R-32 Rooftop-serie - Basis-, 2-,
3- en 4-demperversies
Made-To-Stock-modellen
UATYA-BBAY1
UATYA-BBC2Y1
UATYA-BBC3Y1
Made-To-Order-modellen
BASEREN
FC2
FC3
FC4
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud
Eenheid monoblok-rooftop
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Introductie 7
1.1 Conformiteit 7
1.2 Beschrijving 7
1.2.1 Symbolen 7
1.2.2 Etiketten 8
2 Veiligheid 9
2.1 Algemene waarschuwingen 9
2.1.1Afvoer van de veiligheidskleppen10
2.1.2 Noodstop10
2.2 Fundamentele regels 11
2.2.1Gebruiksbeperkingen - Minimale ruimte met airconditioning en maximale lading van koelmiddel13
2.2.2 Koelmiddel lekdetector15
2.2.3 Waterdebiet naar de warmtewisselaars16
2.2.4Watersamenstelling16
2.2.5 Waarschuwingen voor brandbare koelmiddelen17
2.3 Geluid 23
2.4 Blijvende risico's 23
2.5 Veiligheidsinformatie over de koelvloeistof 24
2.5.1Gevaren en gevolgen voor de gezondheid24
3 Ontvangst van het product en opslag 25
3.1 Ontvangst 25
3.2 Vervoer 25
3.3 Verplaatsing 26
4 Beschrijving product 28
4.1 Beoogd gebruik 28
4.2 Niet beoogd gebruik 28
4.3 Controle- en veiligheidsvoorzieningen 29
4.4 Beginselen van de werking 29
4.5 Structuur 29
4.6 Technische kenmerken 29
4.7 Gasvermogenscircuit 30
4.7.1 Ventilatoren interne lucht 30
4.7.2 Debietsensor voor de ventilatoren 30
4.7.3 Sensor lters vuil 31
4.7.4 Luchtlters 31
4.7.5 Bevochtiger 31
4.8 Bedieningspaneel 32
4.8.1 Het apparaat aan- en uitschakelen via het display 32
4.8.2 Het apparaat aan- en uitschakelen via een extern vrijgavesignaal 32
4.8.3 Setpoints wijzigen 33
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
3
4.8.4 Tijdsintervallen instellen 33
4.8.5 Taalinstelling 33
4.8.6 Wijziging van tijd en datum 33
4.9 Elektrisch schema 33
5 Installatie 34
5.1 Afmetingen en gewicht 34
5.2 Plaats van installatie 34
5.3 Montage 35
5.3.1Externe plaatsing35
5.3.2 Montage regenwerende kap36
5.3.3 Antitrilelementen36
5.3.4Geluidsdemping37
5.3.5 Minimum afstanden37
5.4 Hydraulische aansluitingen 38
5.4.1Aansluiting warmwaterbatterij38
5.4.2 Condensafvoer van de interne luchtbatterij38
5.4.3 Condensafvoer van de externe luchtbatterij39
5.4.4Aansluiting op de luchtbevochtiger39
5.5 Elektrische aansluitingen 40
5.6 Gasaansluitingen 42
5.6.1Retour- en uitblaaskanalen42
5.6.2 Aansluiting van de kanalen43
6 Indienststelling 44
6.1 Handelingen vooraf 44
6.2 Eerste inwerkingstelling 45
6.2.1Controles vooraf45
6.2.2 Functionele controles45
6.3 IJking veiligheidsonderdelen 46
6.4 Controles tijdens de werking 46
6.5 Alarmen en storingen 47
6.5.1Algemene probleemoplossing47
6.6 Tijdelijke stilstand 49
6.7 Langdurige stilstand 49
7 Onderhoud 50
7.1 Afstellingen 50
7.2 Externe reiniging 51
7.2.1 Batterijreiniging met traditionele Cu/Al vinnen 51
7.2.2 Reiniging van de installatieplaats 52
7.3 Interne reiniging 52
7.3.1Reiniging van de eenheid52
7.4 Periodieke controles 53
7.5 Buitengewoon onderhoud 54
7.5.1Speciale ingrepen54
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
4
UAT YA
4P645202-1
8 Buitendienststelling 55
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
5
DANK U
Wij bedanken u voor de keuze van een van onze producten.
Dit product is de vrucht van jarenlange ervaring en accuraat ontwerp en is gebouwd met de beste materialen en
geavanceerde technologieën.
De verklaring of het certicaat van overeenstemming garandeert bovendien dat de apparaten voldoen aan de eisen
van de Europese Machinerichtlijn op het gebied van de veiligheid.
Het kwaliteitsniveau staat onder constant toezicht en onze producten zijn dan ook synoniem voor Veiligheid, Kwaliteit
en Betrouwbaarheid.
De vermelde gegevens kunnen op ieder moment en zonder de plicht tot voorgaande kennisgeving de benodigde
wijzigingen ondergaan voor de verbetering van het product.
Wij bedanken u opnieuw
Lees deze handleiding met aandacht alvorens deze eenheid te installeren, te testen of te starten.
Overhandig deze handleiding en alle aanvullende documenten aan de bediener van de installatie, die
verantwoordelijk voor de bewaring daarvan zal zijn, zodat ze in geval van nood altijd voorhanden zijn.
De afbeeldingen en tekeningen die in dit document staan, dienen uitsluitend als voorbeeld.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
6
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
1 INTRODUCTIE
1.1 Conformiteit
Zie voor de referentienormen en -richtlijnen de verklaring van overeenstemming die integraal onderdeel uitmaakt van
de handleiding.
1.2 Beschrijving
1.2.1 Symbolen
Hierna volgt de beschrijving van de voornaamste symbolen die in deze handleiding staan, alsmede op de etiketten
die op de eenheid aangebracht zijn.
Gevarensymbool; let bijzonder goed op.
Gevarensymbool; mechanische onderdelen in beweging.
Gevarensymbool; onderdelen onder elektrische spanning.
Aandachtssymbool; belangrijke informatie.
Symbool van de opmerkingen; tips en adviezen.
Gevarensymbool; aanwezigheid van ontvlambare gassen
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
7
1.2.2 Etiketten
Raadpleeg het technisch dossier voor de bouwkenmerken, beschikbare modellen en de technische gegevens.
Het model, het serienummer, de kenmerken, de voedingsspanning, enz. staan op de etiketten die op de eenheid
aangebracht zijn (de volgende afbeeldingen dienen als voorbeeld).
De fabrikant voert een beleid van continue ontwikkeling en behoudt zich in deze optiek het recht voor
zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen op de documentatie en de eenheden
aan te brengen.
Het technisch dossier, de etiketten die rechtstreeks op de eenheid aangebracht zijn en de diverse
schema's waarna verderop verwezen wordt, moeten als integraal deel van deze handleiding
beschouwd worden.
Het is verboden de etiketten die op de eenheid aangebracht zijn te verwijderen of te veranderen.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
8
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
2 VEILIGHEID
2.1 Algemene waarschuwingen
Toegang tot de zone rondom de eenheid moet belemmerd worden door een speciale bescherming als het zich
onbeschermde gebieden bevindt en toegankelijk is voor onbevoegden.
De operator van de apparatuur is verantwoordelijk voor de naleving van de plichten die voortkomen uit de normen.
De operator van de apparatuur is degene die de daadwerkelijke controle over de technische werking heeft en vrij
toegang heeft, wat de mogelijkheid biedt toezicht te houden op de onderdelen en de werking daarvan, alsmede om
toegang aan anderen te verlenen.
De operator van de apparatuur heeft de bevoegdheid om beslissingen te nemen over technische wijzigingen,
controles en reparaties.
De operator van de apparatuur kan instructies geven aan werknemers of externe bedrijven voor de uitvoering van
onderhoud en reparaties.
Alleen technici die door de operator van de apparatuur zijn geautoriseerd, hebben toegang tot het apparaat.
De installatie en het onderhoud of de reparatie van de apparatuur moeten worden uitgevoerd door personeel en
bedrijven die in het bezit zijn van een certicaat dat is afgegeven door een certiceringsinstantie. In de Europese
context moet deze instantie worden aangewezen door een lidstaat die voldoet aan de eisen van Verordening (EG) nr.
517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake geuoreerde broeikasgassen.
De operator die toegang heeft tot het apparaat moet geautoriseerd en gekwaliceerd zijn in overeenstemming met
de eisen van bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale regelgeving en, in de Europese context, EN378-4 en
EN13313 ", en moet over voldoende kennis beschikken om de verschillende activiteiten uit te voeren tijdens de fasen
van de technische levensduur van de machine.
Het verwijderen van de afsluitpanelen "waar aanwezig" geeft toegang tot de binnenkant van de eenheid.
Om geen enkele reden mag toegang verleend worden tot de binnenkant van de eenheid aan niet gekwaliceerd
personeel en voordat de spanning weggenomen is.
De gebruiker kan alleen met de eenheid interageren via de controle en de externe toestemmingen.
Iedere toegang tot de eenheid is alleen toegestaan aan geautoriseerd personeel dat kennis heeft van de voorschriften
inzake de veiligheid op de werkplek en die kennis toepast. Zie in de Europese context richtlijn 89/391/EEG van de
Raad, van 12 juni 1989, inzake de uitvoering van maatregelen die gericht zijn op de bevordering van de veiligheid en
de gezondheid van de werknemers tijdens het werk.
De kennis en het begrip van de handleiding vormen bovendien een onmisbaar instrument voor de beperking van
risico's, de veiligheid en de gezondheid van de werknemers.
De operator moet geïnstrueerd zijn over het optreden van mogelijke anomalieën, functionele storingen of gevaarlijke
situaties, voor zichzelf of voor anderen, en moet in ieder geval de volgende voorschriften naleven:
De eenheid onmiddellijk stoppen door op het bedieningsorgaan voor de noodstop in te grijpen.
Geen ingrepen uitvoeren die buiten zijn taken en technische kennis liggen.
Het verantwoordelijke hoofd onmiddellijk informeren en persoonlijk initiatief vermijden.
Controleren of de elektrische voeding weggenomen is alvorens ongeacht welke ingreep op de
eenheid uit te voeren. De paragraaf over de onderhoudsingrepen raadplegen.
Voordat u werkzaamheden aan de eenheid uitvoert, dient u zich ervan te vergewissen dat er geen
potentieel ontvlambare atmosfeer aanwezig is; zorg ervoor dat er geen ontvlammingsbronnen
zijn; voldoen aan de eisen van bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale regelgeving en, in de
Europese context, EN378-4 en EN13313 "en de geldende lokale regelgeving".
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
9
In de eenheid die condensatoren en/of inverters bevat, kunnen enkele onderdelen enkele minuten
onder spanning blijven, zelfs nadat de hoofdschakelaar geopend is.
Wacht 10 minuten voordat u de elektrische onderdelen van de eenheid bereikt.
De circuits die door externe bronnen gevoed worden (tot stand gebracht met oranje draad), kunnen
ook onder spanning staan nadat de elektrische voeding naar de eenheid weggenomen is.
Bedien de eenheid alleen als het verlichtingsniveau geschikt is voor het type uit te voeren ingreep.
Het niet opvolgen van de instructies in deze handleiding en elke wijziging aangebracht aan de eenheid die niet eerder
schriftelijk is geautoriseerd, zal de garantie onmiddellijk ongeldig maken.
De wet betreende de regulering van het gebruik van stoen die schadelijk zijn voor de ozonlaag,
bepaalt dat het verboden is koelgassen in het milieu te lozen en verplicht de eigenaren daarvan om
de koelgassen die het einde van de nuttige gebruiksduur bereikt hebben, terug te winnen en aan de
verkoper of speciale verzamelcentra te overhandigen.
Het koelmiddel dat in het koelcircuit zit, wordt genoemd bij de stoen die aan speciale controles onderworpen
worden, zoals bepaald wordt door de wet, en moet dus aan de hiervoor vermelde plichten onderworpen worden.
Bijzondere aandacht wordt aanbevolen tijdens onderhoudswerkzaamheden om het lekken van koelmiddel zo
veel mogelijk te beperken.
2.1.1 Afvoer van de veiligheidskleppen
Indien aanwezig op het koelmiddelcircuit, schrijven installatievereisten en/of nationale normen voor dat de afvoer van
de veiligheidskleppen naar buiten toe plaatsvindt.
Deze afvoer moet plaatsvinden met een leiding waarvan de diameter gelijk is aan minstens de afvoer van de klep en
het gewicht van de leiding mag niet op de klep rusten.
Laat de afvoer altijd plaatsvinden naar zones waarin deze geen schade aan mensen kan berokkenen.
Gevaar voor brandwonden na aanraking van hete en koude onderdelen.
