196] Brandmodus De frequentieregelaar werkt in de
De uitgang is hoog als de frequentiere­gelaar linksom werkt (het logische product van de statusbits 'actief' en 'omkeren').
De uitgang is hoog als er een lokale referentie is geactiveerd via de [Hand On]-toets op het LCP of een handmodus-aan-signaal via een digitale ingang.
De uitgang is hoog als er een externe referentie is geactiveerd via de [Auto On]-toets op het LCP of een automodus­aan-signaal via een digitale ingang.
De uitgang is hoog als er een actief startcommando is (d.w.z. via een digitale-busaansluiting, [Hand On] of [Auto On]), en er geen stopcommando actief is.
De uitgang is hoog als de frequentiere­gelaar in de handmodus staat (zoals aangegeven door de led boven [Hand On]).
De uitgang is hoog als de frequentiere­gelaar in de automodus staat (zoals aangegeven door de led boven [Auto On]).
gedetecteerd. Zie parametergroep 22-2*
No-Flow Detection (Detectie geen ow).
de slaapmodus gegaan. Zie parame-
tergroep 22-4* Sleep Mode (Slaapmodus).
Er is een situatie met een defecte band gedetecteerd. Activeer deze functie in parameter 22-60 Functie Defecte band.
brandmodus. Zie parametergroep 24-0*
Fire Mode (Brandmodus).
5-40 Functierelais
Array (Relais 1 [0], Relais 2 [1])
Selecteer de opties om de functie van de relais in te stellen. De selectie van elk mechanische relais vindt plaats via een arrayparameter. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [0] International (Internationaal), is de standaard­waarde [9] Alarm. Als parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld op [1] North America (Noord-Amerika), is de standaard­waarde [160] No alarm (Geen alarm).
Option: Functie:
[198] Omv.bypass Te gebruiken als een signaal voor het
activeren van een externe elektromecha­nische bypass waarmee de motor rechtstreeks op het net wordt geschakeld. Zie parametergroep 24-1* Drive Bypass
(Omv.bypass).
[211] Cascadepomp 1 [212] Cascadepomp 2 [213] Cascadepomp 3 [214] Cascadepomp 4 [215] Cascadepomp 5
5-41 Aan-vertr., relais
Array [2]
Range: Functie:
0.01 s* [0.01 ­600 s]
Afbeelding 3.7 Aan-vertr., relais
Stel de vertraging voor de inschakeltijd van het relais in. Selecteer 1 van de 2 interne mechanische relais in een arrayfunctie. Zie parameter 5-40 Functierelais voor meer informatie.
58 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
5-42 Uit-vertr., relais
Array [2]
Range: Functie:
0.01 s* [0.01 ­600 s]
Stel de vertragingstijd voor uitschakeling van het relais in. Selecteer 1 van de 2 interne mechanische relais in een arrayfunctie. Zie parameter 5-40 Functierelais voor meer informatie. Als de conditie voor de geselec­teerde gebeurtenis verandert voordat de timer voor de in- of uitschakelvertraging is verstreken, blijft de relaisuitgang ongewijzigd.
Afbeelding 3.9 Pulse Input (Pulsingang)
5-50 Klem 29 lage freq.
Range: Functie:
20 Hz* [20-31999
Afbeelding 3.8 Uit-vertr., relais
Hz]
3 3
Stel in parameter 5-52 Klem 29 lage ref./ terugk. waarde de lage begrenzing in voor
de frequentie die overeenkomt met het lage toerental van de motoras (dat wil zeggen de lage referentiewaarde). Zie Afbeelding 3.9.
Als de conditie voor de geselecteerde gebeurtenis verandert voordat de timer voor de in- of uitschakelver­traging is verstreken, blijft de relaisuitgang ongewijzigd.
3.6.5 5-5* Pulse Input (Pulsingang)
De pulsingangparameters worden gebruikt om een geschikt raamwerk te deniëren voor de pulsreferenties door de schaling en lterinstellingen voor de pulsingangen in te stellen. Ingangsklem 29 of 33 werkt als frequentiere­ferentie-ingang. Stel klem 29 (parameter 5-13 Klem 29
digitale ingang) of klem 33 (parameter 5-15 Klem 33 digitale ingang) in op [32] Pulse input (Pulsingang). Als klem 29 wordt gebruikt als ingang, moet u parameter 5-01 Klem 27 modus instellen op [0] Input (Ingang).
5-51 Klem 29 hoge freq.
Range: Functie:
32000 Hz*
[21-32000 Hz]
Stel in parameter 5-53 Klem 29 hoge ref./ terugk. waarde de hoge begrenzing in voor de frequentie die overeenkomt met het hoge toerental van de motoras (dat wil zeggen de hoge referentie­waarde).
5-52 Klem 29 lage ref./terugk. waarde
Range: Functie:
0* [-4999 -
4999 ]
Voer de lage begrenzing voor de referentie­waarde in voor het toerental van de motoras [tpm]. Dit is tevens de laagste terugkoppelings­waarde. Stel klem 29 in als digitale ingang (parameter 5-13 Klem 29 digitale ingang = relevante waarde).
5-53 Klem 29 hoge ref./terugk. waarde
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[-4999 ­4999 ]
Voer de hoge referentiewaarde [tpm] voor het toerental van de motoras en de hoge terugkoppelingswaarde in. Stel klem 29 in als digitale ingang (parameter 5-13 Klem 29 digitale ingang = relevante waarde).
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 59
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.6.6 5-9* Bus Controlled (Via busbesturing)
Deze parametergroep selecteert digitale en relaisuitgangen via een veldbusinstelling.
33
5-90 Digitale & relaisbesturing bus
Range: Functie:
0* [0-0xFFFFFFFF ] Deze parameter houdt de busgestuurde
staat van de digitale uitgangen en relais vast. Een logische 1 geeft aan dat de uitgang hoog of actief is. Een logische 0 geeft aan dat de uitgang laag of inactief is.
Bit 0-3 Gereserveerd Bit 4 Relais 1 uitgangsklem Bit 6-23 Gereserveerd Bit 24 Klem 42 digitale uitgang Bit 26-31 Gereserveerd
Tabel 3.5 Bitfuncties
60 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Ref./Terugk.
[tpm]
Analoge ingang
Hoge ref./
terugk. waarde
Lage ref./
terugk. waarde
'Lage spanning' of
'Lage stroom'
'Hoge spanning' of
'Hoge stroom'
130BA038.13
1 V 5 V 10 V
300
600
900
1200
1500
[V]
150
Par 6-xx
Par 6-xx
Par 6-xx
Par 6-xx
Parameters Programmeerhandleiding
3.7 Hoofdmenu – Analoog In/Uit – Groep 6
Parametergroep voor het instellen van de analoge I/O- conguratie en de digitale uitgang.
De frequentieregelaar is voorzien van 2 analoge ingangen:
klem 53
klem 54
De analoge ingangen kunnen naar keuze worden gebruikt als spanningsingang (0-10 V) of als stroomingang (0/4-20 mA).
3.7.1 6-0* Analog I/O Mode (Analoge I/O­modus)
3 3
6-00 Live zero time-out-tijd
Range: Functie:
10 s* [1-99 s] Stel de time-outtijd in.
6-01 Live zero time-out-functie
Option: Functie:
Selecteer de time-outfunctie. De ingestelde functie in parameter 6-01 Live zero time-out-functie wordt geactiveerd als het ingangssignaal op klem 53 of 54 minder dan 50% bedraagt van de ingestelde waarde in parameter 6-10 Klem
53 lage spanning, parameter 6-12 Klem 53 lage stroom, parameter 6-20 Klem 54 lage spanning of parameter 6-22 Klem 54 lage stroom gedurende de tijd die is ingesteld
in parameter 6-00 Live zero time-out-tijd.
[0] * Uit [1] Uitgang
vasthouden [2] Stop [3] Jogging [4] Max. toerental [5] Stop en uitsch.
Afbeelding 3.10 Live Zero Timeout Function (Live zero time-
outfunctie)
6-02 Live zero time-outfunctie brandmodus
Option: Functie:
Selecteer de time-outfunctie die actief moet zijn in de brandmodus. De functie die in deze parameter is ingesteld, wordt ingeschakeld als het ingangssignaal op de analoge ingangen lager is dan 50% van de lage waarde gedurende de tijd die is ingesteld in parameter 6-00 Live zero time- out-tijd.
[0] * Uit [1] Uitgang
vasthouden [2] Stop [3] Jogging [4] Max. toerental
3.7.2 6-1* Analog Input 53 (Analoge ingang
53)
Parameters voor het congureren van de schaling en begrenzingen voor analoge ingang 53 (klem 53).
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 61
6-10 Klem 53 lage spanning
Range: Functie:
0,07 V* [0-10 V] Stel de spanning (V) in die overeenkomt met
parameter 6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde. Stel de waarde in op > 1 V om parameter 6-01 Live zero time-out-functie te
activeren.
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6-11 Klem 53 hoge spanning
Range: Functie:
10 V* [0-10 V] Voor de spanning (V) in die overeenkomt met
de waarde van de hoge referentie die is ingesteld in parameter 6-15 Klem 53 hoge ref./
33
terugkopp. waarde.
6-19 Klem 53 modus
Option: Functie:
Selecteer of klem 53 wordt gebruikt als stroom- of als spanningsingang.
[0] Stroommodus [1] * Spanning
6-12 Klem 53 lage stroom
Range: Functie:
4 mA* [0-20
mA]
Stel de waarde voor lage stroom in. Dit referentiesignaal komt overeen met de lage referentie/terugkoppelingswaarde die is ingesteld in parameter 6-14 Klem 53 lage ref./ terugkopp. waarde. Stel de waarde in op > 2 mA om parameter 6-01 Live zero time-out- functie te activeren.
6-13 Klem 53 hoge stroom
Range: Functie:
20 mA* [0-20
mA]
Voer de hoge stroomwaarde in die overeenkomt met de hoge referentie-/ terugkoppelingswaarde die is ingesteld in
parameter 6-15 Klem 53 hoge ref./terugkopp. waarde.
6-14 Klem 53 lage ref./terugkopp. waarde
Range: Functie:
0* [-4999 -
4999 ]
Voer de referentie- of terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met de in
parameter 6-10 Klem 53 lage spanning tot
parameter 6-12 Klem 53 lage stroom
ingestelde spanning of stroom.
6-15 Klem 53 hoge ref./terugkopp. waarde
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[-4999 ­4999 ]
Voer de referentie- of terugkoppe­lingswaarde in die overeenkomt met de in parameter 6-11 Klem 53
hoge spanning tot
parameter 6-13 Klem 53 hoge stroom
ingestelde spanning of stroom.
3.7.3 6-2* Analog Input 54 (Analoge ingang
54)
Parameters voor het congureren van de schaling en begrenzingen voor analoge ingang 54 (klem 54).
6-20 Klem 54 lage spanning
Range: Functie:
0,07 V* [0-10V]Voer de spanning (V) in die overeenkomt met
de waarde van de lage referentie die is ingesteld in parameter 6-24 Klem 54 lage ref./ terugkopp. waarde. Stel de waarde in op > 1 V om parameter 6-01 Live zero time-out-functie te activeren.
6-21 Klem 54 hoge spanning
Range: Functie:
10 V* [0-10 V] Voor de spanning (V) in die overeenkomt met
de waarde van de hoge referentie die is ingesteld in parameter 6-25 Klem 54 hoge ref./ terugkopp. waarde.
6-22 Klem 54 lage stroom
Range: Functie:
4 mA* [0-20
mA]
6-23 Klem 54 hoge stroom
Stel de waarde voor lage stroom in. Dit referen­tiesignaal komt overeen met de lage referentie-/terugkoppelingswaarde die is ingesteld in parameter 6-24 Klem 54 lage ref./ terugkopp. waarde. Stel de waarde in op > 2 mA om de Live zero time-out-functie in parameter 6-01 Live zero time-out-functie te activeren.
Range: Functie:
6-16 Klem 53 lter tijdconstante
Range: Functie:
0,01 s* [0,01-10 s] Stel de tijdconstante in. Dit is een tijdcon-
stante voor een digitaal laagdoorlaatlter van de eerste orde voor het onderdrukken van elektrische ruis op klem 53. Een hoge waarde voor de tijdconstante zorgt voor een betere demping maar verhoogt ook de tijdsvertraging door het lter.
20 mA* [0-20
mA]
Voer de hoge stroomwaarde in die overeenkomt met de hoge referentie-/ terugkoppelingswaarde die is ingesteld in
parameter 6-25 Klem 54 hoge ref./terugkopp. waarde.
62 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
6-24 Klem 54 lage ref./terugkopp. waarde
Range: Functie:
0* [-4999 -
4999 ]
Voer de referentie- of terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met de in
parameter 6-21 Klem 54 hoge spanning/
parameter 6-22 Klem 54 lage stroom
ingestelde spanning of stroom.
6-25 Klem 54 hoge ref./terugkopp. waarde
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[-4999 ­4999 ]
Voer de referentie- of terugkoppe­lingswaarde in die overeenkomt met de in parameter 6-21 Klem 54
hoge spanning/parameter 6-23 Klem 54 hoge stroom ingestelde
spanning of stroom.
6-26 Klem 54 lter tijdconstante
Range: Functie:
0,01 s* [0,01-10 s] Dit is een tijdconstante voor een digitaal
laagdoorlaatlter van de eerste orde voor het onderdrukken van elektrische ruis op klem 54. Een hoge waarde voor de tijdcon­stante zorgt voor een betere demping maar verhoogt ook de tijdsvertraging door het
lter.
6-29 Klem 54 modus
Option: Functie:
Selecteer of klem 54 wordt gebruikt als stroomingang of als spanningsingang.
[0] Stroommodus [1] * Spanning
3.7.4 6-7* Analog/Digital Output 45 (Analoge/digitale uitgang 45)
Parameters voor het congureren van de schaling en begrenzingen voor analoge/digitale uitgangsklem 45. Analoge uitgangen zijn stroomuitgangen: 0/4-20 mA. De resolutie op de analoge uitgang is 12 bit. Analoge uitgangsklemmen kunnen ook worden ingesteld als digitale uitgang.
6-70 Klem 45 modus
Option: Functie:
Stel in of klem 45 moet werken als analoge of als digitale uitgang.
[0] * 0-20 mA [1] 4-20 mA [2] Digitale uitgang
6-71 Klem 45 analoge uitgang
Option: Functie:
Selecteer de functie voor klem 45 als een analoge stroomuitgang. Zie ook
parameter 6-70 Klem 45 modus.
[254] DC-link voltage (DC-tussen-
kringspanning)
[0] * No operation (Niet in
bedrijf)
[100] Output frequency
(Uitgangsfrequentie) [101] Reference (Referentie) Min [102] Feedback (Terugkoppeling) MinFB - Max [103] Motor Current
(Motorstroom) [106] Power (Vermogen) 0 - P [139] Bus Control (Busbest.) 0–100% [254] DC Link Voltage (DC-
tussenkringspanning)
0-100 Hz
0 - I
0-65535 V
T2/S2, 200-400 V
T4, 400-800 V
T5, 400-1000 V
T6, 500-1000 V
Max
Ref -
max
nom
6-72 Klem 45 dig. uitgang
Option: Functie:
Selecteer de functie voor klem 45 als een digitale stroom­uitgang. Zie ook parameter 6-70 Klem 45 modus. Zie parameter 5-40 Functierelais voor een beschrijving van de opties.
