• De regelaar wordt gebruikt voor temperatuurregeling van
koelobjecten in bijvoorbeeld supermarkten.
• Regeling van ontdooiing, ventilatoren, alarm en licht
Principe
De regelaar bevat een temperatuurregeling waarbij het signaal
ontvangen kan worden van één temperatuursensor.
De temperatuursensoren worden of geplaatst in de koude luchtstroom na de verdamper of in de warme luchtstroom voor de
verdamper.
De regelaar kan een natuurlijke of elektrische ontdooiing
uitvoeren. Inschakelen van de koeling na een ontdooiing kan op
basis van tijd of temperatuur.
Een meting van de ontdooisensor kan direct verkregen worden
door gebruik van een S5 sensor.
Twee tot vier relais zullen de vereiste functies in- en uitschakelen de toepassing bepaald welke. De opties zijn als volgt:
• Koeling (compressor of magneetklep)
• Ontdooiing
• Ventilator
• Alarm
• Licht
De verschillende toepassingen worden op de volgende pagina
beschreven.
Voordelen
• Intelligente koeltechnische functies
• Ontdooien naar ‘behoefte’ voor 1:1 systemen
• Toetsen en pakking geïntegreerd in voorpaneel
• IP65 dichtheidsklasse voorpaneel
• Digitale ingang te programmeren voor:
- Deurcontactfunctie met alarm
- Ontdooistart
- Start/stop regeling
- Nachtbedrijf
- Overschakeling tussen twee temperatuurreferenties
- Schoonmaakfunctie
• Snel programmeren door middel van kopieersleutel
• HACCP
Fabriekkalibratie garandeert een meetnauwkeurigheid beter
dan vereist in de EN ISO 23953-2 zonder dat de Pt1000 sensor
verder gekalibreerd behoeft te worden.
• Extra module
De regelaar kan naderhand worden uitgerust met een insteek-
kaart als de toepassing hierom vraagt.
De regelaar is uitgerust met een plug zodat de kaart makkelijk
gemonteerd kan worden.
Regelaar met twee relaisuitgangen, twee temperatuursensoren en
een digitale ingang
Temperatuurregeling door middel van start/stop compressor of
magneetklep
Ontdooisensor
Elektrische ontdooiing /heetgas ontdooiing
Alarmfunctie
Als een hardwarematige alarmuitgang nodig is, kan relais twee
hiervoor gebruikt worden.
Ontdooiing wordt nu op natuurlijke wijze uitgevoerd.
EKC 202B
Regelaar met drie relaisuitgangen, twee temperatuursensoren en
een digitale ingang.
Temperatuurregeling door middel van start/stop compressor of
magneetklep
Ontdooisensor
Elektrische ontdooiing / heetgas ontdooiing
Relaisuitgang drie wordt gebruikt voor de ventilatorregeling
EKC 202C
Regelaar met vier relaisuitgangen, twee temperatuursensoren en
een digitale ingang.
Temperatuurregeling door middel van start/stop compressor of
magneetklep
Ontdooisensor
Elektrische ontdooiing / heetgas ontdooiing
Ventilatorregeling
Relaisuitgang 4 kan gebruikt worden voor een alarm- of
lichtfunctie.
Een ontdooiing kan op de volgende wijzen worden gestart:
Interval: Een ontdooiing wordt op vaste intervallen gestart,
bijvoorbeeld iedere acht uur.
Koeltijd: Een ontdooiing wordt na een vaste koeltijd
(thermostaat) gestart, met andere woorden, een
lage belasting zal een volgende ontdooiing dus
‘uitstellen’.
Contact Een ontdooiing kan worden gestart door een puls
op de digitale ingang.
Handmatig: Een extra ontdooiing kan worden geactiveerd
door onderste toets op de regelaar in te drukken
S5-temp. Bij 1:1 systemen kan de effectiviteit van de
verdamper worden gevolgd. Bij ijsvorming zal
een ontdooiing worden gestart.
Schema Een ontdooiing kan op maximaal 6 vaste tijden
worden uitgevoerd (RTC)
Netwerk het ontdooicommando wordt ontvangen van de
systeemunit via de datacommunicatie.
Alle genoemde methoden kunnen willekeurig worden toegepast
- als één methode wordt geactiveerd zal een ontdooiing worden
gestart. Zodra een ontdooiing wordt gestart worden alle ontdooitimers op nul gezet.
Digitale ingang
De digitale ingang kan voor de volgende functies gebruikt
worden:
- Deurcontactfunctie met alarmering als de deur te lang open is
- Ontdooistart
- Start/stop van regeling
- Overschakelen naar nachtregeling
- Schoonmaakfunctie
- Overschakelen naar andere temperatuurreferentie
- inject on/off
Een pulssignaal
start de
ontdooiing
Als u gecoördineerde ontdooiing, moet dit worden gedaan via
datacommunicatie.
Schoonmaakfunctie
Deze functie maakt het eenvoudig om op een koelobject een
schoonmaakactie uit te voeren. Door middel van in totaal drie
pulsen op de digitale ingang kan van fase naar fase worden
geschakeld.
De eerste puls stopt de koeling; de ventilatoren draaien door.
De tweede puls stopt de ventilatoren.
De derde puls herstart de koeling en ventilatoren weer.
De verschillende fasen worden op de display weergegeven.
Er is geen temperatuurbewaking tijdens de schoonmaak.
