Deze programmeerhandleiding bevat informatie voor
geavanceerde programmering van de frequentieregelaar.
Hierin vindt u een volledig overzicht van alle parameters
en beschrijvingen voor alle parameters.
De programmeerhandleiding is bedoeld voor gebruik door
gekwaliceerd personeel.
Lees en volg de programmeerhandleiding om de frequentieregelaar op veilige en professionele wijze te kunnen
gebruiken. Let vooral ook op de veiligheidsvoorschriften en
algemene waarschuwingen.
1.2 Document- en softwareversie
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt.
Alle suggesties voor verbetering zijn welkom.
VersieOpmerkingenSoftwareversie
MG18B5xxBijgewerkt voor de
nieuwe software-
versie.
4.2x
Software-
compatibiliteit
Oude software
(OSS-bestand versie
3.xx en lager)
Nieuwe software
(OSS-bestand versie
4.xx of hoger)
Hardware-
compatibiliteit
Oude voedingskaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Nieuwe
voedingskaart
(productieweek 34
2017 of later)
Tabel 1.2 Software- en hardwarecompatibiliteit
Oude stuurkaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
JaNee
NeeJa
Oude stuurkaart
(productieweek 33
2017 of eerder)
Ja (alleen softwareversie 3.xx of lager)
Ja (software MOET
worden bijgewerkt
naar versie 3.xx of
lager, ventilator
werkt continu op
volle toeren)
Nieuwe stuurkaart
(productieweek 34
Nieuwe stuurkaart
(productieweek 34
Ja (software MOET
worden bijgewerkt
naar versie 4.xx of
Ja (alleen software-
versie 4.xx of hoger)
11
2017 of later)
2017 of later)
hoger)
Tabel 1.1 Document- en softwareversie
Vanaf softwareversie 4.0x (productieweek 33 2017 en later)
is de variabeltoerentalfunctie voor de koelventilator van
het koellichaam geïmplementeerd in frequentieregelaars
met een vermogensklasse tot 22 kW (30 pk) 400 V IP 20 en
een vermogensklasse tot 18,5 kW (25 pk) 400 V IP 54. Voor
gebruik van deze functie moeten de software en hardware
worden bijgewerkt. De functie legt ook beperkingen op
ten aanzien van achterwaartse compatibiliteit voor
behuizingsgrootte H1-H5 en I2-I4. Zie Tabel 1.2 voor de
beperkingen.
Veiligheidssymbolen
1.3
In dit document worden de volgende symbolen gebruikt:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan
leiden tot licht of matig letsel. Kan tevens worden
gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die
kunnen leiden tot schade aan apparatuur of
eigendommen.
Frequentieregelaars bevatten hoge spanning wanneer ze
zijn aangesloten op een netingang, DC-voeding of
loadsharing. Als installatie, opstarten en onderhoud niet
worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel, kan
dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of er geen spanning meer op de
frequentieregelaar staat voordat u service- of
reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieregelaar is aangesloten op de
netvoeding, DC-voeding of loadsharing, kan de motor op
elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens
programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of tot schade aan
apparatuur of eigendommen. De motor kan worden
gestart door een externe schakelaar, een veldbuscommando, een ingangsreferentiesignaal vanaf het LCP
of LOP, via externe bediening met MCT 10 setupsoftware
of door het opheen van een foutconditie.
Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
Druk op [O/Reset] op het LCP voordat u
•
parameters gaat programmeren.
Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
•
regelaar.
Zorg dat de frequentieregelaar, motor en
•
eventuele door de motor aangedreven
werktuigen volledig bedraad en gemonteerd
zijn voordat u de frequentieregelaar aansluit op
de netvoeding, DC-voeding of loadsharing.
De frequentieregelaar bevat DC-tussenkringcondensatoren waarop spanning kan blijven staan, ook wanneer
de frequentieregelaar niet van spanning wordt voorzien.
Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de
waarschuwingsleds uit zijn. Als u de aangegeven
wachttijd na afschakeling niet in acht neemt voordat u
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan
dat leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Stop de motor.
•
Schakel de netvoeding en externe DC-tussen-
•
kringvoedingen af, inclusief backupvoedingen,
UPS-eenheden en DC-tussenkringaansluitingen
naar andere frequentieregelaars.
Onderbreek de voeding naar de PM-motor of
•
vergrendel de motor.
Wacht tot de condensatoren volledig ontladen
•
zijn. De vereiste minimale wachttijd staat
vermeld in Tabel 1.3.
Controleer met een geschikt spanningsmeetap-
•
paraat of de condensatoren volledig ontladen
zijn voordat u service- of reparatiewerkzaamheden gaat uitvoeren.
Spanning [V] Vermogensbereik [kW
(pk)]
3 x 2000,25-3,7 (0,33-5)4
3 x 2005,5-11 (7-15)15
3 x 4000,37-7,5 (0,5-10)4
3 x 40011–90 (15–125)15
3 x 6002,2-7,5 (3-10)4
3 x 60011–90 (15–125)15
Tabel 1.3 Ontladingstijd
Minimale wachttijd
(minuten)
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een
onjuiste aarding van de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Het aanraken van draaiende assen en elektrische
apparatuur kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Installatie, opstarten en onderhoud mogen
•
uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor
opgeleid en gekwaliceerd personeel.
Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
•
worden uitgevoerd volgens de nationale en
lokale elektriciteitsvoorschriften.
Volg de procedures in deze handleiding.
•
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieregelaar kan leiden tot
ernstig letsel als de frequentieregelaar niet goed is
gesloten.
Controleer voordat u de spanning inschakelt of
•
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten
en stevig zijn vastgezet.
1.5 Aanvullende hulpmiddelen
De Snelgids VLT® HVAC Basic Drive FC 101 bevat
•
basisinformatie over mechanische afmetingen,
installatie en programmering.
®
De VLT
•
bevat informatie over het ontwerpen van
motorregelsystemen.