[0] * Geen functie [1] Besturing gereed [2] Frequentieregelaar gereed [3] Omv. gereed/extern [4] Standby/gn waarsch. [5] Frequentieregelaar actief [6] Draaien/gn wsch. [7] Binnen ber/gn wrsch [8] Op ref/geen waarsch. [9] Alarm [10] Alarm of waarsch. [12] Buiten stroombereik [13] Onder stroom, laag [14] Boven stroom, hoog [16] Onder snelh., laag [17] Boven snelh., hoog [19] Onder terugk., laag [20] Boven terugk., hoog [21] Thermische waarschuwing [22] Gereed, therm. ok [23] Ext, gereed, thrm ok
3 3
Ref
FB
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 63
(mA)
0%
20
0/4
100%
Current
Analogue output Min Scale par. 6-73
Variable for output example: Power
Analogue Output Max Scale par. 6-74
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6-72 Klem 45 dig. uitgang
Option: Functie:
[24] Gereed, spann. ok [25] Omkeren [26] Bus ok
33
[35] Ext. vergrendeling [36] Stuurwoord bit 11 [37] Stuurwoord bit 12 [41] Onder ref, laag [42] Boven ref, hoog [45] Busbest. [60] Comparator 0 [61] Comparator 1 [62] Comparator 2 [63] Comparator 3 [64] Comparator 4 [65] Comparator 5 [70] Log. regel 0 [71] Log. regel 1 [72] Log. regel 2 [73] Log. regel 3 [74] Log. regel 4 [75] Log. regel 5 [80] SL dig. uitgang A [81] SL dig. uitgang B [82] SL dig. uitgang C [83] SL dig. uitgang D [160] Geen alarm [161] Omgekeerd draaien [165] Lokale ref. actief [166] Externe ref. actief [167] Startcomm actief [168] Omv. in handmodus [169] Omv. in automodus [190] Geen ow [193] Slaapstand [194] Functie Defecte band [196] Brandmodus [198] Omv.bypass
6-73 Klem 45 uitgang min. schaal
Range: Functie:
0 %* [0 -
200 %]
Schaling voor de minimale uitgangswaarde (0 of 4 mA) van het analoge signaal op klem 45. Stel de waarde in als een percentage van het volledige bereik van de variabele die is ingesteld in parameter 6-71 Klem 45 analoge uitgang.
6-74 Klem 45 uitgang max. schaal
Range: Functie:
100%* [0 -
Schaal de maximale uitgangswaarde (20 mA) van
200 %
het analoge signaal op klem 45. Stel de waarde in
]
als een percentage van het volledige bereik van de variabele die is ingesteld in parameter 6-71 Klem 45 analoge uitgang.
Afbeelding 3.11 Maximale schaal uitgang
6-76 Klem 45 uitgang busbesturing
Range: Functie:
0* [0 - 16384 ] Houdt het niveau van de analoge uitgang vast
als die wordt bestuurd door een bus.
3.7.5 6-9* Analog/Digital Output 42 (Analoge/digitale uitgang 42)
Parameters voor het congureren van de begrenzingen voor analoge/digitale uitgangsklem 42. Analoge uitgangen zijn stroomuitgangen: 0/4-20 mA. De resolutie op analoge uitgangen is 12 bit. Analoge uitgangsklemmen kunnen ook worden ingesteld als digitale uitgang.
6-90 Klem 42 modus
Option: Functie:
Stel in of klem 42 moet werken als analoge of als digitale uitgang.
[0] * 0-20 mA [1] 4-20 mA [2] Digitale uitgang
64 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
6-91 Klem 42 analoge uitgang
Option: Functie:
Selecteer de functie voor klem 42 als een analoge stroomuitgang. Zie ook
parameter 6–90 Terminal 42 Mode.
[254] DC-link voltage (DC-tussen-
kringspanning)
[0] * No operation (Niet in bedrijf ) [100] Output frequency (Uitgangs-
frequentie) [101] Reference (Referentie) Min [102] Feedback (Terugkoppeling) MinFB - Max [103] Motor Current (Motorstroom) 0 - I [106] Power (Vermogen) 0 - P [139] Bus Control (Busbest.) 0–100% [184] Mirror AI53 mA (Spiegel AI53
mA) [185] Mirror AI54 mA (Spiegel AI54
mA) [254] DC Link Voltage (DC-tussen-
kringspanning)
0-100 Hz
0–20
0–20
0-65535 V
T2/S2, 200-400 V
T4, 400-800 V
T5, 400-1000 V
T6, 500-1000 V
- Max
Ref.
max
nom
6-92 Klem 42 dig. uitgang
Option: Functie:
Selecteer de functie voor klem 42 als een analoge stroom­uitgang. Zie ook
parameter 6-90 Terminal 42 Mode. Zie
parameter 5-40 Functierelais
voor een beschrijving van de opties.
[0] * Geen functie [1] Besturing gereed [2] Frequentieregelaar gereed [3] Omv. gereed/extern [4] Standby/gn waarsch. [5] Frequentieregelaar actief [6] Draaien/gn wsch. [7] Binnen ber/gn wrsch [8] Op ref/geen waarsch. [9] Alarm [10] Alarm of waarsch. [12] Buiten stroombereik [13] Onder stroom, laag [14] Boven stroom, hoog [16] Onder snelh., laag [17] Boven snelh., hoog [19] Onder terugk., laag [20] Boven terugk., hoog
6-92 Klem 42 dig. uitgang
Option: Functie:
[21] Thermische waarschuwing [22] Gereed, therm. ok [23] Ext, gereed, thrm ok [24] Gereed, spann. ok [25] Omkeren [26] Bus ok [35] Ext. vergrendeling [36] Stuurwoord bit 11 [37] Stuurwoord bit 12 [41] Onder ref, laag [42] Boven ref, hoog [45] Busbest. [60] Comparator 0
Ref.
FB
[61] Comparator 1 [62] Comparator 2 [63] Comparator 3 [64] Comparator 4 [65] Comparator 5 [70] Log. regel 0 [71] Log. regel 1 [72] Log. regel 2 [73] Log. regel 3 [74] Log. regel 4 [75] Log. regel 5 [80] SL dig. uitgang A [81] SL dig. uitgang B [82] SL dig. uitgang C [83] SL dig. uitgang D [160] Geen alarm [161] Omgekeerd draaien [165] Lokale ref. actief [166] Externe ref. actief [167] Startcomm actief [168] Omv. in handmodus [169] Omv. in automodus [190] Geen ow [193] Slaapstand [194] Functie Defecte band [196] Brandmodus [198] Omv.bypass
3 3
6-93 Klem 42 uitgang min. schaal
Range: Functie:
0 %* [0 -
200 %]
Schaling voor de minimale uitgangswaarde (0 of 4 mA) van het analoge signaal op klem 42. Stel de waarde in als een percentage van het volledige bereik van de variabele die is ingesteld in parameter 6-91 Klem 42 analoge uitgang.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 65
(mA)
0%
20
0/4
100%
Current
Analog output Min Scale par. 6-93
Variable for output example: Power
Analog Output Max Scale par. 6-94
130BB772.10
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
6-94 Klem 42 uitgang max. schaal
Range: Functie:
100%* [0 -
200 % ]
33
Schaal de maximale uitgangswaarde (20 mA) van de schaling op klem 42. Stel de waarde in als een percentage van het volledige bereik van de variabele die is ingesteld in parameter 6-91 Klem 42 analoge uitgang.
Afbeelding 3.12 Maximale schaal uitgang
6-96 Klem 42 uitgang busbesturing
Range: Functie:
0* [0 - 16384 ] Houdt de analoge uitgang op klem 42 vast als
de uitgang wordt bestuurd door een bus.
66 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3.8 Hoofdmenu – Comm. en opties – Groep 8
3.8.1 8-0* General Settings (Algemene
instellingen)
8-01 Stuurplaats
Option: Functie:
Deze parameter heeft een hogere prioriteit dan de instellingen in
parameter 8-50 Vrijloopselectie tot parameter 8-56 Select. ingestelde ref..
[0]*Dig. en
stuurwoord
[1] Alleen dig. Voor een regeling die enkel gebruikmaakt
[2] Alleen
stuurwoord
Voor een regeling die gebruikmaakt van zowel digitale ingangen als een stuurwoord.
van digitale ingangen.
Voor een regeling die enkel gebruikmaakt van een stuurwoord.
8-02 Stuurwoordbron
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Selecteer de bron voor het stuurwoord.
[0] Geen [1] * FC Port
8-03 Time-out-tijd stuurwoord
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
8-04 Time-out-functie stuurwoord
Option: Functie:
[0] * Uit [1] Uitgang
vasthouden [2] Stop [3] Jogging [4] Max. toerental
[0,1-6500s]Stel de maximumtijd in die mag
verstrijken tussen de ontvangst van 2 opeenvolgende telegrammen. Overschrijding van deze tijd betekent dat de seriële communicatie is gestopt. Vervolgens wordt de in
parameter 8-04 Time-out-functie stuurwoord geselecteerde functie
uitgevoerd.
Selecteer de time-outfunctie. De time­outfunctie wordt geactiveerd als het stuurwoord niet is bijgewerkt binnen tijd die is ingesteld in parameter 8-03 Time-out-tijd stuurwoord.
8-04 Time-out-functie stuurwoord
Option: Functie:
[5] Stop en uitsch. [20] N2-vrijgave
negeren
Deze optie geldt alleen als het protocol N2 is.
3.8.2 8-3* FC Port Settings (FC-poortinst.)
8-30 Protocol
Option: Functie:
Selecteer het protocol voor de ingebouwde
RS485-poort. [0] * FC Communicatie volgens het FC-protocol. [2] Modbus
RTU
[3] Metasys N2 Communicatieprotocol. Het N2-software-
[4] FLN Communicatie volgens het FLN-protocol. [5] BACnet Communicatie volgens het BACnet-protocol.
8-31 Adres
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte* Afhankelijk van grootte*
8-32 Baudsnelheid
Option: Functie:
[0] 2400 baud [1] 4800 baud Standaardinstelling voor FLN.
[2] 9600 baud Standaardinstelling voor
[3] 19200 baud Standaardinstelling voor Modbus RTU.
[4] 38400 baud [5] 57600 baud [6] 76800 baud
Communicatie volgens het Modbus RTU-
protocol.
protocol is een algemeen protocol, waardoor
het geschikt is voor de unieke kenmerken van
elk toestel.
[ 0,0-247 ]
[ 0,0-247 ] Stel een adres voor de RS-485-
poort in. Geldig bereik: 1-126 voor FC-bus OF 1-247 voor Modbus.
Selecteer de baudsnelheid voor de RS485­poort.
De standaardinstelling heeft betrekking op het FC-protocol. Een wijziging van het protocol in parameter 8-30 Protocol kan leiden tot een verandering van de baudsnelheid. Een wijziging van het protocol in parameter 8-30 Protocol kan leiden tot een wijziging van de baudsnelheid.
BACnet
Metasys N2
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 67
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
8-32 Baudsnelheid
Option: Functie:
[7] 115200
baud
8-33 Par./stopbits
33
Option: Functie:
Pariteit en stopbits voor het protocol dat gebruikmaakt van de FC-poort. Voor sommige protocollen zullen niet alle opties beschikbaar zijn.
De standaardinstelling heeft betrekking op het FC-protocol. Een wijziging van het protocol in parameter 8-30 Protocol kan leiden tot een wijziging van de baudsnelheid.
[0] Even par, 1
stopbit
[1] Oneven par, 1
stopbit
[2] Geen par, 1
stopbit
[3] Geen par, 2
stopbits
8-35 Min. responsvertr.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte* Afhankelijk van grootte*
[ 0,0010-0,5 s]
[ 0,0010-0,5 s] Speciceer de minimale vertra-
gingstijd tussen het ontvangen van een verzoek en het verzenden van een respons. Deze wordt gebruikt om omkeervertragingen van het modem af te handelen.
8-36 Max. responsvertr.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte* Afhankelijk van grootte*
[ 0,1-10,0 s]
[ 0,1-10,0 s] Speciceer de maximaal
toegestane vertragingstijd tussen het ontvangen van een verzoek en het versturen van de respons. Als deze tijd wordt overschreden, wordt er geen respons terugge­stuurd.
8-37 Max. tss.-tekenvertr.
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte* Afhankelijk van grootte*
[ 0,005-0,025 s]
[ 0,005-0,025 s] Speciceer de maximaal
toegestane vertragingstijd tussen 2 tekens in een bericht. Als deze vertra­gingstijd wordt overschreden, wordt het bericht weggegooid.
3.8.3 8-4* FC MC Protocol Set (FC MC­protocolinstellingen)
Deze parametergroep heeft betrekking op PCD-schrijfcon- guraties en -leesconguraties.
8-42 PCD-schrijfconguratie
Er kunnen verschillende parameters worden toegewezen aan PCD 3 tot 10 van de PPO's (het aantal PCD's is afhankelijk van het PPO-type). De waarden in PCD 3-10 worden als gegevens­waarden naar de geselecteerde parameters geschreven.
Option: Functie:
[0] None (Geen) [1] [302] Minimum Reference (Minimum-
referentie)
[2] [303] Maximum Reference (Max.
referentie)
[3] [341] Ramp 1 Ramp up time (Ramp 1
aanlooptijd)
[4] [342] Ramp 1 Ramp down time
(Ramp 1 uitlooptijd)
[5] [351] Ramp 2 Ramp up time (Ramp 2
aanlooptijd)
[6] [352] Ramp 2 Ramp down time
(Ramp 2 uitlooptijd) [7] [380] Jog Ramp Time (Jog ramp-tijd) [8] [381] Quick Stop Ramp Time (Snelle
stop ramp-tijd) [9] [412] Motor Speed Low Limit [Hz]
(Motorsnelh. lage begr. [Hz]) [10] [414] Motor Speed High Limit [Hz]
(Motorsnelh. hoge begr. [Hz]) [11] [590] Digital & Relay Bus Control
(Digitale & relaisbesturing bus) [12] [676] Terminal 45 Output Bus Control
(Klem 45 uitgang busbesturing) [13] [696] Terminal 42 Output Bus Control
(Klem 42 uitgang busbesturing) [14] [894] Bus Feedback 1 (Busterugk. 1) [15] FC Port CTW (FC-poort CTW) [16] FC Port REF (FC-poort REF) [17] [2021] Setpoint 1
68 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
8-43 PCD-leescong.
Er kunnen verschillende parameters worden toegewezen aan PCD 3 tot 10 van de PPO's (het aantal PCD's is afhankelijk van het PPO-type). PCD 3-10 bevatten de actuele gegevenswaarden van de geselecteerde parameters.
