Danfoss EKC 202C-MS User guide [nl]

User Guide
Meubel-celregelaar
EKC 202C-MS
ADAP-KOOL® Refrigeration Control System
Introductie
Toepassing
• De regelaar wordt gebruikt voor temperatuurregeling van koelobjecten in bijvoorbeeld supermarkten.
• Regeling van ontdooiing, ventilatoren, alarm en licht
• Paneelinbouw
• Signaal van NTC-sensors
Principe
De regelaar bevat een temperatuurregeling waarbij het signaal ontvangen kan worden van één temperatuursensor. De temperatuursensoren worden of geplaatst in de koude lucht­stroom na de verdamper of in de warme luchtstroom voor de verdamper. De regelaar kan een natuurlijke of elektrische ontdooiing uitvoeren. Inschakelen van de koeling na een ontdooiing kan op basis van tijd of temperatuur. Een meting van de ontdooisensor kan direct verkregen worden door gebruik van een S5 sensor. Vier relais zullen de vereiste functies in- en uitschakelen - de toe­passing bepaald welke. De opties zijn als volgt:
• Koeling (compressor of magneetklep)
• Ontdooiing
• Ventilator
• Alarm / Licht
Voordelen
• Intelligente koeltechnische functies
• Ontdooien naar ‘behoefte’ voor 1:1 systemen
• Toetsen en pakking geïntegreerd in voorpaneel
• IP 65 dichtheidsklasse voorpaneel
• Digitale ingang te programmeren voor:
- Deurcontactfunctie met alarm
- Ontdooistart
- Start/stop regeling
- Nachtbedrijf
- Overschakeling tussen twee temperatuurreferenties
- Schoonmaakfunctie
• Snel programmeren door middel van kopieersleutel
• Het sensorsignaal van de NTC-sensor (regelbaar)
• HACCP Kalibratieoptie, zodat de norm EN 441-13 nageleefd kan worden.
Extra module
• De regelaar kan naderhand worden uitgerust met een insteek-
kaart als de toepassing hierom vraagt. De regelaar is uitgerust met een plug zodat de kaart makkelijk gemonteerd kan worden.
- Batterij module
Deze module garandeert voeding voor de regelaar als de voedingsspanning voor een aantal uur wegvalt. De klokfunctie kan op deze manier worden beschermd tegen spanningsval.
- Datacommunicatie (Lon)
Met deze module kan de regelaar worden uitgerust met Lon communicatie.
- Gecoordineerde ontdooiing via datacommunicatie
Inhoud
Introductie .......................................................................................................... 2
Bediening ............................................................................................................ 5
Menuoverzicht .................................................................................................. 6
2 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Functieoverzicht ............................................................................................... 8
Aansluitingen...................................................................................................14
Specicaties ...................................................................................................... 15
Bestellen ............................................................................................................ 16
In- en uitgangen
Regelaar met vier relaisuitgangen, twee temperatuursensoren en een digitale ingang.
• Temperatuurregeling door middel van start/stop compressor of magneetklep
• De ontdooiingssensor moet aangesloten zijn wanneer de ontdooiingsstop uitgevoerd wordt vanuit de temperatuur
• Als de ontdooiingsstop op tijd uitgevoerd wordt, kan de sensor gebruikt worden om de condensortemperatuur te bewaken, of als productsensor
• Elektrische ontdooiing / heetgas ontdooiing
• Ventilatorregeling
• Relaisuitgang 4 kan gebruikt worden voor een alarm- of
lichtfunctie.
Sensors
Een of twee NTC-sensors van hetzelfde type moeten aangesloten zijn.
Het volgende kan geselecteerd worden: NTC 5000 Ω @ 25°C. M2020 (Danfoss Type = EKS 211) NTC 10000 Ω @ 25°C. Beta 3435 (Danfoss Type = EKS 221) NTC 3000 Ω @ 25°C NTC 2500 Ω @ 0°C NTC 10000 Ω @ 25°C NTC 2000 Ω @ 25°C
Stel in menu o06 het type in.
Type NTC 5000 Ω
@ 25°C (M2020)
Danfoss NTC EKS 211 EKS 221 - - - -
°C Ω Ω Ω Ω Ω Ω
30 4029 8313 2417 - 8300 1651
25 5000 10000 3000 883 10000 2000
20 6246 12091 3747 1074 12271 2437
15 7855 14695 4712 1313 15146 2987
10 9951 17958 5970 1616 18809 3682
5 12696 22068 7617 2000 23504 4571
0 16330 27278 9798 2492 29564 5716
−5 21166 33922 12700 3124 37441 7198
−10 27681 42450 16608 3947 47754 9133
−15 36503 53468 21902 5019 61357 11644
−20 48614 67801 29168 6434 79440 14961
−25 65333 86580 39200 8306 103676 19402
−30 88766 111364 53259 10822 136428 25388
−35 121795 144324 73077 14217 181078 33505
−40 169157 188500 101490 18848 242495 44657
Alternativer Alternatives Alternativen Alternatives Alternativas
o06 n01 n02 n03 n04 n05 n06
NTC 10000 Ω
@ 25°C (Beta 3435)
Carel:
HP/WF/WP/INF
Dixell:
NS/NG/NX/NY/NT
Eliwell:
SN8
Lae:
SN4K..P
NTC 3000 Ω
Frigo:
M841
@ 25°C
NTC 2500 Ω
Wurm:
TRK 277
@ 0°C
NTC 10000 Ω
@ 25°C
Wurm:
T2000
Lae:
SN2K..P
NTC 2000 Ω
@ 25°C
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 3
Ontdooistart
Een ontdooiing kan op de volgende wijzen worden gestart: Interval: Een ontdooiing wordt op vaste intervallen gestart, bijvoorbeeld iedere acht uur. Koeltijd: Een ontdooiing wordt na een vaste koeltijd (thermostaat) gestart, met andere woorden, een
lage belasting zal een volgende ontdooiing dus ‘uitstellen’.