De afvoer van de veiligheidskleppen moet in overeenstemming met de nationale en/of Europese
richtlijnen plaatsvinden, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de afvoer niet in de buurt komt van
putten, afvoerkanalen of andere openingen die koelmiddel kunnen bevatten; de afvoer niet in de
buurt van de luchtinlaten, deuren of soortgelijke openingen plaatsen; De afvoer niet in de buurt van
ontstekingsbronnen plaatsen zoals gedenieerd in EN378-2.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om een ontvlambaarheidsbeoordeling en een
gevarenzone-indeling voor de installatielocatie uit te voeren, zoals vereist door de EN378-3 en/of de
toepasselijke nationale richtlijnen.
2.1.2 Noodstop
In geval van nood wordt de directe stop gemaakt door middel van de rood gekleurde hoofdschakelaar op het
elektrische paneel door deze in stand 0 te zetten. Door de schakelaar in de 0-stand te draaien, wordt voeding van
stroom naar de hele eenheid van stroom onderbroken.
Naast de elektrische isolatie van het apparaat is de hoofdschakelaar bedoeld voor gebruik als
noodvoorziening en mag deze alleen om deze reden worden gebruikt.
Wanneer er geen noodtoestand aanwezig is, moet de werking van de eenheid worden gestopt met
behulp van de besturingssoftware van het apparaat.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
10
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
2.2 Fundamentele regels
Alle eenheden zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met de richtlijn 2014/68/EU van het Europese
Parlement en van de Raad, van 15 mei 2014, voor de aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten op het
gebied van drukapparatuur.
Om maximale veiligheid te garanderen om mogelijke risico's te vermijden, dient men zich aan de volgende bepalingen
te houden:
- dit product bevat onder druk staande recipiënten, onder druk staande onderdelen, bewegende mechanische
onderdelen, oppervlakken met hoge en lage temperatuur die in sommige situaties een gevaar kunnen vormen:
iedere ingreep moet uitgevoerd worden door gekwaliceerd personeel dat over de benodigde bevoegdheden
beschikt volgens de van kracht zijnde normen. Voordat ongeacht welke handeling verricht wordt, moet
gecontroleerd worden of het betrokken personeel volledige kennis heeft van de documentatie die bij de eenheid
gevoegd is;
- bewaar altijd een kopie van de documentatie in de nabijheid van de eenheid;
- de handelingen die in deze handleiding aangeduid worden, moeten aangevuld worden met de procedures
die in de handleidingen met instructies voor het gebruik van andere systemen en apparaten staan, die in de
eenheid geïncorporeerd zijn. de handleidingen bevatten alle informatie die nodig is voor het veilige beheer van
de apparaten en de mogelijke werkwijzen daarvan;
- gebruik de geschikte beschermingen (handschoenen, helm, veiligheidsbril, veiligheidsschoeisel, enz.) voor
ongeacht welke handeling, of dit nu onderhoud betreft dan wel controles die op de eenheid uitgevoerd worden;
- draag geen wijde kleding, dassen, kettingen, horloges, die verstrikt kunnen raken in de bewegende onderdelen
van de eenheid;
- gebruik instrumenten en beschermingen die altijd in uitstekende staat verkeren;
- de compressoren en de gastoevoerleidingen hebben een hoge temperatuur. Let daarom goed op wanneer
gewerkt wordt in de onmiddellijke nabijheid daarvan en raak geen enkel onderdeel van de eenheid aan zonder
geschikte beschermingen;
- werk niet in het afvoertraject van de veiligheidskleppen;
- als de groepen opgesteld zijn op niet-beschermde plaatsen die gemakkelijk bereikt kunnen worden door niet-
gekwaliceerde personen, is het verplicht geschikte beschermingen te installeren;
- de gebruiker van de installatie is verplicht de handleidingen voor de installatie en het gebruik van de geïncorporeerde
systemen te raadplegen, die bij deze handleiding gevoegd zijn;
- er kunnen niet-evidente potentiële risico's zijn. Er zijn dus waarschuwingen en signaleringen op de eenheid
aangebracht;
- het is verboden de waarschuwingen te verwijderen.
Het is uitdrukkelijk verboden om:
- de afschermingen die voor de veiligheid van mensen bedoeld zijn weg te nemen of ondoeltreend te maken;
- de veiligheidsvoorzieningen die op de eenheid geïnstalleerd zijn onklaar te maken en/of te wijzigen.
In geval van alarmsignaleringen, gevolgd door de inwerkingtreding van de beveiligingen, moet de gebruiker de
onmiddellijke tussenkomst van de gekwaliceerde technici die met het onderhoud belast zijn aanvragen.
Een eventueel ongeval kan ernstig letsel of de dood veroorzaken.
De veiligheidsvoorzieningen moeten gecontroleerd worden volgens de aanwijzingen die in deze handleiding staan.
De fabrikant stelt zich op generlei wijze aansprakelijk voor schade aan mensen, huisdieren of voorwerpen als
gevolg van het hergebruik van de afzonderlijke onderdelen van de eenheid voor andere functies of montages dan
de oorspronkelijke. Het is verboden een of meer onderdelen van de eenheid onklaar te maken/te vervangen zonder
geautoriseerd te zijn.
Het gebruik van accessoires, werktuigen of verbruiksmaterialen die anders zijn dan die door de fabrikant aanbevolen
worden, ontheen de fabrikant van civiele en strafrechtelijke aansprakelijkheid.
De werkzaamheden die verband houden met de deactivering en de sloop van de eenheid mogen alleen toevertrouwd
worden aan personeel dat daarvoor op passende wijze opgeleid en toegerust is.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
11
De eenheden behoren niet tot het toepassingsveld van Richtlijn 2014/34/EU van het Europese
Parlement en van de Raad, van 26 februari 2014, inzake de aanpassing van de wetgevingen van de
Lidstaten met betrekking tot de apparaten en de systemen die bestemd zijn om gebruikt te worden in
een potentieel explosieve atmosfeer.
De operator die toegang heeft tot het apparaat moet geautoriseerd en gekwaliceerd zijn in
overeenstemming met de eisen van bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale regelgeving en,
in de Europese context, EN378-4 en EN13313, en moet over voldoende kennis beschikken om de
verschillende activiteiten uit te voeren tijdens de fasen van de technische levensduur van de machine.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
12
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
2.2.1 Gebruiksbeperkingen - Minimale ruimte met airconditioning en maximale lading
[m²]
m
[kg]
van koelmiddel
Clausule GG.9 van bijlage GG van IEC 60335-2-40:2018 (Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen -
Veiligheid - Deel 2-40: Bijzondere eisen voor elektrische warmtepompen, airconditioners en ontvochtigers) denieert
de maximaal toegestane laadniveaus afhankelijk van de oppervlakte van de geklimatiseerde omgeving en de
ventilatie-eisen voor het gebruik van A2L-koelmiddelen in het geval van eenheden voorzien van kanalen. Raadpleeg
IEC 60335-2-40:2018 voor alle details.
De minimale totale oppervlakte van de geconditioneerde ruimte "TA # p # min # pp #" van het geïnstalleerde apparaat
met koelmiddelvulling "m # p # c # pp #" (kg) moet in overeenstemming zijn met het volgende:
Voor eenheden zonder naverwarming met heet gasVoor eenheden met naverwarming met heet gas
Er mogen geen zonekleppen worden geïnstalleerd in de ruimten die bij de berekening van de
minimumoppervlakte in aanmerking worden genomen, tenzij deze kleppen in geval van lekkage
volledig kunnen worden geopend door het besturingssignaal van het apparaat.
Als de lading wordt gevarieerd, moet de minimumoppervlakte opnieuw worden geëvalueerd, zodat deze altijd groter
is dan het resultaat dat met de volgende formule wordt verkregen:
Waar:
- m
is de lading van koelmiddel in kilogrammen die tijdens de installatie wordt toegevoegd.
addaed
De som "m # p # c # pp # + m # p # added # pp #" moet lager zijn dan 79,8 kg voor elk circuit.
Hieronder staat de minimale oppervlakte als functie van de oppervlakte van de geconditioneerde omgeving
90
80
70
c
60
50
40
30
20
10
0
50
Afb. 1 Totale minimale installatieoppervlakte
1001502002500
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
13
De eenheid is uitgerust met een lekdetectiesysteem voor koelmiddelfen volgens bijlage LL van IEC 60335-2-40:2018,
waarvan de plaatsing is geverieerd volgens bijlage MM van IEC 60335-2-40:2018.
In het geval dat het lekdetectiesysteem van de koelmiddel een lek detecteert, gaat de eenheid over tot:
• het uitschakelen van de compressoren;
• het instellen van de inlaat- en uitlaatventilatie (indien aanwezig) in constante stroomregeling op een vaste waarde.
Het uitschakelen van de ventilatoren met behulp van tijdslots wordt uitgeschakeld. Dit om te voorkomen dat de
luchtstroom onder "Qmin" komt (zie hieronder);
• het activeren van een relais in het elektrische paneel om eventuele externe zonekleppen te openen;
• het besturen van de kleppen (indien geïnstalleerd op de eenheid) voor een volledige aanzuiging van externe
lucht en een volledige afvoer van de uitlaatlucht;
Als externe zonekleppen aanwezig zijn, moeten deze worden aangesloten op het in het laatste punt
aangegeven relais, zodat ze kunnen worden geopend in het geval van lekkage van koelmiddel.
Zonekleppen die zijn geïnstalleerd in ruimten die zijn opgenomen in de berekening van de minimale
installatieruimte, moeten na de installatie altijd elektrisch worden gevoed, met uitzondering van
onderhoudswerkzaamheden, om de veiligheid van de installatie te waarborgen.
De regelaar houdt bovenstaande acties nog 5 minuten actief nadat het door het lekdetectiesysteem gemeten
koelmiddelniveau weer onder de interventiedrempel is gekomen. De brand- en rooksystemen van de faciliteit kunnen
voorrang hebben op deze functie.
Als de lekdetector een lek detecteert, zullen de bovenstaande handelingen worden uitgevoerd, zelfs
als de eenheid wordt uitgeschakeld door de regelaar, het BMS of de digitale ingang.
Naast het bovenstaande is er een relais in het elektrische paneel van de eenheid dat is aangesloten
op de lekdetector. Dit relais kan worden gebruikt om het alarm van de lekdetector te bewaken, zelfs
als de besturingsprintplaat van de eenheid uitvalt.
Het minimale luchtdebiet (Qmin) dat door het apparaat in de geconditioneerde omgeving wordt verwerkt, uitgedrukt
in m3⁄h, is in overeenstemming met de waarden die in de volgende tabel worden weergegeven:
Voor eenheden zonder naverwarming met heet gasVoor eenheden met naverwarming met heet gas
In het geval dat de door de drukverschiltransducer van de eenheid gemeten luchtstroom onder de
bovenstaande waarden valt, wordt het alarm voor de luchtstroom van de drukverschiltransducer op de
gebruikersinterface van de eenheid weergegeven en wordt het apparaat uitgeschakeld.
De luchttoevoer- en luchtafvoerkanalen moeten rechtstreeks op de geklimatiseerde ruimte worden aangesloten.
Open ruimtes, zoals verlaagde plafonds, mogen niet worden gebruikt als luchtafvoerkanalen.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
14
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
2.2.2 Koelmiddel lekdetector
Dit apparaat is uitgerust met een detector van het koelgas.
Om de detector eectief te laten werken, moet het apparaat na de installatie altijd elektrisch worden
gevoed, behalve voor onderhoudswerkzaamheden.
De lekdetector van koelvloeistof wordt in de eenheid geïnstalleerd tussen de interne luchtbatterij en de
toevoerluchtventilator(en).
Met dit apparaat kunnen lekken van het koelmiddel onmiddellijk worden opgespoord om de vorige paragraaf
"Gebruiksbeperkingen - Minimale installatieruimte en maximale koudemiddelvulling" toe te passen.
De detector heeft een interne zelftestroutine. Als deze routine een fout detecteert, zal de regelaar van
de eenheid het volgende instellen van de inlaat- en uitlaatventilatie (indien aanwezig) in constante
stroomregeling op een vaste waarde. Dit om ervoor te zorgen dat het luchtdebiet niet onder "Q
valt, zoals gedenieerd in de paragraaf "Gebruikslimieten - Minimaal installatieoppervlak en maximale
koudemiddelvulling". Het zal ook mogelijk zijn om het uitschakelen van de toevoer- en afvoerventilator
(indien aanwezig) via de tijdbanden uit te schakelen om altijd de minimaal vereiste luchtdebiet te
hebben.
min
"
In het geval dat het koelmiddellekdetectiesysteem een storing signaleert en de luchtstroom de
minimale "Q
" waarde niet kan bereiken, wordt een speciaal relais, dat zich binnenin het elektrische
min
paneel bevindt, geactiveerd. Dit signaal moet worden gebruikt om de gebruiker te waarschuwen dat de luchtstroom wordt verminderd (bijvoorbeeld door middel van een geluidssignaal en een
knipperlicht).