Option: Functie:
[0] Geen [1] [1500] Bedrijfsuren [2] [1501] Aantal draaiuren [3] [1502] kWh-teller [4] [1600] Stuurwoord [5] [1601] Referentie [Eenh.] [6] [1602] Referentie % [7] [1603] Statuswoord [8] [1605] Vrnste huid. waarde [%] [9] [1609] Standaard uitlez. [10] [1610] Verm. [kW] [11] [1611] Verm. [pk] [12] [1612] Motorspanning [13] [1613] Frequentie [14] [1614] Motorstroom [15] [1615] Frequentie [%] [16] [1618] Motor therm. [17] [1630] DC-aansluitsp. [18] [1634] Temp. koellich. [19] [1635] Inverter therm. [20] [1638] SL-controllerstatus [21] [1650] Externe referentie [22] [1652] Terugk. [Eenh] [23] [1660] Dig. ingang 18,19,27,33 [24] [1661] Klem 53 schakelinstell. [25] [1662] Anal. ingang 53 [26] [1663] Klem 54 schakelinstell. [27] [1664] Analoge ingang 54 [28] [1665] Anal. uitgang 42 [mA] [29] [1671] Relaisuitgang [30] [1672] Teller A [31] [1673] Teller B [32] [1690] Alarmwoord [33] [1692] Waarsch.-wrd [34] [1694] Uitgebr. Statuswoord
3.8.4 8-5* Digital/Bus (Digitaal/Bus)
8-50 Vrijloopselectie
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter is alleen actief als
parameter 8-01 Stuurplaats is ingesteld op [0] Digital and control word (Dig. en stuurwoord).
Stel in of de vrijloopfunctie via de klemmen (digitale ingang) en/of via de bus moet worden bestuurd.
[0] Digitale
ingang
[1] Bus Activeert de vrijloopfunctie via de seriële-
[2] Log. AND Activeert de vrijloopfunctie via de veldbus/
[3]*Log. OR Activeert de vrijloopfunctie via de seriële-
Activeert de vrijloopfunctie via een digitale ingang.
communicatiepoort.
seriële-communicatiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
communicatiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
8-51 Select. snelle stop
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter is alleen actief als
parameter 8-01 Stuurplaats is ingesteld op [0] Digital and control word (Dig. en stuurwoord).
Stel in of de snellestopfunctie via de klemmen (digitale ingang) en/of via de bus moet worden bestuurd.
[0] Digitale
ingang
[1] Bus Activeert de snelle stop via de seriële-communi-
[2] Log. AND Activeert de snelle stop via de seriële-communi-
[3]*Log. OR Activeert de snelle stop via de seriële-communi-
Activeert de snelle stop via een digitale ingang.
catiepoort.
catiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
catiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
3 3
Parameters voor het congureren van het stuurwoord in combinatie met Digitaal/Bus.
8-52 DC-remselectie
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter is alleen actief als
parameter 8-01 Stuurplaats is ingesteld op [0] Digital and control word (Dig. en stuurwoord).
Stel in of de DC-rem via de klemmen (digitale ingang) moet worden bestuurd.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 69
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
8-52 DC-remselectie
Option: Functie:
[0] Digitale
ingang
[1] Bus Activeert de DC-rem via de seriële-communica-
33
[2] Log. AND Activeert de DC-rem via de seriële-communica-
[3] Log. OR Activeert de DC-rem via de seriële-communica-
Activeert de DC-rem via een digitale ingang.
tiepoort.
tiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
tiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
8-54 Omkeerselectie
Option: Functie:
[2] Log. AND Activeert een omkeercommando via de seriële-
communicatiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
[3] Log. OR Activeert een omkeercommando via de seriële-
communicatiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
8-55 Setupselectie
Option: Functie:
8-53 Startselectie
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter is alleen actief als
parameter 8-01 Stuurplaats is ingesteld op
LET OP
Deze parameter is alleen actief als
parameter 8-01 Stuurplaats is ingesteld op [0] Digital and control word (Dig. en stuurwoord).
[0] Digital and control word (Dig. en stuurwoord).
Stel in of de startfunctie van de frequentiere­gelaar via de klemmen (digitale ingang) moet worden bestuurd.
[0] Digitale
ingang
[1] Bus Activeert een startcommando via de seriële-
[2] Log. AND Activeert een startcommando via de seriële-
[3]*Log. OR Activeert een startcommando via de seriële-
Activeert het startcommando via een digitale ingang.
communicatiepoort of via veldbusopties.
communicatiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
communicatiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
8-54 Omkeerselectie
Option: Functie:
LET OP
Deze parameter is alleen actief als
parameter 8-01 Stuurplaats is ingesteld op [0] Digital and control word (Dig. en stuurwoord).
Stel in of de omkeerfunctie van de frequentiere­gelaar via de klemmen (digitale ingang) en/of via de seriële-communicatiepoort moet worden bestuurd.
[0]*Digitale
ingang
[1] Bus Activeert een omkeercommando via de seriële-
Activeert een omkeercommando via een digitale ingang.
communicatiepoort.
[0] Digitale
ingang
[1] Bus Activeert de setupselectie via de seriële-
[2] Log. AND Activeert de setupselectie via de seriële-
[3]*Log. OR Activeert de setupselectie via de seriële-
8-56 Select. ingestelde ref.
Option: Functie:
[0] Digitale
ingang
[1] Bus Activeert de selectie van de digitale referentie
[2] Log. AND Activeert de selectie van de digitale referentie
[3] * Log. OR Activeert de selectie van de digitale referentie
Stel in of de setupselectie van de frequentiere­gelaar via de klemmen (digitale ingang) en/of via de seriële-communicatiepoort moet worden bestuurd.
Activeert de setupselectie via een digitale ingang.
communicatiepoort.
communicatiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
communicatiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
Stel in of de digitale referentie van de frequen­tieregelaar via de klemmen (digitale ingang) en/of via de seriële-communicatiepoort moet worden geselecteerd.
Activeert de selectie van de digitale referentie via een digitale ingang.
via de seriële-communicatiepoort.
via de seriële-communicatiepoort en via 1 van de digitale ingangen.
via de seriële-communicatiepoort of via 1 van de digitale ingangen.
70 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3.8.5 8-7* BACnet
8-70 BACnet Device Voorbld
Range: Functie:
1* [0 - 4194303 ] Voer een uniek identicatienummer voor het
BACnet-apparaat in.
8-72 MS/TP Max Masters (Max. masters MS/TP)
Range: Functie:
127* [0 - 127 ] Stel het adres in van de master; deze heeft het
hoogste adres in dit netwerk. Het verlagen van deze waarde zorgt voor optimale polling voor de token.
8-73 MS/TP Max Info Frames (Max. informatieframes MS/TP)
Range: Functie:
1* [1 - 65534 ] Stel in hoeveel info-/dataframes het apparaat
mag verzenden terwijl het de token in bezit heeft.
8-74 "Startup I am"
Option: Functie:
[0] * Zenden bij
insch.
[1] Continu Selecteer of het apparaat een "I am"-service-
8-75 Initialisatie wachtw.
Range: Functie:
admin* [1 - 1 ] Voer het wachtwoord in dat nodig is voor het
Selecteer deze optie als het apparaat het "I am"-servicebericht enkel bij het inschakelen moet verzenden.
bericht continu moet zenden met intervallen van circa 1 minuut.
uitvoeren van een nieuwe initialisatie van de frequentieregelaar via BACnet.
8-80 Bus Berichtenteller
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295 ] Deze parameter toont het aantal geldige
telegrammen dat op de bus is gedetecteerd.
8-81 Bus Foutenteller
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295 ] Deze parameter toont het aantal
telegrammen met fouten (bv. CRC-fout) dat op de bus is gedetecteerd.
8-82 Slaveberichten ontv.
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295 ] Deze parameter toont het aantal geldige,
aan de slave geadresseerde telegrammen dat door de frequentieregelaar is verzonden.
8-83 Slavefoutenteller
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295 ] Deze parameter toont het aantal
ongeldige telegrammen dat de frequen­tieregelaar niet kon uitvoeren.
8-84 Slaveberichten verz.
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295 ] Deze parameter toont het aantal
berichten dat door de slave werd verzonden.
8-85 Slavetime-outfouten
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295 ] Deze parameter toont het aantal
slavetime-outfouten.
3 3
8-79 Firmwareversie protocol
Array[5]
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0 ­655 ]
De rmwareversie van de frequentie­regelaar staat in index 0, Modbus staat in index 1, Metasys N2 staat in index 2, FLN staat in index 3, BACnet staat in index 4.
8-88 Reset FC-poortdiagn.
Option: Functie:
[0] * Niet resetten [1] Teller reset
3.8.7 8-9* Busterugk.
8-94 Bus Terugk. 1
Range: Functie:
3.8.6 8-8* FC-poortdiagnostiek
0* [-32768 -
32767 ]
Deze parameters worden gebruikt voor het bewaken van de buscommunicatie via de FC-poort.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 71
Schrijf een terugkoppeling weg naar deze parameter via de seriële-communicatiepoort. Stel deze parameter in parameter 20-00 Bron
terugkoppeling 1 of parameter 20-03 Bron terugk. 2 in als terugkoppelingsbron. De hexadecimale
waarde 4000 komt overeen met een terugkop­peling van 100% in het bereik van ±200%.
Parameters
8-95 Bus Terugk. 2
Range: Functie:
0* [-32768 -
32767 ]
33
Schrijf een terugkoppeling weg naar deze parameter via de seriële-communicatiepoort. Deze parameter moet in parameter 20-00 Bron
terugkoppeling 1 of parameter 20-03 Bron terugk. 2 zijn ingesteld als terugkoppelingsbron. De
hexadecimale waarde 4000 komt overeen met een terugkoppeling van 100% in het bereik van ±200%.
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
72 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
130BA062.13
Toestand 1 Gebeurtenis 1/ Actie 1
Start­gebeurtenis P13-01
Stop­gebeurtenis P13-02
Stop­gebeurtenis P13-02
Stop­gebeurtenis P13-02
Toestand 2 Gebeurtenis 2/ Actie 2
Toestand 3 Gebeurtenis 3/ Actie 3
Toestand 4 Gebeurtenis 4/ Actie 4
Parameters Programmeerhandleiding
3.9 Hoofdmenu – Smart Logic – Groep 13
3.9.1 13-** Smart Logic
3.9.2 13-0* SLC-instellingen
Gebruik de SLC-instellingen voor het inschakelen, uitschakelen of resetten van de Smart Logic Control-reeks.
Smart Logic Control (SLC) is een reeks door de gebruiker gedenieerde acties (zie parameter 13-52 SL-controlleractie [x]) die door de SLC wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedenieerde gebeurtenis (zie parameter 13-51 SL Controller Event [x]) door de SLC wordt geëvalueerd als true. Gebeurtenissen en acties zijn genummerd en in paren aan elkaar gekoppeld. Dat betekent dat actie [0] wordt uitgevoerd wanneer gebeurtenis [0] heeft plaatsgevonden (de waarde true heeft gekregen). Nadat deze actie is uitgevoerd, worden de omstandigheden van gebeurtenis [1] geëvalueerd. Als de gebeurtenis wordt geëvalueerd als true, wordt actie [1] uitgevoerd, enz. Er wordt steeds slechts 1 gebeurtenis
De logische functies en comparatoren draaien altijd mee op de achtergrond, die opengaat voor een afzonderlijke regeling van digitale in- en uitgangen.
13-00 SL-controllermodus
Option: Functie:
Selecteer [1] On (Aan) zodat Smart Logic Control kan inschakelen als er een startcommando aanwezig is, bijvoorbeeld via een digitale ingang. Selecteer [0] O (Uit) om Smart Logic Control uit te schakelen.
[0] * Uit Schakelt de Smart Logic Controller uit.
[1] Aan Schakelt de Smart Logic Controller in.
geëvalueerd. Als een gebeurtenis wordt geëvalueerd als false, gebeurt er niets (in de SLC) tijdens het huidige scaninterval en worden er geen andere gebeurtenissen geëvalueerd. Dat betekent dat bij het starten van de SLC gebeurtenis [0] (en enkel gebeurtenis [0]) tijdens elk scaninterval zal worden geëvalueerd. Alleen wanneer gebeurtenis [0] als true wordt geëvalueerd, voert de SLC actie [0] uit en begint hij met het evalueren van gebeurtenis [1]. Er kunnen 1-20 gebeurtenissen en acties worden geprogrammeerd. Als de laatste gebeurtenis/actie is uitgevoerd, begint de cyclus opnieuw vanaf gebeurtenis [0]/actie [0].
Afbeelding 3.13 Voorbeeld met 3 gebeurtenissen/acties
SLC starten en stoppen
Start en stop de SLC door [1] On (Aan) of [2] O (Uit) te selecteren in parameter 13-00 SL-controllermodus. De SLC start altijd in status 0 (waarbij gebeurtenis [0] wordt geëvalueerd). De SLC start wanneer de startgebeurtenis (gedenieerd in parameter 13-01 Gebeurt. starten) wordt geëvalueerd als TRUE (op voorwaarde dat [1] On (Aan) is geselecteerd in parameter 13-00 SL-controllermodus). De SLC stopt wanneer de stopgebeurtenis (parameter 13-02 Gebeurt. stoppen) true is. Parameter 13-03 SLC resetten reset alle SLC-parameters en start het programmeren geheel opnieuw.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 73
13-01 Gebeurt. starten
Option: Functie:
Selecteer de booleaanse input (true of false) voor het activeren van de Smart
Logic Control.
[0] FALSE Voert de vaste waarde false in de
logische regel in.
[1] TRUE Voert de vaste waarde true in de
logische regel in.
[2] Actief De motor loopt.
[3] Binnen bereik De motor werkt binnen het ingestelde
stroombereik (parameter 4-50 Waarschuwing stroom
laag en parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog).
[4] Op referentie De motor loopt op de referentie-
snelheid.
[7] Buiten stroom-
bereik
[8] Onder I, laag De motorstroom is lager dan is
[9] Boven I, hoog De motorstroom is hoger dan is
[16] Thermische
waarschuwing
[17] Netsp. buiten
bereik
De motorstroom ligt buiten het in parameter 4-18 Stroombegr. ingestelde bereik.
ingesteld in
parameter 4-50 Waarschuwing stroom laag.
ingesteld in
parameter 4-51 Waarschuwing stroom hoog.
Een thermische waarschuwing wordt gegeven als de temperatuurbegrenzing in de motor, de frequentieregelaar of de thermistor is overschreden.
Waarschuwing of alarm wegens voedingsfaseverlies als
3 3
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
13-01 Gebeurt. starten
Option: Functie:
parameter 14-12 Functie bij onbalans net niet is ingesteld op [2] Disabled (Uitgesch.).
33
[18] Omkeren De frequentieregelaar laat de motor in
omgekeerde richting draaien.
[19] Waarschuwing Er is een waarschuwing actief.
[20] Alarm (trip)
(Alarm (uitsch))
[21] Alrm (uitsch &
blok)
[22] Comparator 0 Gebruik het resultaat van comparator 0
[23] Comparator 1 Gebruik het resultaat van comparator 1
[24] Comparator 2 Gebruik het resultaat van comparator 2
[25] Comparator 3 Gebruik het resultaat van comparator 3
[26] Log. regel 0 Gebruik het resultaat van logische regel
[27] Log. regel 1 Gebruik het resultaat van logische regel
[28] Log. regel 2 Gebruik het resultaat van logische regel
[29] Log. regel 3 Gebruik het resultaat van logische regel
[33] Digitale ingang
DI18
[34] Digitale ingang
DI19
[35] Digitale ingang
DI27
[36] Digitale ingang
DI29
[39]*Startcommando Deze gebeurtenis is true als de frequen-
[40] Omv. gestopt Deze gebeurtenis is true als de frequen-
[42] Uitsch autoreset Deze gebeurtenis is true als de frequen-
Er is een alarm actief.