Contact Een ontdooiing kan worden gestart door een puls
op de digitale ingang. Handmatig: Een extra ontdooiing kan worden geactiveerd door onderste toets op de regelaar in te drukken S5-temp. Bij 1:1 systemen kan de eectiviteit van de verdamper worden gevolgd. Bij ijsvorming zal
een ontdooiing worden gestart. Schema Een ontdooiing kan op maximaal 6 vaste tijden
worden uitgevoerd (RTC) Netwerk het ontdooicommando wordt ontvangen van de
systeemunit via de datacommunicatie. Alle genoemde methoden kunnen willekeurig worden toegepast
- als één methode wordt geactiveerd zal een ontdooiing worden gestart. Zodra een ontdooiing wordt gestart worden alle ontdooi­timers op nul gezet.
Digitale ingang
De digitale ingang kan voor de volgende functies gebruikt worden:
- Deurcontactfunctie met alarmering als de deur te lang open is
- Ontdooistart
- Start/stop van regeling
- Overschakelen naar nachtregeling
- Schoonmaakfunctie
- Overschakelen naar andere temperatuurreferentie
- inject on/o
Een pulssignaal start de ontdooiing
Schoonmaakfunctie
Deze functie maakt het eenvoudig om op een koelobject een schoonmaakactie uit te voeren. Door middel van in totaal drie pulsen op de digitale ingang kan van fase naar fase worden geschakeld. De eerste puls stopt de koeling; de ventilatoren draaien door. De tweede puls stopt de ventilatoren. De derde puls herstart de koeling en ventilatoren weer. De verschillende fasen worden op de display weergegeven.
Er is geen temperatuurbewaking tijdens de schoonmaak.
Op het netwerk wordt een schoonmaakalarm naar de systeemunit gestuurd zodat later altijd kan worden aangetoond dat een schoonmaakactie is uitgevoerd.
Ontdooiing naar ‘ behoefte’
1 Op basis van koeltijd
Als de opgetelde koeltijd een ingestelde tijd overschrijdt, zal een ontdooiing worden gestart.
2 Op basis van temperatuur
De regelaar volgt continue de S5 temperatuur. Tussen twee ont­dooiingen zal de S5 temperatuur steeds lager worden als zich meer ijs op de verdamper vormt. Zodra de temperatuur een in te stellen dierentie overschrijdt, zal een ontdooiing worden gestart.
Deze functie kan alleen bij 1 op 1 systemen worden gebruikt.
- + + °C
1 ÷ + Fan
2 ÷ ÷ O
3 + + °C
4 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Bediening
Display De waarden worden getoond met drie karakters. De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven.
LED’s op voorpaneel
De LED’s op het voorpaneel van de regelaar zullen oplichten als het bijbehorende relais is geactiveerd.
= Koeling = Ontdooiing = Ventilator
In alarmsituaties zullen alle LED’s knipperen. De alarmmelding kan getoond en opgeheven worden door de bovenste druktoets kort in te drukken.
Ontdooiing
Tijdens de ontdooiing wordt een '-d-' getoond in de display. Dit blijft zo tot 15 minuten nadat de koeling weer is hervat. Het kan zijn dat de '-d-' al eerder verdwijnt als:
- de temperatuur binnen 15 minuten weer laag is
- de regeling is gestopt door de 'hoofdschakelaar'
- een hoog temperatuur alarm optreedt
Voorbeelden
Wijzigen instelling
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot parameter r01 zichtbaar is.
2. Zoek de te wijzigen parameter met de bovenste of onderste toets.
3. Druk op de middelste toets om de instelling uit te lezen.
4. Verander de waarde met de bovenste of onderste toets.
5. Druk op de middelste toets om de nieuwe waarde op te slaan.
Uitschakelen alarmrelais / aannemen alarm / zie alarmstatus
• Druk de bovenste toets kort in
Als er meerdere alarmen ‘achter elkaar’ staan, kunnen deze met de bovenste en onderste toets worden uitgelezen.
Instellen setpoint
1. Druk op de middelste toets tot het setpoint zichtbaar wordt
2. Verander het setpoint met de bovenste of onderste toets.
3. Druk nogmaals op de middelste toets om de instelling op te slaan.
Handmatige ontdooistart / stop
• Houdt de onderste toets gedurende vier seconden ingedrukt
Uitlezing temperatuur ontdooi sensor
• Druk kort op de onderste toets
Als geen sensor is aangesloten, zal ‘non’ in de display verschijnen.
De bedieningstoetsen
Wanneer een instelling gewijzigd moet worden, zullen de bo­venste en onderste toetsen een hogere of lagere waarde geven. Voordat een waarde veranderd kan worden moet eerst het menu geopend worden door de bovenste toets een aantal seconden ingedrukt te houden. Zoek nu de te wijzigen parameter en druk de middelste toets in om de huidige waarde te zien. Wanneer de waarde is gewijzigd kan deze worden opgeslagen door nogmaals de middelste toets in te drukken.
100 % dicht
De toetsen en pakking zijn geïntegreerd in het voorpaneel. Een speciaal gietproces verenigd het harde plastic voorpaneel met de zachtere toetsen en pakking zodat ze een geïntegreerd onderdeel van het voorpaneel worden. Er zijn geen openingen waar vuil of vocht door naar binnen kan.