Zodra het gasalarm van het lekdetectiesysteem is vrijgegeven, wordt de uitgang niet gereset, zelfs
niet als de gasconcentratie afneemt. Na detectie en reparatie van de lekplek kan een handmatige
reset van het alarm worden uitgevoerd. Om de alarmuitgang te resetten, schakelt u de stroomtoevoer
naar de gassensor uit en weer in (bijv. Door de kabel los te koppelen en opnieuw aan te sluiten). moet
worden vervangen.
De lekdetectorsensor heeft een verwachte levensduur van 10 jaar. Er wordt een aftelling ingesteld in
de detector en uitgelezen door de regelaar van de eenheid.
Zes maanden voordat het aftellen aoopt, verschijnt er een waarschuwing op de gebruikersinterface
van de eenheid. Als de kalibratie niet op tijd wordt uitgevoerd, verschijnt er een nieuw bericht
op de gebruikersinterface en werkt de eenheid zoals in het geval van een storing in de
koelmiddellekdetector die hierboven is beschreven.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
15
2.2.3 Waterdebiet naar de warmtewisselaars
Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat het waterdebiet in bedrijf niet meer dan 1,5 keer en niet minder dan 0,5 keer
het nominale debiet van de eenheid dat in de technische handleiding is aangegeven, bedraagt.
Raadpleeg in ieder geval de specieke Technische Handleiding voor de toegestane condities van de
watertoevoer en -afvoer van de warmtewisselaars.
2.2.4 Watersamenstelling
De aanwezigheid van opgeloste stoen in het water kan corrosie aan de warmtewisselaars veroorzaken.
Het is verplicht om ervoor te zorgen dat de waterparameters binnen de volgende tabel vallen:
Het gebruik van water met waarden boven de in de tabel aangegeven grenzen maakt de garantie onmiddellijk
ongeldig.
Het is verplicht te voorzien in een systeem van eliminatie van de mogelijke organische stoen die in het water
aanwezig zijn en niet door het lter worden vastgehouden, en die op deze manier kunnen worden afgezet in de
warmtewisselaars, wat op termijn leidt tot storingen en/of breuken.
Het gebruik van water dat organische stoen bevat, maakt de garantie onmiddellijk ongeldig.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
16
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
2.2.5 Waarschuwingen voor brandbare koelmiddelen
De installatie van units met licht ontvlambare koelmiddelen (A2L), zoals R32, moet worden uitgevoerd
in overeenstemming met de Europese normen en voorschriften en lokale regelgeving, indien van
toepassing.
De volgende informatie wordt gegeven in overeenstemming met IEC 60335-2-40:2018 en de bijlagen
(hierna "de bijlage" genoemd) en is vertaald uit de Engelse versie van de norm, die de referentie blijft
die moet worden gebruikt.
(Bijlage DD.2) Gebruik geen andere dan de door de fabrikant aanbevolen systemen om het
ontdooiproces te versnellen of de eenheid te reinigen.
De buitenunit moet in een ruimte zonder ontstekingsbronnen in continubedrijf worden opgeslagen
(bijvoorbeeld: open vuur, een gasbrander of een elektrische verwarming).
Niet doorboren of verbranden.
Houd er rekening mee dat koelmiddelen geen geuren mogen bevatten.
(Bijlage DD.3.3) Kwalicatie van de werknemers
Alle installatie-, onderhouds-, reparatie-, de-installatie- en demontagewerkzaamheden aan het apparaat moeten
worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel in overeenstemming met bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018 en
voldoen aan de eisen van de geldende voorschriften.
Voorbeelden van handelingen zijn:
• opening van het koelcircuit;
• opening van verzegelde onderdelen;
• opening van geventileerde compartimenten.
(Bijlage DD.4) Informatie voor operaties
(Bijlage DD.4.2) Controles ter plaatse
Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan systemen die brandbare koelmiddelen bevatten, moeten er op
de locatie bepaalde veiligheidscontroles worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het risico van ontbranding tot
een minimum wordt beperkt. Voor de reparatie van airconditioningsystemen moeten de DD.4.3 tot en met DD.4.7
worden voltooid voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
17
Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan systemen die brandbare koelmiddelen bevatten, moeten er op
de locatie bepaalde veiligheidscontroles worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het risico van ontbranding tot
een minimum wordt beperkt. Voor de reparatie van airconditioningsystemen moeten de DD.4.3 tot en met DD.4.7
worden voltooid voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd.
(Bijlage DD.4.3) Werkwijze
Elke handeling wordt uitgevoerd volgens een gecontroleerde procedure om het risico op de aanwezigheid van een
brandbaar gas of damp tijdens de handeling tot een minimum te beperken.
(Bijlage DD.4.4) Algemeen werkgebied
Al het personeel dat aan het apparaat werkt en in het werkgebied opereert, moet worden getraind in de aard van de
uit te voeren werkzaamheden. Werk in kleine ruimtes moet worden vermeden.
(Bijlage DD.4.5) Controles op de aanwezigheid van koelmiddel
De ruimte moet voor en tijdens de werkzaamheden met een geschikte koelmiddeldetector worden gecontroleerd om
ervoor te zorgen dat de technici op de hoogte zijn van mogelijke brandbare atmosferen.
Zorg ervoor dat de gebruikte koelmiddeldetector of lekdetector geschikt is voor gebruik met het koelmiddel van de
eenheid, bijv. dat deze geen vonken produceert, goed is afgesloten of intrinsiek veilig is.
(Bijlage DD.4.6) Aanwezigheid van blussystemen
Als er werkzaamheden aan de eenheid moeten worden uitgevoerd waarbij de temperatuur van delen van het apparaat
moet worden verhoogd (bijv. hardsoldeerlassen), moet er een geschikt blussysteem aanwezig zijn. Het is verplicht
om een poeder- of CO2 blussysteem te hebben naast de ruimte waar de koelmiddelvulling plaatsvindt.
(Bijlage DD.4.7) Geen ontstekingsbronnen
Geen enkele bediener die werkzaamheden op de eenheid uitvoert, mag een ontstekingsbron gebruiken die een risico
op brand of een explosie oplevert. Alle mogelijke ontstekingsbronnen, met inbegrip van sigaretten, moeten voldoende
ver van de plaats van installatie, reparatie, verwijdering of afvoer van de eenheid worden bewaard, aangezien tijdens
deze fasen koelmiddel in de omringende ruimte kan vrijkomen. Voordat u het apparaat in gebruik neemt, moet het
gebied rond het apparaat worden gescand om er zeker van te zijn dat er geen risico is op ontsteking of open vuur.
Het bordje "Niet roken" moet worden weergegeven.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
18
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
(Bijlage DD.4.8) Geventileerde ruimte
Zorg ervoor dat de ruimte waar de bewerking wordt uitgevoerd open is of goed geventileerd wordt voordat er
onderdelen van het systeem worden doorgesneden of "hete” werkzaamheden worden uitgevoerd. Een bepaalde
ventilatiesnelheid moet continu worden gehandhaafd gedurende de gehele periode dat de werkzaamheden worden
uitgevoerd. Ventilatielucht moet eventuele lekkage van koelmiddel veilig verspreiden en bij voorkeur in een vrije
atmosfeer afvoeren.
(Bijlage DD.4.9) Controles van de klimaatregelingseenheid
Wanneer elektrische componenten worden vervangen, moeten de nieuwe componenten geschikt zijn voor het doel
en voldoen aan de specicatie. De richtlijnen van de fabrikant voor onderhoud en reparatie moeten altijd worden
gevolgd. Raadpleeg in geval van twijfel de technische ondersteuning van de fabrikant voordat u de handeling uitvoert.
De volgende controles moeten worden uitgevoerd voor installaties met brandbare koelmiddelen (sommige punten zijn
alleen van toepassing op eenheden of onderdelen die koelmiddel bevatten en die in het gebouw zijn geïnstalleerd):
• de koelmiddelvulling moet in overeenstemming zijn met de grootte van de ruimte waarin de onderdelen die
koelmiddel bevatten zijn geïnstalleerd;
• ventilatiemachines en afzuiginstallaties moeten naar behoren functioneren en mogen niet worden belemmerd;
• de etikettering en de markering van de eenheid en de onderdelen moeten zichtbaar en leesbaar zijn. Labels en
markeringen die onleesbaar zijn, moeten worden vervangen;
• koelmiddelleidingen of onderdelen die koelmiddel bevatten, moeten zodanig worden geïnstalleerd dat blootstelling
aan corrosieve stoen onwaarschijnlijk is, tenzij de onderdelen van corrosiebestendige materialen zijn gemaakt
of tegen corrosie zijn beschermd.
(Bijlage DD.4.10) Controle van elektrische onderdelen
Reparatie en onderhoud van elektrische componenten moet een eerste veiligheidscontrole en procedures voor de
inspectie van componenten omvatten. Als er een storing is die van invloed kan zijn op de veiligheid, dan mag er
geen stroomvoorziening op het circuit worden aangesloten totdat de storing is verholpen. Als de fout niet onmiddellijk
kan worden opgelost, maar het noodzakelijk is de interventie voort te zetten, moet een passende tijdelijke oplossing
worden gekozen. Deze oplossing moet aan de eigenaar van de eenheid worden gemeld, zodat alle partijen op de
hoogte worden gesteld.
De eerste veiligheidscontroles omvatten:
• controle van de ontlading van de condensator: deze moet zodanig worden uitgevoerd dat elke mogelijkheid van
vonken wordt vermeden;
• er mogen geen actieve componenten worden blootgesteld tijdens het vullen van het koelmiddel, het terugwinnen
van het koelmiddel of de vacuümwerkzaamheden;
• controleer of er sprake is van continuïteit van de aardverbinding.
(Bijlage DD.5) Reparatie elektrische onderdelen
(Bijlage DD.5.1)
Bij het repareren van verzegelde onderdelen moet alle elektrische stroom van het te onderhouden apparaat worden
losgekoppeld voordat de afschermingen, verzegelde afdekkingen, enz. worden verwijderd.
Als het absoluut noodzakelijk is om de eenheid tijdens het gebruik onder spanning te houden, dan moet een
permanent werkend koelmiddeldetectiesysteem op het meest kritische punt worden geplaatst om te waarschuwen
voor een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
19
(Bijlage DD.5.2)
Er moet in het bijzonder op worden gelet dat bij werkzaamheden aan elektrische componenten de behuizing ervan
niet zodanig wordt gewijzigd dat het beschermingsniveau in het gedrang komt.
Dit omvat kabelschade, een te groot aantal aansluitingen, klemmen die niet volgens de originele specicaties zijn
gemaakt, verkeerd gemonteerde kabelwartels, enz.
Zorg ervoor dat de apparatuur goed is gemonteerd.
Zorg ervoor dat de isolatie of afdichtingsmaterialen niet zodanig zijn aangetast dat ze niet langer dienen om het
binnendringen van ontvlambare mengsels te voorkomen. Vervangende onderdelen moeten in overeenstemming zijn
Breng geen permanente inductieve of capacitieve belasting op het circuit aan zonder ervoor te zorgen dat deze de
toelaatbare spanning en stroom voor het in gebruik zijnde apparaat niet overschrijdt.
Intrinsiek beveiligingscomponenten zijn de enige die in de aanwezigheid van een brandbare atmosfeer kunnen
worden bewerkt. De testapparatuur moet correct worden gekalibreerd.
Vervang de onderdelen alleen door de door de fabrikant gespeciceerde onderdelen. Andere onderdelen kunnen
ervoor zorgen dat het koelmiddel in geval van een lek ontbrandt.
(Bijlage DD.7) Bekabeling
Controleer of de bekaeling niet onderhevig is aan slijtage, corrosie, overmatige druk, trillingen, scherpe randen
of andere negatieve omgevingsfactoren. Bij de controle moet ook rekening worden gehouden met het eect van
veroudering of continue trillingen veroorzaakt door bronnen zoals compressoren of ventilatoren.
(Bijlage DD.8) Detectie van brandbaar koelmiddel
In geen geval mag een mogelijke ontstekingsbron worden gebruikt om een koelmiddellek te zoeken of op te sporen.
Een halidetoorts (of een andere detector die gebruik maakt van een open vlam) mag niet worden gebruikt.
De volgende detectiemethoden worden aanvaardbaar geacht voor alle koelsystemen.