Er is een uitschakeling met blokkering actief.
in de logische regel.
in de logische regel.
in de logische regel.
in de logische regel.
0 in de logische regel.
1 in de logische regel.
2 in de logische regel.
3 in de logische regel.
Gebruik de waarde van DI18 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI19 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI27 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI29 in de logische regel (Hoog = true).
tieregelaar wordt gestart (via een digitale ingang, een veldbus of op andere wijze).
tieregelaar wordt stopgezet of op vrijlopen wordt gezet (via een digitale ingang, een veldbus of op andere wijze).
tieregelaar uitgeschakeld (trip) maar niet geblokkeerd is en er een automatische reset wordt gegenereerd.
13-01 Gebeurt. starten
Option: Functie:
[50] Comparator 4 Gebruik het resultaat van comparator 4
in de logische regel.
[51] Comparator 5 Gebruik het resultaat van comparator 5
in de logische regel.
[60] Log. regel 4 Gebruik het resultaat van logische regel
4 in de logische regel.
[61] Log. regel 5 Gebruik het resultaat van logische regel
5 in de logische regel.
[83] Band defect Er is een situatie met een defecte band
gedetecteerd. Activeer deze functie in parameter 22-60 Functie Defecte band.
13-02 Gebeurt. stoppen
Option: Functie:
Selecteer de conditie (true of false) waarbij de Smart Logic Controller wordt uitgeschakeld.
[0] FALSE Voert de vaste waarde false in de
logische regel in.
[1] TRUE Voert de vaste waarde true in de
logische regel in.
[2] Actief Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
voor meer informatie.
[3] Binnen bereik Zie parameter 13-01 Gebeurt. star ten
voor meer informatie.
[4] Op referentie Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
voor meer informatie.
[7] Buiten stroom-
bereik
[8] Onder I, laag Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[9] Boven I, hoog Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[16] Thermische
waarschuwing
[17] Netsp. buiten
bereik
[18] Omkeren Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[19] Waarschuwing Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[20] Alarm (trip) (Alarm
(uitsch))
[21] Alrm (uitsch &
blok)
[22] Comparator 0 Gebruik het resultaat van comparator 0
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
voor meer informatie.
voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
voor meer informatie.
voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
in de logische regel.
74 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Par. 13-11 Comparator Operator
=
TRUE longer than.
. . .
. . .
Par. 13-10 Comparator Operand
Par. 13-12 Comparator Value
130BB672.10
Parameters Programmeerhandleiding
[23] Comparator 1 Gebruik het resultaat van comparator 1
[24] Comparator 2 Gebruik het resultaat van comparator 2
[25] Comparator 3 Gebruik het resultaat van comparator 3
[26] Log. regel 0 Gebruik het resultaat van logische
[27] Log. regel 1 Gebruik het resultaat van logische
[28] Log. regel 2 Gebruik het resultaat van logische
[29] Log. regel 3 Gebruik het resultaat van logische
[30] SL time-out 0 Gebruik het resultaat van timer 0 in de
[31] SL time-out 1 Gebruik het resultaat van timer 1 in de
[32] SL time-out 2 Gebruik het resultaat van timer 2 in de
[33] Digitale ingang
[34] Digitale ingang
[35] Digitale ingang
[36] Digitale ingang
[39] Startcommando Deze gebeurtenis is true als de
[40]*Omv. gestopt Deze gebeurtenis is true als de
[42] Uitsch autoreset Deze gebeurtenis is true als de
[50] Comparator 4 Gebruik het resultaat van comparator 4
[51] Comparator 5 Gebruik het resultaat van comparator 5
[60] Log. regel 4 Gebruik het resultaat van logische
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 75
13-02 Gebeurt. stoppen
Option: Functie:
in de logische regel.
in de logische regel.
in de logische regel.
regel 0 in de logische regel.
regel 1 in de logische regel.
regel 2 in de logische regel.
regel 3 in de logische regel.
logische regel.
logische regel.
logische regel.
Gebruik de waarde van DI18 in de
DI18
DI19
DI27
DI29
logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI19 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI27 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI29 in de logische regel (Hoog = true).
frequentieregelaar wordt gestart (via een digitale ingang, een veldbus of op andere wijze).
frequentieregelaar wordt stopgezet of op vrijlopen wordt gezet (via een digitale ingang, een veldbus of op andere wijze).
frequentieregelaar uitgeschakeld (trip) maar niet geblokkeerd is en er een automatische reset wordt gegenereerd.
in de logische regel.
in de logische regel.
regel 4 in de logische regel.
13-02 Gebeurt. stoppen
Option: Functie:
[61] Log. regel 5 Gebruik het resultaat van logische
regel 5 in de logische regel.
[70] SL time-out 3 Gebruik het resultaat van timer 3 in de
logische regel.
[71] SL time-out 4 Gebruik het resultaat van timer 4 in de
logische regel.
[72] SL time-out 5 Gebruik het resultaat van timer 5 in de
logische regel.
[73] SL time-out 6 Gebruik het resultaat van timer 6 in de
logische regel.
[74] SL time-out 7 Gebruik het resultaat van timer 7 in de
logische regel.
[83] Band defect Er is een situatie met een defecte band
gedetecteerd. Activeer deze functie in parameter 22-60 Functie Defecte band.
13-03 SLC resetten
Option: Functie:
[0] * SLC niet
resetten
[1] SLC resetten Stelt alle parameters in parametergroep 13-
Handhaaft de geprogrammeerde instel­lingen in parametergroep 13-** Smart Logic.
** Smart Logic weer in op de standaardwaarde.
3.9.3 13-1* Comparators (Comparatoren)
Comparatoren worden gebruikt om continue variabelen (zoals uitgangsfrequentie, uitgangsstroom en analoge ingang) te vergelijken met vast ingestelde waarden.
Afbeelding 3.14 Comparatoren
Daarnaast zijn er digitale waarden die worden vergeleken met vast ingestelde waarden. Zie de toelichting bij parameter 13-10 Comparator-operand. Comparatoren worden eenmalig geëvalueerd in elk scaninterval. Maak rechtstreeks gebruik van het resultaat (true of false). Alle parameters in deze parametergroep zijn arrayparameters met index 0-5. Selecteer index 0 om comparator 0 te programmeren, index 1 om comparator 1 te programmeren, enzovoort.
3 3
. . . . . .
. . . . . .
Par. 13-43 Logic Rule Operator 2
Par. 13-41 Logic Rule Operator 1
Par. 13-40 Logic Rule Boolean 1
Par. 13-42 Logic Rule Boolean 2
Par. 13-44 Logic Rule Boolean 3
130BB673.10
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
13-10 Comparator-operand
Array [6]
Option: Functie:
Selecteer de variabele die moet worden bewaakt door de comparator.
33
[0] * Uitgesch. [1] Referentie [2] Terugkoppeling [3] Motortoerental [4] Motorstroom [6] Motorvermogen [7] Motorspanning [12] Anal. ingang AI53 [13] Anal. ingang AI54 [20] Alarmnummer [30] Teller A [31] Teller B
13-11 Comparator-operator
Array [6]
parameter 13-42 Logische regel Boolean 2 of parameter 13-44 Logische regel Boolean 3). Een timer is
alleen false als hij is geactiveerd door een actie (bijvoorbeeld [29] Start timer 1), totdat de in deze parameter ingestelde tijd is verstreken. Daarna wordt hij weer true. Alle parameters in deze parametergroep zijn arraypara­meters met index 0-2. Selecteer index 0 om timer 0 te programmeren, index 1 om timer 1 te programmeren, enzovoort.
13-20 Timer SL-controller
Array [8]
Range: Functie:
0 s* [0-3600s]Stel de waarde in voor de tijdsduur van de
false-uitgang van de geprogrammeerde timer. Een timer is alleen false als hij is geactiveerd door een actie (zie parameter 13-52 SL-control-
leractie [29-31] en parameter 13-52 SL­controlleractie [70-74] Start timer X) en totdat de
betreende timerwaarde is verstreken. Arraypa­rameters bevatten de timers 0-7.
Option: Functie:
[0] Kleiner
dan (<)
[1]*Ongev.
gelijk aan (~)
[2] Groter
dan (>)
Selecteer [0] < als het resultaat van de evaluatie
true moet zijn als de in parameter 13-10 Comparator-operand geselec-
teerde variabele kleiner is dan de vaste waarde in parameter 13-12 Comparatorwaarde. Het resultaat is false als de in parameter 13-10 Comparator-operand geselec­teerde variabele groter is dan de vaste waarde in parameter 13-12 Comparatorwaarde.
Selecteer [1] ~ als het resultaat van de evaluatie
true moet zijn als de in parameter 13-10 Comparator-operand geselec-
teerde waarde ongeveer gelijk is aan de vaste waarde in parameter 13-12 Comparatorwaarde.
Selecteer [2] > voor de omgekeerde logica van optie [0] <.
3.9.5 13-4* Logic Rules (Logische regels)
Combineer maximaal 3 booleaanse inputs (true/false­inputs) van timers, comparatoren, digitale ingangen, statusbits en gebeurtenissen die de logische operatoren AND, OR en NOT gebruiken. Selecteer booleaanse inputs voor de berekening in parameter 13-40 Logische regel
Boolean 1, parameter 13-42 Logische regel Boolean 2 en parameter 13-44 Logische regel Boolean 3. Denieer de
operatoren die worden gebruikt om de in
parameter 13-41 Logische regel operator 1 en parameter 13-43 Logische regel operator 2 geselecteerde
inputs logisch te combineren.
13-12 Comparatorwaarde
Array [6]
Range: Functie:
0* [-9999 -
9999 ]
Stel het triggerniveau in voor de variabele die wordt bewaakt door deze comparator. Deze parameter is een arrayparameter die de comparatorwaarden 0-5 bevat.
Afbeelding 3.15 Logische regels
Prioriteit van berekening
3.9.4 13-2* Timers
De resultaten van parameter 13-40 Logische regel Boolean 1,
parameter 13-41 Logische regel operator 1 en Gebruik het resultaat (true of false) van timers om rechtstreeks een gebeurtenis te deniëren (zie parameter 13-51 SL Controller Event), of gebruik het als booleaanse input in een logische regel (zie parameter 13-40 Logische regel Boolean 1,
76 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
parameter 13-42 Logische regel Boolean 2 worden als eerste
berekend. Het resultaat (true/false) van deze berekening
wordt gecombineerd met de instellingen van
parameter 13-43 Logische regel operator 2 en
parameter 13-44 Logische regel Boolean 3 en bepaalt zo het
eindresultaat (true/false) van de logische regel.
Parameters Programmeerhandleiding
13-40 Logische regel Boolean 1
Array [6]
Option: Functie:
[0] * FALSE Voert de vaste waarde false in de
logische regel in.
[1] TRUE Voert de vaste waarde true in de
logische regel in.
[2] Actief Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
voor meer informatie.
[3] Binnen bereik Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
voor meer informatie.
[4] Op referentie Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
voor meer informatie.
[7] Buiten stroom-
bereik
[8] Onder I, laag Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[9] Boven I, hoog Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[16] Thermische
waarschuwing
[17] Netsp. buiten
bereik
[18] Omkeren Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[19] Waarschuwing Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten
[20] Alarm (trip) (Alarm
(uitsch))
[21] Alrm (uitsch &
blok)
[22] Comparator 0 Gebruik het resultaat van comparator 0
[23] Comparator 1 Gebruik het resultaat van comparator 1
[24] Comparator 2 Gebruik het resultaat van comparator 2
[25] Comparator 3 Gebruik het resultaat van comparator 3
[26] Log. regel 0 Gebruik het resultaat van logische
[27] Log. regel 1 Gebruik het resultaat van logische
[28] Log. regel 2 Gebruik het resultaat van logische
[29] Log. regel 3 Gebruik het resultaat van logische
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
voor meer informatie.
voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
voor meer informatie.
voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
Zie parameter 13-01 Gebeurt. starten voor meer informatie.
in de logische regel.
in de logische regel.
in de logische regel.
in de logische regel.
regel 0 in de logische regel.
regel 1 in de logische regel.
regel 2 in de logische regel.
regel 3 in de logische regel.
13-40 Logische regel Boolean 1
Array [6]
Option: Functie:
[30] SL time-out 0 Gebruik het resultaat van timer 0 in de
logische regel.
[31] SL time-out 1 Gebruik het resultaat van timer 1 in de
logische regel.
[32] SL time-out 2 Gebruik het resultaat van timer 2 in de
logische regel.
[33] Digitale ingang
DI18
[34] Digitale ingang
DI19
[35] Digitale ingang
DI27
[36] Digitale ingang
DI29
[39] Startcommando Deze logische regel is true als de
[40] Omv. gestopt Deze logische regel is true als de
[42] Uitsch autoreset Deze logische regel is true als de
[50] Comparator 4 Gebruik het resultaat van comparator 4
[51] Comparator 5 Gebruik het resultaat van comparator 5
[60] Log. regel 4 Gebruik het resultaat van logische
[61] Log. regel 5 Gebruik het resultaat van logische
[70] SL time-out 3 Gebruik het resultaat van timer 3 in de
[71] SL time-out 4 Gebruik het resultaat van timer 4 in de
[72] SL time-out 5 Gebruik het resultaat van timer 5 in de
[73] SL time-out 6 Gebruik het resultaat van timer 6 in de
[74] SL time-out 7 Gebruik het resultaat van timer 7 in de
Gebruik de waarde van DI18 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI19 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI27 in de logische regel (Hoog = true).
Gebruik de waarde van DI29 in de logische regel (Hoog = true).
frequentieregelaar wordt gestart (via een digitale ingang of op enige andere wijze).
frequentieregelaar wordt stopgezet of op vrijlopen wordt gezet (via een digitale ingang of op enige andere wijze).
frequentieregelaar uitgeschakeld (trip) maar niet geblokkeerd is en er een automatische reset wordt gegenereerd.
in de logische regel.
in de logische regel.
regel 4 in de logische regel.
regel 5 in de logische regel.
logische regel.
logische regel.
logische regel.
logische regel.
logische regel.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 77
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
13-40 Logische regel Boolean 1
Array [6]
Option: Functie:
[83] Band defect Er is een situatie met een defecte band
gedetecteerd. Activeer deze functie in
33
parameter 22-60 Functie Defecte band.
13-41 Logische regel operator 1
Option: Functie:
[0] * Uitgesch. [1] AND [2] OR [3] AND NOT [4] OR NOT [5] NOT AND [6] NOT OR [7] NOT AND NOT [8] NOT OR NOT
13-42 Logische regel Boolean 2
Array [6]
Option: Functie:
Selecteer de tweede booleaanse input (true of false) voor de geselecteerde logische regel.
Zie parameter 13-40 Logische regel Boolean 1 voor een beschrijving van de mogelijke opties en hun functie.