Op het netwerk wordt een schoonmaakalarm naar de systeemunit
gestuurd zodat later altijd kan worden aangetoond dat een
schoonmaakactie is uitgevoerd.
Ontdooiing naar ‘behoef te’
1 Op basis van koeltijd
Als de opgetelde koeltijd een ingestelde tijd overschrijdt, zal
een ontdooiing worden gestart.
2 Op basis van temperatuur
De regelaar volgt continue de S5 temperatuur. Tussen twee ontdooiingen zal de S5 temperatuur steeds lager worden als zich
meer ijs op de verdamper vormt. Zodra de temperatuur een in
te stellen differentie overschrijdt, zal een ontdooiing worden
gestart.
Deze functie kan alleen bij 1 op 1 systemen worden
gebruikt.
Display
De waarden worden getoond met drie karakters. De temperatuur
kan in °C of °F worden weergegeven.
LED’s op voorpaneel
De LED’s op het voorpaneel van de regelaar zullen oplichten als
het bijbehorende relais is geactiveerd.
= Koeling
= Ontdooiing
= Ventilator
In alarmsituaties zullen alle LED’s knipperen. De alarmmelding kan
getoond en opgeheven worden door de bovenste druktoets kort
in te drukken.
Ontdooiing
Tijdens de ontdooiing wordt een '-d-' getoond in de display. Dit
blijft zo tot 15 minuten nadat de koeling weer is hervat.
Het kan zijn dat de '-d-' al eerder verdwijnt als:
- de temperatuur binnen 15 minuten weer laag is
- de regeling is gestopt door de 'hoofdschakelaar'
- een hoog temperatuur alarm optreedt
Voorbeelden
Wijzigen instelling
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot parameter r01 zichtbaar
is.
2. Zoek de te wijzigen parameter met de bovenste of onderste
toets.
3. Druk op de middelste toets om de instelling uit te lezen.
4. Verander de waarde met de bovenste of onderste toets.
5. Druk op de middelste toets om de nieuwe waarde op te slaan.
Als er meerdere alarmen ‘achter elkaar’ staan, kunnen deze met
de bovenste en onderste toets worden uitgelezen.
Instellen setpoint
1. Druk op de middelste toets tot het setpoint zichtbaar wordt
2. Verander het setpoint met de bovenste of onderste toets.
3. Druk nogmaals op de middelste toets om de instelling op te
slaan.
Handmatige ontdooistart / stop
• Houdt de onderste toets gedurende vier seconden ingedrukt
Uitlezing temperatuur ontdooi sensor
• Druk kort op de onderste toets
Als geen sensor is aangesloten, zal ‘non’ in de display verschijnen.
De bedieningstoetsen
Wanneer een instelling gewijzigd moet worden, zullen de bovenste en onderste toetsen een hogere of lagere waarde geven.
Voordat een waarde veranderd kan worden moet eerst het menu
geopend worden door de bovenste toets een aantal seconden
ingedrukt te houden. Zoek nu de te wijzigen parameter en druk
de middelste toets in om de huidige waarde te zien. Wanneer de
waarde is gewijzigd kan deze worden opgeslagen door nogmaals
de middelste toets in te drukken.
100 % dicht
De toetsen en pakking zijn geïntegreerd in het voorpaneel. Een
speciaal gietproces verenigd het harde plastic voorpaneel met de
zachtere toetsen en pakking zodat ze een geïntegreerd onderdeel
van het voorpaneel worden. Er zijn geen openingen waar vuil of
vocht door naar binnen kan.
Differentier010,1 K20 K2 K
Maximale temperatuurinstellingr02-49°C50°C50°C
Minimale temperatuurinstellingr03-50°C49°C-50°C
Correctie temperatuuruitlezing displayr04-20 K20 K0.0 K
Temperatuureenheid (°C/°F)r05°C°F°C
Correctie signaal sensor Sairr09-10 K10 K0 K
Handbediening (-1), stop regeling (0), start regeling (1)r12-111
Nachtverschuivingr13-10 K10 K0 K
Activeer verschuiving referentie r40r39OFFonOFF
Waarde voor verschuiving referentie (activeer via r39 of DI)r40-50 K50 K0 K
Alarm
Vertraging temperatuuralarmA030 min240 min30 min
Vertraging deuralarmA040 min240 min60 min
Vertraging temperatuuralarm na ontdooiingA120 min240 min90 min
Hoge temperatuur alarmgrensA13-50°C50°C8°C
Lage temperatuur alarmgrensA14-50°C50°C-30°C
Vertraging DI1 alarmA270 min240 min30 min
Hoog temperatuur alarm condenser (o70)A370°C99°C50°C
Compressor
Minimum AAN-tijdc010 min30 min0 min
Minimum UIT-tijdc020 min30 min0 min
Omgekeerde functie DO1 relais (NC)c300 / OFF1 / on0 / OFF
Ontdooien
Ontdooimethode (geen/EL/gas)d01nogasEL
Ontdooistoptemperatuurd020°C25°C6°C
Interval tussen ontdooistartsd030 uren48 uren8 uren
Maximum ontdooitijdd040 min180 min45 min
Tijdverschuiving ontdooistartd050 min240 min0 min
Afdruiptijdd060 min60 min0 min
Ventilatorvertragingd070 min60 min0 min
Ventilator starttemperatuurd08-15°C0°C-5°C
Ventilator tijdens ontdooien
0: Uit
EKC
202A
d09021
EKC
202B
202C
EKC
Min.
waarde
Max.
waarde
Fabrieks-
instel.