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 5
Menuoverzicht
Functie Codes
Parameters
Normale weergave
Temperatuur (setpoint) --- -50°C 50°C 2°C
Thermostaat
Dierentie r01 0,1 K 20 K 2 K Maximale temperatuurinstelling r02 -49°C 50°C 50°C Minimale temperatuurinstelling r03 -50°C 49°C -50°C Correctie temperatuuruitlezing display r04 -20 K 20 K 0.0 K Temperatuureenheid (°C/°F) r05 °C °F °C Correctie signaal sensor Sair r09 -10 K 10 K 0 K Handbediening (-1), stop regeling (0), start regeling (1) r12 -1 1 1 Nachtverschuiving r13 -10 K 10 K 0 K Activeer verschuiving referentie r40 r39 OFF on OFF Waarde voor verschuiving referentie (activeer via r39 of DI) r40 -50 K 50 K 0 K
Alarm
Vertraging temperatuuralarm A03 0 min 240 min 30 min Vertraging deuralarm A04 0 min 240 min 60 min Vertraging temperatuuralarm na ontdooiing A12 0 min 240 min 90 min Hoge temperatuur alarmgrens A13 -50°C 50°C 8°C Lage temperatuur alarmgrens A14 -50°C 50°C -30°C Vertraging DI1 alarm A27 0 min 240 min 30 min Hoog temperatuur alarm condenser (o70) A37 0°C 99°C 50°C
Compressor
Minimum AAN-tijd c01 0 min 30 min 0 min Minimum UIT-tijd c02 0 min 30 min 0 min Omgekeerde functie DO1 relais (NC) c30 0 / OFF 1 / on 0 / OFF
Ontdooien
Ontdooimethode (geen/EL/gas) d01 no Gas EL Ontdooistoptemperatuur d02 0°C 25°C 6°C Interval tussen ontdooistarts d03 0 hours 240 hours 8 hours Maximum ontdooitijd d04 0 min 180 min 45 min Tijdverschuiving ontdooistart d05 0 min 240 min 0 min Afdruiptijd d06 0 min 60 min 0 min Ventilatorvertraging d07 0 min 60 min 0 min Ventilator starttemperatuur d08 -15°C 0°C -5°C Ventilator tijdens ontdooien 0: Uit 1: Aan 2: Aan tijdens pump down en ontdooiing Ontdooisensor (0=tijd, 1=S5, 2=Sair) d10 0 2 0 Maximale opgetelde koeltijd tussen twee ontdooiingen d18 0 hours 48 hours 0 hours Ontdooien naar ‘behoefte’ - maximale variatie S5 tijdens ijsopbouw. Kies 20 K (=uit) voor centrale instal­laties)
Ventilator
Ventilatorstop bij thermostaatuitschakeling F01 no yes no Vertraging ventilatorstop F02 0 min 30 min 0 min Ventilatorstoptemperatuur (S5) F04 -50°C 50°C 50°C
Real-time klok
Zes starttijden voor ontdooien Instelling uren 0=OFF Zes starttijden voor ontdooien Instelling minuten 0=OFF Klok – instelling uren t07 0 timer 23 timer 0 timer Klok – instelling minuten t08 0 min 59 min 0 min Klok – instelling datum t45 1 31 1 Klok – instelling maand t46 1 12 1 Klok – instelling jaar t47 0 99 0
Diversen
Vertraging uitgangen na spanningsval o01 0 s 600 s 5 s Ingangssignaal DI1. Functies: 0=niet gebruikt. 1=status DI1. 2=deurfunctie met deur open alarm. 3=deuralarm. 4=ontdooistart (puls sig­naal). 5=externe start/stop. 6=nachtfunctie. 7=verschuiven referentie (activering van r40) 8=alarmfunctie als gesloten. 9=alarmfunctie als open. 10=schoonmaakfunctie (puls signaal). 11=Inject o als open. Netwerkadres o03 0 119 0 Aan/uit schakelaar (service-pin melding) o04 OFF ON OFF Toegangscode 1 (alle instellingen) o05 0 100 0 Sensortype n01: NTC 5000 Ω @ 25°C. M2020 (Danfoss Type = EKS 211) n02: NTC 10000 Ω @ 25°C. Beta 3435 (Danfoss Type = EKS 221) n03: NTC 3000 Ω @ 25°C n04: NTC 2500 Ω @ 0°C n05: NTC 10000 Ω @ 25°C n06: NTC 2000 Ω @ 25°C Nauwkeurigheid display (normaal 0,1 bij Pt sensor) o15 no yes no Max. stand-by tijd na gecoördineerde ontdooiing o16 0 min 60 min 20
Min.waarde Max.waarde
d09 0 2 1
d19 0 K 20 K 20 K
t01-t06 0 timer 23 timer 0 timer
t11-t16 0 min 59 min 0 min
o02 0 11 0
o06 n01 n06 n02
Fabrieks-
instel.
SW = 1.3x
Huidige
instel.
6 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Conguratie van lichtfunctie (relais 4) 1=AAN gedurende tagconditie. 2=AAN/UIT via datacommunicatie. 3=AAN volgt de DI functie als deze is geselecteerd als deurfunctie of deuralarm Activering van lichtrelais (alleen als o38=2) o39 OFF ON OFF Schoonmaakfunctie. 0=geen schoonmaak. 1=alleen vent. 2=alle uitg. uit o46 0 2 0 Toegangscode 2 (gedeeltelijke toegang) o64 0 100 0 Kopiëren van instellingen naar kopieersleutel. Selecteer een nummer. o65 0 25 0 Kopiëren instellingen van kopieersleutel naar regelaar (eerder opgeslagen via o65). o66 0 25 0 Huidige instelling opslaan als fabrieksinstelling o67 OFF On OFF Andere toepassing S5 sensor (laat op 0 als S5 wordt gebruikt als ontdooisensor), anders 1=produktsensor
en 2=condensorsensor Selecteer toepassing relais 4: 1=licht, 2=alarm o72 1 2 2
Service
Ontdooisensor S5 u09 Status DI1 ingang. ON/1=gesloten u10 Status dag/nacht. 1=gesloten u13 Thermostaat regeltemperatuur u28 Status koelrelais (handbediening alleen als r12=-1) u58 Status ventilatorrelais (handbediening alleen als r12=-1) u59 Status ontdooirelais (handbediening alleen als r12=-1) u60 Temperatuur Sair u69 Status relais 4 (alarm, licht) (handbediening alleen als r12=-1) u71
Fabrieksinstelling Als u naar de fabrieksinstellingen terug wilt, handel als volgt:
- Schakel de voeding van de regelaar uit
- Houdt de bovenste en onderste knoppen ingedrukt en schakel tegelijkertijd de voeding weer in
Foutcode display Alarmcode display Status code display
E1 Fout in regelaar A 1 Alarm te hoge temperatuur S0 Regelen E6 Fout in real-time klok. Controleer batterij /
stel klok opnieuw in.