[0] * FALSE [1] TRUE [2] Actief [3] Binnen bereik [4] Op referentie [7] Buiten stroombereik [8] Onder I, laag [9] Boven I, hoog [16] Thermische waarschuwing [17] Netsp. buiten bereik [18] Omkeren [19] Waarschuwing [20] Alarm (trip) (Alarm (uitsch)) [21] Alrm (uitsch & blok) [22] Comparator 0 [23] Comparator 1 [24] Comparator 2 [25] Comparator 3 [26] Log. regel 0 [27] Log. regel 1 [28] Log. regel 2 [29] Log. regel 3 [30] SL time-out 0 [31] SL time-out 1
13-42 Logische regel Boolean 2
Array [6]
Option: Functie:
[32] SL time-out 2 [33] Digitale ingang DI18 [34] Digitale ingang DI19 [35] Digitale ingang DI27 [36] Digitale ingang DI29 [39] Startcommando [40] Omv. gestopt [42] Uitsch autoreset [50] Comparator 4 [51] Comparator 5 [60] Log. regel 4 [61] Log. regel 5 [70] SL time-out 3 [71] SL time-out 4 [72] SL time-out 5 [73] SL time-out 6 [74] SL time-out 7 [83] Band defect Er is een situatie met een
defecte band gedetecteerd. Activeer deze functie in
parameter 22-60 Functie Defecte band.
13-43 Logische regel operator 2
Array [6]
Option: Functie:
Selecteer de tweede logische operator die moet worden toegepast op de booleaanse input die wordt berekend in
parameter 13-40 Logische regel Boolean 1, parameter 13-41 Logische regel operator 1 en parameter 13-42 Logische regel Boolean 2 en
de booleaanse input die afkomstig is van parameter 13-42 Logische regel Boolean 2. [13-44] verwijst naar de booleaanse input van parameter 13-44 Logische regel Boolean
3. [13-40/13-42] verwijst naar de booleaanse input die wordt berekend in
parameter 13-40 Logische regel Boolean 1, parameter 13-41 Logische regel operator 1 en parameter 13-42 Logische regel Boolean 2. [0] Disabled (Uitgesch.) (fabrieksinstelling).
Selecteer deze optie om parameter 13-44 Logische regel Boolean 3 te negeren.
[0] * Uitgesch. [1] AND [2] OR [3] AND NOT [4] OR NOT
78 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
13-43 Logische regel operator 2
Array [6]
Option: Functie:
[5] NOT AND [6] NOT OR [7] NOT AND
NOT
[8] NOT OR NOT
13-44 Logische regel Boolean 3
Array [6]
Option: Functie:
Selecteer de derde booleaanse input (true of false) voor de geselecteerde logische regel.
Zie parameter 13-40 Logische regel Boolean 1 voor een beschrijving van de mogelijke opties en hun functie.
[0] * FALSE [1] TRUE [2] Actief [3] Binnen bereik [4] Op referentie [7] Buiten stroombereik [8] Onder I, laag [9] Boven I, hoog [16] Thermische waarschuwing [17] Netsp. buiten bereik [18] Omkeren [19] Waarschuwing [20] Alarm (trip) (Alarm (uitsch)) [21] Alrm (uitsch & blok) [22] Comparator 0 [23] Comparator 1 [24] Comparator 2 [25] Comparator 3 [26] Log. regel 0 [27] Log. regel 1 [28] Log. regel 2 [29] Log. regel 3 [30] SL time-out 0 [31] SL time-out 1 [32] SL time-out 2 [33] Digitale ingang DI18 [34] Digitale ingang DI19 [35] Digitale ingang DI27 [36] Digitale ingang DI29 [39] Startcommando [40] Omv. gestopt [42] Uitsch autoreset [50] Comparator 4 [51] Comparator 5 [60] Log. regel 4
13-44 Logische regel Boolean 3
Array [6]
Option: Functie:
[61] Log. regel 5 [70] SL time-out 3 [71] SL time-out 4 [72] SL time-out 5 [73] SL time-out 6 [74] SL time-out 7 [83] Band defect
3.9.6 13-5* States (Toestanden)
13-51 SL Controller Event
Array [20]
Option: Functie:
Selecteer de booleaanse input (true of false) om de Smart Logic-controllergebeurtenis te
deniëren.
Zie parameter 13-02 Gebeurt. stoppen voor een beschrijving
van de mogelijke opties en hun functie.
[0] * FALSE [1] TRUE [2] Actief [3] Binnen bereik [4] Op referentie [7] Buiten stroombereik [8] Onder I, laag [9] Boven I, hoog [16] Thermische waarschuwing [17] Netsp. buiten bereik [18] Omkeren [19] Waarschuwing [20] Alarm (trip) (Alarm (uitsch)) [21] Alrm (uitsch & blok) [22] Comparator 0 [23] Comparator 1 [24] Comparator 2 [25] Comparator 3 [26] Log. regel 0 [27] Log. regel 1 [28] Log. regel 2 [29] Log. regel 3 [30] SL time-out 0 [31] SL time-out 1 [32] SL time-out 2 [33] Digitale ingang DI18 [34] Digitale ingang DI19 [35] Digitale ingang DI27 [36] Digitale ingang DI29
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 79
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
13-51 SL Controller Event
Array [20]
Option: Functie:
[39] Startcommando [40] Omv. gestopt
33
[42] Uitsch autoreset [50] Comparator 4 [51] Comparator 5 [60] Log. regel 4 [61] Log. regel 5 [70] SL time-out 3 [71] SL time-out 4 [72] SL time-out 5 [73] SL time-out 6 [74] SL time-out 7 [83] Band defect
13-52 SL-controlleractie
Array [20]
Option: Functie:
Selecteer de actie die overeenkomt met de SLC-gebeurtenis. Acties worden uitgevoerd wanneer de bijbehorende gebeurtenis (gede-
nieerd in parameter 13-51 SL Controller Event) als true wordt
geëvalueerd. De volgende acties kunnen worden geselecteerd:
[100] ResetAlarm (Reset
alarm) [0] * Disabled (Uitgesch.) [1] No action (Geen
actie) [2] Select set-up 1 (Kies
setup 1)
[3] Select set-up 2 (Kies
setup 2)
[10] Select preset ref 0
(Kies ingest. ref 0) [11] Select preset ref 1
(Kies ingest. ref 1) [12] Select preset ref 2
(Kies ingest. ref 2) [13] Select preset ref 3
(Kies ingest. ref 3) [14] Select preset ref 4
(Kies ingest. ref 4) [15] Select preset ref 5
(Kies ingest. ref 5) [16] Select preset ref 6
(Kies ingest. ref 6) [17] Select preset ref 7
(Kies ingest. ref 7)
Verandert de actieve setup (parameter 0-10 Actieve setup) in setup 1. Verandert de actieve setup (parameter 0-10 Actieve setup) in setup 2. Selecteert digitale referentie 0.
Selecteert digitale referentie 1.
Selecteert digitale referentie 2.
Selecteert digitale referentie 3.
Selecteert digitale referentie 4.
Selecteert digitale referentie 5.
Selecteert digitale referentie 6.
Selecteert digitale referentie 7. Als de actieve digitale referentie wordt
13-52 SL-controlleractie
Array [20]
Option: Functie:
gewijzigd, wordt die samengevoegd met de andere digitale-referentie­commando's die via de digitale ingangen of een veldbus worden gegeven.
[18] Select ramp 1 (Kies
ramp 1)
[19] Select ramp 2 (Kies
ramp 2)
[22] Run (Draaien) Geeft een startcommando aan de
[23] Run reverse
(Omgekeerd draaien)
[24] Stop Geeft een stopcommando aan de
[25] Qstop Geeft een snelle-stopcommando
[26] DC Brake (DC-rem) Geeft een DC-stopcommando aan
[27] Coast (Vrijloop) De frequentieregelaar loopt
[28] Freeze output
(Uitgang vasth.)
[29] Start timer 0 Start timer 0; zie
[30] Start timer 1 Start timer 1; zie
[31] Start timer 2 Start timer 2; zie
[32] Set digital out A low
(Dig. uitgang A laag)
[33] Set digital out B low
(Dig. uitgang B laag)
[34] Set digital out C low
(Dig. uitgang C laag)
[35] Set digital out D low
(Dig. uitgang D laag)
[38] Set digital out A
high (Dig. uitgang A hoog)
[39] Set digital out B
high (Dig. uitgang B hoog)
Selecteert ramp 1.
Selecteert ramp 2.
frequentieregelaar. Geeft een commando voor omgekeerd starten aan de frequen­tieregelaar.
frequentieregelaar.
aan de frequentieregelaar.
de frequentieregelaar.
onmiddellijk vrij. Alle stopcom­mando's, waaronder het vrijloopcommando, stoppen de SLC. Houdt de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar vast.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving. Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 1 is geselecteerd, is laag (uit). Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 2 is geselecteerd, is laag (uit). Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 3 is geselecteerd, is laag (uit). Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 4 is geselecteerd, is laag (uit). Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 1 is geselecteerd, is hoog (gesloten). Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 2 is geselecteerd, is hoog (gesloten).
80 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
13-52 SL-controlleractie
Array [20]
Option: Functie:
[40] Set digital out C
high (Dig. uitgang C
hoog) [41] Set digital out D
high (Dig. uitgang D
hoog) [60] Reset Counter A
(Reset Teller A) [61] Reset Counter B
(Reset Teller B) [70] Start timer 3 Start timer 3; zie
[71] Start timer 4 Start timer 4; zie
[72] Start timer 5 Start timer 5; zie
[73] Start timer 6 Start timer 6; zie
[74] Start timer 7 Start timer 7; zie
[100] Reset Alarm Reset het alarm.
Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 3 is geselecteerd, is hoog (gesloten). Elke uitgang waarvoor digitale uitgang 4 is geselecteerd, is hoog (gesloten). Zet teller A terug op 0.
Zet teller B terug op 0.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
parameter 13-20 Timer SL-controller
voor een beschrijving.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 81
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.10 Hoofdmenu – Speciale functies – Groep 14
3.10.1 14-0* Inverterschakeling
33
14-01 Schakelfrequentie
Option: Functie:
Stel de schakelfrequentie van de inverter in. Het wijzigen van de schakelfrequentie kan de akoestische ruis van de motor helpen verminderen.
LET OP
De uitgangsfrequentiewaarde van de frequentieregelaar mag nooit hoger zijn dan 1/10 van de schakelfrequentie. Pas bij draaiende motor de schakelfrequentie in parameter 14-01 Schakelfrequentie aan totdat de motor zo stil mogelijk werkt.
14-03 Overmodulatie
Option: Functie:
chrone bereik (van 0% bij nominaal toerental tot ongeveer 12% bij dubbel nominaal toerental).
14-07 Dead Time Compensation Level (Niveau dodetijd­compensatie)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0 ­100 ]
Niveau van de toegepaste dodetijd­compensatie, uitgedrukt als percentage. Een hoog niveau (> 90%) optimaliseert de dynamische reactie van de motor. Een niveau van 50-90% is geschikt voor zowel minimalisatie van motorkoppelrimpels als een goede motordynamiek. Een niveau van 0 schakelt de dodetijdcom­pensatie uit.
14-08 Damping Gain Factor (Versterkingsfactor
LET OP
Hoge schakelfrequenties verhogen de warmteontwikkeling in de frequentiere­gelaar en kunnen de levensduur van de frequentieregelaar verkorten.
LET OP
demping)
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0 ­100 %]
Stel de dempingsfactor in voor compensatie van de DC-tussen­kringspanning. Zie
parameter 14-51 DC-linkcom­pensatie.
Niet alle opties zijn beschikbaar voor alle vermogensklassen.
14-09 Dead Time Bias Current Level (Biasstroomniveau dode tijd)
[0] Ran3 Werkelijk willekeurige PWM met 3 kHz (modulatie
witte ruis).
[1] Ran5 Werkelijk willekeurige PWM met 5 kHz (modulatie
witte ruis).
[2] 2,0 kHz [3] 3,0 kHz [4] 4,0 kHz [5] 5,0 kHz [6] 6,0 kHz [7] 8,0 kHz [8] 10,0 kHz [9] 12,0 kHz [10] 16,0 kHz
14-03 Overmodulatie
Option: Functie:
[0] * Uit Selecteert geen overmodulatie van de uitgangs-
spanning om koppelrimpels op de motoras te voorkomen.
[1] Aan De overmodulatiefunctie genereert een extra
spanning van maximaal 8% van de uitgangsspanning U
zonder overmodulatie, wat resulteert in een extra
max
koppel van 10-12% in het midden van het oversyn-
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[0 ­100 %]
Stel een biassignaal (als percentage) in dat moet worden opgeteld bij het stroomdetectie­signaal voor dodetijdcompensatie voor bepaalde motoren.
3.10.2 14-1* Netsp. Aan/Uit
Parameters voor het congureren van de bewaking en afhandeling van netfouten.
14-10 Netstoring
Congureer welke actie de frequentieregelaar moet uitvoeren wanneer de netspanning lager is dan de netspanningslimiet die is ingesteld in parameter 14-11 Netspanning bij netfout.
Option: Functie:
[0] * Geen functie [1] Gecontr. uitloop [3] Vrijloop [4] Kinetische backup [5] Kin backup, uitsch [6] Alarm
82 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
14-10 Netstoring
Congureer welke actie de frequentieregelaar moet uitvoeren wanneer de netspanning lager is dan de netspanningslimiet die is ingesteld in parameter 14-11 Netspanning bij netfout.
Option: Functie:
[7] Kin. back-up, trip w
recovery (Kin. backup, uitsch met herstel)
14-11 Netspanning bij netfout
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[100-800V]Gebruik deze parameter om te
deniëren bij welke netspanning de in parameter 14-10 Netstoring geselecteerde functie moet worden ingeschakeld.
14-12 Functie bij onbalans net
Option: Functie:
LET OP
Selectie van deze optie kan de levensduur van de frequentiere­gelaar verkorten.
Werking bij ernstige onbalans van het net verkort de levensduur van de motor. De condities worden als ernstig beschouwd wanneer de motor continu in bedrijf is met een bijna nominale belasting. Selecteer welke functie moet worden geactiveerd als er een ernstige onbalans van het net wordt
gedetecteerd. [0] * Trip (Uitschakeling) Schakelt de frequentieregelaar uit. [1] Warning
(Waarschuwing)
[2] Disabled
(Uitgesch.)
[3] Derate (Reductie) De frequentieregelaar zal reductie
3.10.3 14-2* Resetfuncties
14-20 Resetmodus
Stel in welke resetfunctie moet worden gebruikt na een uitscha­keling (trip). Na de reset kan de frequentieregelaar opnieuw worden gestart.
Option: Functie:
[0] * Handm. reset Selecteer [0] Manual reset (Handmatige
[1] Autom. reset x 1 Selecteer [1]-[12] Automatic reset x 1 ... x
Genereert een waarschuwing.
Geen actie.
toepassen.
reset) om een reset uit te voeren via [Reset] of via de digitale ingangen.
20 (Automatische reset) x 1 ... x 20) om na
14-20 Resetmodus
Stel in welke resetfunctie moet worden gebruikt na een uitscha­keling (trip). Na de reset kan de frequentieregelaar opnieuw worden gestart.
Option: Functie:
een uitschakeling (trip) 1 tot 20 automa­tische resets uit te voeren.
[2] Autom. reset x 2 [3] Autom. reset x 3 [4] Autom. reset x 4 [5] Autom. reset x 5 [6] Autom. reset x 6 [7] Autom. reset x 7 [8] Autom. reset x 8 [9] Autom. reset x 9 [10] Autom. reset x 10 [11] Autom. reset x 15 [12] Autom. reset x 20 [13] Onbegr. aut. reset Selecteer [13] Innite Automatic Reset
(Onbeperkte autoreset om na een uitschakeling (trip) een onbeperkt aantal resets uit te voeren.