Elektronische lekdetectoren kunnen worden gebruikt om lekken van koelmiddelen op te sporen, maar in het geval van
brandbare koelmiddelen kan de gevoeligheid onvoldoende zijn of kan herkalibratie nodig zijn (het detectiesysteem moet
worden gekalibreerd in een koelmiddelvrije zone). Zorg ervoor dat de lekdetector geen potentiële ontstekingsbron is
en dat deze geschikt is voor het gebruikte koelmiddel.Het detectiesysteem moet worden ingesteld op een percentage
van het koudemiddel LFL en moet worden gekalibreerd voor het gebruikte koudemiddel, en het juiste percentage gas
(minimaal 25%) moet worden bevestigd.
Lekdetectorvloeistoen zijn ook geschikt voor gebruik met de meeste koelmiddelen, maar het gebruik van
chloorhoudende reinigingsmiddelen moet worden vermeden, omdat het chloor kan reageren met het koelmiddel en
de koperen leidingen kan aantasten.
Opmerking: Voorbeelden van lekdetectievloeistoen zijn:
• de bubbelmethode;
• de uorescerende middelenmethode.
Als er een lek wordt vermoed, moeten alle open vuurtjes worden verwijderd/gedoofd.
Als er een lek wordt gevonden dat gesoldeerd moet worden, moet alle koelmiddel uit het systeem worden verwijderd,
of worden geïsoleerd (door middel van afsluitkleppen) in een deel van het systeem dat niet in de buurt van het lek
ligt. De verwijdering van koelmiddelen moet in overeenstemming zijn met bijlage DD.9.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
20
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
(Bijlage DD.9) Verwijdering en evacuatie
Wanneer het koelmiddelcircuit wordt geopend voor reparaties - of voor een ander doel - moeten conventionele
procedures worden gebruikt. Voor ontvlambare koelmiddelen is het echter belangrijk om de beste praktijken te
volgen, aangezien er rekening moet worden gehouden met de ontvlambaarheid.
De volgende procedure moet worden gevolgd:
• verwijder het koelmiddel;
• spoel het circuit door met inert gas (optioneel voor A2L-koelmiddel);
• het circuit te evacueren (optioneel voor koelmiddel A2L);
• open het circuit door te snijden of te solderen.
De koelmiddelvulling moet worden teruggewonnen in de daarvoor bestemde terugwinningsrecipiënten. Voor eenheden
die andere brandbare koelmiddelen dan A2L bevatten, moet het systeem worden gespoeld met zuurstofvrije stikstof
om de eenheid brandveilig te maken. Het kan zijn dat u dit proces meerdere malen moet herhalen. Perslucht of
zuurstof mag niet worden gebruikt om de koelmiddelcircuits te spoelen.
Bij eenheden die andere brandbare koelmiddelen dan A2L bevatten, moet de spoeling worden uitgevoerd door het
vacuüm in het systeem te breken met zuurstofvrije stikstof en door te drukken tot de werkdruk is bereikt, vervolgens
moet het systeem worden ontlucht en vervolgens moet het systeem worden teruggezogen naar het vacuüm. Dit
proces moet worden herhaald totdat er geen koudemiddel meer in het systeem aanwezig is. Wanneer de laatste
lading zuurstofvrije stikstof wordt gebruikt, moet het systeem worden geleegd tot de atmosferische druk om de
procedure te kunnen uitvoeren. Deze ingreep is absoluut noodzakelijk om de buizen te solderen.
(Bijlage DD.10) Laadprocedure
Naast de conventionele laadprocedure moet aan de volgende eisen worden voldaan:
• ervoor te zorgen dat er geen verontreiniging van verschillende koelmiddelen optreedt bij het gebruik van de
laadapparatuur. Slangen of leidingen moeten zo kort mogelijk zijn om het koelmiddelgehalte te minimaliseren;
• containers moeten op de juiste plaats worden bewaard volgens de instructies;
• zorg ervoor dat het airconditioningsysteem geaard is voordat u het circuit met koelmiddel vult;
• label het systeem wanneer het laden voltooid is;
• er moet uiterst voorzichtig te werk worden gegaan om het systeem niet te zwaar te belasten met een te grote
hoeveelheid koelmiddel.
Voor het laden van het systeem moet de dichtheid worden getest door een geschikt mengsel in te drukken. Het
systeem moet worden getest met de lekdetector aan het einde van het laden, maar voor het starten. Een verdere
lekdetectietest moet worden uitgevoerd voordat de locatie wordt verlaten.
(Bijlage DD.11) Desinstallatie
Alvorens deze procedure uit te voeren, is het essentieel dat de technicus volledig vertrouwd is met de eenheid en alle
details ervan Het is een goede gewoonte dat alle koelmiddelen veilig worden teruggewonnen. Voorafgaand aan deze
operatie moet een monster van het mengsel van olie en koelmiddel worden genomen voor het geval er een analyse
nodig is voordat de teruggewonnen koelmiddel wordt hergebruikt.
a) Maak uzelf vertrouwd met het systeem en de werking ervan.
b) Elektrisch isoleren van het systeem.
c) Voordat u de procedure uitvoert, moet u zich ervan vergewissen dat:
• er is, indien nodig, een mechanisch systeem beschikbaar om de koelmiddelreservoirs te behandelen;
• alle persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn en correct worden gebruikt;
• het herstelproces wordt altijd begeleid door een bevoegd persoon;
• label het systeem wanneer het laden voltooid is;
• het terugwinningssysteem en de containers voldoen aan de juiste normen.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
21
d) Pump-down het systeem, indien mogelijk.
e) Als er geen vacuüm mogelijk is, moet er een spruitstuk worden gemaakt om het koelmiddel uit de verschillende
delen van het systeem te verwijderen.
f) Zorg ervoor dat de container op de balans wordt geplaatst voordat hij wordt gerecupereerd.
g) Start het apparaat voor herstel en gebruik het volgens de instructies.
h) De houders niet overbelasten (niet meer dan 80 % van hun vloeistofvolume laden).
i) De maximale werkdruk van de houders mag niet worden overschreden, zelfs niet tijdelijk.
j) Wanneer de vaten op de juiste wijze zijn gevuld en het proces is voltooid, dient u ervoor te zorgen dat de cilinders en
de eenheid onmiddellijk van de locatie worden verwijderd en dat alle afsluitkleppen van de eenheid worden gesloten.
k) Het teruggewonnen koelmiddel mag niet in een ander systeem worden geladen, tenzij het is gelterd en
gecontroleerd.
(Bijlage DD.12) Etikettering
De eenheid moet worden voorzien van een etiket waarop staat dat het is gedemonteerd en dat het koelmiddel is
afgevoerd. Het etiket moet gedateerd en ondertekend worden. Voor systemen die brandbare koelmiddelen bevatten,
moet u ervoor zorgen dat de etiketten op het apparaat aangeven dat het systeem brandbare koelmiddelen bevat.
Bijlage DD.13) Terugwinning
Wanneer koekmiddel uit een systeem wordt verwijderd, of het nu gaat om onderhoud of om het verwijderen van een
installatie, is het aan te bevelen om alle koelmiddelen veilig te verwijderen.
Zorg ervoor dat bij het overbrengen van koelmiddel in containers alleen geschikte koelmiddelterugwinning
scontainers worden gebruikt. Zorg ervoor dat het juiste aantal bergingsvaartuigen beschikbaar is voor de totale
systeembelasting. Alle gebruikte recipiënten moeten worden aangeduid voor het teruggewonnen koelmiddel en
moeten worden geëtiketteerd voor dat koelmiddel (bv. speciale koelmiddelterugwinningsrecipiënten). De recipiënten
moeten compleet zijn met bijbehorende veiligheidsklep en afsluiter in goede staat. Lege terugwinningsrecipiënten
moeten worden geëvacueerd en, indien mogelijk, gekoeld voordat met de berging wordt begonnen.
Het terugwinningssysteem moet in goede staat verkeren, vergezeld gaan van instructies, en moet geschikt zijn
voor de terugwinning van alle geschikte koelmiddelen, inclusief, indien van toepassing, ontvlambare koelmiddelen.
Bovendien moeten geijkte weegschalen in goede bedrijfstoestand beschikbaar zijn. Slangen moeten compleet zijn
met naadloze koppelingen en in goede staat verkeren. Voordat u het terugwinningssysteem gebruikt, moet u zich
ervan vergewissen dat het in goede bedrijfstoestand is, goed is onderhouden en dat alle bijbehorende elektrische
componenten zijn afgedicht om ontsteking bij het vrijkomen van koudemiddel te voorkomen. Neem in geval van
twijfel contact op met de fabrikant.
Het teruggewonnen koelmiddel moet worden teruggestuurd naar de leverancier in de juiste terugwinningsrecipiënten
en er moet een vervoersdocument voor gevaarlijk afval worden opgesteld. Meng geen koelmiddelen in
terugwinningsinstallaties en vooral niet in recipiënten.
Als er compressoren of compressorolie moet worden verwijderd, zorg er dan voor dat de compressoren tot een
aanvaardbaar niveau zijn geëvacueerd, zodat u er zeker van bent dat er geen brandbaar koelmiddel met de olie
blijft vermengd. Het evacuatieproces moet worden uitgevoerd voordat de compressor naar de leverancier wordt
teruggestuurd. Alleen de elektrische verwarming van de compressorbehuizing kan worden gebruikt om dit proces te
versnellen.
Wanneer de olie uit het systeem wordt gehaald, moet deze veilig worden behandeld en getransporteerd.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
22
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
2.3 Geluid
De start van de eenheid, met de activering van diens onderdelen, gaat gepaard met een geluid waarvan de intensiteit
varieert al naargelang de graad van werking.
De correcte keuze van de plaats en de correcte installatie vermijden dat de eenheid hinderlijke geluiden maakt als
gevolg van resonantie, weerkaatsing en trillingen.
2.4 Blijvende risico's
De eenheid maakt gebruik van technische middelen die geschikt zijn om mensen, voorwerpen en dieren te
beschermen tegen gevaren die niet op redelijke wijze door het ontwerp weggenomen, dan wel op voldoende wijze
beperkt konden worden.
Voor de normale werking van de eenheid wordt de aanwezigheid van één operator beoogd. De overgang van de
status "OFF" naar de status "ON" van de eenheid, en omgekeerd, kan plaatsvinden op afstand of via het display,
zonder de risicozones te hoeven betreden.
Toegangsbeperking is onderdeel van de correcte installatie om restrisico's bij normaal gebruik te elimineren.
De verwijdering van de beperkingen geeft toegang tot koude en hete onderdelen en scherpe randen.
De opening van de elektrische kastjes en van het elektrische schakelbord geeft toegang tot onder
spanning staande onderdelen.
Het aansluiten van apparatuur op het koelcircuit kan leiden tot het vrijkomen van licht ontvlambaar
koelmiddel.
De opening is verboden:
- de afschermingen die voor de veiligheid van mensen bedoeld zijn weg te nemen of ondoeltreend te maken;
- de veiligheidsvoorzieningen die op de eenheid geïnstalleerd zijn onklaar te maken en/of te wijzigen.
Tijdens de werking met de warmtepomp, tijdens de ontdooiingscyclussen, omdat de rijp op de batterijen smelt en
water op de vloer valt.
Als het water niet op geschikte wijze gedraineerd wordt, vormen zich bij negatieve omgevingstemperaturen gevaarlijke
ijsplaten.
Beperk de toegang tot de zone om ongelukken te voorkomen.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
23
2.5 Veiligheidsinformatie over de koelvloeistof
Dit product bevat geuoreerde broeikasgassen die opgenomen zijn in het protocol van Kyoto. Laat deze gassen niet
vrij in de atmosfeer.
Type koelmiddel: R32.
GWP-waarde: 677. Gebaseerd op "IPCC Fifth Assessment Report".
GWP is het aardopwarmingsvermogen.
De hoeveelheid koelvloeistof wordt aangeduid op het gegevensetiket van de eenheid. Er zijn periodieke inspecties
nodig om de eventuele koelvloeistoekken te controleren volgens de plaatselijke en/of Europese normen.
2.5.1 Gevaren en gevolgen voor de gezondheid
In geval van accidenteel vrijkomen, kan een snelle verdamping van de vloeistof bevriezing veroorzaken.
In geval van contact met de vloeistof:
- ontdooi de delen in kwestie met water;
- doe voorzichtig de kleding uit;
- spoel ze met overvloedig water.
De verontreinigde kleding en schoenen moeten gewassen worden voordat ze opnieuw aangedaan worden.
Hoge dampconcentraties kunnen hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid en misselijkheid veroorzaken en kunnen tot
bewustzijnsverlies en hartritmestoornissen leiden.
Breng bij inademing ervan de persoon in kwestie in de open lucht. Kunstmatige ademhaling en/of zuurstof kan
noodzakelijk zijn. Bel onmiddellijk een arts
Bij contact met de ogen moeten contactlenzen verwijderd worden. Spoel de ogen onmiddellijk met veel water, ook
onder de oogleden, gedurende minstens 15 minuten.