1: Hardlopen tijdens de gehele fase
2: Hardlopen tijdens de opwarmfase alleen
Ontdooisensor (0=tijd, 1=S5, 2=Sair)d10020
Maximale opgetelde koeltijd tussen twee ontdooiingend180 uren48 uren0 uren
Ontdooien naar ‘behoefte’ - maximale variatie S5 tijdens ijsopbouw. Kies 20 K (=uit) voor
centrale installaties)
Ventilator
Ventilatorstop bij thermostaatuitschakelingF01noyesno
Vertraging ventilatorstopF020 min30 min0 min
Ventilatorstoptemperatuur (S5)F04-50°C50°C50°C
Vertraging uitgangen na stroomstoringo010 s600 s5 s
Ingangssignaal DI1. Functies:
0=niet gebruikt. 1=status DI1. 2=deurfunctie met deur open alarm. 3=deuralarm.
4=ontdooistart (puls). 5=externe start/stop. 6=nachtfunctie. 7=verschuiven referentie
(activering van r40) 8=alarmfunctie als gesloten. 9=alarmfunctie als open. 10=schoonmaakfunctie (puls). 11=Inject off als open.
Netwerkadreso0302400
Aan/uit schakelaar (service-pin melding)o04OFFONOFF
Toegangscode 1 (alle instellingen)o0501000
Sensortype (Pt/PTC/NTC)o06PtntcPt
Nauwkeurigheid display (normaal 0,1 bij Pt sensor)o15noyesno
Max. stand-by tijd na gecoördineerde ontdooiingo160 min60 min20
Configuratie van lichtfunctie (relais 4)
1=AAN gedurende tagconditie. 2=AAN/UIT via datacommunicatie. 3=AAN volgt de DI
functie als deze is geselecteerd als deurfunctie of deuralarm
Activering van lichtrelais (alleen als o38=2)o39OFFONOFF
Schoonmaakfunctie. 0=geen schoonmaak. 1=alleen vent. 2=alle uitg. uito46020
Toegangscode 2 (gedeeltelijke toegang)o6401000
Kopiëren van instellingen naar kopieersleutel. Selecteer een nummer.o650250
Kopiëren instellingen van kopieersleutel naar regelaar (eerder opgeslagen via o65). o660250
Huidige instelling opslaan als fabrieksinstellingo67OFFOnOFF
Andere toepassing S5 sensor (laat op 0 als S5 wordt gebruikt als ontdooisensor), anders
Ontdooisensor S5u09
Status DI1 ingang. ON/1=geslotenu10
Status dag/nacht. 1=geslotenu13
Thermostaat regeltemperatuuru28
Status koelrelais (handbediening alleen als r12=-1)u58
Status ventilatorrelais (handbediening alleen als r12=-1)u59
Status ontdooirelais (handbediening alleen als r12=-1)u60
Temperatuur Sairu69
Status relais 4 (alarm, ontd.,licht) (handbediening alleen als r12=-1)u71
Fabrieksinstelling
Als u naar de fabrieksinstellingen terug wilt, handel als volgt:
- Schakel de voeding van de regelaar uit
- Houdt de bovenste en onderste knoppen ingedrukt en schakel tegelijkertijd de
voeding weer in
E1Fout in regelaarA 1Alarm te hoge temperatuurS0Regelen
E6Fout in real-time klok. Controleer batterij /
stel klok opnieuw in.
E 27Fout S5 sensorA 4DeuralarmS2Compressor draait door op basis van de
E 29Fout Sair sensorA 5Max. vasthoudtijdS3Compressor blijft gestopt op basis van de
A 2Alarm te lage temperatuurS1Wacht op einde gecoördineerde ontdooiing
A 15Alarm. Signaal van DI1.S4De regeling wacht op basis van de afdruip-
A 45Koeling gestopt door ‘Hoofdschakelaar’
(Main Switch)
A 59Schoonmaakfunctie. S11Koeling is gestopt door de thermostaat
A 61CondensoralarmS14Ontdooiproces: ontdooiing is gaande
o70020
Alarm
Licht /
Alarm
S10 Koeling is gestopt door een
S15Ontdooiproces: ventilatorvertraging
S16Koeling is gestopt. DI ingang is open
S17Deur is open. DI ingang is open
S20Noodkoeling
S25Handmatige bediening van de uitgangen
S29Schoonmaakactie actief
S32Vertraging van uitgangen tijdens opstart
nonOntdooitemperatuur kan niet worden uit-
-d-Ontdooiing is gaande /
PSToegangscode vereis. Vul toegangscode in.
122
min. AAN tijd
min. UIT tijd
tijd
hoofdschakelaar (r12)
actief
gelezen. Ontdooiing wordt gestopt op tijd.
Opstart na ontdooiing
Opstart:
Regeling start als de regelaar voeding krijgt.
1 Doorloop de fabrieksinstellingen en maak indien nodig wijzigingen
2 Voor netwerk. Stel het adres in in o03 en stuur dit adres naar de gateway/
Hieronder volgt een beschrijving van alle individuele functies
Niet iedere regelaar bevat al deze functies. Zie menuoverzicht.