HVAC Basic Drive FC 101 Design Guide
Voer tijdens het installatieproces van de software de
toegangscode 81463800 in om de FC 101-functionaliteit te
activeren. Om de FC 101-functionaliteit te gebruiken is
geen licentiecode vereist.
De nieuwste software bevat niet altijd de laatste updates
voor frequentieregelaars. Neem voor de laatste updates (in
de vorm van *.upd-bestanden) contact op met een
verkoopkantoor bij u in de buurt of download de frequentieregelaarupdates op www.danfoss.com/en/service-and-
De nominale uitgangsstroom die door de frequentieregelaar wordt geleverd.
U
VLT, MAX
De maximale uitgangsspanning.
Ingang
De aangesloten motor kan worden gestart en gestopt via
het LCP en de digitale ingangen. Functies zijn in 2 groepen
verdeeld, zoals beschreven in Tabel 1.4. De functies in
groep 1 hebben een hogere prioriteit dan de functies in
groep 2.
Groep 1
Groep 2
Reset, vrijloop na stop, reset en vrijloop na stop,
snelle stop, DC-rem, stop en de [O]-toets.
Start, pulsstart, omkeren, start omkeren, jog en
uitgang vasthouden.
11
Danfoss VLT® Energy Box-software. Selecteer PC
•
Software Download op vlt-drives.danfoss.com/
products/engineering-software/software-download/
vlt-energy-box-software/.
Met de VLT® Energy Box-software kunt u het
energieverbruik van HVAC-ventilatoren en pompen die met behulp van Danfoss
frequentieregelaars worden geregeld, vergelijken
met het energieverbruik van andere debietregelingsmethoden. Gebruik dit hulpmiddel voor een
zo nauwkeurig mogelijke prognose van de
kosten, besparingen en terugverdientijd bij
gebruik van Danfoss frequentieregelaars voor
HVAC-ventilatoren, -pompen en -koeltorens.
De technische publicaties zijn online in elektronische vorm
beschikbaar via drives.danfoss.com/knowledge-center/technical-documentation/.
Ondersteuning voor MCT 10 setupsoftware
Download de software op www.danfoss.com/en/service-andsupport/downloads/dds/vlt-motion-control-tool-mct-10/.
Tabel 1.4 Stuurcommando's
Motor
f
JOG
De motorfrequentie wanneer de jogfunctie is geactiveerd
(via digitale klemmen).
f
M
De motorfrequentie.
f
MAX
De maximale motorfrequentie.
f
MIN
De minimale motorfrequentie.
f
M,N
De nominale motorfrequentie (gegevens typeplaatje).
I
M
De motorstroom.
I
M,N
De nominale motorstroom (gegevens typeplaatje).
n
M,N
Het nominale motortoerental (gegevens typeplaatje).
Het nominale motorvermogen (gegevens typeplaatje).
U
M
De momentele motorspanning.
U
M,N
De nominale motorspanning (gegevens typeplaatje).
Losbreekkoppel
Afbeelding 1.1 Losbreekkoppel
η
VLT
Het rendement van de frequentieregelaar wordt gedenieerd als de verhouding tussen het uitgangsvermogen en
het ingangsvermogen.
Startdeactiveercommando
Een stopcommando behorend tot groep 1 van de
stuurcommando's; zie Tabel 1.4.
Stopcommando
Zie Tabel 1.4.
Analoge referentie
Een signaal dat naar analoge ingang 53 of 54 wordt
gestuurd, Dit kan spanning of stroom zijn.
Stroomingang: 0-20 mA en 4-20 mA
•
Spanningsingang: 0-10 V DC
•
Busreferentie
Een signaal dat naar de seriële-communicatiepoort (FCpoort) wordt gestuurd.
Digitale referentie
Een gedenieerde, vooraf ingestelde referentie die kan
worden ingesteld van -100% tot +100% van het referentiebereik. Selectie van 8 vooraf ingestelde referenties via de
digitale klemmen.
Ref
MAX
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een
waarde van 100% van de volledige schaal (gewoonlijk 10 V,
20 mA) en de totale referentie. De maximumreferentie die
is ingesteld in parameter 3-03 Max. referentie.
Ref
MIN
Bepaalt de relatie tussen de referentie-ingang met een
waarde van 0% (gewoonlijk 0 V, 0 mA, 4 mA) en de totale
referentie. De minimumreferentiewaarde wordt ingesteld in
parameter 3-02 Minimumreferentie.
Analoge ingangen
De analoge ingangen worden gebruikt om diverse functies
van de frequentieregelaar te besturen.
Er zijn 2 typen analoge ingangen:
Stroomingang: 0-20 mA en 4-20 mA
•
Spanningsingang: 0-10 V DC
•
Analoge uitgangen
De analoge uitgangen kunnen een signaal van 0-20 mA,
4-20 mA of een digitaal signaal leveren.
Automatische aanpassing motorgegevens, AMA
Het AMA-algoritme bepaalt de elektrische parameters van
de aangesloten motor bij stilstand en compenseert de
weerstand op basis van de lengte van de motorkabel.
Digitale ingangen
De digitale ingangen kunnen worden gebruikt voor het
besturen van diverse functies van de frequentieregelaar.
Digitale uitgangen
De frequentieregelaar bevat 2 halfgeleideruitgangen die
een signaal van 24 V DC (maximaal 40 mA) kunnen
leveren.
Relaisuitgangen
De frequentieregelaar heeft 2 programmeerbare relaisuitgangen.
ETR
Elektronisch thermisch relais is een berekening van de
thermische belasting op basis van de actuele belasting en
de tijd. Het doel hiervan is het schatten van de motortemperatuur en het voorkomen van oververhitting van de
motor.
Initialisatie
Bij initialisatie (parameter 14-22 Bedrijfsmodus) worden de
programmeerbare parameters van de frequentieregelaar
teruggezet naar de standaardinstellingen.
Communicatieparameters, de foutlog of de brandmoduslog
worden niet geïnitialiseerd via
Parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
Intermitterende belastingscyclus
De nominale intermitterende belasting heeft betrekking op
een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een
belaste en een onbelaste periode. De werking kan een
periodieke cyclus of een niet-periodieke cyclus zijn.