Het veiligheidsinformatieblad dat door de producent van het koelmiddel opgesteld is, is beschikbaar
bij de fabrikant van de eenheid.
De koelmiddelen die in deze apparaten worden gebruikt, zijn geclassiceerd als A2L volgens
ASHRAE, gekenmerkt door een beperkte ontvlambaarheid (vlamsnelheid < 10 cm/s). Een eventuele
lekkage van koelmiddel heeft de neiging te stagneren in het onderste deel van de omgeving van het
vrijkomen.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
24
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
3 ONTVANGST VAN HET PRODUCT EN OPSLAG
3.1 Ontvangst
Op het moment van ontvangst moet de intacte staat gecontroleerd worden uitgaande van het feit dat de eenheid de
fabriek in perfecte staat verlaten heeft.
De eventuele schade moet onmiddellijk gemeld worden bij de vervoerder en genoteerd worden op de leveringsbon,
voordat ondertekening voor levering plaatsvindt.
De betreende commerciële afdeling of de fabrikant moeten zo snel mogelijk op de hoogte gesteld worden van de
omvang van de schade.
De klant moet een schriftelijk verslag met foto's opstellen inzake iedere eventuele aanzienlijke schade.
De verwijdering van de verpakkingsmaterialen is onder de zorg van de ontvanger en moet uitgevoerd worden conform
de voorschriften die van kracht zijn in het Land waarin het wordt uitgevoerd.
3.2 Vervoer
Het verzenden van de eenheid vanuit de fabriek vindt plaats met geschikte voertuigen, met een correcte blokkering,
om iedere mogelijkheid tot bewegen te voorkomen tijdens het vervoer over de weg, omdat anders schade berokkend
kan worden of ongevallen kunnen ontstaan.
Mocht overslag op andere voertuigen voorzien zijn om de reis voort te zetten, dan is het noodzakelijk alle maatregelen
te treen die nodig zijn ter garantie van de correcte veiligheidsomstandigheden inzake zowel de gebruikte voertuigen
als de verankering die dient om schade te voorkomen.
Als het vervoer van de eenheid over hobbelige wegen plaatsvindt, is het nodig de fabrikant van tevoren hierover te
informeren zodat hij passende maatregelen kan treen om schade aan de eenheid zelf te voorkomen.
Als het vervoer in een container plaatsvindt, zorg dan voor de correcte verankering.
Voor vervoer over de weg, over zee of door de lucht, zie de ADR-, IMDG- en IATA-codes enz. die op het moment van
het vervoer van kracht zijn.
Alvorens het transport te regelen, informeert de fabrikant u over de hoeveelheid en het type koelmiddel dat zich in
de machine bevindt.
Het vervoer van de eenheid met licht ontvlambare koelmiddelen (A2L) moet worden uitgevoerd
in overeenstemming met de Europese normen en voorschriften en lokale regelgeving, indien van
toepassing.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
25
3.3 Verplaatsing
Controleer vóór iedere verplaatsing van de eenheid of de hefcapaciteit van de gebruikte machines compatibel is met
het gewicht van de eenheid.
De verplaatsing moet uitgevoerd worden door gekwaliceerd personeel dat op passende wijze daarvoor toegerust is.
Controleer bij alle hefwerkzaamheden of de eenheid stevig verankerd is om accidenteel kantelen of
vallen te voorkomen.
Het heen moet uitgevoerd worden door gekwaliceerd en geautoriseerd personeel dat de geschikte
voorzorgsmaatregelen treft; als het op verkeerde wijze plaatsvindt, veroorzaakt dit ernstige gevaren
voor mensen en voorwerpen.
De verplaatsing moet langzaam uitgevoerd worden en bruuske manoeuvres en stoten moeten worden
vermeden.
Blijf in geen geval onder en in de nabijheid van de eenheid staan en/of lopen wanneer die van de
grond opgetild is. Gebruik alleen het hefsysteem dat voor de eenheid ontworpen en gereed gemaakt
is.
Het lossen en het plaatsen van de eenheid moet zo zorgvuldig mogelijk gebeuren en bruuske of krachtige bewegingen
moeten vermeden worden en onderdelen van de eenheid mogen niet als krachtpunten gebruikt worden.
Controleer of de gebruikte machine en de hefbanden de geschikte afmetingen en capaciteit hebben en neem de
instructies voor het gebruik strikt in acht. Gebruik alleen apparatuur met een uitstekende staat van eciëntie.
Controleer of de hefmiddelen de geschikte afmetingen en capaciteit hebben en neem de instructies voor het gebruik
strikt in acht. Gebruik alleen apparatuur met een uitstekende staat van eciëntie.
Iedere handeling die op de eenheid uitgevoerd wordt, met inbegrip van het uitpakken of het tot stand brengen van de
aansluitingen, moet uitgevoerd worden terwijl de eenheid op de grond staat.
Raadpleeg hoe dan ook de instructies voor het heen die bij de eenheid geleverd zijn.
Onder de eenheid is een pallet bevestigd die het mogelijk maakt hem ook met een geschikte vorkheftruck te lossen
en te verplaatsen.
De eventuele installatie van antitrilelementen onder de basis van de eenheid moet uitgevoerd worden terwijl de
eenheid niet meer dan 200 mm van de grond opgetild is en er moet vermeden worden zich geheel of gedeeltelijk
onder de eenheid te bevinden.
Alvorens de pallet weg te nemen moeten de schroeven losgedraaid worden waarmee hij aan de eenheid vastzit.
De schroeven zijn zichtbaar via de sleuven van de basis, gebruik een sleutel van 10 om ze los te draaien.
Zodra de pallet is verwijderd, moet het apparaat worden opgetild met alleen en exclusief gebruik van stroppen en de
gele hijsbeugels die aan de basis zijn bevestigd.
Gebruik geschikte sluitingen om stroppen aan de hijsbeugels te bevestigen.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
26
Afb. 2 Speciale bevestiging van de hefband aan de hefbeugel
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Gebruik alle beugels van de eenheid voor het heen.
Afb. 3 Heen met hefbanden
Om te vermijden dat de hefbanden in aanraking met de eenheid komen, moeten geschikte
beschermingen op de bovenste randen/hoeken aangebracht worden.
Het is verplicht een juk te gebruiken die afgesteld is op de breedte van de eenheid, ter garantie van de stabiliteit
tijdens het heen
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
27
4 BESCHRIJVING PRODUCT
4.1 Beoogd gebruik
Deze eenheden zijn bestemd voor de koeling en de verwarming van de lucht, ze worden doorgaans gebruikt in
toepassingen voor de airconditioning.
Het betreft autonome airconditioners met hoge eciëntie, voor gebruik in zowel de zomer als de winter, die de
volledige luchtvochtigheidsbehandeling van de lucht mogelijk maken en de terugwinning van de verspreide warmte
voor vernieuwing. Ze kunnen gebruikt worden in zowel commerciële als industriële toepassingen, die naast het
weergeven van de ladingsvariabiliteit ook gekenmerkt kunnen worden door latent hoge ladingen en optimale
omstandigheden voor de aanwezige personen moeten garanderen.
Het gebruik ervan wordt aanbevolen binnen de limieten van de werking die in de technisch handleiding staan.
4.2 Niet beoogd gebruik
Het is verboden de eenheid te gebruiken:
- in een explosieve atmosfeer;
- in een ontvlambare atmosfeer;
- in een overmatig stoge omgeving;
- in een omgeving die niet compatibel is met de verklaarde beschermklasse IP;
- door niet getraind personeel;
- in strijd met de van kracht zijnde voorschriften;
- als de installatie niet correct is;
- met een defecte voeding;
- met totale of gedeeltelijk veronachtzaming van de instructies;
- met gebrekkig onderhoud en/of gebruik van niet-originele reserveonderdelen;
- met ineciënte veiligheidsvoorzieningen.
- met niet door de fabrikant geautoriseerde wijzigingen of andere ingrepen.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
28
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
4.3 Controle- en veiligheidsvoorzieningen
De eenheid wordt geheel beheerd door een elektronische controle met microprocessor die door de diverse,
geïnstalleerde temperatuur- en druksensoren de werking ervan binnen de veiligheidslimieten handhaaft.
Alle parameters die verband houden met de controle van de eenheid staan in de "Bedieningshandleiding" die
integraal deel uitmaakt van de documentatie van de eenheid.
Alle parameters die verband houden met de controle van de eenheid staan in de "Werkhandleiding" die integraal deel
uitmaakt van de documentatie van de eenheid.
In deze handleiding worden ook uitgebreid de logica's beschreven waarmee de controles van de eenheid plaatsvinden
tijdens de diverse fasen van werking.
De controle- en veiligheidsvoorzieningen staan in het technisch dossier.
4.4 Beginselen van de werking
De basiswerking van deze eenheden benut een omgekeerde stoomcompressiecyclus, om de thermohygrometrische
luchtcondities van het vertrek binnen te wijzigen. De eenvoudigste conguratie werkt met totale recirculatie van de
lucht.
De koelcyclus maakt het mogelijk de warmte afkomstig van een vloeistof met lagere temperatuur over te brengen
naar een vloeistof met een hogere temperatuur. De Rooftop eenheden zijn voorzien van een of meer koelcircuits;
in de koelmodaliteit wordt de lucht gekoeld - en eventueel ontvochtigd - via een vinnenbatterij (verdamper), de
verkregen warmte wordt in de buitenlucht afgevoerd door een andere vinnenbatterij (condensator).
Daarnaast laten de warmtepompversies toe de rollen van verdamper en condensator te verwisselen waardoor de
verwarmingsfunctie ontstaat.
Naast het lteren van de lucht zijn andere functies mogelijk die variëren al naargelang de conguratie en de
gekozen accessoires: gedeeltelijke verversing van de lucht, terugwinning van warmte uit de uitgevoerde lucht,
thermodynamische terugwinning, luchtbevochtiging, integrale verwarming door middel van brander, batterij op warm
water of elektrische weerstanden, free cooling/free heating.
4.5 Structuur
De structuur is uitgevoerd - al naargelang de maten - in verzinkt plaatstaal dat gelakt is met epoxypolyesterpoeder
bij 180°C, waarmee een hoge mate van bestendigheid tegen de weersomstandigheden verkregen wordt, of in
geëxtrudeerde proelen van aluminiumlegering die aan elkaar gekoppeld zijn met nylon verbindingen die met
glasvezel verstevigd zijn.
De basis en de afdekking zijn tot stand gekomen in verzinkt plaatstaal met grote dikte, dat gelakt is met
epoxypolyesterpoeder.
De behuizing van panelen is tot stand gekomen met sandwich-panelen met een dikte van 25 mm, bestaande uit
een omhulling van verzinkt plaatstaal met een dikte van 0,5 mm, dat aan de buitenkant voorgelakt is en aan de
binnenkant voorzien is van schuim van geëxpandeerd polyurethaan, ter garantie van de thermo-akoestische isolatie
van de eenheid. Als alternatief zijn de panelen geïsoleerd met een isolatiematrasje met gesloten cellen of met
rotswol, voor het gedeelte "warmtegenerator". Het panelenoppervlak , dat in aanraking komt met de behandelde
lucht, is uitgevoerd in verzinkt plaatstaal om de reiniging en de hygiëneprocedures te vergemakkelijken.
De niet-verwijderbare panelen worden op de structuur bevestigd door schroeven in nylon bussen met een dop.
De verwijderbare panelen zijn op de structuur vastgezet door middel van excentrieken of nylon inzetstukken en zijn
voorzien van handgrepen om de verwijdering te vergemakkelijken.
4.6 Technische kenmerken
Airconditioner met directe expansie met hermetische compressoren, verdampingsbatterij met centrifugale of radiale
ventilatoren en condensatiebatterij met axiale ventilatoren.
De eenheid bestaat uit twee secties die met elkaar verbonden zijn maar los vanuit het functionele standpunt. De
ene sectie is bestemd voor de overdracht in de atmosfeer van de energie die in de ruimte binnen geabsorbeerd en
behandeld werd. De andere sectie is bestemd voor de behandeling van de lucht en maakt de klimaatregeling van de
te behandelen, omsloten ruimte mogelijk.
In de conguraties waarin de luchtverversing beoogd wordt, kunnen het warmteherstel, de free cooling/free heating
gebruikt worden.
Voor de verwarming kan er een gaswarmtegenerator zijn, of een warmwaterbatterij, of een groep elektrische kachels.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
29
4.7 Gasvermogenscircuit
4.7.1 Ventilatoren interne lucht
Afhankelijk van de conguraties kunnen er in de eenheden alleen de uitblaasventilatoren zijn of ook de
retourventilatoren.
De ventilatoren zijn radiaal met omgekeerde bladen, met motor met externe rotor die direct op de waaier aangesloten
is.