E 27 Fout S5 sensor A 4 Deuralarm S2 Compressor draait door op basis van de
E 29 Fout Sair sensor A 5 Max. vasthoudtijd S3 Compressor blijft gestopt op basis van de
A 2 Alarm te lage temperatuur S1 Wacht op einde gecoördineerde ontdooiing
A 15 Alarm. Signaal van DI1. S4 De regeling wacht op basis van de afdruip-
A 45 Koeling gestopt door ‘Hoofdschakelaar’
(Main Switch) A 59 Schoonmaakfunctie. S11 Koeling is gestopt door de thermostaat A 61 Condensoralarm S14 Ontdooiproces: ontdooiing is gaande
o38 1 3 1
o70 0 2 0
min. AAN tijd
min. UIT tijd
tijd
S10 Koeling is gestopt door een
hoofdschakelaar (r12)
S15 Ontdooiproces: ventilatorvertraging S16 Koeling is gestopt. DI ingang is open S17 Deur is open. DI ingang is open S20 Noodkoeling S25 Handmatige bediening van de uitgangen
actief S29 Schoonmaakactie actief S32 Vertraging van uitgangen tijdens opstart non Ontdooitemperatuur kan niet worden uit-
gelezen. Ontdooiing wordt gestopt op tijd.
-d- Ontdooiing is gaande /
Opstart na ontdooiing PS Toegangscode vereis. Vul toegangscode in.
Opstart:
Regeling start als de regelaar voeding krijgt.
1 Doorloop de fabrieksinstellingen en maak indien nodig wijzigingen
2 Voor netwerk. Stel het adres in in o03 en stuur dit adres naar de gateway/
systeem unit met parameter o04.
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 7
Functieoverzicht
Hieronder volgt een beschrijving van alle individuele functies
Functie Para-
meter
Normaal display
Normaal zal de temperatuurwaarde van de Sair sensor worden weergegeven. Display air (u69)
Thermostaat Thermostat control
Setpoint
De regeling wordt gebaseerd op de ingestelde waarde plus een verschuiving indien van toepas­sing. Deze waarde wordt ingesteld via een druk op de middelste toets. Het bereik van deze instelling kan worden begrensd door middel van parameters r02 en r03. De referentietemperatuur kan ten alle tijden worden uitgelezen in parameter u28.
Dierentie
Wanneer de temperatuur hoger is dan het setpoint plus de dierentie, zal het koelcontact worden ingeschakeld. Het wordt uitgeschakeld wanneer de temperatuur onder het setpoint komt.
Ref. Dif.
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd, waardoor ontoelaatbare instellingen onmogelijk zijn.
Maximale temperatuurinstelling r02 Max cutout °C
Minimale temperatuurinstelling r03 Min cutout °C
Correctie temperatuuruitlezing display
Als de temperatuur in het koelobject en de temperatuuruitlezing op de display niet gelijk zijn, kan de uitlezing op de display worden gecorrigeerd.
Temperatuurweergave
Instelling voor weergave van de temperatuureenheid in °C of in °F
Parameter bij bediening via datacommunicatie
Cutout °C
r01 Dierential
r04 Disp. Adj. K
r05 Temp. unit
°C=0. / °F=1 (AKM geeft alleen °C)
Correctie van het Sair sensor
(compensatie mogelijk voor lange kabellengten)
Start / stop van regeling
Met deze instelling kan de regeling gestart en gestopt worden en wordt handbediening van de uitgangen toegestaan. Dit kan ook door middel van een externe schakelaar aangesloten op de DI ingang. Een gestopte regeling zal een ‘Standby alarm’ genereren.
Nachtverschuiving
Het setpoint van de thermostaat kan worden verhoogd met deze waarde bij omschakeling van dag naar nacht. (Selecteer een negatieve waarde bij koude-accumulatie.)
Verschuiving referentie
Wanneer deze functie op ON wordt gezet, zal de thermostaatreferentie verschoven worden met de in r40 ingestelde waarde. Deze functie kan ook geactiveerd worden via de DI ingang (denitie in o02)
Waarde voor verschuiving referentie
De thermostaatreferentie en alarmwaarden worden verschoven met deze waarde wanneer de functie wordt geactiveerd. Geactiveerd worden via r39 of DI ingang
Alarm Alarm settings
De regelaar kan in verschillende situaties een alarm genereren. Als er een alarm is, zullen alle LED’s in de display knipperen en zal het alarmrelais schakelen.
r09 Adjust Sair
r12 Main Switch
1: Start 0: Stop
-1: Handbediening van uitgangen
r13 Night oset
r39 Th. oset
r40 Th. oset K
Night setbck (start van nachtsignaal)
Met datacommunicatie kan de prioriteit van de verschillende alarmen gedenieerd worden. De instelling wordt uitgevoerd in het menu ‘Alarm destinations’.
8 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Tijdvertraging van een temperatuuralarm (korte vertraging) Als één van de twee alarmgrenzen wordt overschreden zal een timerfunctie worden gestart. Het alarm wordt actief als de ingestelde tijd is verstreken. De tijdsinstelling is in minuten.
A03 Alarm delay
Tijdvertraging voor deuralarm
De tijdvertraging is in minuten. De functie wordt gedenieerd in o02.
Opstarttijdvertraging hoog temperatuuralarm (lange vertraging) Deze tijdvertraging wordt gebruikt na opstart, tijdens ontdooiing en direct na een ontdooiing. Er vindt overschakeling plaats naar de normale vertraging (A03) als de temperatuur onder de ingestelde hoge temperatuur alarmgrens komt. Tijdsinstelling is in minuten.
Hoge temperatuur alarmgrens
Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij een alarm moet worden gegenereerd na de tijdvertraging (A3 of A12). Instelling in °C (absolute waarde). De ingestelde waarde wordt bij nachtverhoging met dezelfde instelling verhoogd (r13). Verlaging van de alarmgrens vindt bij negatieve instelling van r13 niet plaats. De alarmgrens wordt ook verschoven in connectie met de referentieverschuiving (r39).
Lage temperatuur alarmgrens
Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij een alarm moet worden gegenereerd na de tijd­vertraging (A03). Instelling in °C (absolute waarde). De alarmgrens wordt ook verschoven in connectie met de referentieverschuiving (r39).
Vertraging voor DI alarm
Een schakeling van de ingang resulteert in een alarm. Deze functie van DI wordt gedenieerd in o02
Hoog temperatuuralarm voor condensor
Als de S5 sensor wordt gebruikt voor het bewaken van de condensatietemperatuur moet hier de alarmwaarde worden ingesteld. De waarde is in °C. De denitie van de S5 sensor wordt gedaan in o70. Het alarm wordt 10K onder de alarmwaarde opgeheven.