Het lokale bedieningspaneel (LCP) biedt een complete
interface voor de bediening en programmering van de
frequentieregelaar. Het bedieningspaneel is afneembaar op
IP 20-eenheden en vast op IP 54-eenheden. Het kan op
maximaal 3 m (9,8 ft) van de frequentieregelaar worden
geïnstalleerd, d.w.z. op een frontpaneel, met behulp van de
optionele installatieset.
lsb
Minst signicante bit.
MCM
Staat voor Mille Circular Mil, een Amerikaanse meeteenheid
voor de doorsnede van kabels. 1 MCM = 0,5067 mm².
msb
Meest signicante bit.
Online-/oineparameters
Wijzigingen van onlineparameters worden meteen na het
wijzigen van de gegevenswaarde geactiveerd. Druk op [OK]
om oineparameters te activeren.
PI-regelaar
De PI-regelaar handhaaft de gewenste snelheid, druk,
temperatuur en dergelijke door de uitgangsfrequentie aan
te passen aan wijzigingen in de belasting.
RCD
Reststroomapparaat.
Setup
Parameterinstellingen kunnen worden opgeslagen in 2
setups. Het is mogelijk om tussen de 2 parametersetups te
schakelen en 1 setup te bewerken terwijl de andere setup
actief is.
Slipcompensatie
De frequentieregelaar compenseert voor het slippen van
de motor door verhoging van de frequentie op basis van
de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental
vrijwel constant wordt gehouden.
Smart Logic Control (SLC)
De SLC is een reeks door de gebruiker gedenieerde acties
die wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de
gebruiker gedenieerde gebeurtenissen door de SLC
worden geëvalueerd als TRUE
Thermistor
Een temperatuurafhankelijke weerstand die geplaatst
wordt op plaatsen waar de temperatuur moet worden
bewaakt (frequentieregelaar of motor).
Uitschakeling (trip)
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties,
bijvoorbeeld als de frequentieregelaar te maken krijgt met
overtemperatuur of wanneer de frequentieregelaar de
motor, het proces of het mechanisme beschermt. Een
herstart is niet mogelijk totdat de oorzaak van de fout is
weggenomen en de uitschakelingsstatus is opgeheven
door het activeren van de reset of, in sommige gevallen,
doordat een automatische reset is geprogrammeerd.
Gebruik een uitschakeling (trip) niet voor persoonlijke
veiligheid.
Uitschakeling met blokkering
Een toestand die zich voordoet in foutsituaties waarbij de
frequentieregelaar zichzelf beschermt en fysiek ingrijpen
noodzakelijk is, bijvoorbeeld als de frequentieregelaar
wordt kortgesloten op de uitgang. Een uitschakeling met
blokkering kan alleen worden opgeheven door de
netvoeding te onderbreken, de oorzaak van de fout weg te
nemen en de frequentieregelaar opnieuw aan te sluiten op
het net. Een herstart is niet mogelijk totdat de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de reset of,
in sommige gevallen, doordat een automatische reset is
geprogrammeerd. Gebruik een uitschakeling met
blokkering niet voor persoonlijke veiligheid.
VT-karakteristieken
Variabel-koppelkarakteristieken die worden gebruikt voor
pompen en ventilatoren.
+
VVC
In vergelijking met een standaardregeling van de
spanning-frequentieverhouding zorgt Voltage Vector
Control (VVC+) voor betere dynamische prestaties en
stabiliteit, zowel bij een wijziging van de toerentalreferentie als met betrekking tot het belastingskoppel.
De frequentieregelaar kan worden geprogrammeerd via
het LCP of vanaf een pc via de RS485-COM-poort. Voor dit
laatste moet u MCT 10 setupsoftware installeren. Zie
hoofdstuk 1.5 Aanvullende hulpmiddelen voor meer
informatie over de software.
2.2 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
De functies van het LCP zijn onderverdeeld in 4 groepen.
A. Display
B. Menutoets
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
1 Nummer en naam van de parameter.
2 Parameterwaarde.
Het setupnummer toont het nummer van de actieve setup
en het nummer van de setup die wordt gewijzigd. Als de
actieve setup ook de setup is die wordt bewerkt, wordt
alleen het nummer van deze setup getoond (fabrieksin-
3
stelling). Als de actieve en de te wijzigen setup niet
dezelfde zijn, worden beide nummers op het display
weergegeven (setup 12). Het nummer van de te bewerken
setup zal knipperen.
De draairichting van de motor wordt linksonder op het
4
display aangegeven door middel van een pijltje dat
rechtsom of linksom wijst.
Het driehoekje geeft aan of het LCP de status, het
5
snelmenu of het hoofdmenu weergeeft.
Tabel 2.1 Legenda bij Afbeelding 2.1, deel I
B. Menutoets
Druk op [Menu] om te schakelen tussen status, snelmenu
en hoofdmenu.
C. Navigatietoetsen en indicatielampjes
6 Com.-led: knippert tijdens buscommunicatie.
7 Groene led/On: de besturingssectie werkt correct.
8 Gele led/Warn.: geeft een waarschuwing aan.
9 Knipperende rode led/Alarm: geeft een alarm aan.
[Back]: dient om terug te keren naar de vorige stap of laag
10
in de navigatiestructuur.
[▲] [▼] [►]: dienen om te navigeren tussen parametergroepen en parameters en binnen parameters. Ze kunnen
11
ook worden gebruikt voor het instellen van de lokale
referentie.
[OK]: dient om een parameter te selecteren en wijzigingen
12
van de parameterinstelling te accepteren.
22
Tabel 2.2 Legenda bij Afbeelding 2.1, deel II
Afbeelding 2.1 Lokaal bedieningspaneel (LCP)
D. Bedieningstoetsen en indicatielampjes
[Hand On]: start de motor en maakt het mogelijk om de
A. Display
Het lcd-display is verlicht en heeft 2 alfanumerieke regels.