De radiale ventilatoren worden "EC" genoemd, met "brushless" motor met elektronische schakeling. De ventilator
wordt gevoed met wisselspanning van het net, de snelheidsregeling wordt verkregen via het stuursignaal 0-10V DC,
afkomstig van de microprocessor die op de eenheid gemonteerd is. Zo is het dus mogelijk het luchtdebiet in te stellen
via de parameter op het display.
De motoren zijn voorzien van een alarmsignalering die de thermische beveiliging, de overstroom, de onderspanning,
het ontbreken van een of meer fasen en de geblokkeerde rotor bevat.
De EC-ventilatoren zijn niet uitgerust met afstandsschakelaar en staan constant onder spanning zodra
de hoofdscheidingsschakelaar van de eenheid gesloten is.
4.7.2 Debietsensor voor de ventilatoren
De eenheden met "EC" ventilatoren zijn uitgerust met een drukverschiltransducer die het drukverschil detecteert
tussen de binnenkant en de buitenkant (stroomopwaarts) het aanzuigmondstuk. Het luchtdebiet is voor ieder paar
ventilator/mondstuk evenredig aan de vierkantswortel van het drukverschil, volgens de vergelijking:
Waar:
- Q = Totaal luchtdebiet [m3/h]
- n = aantal ventilatoren dat in de eenheid aanwezig is
- k = constante, afhankelijk van het mondstuk van de ventilator
- ΔP = Drukverschil gemeten op het mondstuk [Pa]
De dierentieeldrukwaarde en het luchtdebiet kunnen rechtstreeks weergegeven worden op het display van de
microprocessor die de automatische regeling van het luchtdebiet uitvoert.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
30
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
4.7.3 Sensorltersvuil
De controle van het verstoppingsniveau van het luchtlter vindt plaats door middel van een dierentieeldrukschakelaar
die de drukval stroomopwaarts en stroomafwaarts het lter meet.
De controle zal via het alarm op het display de noodzaak signaleren om het lter te vervangen of te reinigen. De
machine zal hoe dan ook doorgaan met werken.
De waarde voor de inwerkingtreding is in de fabriek ingesteld en kan op de geïnstalleerde eenheid gewijzigd worden
met behulp van een schroevendraaier op de knop met schaalverdeling.
De vervuiling van het lter kan een afname van het debiet veroorzaken en dus van het rendement
van de machine; er wordt aanbevolen het lter na het moment van de signalering zo snel mogelijk te
herstellen.
4.7.4 Luchtlters
De eenheden zijn uitgerust met lters op de luchtaanvoer. De vervanging van de lters vindt plaats door het
eenheidspaneel te openen dat de aanduiding van toegang tot de lters bevat.
De reiniging of de vervanging is van fundamenteel belang ter garantie van de goede werking van de eenheid en het
correcte luchtdebiet.
4.7.5 Bevochtiger
De eenheden kunnen, afhankelijk van de uitvoering, worden uitgerust met een verzonken elektrodebevochtiger.
Controleer voor gebruik of alle elektrische en hydraulische aansluitingen zijn gemaakt.
Als onderhoud of vervanging van onderdelen van de luchtbevochtiger nodig is, moet het water in de cilinder eerst
worden afgetapt.
Om de juiste werking en duurzaamheid van de luchtbevochtigingscilinders te waarborgen is het raadzaam dat de
eigenschappen van het voedingswater binnen de voorgeschreven grenzen blijven. De limieten staan vermeld in de
specieke handleiding.
Gebruik geen weekmakers.
Het gebruik van bronwater, industrieel water, water uit koelcircuits, mogelijk chemisch of bacteriologisch verontreinigd
water is verboden. De toevoeging van ontsmettingsmiddelen of anticorrosieve middelen wordt niet aanbevolen omdat
deze potentieel irriterend zijn.
Voor bijzondere kenmerken van het voedingswater, zoals zeer lage of zeer hoge geleidbaarheidswaarden, kunnen
specieke luchtbevochtigingscilinders nodig zijn die afwijken van de norm en die met de fabrikant moeten worden
overeengekomen.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
31
4.8 Bedieningspaneel
Het apparaat wordt volledig beheerd door een elektronisch systeem met microprocessor, met als interface een touch
screen display.
Via het display is het mogelijk om toegang te krijgen tot alle functies van de eenheid, bijv. het weergeven van de
bedrijfsparameters, het instellen van de parameters, het beheer en de analyse van mogelijke problemen.
Afb. 4 Hoofdmasker
Basisbewerkingen zoals het starten en stoppen van de eenheid, het wijzigen van de instelwaarde en het controleren
van de bedrijfsstatus kunnen eenvoudig worden uitgevoerd.
Voor andere handelingen wordt verwezen naar de bedieningshandleiding, die deel uitmaakt van de documentatie
van de eenheid.
De volgende instructies hebben betrekking op het hoofdmasker, dat vanaf elk ander masker toegankelijk is via het
pictogram met het "Menu"-symbool, indien aanwezig, of het pictogram met de "groene pijl aan de linkerkant".
"Menu" door indrukking van deze icoon vanaf het hoofdmasker gaat u naar het masker "Menu". Door
indrukking van deze icoon vanaf alle andere maskers gaat u een niveau terug;
Door deze icoon aan te raken, keert u terug naar de "loop" van het vorige menu terwijl de toegang met
geactiveerde inloggegevens behouden blijft.
4.8.1 Het apparaat aan- en uitschakelen via het display
Gebruik het "Aan/Uit" pictogram op het hoofdmasker voor toegang tot het masker voor starten/stoppen van de unit.
In het bovenste deel van het masker wordt de status van de unit weergegeven, in het midden staat het "Aan/Uit"
-pictogram.
Door het pictogram aan te raken, verandert de status van de unit van "in werking" naar "uitgeschakeld" en vice versa.
4.8.2 Het apparaat aan- en uitschakelen via een extern vrijgavesignaal
Om de unit te kunnen aan- en uitschakelen via een extern verzoek, moet de betreende functie werkzaam zijn.
Om het apparaat aan te schakelen, moet externe vrijgave worden afgesloten. Om het uit te schakelen, moet het
worden geopend.
De externe vrijgave moet worden aangesloten op de klemmen "1" en "2" van het klemmenbord.
De externe vrijgave moet een spanningsloos contact hebben.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
32
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
4.8.3 Setpoints wijzigen
Op het hoofdmasker door middel van het pictogram "Menu" en ga naar het hoofdmenu.
Selecteer in het submenu "Setpoint" de functie waarvoor u het setpoint wilt wijzigen.
Scroll indien nodig door de parameters totdat de setpoint-parameter verschijnt.
Selecteer de setpoint-parameter om het toetsenbordje te activeren.
Stel de nieuwe waarde in en bevestig met het groene vinkje.
4.8.4 Tijdsintervallen instellen
De instelling van de tijdsintervallen vereist de toegang met een wachtwoord.
Ga naar het hoofdmenu via het pictogram "Menu" en selecteer het menu "Parameters".
Selecteer in het submenu "Parameters" de functie "ES - Energiebesparing" om toegang te krijgen tot de
tijdbandparameters.
Selecteer de te wijzigen parameter om het toetsenbordje te activeren.
Stel de nieuwe waarde in en bevestig met het groene vinkje.
4.8.5 Taalinstelling
Ga naar het hoofdmenu via het pictogram "Menu" en selecteer het menu "Talen" om toegang te krijgen tot de
schermen waar de beschikbare talen staan vermeld.
Indien de gewenste taal niet wordt weergegeven op de pagina, kan deze worden opgezocht met behulp van de
pijltjes.
De gewenste taal wordt geactiveerd na de selectie ervan.
4.8.6 Wijziging van tijd en datum
Selecteer in "Conguraties" de optie "Datum en tijd" voor toegang tot de pagina voor wijziging van de instellingen.
Selecteer rechtsonder het schrijf-pictogram voor toegang tot de instelpagina.
Door de afzonderlijke groene waarden te selecteren, wordt het virtuele toetsenbord geactiveerd waarmee u nieuwe
waarden kunt instellen. De waarde moet na wijziging worden bevestigd met het vinkje.
Daarna moet de instelling worden opgeslagen met het opslag-pictogram rechtsonder.
Met de linkerpijl is het mogelijk om terug te keren naar het vorige masker, zonder opslag van de uitgevoerde
wijzigingen.
4.9 Elektrisch schema
Het elektrische schema maakt fundamenteel deel uit van de documentatie en is aanwezig binnenin iedere eenheid.
Het is essentieel om te verwijzen naar dit document met betrekking tot enige verduidelijking of twijfel met betrekking
tot zowel de hulp- en stroomaansluitingen als de elektrische gegevens.
Raadpleeg het elektrische schema vooral inzake de mogelijkheid om de functies die dat mogelijk maken op afstand
te bedienen.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
33
5 INSTALLATIE
Op het moment van installatie, of wanneer men moet ingrijpen op de eenheid, dient men zich strikt aan de instructies
te houden die in deze handleiding staan, de aanwijzingen in acht te nemen die op de eenheid aangebracht zijn en in
elk geval alle nodige voorzorgsmaatregelen treen.
De drukken die in het koelcircuit aanwezig zijn, en de aanwezige elektrische onderdelen, kunnen
risicovolle situaties veroorzaken tijdens de ingrepen die verband houden met de installatie en het
onderhoud.
5.1 Afmetingen en gewicht
Met het doel de eenheid correct in positie te brengen, dient men voor afmetingen en gewicht het afmetingenschema
te raadplegen dat bij de orderbevestiging geleverd is.
5.2 Plaats van installatie
Let op de volgende punten om te bepalen wat de beste plaats is om de eenheid en de bijbehorende aansluitingen
te installeren:
- afmetingen en herkomst van de gasleidingen;
- afmetingen en herkomst van de hydraulische leidingen;
- plaats van de elektrische voeding;
- toegankelijkheid voor het onderhoud of de reparaties;
- draagvermogen van het steunvlak;
- ventilatie van de luchtgekoelde condensator;
- oriëntering en blootstelling aan zonlicht. Voor zover dat mogelijk is, moet de condensatiebatterij niet aan
rechtstreeks zonlicht blootgesteld worden;
- richting van de dominante winden. Plaats de eenheid niet zodanig dat de dominante winden de recirculatie van
lucht naar de condensatiebatterij bevorderen;
- type oppervlak. Plaats de eenheid niet op oppervlakken met een donkere kleur (bijvoorbeeld geasfalteerde
oppervlakken) om oververhitting te voorkomen;
- mogelijke weerkaatsingen, resonanties en akoestische interacties met elementen buiten de eenheid.
Let op de aanwezigheid van schoorstenen, afvoeren en ontluchtingen van uitgeputte lucht van andere
installaties. Deze lucht kan aangezogen worden door de schuifklep van de verversingslucht en via de
uitblaaseenheid in de ruimtes terecht komen waarvan het klimaat geregeld wordt.
Alle modellen van de serie zijn ontworpen en gebouwd om buiten (terrassen, tuinen) geïnstalleerd te worden en
afdekkingen met dakjes of de plaatsing vlakbij planten moeten dus absoluut vermeden worden (ook als de planten
de eenheid slechts gedeeltelijk bedekken), om de mogelijkheid van recirculatie van de lucht te voorkomen.
Het is verplicht de respectzones in acht te nemen die in het afmetingenschema van de eenheid staan.
Als de eenheid geïnstalleerd is in bijzonder winderige zones, is het nodig windwerende barrières op te
stellen om een slechte werking van de eenheid te voorkomen.
De eenheden in warmtepomp laten tijdens de ontdooiing water weglopen dat bij temperaturen onder
nul bevriest. Ook al wordt de eenheid perfect horizontaal geïnstalleerd, zorg toch voor hellingen in
het steunvlak, om het water van de ontdooiing af te voeren naar afvoerputjes, putjes, of hoe dan ook
plekken waar geen gevaar voor ongevallen bestaat.
De eenheid bevat A2L licht ontvlambaar koelgas.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
34
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
De eenheid moet worden geïnstalleerd in een ruimte waar geen koudemiddel kan wegstromen naar
gebouwen of waar geen schade aan mensen of eigendommen kan worden toegebracht.
Ook mag het koelmiddel in geval van een lek niet naar binnenkomende verse lucht, deuren of
soortgelijke openingen stromen en mag het zich niet onder het vloerniveau in afvoerkanalen ophopen.
De afvoer van de veiligheidskleppen moet in overeenstemming met de nationale en/of Europese
richtlijnen plaatsvinden, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de afvoer niet in de buurt komt van
putten, afvoerkanalen of andere openingen die koelmiddel kunnen bevatten; de afvoer niet in de buurt
van de luchtinlaten, deuren of soortgelijke openingen plaatsen.