14-21 Tijd tot autom. herstart
Range: Functie:
10 s* [0-600 s] Stel het tijdsinterval tussen de uitschakeling
(trip) en de start van de automatische­resetfunctie in. Deze parameter is actief als
parameter 14-20 Resetmodus is ingesteld op [1]-
[13] Automatic reset (Automatische reset).
14-22 Bedrijfsmodus
Option: Functie:
Selecteer [2] Initialisation (Initialisatie) om alle parameterwaarden terug te zetten naar de standaardinstelling.
[0]*Normaal
bedrijf
[2] Initia-
lisatie
Selecteer [0] Normal operation (Normaal bedrijf ) voor normaal bedrijf van de frequentieregelaar met de motor in de geselecteerde toepassing.
Selecteer [2] Initialisation (Initialisatie) om alle parameterwaarden in te stellen op de standaard­waarde, met uitzondering van buscommunicatieparameters, parametergroep
15-0* Operating Data (Bedrijfsgegevens) en parame­tergroep 15-3* Alarm Log (Alarmlog). De
frequentieregelaar wordt bij de eerstvolgende inschakeling gereset. Hierbij wordt ook Parameter 14-22 Bedrijfsmodus teruggezet op de standaardinstelling [0] Normal
operation (Normaal bedrijf ).
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 83
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
14-27 Actie bij inverterfout
Selecteer hoe de frequentieregelaar moet reageren in geval van overspanning, overstroom, kortsluiting of aardfouten.
Option: Functie:
[0] Uitschakeling (trip)
33
[1] * Waarschuwing
14-29 Servicecode
Range: Functie:
0* [0-0x7FFFFFFF ] Alleen voor servicedoeleinden.
3.10.4 14-3* Current Limit Control (Stroombegrenzingsregeling)
14-40 VT-niveau
Range: Functie:
90 %* [40 -
90 %]
LET OP
Deze parameter kan niet worden gewijzigd terwijl de motor loopt.
Stel het niveau voor motormagnetisering bij lage toerentallen in. Lage waarden verminderen het energieverlies in de motor, maar verminderen tevens het maximale belastingsniveau.
14-41 Min. magnetisering AEO
Range: Functie:
Parameters voor het congureren van de stroombegren­zingsregeling, die wordt geactiveerd wanneer de motorstroom hoger is dan de ingestelde koppelbegren­zingen (zie parameter 4-18 Stroombegr.). Deze parameters worden gebruikt om het koppel zo snel mogelijk te
66 %* [40 -
75 %]
Stel de minimaal toegestane magnetisering voor AEO in. Lage waarden verminderen het energieverlies in de motor, maar verminderen tevens de weerstand tegen plotselinge veranderingen in de belasting.
verlagen zonder de controle over de motor te verliezen.
14-44 d-axis current optimization for IPM (Stroomopti-
14-30 Current Lim Ctrl, Proportional Gain
Range: Functie:
100 %* [0 -
500 %]
Stel de proportionele versterking voor de stroombegrenzingsregelaar in. Bij een hogere waarde reageert de regelaar sneller. Een te hoge instelling leidt tot instabiliteit van de regeling.
malisatie d-as voor IPM)
Range: Functie:
100 %* [0 - 200 %] Parametergroep voor het congureren van
speciale functies van de frequentieregelaar.
3.10.6 14-5* Omgeving
14-31 Current Lim Ctrl, Integration Time
Range: Functie:
0.020 s* [0.002 - 2s]Regelt de integratietijd van de stroombe­grenzingsregeling. Bij een lagere waarde reageert de regelaar sneller. Een te lage instelling leidt tot instabiliteit van de regeling.
14-32 Current Lim Ctrl, Filter Time
Range: Functie:
5 ms* [1 - 100 ms] Stelt een tijdconstante in voor het
laagdoorlaatlter voor de stroombegren­zingsregeling.
3.10.5 14-4* Energy Optimising (Energieoptimalisatie)
Parameters voor het aanpassen van het energieoptimalisa­tieniveau in zowel de variabel-koppelmodus (VT) als de automatische-energieoptimalisatiemodus (AEO).
Automatische energieoptimalisatie is alleen actief als
parameter 1-03 Koppelkarakteristiek is ingesteld op [3] Auto Energy Optim. (Automatische energieoptimalisatie).
Deze parameters dienen om de frequentieregelaar te laten functioneren onder speciale omgevingscondities.
14-50 RFI-lter
Deze parameter is alleen van toepassing op frequentieregelaars met de volgende behuizingsgroottes:
IP 20, 3 x 200-240 V, behuizingsgrootte H6-H8
IP 20, 3 x 380-480 V, behuizingsgrootte H6-H8
IP 54, 3 x 380-480 V, behuizingsgrootte I6-I8
IP 20, 3 x 525-600 V, behuizingsgrootte H6-H10
Option: Functie:
[0] Uit Selecteer [0] O (Uit) alleen als de frequentieregelaar
wordt gevoed door een geïsoleerde netbron (IT-net). In deze modus worden de interne RFI-condensatoren tussen het chassis en het RFI-ltercircuit uitgeschakeld om de aardlekstromen te beperken.
[1] * Aan Selecteer [1] On (Aan) om ervoor te zorgen dat de
frequentieregelaar voldoet aan de EMC-normen.
14-51 DC-linkcompensatie
Option: Functie:
[0] Uit De overmodulatie voor uitgangsspanning is uit om
koppelrimpels op de motoras te voorkomen.
84 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
14-51 DC-linkcompensatie
Option: Functie:
[1] * Aan Schakelt overmodulatie voor de uitgangsspanning in
om een uitgangsspanning te verkrijgen die tot 15% hoger is dan de netspanning.
14-52 Ventilatorbesturing
Deze parameter dient om de bedieningsmodus voor de ventila­torbesturing te selecteren. De akoestische ruis van de frequentieregelaar is anders bij het aandrijven van een zware belasting (hoge temperatuur koellichaam), bij het aandrijven van een lichte belasting of in de stand-bymodus.
Option: Functie:
[0] Auto De ventilator werkt gedurende korte tijd
op volle toeren en past het toerental automatisch aan op basis van de belasting en de omgevingstemperatuur. De ventilator werkt ook op het minimale toerental als de referentie 0 Hz bedraagt vanwege de warmte die de IGBT genereert. De ventilator stopt als de slaapmodus wordt geactiveerd. Dit is de standaardinstelling voor alle frequentie­regelaars behalve frequentieregelaars met behuizingsgrootte H1.
[4] Auto Low Temp
Env. (Auto lage omg.temp.)
[5] Constant-on mode
(constant­aanmodus)
[6] Constant-o mode
(constant­uitmodus)
[7] On-when-Inverter-
is-on-else-o Mode (Modus aan-als­inverter-aan-is­anders-uit)
Geldt alleen voor behuizingsgrootte H6­H10 en I6-I8.
Voor ventilatortest op locatie of als de ventilator continu op 100% van het toerental werkt. Geldt alleen voor behuizingsgrootte H1-H5 en I2-I4. Als convectiekoeling voldoende is of als de frequentieregelaar in een demonstra­tiepaneel is gemonteerd, bijvoorbeeld tijdens een beurs, enzovoort. Bij een overtemperatuur van het koellichaam wordt de frequentieregelaar uitgeschakeld (trip) als de belasting hoger is dan de convectiekoeling toestaat. Geldt alleen voor behuizings­grootte H1-H5 en I2-I4. De ventilator werkt met het maximale toerental als de handmodus actief is of als de referentie hoger is dan 0 Hz. De ventilator wordt gestopt als de slaapmodus actief is. Dit is de standaard­instelling voor frequentieregelaars met behuizingsgrootte H1, maar kan ook worden geselecteerd voor behuizings­grootte H2-H5 en I2-I4.
14-53 Ventilatorbew.
Selecteer hoe de frequentieregelaar moet reageren als er een fout wordt gedetecteerd in de ventilator. Deze parameter is alleen van toepassing op frequentieregelaars met de volgende behuizingsgroottes:
IP 20, 3 x 200-240 V, behuizingsgrootte H6-H8.
IP 20, 3 x 380-480 V, behuizingsgrootte H6-H8.
IP 54, 3 x 380-480 V, behuizingsgrootte I6-I8.
IP 20, 3 x 525-600 V, behuizingsgrootte H6-H10.
Option: Functie:
[0] Uitgesch. [1] * Waarschuwing [2] Uitschakeling (trip)
14-55 Uitgangslter
Selecteer of er een uitgangslter aanwezig is.
Option: Functie:
[0] * Geen lter [1] Sinuslter [3] Sinuslter met
terugkoppeling
[4] dv/dt Deze optie is alleen van toepassing op
frequentieregelaars met de volgende behuizingsgroottes:
IP 20, 3 x 200-240 V, behuizings-
grootte H6-H8
IP 20, 3 x 380-480 V, behuizings-
grootte H6-H8
IP 54, 3 x 380-480 V, behuizings-
grootte I6-I8
IP 20, 3 x 525-600 V, behuizings-
grootte H6-H10
3.10.7 14-6* Auto Derate (Autoreductie)
Parametergroep voor het congureren van automatische reductie op basis van de uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer.
14-63 Min. schakelfrequentie
Stel de minimale schakelfrequentie in die wordt toegestaan door het uitgangslter.
Option: Functie:
[2] * 2,0 kHz [3] 3,0 kHz [4] 4,0 kHz [5] 5,0 kHz [6] 6,0 kHz [7] 8,0 kHz [8] 10,0 kHz [9] 12,0 kHz [10] 16,0 kHz
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 85
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
14-64 Nulstroomniveau dodetijdcompensatie
Stel de parameter bij gebruik van een lange motorkabel in op [0] Disabled (Uitgesch.) om motorkoppelrimpels te minimaliseren.
Option: Functie:
[0] * Uitgesch.
33
[1] Ingesch.
14-65 Toerentalreductie dodetijdcompensatie
Range: Functie:
Afhankelijk van grootte*
[ 20-1000 Hz]
Het niveau van dodetijdcompensatie wordt lineair verlaagd van het in
parameter 14-07 Dead Time Compen-
sation Level (Niveau dodetijdcompensatie) ingestelde
maximumniveau van de uitgangsfre­quentie tot het minimumniveau van de uitgangsfrequentie dat in deze parameter is ingesteld.
3.10.8 14-9* Fault Settings (Foutinstellingen)
De parametergroep voor foutaanpassingsinstellingen.
14-90 Foutniveau
Gebruik deze parameter om foutniveaus naar wens in te stellen. Alleen index 7, die overstroomfouten aangeeft, wordt ondersteund.
Option: Functie:
[3] * Uitschakeling
met blokkering
[4] Uitsch. + vertr.
reset
[5] Flystart
(Vliegende start)
Het alarm wordt ingesteld op het niveau voor uitschakeling met blokkering.
Het alarm wordt ingesteld als uitscha­kelalarm en kan na een vertragingstijd worden gereset. Als voor deze optie bijvoorbeeld een alarm wegens overstroom is gecongureerd, kan dit alarm 3 minuten na het genereren van het alarm worden gereset.
De frequentieregelaar probeert bij het opstarten een draaiende motor op te vangen. Als deze optie is geselecteerd, wordt parameter 1-73 Vlieg. startingesteld op [1] Enabled (Ingesch.).
86 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3.11 Hoofdmenu – Geg. frequentieregelaar
– Groep 15
Parametergroep met informatie over de frequentieregelaar, zoals bedrijfsgegevens, hardwareconguratie en software­versies.
3.11.1 15-0* Bedrijfsgegevens
15-00 Bedrijfsuren
Range: Functie:
0 u* [0-0x7FFFFFFF u] Geef weer hoeveel uur de frequentiere-
gelaar in bedrijf is geweest. De waarde wordt opgeslagen wanneer de frequen­tieregelaar wordt uitgeschakeld.
15-01 Aantal draaiuren
Range: Functie:
0 u* [0-0x7FFFFFFFu]Geef weer hoeveel uur de motor heeft
gedraaid. Reset de teller in parameter 15-07 Draaiurenteller reset. De waarde wordt opgeslagen wanneer de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld.
15-02 kWh-teller
Range: Functie:
0 kWh* [0-65535
kWh]
15-03 Inschakelingen
Range: Functie:
0* [0 - 2147483647 ] Geef weer hoeveel keer de frequentiere-
Geef het uitgangsvermogen van de frequentieregelaar in kWh weer als gemiddelde waarde over 1 uur. Reset de teller in parameter 15-06 kWh-teller reset.
gelaar is ingeschakeld.
15-06 kWh-teller reset
Option: Functie:
[1] Teller reset Selecteer [1] Reset counter ( Teller resetten) en
druk op [OK] om de kWh-teller terug te zetten op 0 (zie parameter 15-02 kWh-teller).
15-07 Draaiurenteller reset
Option: Functie:
[0] * Niet resetten [1] Teller reset Selecteer [1] Reset counter ( Teller resetten) en
druk op [OK] om parameter 15-01 Aantal
draaiuren terug te zetten op 0 (zie ook parameter 15-01 Aantal draaiuren).
3.11.2 15-3* Alarmlog
Parameters in deze groep zijn arrayparameters en maken het mogelijk om max. 10 foutlogs weer te geven. [0] staat voor de meest recent opgeslagen gegevens en [9] voor de oudste. Foutcodes, waarden en tijdstempel kunnen worden weergegeven voor alle gelogde gegevens.
15-30 Alarmlog: foutcode
Range: Functie:
0* [0 - 255 ] Geef de foutcode weer en zoek de betekenis
ervan op in hoofdstuk 4 Problemen verhelpen.
15-31 InternalFaultReason
Range: Functie:
0* [-32767 -
32767 ]
Geef een beschrijving van de fout weer. Deze parameter wordt gebruikt in combinatie met Alarm 38, Internal Fault
(Interne fout).
3.11.3 15-4* ID omvormer
3 3
15-04 x Overtemp.
Range: Functie:
0* [0 - 65535 ] Geef weer hoeveel temperatuurfouten er voor
de frequentieregelaar zijn opgetreden.
Parameters met alleen-lezeninformatie over de hardware­en softwareconguratie van de frequentieregelaar.
15-40 FC-type
Range: Functie:
15-05 x Overspann.
Range: Functie:
0* [0 - 65535 ] Geef weer hoe vaak er overspanning van de
frequentieregelaar is opgetreden.
0* [0 - 6 ] Geef de FC-typecode weer. De uitlezing is gelijk
aan het vermogensveld van de typecodedenitie van de frequentieregelaarserie, teken 1-6.
15-41 Vermogenssectie
15-06 kWh-teller reset
Option: Functie:
LET OP
Druk op [OK] om te resetten.
[0] * Niet resetten
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 87
Range: Functie:
0* [0 - 20 ] Geef de FC-typecode weer. De uitlezing is gelijk
aan het vermogensveld van de typecodedenitie van de frequentieregelaarserie, teken 7-10.
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
15-42 Spanning
Range: Functie:
0* [0 - 20 ] Geef de FC-typecode weer. De uitlezing is gelijk
aan het vermogensveld van de typecodedenitie van de frequentieregelaarserie, teken 11-12.
33
15-43 Softwareversie
Range: Functie:
0* [0 - 0 ] Geef de softwareversie van de frequentieregelaar
weer.