Alle gegevens worden op het LCP weergegeven.
Afbeelding 2.1 beschrijft de gegevens die kunnen worden
uitgelezen via het display.
frequentieregelaar via het LCP te besturen.
LET OP
[2] Coast inverse (Vrijloop geïnverteerd) is de
13
standaardoptie voor parameter 5-12 Klem 27 digitale
ingang. [Hand On] start de motor niet als er geen
24 V is aangesloten op klem 27. Verbind klem 12
met klem 27.
[O/Reset]: stopt de motor (O). Een eventueel aanwezig
14
alarm wordt gereset.
[Auto On]: de frequentieregelaar wordt bestuurd via
Press OK to start Wizard
Push Back to skip it
Setup 1
Programmeren
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
2.3 Menu's
2.3.1 Statusmenu
22
De selectiemogelijkheden in het menu Status zijn:
Motorfrequentie [Hz], parameter 16-13 Frequentie.
•
Motorstroom [A], parameter 16-14 Motorstroom.
•
Referentie motortoerental als percentage [%],
•
parameter 16-02 Referentie [%].
Terugkoppeling, parameter 16-52 Terugk. [Eenh].
•
Motorvermogen, parameter 16-10 Verm. [kW] voor
•
kW, parameter 16-11 Verm. [pk] voor pk. Als
parameter 0-03 Regionale instellingen is ingesteld
op [1] Noord-Amerika, wordt het motorvermogen
niet in kW maar in pk weergegeven.
Uitlezing gebruiker, parameter 16-09 Standaard
•
uitlez..
Motortoerental [tpm], parameter 16-17 Snelh.
•
[RPM].
2.3.2 Quick Menu
Afbeelding 2.2 Bedrading frequentieregelaar
De wizard wordt na inschakeling weergegeven totdat er
een parameter is gewijzigd. De wizard kan altijd opnieuw
worden opgestart via het snelmenu. Druk op [OK] om de
wizard te starten. Druk op [Back] om terug te keren naar
de statusweergave.
Gebruik het snelmenu om de meestgebruikte functies te
programmeren. Via [Quick Menu] hebt u toegang tot de
volgende onderdelen:
Opstartwizard voor toepassingen zonder
•
terugkoppeling. Zie Afbeelding 2.4 voor meer
informatie.
Wizard voor toepassingen met terugkoppeling.
•
Zie Afbeelding 2.5 voor meer informatie.
Motorsetup. Zie Tabel 2.6 voor meer informatie.
•
Gemaakte wijzigingen.
•
De ingebouwde wizard leidt de installateur op duidelijke
en gestructureerde wijze door de setup van de frequentieregelaar voor het congureren van toepassingen met of
zonder terugkoppeling en voor een snelle conguratie van
de motorinstellingen.
Setupwizard voor toepassingen zonder terugkoppeling
ParameterOptieStandaardGebruik
22
Parameter 0-03 Regionale instel-
lingen
Parameter 0-06 Type net[0] 200–240 V/50 Hz/IT-
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
[0] International (Interna-
tionaal)
[1] US ( VS)
grid
[1] 200–240 V/50 Hz/Delta
[2] 200–240 V/50 Hz
[10] 380–440 V/50 Hz/IT-
grid
[11] 380–440 V/50 Hz/
Delta
[12] 380–440 V/50 Hz
[20] 440–480 V/50 Hz/IT-
grid
[21] 440–480 V/50 Hz/
Delta
[22] 440–480 V/50 Hz
[30] 525–600 V/50 Hz/IT-
grid
[31] 525–600 V/50 Hz/
Delta
[32] 525–600 V/50 Hz
[100] 200–240 V/60 Hz/IT-
grid
[101] 200–240 V/60 Hz/
Delta
[102] 200–240 V/60 Hz
[110] 380–440 V/60 Hz/IT-
grid
[111] 380–440 V/60 Hz/
Delta
[112] 380–440 V/60 Hz
[120] 440–480 V/60 Hz/IT-
grid
[121] 440–480 V/60 Hz/
Delta
[122] 440–480 V/60 Hz
[130] 525–600 V/60 Hz/IT-
grid
[131] 525–600 V/60 Hz/
Delta
[132] 525–600 V/60 Hz
*[0] Asynchron
(Asynchroon)
[1] PM, non-salient SPM
(PM, niet-uitspringende
SPM)
[3] PM, salient IPM (PM,
uitspringende IPM)
[0] Internationaal–
Afhankelijk van
grootte
[0] Asynchron
(Asynchroon)
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief
moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitschakeling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
Door het instellen van deze parameter kan de instelling
van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
•
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
•
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte
Parameter 1-22 Motorspanning 50-1000 VAfhankelijk van
22
Parameter 1-23 Motorfrequentie 20-400 HzAfhankelijk van
Parameter 1-24 Motorstroom0,01-10000,00 AAfhankelijk van
Parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
Parameter 1-26 Cont. nom.
motorkoppel
50-9999 tpmAfhankelijk van
0,1-1000,0 NmAfhankelijk van
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
typeplaatje.
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het
typeplaatje.
Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het
typeplaatje.
Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens
van het typeplaatje.
Deze parameter is alleen beschikbaar als
parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie
die het gebruik van een permanentmagneetmotor
mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde
beïnvloedt de instelling van andere parameters.
Parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA)
Parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs)
Parameter 1-37 Inductantie d-as
(Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq)
Parameter 1-39 Motorpolen2–1004Stel het aantal motorpolen in.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM
Parameter 1-42 Lengte
motorkabel:
Parameter 1-44 Inductantie d-as
verz. (LdSat)
Parameter 1-45 q-axis
Inductance Sat. (LqSat)
Parameter 1-46 Verst. positiede-
tectie
Parameter 1-48 Current at Min
Inductance for d-axis (Stroom
bij min. inductantie voor d-as)
Zie
parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg.
(AMA).
0,000-99,990 Ω
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
10-9000 VAfhankelijk van
0-100 m50 mVoer de lengte van de motorkabel in.
