Danfoss Buitenverwarmingstoepassingen Operating guide [nl]

MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Installatiehandleiding
Buitenverwarmingstoepassingen
Matten en kabels
www.heating.danfoss.com
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
Inhoudsopgave
1.1 Veiligheidsinstructies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1.2 Installatierichtlijnen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1.3 Systeemoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1.4 De HoH-afstand voor verwarmingskabels berekenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1.5 De installatie plannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1.6 Het installatieoppervlak voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.1 Verwarmingselementen installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.2 De sensor installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
3.1 Vorstbescherming voor daken en goten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
3.2 Het sneeuwvrij houden van grondoppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
3.3 Veld-/zaaibedverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

1 Inleiding

In deze installatiehandleiding verwijst het woord "element" zowel naar verwarmingskabels als naar verwarmingsmatten.
• Als het woord "verwarmingskabel" of "verwarmingsmat" wordt gebruikt, dan is de betreende instructie alleen op dit type element van toepassing.
De in deze installatiehandleiding beschreven verwarmingselementen zijn bedoeld voor gebruik als volgt.
Neem voor andere toepassingen contact op met een verkoopkantoor bij u in de buurt.

1.1 Veiligheidsinstructies

U mag het verwarmingselement nooit doorsni­jden of inkorten.
• Als het verwarmingselement wordt doorgesneden, vervalt de garantie.
• Uitlopers mogen op basis van de vereisten worden verkort.
De elementen moeten altijd worden geïnstal­leerd conform de lokale bouwvoorschriften en bedradingsvoorschriften, en de richtlijnen in deze installatiehandleiding.
• Installatie op enige andere wijze kan de werking van het element belemmeren of
2
Danfoss VIEXD410
een veiligheidsrisico vormen, waardoor de garantie vervalt.
Een element moet altijd met een vaste aanslu­iting worden aangesloten door een erkend elektricien.
• Onderbreek alle stroomkringen voordat u start met installatie en onderhoud.
• De afscherming van elk verwarmingselement moet worden geaard conform de plaatselijke elektriciteitsrichtlijnen en worden aanges­loten op een aardlekschakelaar (RCD).
• RCD-uitschakelvermogen is max. 30 mA.
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
1
2
3
4
5
6
7
• Verwarmingselementen moeten worden aangesloten via een schakelaar die alle polen loskoppelt.
De aanwezigheid van een verwarmingsele­ment moet
• duidelijk worden aangegeven door het bevestigen van waarschuwingstekens of
-markeringen op de aansluitttingen en/of op regelmatige afstand langs de stroomlei­ding, waar ze duidelijk zichtbaar zijn
• Het element moet zijn voorzien van de juiste maat zekering of stroomonderbreker volgens de lokale voorschriften.
1. Verwarmingskabel
2. Thermostaat
3. Sensor
4. Afscherming
5. RCD
6. Meerpolige schakelaar
7. Zekering
Aansluitingen
• Fase – Bruin
• Nul – blauw
• Aarde – afscherm­ing
• en na installatie worden vermeld in alle documenten met elektrische gegevens.
Overschrijd nooit de maximale warmtedi­chtheid (W/m of W/m) voor de betreende toepassing.

1.2 Installatierichtlijnen

Bereid de installatielocatie goed voor door scherpe voorwerpen, vuil enz. te verwijderen.
Meet vóór, tijdens en na de installatie regelmatig de ohmse weerstand en de isolatieweerstand.
Plaats geen verwarmingselementen onder muren en vaste obstakels. Er is minstens 6 cm ruimte nodig.
Houd elementen uit de buurt van isolatiemateri­aal, andere verwarmingsbronnen en uitzetvoegen.
Danfoss VIEXD410
Elementen mogen zichzelf of andere elementen niet raken of kruisen; ze moeten gelijkmatig verdeeld worden over de zones.
De elementen, en met name de aansluiting hiervan, moeten worden beschermd tegen mechanische belastingen en spanningen.
Het element moet worden geregeld op basis van temperatuur en mag niet werken bij een omgev­ingstemperatuur hoger dan 10 °C bij toepassin­gen buitenshuis.
• Bewaren op een droge, warme plaats bij temperaturen tussen +5 °C en +30 °C.
3
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen

1.3 Systeemoverzicht

Normen DEVIsafe™ DEVIsnow™
(DTCE)
DEVIasphalt™
(DTIK)
DEVIsport™
(DSM3)
60800:2009 (kabel) M2 M2 M2 M2
M2 Voor gebruik in toepassingen met een hoog risico op mechanische schade.
Productkeuze: DEVIsafe™ DEVIsnow™
(DTCE)
Vorstbescherming voor dak- en gootsystemen
Het sneeuw- en ijsvrij houden van grondop-
+ + - -
(+) + + +
DEVIasphalt™
(DTIK)
DEVIsport™
(DSM3)
pervlakken
Veld-/zaaibedverwarming - + - +

1.4 De HoH-afstand voor verwarmingskabels berekenen

De HoH-afstand is de afstand in centimeters van het midden van de ene kabel naar het midden van de volgende.
Max. HoH-afstand
Dak- en gootsystemen 10 cm Grondoppervlakken 20 cm Veld-/zaaibedverwarming 25 cm
Voor het verwarmen van goten wordt verwezen naar het aantal kabels per meter, zie hoofdstuk 3.1.
• De buigdiameter voor een verwarmingska­bel is minstens zes keer de kabeldoorsnede.
• De werkelijke kabellengte kan ± 2% variëren.
HoH [cm] =
Oppervlak [m]
Kabellengte [m]
x 100 cm
of
HoH [cm] =
4
Danfoss VIEXD410
Kabelvermogen [W/m] Warmtedichtheid [W/m]
x 100 cm
230 V/400 V
HoH [cm]
W/m² @ 20 W/m
W/m² @ 25 W/m
5 400 500 -
7,5 267 333 400
10 200 250 300
12,5 160 200 240
15 133 167 200
20 100 125 150
25 80 100 120
W/m² @ 30 W/m
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen

1.5 De installatie plannen

Maak een tekening van de installatie met de
• elementindeling
• uitlopers en aansluitingen
• aftakdoos/kabelput (indien van toepassing)
• sensor
• aansluitdoos
• thermostaat
Bewaar de tekening
• Wanneer de exacte locatie van de onderdel­en bekend is, is het een stuk eenvoudiger om problemen te verhelpen en defecte elementen te herstellen.

1.6 Het installatieoppervlak voorbereiden

• Verwijder alle resten van oude installaties, indien van toepassing.
• Zorg ervoor dat het installatieoppervlak waterpas, stabiel, glad, droog en schoon is.

2 Elementen installeren

Houd u aan het volgende:
• Neem alle richtlijnen in acht – zie hoofdstuk 1.2.
• Houd een correcte HoH-afstand in acht (al­leen verwarmingskabels) – zie hoofdstuk 1.4.
• Neem de vereiste installatiediepte en mo­gelijke mechanische bescherming van uit­lopers volgens lokale voorschriften in acht.
• Wanneer u meer dan één element installeert, mag u de elementen nooit in serie beka­belen. Alle uitlopers moeten parallel op de aansluitdoos worden aangesloten.
• Voor enkele stroomkabels moeten beide uitlopers op de aansluitdoos worden aanges­loten.
• Vul waar nodig tussenruimten rondom buizen, afvoerpijpen of muren op.
• Er mogen geen scherpe randen, vuil of vreemde voorwerpen aanwezig zijn.
Het wordt afgeraden elementen te installeren bij temperaturen onder de -5 °C.
Bij lage temperaturen kunnen de verwarmingska­bels stijf worden. Nadat u het element uitgerold hebt, sluit u het kort aan op de netvoeding om de kabel zachter te maken alvorens hem vast te zetten.
De weerstand meten
Meet, controleer en noteer de weerstand van het element tijdens de installatie.