FunctiePara-
meter
Normaal display
Normaal zal de temperatuurwaarde van de Sair sensor worden weergegeven.Display air (u69)
ThermostaatThermostat control
Setpoint
De regeling wordt gebaseerd op de ingestelde waarde plus een verschuiving indien van toepassing. Deze waarde wordt ingesteld via een druk op de middelste toets.
Het bereik van deze instelling kan worden begrensd door middel van parameters r02 en r03.
De referentietemperatuur kan ten alle tijden worden uitgelezen in parameter u28.
Differentie
Wanneer de temperatuur hoger is dan het setpoint plus de differentie, zal het koelcontact
worden ingeschakeld. Het wordt uitgeschakeld wanneer de temperatuur onder het setpoint
komt.
Parameter bij bediening
via datacommunicatie
Cutout °C
r01Differential
Ref. Dif.
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd, waardoor ontoelaatbare
instellingen onmogelijk zijn.
Maximale temperatuurinstellingr02Max cutout °C
Minimale temperatuurinstellingr03Min cutout °C
Correctie temperatuuruitlezing display
Als de temperatuur in het koelobject en de temperatuuruitlezing op de display niet gelijk zijn,
kan de uitlezing op de display worden gecorrigeerd.
Temperatuurweergave
Instelling voor weergave van de temperatuureenheid in °C of in °F
r04Disp. Adj. K
r05Temp. unit
°C=0. / °F=1
(AKM geeft alleen °C)
Correctie van het Sair sensor
(compensatie mogelijk voor lange kabellengten)
Start / stop van regeling
Met deze instelling kan de regeling gestart en gestopt worden en wordt handbediening van de
uitgangen toegestaan.
Dit kan ook door middel van een externe schakelaar aangesloten op de DI ingang.
Een gestopte regeling zal een ‘Standby alarm’ genereren.
Nachtverschuiving
Het setpoint van de thermostaat kan worden verhoogd met deze waarde bij omschakeling van
dag naar nacht. (Selecteer een negatieve waarde bij koude-accumulatie.)
Verschuiving referentie
Wanneer deze functie op ON wordt gezet, zal de thermostaatreferentie verschoven worden
met de in r40 ingestelde waarde. Deze functie kan ook geactiveerd worden via de DI ingang
(definitie in o02)
Waarde voor verschuiving referentie
De thermostaatreferentie en alarmwaarden worden verschoven met deze waarde wanneer de
functie wordt geactiveerd. Geactiveerd worden via r39 of DI ingang
AlarmAlarm settings
De regelaar kan in verschillende situaties een alarm genereren. Als er een alarm is, zullen alle
LED’s in de display knipperen en zal het alarmrelais schakelen.
r09Adjust Sair
r12Main Switch
1: Start
0: Stop
-1: Handbediening van uitgangen
r13Night offset
r39Th. offset
r40Th. offset K
Night setbck
(start van nachtsignaal)
Met datacommunicatie kan de prioriteit
van de verschillende alarmen gedefinieerd
worden. De instelling wordt uitgevoerd in
het menu ‘Alarm destinations’.
Tijdvertraging van een temperatuuralarm (korte vertraging)
Als één van de twee alarmgrenzen wordt overschreden zal een timerfunctie worden gestart. Het
alarm wordt actief als de ingestelde tijd is verstreken. De tijdsinstelling is in minuten.
Tijdvertraging voor deuralarm
De tijdvertraging is in minuten.
De functie wordt gedefinieerd in o02.
Opstarttijdvertraging hoog temperatuuralarm (lange vertraging)
Deze tijdvertraging wordt gebruikt na opstart, tijdens ontdooiing en direct na een ontdooiing.
Er vindt overschakeling plaats naar de normale vertraging (A03) als de temperatuur onder de
ingestelde hoge temperatuur alarmgrens komt.
Tijdsinstelling is in minuten.
Hoge temperatuur alarmgrens
Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij een alarm moet worden gegenereerd na de
tijdvertraging (A3 of A12). Instelling in °C (absolute waarde). De ingestelde waarde wordt bij
nachtverhoging met dezelfde instelling verhoogd (r13). Verlaging van de alarmgrens vindt bij
negatieve instelling van r13 niet plaats.
De alarmgrens wordt ook verschoven in connectie met de referentieverschuiving (r39).
Lage temperatuur alarmgrens
Hier wordt de temperatuur ingesteld waarbij een alarm moet worden gegenereerd na de tijdvertraging (A03). Instelling in °C (absolute waarde).
De alarmgrens wordt ook verschoven in connectie met de referentieverschuiving (r39).
Vertraging voor DI alarm
Een schakeling van de ingang resulteert in een alarm. Deze functie van DI wordt gedefinieerd in
o02
Hoog temperatuuralarm voor condensor
Als de S5 sensor wordt gebruikt voor het bewaken van de condensatietemperatuur moet hier de
alarmwaarde worden ingesteld. De waarde is in °C.
De definitie van de S5 sensor wordt gedaan in o70. Het alarm wordt 10K onder de alarmwaarde
opgeheven.
CompressorCompressor control
Het compressorrelais volgt de thermostaat. Als de thermostaat koeling vraagt wordt het compressorrelais ingeschakeld.
Minimum AAN en UIT tijden
Om teveel compressorschakelingen te voorkomen kunnen minimum AAN en UIT tijden worden
ingesteld.