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
20–200%100%Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij
20–200%100%Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
O (Uit)Het uitvoeren van een AMA optimaliseert de motorpres-
taties.
Afhankelijk van
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in.
Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor
voor de juiste waarde.
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter
dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft
vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de
nominale waarde.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter
dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft
vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de
nominale waarde.
rentie
Parameter 3-03 Max. referentie-4999,000-4999,00050De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt
Parameter 3-41 Ramp 1
aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1
uitlooptijd
Parameter 4-12 Motorsnelh.
lage begr. [Hz]
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz]
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
Parameter 5-40 FunctierelaisZie
Parameter 5-40 FunctierelaisZie
Parameter 6-10 Klem 53 lage
spanning
Parameter 6-11 Klem 53 hoge
spanning
Parameter 6-12 Klem 53 lage
stroom
Parameter 6-13 Klem 53 hoge
stroom
20–200%100%Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de
d- en q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze
parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van
de inductanties toegepast, vanwege de parameters
-4999,000-4999,0000De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt
0,05-3600,00 sAfhankelijk van
0,05-3600,00 sAfhankelijk van
0,0-400,0 Hz0 HzStel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz100 HzStel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz100 HzStel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
parameter 5-40 Functierelais.
parameter 5-40 Functierelais.
0,00-10,00 V0,07 VVoer de spanning in die overeenkomt met de lage referen-
0,00-10,00 V10 VVoer de spanning in die overeenkomt met de hoge
0,00-20,00 mA4 mAVoer de stroom in die overeenkomt met de lage referen-
0,00-20,00 mA20 mAVoer de stroom in die overeenkomt met de hoge referen-
(Rotordetectie)
[0] Disabled
(Uitgesch.)
grootte
grootte
[9] AlarmSelecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais
[5] Drive running
(Frequentieregelaar
actief)
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in
staat moet zijn een draaiende motor op te vangen bij een
netstoring. Selecteer [0] Disabled (Uitgesch.) als deze
functie niet vereist is. Als deze parameter is ingesteld op
[1] Enabled (Ingesch.), zijn parameter 1-71 Startvertraging en
parameter 1-72 Startfunctie niet van toepassing.
Parameter 1-73 Vlieg. start is alleen actief in de modus VVC
+
.
bepaald door de som van alle referenties.
bepaald door de som van alle referenties.
Bij gebruik van een asynchrone motor bedraagt de
aanlooptijd 0 tot de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie. Bij gebruik van een PMmotor bedraagt de aanlooptijd 0 tot parameter 1-25 Nom.motorsnelheid.
Voor asynchrone motoren geldt een uitlooptijd vanaf de
nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0.
Voor PM-motoren geldt een uitlooptijd vanaf
parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op
een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hogebegr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
automatisch ingesteld op de waarde in
parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
1.
Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais
Stel het motorvermogen in volgens de gegevens van het
typeplaatje
Stel de motorspanning in volgens de gegevens van het
typeplaatje.
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het
typeplaatje.
Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het
typeplaatje.
Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens
van het typeplaatje.
Deze parameter is alleen beschikbaar als
parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie
die het gebruik van een permanentmagneetmotor
mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde
beïnvloedt de instelling van andere parameters.
22
Parameter 1-29 Autom.
aanpassing motorgeg. (AMA)
Parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs)
Parameter 1-37 Inductantie d-as
(Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq)
Parameter 1-39 Motorpolen2–1004Stel het aantal motorpolen in.
O (Uit)Het uitvoeren van een AMA optimaliseert de motorpres-
taties.
0-99,990 Ω
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
10-9000 VAfhankelijk van
0-100 m50 mVoer de lengte van de motorkabel in.
Afhankelijk van
grootte
grootte
grootte
grootte
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in.
Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor
voor de juiste waarde.
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
rentie
Parameter 3-03 Max. referentie-4999,000-4999,00050De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt
Parameter 3-10 Ingestelde ref.-100–100%0Voer het setpoint in.
Parameter 3-41 Ramp 1
aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1
uitlooptijd
Parameter 4-12 Motorsnelh.
lage begr. [Hz]
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz]
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
20–200%100%Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij
20–200%100%Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200%100%Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de
(Rotordetectie)
[1] Parking (Parkeren)
[1] Enabled (Ingesch.)
-4999,000-4999,0000De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt
0,05-3600,0 sAfhankelijk van
0,05-3600,0 sAfhankelijk van
0,0-400,0 Hz0,0 HzStel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz100 HzStel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz100 HzStel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Deze parameter komt overeen met de inductantieverza-
grootte
grootte
[0] Rotor Detection
(Rotordetectie)
[0] Disabled
(Uitgesch.)
grootte
grootte
diging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter
dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft
vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de
nominale waarde.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter
dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft
vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de
nominale waarde.
het starten aan.
d- en q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze
parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van
de inductanties toegepast, vanwege de parameters
en parameter 1-45 q-axis Inductance Sat. (LqSat).
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in
staat moet zijn een draaiende motor op te vangen,
bijvoorbeeld in ventilatortoepassingen. Als PM is
geselecteerd, is deze parameter ingeschakeld.
bepaald door de som van alle referenties.
bepaald door de som van alle referenties.
Aanlooptijd vanaf 0 tot de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie voor asynchrone motoren.
Aanlooptijd vanaf 0 tot parameter 1-25 Nom. motorsnelheid
voor PM-motoren.
Uitlooptijd vanaf de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0 voor asynchrone
motoren. Uitlooptijd vanaf parameter 1-25 Nom.motorsnelheid tot 0 voor PM-motoren.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op
een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hogebegr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
automatisch ingesteld op de waarde in
parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
0,00-10,00 V0,07 VVoer de spanning in die overeenkomt met de lage referen-
tiewaarde.
0,00-10,00 V10,00 VVoer de spanning in die overeenkomt met de hoge
referentiewaarde.
0,00-20,00 mA4,00 mAVoer de stroom in die overeenkomt met de lage referen-
tiewaarde.