2.1 Verwarmingselementen installeren

Volg alle instructies en richtlijnen, zie hoofdstuk
1.1 en zie hoofdstuk 1.2.
Verwarmingselementen
• Plaats het verwarmingselement zodanig dat de afstand tot obstakels minstens de helft van de HoH-afstand bedraagt.
Danfoss VIEXD410
• Na het uitpakken
• Na het vastzetten van de elementen
• Na afronding van de installatie
Als de ohmse weerstand en de isolatieweerstand niet overeenstemmen met de informatie op het label, moet het element worden vervangen.
• De ohmse weerstand moet liggen tussen -5 en +10% van de waarde op het label.
• De isolatieweerstand moet gedurende 1 minuut >20 M bedragen bij min. 500 V DC.
• De elementen moeten altijd goed contact maken met de warmteverspreider (bijvoor­beeld beton), zie hoofdstuk 3 voor meer informatie.
5
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
12
1
1
2
Verwarmingsmatten
• Rol de verwarmingsmatten altijd uit met de verwarmingskabels aan de bovenkant.
• Wanneer de verwarmingsmat de rand van de zone bereikt, snijdt u de voering/het net af en keert u de mat om voordat u hem terugrolt.

2.2 De sensor installeren

• De sensor moet worden gemonteerd in een isolatiedoorvoerbuis, afgedicht aan

3 Toepassingen

3.1 Vorstbescherming voor daken en goten

Zie afb.
1. Dakrand/-overstek
2. Goot
3. Afvoerpijp naar vorstvrije put
4. Kilgoot
5. Plat dak met afvoer
6. Dak met isolatieplaten
7. Afvoerpijp met open uiteinde
De warmtedichtheid en het aantal kabellijnen [n] zijn voor voldoende warmte in goten en afvoerpi­jpen afhankelijk van:
Verlenging van uitlopers
• Vermijd indien mogelijk het verlengen van uitlopers. Sluit uitlopers aan op bijvoorbeeld aftakdozen of kabelputten.
• Let op vermogensverliezen in de kabel en volg daarbij de lokale voorschriften.
het uiteinde, zodat de sensor waar nodig eenvoudig kan worden vervangen.
• De sensor moet worden behandeld als een onderdeel dat onder spanning staat; een eventuele verlenging van de sensorbedrad­ing moet daarom worden behandeld als een normale netspanningskabel.
• De sensor kan worden verlengd tot in totaal 50 m met behulp van installatiekabel van 1,5 mm.
• De minimale buigradius voor de buis is 50 mm (1).
• De sensorkabel moet tussen de twee lussen van de verwarmingskabel (2) worden gelegd.
• Leid de buis naar de aansluitdoos.
• de ontwerptemperatuur;
• de diameter van de goot/afvoerpijp.
Diameter goot/afvo-
erpijp
75 - 120 mm 1
120 - 150 mm 2*
150 - 200 mm 3
* Voor twee lijnen van 30 W/m (60 W/m) hebt u een afvoerpijp van minstens Ø 120 mm nodig en een vochtgevoelige regelaar, zoals de DEVIreg™ 850.
Aantal kabellijnen [n]
6
Danfoss VIEXD410
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
2
3
4
Ontwerp-
temperatuur
[°C] W/m [n] [C-C in cm] [n] [C-C in cm] [n] [C-C in cm]
0 tot -5 200 - 250 1 9 - - 1 9
6 tot -15 250 - 300 2 7 - 8 1 12 2 7 - 8
16 tot -25 300 - 350 2 6 2* 10 2 6
26 tot -35 350 - 400 3 5 2* 8 3 5
Installatieoverzicht
Monteer de DEVIreg™ 850-sensor, waar van toepassing, in de dakgoot aan de hand van de handleiding voor de sensor.