Compressor Compressor control
Het compressorrelais volgt de thermostaat. Als de thermostaat koeling vraagt wordt het com­pressorrelais ingeschakeld.
Minimum AAN en UIT tijden
Om teveel compressorschakelingen te voorkomen kunnen minimum AAN en UIT tijden worden ingesteld. Deze tijden worden genegeerd als bijvoorbeeld een ontdooiing wordt gestart.
Minimale AAN-tijd in minuten c01 Min. On time
Minimale UIT-tijd in minuten c02 Min. O time
Omgekeerde functie compressorrelais
0: Normale functie waarbij het relais inschakelt bij koelvraag. 1: Omgekeerde functie waarbij het relais uitschakelt bij koelvraag (deze regeling zorgt ervoor
dat er koeling is als de regelaar wegvalt).
Ontdooien Defrost control
De regelaar bevat een timerfunctie welke na iedere ontdooistart gereset wordt. De timerfunctie zal een ontdooiing starten als/zodra de tijdinterval verstreken is. De timerfunctie start zodra voeding wordt gezet op de regelaar, maar wordt de eerste keer verschoven met de instelling in d05. Bij spanningsval zal waarde van de timer worden opgeslagen en op dat punt verder zodra de spanning op de regelaar terugkomt. Deze timerfunctie kan gebruikt worden als een eenvoudige manier om een ontdooiing te starten, maar zal ook altijd als back-up werken als erop volgende ontdooistarts niet wordt ontvangen. De regelaar bevat ook een real time klok. Als deze klok en de vereiste ontdooitijden worden ingesteld, kan de ontdooiing op vaste tijden worden uitgevoerd. Als een risico bestaat dat de spanning meer dan vier uur wegvalt, moet een batterij back-up module worden geplaatst. De ontdooiing kan ook worden gestart via de datacommunicatie, een digitale ingang of hand­bediening.
Alle startmethoden functioneren in de regelaar. De verschillende functies moeten zo worden ingesteld zodat ontdooiingen niet vlak achter elkaar kunnen komen. De ontdooiing kan op de volgende manieren worden uitgevoerd: elektrisch, heetgas of brine. De ontdooiing kan worden gestopt op basis van tijd of op basis van temperatuur.
Ontdooimethode
Hier wordt ingesteld hoe de ontdooiing moet worden uitgevoerd: elektrisch of ‘geen’. Tijdens een ontdooiing zal het ontdooirelais geschakeld zijn. Bij heetgas ontdooiing zal tijdens de ontdooiing het compressorrelais worden ingeschakeld.
A04 DoorOpen del
A12 Pulldown del
A13 HighLim Air
A14 LowLim Air
A27 AI.Delay DI
A37 Condtemp Al.
Reset alarm
c30 Cmp relay NC
d01 Def. method
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 9
Ontdooistoptemperatuur
Als een ontdooisensor is gemonteerd zal het ontdooien worden gestopt bij de ingestelde tem­peratuur. De ontdooisensor wordt gedenieerd in parameter d10.
Interval tussen ontdooistarts
Na iedere ontdooiing wordt de timer gestart en zal zodra deze tijd is verstreken een ontdooiing starten. Deze functie wordt gebruikt als een eenvoudige ontdooistart, maar kan ook worden gebruikt als beveiliging voor het geval een ander ontdooisignaal niet ontvangen wordt. Als een ontdooistart via de datacommunicatie niet wordt ontvangen, wordt deze tijdsinterval gebruikt als maximale tijd tussen ontdooiingen. Wanneer de ontdooiing wordt uitgevoerd met de klokfunctie of datacommunicatie, moet de tijdsinterval op een langere periode worden ingesteld dan de geplande ontdooiing, anders zal op deze tijdinval een ontdooiing worden gestart die even later wordt gevolgd door een geplande ontdooiing. Bij spanningsval zal de tijdsinterval gehandhaafd blijven en verder tellen zodra de spanning op de regelaar terug komt. De tijdsinterval is niet actief wanneer deze op 0 wordt ingesteld.
Maximum ontdooitijd
Deze instelling dient als beveiliging voor het geval dat de ingestelde ontdooi­temperatuur niet wordt bereikt. Bij selectie ontdooistop op tijd is dit de tijdsduur van het ontdooien.
Tijdverschuiving van ontdooistarts gedurende de opstartfase
Deze functie is alleen van belang als ontdooistarts van de diverse koelobjecten niet gelijktijdig mogen plaatsvinden en bovendien gekozen is voor ontdooiing middels de interne intervalfunc­tie (d03). Met deze functie wordt de tijdsinterval, met het ingestelde aantal minuten vertraagd.
Afdruiptijd
Hier kan de afdruiptijd worden ingesteld. In deze tijd druipt het water na een ontdooiing van de verdamper.
Ventilatorstartvertraging na ontdooien
Instelling van de tijdvertraging voor het starten van de ventilator(en) na ontdooistop en na afdruiptijd. (Tijdens deze vertraging zal het water aan de verdamper vastvriezen)
Ventilatorstarttemperatuur
De ventilatoren kunnen ook op de, hier in te stellen, temperatuur (S5) inschakelen. Als de inge­stelde temperatuur niet wordt bereikt binnen de tijd van d07 zal op tijd worden geschakeld.
Ventilator(en) ingeschakeld tijdens ontdooien
Keuze ventilator(en) AAN of UIT gedurende ontdooien. 0: Uit (ventilatoren draaien tijdens ‘pump down’) 1: Aan (uit gedurende ‘Ventilatorvertraging’) 2: Aan gedurende ‘pump down’ en ontdooiing. Daarna uit.
Ontdooisensor Keuze ontdooisensor 0: Geen ontdooisensor. Ontdooistop gebaseerd op tijd. 1: S5 2: Sair
Ontdooien naar behoefte – op basis van totale koeltijd
Stel hier de maximale toegestane koeltijd zonder ontdooiing in. Zodra deze tijd wordt over­schreden, zal een ontdooiing worden gestart. Met een instelling van 0 is deze functie niet actief.