15-44 Bestelde Typecode
Range: Functie:
0* [0 - 40 ] Geef de typecodereeks weer voor het opnieuw
bestellen van de frequentieregelaar met de oorspronkelijke conguratie.
15-45 Huidige typecodereeks
Range: Functie:
0 [0 - 40 ] Geef de huidige typecodereeks weer.
15-46 Bestelnr. freq.-omvormer
Range: Functie:
0* [0 - 8 ] Geef het 8-cijferige bestelnummer weer voor het
opnieuw bestellen van de frequentieregelaar met de oorspronkelijke conguratie.
15-48 LCP ID-nr.
Range: Functie:
0* [0 - 0 ] Geef het ID-nummer van het LCP weer.
15-49 SW-id stuurkaart
Range: Functie:
0* [0 - 0 ] Geef het softwareversienummer van de stuurkaart
weer.
15-50 SW-id voedingskaart
Range: Functie:
0* [0 - 0 ] Geef het softwareversienummer van de
voedingskaart weer.
15-51 Serienr. freq.-omvormer
Range: Functie:
0* [0 - 10 ] Geef het serienummer van de frequentieregelaar
weer.
15-53 Serienr. voedingskaart
Range: Functie:
0* [0 - 0 ] Geef het serienummer van de voedingskaart weer.
15-59 CSIV-bestand
Range: Functie:
0 [0 - 16 ] Geef de naam van het huidige CSIV-bestand weer.
88 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
3.12 Hoofdmenu – Data-uitlezingen –
Groep 16
3.12.1 16-0* General Status (Algemene status)
16-00 Stuurwoord
Range: Functie:
0* [0 - 65535 ] Geef het stuurwoord weer dat via de seriële-
communicatiepoort als hex-code naar de frequentieregelaar wordt verzonden.
Bit Bit = 0 Bit = 1
00 Digitale referentie, keuze lsb – 01 Digitale referentie, keuze 2e bit van de
digitale referenties
02 DC-rem Ramp 03 Vrijloop Inschakelen 04 Snelle stop Ramp 05 Uitgang vasthouden Ramp 06 Rampstop Start 07 Geen functie Reset 08 Geen functie Jog 09 Ramp 1 Ramp 2 10 Data niet geldig Geldig 11 Relais_A niet actief Relais_A actief 12 Relais_B niet actief Relais_B actief 13 Keuze van setup, lsb – 14 Geen functie Geen functie 15 Geen functie Omkeren
Tabel 3.6 Control Word (Stuurwoord)
16-03 Statuswoord
Range: Functie:
0* [0 - 65535 ] Geef het statuswoord weer dat via de seriële-
communicatiepoort als hex-code wordt verzonden vanaf de frequentieregelaar.
Bit Bit = 0 Bit = 1
00 Besturing niet gereed Gereed 01
VLT® niet gereed 02 Vrijloop Inschakelen 03 Geen fout Uitschakeling (trip) 04 Geen waarschuwing Waarschuwing 05 Gereserveerd – 06 Geen uitschakeling met
blokkering 07 Geen waarschuwing Waarschuwing 08
Snelheid ref. 09 Lokale bediening Busbest. 10 Buiten snelh.-bereik Frequentie OK 11 Niet actief Actief 12 Geen functie Geen functie 13 Spanning OK Boven begrenzing 14 Stroom OK Boven begrenzing 15 Thermisch niveau OK Boven begrenzing
Tabel 3.7 Status Word (Statuswoord)
Gereed
Uitschakeling met blokkering
Snelheid = ref.
16-05 Vrnste huid. waarde [%]
Range: Functie:
0 %* [-200 -
200 %]
Geef het woord van 2 bytes weer dat met het statuswoord naar de busmaster wordt verzonden bij het doorgeven van de voornaamste huidige waarde.
3 3
16-01 Referentie [Eenh.]
Range: Functie:
0 ReferentieTerug­kEenheid*
[-4999-4999 ReferentieTerug­kEenheid]
Geef de actuele referentie­waarde weer die in de eenheid wordt toegepast op basis van pulsen of analoge signalen als gevolg van de conguratie die is geselecteerd in
parameter 1-00 Congura­tiemodus (Hz).
16-02 Referentie [%]
Range: Functie:
0 %* [-200 -
200 %]
Geef de totale referentie weer. De totale referentie is de som van digitale, analoge, vooraf ingestelde, bus- en vasthoudrefe­renties.
16-09 Standaard uitlez.
Range: Functie:
0 StdUitle­zingEenh*
[0-9999 StdUitle­zingEenh]
Geef de door de gebruiker gede- nieerde uitlezingen weer zoals ingesteld in parameter 0-30 Eenheid
voor uitlezing gebr.,
parameter 0-31 Min. waarde uitlezing klant en
parameter 0-32 Max. waarde uitlezing klant.
3.12.2 16-1* Motorstatus
16-10 Verm. [kW]
Range: Functie:
0 kW* [0-1000
kW]
Geeft het actuele motorvermogen in kW weer. De getoonde waarde wordt berekend op basis van de actuele motorspanning en motorstroom.
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 89
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
16-11 Verm. [pk]
Range: Functie:
0 pk* [0-1000 pk] Geef het actuele motorvermogen in pk
weer. De getoonde waarde wordt berekend op basis van de actuele motorspanning en
33
motorstroom.
16-12 Motorspanning
Range: Functie:
0 V* [0-65535 V] Geef de motorspanning weer, een berekende
waarde die wordt gebruikt voor het besturen van de motor.
16-13 Frequentie
Range: Functie:
0 Hz* [0-6553,5 Hz] Geef de motorfrequentie weer, zonder
resonantiedemping.
16-18 Motor therm.
Range: Functie:
0 %* [0 -
100 %]
Geeft de berekende motortemperatuur weer als een percentage van het toegestane maximum. Bij 100% vindt uitschakeling (trip) plaats als dat is ingesteld in parameter 1-90 Thermische motorbevei- liging. De berekening is gebaseerd op de ETR­functie die is geselecteerd in parameter 1-90 Thermische motorbeveiliging.
16-22 Koppel [%]
Range: Functie:
0 %* [-200 - 200 %] Geef het koppel weer (als percentage van
het nominale koppel) dat aan de motoras wordt geleverd.
3.12.3 16-3* Drive Status (Status omvormer)
16-14 Motorstroom
Range: Functie:
0 A* [0-655,35 A] Geef de motorstroom weer, gemeten als een
gemiddelde waarde, I
RMS
.
16-15 Frequentie [%]
Range: Functie:
0 %* [0-6553,5%] 0 %* [0-6553,5%] Geef een woord van 2 bytes weer dat de
huidige motorfrequentie (zonder resonantie­demping) aangeeft als een percentage (schaal 0000-4000 hex) van parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
16-16 Koppel [Nm]
Range: Functie:
0 Nm* [-30000-30000
Nm]
Geef de koppelwaarde weer die wordt geleverd aan de motoras. Sommige motoren leveren een koppel hoger dan 160%. De minimumwaarde en de maximumwaarde zijn dan ook afhankelijk van de minimale/maximale motorstroom en de gebruikte motor.
16-30 DC-aansluitsp.
Range: Functie:
0 V* [0-65535 V] Geef de actuele DC-tussenkringspanning
weer.
16-34 Temp. koellich.
Range: Functie:
0 °C* [-128-127 °C] Geef de temperatuur van het koellichaam
van de frequentieregelaar weer.
16-35 Inverter therm.
Range: Functie:
0 %* [0 - 255 %] Geef de thermische belasting op de frequen-
tieregelaar weer als een percentage. Bij 100% vindt een uitschakeling (trip) plaats.
16-36 Inv. nom. Stroom
Range: Functie:
0 A* [0-655,35 A] Geef de maximale stroom van de inverter
weer. De gegevens worden gebruikt voor het koppel, de motorbeveiliging enzovoort.
16-17 Snelh. [RPM]
Range: Functie:
0 tpm* [-30000-30000
tpm]
90 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Geef het huidige motortoerental (tpm) weer. Bij een procesregeling met of zonder terugkoppeling wordt het motortoerental geschat. Bij een snelheidsregeling met terugkop­peling wordt het motortoerental gemeten.
16-37 Inv. max. stroom
Range: Functie:
0 A* [0-655,35 A] Geef de maximale stroom van de inverter
weer. De gegevens worden gebruikt voor het berekenen van de beveiliging van de frequentieregelaar enzovoort.
16-38 SL-controllerstatus
Range: Functie:
0* [0 - 20 ] Geef de actuele status van de Smart Logic
Controller (SLC) weer.
Parameters Programmeerhandleiding
3.12.4 16-5* Ref. & Feedb. (Ref. & terugk.)
16-50 Externe referentie
Range: Functie:
0 %* [-200 - 200 %] Geef de totale referentie weer, d.w.z. de
som van digitale, analoge, vooraf ingestelde, bus- en vasthoudreferenties.
16-52 Terugk. [Eenh]
Range: Functie:
0 Proces­RegEenh*
16-54 Terugk. 1 [Eenh]
Range: Functie:
0 Proces­RegEenh* [-999999,999-999999,999
16-55 Terugk. 2 [Eenh]
Range: Functie:
0 Proces­RegEenh* [-999999,999-999999,999
[-4999-4999 Proces­RegEenh]
ProcesRegEenh]
ProcesRegEenh]
Geef de terugkoppelingseenheid weer op basis van de geselecteerde schaling in
parameter 3-02 Minimumreferentie
en parameter 3-03 Max. referentie.
Geef de waarde van terugkoppeling 1 weer op basis van de geselecteerde schaling in
parameter 3-02 Minimumre­ferentie en
parameter 3-03 Max. referentie.
Geef de waarde van terugkoppeling 2 weer op basis van de geselecteerde schaling in
parameter 3-02 Minimumre­ferentie en
parameter 3-03 Max. referentie.
16-60 Digitale ingang
Range: Functie:
Bit 0 Niet gebruikt Bit 1 Niet gebruikt Bit 2 Digitale-ingangsklem 29 Bit 3 Digitale-ingangsklem 27 Bit 4 Digitale-ingangsklem 19 Bit 5 Digitale-ingangsklem 18 Bit 6-15 Niet gebruikt
Tabel 3.8 Bitdenitie
16-61 Klem 53 schakelinstell.
Option: Functie:
Geef de instelling van ingangsklem 53 weer.
Stroom = 0
Spanning = 1
[0] * Stroommodus [1] Spanning
16-62 Anal. ingang 53
Range: Functie:
1* [0 - 20 ] Geef de actuele waarde van ingang 53 weer.
16-63 Klem 54 schakelinstell.
Geef de instelling van ingangsklem 54 weer.
Stroom = 0
Spanning = 1
Option: Functie:
[0] * Stroommodus [1] Spanning
16-64 Analoge ingang 54
Range: Functie:
1* [0 - 20 ] Geef de actuele waarde van ingang 54 weer.
3 3
3.12.5 16-6* Inputs and Outputs (In- en uitgangen)
16-60 Digitale ingang
Range: Functie:
0* [0 -
4095 ]
Geef de actuele status weer van de digitale ingangen 18, 19, 27 en 29.
16-65 Anal. uitgang 42 [mA]
Range: Functie:
0 mA* [0-20
mA]
Geef de huidige waarde van uitgang 42 weer in mA. Deze waarde is gebaseerd op de instelling van parameter 6–90 Terminal 42
Mode en parameter 6-91 Klem 42 analoge uitgang.
16-66 Digitale uitgang
Range: Functie:
0* [0 -
15 ]
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 91
Geef de binaire waarden van alle digitale uitgangen weer.
Denitie:
X: niet gebruikt 0: laag
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
16-66 Digitale uitgang
Range: Functie:
1: hoog
XX Geen enkele gebruikt
33
X0 Klem 42 niet gebruikt, klem 45 laag. X1 Klem 42 niet gebruikt, klem 45
hoog. 0X Klem 42 laag, klem 45 niet gebruikt. 0 Klem 42 laag, klem 45 laag. 1 Klem 42 laag, klem 45 hoog. 1X Klem 42 hoog, klem 45 niet
gebruikt. 10 Klem 42 hoog, klem 45 laag. 11 Klem 42 hoog, klem 45 hoog.
Tabel 3.9 De binaire waarde van digitale
uitgangen
16-79 Anal. uitgang 45 [mA]
Range: Functie:
0 mA* [0-20
mA]
Geef de huidige waarde van uitgang 45 weer in mA. Deze waarde is gebaseerd op de instelling van parameter 6-70 Klem 45 modus en parameter 6-71 Klem 45 analoge uitgang.
3.12.6 16-8* Veldbus & FC-poort
Parameters voor het weergeven van busreferenties en stuurwoorden.
16-86 FC-poort REF 1
Range: Functie:
0* [-32768 - 32767 ] Geef de laatst ontvangen referentie van
de FC-poort weer.
3.12.7 16-9* Diagnosis Read-Outs
16-67 Pulsingang #29 [Hz]
Range: Functie:
0* [0 - 130000 ] Geef de actuele frequentiewaarde van klem
29 weer.
16-71 Relaisuitgang
Range: Functie:
0* [0 - 31 ] Geef de instelling van het relais weer.
Bit 0~2 Niet gebruikt Bit 3 Relais 02 Bit 4 Relais 01 Bit 5-15 Niet gebruikt
0* [0-0xFFFFFFFFUL ] Geef het alarmwoord weer dat via de
0* [0-0xFFFFFFFFUL ] Geef alarmwoord 2 weer dat via de
(Diagnose-uitlezingen)
16-90 Alarmwoord
Range: Functie:
seriële-communicatiepoort als hex-code werd verzonden.
16-91 Alarmwoord 2
Range: Functie:
seriële-communicatiepoort als hex-code werd verzonden.
Tabel 3.10 Bitdenitie
16-72 Teller A
Range: Functie:
0* [-32768 -
32767 ]
Geef de huidige waarde van teller A weer. Tellers zijn nuttig als comparator-operanden; zie parameter 13-10 Comparator-operand. De waarde kan worden gereset of gewijzigd via digitale ingangen (parametergroep 5-1* Digital Inputs (Digitale ingangen)) of met behulp van een SLC-actie (parameter 13-52 SL-controlleractie).
16-73 Teller B
Range: Functie:
0* [-32768 -
32767 ]
Geef de huidige waarde van teller B weer. Tellers zijn nuttig als comparator-operanden (parameter 13-10 Comparator-operand). De waarde kan worden gereset of gewijzigd via digitale ingangen (parametergroep 5-1* Digital Inputs (Digitale ingangen)) of met behulp van een SLC-actie (parameter 13-52 SL-controlleractie).
16-92 Waarsch.-wrd
Range: Functie:
0* [0-0xFFFFFFFFUL ] Geef het waarschuwingswoord weer dat
via de seriële-communicatiepoort als hex-code werd verzonden.
16-93 Waarsch.woord 2
Range: Functie:
0* [0-0xFFFFFFFFUL ] Geef waarschuwingswoord 2 weer dat
via de seriële-communicatiepoort als hex-code werd verzonden.
16-94 Uitgebr. Statuswoord
Range: Functie:
0* [0-0xFFFFFFFFUL ] Geeft het uitgebreide statuswoord weer
dat via de seriële-communicatiepoort als hex-code werd verzonden.