De afvoer niet in de buurt van ontstekingsbronnen plaatsen zoals gedenieerd in EN378-2.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om een beoordeling en een gevarenzone-indeling
voor de installatielocatie uit te voeren, zoals vereist door de norm EN378-3.
Als dit restrictiever is, verwijs dan altijd naar de geldende lokale regelgeving.
5.3 Montage
De eenheden worden reeds getest uit de fabriek verzonden en hebben voor de installatie alleen de elektrische, gas-.
en hydraulische aansluitingen nodig.
Het enige onderdeel dat niet gemonteerd verzonden wordt, is de regenwerende bescherming voor de eenheden die
luchtverversing beogen en dus uitgerust zijn met een schuifklep voor de buitenlucht.
5.3.1 Externe plaatsing
Het is noodzakelijk om een solide ondersteuning te creëren waarop het apparaat kan worden geplaatst.
Deze ondersteuning moet perfect vlak en horizontaal zijn, de afmetingen moeten geschikt zijn voor de afmetingen
van de eenheid.
De vloer moet:
- opgenomen zijn in een geschikt fundament met een hoogte ten opzichte van het omringende terrein van circa
15-20 cm;
- vlak, horizontaal en in staat zijn minstens 4 keer het werkgewicht van de eenheid te ondersteunen;
- minstens 30 cm langer en breder zijn dan de eenheid.
De eenheden zenden een laag trillingsniveau naar de grond maar het is hoe dan ook raadzaam tussen het basisframe
en het steunvlak een onbuigzame rubberen band te plaatsen.
Als een betere isolatie vereist is, is het raadzaam om trillingdempers te gebruiken die als accessoire verkrijgbaar zijn.
Bij installatie op daken of tussenvloeren moeten de eenheid en het leidingwerk worden geïsoleerd van wanden
en plafonds. De eenheden mogen dus niet opgesteld worden in de nabijheid van kantoren, slaapkamers of zones
waarin een lage geluidsemissie vereist wordt.
Het is ook raadzaam de installatie niet uit te voeren in smalle doorgangen of kleine ruimtes om fenomenen als
weerkaatsing, resonantie en akoestische interactie met elementen buiten de eenheid te voorkomen.
Eenheden die zijn uitgerust met standaardbatterijen (koper-aluminium) mogen niet worden geïnstalleerd in
omgevingen met een agressieve chemische atmosfeer om corrosieve verschijnselen te voorkomen.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan atmosferen die natriumchloride bevatten en die de corrosie door
galvanische stromingen accentueren, zodat de installatie van het apparaat met onbehandelde batterijen in een
maritieme omgeving ten allen tijde moet worden vermeden.
Voor installaties in het zeeomgevingen, in de buurt van veehouderijen of in zwaar vervuilde industriegebieden is het
noodzakelijk om batterijen met anticorrosieve oppervlaktebehandelingen aan te vragen.
Raadpleeg in ieder geval onze verkoopafdeling om de meest geschikte oplossing te bepalen.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
35
5.3.2 Montage regenwerende kap
Op de opening van de luchtdoorgang wordt een regenbescherming gemonteerd.
De bescherming bestaat uit een kap; het aantal elementen waaruit de bescherming bestaat, is afhankelijk van de
grootte van de luchtdoorgang.
De bescherming wordt geleverd in een aparte kit om door de installateur gemonteerd te worden.
Naast de kap bevat de kit een beschermnet en de zelfperforerende schroeven voor de bevestiging.
Afb. 5 Regenwerende bescherming
Het beschermnet moet als pakket bevestigd worden tussen de bescherming en het frame van de eenheid.
Gebruik voor de bevestiging een schroevendraaier met bus van 6 mm.
Voor de correcte montage:
- Plaats het netlter op de rand van de buitenluchtopening;
- begin de montage vanaf de bovenkant van de opening;
- gebruik de gaten die op ieder element van de bescherming aanwezig zijn, bevestig ze op het frame van de
eenheid met de bijgeleverde zelfperforerende schroeven.
- herhaal de handeling voor alle elementen van de bescherming.
5.3.3 Antitrilelementen
Om de trillingen die op het structuur worden overgedragen te verminderen, wordt het aanbevolen om de eenheden
op rubberen antitrilelementen te installeren beschikbaar als accessoire en op verzoek te bestellen.
Het afmetingenschema met de afdruk op de vloer vermeldt de positie en de belasting van ieder antitrilelement.
De bevestiging van de antitrilelementen moet uitgevoerd worden voordat de eenheid op de grond gezet wordt.
Zie voor de installatie van de antitrilelementen de instructies die bij deze accessoire gevoegd zijn.
Tijdens de bevestiging van de antitrilelementen moet de eenheid niet meer dan 200 mm van de vloer
opgetild worden en dient men geen lichaamsdelen onder de eenheid te houden.
5.3.3.1 Rubberen antitrilelementen
Het antitrilelement bestaat aan de bovenkant uit een metalen stolp waarin een schroef zit voor de bevestiging op de
basis van de eenheid. Het antitrilelement wordt op de basis vastgezet via de twee gaten op de ens. Op de ens van
het antitrilelement staat een nummer (45,60,70 ShA) dat op de hardheid van de rubberen steun duidt.
Afb. 6 Rubberen/metalen antitrilelementen
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
36
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
5.3.4 Geluidsdemping
De eenheden zijn ontworpen en gefabriceerd met bijzondere aandacht voor de beheersing van de geluidsemissie
tijdens het gebruik.
Naast de standaardversies zijn er versies met een compressorcompartiment dat bekleed is met geluiddempend
materiaal voor een lagere geluidsemissie.
De juiste installatie, zowel voor de plaats als voor de componenten, zoals vermeld in het betreende hoofdstuk,
vermijdt resonanties, reecties en trillingen die bijzonder vervelend kunnen zijn.
Als het nodig is om, naast het volgen van de bovenstaande instructies, in te grijpen voor verdere demping, is het
gebruik van akoestische barrières een goede oplossing.
Het is van essentieel belang dat elke interventie die gericht is op het akoestisch isoleren van het apparaat geen
invloed heeft op de correcte installatie en werking ervan.
Om deze reden is het noodzakelijk om de serviceruimten niet te beperken en om te voorkomen dat er deksels
worden geïnstalleerd die zorgen voor recirculatie tussen de luchttoevoer en de luchtaanzuiging.
5.3.5 Minimum afstanden
De te respecteren onderhoudsruimtes, worden getoond op de maattekeningen die bij de documentatie van de
eenheid gevoegd zijn.
Het is van fundamenteel belang om voor een geschikt luchtvolume van de condensatiebatterij te zorgen, zowel van
de aangezogen als van de uitgeblazen lucht.
Het is zeer belangrijk om hercirculatie tussen aanzuiging en uitblazen vermeden worden, op strae van het verlies
van prestaties van de eenheid of zelfs de onderbreking van de normale werking.
De aanwezigheid van wanden van aanzienlijke hoogte, vlakbij de eenheid, compromitteert de correcte werking ervan.
In het geval van naast elkaar geplaatste eenheden moet de minimum afstand 3 meter zijn.
Het wordt aanbevolen voldoende ruimte over te laten om de grotere onderdelen, zoals warmtewisselaars of
compressoren, te kunnen extraheren.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
37
5.4 Hydraulische aansluitingen
Als de onderdelen van het apparaat een hydraulische aansluiting door de installateur nodig hebben,
is het verplicht om een metaalgaaslter met een maaswijdte van niet meer dan 1 mm op de
inlaatleidingen te installeren. In geval van afwezigheid vervalt de garantie onmiddellijk.
5.4.1 Aansluiting warmwaterbatterij
Het gebruik van kalkhoudend water of water met hoog kalkgehalte kan leiden tot een snelle
achteruitgang van de prestaties van de batterij.
Sluit de warmwaterbatterij aan volgens de ingangs- en uitgangsindicaties op het apparaat.
De vereiste diameters en het type aansluiting zijn aangegeven in de maatschetsen.
Het wordt aanbevolen om de accu te voorzien van een mengsel van water en glycol in een percentage afhankelijk
van de minimale temperaturen in de winter om te voorkomen dat het water in het hydraulische circuit bevriest tijdens
de fasen van inactiviteit.
Als er geen water en glycolmengsel wordt gebruikt, is het noodzakelijk om het hydraulische systeem
te legen in geval van langdurige inactiviteit.
Om het ledigen van het circuit te vergemakkelijken is er een aftapkraan op het onderste deel van de toevoerleiding
voor de warmwaterbatterij. Op hetzelfde spruitstuk, maar aan de bovenkant, is er ook een ontluchtingsklep die kan
worden gebruikt om eventuele luchtbellen in het circuit te elimineren.
Het gewichtspercentage glycol wordt bepaald als functie van de verwachte minimale omgevingstemperatuur.
Het condensopvangbakje heeft een mannelijke draadbuis R 1" die voor de aansluiting dient.
Afb. 7 Aansluiting condensopvangbakje
In de afvoerleiding moet altijd een geschikt sifon aanwezig zijn om te voorkomen dat lucht van buitenaf door de
afvoerleiding aangezogen kan worden.
Het is een goede regel om de sifon onmiddellijk na de aansluiting op het bakje te monteren.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
38
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
H
H/2
0
H
De condensafvoerleiding mag nooit aangesloten zijn op afvoeren van zwart of wit water maar alleen op regenpijpen,
om de eventuele aanzuiging van onwelriekende gassen te voorkomen.
8
m
m
Afb. 8 Condensaatafvoersifon
5.4.3 Condensafvoer van de externe luchtbatterij
Het condensopvangbakje heeft een mannelijke draadbuis R 1" die voor de aansluiting dient.
Afb. 9 Aansluiting condensopvangbakje
De condensafvoer van de externe luchtbatterij kan vrij gelaten worden.
Als de condensafvoer weggevoerd wordt, moet vermeden worden dat de aansluitingsleidingen
kunnen bevriezen.
5.4.4 Aansluiting op de luchtbevochtiger
Waar aanwezig moet de luchtbevochtiger worden voorzien van, onbehandeld, leidingwater bij voorkeur gelterd op
onzuiverheden en/of afval. De diameters van de aansluitingen zijn weergegeven in de maatschetsen.
Het wordt aanbevolen om de uitlaatpijp te maken van niet-elektrisch geleidend materiaal.
Het water dat uit de luchtbevochtiger wordt geloosd kan 100°C bereiken.
Er moet een sifon voor het afvoeren van water uit de luchtbevochtiger worden geïnstalleerd.
In geen geval mag de luchtbevochtiger worden voorzien van gedemineraliseerd of onthard water.
Meer informatie over de installatie vindt u in het hoofdstuk "Bevochtiger".
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
39
5.5 Elektrische aansluitingen
Alle handelingen van elektrische aard moeten uitgevoerd worden door personeel dat over wettelijke vereisten
beschikt, opgeleid en op de hoogte is van de risico's die aan deze activiteiten zijn verbonden.
De dimensionering en de kenmerken van de elektrische leidingen en de relatieve componenten moeten worden
bepaald door personeel dat bevoegd is om elektrische systemen te ontwerpen, volgens de internationale en nationale
voorschriften van de plaats van installatie van de eenheden, die voldoen aan de voorschriften die van kracht zijn op
het moment van installatie.
Raadpleeg verplicht het elektrische schema dat bij de eenheid geleverd is als het nodig is onderdelen buiten de
eenheid te installeren.
Het elektrische schema moet samen met de handleidingen zorgvuldig bewaard worden en beschikbaar gesteld
worden voor toekomstige werkzaamheden aan de eenheid.
Algemene informatie:
- de elektrische aansluitingen moeten tot stand gebracht worden in overeenstemming met de informatie die op het
elektrische schema staat dat bij de eenheid gevoegd is en met de voorschriften die van kracht zijn op de plaats
van installatie;
- de aardaansluiting is wettelijk verplicht;
- de installateur moet de aardkabel met gebruik van de speciale PE-klem aansluiten op de aardstang in het
elektrische schakelbord;
- controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de nominale gegevens van de eenheid (spanning, aantal
fasen, frequentie) die op het plaatje staan dat op de eenheid aangebracht is;
- de standaard voedingsspanning (zie het specieke elektrische schema) mag geen variaties van meer ±10%
ondergaan en het onevenwicht tussen de fasen moet altijd kleiner zijn dan 2%;
- de voeding van het controlecircuit is afkomstig van de vermogensleiding, via een transformator die zich in het
elektrische schakelbord bevindt; het controlecircuit wordt beschermd door speciale zekeringen;
- controleer of de voedingsleiding correct rechtsom aangesloten is op de fasevolgorde.