Deze tijden worden genegeerd als bijvoorbeeld een ontdooiing wordt gestart.
Minimale AAN-tijd in minutenc01Min. On time
Minimale UIT-tijd in minutenc02Min. Off time
Omgekeerde functie compressorrelais
0: Normale functie waarbij het relais inschakelt bij koelvraag.
1: Omgekeerde functie waarbij het relais uitschakelt bij koelvraag (deze regeling zorgt ervoor
dat er koeling is als de regelaar wegvalt).
OntdooienDefrost control
De regelaar bevat een timerfunctie welke na iedere ontdooistart gereset wordt. De timerfunctie
zal een ontdooiing starten als/zodra de tijdinterval verstreken is.
De timerfunctie start zodra voeding wordt gezet op de regelaar, maar wordt de eerste keer
verschoven met de instelling in d05.
Bij spanningsval zal waarde van de timer worden opgeslagen en op dat punt verder zodra de
spanning op de regelaar terugkomt.
Deze timerfunctie kan gebruikt worden als een eenvoudige manier om een ontdooiing te
starten, maar zal ook altijd als back-up werken als erop volgende ontdooistarts niet wordt
ontvangen.
De regelaar bevat ook een real time klok. Als deze klok en de vereiste ontdooitijden worden
ingesteld, kan de ontdooiing op vaste tijden worden uitgevoerd. Als een risico bestaat dat de
spanning meer dan vier uur wegvalt, moet een batterij back-up module worden geplaatst. (alleen mogelijk voor EKC 202)
De ontdooiing kan ook worden gestart via de datacommunicatie, een digitale ingang of handbediening.
A03Alarm delay
A04DoorOpen del
A12Pulldown del
A13HighLim Air
A14LowLim Air
A27AI.Delay DI
A37Condtemp Al.
Reset alarm
c30Cmp relay NC
Alle startmethoden functioneren in de regelaar. De verschillende functies moeten zo worden
ingesteld zodat ontdooiingen niet vlak achter elkaar kunnen komen.
De ontdooiing kan op de volgende manieren worden uitgevoerd: elektrisch, heetgas of brine.
De ontdooiing kan worden gestopt op basis van tijd of op basis van temperatuur.
Ontdooimethode
Hier wordt ingesteld hoe de ontdooiing moet worden uitgevoerd: elektrisch of ‘geen’.
Tijdens een ontdooiing zal het ontdooirelais geschakeld zijn.
Bij heetgas ontdooiing zal tijdens de ontdooiing het compressorrelais worden ingeschakeld.
Als een ontdooisensor is gemonteerd zal het ontdooien worden gestopt bij de ingestelde temperatuur. De ontdooisensor wordt gedefinieerd in parameter d10.
Interval tussen ontdooistarts
Na iedere ontdooiing wordt de timer gestart en zal zodra deze tijd is verstreken een ontdooiing
starten.
Deze functie wordt gebruikt als een eenvoudige ontdooistart, maar kan ook worden gebruikt als
beveiliging voor het geval een ander ontdooisignaal niet ontvangen wordt.
Als een ontdooistart via de datacommunicatie niet wordt ontvangen, wordt deze tijdsinterval
gebruikt als maximale tijd tussen ontdooiingen.
Wanneer de ontdooiing wordt uitgevoerd met de klokfunctie of datacommunicatie, moet de
tijdsinterval op een langere periode worden ingesteld dan de geplande ontdooiing, anders
zal op deze tijdinval een ontdooiing worden gestart die even later wordt gevolgd door een
geplande ontdooiing.
Bij spanningsval zal de tijdsinterval gehandhaafd blijven en verder tellen zodra de spanning op
de regelaar terug komt.
De tijdsinterval is niet actief wanneer deze op 0 wordt ingesteld.
Maximum ontdooitijd
Deze instelling dient als beveiliging voor het geval dat de ingestelde ontdooitemperatuur niet wordt bereikt.
Bij selectie ontdooistop op tijd is dit de tijdsduur van het ontdooien.
Tijdverschuiving van ontdooistarts gedurende de opstartfase
Deze functie is alleen van belang als ontdooistarts van de diverse koelobjecten niet gelijktijdig
mogen plaatsvinden en bovendien gekozen is voor ontdooiing middels de interne intervalfunctie (d03).
Met deze functie wordt de tijdsinterval, met het ingestelde aantal minuten vertraagd.
Afdruiptijd
Hier kan de afdruiptijd worden ingesteld. In deze tijd druipt het water na een ontdooiing van de
verdamper.
Ventilatorstartvertraging na ontdooien
Instelling van de tijdvertraging voor het starten van de ventilator(en) na ontdooistop
en na afdruiptijd. (Tijdens deze vertraging zal het water aan de verdamper vastvriezen)
Ventilatorstarttemperatuur
De ventilatoren kunnen ook op de, hier in te stellen, temperatuur (S5) inschakelen. Als de ingestelde temperatuur niet wordt bereikt binnen de tijd van d07 zal op tijd worden geschakeld.
Ventilator(en) ingeschakeld tijdens ontdooien
Keuze ventilator(en) AAN of UIT gedurende ontdooien.
0: Uit (ventilatoren draaien tijdens ‘pump down’)
1: Hardlopen tijdens de gehele fase
2: Hardlopen tijdens de opwarmfase alleen. Daarna uit.