92 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Parameters Programmeerhandleiding
16-95 Uitgebr. statusw. 2
Range: Functie:
0* [0-0xFFFFFFFFUL ] Geeft het uitgebreide statuswoord 2
weer dat via de seriële-communica­tiepoort als hex-code werd verzonden.
16-97 Alarmwoord 3
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295] Geef alarmwoord 3 weer dat via de
seriële-communicatiepoort als hex-code werd verzonden.
16-98 Waarschuwingswoord 3
Range: Functie:
0* [0 - 4294967295] Geef waarschuwingswoord 3 weer dat via
de seriële-communicatiepoort als hex­code werd verzonden.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 93
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
3.13 Hoofdmenu – Data-uitlezingen 2 – Groep 18
Parameters in deze groep zijn arrayparameters en maken het mogelijk om max. 10 foutlogs weer te geven. [0] staat voor de meest recent opgeslagen gegevens en [9] voor de
33
oudste. Foutcodes, waarden en tijdstempel kunnen worden weergegeven voor alle gelogde gegevens.
20-00 Bron terugkoppeling 1
Option: Functie:
[100] Bus Feedback 1 (Busterugk. 1) [101] Bus Feedback 2 (Busterugk. 2) [104] Sensorless Flow [105] Sensorless Pressure (Sensorless
druk)
20-01 Conversie terugk. 1
3.13.1 18-1* Brandmoduslog
18-10 Brandmoduslog: event
Range: Functie:
0* [0 - 255 ] Geef de brandmodusgebeurtenis weer.
3.13.2 18-5* Ref. & terugk.
18-50 Uitlezing sensorless [eenh]
Range: Functie:
0 Sensor­lessEenh*
[-999999,999 ­999999,999 SensorlessEenh]
Geef de druk of ow weer op basis van de sensorlessberekeningen. Deze waarde is niet de waarde die wordt gebruikt voor de regeling. De waarde wordt alleen bijgewerkt als de sensorlessgegevens zowel ow als druk ondersteunen.
3.14 Hoofdmenu – FC met terugkoppeling – Groep 20
Deze parametergroep wordt gebruikt voor het congureren van de PI-regelaar voor een regeling met terugkoppeling, die de uitgangsfrequentie van de frequen­tieregelaar regelt.
Option: Functie:
Deze parameter maakt het mogelijk om een conversiefunctie toe te passen op terugkop­peling 1.
[0] * Lineair [0] Linear (Lineair) heeft geen invloed op de
terugkoppeling.
[1] Vierkants-
wortel
[1] Square root (Vierkantswortel) wordt gewoonlijk gebruikt wanneer een druksensor wordt gebruikt om owterugkoppeling te verkrijgen. (( flow druk)).
20-03 Bron terugk. 2
Option: Functie:
[0] * Geen functie [1] Anal. ingang 53 [2] Anal. ingang 54 [3] Pulsingang 29 [100] Bus Terugk. 1 [101] Bus Terugk. 2
20-04 Conversie terugk. 2
Option: Functie:
[0] * Lineair [1] Vierkantswortel
3.14.1 20-0* Terugkoppeling
20-12 Referentie/terugk.eenheid
Option: Functie:
Deze parametergroep wordt gebruikt voor het congureren van het terugkoppelingssignaal voor de PI­regelaar met terugkoppeling van de frequentieregelaar.
20-00 Bron terugkoppeling 1
Option: Functie:
Deze parameter bepaalt welke ingang op de frequentieregelaar wordt gebruikt als de bron voor het eerste terugkoppe-
lingssignaal. [0] * No function (Geen functie) [1] Analog Input 53 (Anal. ingang
53)
[2] Analog Input 54 (Anal. ingang
54)
[3] Pulse input 29 (Pulsingang 29)
94 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
[0] * None Expressionlimit (Geen
Uitdrukkingslimiet) [20] l/s [23] m3/s [24] m3/min [25] m3/h [71] bar [73] kPa [74] m WG [75] mm Hg [120] GPM [121] gal/s
Stel in welke eenheid moet worden gebruikt voor referenties en terugkoppelingen voor een regeling met terugkoppeling.
Parameters Programmeerhandleiding
20-12 Referentie/terugk.eenheid
Option: Functie:
[122] gal/min [123] gal/h [124] CFM [125]
ft3/s
[126]
ft3/min [170] psi [171] lb/in2 [172] in WG [173] ft WG [174] in Hg
3.14.2 20-2* Feedback/Setpoint (Terugkoppeling/setpoint)
Parametergroep voor terugkoppelingsfunctie en setpoints. Selecteer het setpoint en de terugkoppeling die moeten worden gebruikt. Het setpoint en de terugkoppeling kunnen een vast paar zijn of afzonderlijk worden geselecteerd op basis van logische vergelijkingen.
20-20 Terugkoppelingsfunctie
Selecteer hoe de terugkoppeling moet worden berekend. De terugkoppeling kan één terugkoppelingsbron zijn of een combinatie van diverse terugkoppelingen.
Option: Functie:
[0] Sum (Som) [1] Dierence (Verschil) [2] Average (Gemiddelde) [3] * Minimum [4] Maximum
3.14.3 20-6* Sensorless
Parameters voor sensorless. Zie ook parameter 16-26 Verm.
gelterd [kW], parameter 16-27 Verm. gelterd [pk], parameter 18-50 Uitlezing sensorless [eenh] en parameter 20-00 Bron terugkoppeling 1.
20-60 Eenheid sensorless
Option: Functie:
Selecteer de eenheid die moet worden gebruikt voor
parameter 18-50 Uitlezing sensorless [eenh].
[0] None (Geen) [20] * l/s Uitdrukkingslimiet [23] m3/s [24] m3/min [25] m3/h [71] bar [73] kPa [74] m WG [75] mm Hg
20-60 Eenheid sensorless
Option: Functie:
[120] GPM [121] gal/s [122] gal/min [123] gal/h [124] CFM [125]
ft3/s
[126]
ft3/min [170] psi [171] lb/in2 [172] in WG [173] ft WG [174] in Hg
20-69 Sensorless informatie
Array [8]
Range: Functie:
0* [0 - 25 ] Geef informatie weer over de sensorlessgegevens.
3.14.4 20-7* PI Auto-tuning (PI autotuning)
Parameters voor het inschakelen van een PI-regeling.
20-70 Type met terugk.
Option: Functie:
Bepaal de verwachte reactie van de toepassing.
[0] * Auto [1] Snelle druk [2] Trage druk [3] Snelle temp. [4] Trage temp.
20-71 PI-prestaties
Option: Functie:
Selecteer de relatieve reactiesnelheid voor de toepassing.
[0] * Normaal [1] Snel
20-72 PI uitgangswijz.
Range: Functie:
0,10* [0,01-0,50 ] Bepaal de grootte van de stappen tijdens het
autotuningproces.
20-73 Min. terugk.niveau
Range: Functie:
-4999,000* [-4999,000 - Uitdruk-
kingslimiet (4999,000)]
Bepaal de minimaal toegestane terugkoppelings­waarde tijdens het autotuningproces.
3 3
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 95
Parameters
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
20-74 Max. terugk.niveau
Range: Functie:
4999,000* [Uitdrukkingslimiet
(-4999,000) ­4999,000]
33
Bepaal de maximaal toegestane terugkoppelings­waarde tijdens het autotuningproces.
20-84 Bandbreedte op referentie
Range: Functie:
referentie' van het statuswoord van de frequentie­regelaar hoog (1) is. De waarde van On Reference Bandwidth (Bandbreedte op referentie) wordt berekend als een percentage van de setpointreferentie.
20-79 PI autotuning
Option: Functie:
[0] * Uitgesch. Schakelt PI-autotuning uit.
[1] Ingesch. Schakelt PI-autotuning in.
3.14.6 20-9* PI Controller (PI-regelaar)
20-91 PI integratiebegrenzing
Option: Functie:
3.14.5 20-8* PI Basic Settings (PI­basisinstellingen)
Parameters voor het congureren van de proces-PI­regeling.
[0] Uit De regelaar gaat door met het regelen van een fout,
ook als de uitgangsfrequentie niet kan worden verhoogd of verlaagd.
[1] * Aan Stopt het regelen van een fout wanneer de uitgangs-
frequentie niet meer kan worden aangepast.
20-81 PI normaal/inv regeling
Option: Functie:
[0] * Normaal Zorgt ervoor dat de uitgangsfrequentie van
de frequentieregelaar wordt verlaagd wanneer de terugkoppeling hoger is dan de setpointreferentie. Dit gedrag is gebruikelijk voor toepassingen met drukgestuurde toevoerventilatoren en pompen.
[1] Geïnverteerd Zorgt ervoor dat de uitgangsfrequentie van
de frequentieregelaar wordt verhoogd wanneer de terugkoppeling hoger is dan de setpointreferentie. Dit gedrag is gebruikelijk voor temperatuurgestuurde koeltoepassingen, zoals koeltorens.
20-83 PI startsnelheid [Hz]
Range: Functie:
0 Hz* [ 0-200,0
Hz]
Stel het motortoerental in dat moet worden bereikt als startsignaal voor de PI-regeling. Na inschakeling werkt de frequentieregelaar op basis van een snelheidsregeling zonder terugkoppeling. Wanneer het starttoerental voor de proces-PI is bereikt, schakelt de frequentieregelaar over naar de PI-regeling.
20-84 Bandbreedte op referentie
Range: Functie:
5 %* [0 -
200 %]
Wanneer het verschil tussen de terugkoppeling en de setpointreferentie kleiner is dan de waarde van deze parameter, wordt de tekst Run on Reference (Op referentie) op het display van de frequentiere­gelaar weergegeven. Deze status kan extern worden doorgegeven door een van de digitale uitgangen in te stellen op [8] Run on Reference/No Warning (Op ref/geen waarsch.). Voor seriële communicatie geldt tevens dat het statusbit 'Op
20-93 PI prop. versterking
Range: Functie:
0,50* [0 - 10 ] Stel de proportionele versterking voor de
procesregelaar in. Een hoge versterking zorgt voor een snelle regeling. Als de versterking echter te hoog is, kan het proces instabiel worden.
20-94 PI integratietijd
Range: Functie:
20 s* [0,10-9999 s] Stel de integratietijd voor de procesregelaar
in. Een korte integratietijd zorgt voor een snelle regeling. Als de integratietijd echter te kort is, kan het proces instabiel worden. Een extreem lange integratietijd schakelt de integratieactie uit.
20-97 PI voorw. kopp.factor
Range: Functie:
0 %* [0 -
400 %]
Stel de voorwaartse koppelingsfactor (FF-factor) voor de PI in. De FF-factor verstuurt een constant deel van het referentiesignaal voorbij de PI-regelaar. Daarom is de PI alleen van invloed op het overige deel van het stuursignaal. De FF-factor kan de dynamische prestaties verhogen.
96 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Detection timer
Low Power
No-ow
detection
Warning
Alarm
External
sleep mode command
Min run
timer
Min sleep
timer
Sleep mode
Cascade controller (destaging command)
speed detection
Sleep mode
O
No ow/low
130BE841.10
P 22-24
1
P 22-40 P 22-41
P 25-26
P 22-23
Parameters Programmeerhandleiding
3.15 Hoofdmenu – Toepassingsfuncties –
Groep 22
22-02 Sleepmode CL Control Mode (Slaapstand CL­regelmodus)
Option: Functie:
3.15.1 22-0* Miscellaneous (Diversen)
Parametergroep voor extra instellingen.
[0] Normaal De terugkoppeling wordt gedetecteerd.
[1] Vereenvoudigd De terugkoppeling wordt niet gedetecteerd.
22-01 Verm.ltertijd
Range: Functie:
0,50 s* [0,02-10 s] Stel de tijdconstante voor de gelterde
vermogensuitlezing in. Een hogere waarde geeft een stabielere uitlezing, maar ook een tragere respons van het systeem op veranderingen.
Deze parameter is van toepassing op de slaapmodus in een procesregeling met terugkoppeling. Gebruik deze parameter om in te stellen of de terugkoppeling voor de slaapmodus moet worden gedetecteerd.
3.15.2 22-2* No-Flow Detection (Detectie geen ow)
Sommige parameters worden gecontroleerd.
3 3
Alleen het slaaptoerental en de slaaptijd worden gecontroleerd.
Afbeelding 3.16 Detectie geen ow
De frequentieregelaar is uitgerust met functies om te detecteren of de belastingscondities in het systeem stopzetten van de motor toelaten:
Een van deze 2 signalen moet gedurende een bepaalde tijd (parameter 22-24 Vertr. geen ow) actief zijn voordat de geselec­teerde actie wordt uitgevoerd. Mogelijke acties om te selecteren (parameter 22-23 Functie geen ow):
Detectie geen ow
Deze functie dient om een situatie zonder ow te detecteren in pompsystemen waarvan alle kleppen kunnen worden gesloten. Kan worden gebruikt bij besturing via de ingebouwde PI-regelaar in de frequentieregelaar of een externe PI­regelaar. Programmeer de daadwerkelijke conguratie in parameter 1-00 Conguratiemodus.
Detectie laag vermogen
Geen actie
Waarschuwing
Alarm
Slaapmodus
MG18B510 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. 97
FC
130BA253.10
P
130BA254.10
Flow
1
2
Opvoerhoogte
Parameters
Conguratiemodus voor
Ingebouwde PI-regelaar: met terugkoppeling
Externe PI-regelaar: zonder terugkoppeling
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
LET OP
33
Voer een aanpassing voor situaties zonder ow uit voordat u de parameters voor de PI-regelaar instelt.
Tabel 3.11 Detectie geen ow
Detectie geen ow is gebaseerd op een meting van toerental en vermogen. De frequentieregelaar berekent het vermogen bij geen ow voor een bepaald toerental. Deze samenhang is gebaseerd op de aanpassing van 2 sets van toerental en een bijbehorend vermogen bij geen ow. Bewaking van het vermogen maakt het mogelijk om situaties zonder ow te detecteren in systemen met een uctuerende zuigdruk of wanneer de pomp een vlakke karakteristiek heeft bij lagere toerentallen. De 2 datasets moeten worden gebaseerd op vermogensmetingen bij circa 50% en 85% van het maximale toerental met gesloten kleppen. De gegevens worden geprogrammeerd in parametergroep 22-3* No-Flow Power Tuning (Verm.aanp. geen
ow).
Gebruik parameter 22-23 Functie geen ow en parametergroep 22-3* No-Flow Power Tuning (Verm.aanp. geen ow) om Detectie geen ow in te schakelen en in bedrijf te stellen.
22-23 Functie geen ow
Option: Functie:
[0] * Uit [1] Slaapstand [2] Waarschuwing [3] Alarm
22-24 Vertr. geen ow
Range: Functie:
10 s* [1-600 s] Bepaal na hoeveel tijd de in
parameter 22-23 Functie geen ow ingestelde actie moet worden uitgevoerd nadat er een situatie zonder ow is gedetecteerd.
3.15.3 22-3* No-ow Power Tuning (Verm.aanp geen ow)
Tuningproces:
1. Sluit de hoofdklep om de ow te stoppen.
2. Draai met ingeschakelde motor totdat het systeem de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
3. Druk op de [Hand On]-toets op het LCP en stel het toerental in op circa 85% van het nominale toerental. Noteer het exacte toerental.
98 Danfoss A/S © 05/2018 Alle rechten voorbehouden. MG18B510
Loading...