0,00-20,00 mA20,00 mAVoer de stroom in die overeenkomt met de hoge referen-
tiewaarde.
-4999–49990Voer de terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met
de in parameter 6-20 Klem 54 lage spanning/
parameter 6-22 Klem 54 lage stroom ingestelde spanning of
stroom.
-4999–499950Voer de terugkoppelingswaarde in die overeenkomt met
de in parameter 6-21 Klem 54 hoge spanning/
parameter 6-23 Klem 54 hoge stroom ingestelde spanning
of stroom.
0,00-10,00 s0,01Stel de ltertijdconstante in.
[1] SpanningSelecteer of klem 54 wordt gebruikt als stroom- of als
[1] Voltage (Spanning)
[0] Normal (Normaal)
[1] Inverse (Geïnverteerd)
0-200 Hz0 HzStel het motortoerental in dat moet worden bereikt als
0,00-10,000,01Stel de proportionele versterking voor de procesregelaar
0,1-999,0 s999,0 sStel de integratietijd voor de procesregelaar in. Een korte
[0] O (Uit)
[1] On (Aan)
0,05-1,00 s0,10 s
[0] Normal
(Normaal)
[0] O (Uit)
spanningsingang.
Selecteer [0] Normal (Normaal) om de procesregeling zo in
te stellen dat de uitgangssnelheid wordt verhoogd
wanneer de procesfout positief is. Selecteer [1] Inverse(Geïnverteerd) om de uitgangssnelheid te verlagen.
startsignaal voor de PI-regeling.
in. Een hoge versterking zorgt voor een snelle regeling. Als
de versterking echter te hoog is, kan het proces instabiel
worden.
integratietijd zorgt voor een snelle regeling. Als de integratietijd echter te kort is, kan het proces instabiel worden.
Een extreem lange integratietijd schakelt de integratieactie
uit.
–
–
22
Tabel 2.5 Setupwizard voor toepassingen met terugkoppeling
Motorsetup
De motorsetupwizard leidt gebruikers stap voor stap door de benodigde motorparameters.
ParameterBereikStandaardGebruik
Parameter 0-03 Regionale instel-
lingen
Parameter 0-06 Type net[0]–[132] Zie Tabel 2.4.Afhankelijk van
Selecteer de bedieningsmodus die bij het starten actief
moet zijn wanneer de frequentieregelaar na een uitschakeling weer wordt aangesloten op de netvoeding.
Programmeren
ParameterBereikStandaardGebruik
Parameter 1-10 Motorcon-
structie
22
*[0] Asynchron
(Asynchroon)
[1] PM, non-salient SPM
(PM, niet-uitspringende
SPM)
[3] PM, salient IPM (PM,
uitspringende IPM)
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
[0] Asynchron
(Asynchroon)
Door het instellen van deze parameter kan de instelling
van de volgende parameters wijzigen:
Parameter 1-01 Motorbesturingsprincipe.
•
Parameter 1-03 Koppelkarakteristiek.
•
Parameter 1-08 Motor Control Bandwidth (Bandbreedte
Parameter 1-23 Motorfrequentie 20-400 HzAfhankelijk van
22
Parameter 1-24 Motorstroom0,01-10000,00 AAfhankelijk van
Parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid
Parameter 1-26 Cont. nom.
motorkoppel
50-9999 tpmAfhankelijk van
0,1-1000,0 NmAfhankelijk van
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
Voer de motorfrequentie in volgens de gegevens van het
grootte
grootte
grootte
grootte
typeplaatje.
Stel de motorstroom in volgens de gegevens van het
typeplaatje.
Voer het nominale motortoerental in volgens de gegevens
van het typeplaatje.
Deze parameter is alleen beschikbaar als
parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op een optie
die het gebruik van een permanentmagneetmotor
mogelijk maakt.
LET OP
Het wijzigen van deze parameterwaarde
beïnvloedt de instelling van andere parameters.
Parameter 1-30 Statorweerstand
(Rs)
Parameter 1-37 Inductantie d-as
(Ld)
Parameter 1-38 q-axis
Inductance (Lq)
Parameter 1-39 Motorpolen2–1004Stel het aantal motorpolen in.
Parameter 1-40 Tegen-EMK bij
1000 TPM
Parameter 1-42 Lengte
motorkabel:
Parameter 1-44 Inductantie d-as
verz. (LdSat)
Parameter 1-45 q-axis
Inductance Sat. (LqSat)
Parameter 1-46 Verst. positiede-
tectie
Parameter 1-48 Current at Min
Inductance for d-axis (Stroom
bij min. inductantie voor d-as)
Parameter 1-49 Current at Min
Inductance for q-axis (Stroom
bij min. inductantie voor q-as)
Parameter 1-70 Startmodus[0] Rotor Detection
0-99,990 Ω
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
10-9000 VAfhankelijk van
0-100 m50 mVoer de lengte van de motorkabel in.
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
0,000-1000,000 mHAfhankelijk van
20–200%100%Past de hoogte van de testpuls tijdens positiedetectie bij
20–200%100%Voer het verzadigingspunt van de inductantie in.
20–200%100%Deze parameter speciceert de verzadigingscurve van de
(Rotordetectie)
[1] Parking (Parkeren)
Afhankelijk van
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
grootte
[0] Rotor Detection
(Rotordetectie)
Stel de statorweerstandswaarde in.
Stel de waarde voor de inductantie van de d-as in.
Raadpleeg het datablad voor de permanentmagneetmotor
voor de juiste waarde.
Stel de waarde voor de inductantie van de q-as in.
Lijnspanning (rms-waarde) tegen-EMK bij 1000 tpm.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Ld. In het ideale geval heeft deze parameter
dezelfde waarde als parameter 1-37 Inductantie d-as (Ld).
Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft
vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de
nominale waarde.
Deze parameter komt overeen met de inductantieverzadiging van Lq. In het ideale geval heeft deze parameter
dezelfde waarde als parameter 1-38 q-axis Inductance (Lq).