3.2 Het sneeuwvrij houden van grondoppervlakken

Vrije constructies, zoals platforms, trappen, bruggen en terrassen
Zie afb.
1. Bovenlaag van betonplaat of gietasfalt.
2. Verwarmingskabel.
3. DEVIclip™ bevestigingsaccessoire of netwap­ening.
4. Onderliggende vrije constructie.
5. Isolatie (optioneel)
Grondoppervlakken zoals hellingen en par­keerterreinen
Zie afb.
1.
Bovenlaag van betonplaat of asfaltbeton.
2. Zandbed of beton of asfaltbeton.
3. Verwarmingskabel.
4. DEVIclip™ bevestigingsaccessoire of netwap­ening.
5. Draaglaag van steenslag/beton/gebruikt asfalt.
6. Isolatie (optioneel, zorg voor geschikte draaglaag).
7. Aarde.
Warmtedich-
theid
DEVIsnow™ 20T
(DTCE)
Verleng sensorkabels en uitlopers, en leg de aansluitingen op een droge plaats. Dicht alle door­voeringen door bijvoorbeeld daken en muren af.
Informeer de eindgebruiker dat hij of zij de verwarmde dak- en gootsystemen elk najaar moet controleren op scherpe randen, bladeren en vuil.
Grondoppervlakken zoals opritten, voetpaden en bestrating
Zie afb.
Bodemthermostaat is verplicht
Beperkt vermogen
DEVIsnow™ 30T
(DTCE)
1.
Bovenlaag van straatstenen of betonplaat
2. Zandbed
3. Verwarmingskabel
4. DEVIclip™ bevestigingsaccessoire of netwap­ening
5. Draaglaag van steenslag
6. Isolatie (optioneel, zorg dat de draaglaag geschikt is)
7. Aarde
• In zandbed: matvermogen vanaf 250 W/m en kabelvermogen vanaf 25 W/m.
• In gietasfalt of betonbed: kabelvermogen vanaf 30 W/m met een warmtedichtheid > 500 W/m (C-C < 6 cm) (DEVIasphalt™ (DTIK)).
• Verklein het te verwarmen oppervlak, bi­jvoorbeeld door alleen de bandensporen te verwarmen in plaats van de hele oprit.
DEVIsafe™ 20T
(DTIP)
Danfoss VIEXD410
7
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
• Verdeel en prioritiseer het gebied in 2 zones met DEVIreg™ 850.
• Installeer minder W/m² dan aanbevolen. De prestaties voor het sneeuwvrij houden nemen af. Installeer niet minder W/m dan aanbevolen in waterafvoergebieden, bijvoor­beeld vóór verwarmde trappen.
Installeer geen kabels in alleen zand
• De verwarmingskabels moeten met een harde bovenlaag worden beschermd.
Inbedden in beton, mortel of dekvloer.
• De bedding mag geen scherpe stenen bevatten.
• Moet voldoende vochtig, homogeen en vrij van luchtbellen zijn:
• Giet met een matige snelheid om te voorkomen dat het element verschuift.
• Vermijd overmatig gebruik van harken, spaden, trilstampers en walsen.
• Laat beton ongeveer 30 dagen drogen, gietmortel 7 dagen.
Inbedden in mastiek of asfaltbeton (wegenasfalt)
• Gebruik alleen DEVIasphalt™ (DTIK), volledig ingebed.
• Gebruik gietasfalt dat is afgekoeld tot max. 240 °C of
• 3 cm met de hand gerold asfaltbeton (steen­grootte van max. 8 mm), dat tot max 80 °C is afgekoeld voordat u een tweede laag met een trommelgrootte van max. 500 kg (geen trilstamper) aanbrengt.
• Breng een bodemsensordummy Ø 100 x H 100 mm aan, gemaakt van hittebestendig materiaal, zoals cellulaire glasisolatie.
• Breng een sensorbuis van 5/8"-3/4" aan, gemaakt van hittebestendig materiaal, zoals metaal.
Installatieoverzicht
Bereid het installatieoppervlak voor met DEVI­clip™ bevestigingsaccessoires en/of netwapen­ing. Bevestig de buis voor de sensorkabel en de sensorbuis/-dummy voor de DEVIreg™ 850-sensor, waar van toepassing.
Verleng de uitlopers met aansluitsets en leg de aansluitingen op een droge plaats. Dicht alle doorvoeringen door muren of vergelijkbare con­structies af. Breng waarschuwingslint aan boven uitlopers.
Installeer de externe sensor(s) na het leggen van de stenen of het gieten van het beton/asfalt, installeer de externe sensor(en) en verleng de sensorkabel(s) volgens de instructies in de sen­sorhandleiding.