Ontdooien naar behoefte – op basis van S5 temperatuur
De regelaar zal de eectiviteit van de verdamper volgen en zal, via interne berekeningen en metingen van de S5 temperatuur, een ontdooiing starten als de variatie van de S5 temperatuur te groot wordt. Stel hier in hoe groot het ‘verval’ van de S5 temperatuur mag zijn. Zodra deze waarde wordt overschreden, zal een ontdooiing worden gestart. Deze functie kan alleen in 1:1 systemen worden toegepast waar de zuigdruk lager wordt om de luchttemperatuur te handhaven. In centrale systemen moet deze functie worden uitgeschakeld. Met een instelling van 20 is deze functie niet actief.
Druk op de onderste toets om de S5 temperatuur in de display uit te lezen. Defrost temp.
Houdt de onderste toets vier seconden ingedrukt om een extra ontdooiing uit te voeren. Op deze manier kan ook een actieve ontdooiing worden gestopt.
Ventilatorregeling Fan control
Ventilator stop bij thermostaatuitschakeling
Selecteer hier of de ventilatoren moeten stoppen bij uitgeschakelde thermostaat.
d02 Def. Stop Temp
d03 Def Interval
(0=o)
d04 Max Def. time
d05 Time Stagg.
d06 DripO time
d07 FanStartDel
d08 FanStartTemp
d09 FanDuringDef
d10 DefStopSens.
d18 MaxTherRunT
d19 CutoutS5Dif.
Def Start Start handontdooiing
Hold After Def Toont ON als de regelaar in werking is met gecoördineerde ontdooistart.
Defrost State Ontdooistatus 1 = pump down / ontdooiing
F01 Fan stop CO
(Yes = Fan stopped)
10 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Vertraagde ventilator stop bij thermostaatuitschakeling
Als gekozen is voor ventilator stop bij thermostaatuitschakeling kan hier worden ingesteld hoe lang de ventilatoren nog moeten doordraaien.
F02 Fan del. CO
Ventilator stop op temperatuur
Deze functie stopt de ventilatoren als de hier ingestelde temperatuur aan de ontdooi­sensor wordt bereikt. (Om extra opwarming van bijvoorbeeld een vriescel te voorkomen). Herstart vindt plaats bij 2K onder de instelling. Deze functie is niet actief gedurende het ontdooiproces of opstart na ontdooien. Bij instelling op +50°C is de functie inactief.
Intern ontdooiingsschema / Real time clock
(Wordt niet gebruikt als er een extern ontdooiingsschema wordt toegepast via datacommuni­catie) Per 24 uur kunnen zes individuele ontdooistarts worden gedenieerd
Ontdooistart, instelling uur t01-t06
Ontdooistart, instelling minuten (t01 en t11 horen bij elkaar, etc.) Wanneer t01 tot en met t16 op 0 worden ingesteld, zal de klok geen ontdooiingen starten.
Real-time klok Het is alleen nodig om de klok in te stellen wanneer er geen datacommunicatie plaatsvindt. Als de stroom niet langer dan vier uur wordt onderbroken, blijft de klokfunctie bewaard. Bij het bevestigen van een batterij module kan klok langer functie behouden.
Klok: instelling uur t07
Klok: instelling minuten t08
Klok: instelling datum t45
Klok: instelling maand t46
Klok: instelling jaar t47
Diverse functies Miscellaneous
Vertraging uitgangen na spanningsval
Bij terugkeer van de voeding na spanningsval kunnen de uitgangen vertraagd ingeschakeld worden om overbelasting van het netwerk te voorkomen. Deze tijdvertraging is hier in te stel­len.
Digitale ingang – DI
De digitale ingang DI van de regelaar kan worden gebruikt voor één van de volgende functies: O: ingang wordt niet gebruikt
1) Statusuitlezing van een contactfunctie
2) Deurfunctie. Als de DI wordt verbroken, zal de regelaar de koeling en ventilatoren stoppen. Een ‘deuralarm’ zal gegenereerd worden als de ingestelde tijdvertraging is verstreken (A04). De koeling zal na deze tijdsvertraging hervatten.
3) Deuralarm. Onderbroken deurschakelaar wordt geregistreerd en deuralarm wordt geacti­veerd na vertragingstijd (A04)
4) Ontdooistart. D.m.v. een pulssignaal kan een ontdooiing worden gestart. Als meer regelaars op deze wijze gelijktijdig moeten starten is het belangrijk dat alle aansluitingen op dezelfde wijze worden aangesloten (DI naar DI en GND naar GND)
5) Regeling AAN/UIT. Regeling vindt plaats bij kortgesloten ingang en stopt bij geopende ingang.
6) Nachtschakeling. Bij kortgesloten ingang staat de regelaar in de nachtstand. Verschuiving met r13.
7) Referentieverschuiving als de ingang is kortgesloten. Verschuiving met parameter r40.
8) Alarmfunctie. Alarm wordt gegenereerd wanneer de ingang is kortgesloten.
9) Alarmfunctie. Alarm wordt actief wanneer de ingang is geopend. (Voor 8 en 9 wordt een tijdvertraging ingesteld in A27)
10) Schoonmaakfunctie. Deze functie wordt gestart door een pulssignaal. (zie pagina 4)
11) Inject ON. Inspuiting stopt bij geopende DI.
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres worden ingesteld en dit adres moet worden doorgegeven aan de master-gateway. Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de datacommunicatie naar de gateway in orde is. Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC8AC..”
F04 FanStopTemp.
t11-t16
o01 DelayOfOutp.
o02 DI 1 Cong.
Denitie vindt plaats door middel van de numerieke waarde links. (0=uit)
DI state (Meting) De status van de DI kan hier worden uitgelezen. ON of OFF.
Na installatie van een datacommunicatie­module kan de regelaar op dezelfde manier bediend worden als alle andere ADAP­KOOL regelaars.