Als de motorfabrikant echter een inductiecurve heeft
vermeld, voert u de inductiewaarde in; dit is 200% van de
nominale waarde.
het starten aan.
d- en q-inductantiewaarden. Bij een waarde van deze
parameter van 20-100% wordt een lineaire benadering van
de inductanties toegepast, vanwege de parameters
0,0-400,0 Hz0,0 HzStel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
0,0-400,0 Hz100,0 HzStel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
0,0-400,0 Hz100,0 HzStel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
[0] O (Uit)
[1] On (Aan)
0,05-1,00 s0,10 s
[0] Disabled
(Uitgesch.)
grootte
grootte
[0] O (Uit)
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in
staat moet zijn een draaiende motor op te vangen.
Aanlooptijd vanaf 0 tot de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie.
Uitlooptijd vanaf de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op
een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hogebegr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
automatisch ingesteld op de waarde in
parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
–
–
22
Tabel 2.6 Instellingen Motorsetupwizard
Gemaakte wijzigingen
De functie Changes Made (Gemaakte wijzigingen) toont
alle parameters die zijn gewijzigd ten opzichte van de
standaardinstelling.
De lijst toont alleen parameters die zijn gewijzigd
•
in de huidige, te bewerken setup.
Parameters die weer op de standaardwaarde zijn
•
ingesteld, worden niet vermeld.
De melding Empty (Leeg) geeft aan dat geen van
•
de parameters is gewijzigd.
Parameterinstellingen wijzigen
1.Om het snelmenu te activeren, drukt u herhaaldelijk op de [Menu]-toets totdat het lampje
boven Quick Menu brandt.
2.
Gebruik [▲] [▼] voor het selecteren van de wizard,
de setup voor een regeling met terugkoppeling,
de motorsetup of de gemaakte wijzigingen.
3.Druk op [OK].
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters in het
snelmenu te navigeren.
5.Druk op [OK] om een parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselecteerde parameter te wijzigen.
7.Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
8.Druk twee keer op [Back] om naar Status te gaan
of druk één keer op [Menu] om naar Main Menu
te gaan.
Het hoofdmenu biedt toegang tot alle parameters
1.Druk herhaaldelijk op de [Menu]-toets totdat het
lampje boven Main Menu brandt.
2.
Gebruik [▲] [▼] om door de parametergroepen te
navigeren.
3.Druk op [OK] om een parametergroep te
selecteren.
4.
Gebruik [▲] [▼] om door de parameters binnen
een bepaalde groep te navigeren.
5.Druk op [OK] om de parameter te selecteren.
6.
Gebruik [▲] [▼] om de waarde van de geselecteerde parameter in te stellen of te wijzigen.
7.Druk op [OK] om de wijziging op te slaan.
2.3.3 Main Menu
Druk op [Menu] om toegang te krijgen tot het hoofdmenu
en alle parameters te programmeren. De parameters van
het hoofdmenu zijn direct toegankelijk, tenzij er een
wachtwoord is ingesteld via parameter 0-60 Wachtw.hoofdmenu.
Voor de meeste toepassingen is het niet nodig om
parameters te selecteren via het hoofdmenu. Het snelmenu
biedt de snelste en eenvoudigste manier om toegang te
krijgen tot de typisch vereiste parameters.
2.4 Snel overzetten van
parameterinstellingen naar andere
22
frequentieomvormers
Wanneer de setup van een frequentieregelaar voltooid is,
kunt u de gegevens het beste in het LCP of met behulp
van de MCT 10 setupsoftware op een pc opslaan.
Gegevens overzetten van frequentieregelaar naar LCP
1.Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2.Druk op [OK].
3.Selecteer [1] Alles naar LCP.
4.Druk op [OK].
Sluit het LCP aan op een andere frequentieregelaar en
kopieer de parameterinstellingen ook naar die frequentieregelaar.
Gegevens overzetten van LCP naar frequentieregelaar
1.Ga naar parameter 0-50 LCP kopiëren.
2.Druk op [OK].
3.Selecteer [2] Alles vanaf LCP.
4.Druk op [OK].
Geïndexeerde parameters uitlezen en
2.5
programmeren
Selecteer de parameter, druk op [OK] en gebruik [▲]/[▼]
om door de geïndexeerde waarden te schuiven. Wijzig de
waarde van de parameter door de geïndexeerde waarde te
selecteren en op [OK] te drukken. Wijzig de waarde met
behulp van [▲]/[▼]. Druk op [OK] om de nieuwe instelling
op te slaan. Druk op [Cancel] om te annuleren. Druk op
[Back] om de parameter te verlaten.
Initialiseren naar standaardinstellingen
2.6
Er zijn 2 manieren om de standaardinstellingen van de
frequentieregelaar te herstellen.
Aanbevolen initialisatie
1.Selecteer parameter 14-22 Bedrijfsmodus.
2.Druk op [OK].
3.Selecteer [2] Initialisatie en druk op [OK].
4.Onderbreek de voeding naar de frequentieregelaar en wacht totdat het display uitgaat.
5.Sluit de netvoeding weer aan. De frequentieregelaar is nu gereset, met uitzondering van de
volgende parameters:
Parameter 1-06 Richting rechtsom
•
Parameter 8-30 Protocol
•
Parameter 8-31 Adres
•
VLT® HVAC Basic Drive FC 101
2-vingerige initialisatie
De andere manier om de frequentieregelaar terug te
zetten naar de standaardinstellingen is door middel van 2vingerige initialisatie:
1.Schakel de frequentieregelaar uit.
2.Druk op [OK] en [Menu].
3.Schakel de frequentieregelaar in terwijl u deze
4.De frequentieregelaar is nu gereset, met uitzon-
De initialisatie van de parameters wordt na inschakeling
bevestigd door de melding alarm 80, Drive initialised (Omv.
De * in parameternummers duidt een groep of subgroep
van parameters aan waarbij de eerste 1 of 2 cijfers identiek
zijn. Zo verwijst 0-** naar een groep van parameters die
allemaal beginnen met 0. 0-0* verwijst naar de subgroep
van parameters waarbij de eerste 2 cijfers identiek zijn,
namelijk 0-0.