3.3 Veld-/zaaibedverwarming

Een verwarmd veld wordt beschouwd als een werklocatie, bijvoorbeeld
• voetbalvelden
• golfterreinen
• serres
Veiligheidsinstructies, zie hoofdstuk 1.1.
De installatiediepte moet altijd zorgvuldig worden bepaald
• Vraag toestemming aan de lokale elektric­iteits- en veiligheidsinstanties voordat u de kabels legt.
8
Danfoss VIEXD410
• Houd u aan de lokale vereisten voor de installatiediepte en mogelijke mechanische bescherming van uitlopers en markeringen.
• Houd rekening met de insteekdiepte van voorwerpen zoals gazonbeluchters, verticu­teermachines, spaden, spiesen, paaltjes en ankerbouten.
• Voor voldoende verwarming moet de instal­latiediepte max. 25-30 cm zijn.
• Werkzaamheden in de grond na de installatie mogen uitsluitend door opgeleid personeel worden uitgevoerd.
Veld-/zaaibedverwarming moet met meerdere zones worden aangelegd, afhankelijk van de
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
5
grootte van en de hoeveelheid zon en schaduw op het veld. Elke zone moet worden voorzien van
• 2 sensoren of 1 sensorsonde voor het meten van de gemiddelde temperatuur van de bovenlaag van de grond.
• Afgedichte aftakdoos of kabelput voor het aansluiten van uitlopers op de voeding.
• Max. afstand tot de aftakdoos of kabelput 20 m vanaf elke zone.
Vrije constructies, zoals platforms, trappen, bruggen en terrassen
Zie afb.
1. Gras.
2. Teellaag.
3. Sensor in stalen buis.

4 Optionele instellingen

Als het element aangesloten is op een ther­mostaat zoals een DEVIreg™, congureert u de basisinstellingen volgens de tabel hieronder en zoals beschreven in de installatiehandleiding van de thermostaat.
4. Zand/aarde.
5. Verwarmingskabel.
6. Bevestigingsstrip (voor installatie op nieuwe constructies).
7. Bodem met afwateringssysteem.
Installatieoverzicht
Rol de elementen uit en bevestig ze op de ba­sisconstructie. Bij installatie achteraf moeten de kabels in de grond worden gefreesd.
Bevestig de buis zo hoog mogelijk voor de sen­sorkabels of sensorsonde in elke zone.
Leg uitlopers in een kabelgeul uitsluitend in 1 laag (geen bundels, geen leidingen). Breng waarschuwingslint aan boven uitlopers en bedek ze met zand. Sluit uitlopers en sensoren aan op afgedichte aftakdozen of kabelputten, max. 20 m vanaf elke zone.
Pas de temperatuurlimiet waar nodig aan volgens de aanbevelingen van de fabrikant om schade te voorkomen.
Thermostaat Max. be-
lasting
DEVIreg™ 316 16 A -7 °C < Aan < +3 °C -
DEVIreg™ 330 16 A Aan < +3 °C Aan < +3 °C
DEVIreg™ 610 10 A Aan < +3 °C Aan < +3 °C
DEVIreg™ 850 2 x 15 A Smelten < +3 °C
Danfoss VIEXD410
Vorstbescherming
voor dak- en gootsys-
temen
Het sneeuw- en
ijsvrij houden van
grondoppervlakken
Smelten < +3 °C Stand-by < -3 °C
Veld-/zaaibedver-
warming
Ontdooien +3 °C
Toenemend +7 °C
9
Installatiehandleiding Buitenverwarmingstoepassingen
1
1
1
2
8
3
4
5
6
7
1. Verwarmingskabel
2. Thermostaat
3. Sensor
4. Afscherming
5. RCD
6. Meerpolige schakelaar
7. Zekering
8. Aftakdoos
10
Danfoss VIEXD410
1
354
2
123
4
567
1
2
34576
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Installation Guide Outdoor Heating Applications
Danfoss A/S Elektrische verwarmingssystemen Ulvehavevej 61 7100 Vejle Denemarken Telefoon: +45 7488 8500 Fax: +45 7488 8501 E-mail: EH@DEVI.com www.DEVI.com
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten in catalogi, brochures en overige gedrukte of elektronisch uitgegeven materialen. Danfoss behoudt zich het recht voor om producten zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. Dit is ook van toepassing op in bestelling zijnde producten, met dien verstande dat dergelijke wijzigingen worden aangebracht indien ze zouden resulteren in wijzigingen van overeengekomen specicaties. Alle handelsmerken in deze tekst zijn eigendom van hun respectievelijke houders. Danfoss en het Danfoss-logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S. Alle rechten voorbehouden.
VIEXD410
Geproduceerd door Danfoss © 10/2015
Loading...