Ontdooisensor
Keuze ontdooisensor
0: Geen ontdooisensor. Ontdooistop gebaseerd op tijd.
1: S5
2: Sair
Ontdooien naar behoefte – op basis van totale koeltijd
Stel hier de maximale toegestane koeltijd zonder ontdooiing in. Zodra deze tijd wordt overschreden, zal een ontdooiing worden gestart.
Met een instelling van 0 is deze functie niet actief.
Ontdooien naar behoefte – op basis van S5 temperatuur
De regelaar zal de effectiviteit van de verdamper volgen en zal, via interne berekeningen en
metingen van de S5 temperatuur, een ontdooiing starten als de variatie van de S5 temperatuur
te groot wordt.
Stel hier in hoe groot het ‘verval’ van de S5 temperatuur mag zijn. Zodra deze waarde wordt
overschreden, zal een ontdooiing worden gestart.
Deze functie kan alleen in 1:1 systemen worden toegepast waar de zuigdruk lager wordt om de
luchttemperatuur te handhaven. In centrale systemen moet deze functie worden uitgeschakeld.
Met een instelling van 20 is deze functie niet actief.
Druk op de onderste toets om de S5 temperatuur in de display uit te lezen.Defrost temp.
Houdt de onderste toets vier seconden ingedrukt om een extra ontdooiing uit te voeren. Op
deze manier kan ook een actieve ontdooiing worden gestopt.
d02Def. Stop Temp
d03Def Interval
(0=off)
d04Max Def. time
d05Time Stagg.
d06DripOff time
d07FanStartDel
d08FanStartTemp
d09FanDuringDef
d10DefStopSens.
d18MaxTherRunT
d19CutoutS5Dif.
Def Start
Start handontdooiing
Hold After Def
Toont ON als de regelaar in werking is
met gecoördineerde ontdooistart.
Defrost State
Ontdooistatus
1 = pump down / ontdooiing
VentilatorregelingFan control
Ventilator stop bij thermostaatuitschakeling
Selecteer hier of de ventilatoren moeten stoppen bij uitgeschakelde thermostaat.
Vertraagde ventilator stop bij thermostaatuitschakeling
Als gekozen is voor ventilator stop bij thermostaatuitschakeling kan hier worden ingesteld hoe
lang de ventilatoren nog moeten doordraaien.
Ventilator stop op temperatuur
Deze functie stopt de ventilatoren als de hier ingestelde temperatuur aan de ontdooisensor wordt bereikt. (Om extra opwarming van bijvoorbeeld een vriescel te voorkomen).
Herstart vindt plaats bij 2K onder de instelling.
Deze functie is niet actief gedurende het ontdooiproces of opstart na ontdooien.
Bij instelling op +50°C is de functie inactief.
Real Time Klok
(Wordt niet gebruikt als er een extern ontdooiingsschema wordt toegepast via datacommunicatie)
Per 24 uur kunnen zes individuele ontdooistarts worden gedefinieerd
Ontdooistart, instelling uurt01-t06
F02Fan del. CO
F04FanStopTemp.
Ontdooistart, instelling minuten (t01 en t11 horen bij elkaar, etc.)
Wanneer t01 tot en met t16 op 0 worden ingesteld, zal de klok geen ontdooiingen starten.
Real-time klok
Het is alleen nodig om de klok in te stellen wanneer er geen datacommunicatie plaatsvindt.
Als de stroom niet langer dan vier uur wordt onderbroken, blijft de klokfunctie bewaard. Bij het
bevestigen van een batterij module kan klok langer functie behouden.
Klok: instelling uurt07
Klok: instelling minutent08
Klok: instelling datumt45
Klok: instelling maandt46
Klok: instelling jaart47
Diverse functiesMiscellaneous
Vertraging uitgangen na spanningsval
Bij terugkeer van de voeding na spanningsval kunnen de uitgangen vertraagd ingeschakeld
worden om overbelasting van het netwerk te voorkomen. Deze tijdvertraging is hier in te stellen.
Digitale ingang – DI
De digitale ingang DI van de regelaar kan worden gebruikt voor één van de volgende functies:
Off: ingang wordt niet gebruikt
1) Statusuitlezing van een contactfunctie
2) Deurfunctie. Als de DI wordt verbroken, zal de regelaar de koeling en ventilatoren stoppen.
Een ‘deuralarm’ zal gegenereerd worden als de ingestelde tijdvertraging is verstreken (A04).
De koeling zal na deze tijdsvertraging hervatten.
3) Deuralarm. Onderbroken deurschakelaar wordt geregistreerd en deuralarm wordt geactiveerd na vertragingstijd (A04)
4) Ontdooistart. D.m.v. een pulscontact kan een ontdooiing worden gestart. Als meer regelaars
op deze wijze gelijktijdig moeten starten is het belangrijk dat alle aansluitingen op dezelfde
wijze worden aangesloten (DI naar DI en GND naar GND)
5) Regeling AAN/UIT. Regeling vindt plaats bij kortgesloten ingang en stopt bij geopende
ingang.
6) Nachtschakeling. Bij kortgesloten ingang staat de regelaar in de nachtstand. Verschuiving met
r13.
7) Referentieverschuiving als de ingang is kortgesloten. Verschuiving met parameter r40.
8) Alarmfunctie. Alarm wordt gegenereerd wanneer de ingang is kortgesloten.