Het adres in te stellen van 1 t/m 119. o03
Het adres wordt verzonden naar de gateway bij instelling op ON o04
Toegangscode 1 (toegang tot alle instellingen)
Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden met een toegangscode, kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met een waarde van 0 is de functie niet actief. (99 geeft altijd toegang)
o05 -
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 11
Sensor type n01: NTC 5000 Ω @ 25°C. M2020 (Danfoss type = EKS 211) n02: NTC 10000 Ω @ 25°C. M3435 (Danfoss type = (EKS 221) n03: NTC 3000 Ω @ 25°C n04: NTC 2500 Ω @ 0°C n05: NTC 10000 Ω @ 25°C n06: NTC 2000 Ω @ 25°C Alle aangesloten sensoren moeten van hetzelfde type zijn.
Nauwkeurigheid display
Yes: geeft stappen van 0,5 °C No: geeft stappen van 0,1 °C
Maximum “standby” tijd na gecoördineerde ontdooiing
Als een regelaar zijn ontdooiing heeft beëindigd zal deze op een signaal wachten alvorens weer te gaan inspuiten. Als het signaal onverhoopt wegblijft zal de regelaar zichzelf weer opstarten als deze standby tijd is verstreken.
Conguratie van lichtfunctie
1) Relais schakelt in tijdens tagconditie
2) Relais wordt geregeld via datacommunicatie
3) Relais wordt geregeld door de deurschakeling gedenieerd in o02 waar de instelling 2 of 3 is. Zodra de deur wordt geopend, zal het lichtrelais schakelen. Wanneer de deur weer gesloten wordt, zal het licht nog twee minuten aan blijven om insluiting te voorkomen.
Activering van lichtrelais
Het lichtrelais kan hier geactiveerd worden, maar alleen als o38 op 2 ingesteld is.
Schoonmaakfunctie
De status van de functie kan hier worden gevolgd of de functie kan handmatig worden gestart. 0 = Normale regeling (geen schoonmaak) 1 = koeling uit, ventilatoren aan. Alle andere uitgangen zijn uit. 2 = alle uitgangen uit. Als de functie wordt geregeld door een signaal op DI ingang, kan de relevante status hier wor­den uitgelezen.
Toegangscode 2 (beperkte toegang)
Deze code geeft toegang tot het aanpassen van waarden, maar niet tot conguratie-instellin­gen. Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden met een toegangs­code, kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met een waarde van 0 is de functie niet actief. Als deze functie wordt gebruikt, moet toegangscode 1 (o05) ook worden gebruikt.
Kopiëren van huidige instellingen regelaar
Met deze functie kunnen de instellingen van de regelaar gekopieerd worden naar een kopieer­sleutel. De sleutel kan 25 verschillende instellingen bevatten. Selecteer hier een nummer. Alle instellingen, behalve die voor ‘Adres’ (o03), worden gekopieerd. Als het kopiëren is gestart zal op de display weer o65 verschijnen. Na twee seconden kan aan de status in parameter o65 worden gezien of het kopiëren is gelukt. Zie hoofdstuk ‘Foutmeldingen’ voor de betekenis van de statusmeldingen.
Kopiëren van kopieersleutel
Deze functie kopieert een eerder opgeslagen set instellingen naar de regelaar. Selecteer het relevante nummer. Alle instellingen, behalve die voor ‘Adres’ (o03), worden gekopieerd. Als het kopiëren is gestart zal op de display weer o66 verschijnen. Na twee seconden kan aan de status in parameter o65 worden gezien of het kopiëren is gelukt. Zie hoofdstuk ‘Foutmeldingen’ voor de betekenis van de statusmeldingen.
Opslaan als fabrieksinstelling
Met deze instelling worden de huidige instellingen van de regelaar opgeslagen als ‘nieuwe’ basisinstelling (de originele fabrieksinstellingen worden overschreven).
Toepassing S5 sensor
Houdt deze instelling op 0 als de S5 sensor in d10 als ontdooisensor is gedenieerd. Als d10 is ingesteld op 0 of 2 kan de S5 sensor ook worden gebruikt als product- of condensorsensor. 0: Ontdooisensor 1: Productsensor 2: Condensorsensor met alarmering
Relais 4
Denieer de toepassing voor relais 4: 1: Licht 2: Alarm
o06 SensorCong
NTC 5000 Ω @ 25°C (EKS 211) = 15 NTC 10000 Ω @ 25°C (EKS 221) = 16 NTC 3000 Ω @ 25°C = 17 NTC 2500 Ω @ 0°C = 18 NTC 10000 Ω @ 25°C = 19 NTC 2000 Ω @ 25°C = 20
o15 Disp. Step = 0.5
o16 Max HoldTime
o38 Light cong
o39 Light remote
o46 Case clean
o64 -
o65 -
o66 -
o67 -
o70 S5 Cong
o72 DO4 Cong
- - - Night Setback 0=Dag 1=Nacht
12 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Service Service
Temperatuur van de S5 sensor u09 S5 temp.
Status DI1 ingang. ON/1=gesloten u10 DI1 status
Status van dag / nacht. 1=gesloten
Regelreferentie thermostaatfunctie u28 Temp. ref.
Status koelrelais
Status ventilatorrelais
Status ontdooirelais
Temperatuur Sair sensor u69 Sair temp
Status relais 4 (alarm of licht) u71 DO4 status
Foutmeldingen Alarms
In geval van een foutmelding zullen de LED’s op de display knipperen en de alarmuitgang wordt geactiveerd. Na een druk op de bovenste toets volgt in het display de foutmelding. Als er meerdere alarmen in ‘rij’ staan, kunnen deze worden uitgelezen door meermaals op deze toets te drukken. Er zijn twee soorten meldingen - een melding ontstaan tijdens het dagelijks gebruik, of er is een defect in de installatie. A-meldingen worden niet zichtbaar voordat de vertraging verstreken is. E-meldingen zullen direct zichtbaar worden. (Een A-melding wordt niet zichtbaar zo lang een E-melding actief is). De volgende meldingen kunnen verschijnen: 1 = alarm
A1: Alarm te hoge temperatuur High t. alarm
A2: Alarm te lage temperatuur Low t. alarm
A4: Deuralarm Door Alarm
A5: De “o16” timer is vertreken Max Hold Time
A15: Alarm. Signaal van DI DI1 alarm
A45: Koeling gestopt door ‘Hoofdschakelaar’ (r12 of DI) Standby mode
A59: Schoonmaakfunctie. Signaal van DI. Case cleaning
A61: Condensor alarm Cond. alarm
E1: Fout in regelaar EKC error
E6: Fout in real-time klok. Controleer batterij / stel klok opnieuw in. -
E27: Fout S5 sensor S5 error
E29: Fout Sair sensor Sair error
Bij het kopiëren van instellingen van en naar een kopieersleutel met functies o65 of o66, kan de volgende status verschijnen: 0: Kopiëren gedaan en OK 4: Kopieersleutel onjuist geplaatst 5: Kopiëren mislukt. Probeer opnieuw. 6: Kopiëren naar EKC mislukt. Probeer opnieuw. 7: Kopiëren naar kopieersleutel mislukt. Probeer opnieuw. 8: Kopiëren niet mogelijk. Codenummer of SW versie komen niet overeen. 9: Communicatiefout 10: Kopiëren nog gaande (Deze informatie kan worden uitgelezen in o65 of o66 een paar seconden na het starten van een kopieercommando).