Een asterisk (*) na een optienummer geeft de
standaardoptie aan. Zo is [0]* English (Engels) de
standaardoptie voor parameter 0-01 Taal.
3.1 Hoofdmenu – Bediening/display –
Groep 0
Parameters die betrekking hebben op de basisfuncties van
de frequentieregelaar, de functie van de LCP-toetsen en de
conguratie van het LCP-display.
3.1.1 0-0* Basic Settings (Basisinstellingen)
0-01 Taal
Option:Functie:
Bepaalt welke taal wordt
gebruikt op het display.
[0] * English
[1]Deutsch
[2]Francais
[3]Dansk
[4]Spanish
[5]Italiano
[28]Bras.port
[255] Numeric prg. (Numerieke
prog.)
0-04 Bedieningsstatus bij insch.
Option:Functie:
Selecteer de bedieningsmodus voor het
moment waarop de netspanning weer wordt
ingeschakeld na een uitschakeling in de
handmatige (lokale) modus.
[0]*HervattenStart de frequentieregelaar weer op met de
lokale referentie en start/stop-instellingen
(gegeven via [Hand On]/[O] op het LCP of
een lokale start via een digitale ingang) die
vlak voor uitschakeling van de frequentieregelaar van kracht waren.
[1]Gedw.
stop,
ref=oud
Gebruikt de opgeslagen referentie [1] om de
frequentieregelaar te stoppen, maar slaat
tevens de lokale toerentalreferentie die voor de
uitschakeling actief was, op in het geheugen.
Nadat de netspanning weer is aangesloten en
een startcommando is gegeven (via de [Hand
On]-toets of een lokaal startcommando via een
digitale ingang), wordt de frequentieregelaar
weer gestart en werkt hij weer op basis van de
opgeslagen toerentalreferentie.
0-06 Type net
Option:Functie:
Selecteer het type net van de
voedingsspanning/-frequentie.
LET OP
Niet alle opties zijn
beschikbaar voor alle
vermogens.
33
0-03 Regionale instellingen
Option:Functie:
LET OP
Deze parameter kan niet worden
gewijzigd terwijl de motor loopt.
Om tegemoet te komen aan de behoefte aan
andere standaardinstellingen in verschillende
landen is parameter 0-03 Regionale instellingen in
de frequentieregelaar geïmplementeerd. De
geselecteerde instelling beïnvloedt de
standaardinstelling van de nominale motorfrequentie.
Beveiligingsfunctie tegen overspanning bij vrijloop.
LET OP
Gebruik parameter 0-51 Kopie setup om setup 1 te kopiëren
naar setup 2, of om setup 2 te kopiëren naar setup 1. Om
conicterende instellingen van een bepaalde parameter
binnen 2 verschillende setups te voorkomen, moet u de
setups koppelen via parameter 0-12 Setup gekoppeld aan.
Stop de frequentieregelaar voordat u schakelt tussen
setups waarbij parameters die zijn gemarkeerd als niet tewijzigen tijdens bedrijf, verschillende waarden hebben.
Parameters die niet te wijzigen zijn tijdens bedrijf, zijn in de
parameterlijsten in hoofdstuk 5 Parameterlijsten gemarkeerd
als FALSE.
0-10 Actieve setup
Option:Functie:
Selecteer de setup op basis waarvan de
frequentieregelaar werkt.
[1] * Setup 1Setup 1 is actief.
[2]Setup 2Setup 2 is actief.
[9]Multi
setup
Dient voor externe setupselectie via digitale
ingangen en de seriële-communicatiepoort.
Deze setup maakt gebruik van de instellingen
van parameter 0-12 Setup gekoppeld aan.
Kan leiden tot PWM in geval van vrijlopen.
0-11 Setup wijzigen
[0]UitDeze functie is niet actief.
[1] * Aan Deze functie is actief.
3.1.2 0-1* Dene and Set-up Operations
(Setupafhandeling)
Een complete set parameters waarmee de frequentieregelaar wordt bestuurd, heet een setup. De
Option:Functie:
Het nummer van de setup die wordt
gewijzigd, wordt knipperend weergegeven
op het LCP.
[1]Setup 1Wijzig setup 1.
[2]Setup 2Wijzig setup 2.
[9] * Actieve setup Wijzig parameters in de setup die is
geselecteerd via digitale I/O's.
frequentieregelaar bevat 2 setups: setup 1 en setup 2.
Daarnaast is het mogelijk om een vaste set fabrieksinstellingen naar 1 of beide setups te kopiëren.
Het hebben van meer dan 1 setup in de frequentieregelaar
biedt de volgende voordelen:
U kunt de motor laten draaien in de ene setup
•
(actieve setup) terwijl u de parameters in de
andere setup (bewerkingssetup) aanpast.
U kunt 2 motoren (1 tegelijk) aansluiten op de
•
frequentieregelaar. De motorgegevens voor de 2
motoren kunnen in de 2 setups worden
opgeslagen.
U kunt de instellingen van de frequentieregelaar
•
0-12 Setup gekoppeld aan
Option:Functie:
Wanneer de setups niet zijn gekoppeld, is
het niet mogelijk om van setup te wisselen
terwijl de motor loopt.
[0]Niet
gekoppeld
[20] * GekoppeldKopieert alle niet-te-wijzigen-tijdens-bedrijf-
Als u een andere setup selecteert om te
gebruiken, vindt de wijziging van setup pas
plaats bij vrijlopen van de motor.
parameters van de ene setup naar de
andere. Het is mogelijk om van setup te
wisselen terwijl de motor loopt.
en/of de motor snel wijzigen terwijl de motor
loopt. Bijvoorbeeld ramp-tijden of digitale
referenties via een bus of via digitale ingangen.
De actieve setup kan worden ingesteld op Multi setup,
waarbij de actieve setup kan worden geselecteerd via een
digitale ingangsklem en/of via het busstuurwoord.