9) Alarmfunctie. Alarm wordt actief wanneer de ingang is geopend. (Voor 8 en 9 wordt een
tijdvertraging ingesteld in A27)
10) Schoonmaakfunctie. Deze functie wordt gestart door een puls. (zie pagina 4)
11) Inject ON. Inspuiting stopt bij geopende DI.
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres
worden ingesteld en dit adres moet worden doorgegeven aan de master-gateway.
Installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC8AC..”
t11-t16
o01DelayOfOutp.
o02DI 1 Config.
Definitie vindt plaats door middel van
de numerieke waarde links.
(0=uit)
DI state
(Meting)
De status van de DI kan hier
worden uitgelezen. ON of OFF.
Na installatie van een datacommunicatiemodule kan de regelaar op dezelfde manier
bediend worden als alle andere ADAPKOOL regelaars.
Het adres in te stellen van 1 t/m 240.o03
Het adres wordt naar de System Manager gestuurd wanneer menu o04 is ingesteld op "ON" of
wanneer de scanfunctie in de System Manager is geactiveerd.
(o04 mag enkel worden gebruikt als de datacommunicatie verloopt via LON).
Toegangscode 1 (toegang tot alle instellingen)
Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden met een toegangscode,
kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met een waarde van 0 is de functie niet
actief. (99 geeft altijd toegang)
Normaal worden Pt 1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast. Er kunnen echter ook
PTC 1000 of NTC sensors (5000 Ohm bij 25°C) worden toegepast.
Alle aangesloten sensoren moeten van hetzelfde type zijn.
Nauwkeurigheid display
Yes: geeft stappen van 0,5 °C
No: geeft stappen van 0,1 °C
Maximum “standby” tijd na gecoördineerde ontdooiing
Als een regelaar zijn ontdooiing heeft beëindigd zal deze op een signaal wachten alvorens weer
te gaan inspuiten. Als het signaal onverhoopt wegblijft zal de regelaar zichzelf weer opstarten
als deze standby tijd is verstreken.
Configuratie van lichtfunctie
1) Relais schakelt in tijdens tagconditie
2) Relais wordt geregeld via datacommunicatie
3) Relais wordt geregeld door de deurschakeling gedefinieerd in o02 waar de instelling 2 of 3
is. Zodra de deur wordt geopend, zal het lichtrelais schakelen. Wanneer de deur weer gesloten
wordt, zal het licht nog twee minuten aan blijven om insluiting te voorkomen.
Activering van lichtrelais
Het lichtrelais kan hier geactiveerd worden, maar alleen als o38 op 2 ingesteld is.
Schoonmaakfunctie
De status van de functie kan hier worden gevolgd of de functie kan handmatig worden gestart.
0 = Normale regeling (geen schoonmaak)
1 = koeling uit, ventilatoren aan. Alle andere uitgangen zijn uit.
2 = alle uitgangen uit.
Als de functie wordt geregeld door een signaal op DI ingang, kan de relevante status hier worden uitgelezen.
Toegangscode 2 (beperkte toegang)
Deze code geeft toegang tot het aanpassen van waarden, maar niet tot configuratie-instellingen. Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden met een toegangscode, kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met een waarde van 0 is de functie
niet actief. Als deze functie wordt gebruikt, moet toegangscode 1 (o05) ook worden gebruikt.
Kopiëren van huidige instellingen regelaar
Met deze functie kunnen de instellingen van de regelaar gekopieerd worden naar een kopieersleutel. De sleutel kan 25 verschillende instellingen bevatten. Selecteer hier een nummer. Alle
instellingen, behalve die voor ‘Adres’ (o03), worden gekopieerd. Als het kopiëren is gestart zal op
de display weer o65 verschijnen. Na twee seconden kan aan de status in parameter o65 worden
gezien of het kopiëren is gelukt.
Zie hoofdstuk ‘Foutmeldingen’ voor de betekenis van de statusmeldingen.
Kopiëren van kopieersleutel
Deze functie kopieert een eerder opgeslagen set instellingen naar de regelaar. Selecteer het
relevante nummer. Alle instellingen, behalve die voor ‘Adres’ (o03), worden gekopieerd. Als het
kopiëren is gestart zal op de display weer o66 verschijnen. Na twee seconden kan aan de status
in parameter o65 worden gezien of het kopiëren is gelukt.
Zie hoofdstuk ‘Foutmeldingen’ voor de betekenis van de statusmeldingen.
Opslaan als fabrieksinstelling
Met deze instelling worden de huidige instellingen van de regelaar opgeslagen als ‘nieuwe’
basisinstelling (de originele fabrieksinstellingen worden overschreven).
Toepassing S5 sensor
Houdt deze instelling op 0 als de S5 sensor in D10 als ontdooisensor is gedefinieerd. Als D10 is
ingesteld op 0 of 2 kan de S5 sensor ook worden gebruikt als product- of condensorsensor.
0: Ontdooisensor
1: Productsensor
2: Condensorsensor met alarmering
Relais 4
Definieer de toepassing voor relais 4:
1: Ontdooiing (EKC 202A) of Licht (EKC 202C)
2: Alarm
In geval van een foutmelding zullen de LED’s op de display knipperen en de alarmuitgang
wordt geactiveerd. Na een druk op de bovenste toets volgt in het display de foutmelding. Als er
meerdere alarmen in ‘rij’ staan, kunnen deze worden uitgelezen door meermaals op deze toets
te drukken.