u13 Night Cond.
u58 Comp1/LLSV
u59 Fan relay
u60 Def. relay
Alarm destinations
De prioriteit van individuele alarmen Kan met een instelling worden gedeni­eerd (0, 1, 2 of 3)
Waarschuwing ! Directe start van compressoren * Ter voorkoming van compressorschade moeten parameters c01 en c02 worden ingesteld volgens de specicaties van de fabrikant. Of in het algemeen:
- Hermetische compressoren: c02 = 5 minuten
- Semi-hermetische compressoren: c02 = 8 minuten en c01 = 2 tot 5 minuten (motor 5 tot 15 kW) *) Bij een directe aansturing van de magneetklep behoeven parameters c01 en c02 niet te worden ingesteld.
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 13
Aansluitingen
of
Voedingsspanning
230 V a.c.
Sensoren
Sair is de thermostaatsensor. S5 is een ontdooisensor en wordt gebruikt als de ontdooiing op temperatuur moet worden gestopt, maar kan ook als product- of condensorsensor worden gebruikt.
Digitaal aan/uit signaal
Een kortgesloten ingang activeert een functie. De mogelijke func­ties worden beschreven in o02.
Datacommunicatie
Als datacommunicatie gebruikt wordt, is het van belang dat bekabeling hiervan juist wordt uitgevoerd. Zie document RC.8A.C…
Relais
De algemene aansluitingen zijn: Koeling. Het relais zal inschakelen als de regelaar koelvraag heeft
Ontdooiing. Ventilator. Alarm. Het relais is uitgeschakeld tijdens normaal bedrijf en
ingeschakeld gedurende alarmsituaties en als de rege­laar spanningsloos is.
Licht. Het contact schakelt in wanneer hier vraag naar is.
Elektrisch ‘lawaai’
Kabels voor sensoren, DI ingangen en datacommunicatie moeten apart gehouden worden van andere elektrische kabels;
- Gebruik aparte kabelgoten (afscheiding)
- Houdt een afstand van tenminste 10 cm
- Lange kabels voor DI ingangen moeten worden vermeden
datacommunicatie
14 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
Specicaties
Voeding 230 V a.c. +10/-15 %. 1,5 VA, 50/60 Hz
Sensoren NTC
Meetbereik -40 tot +30°C
Nauwkeurigheid
Display LED, 3 karakters
Digitale ingangen
Aansluiten kabels
Relais*
Omgeving
Dichtheid
Back-up klok 4 uur
Keurmerken
* DO1 en DO2 zijn max. 16 A relais. De genoemde 8A kan worden
verhoogd tot 10 A als de omgevingstemperatuur onder 50 °C wordt gehouden.
DO3 en DO4 zijn max. 8 A relais. Maximale belasting mag niet over-
schreden worden. ** Goud gecoate contacten garanderen een goed contact *** UL-approved gebaseerd op 30000 koppelingen
Regelaar
Sensor
Signaal van contactfuncties Eisen aan contacten: goud gecoat Maximale kabellengte 15 m. Gebruik hulprelais bij langere kabels Max. 1,5mm2 meer aderig voor voedig en relais Voedingsklemmen zijn gemonteerd op het printboard. Max. 1 mm2 voor sensoren en DI ingangen Laagstroomklemmen hebben pluggen
DO1. koeling
DO2. ontdooiing 8 (6) A
DO3.ventilatoren 6 (3) A
DO4. Alarm
0 tot +55°C, tijdens bedrijf
-40 tot +70°C, tijdens transport
20 - 80% Rh, geen condensvorming
Geen schokken of trillingen IP 65 voorpaneel Toetsen en pakking geïntegreerd in front
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in overeen­stemming met CE-markering LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-2-9, A1, A2 EMC-getest volgens EN 61000-6-3 en EN 61000-6-2
±1 K onder -35°C ±0,5 K tussen -35 tot +25°C ±1 K onder +25°C Door sensor bepaald. Raadpleeg de gegevens voor de betreende sensor.
CE (250 V a.c.)
8 (6) A
4 (1) A Min. 100 mA**
UL *** (240 V a.c.)
10 A Resistive 5FLA, 30LRA
10 A Resistive 5FLA, 30LRA
6 A Resistive 3FLA, 18LRA 131 VA Pilot duty
4 A Resistive 131 VA Pilot duty
Gewicht = 200 g
Capacitieve belasting
De relais kunnen niet worden gebruikt voor de directe aansluiting van capacitieve belastingen zoals leds en de aan/uit-regeling van EC-motoren. Alle belastingen met een schakelende voeding moeten verbonden zijn met een geschikte contactor of dergelijke.
EKC 202C-MS User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 15
Bestellen
Type Functie Code no.
EKC 202C-MS Koelregelaar 084B8543
EKA 178A Datacommunicatiemodule MOD.-bus 084B8564
EKA 179A Datacommunicatiemodule RS 485 LON 084B8565
EKA 181C
Batterij module voor back-up van klok bij span­ningsval
084B8577
EKA 182A Kopieersleutel EKC - EKC 084B8567
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specications already agreed. All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.
16 User Guide RS8GH210 © Danfoss 2015-08 EKC 202C-MS
ADAP-KOOL®
Loading...