Er zijn twee soorten meldingen - een melding ontstaan tijdens het dagelijks gebruik, of er is een
defect in de installatie.
A-meldingen worden niet zichtbaar voordat de vertraging verstreken is.
E-meldingen zullen direct zichtbaar worden.
(Een A-melding wordt niet zichtbaar zo lang een E-melding actief is).
De volgende meldingen kunnen verschijnen:1 = alarm
A1: Alarm te hoge temperatuurHigh t. alarm
A2: Alarm te lage temperatuurLow t. alarm
A4: DeuralarmDoor Alarm
A5: De “o16” timer is vertrekenMax Hold Time
A15: Alarm. Signaal van DIDI1 alarm
A45: Koeling gestopt door ‘Hoofdschakelaar’ (r12 of DI)Standby mode
A59: Schoonmaakfunctie. Signaal van DI.Case cleaning
A61: Condensor alarmCond. alarm
E1: Fout in regelaarEKC error
E6: Fout in real-time klok. Controleer batterij / stel klok opnieuw in.-
E27: Fout S5 sensorS5 error
E29: Fout Sair sensorSair error
Bij het kopiëren van instellingen van en naar een kopieersleutel met functies o65 of o66, kan de
volgende status verschijnen:
0: Kopiëren gedaan en OK
4: Kopieersleutel onjuist geplaatst
5: Kopiëren mislukt. Probeer opnieuw.
6: Kopiëren naar EKC mislukt. Probeer opnieuw.
7: Kopiëren naar kopieersleutel mislukt. Probeer opnieuw.
8: Kopiëren niet mogelijk. Codenummer of SW versie komen niet overeen.
9: Communicatiefout
10: Kopiëren nog gaande
(Deze informatie kan worden uitgelezen in o65 of o66 een paar seconden na het starten van een
kopieercommando).
Alarm destinations
De prioriteit van individuele alarmen
Kan met een instelling worden gedefinieerd
(0, 1, 2 of 3)
Waarschuwing ! Directe start van compressoren *
Ter voorkoming van compressorschade moeten parameters c01 en c02 worden ingesteld volgens de specificaties van de fabrikant. Of in
het algemeen:
- Hermetische compressoren: c02 = 5 minuten
- Semi-hermetische compressoren: c02 = 8 minuten en c01 = 2 tot 5 minuten (motor 5 tot 15 kW)
*) Bij een directe aansturing van de magneetklep behoeven parameters c01 en c02 niet te worden ingesteld.
Sair is de thermostaatsensor.
S5 is een ontdooisensor en wordt gebruikt als de ontdooiing op
temperatuur moet worden gestopt, maar kan ook als product- of
condensorsensor worden gebruikt.
Digitaal aan/uit signaal
Een kortgesloten ingang activeert een functie. De mogelijke functies worden beschreven in o02.
or
Relais
De algemene aansluitingen zijn:
Koeling. Het relais zal inschakelen als de regelaar koelvraag
heeft
Ontdooiing.
Ventilator.
Alarm. Het relais is uitgeschakeld tijdens normaal bedrijf en
ingeschakeld gedurende alarmsituaties en als de regelaar spanningsloos is.
Licht. Het contact schakelt in wanneer hier vraag naar is.
Elektrisch ‘lawaai’
Kabels voor sensoren, DI ingangen en datacommunicatie moeten
apart gehouden worden van andere elektrische kabels;
- Gebruik aparte kabelgoten (afscheiding)
- Houdt een afstand van tenminste 10 cm
- Lange kabels voor DI ingangen moeten worden vermeden
* DO1 en DO2 zijn max. 16 A relais. De genoemde 8 A kan worden verhoogd tot 10
A als de omgevingstemperatuur onder 50°C wordt gehouden.
DO3 en DO4 zijn max. 8 A relais. Maximale belasting mag niet overschreden
worden.
** Goud gecoate contacten garanderen een goed contact
Pt 1000 of
PTC 1000 of
NTC-M2020 (5000 ohm / 25°C)
Meetbereik
-60 tot +99°C
±1 K onder -35°C
Regelaar
±0,5 K tussen -35 tot +25°C
±1 K boven +25°C
Pt 1000
sensor
±0.3 K bij 0°C
±0.005 K per grad
Signaal van contactfuncties
Eisen aan contacten: goud gecoat
Maximale kabellengte 15 m.
Gebruik hulprelais bij langere kabels
Max. 1,5mm2 meer aderig
Max. 1 mm2 op sensor- en DI-ingangen
IEC60730
EKC 202
DO18 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)
DO28 (6) A & (5 FLA, 30 LRA)
DO36 (3) A & (3 FLA, 18 LRA)
DO4** 4 (1) A, Min. 100 mA**
Via insteekkaart
0 tot +55°C, tijdens bedrijf
-40 tot +70°C, tijdens transport
20 - 80% Rh, geen condensvorming
Geen schokken of trillingen
IP 65 voorpaneel
Toetsen en pakking geïntegreerd in front
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in
overeenstemming met CE-markering
EKC 202: UL-approved volgens UL 60730
LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-2-9, A1,
A2
EMC-getest volgens EN 61000-6-3 en EN 61000-6-2
Gewicht = 200 g
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products
already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specifications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.