Deze apparatuur is in overeenstemming met IEC 61000-3-12, met betrekking tot de grenswaarden
voor harmonische stromen, op voorwaarde dat het kortsluitvermogen "Ssc", op het punt van de
verbinding tussen de voeding van de apparatuur en het openbare systeem, groter is dan of gelijk is
aan het vermogen dat wordt aangegeven in het bij het apparaat geleverde bedradingsschema.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de apparatuur om ervoor
te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt
aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen "Ssc" dat groter is dan of gelijk is aan het
vermogen dat is aangegeven in het bij het apparaat geleverde bedradingsschema.
Voor de aansluiting van de voedingsleiding van het apparaat is er een blinde metalen ens aan de onderzijde van
de kast.
Afb. 10 Voedingslijnens (gezien van onder het elektrische paneel)
Voor de doorvoer van de voedingskabels moet de ens worden verwijderd en geboord voor de installatie van de
juiste kabelwartels.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
40
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Gebruik voor de bevestiging van de voedingskabel de bevestigingssystemen van de
vermogenskabels die bestand zijn tegen trek- en draaikrachten.
Het gewicht van de kabels mag niet op het elektrische aansluitingssysteem rusten.
De doorsnede van de kabel en de beveiligingen van de leiding moeten conform de aanduidingen van
het elektrische schema zijn.
De aansluitingen op het elektrische schakelbord moeten uitgevoerd worden met handhaving van de
aangegeven IP-beschermingsgraad.
In het elektrische schakelbord is een fasevolgorderelais met minimum-/maximumdruk aanwezig die met drie leds
uitgerust is.
De brandende groene LED geeft de aanwezigheid van de driefasenlijn aan en het toestemmingscontact wordt
gesloten.
De gele LED knippert kort en langzaam als er een fase ontbreekt (toestemmingscontact open).
De gele LED met een korte snelle knippering signaleert de verkeerde fasevolgorde (toestemmingscontact open).
De rode LED met kort en snel knipperen en de groene LED aan geeft aan dat de voedingsspanning buiten de
gecontroleerde spanningsgrenzen valt (toestemmingscontact gesloten).
De rode LED met lang knipperen signaleert het alarm voor onderspanning ten opzichte van de gecontroleerde
waarde (toestemmingscontact open).
De brandende rode led signaleert het alarm voor overspanning ten opzichte van de gecontroleerde waarde
(toestemmingscontact open)
Afb. 11 Fasevolgorderelais
Het contact van het fasevolgorderelais onderbreekt de 230V-voeding, de controller wordt nog steeds
van stroom voorzien maar de ventilatoren en de compressoren zullen niet van start gaan.
Controleer voordat u werkzaamheden aan elektrische onderdelen uitvoert, of er geen spanning is.
Als een aardlekschakelaar ter bescherming van de voedingsleiding gebruikt wordt, moeten in de
eenheden met inverter schakelaars van het type "B" of "B+" gebruikt worden, met een minimum
drempel van inwerkingtreding van 300 mA en vertraagde activering.
De elektrische aansluitingen op de schone contacten, die gevoed worden door externe bronnen,
moeten op passende wijze beschermd worden tegen overstroom en aardlekken.
Het circuit van de schone contacten binnenin het elektrische schakelbord zijn uitgevoerd met een
oranje kabel.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
41
5.6 Gasaansluitingen
De dimensionering van de kanaliseringen moet op passende wijze uitgevoerd worden om geen geconcentreerde
en/of verdeelde drukvalverliezen te veroorzaken die een vermindering van de behandelde luchtstroom ten opzichte
van de ontwerpstroom zouden kunnen veroorzaken. De drukvalverliezen in de kanaliseringen mogen de bruikbare
opvoerhoogte van de ventilatoren niet overschrijden (raadpleeg voor bijzondere toepassingen ons Technisch
Kantoor).
Kanalen die op het apparaat zijn aangesloten, mogen geen ontstekingsbronnen bevatten zoals
gedenieerd in IEC 603335-2-40:2018.
5.6.1 Retour- en uitblaaskanalen
De eenheden zijn ingesteld voor verschillende aansluitingen, zowel voor het retour- als voor het uitblaaskanaal.
Raadpleeg de afmetingen in de documentatie van de eenheid voor identicatie.
Voor de aansluiting moeten de afsluitpanelen waarmee de eenheid is verzonden worden verwijderd.
Afb. 12 Aansluiting van uitblaaskanalen
Afb. 13 Aansluiting van retourkanalen
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
42
Afb. 14 Zij-aansluiting
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Als de stroom naar beneden is, moet het paneel aan de onderkant van de eenheid verwijderd worden
Afb. 15 Omlaag gerichte aansluiting
5.6.2 Aansluiting van de kanalen
De correcte installatie van de kanalen moet aan de volgende aanbevelingen voldoen:
- de afmetingen van de kanalisering moeten minstens gelijk zijn aan de uitblaas- en retourmondstukken die op de
eenheid aanwezig zijn. Het verdient de voorkeur om de leidingen in de nabijheid van de machine te verbreden,
die tot stand gebracht wordt volgens de regels van het vak;
- de leidingen moeten met het apparaat worden verbonden door middel van een trillingdempende verbinding om
de overdracht van trillingen van het apparaat naar het apparaat zelf te beperken;
- verzegel altijd de verbindingen op een wijze dat geen lucht uit de kanalen naar buiten kan;
- als u het geluid dat door de machine wordt overgebracht via de kanalen aanzienlijk wilt verminderen, is het
noodzakelijk om deze laatste uit te rusten met speciale geluiddempers. Bij de berekening van de benodigde
opvoerhoogte moet rekening worden gehouden met de drukverliezen.
- als het apparaat is uitgerust met een directe-uitwisselende warmtebron, moet het retourkanaal worden uitgerust
met een geschikte brandklep, zoals vereist door de huidige regelgeving.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
43
6 INDIENSTSTELLING
6.1 Handelingen vooraf
De inwerkingstelling van de eenheid mag alleen uitgevoerd worden door gekwaliceerd en door de
fabrikant geautoriseerd personeel.
Alle eenheden zijn van tevoren gevuld met koelgas en het koelgascircuit staat dus onder druk.
De eenheid bevat A2L licht ontvlambaar koelgas.
Controleer:
- of de elektrische aansluiting correct uitgevoerd is en alle klemmen correct vastgezet zijn;
- of de spanning op de klemmen RST 400 V ± 10% is (of die van het plaatje van de eenheid, voor speciale
spanningen).
- dat op de manometers (indien aanwezig) of op de controledisplay de gasdruk in de koelcircuits wordt aangegeven;
- of er geen lekkages van koelvloeistof zijn, eventueel met behulp van de lekdetector (de aanwezigheid van
olievlekken kan duiden op lekkages van koelmiddel).
Let goed op bij de elektrische controles en gebruik alleen geschikte instrumenten.
Zet de hoofdschakelaar van de eenheid op ON en controleer op het controledisplay of de eenheid op OFF staat zodat
het starten ervan voorkomen wordt.
Controleer de correcte voeding van de weerstanden voor de verwarming van de olie in de carters van de compressoren.
De plaatsing van de carterweerstanden vindt plaats met de sluiting van de hoofdscheidingsschakelaar
en moet minstens 12 uur voorafgaand aan het starten van de eenheid plaatsvinden.
Om de correcte werking van de weerstanden te controleren, moet gecontroleerd worden of het onderste deel van de
compressoren warm is en of de temperatuur ervan hoe dan ook 10 - 15°C hoger is dan de omgevingstemperatuur.
Controleer:
- dat eventuele bijgeleverde sensoren correct geïnstalleerd zijn volgens het elektrische schema en de bijbehorende
documentatie;
- dat de eventuele afstandsbediening aangesloten is volgens de aanwijzingen op het elektrische schema en
correct werkt;
- dat de aansluiting op het gasnet correct tot stand gebracht is, via de retour- en uitblaaskanalen van de lucht;
- dat de hydraulische aansluitingen zijn gemaakt volgens de aanwijzingen op de inlaat-/uitlaatplaten en dat
er een mechanisch lter is geïnstalleerd aan de inlaat van het apparaat (verplicht onderdeel op strae van
verbeurdverklaring van de garantie);
- dat het hydraulische systeem is ontlucht, waardoor er geen restlucht meer aanwezig is, dat het geleidelijk wordt
geladen en dat de ontluchtingsvoorzieningen, inclusief die aan de bovenzijde van de accu, worden geopend;
- dat een geschikte sifon in de condensafvoer geplaatst is.
Als het apparaat is uitgerust met een gasbrander, volg dan de instructies die bij het apparaat zijn
geleverd.
Alvorens tot de inwerkingstelling over te gaan, moet gecontroleerd worden of alle afsluitende panelen
van de eenheid op hun plaats zitten en vastgezet zijn met de betreende bevestigingsschroeven.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
44
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
6.2 Eerste inwerkingstelling
6.2.1 Controles vooraf
Om te kunnen werken moet externe toestemming van de eenheid gesloten zijn.
Raadpleeg het elektrische schema dat bij de eenheid geleverd is voor de aansluiting van de externe toestemming.
Als deze aansluiting wegens installatievereisten niet nodig is, moet de externe toestemming worden kortgesloten.
In het klemmenblok is hiervoor een stuk draad voorzien.
De draad is al in klem "2" gestoken; Om de brug te maken, steekt u deze in klem "1".
6.2.2 Functionele controles
Als de eenheid gestart is, zal de hoofdventilatie na enkele seconden ook van start gaan.
Het starten van de compressoren hangt af van het verzoek van de warmteregeling en van de eventuele activering
van de luchtverversing bij het starten van de "wasfunctie".
Als de "spoelfunctie" is ingeschakeld, kan deze met geweld worden onderbroken.
Wanneer dit symbool bovenin het hoofdmasker wordt weergegeven, is het wassen aan de gang.
Druk op het wassymbool om toegang te krijgen tot het scherm voor het stoppen van het wasproces.
Controleer of de absorptie van de motoren van de hoofdventilatie binnen de nominale waarde ligt. Hogere waarden
duiden op een overmatig debiet van de lucht dat, indien het aanhoudt, de inwerkingtreding van de elektrische
beveiligingen van de motoren tot gevolg kan hebben.
Controleer of de waarden die door de sensoren van de controle gemeten worden (temperaturen, drukken)
overeenkomen met de reële waarden.
De eenheid beoogt de automatische regeling van het luchtdebiet van de hoofdventilatie, controleer dan op de
gebruikersinterface van de controle of de ingestelde waarde van het debiet bereikt is. Lagere debietwaarden duiden
op overmatige drukvalverliezen in het aeraulische circuit.
Controleer na enkele uren werking van de compressoren of het controlevenster van de vloeistof een groene kroon
heeft;een gele kleur geeft de aanwezigheid van vocht in het circuit aan. In dat geval moet het circuit ontvochtigd
worden door gekwaliceerd en geautoriseerd personeel.
Controleer of er geen luchtbellen bij het controlevenster van de vloeistof verschijnen. De continue doorgang van
luchtbellen kan op te weinig koelmiddel duiden en de noodzaak dit bij te vullen. De aanwezigheid van enkele
luchtbellen is hoe dan ook toegestaan.
Het is verplicht een (niet bijgeleverd) register van de eenheid bij te houden waarin de werkzaamheden die op de
eenheid uitgevoerd zijn genoteerd worden. Op deze wijze zal het eenvoudiger zijn de werkzaamheden op passende
wijze te organiseren en de controles en de preventie van defecten te vergemakkelijken.
Noteer in het register het type koelmiddel, de datum en het type ingreep dat uitgevoerd is (gewoon onderhoud
of reparatie), de beschrijving van de ingreep met de eventueel vervangen onderdelen, uitgevoerde metingen, de
operator die de ingreep verricht heeft en diens kwalicatie.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
45
6.3 IJking veiligheidsonderdelen
Iedere ingreep op de eenheid moet uitgevoerd worden door gekwaliceerd en geautoriseerd
personeel. Verkeerde ijkwaarden kunnen de eenheid en ook mensen ernstige schade berokkenen.
De apparaten voor controle en veiligheid zijn geijkt en getest in de fabriek voordat de eenheid verzonden werd.
Toch is het na de inwerkingstelling van de eenheid nodig de controle van de veiligheidsvoorzieningen uit te voeren
(alleen de drukschakelaars voor hoge druk).
De controles moeten uitgevoerd worden conform de aanwijzingen van het hoofdstuk "Periodieke controles".
De ijkwaarden staan in de tabel.
Controle- en veiligheidsonderdelen
Hogedrukschakelaar voor de UATYA25eenheid
Setpoint
activering
DierentieelReset
42,0 barg8,0 bargHandmatig
Hogedrukschakelaar voor eenheid 2.142,0 barg8,0 bargHogedrukschakelaar voor alle andere44,0 barg8,0 bargVeiligheidsklep hoge druk (indien aanwezig)46 barg--
6.4 Controles tijdens de werking
Controleer terwijl de circuits 100% in werking zijn en stabiel zijn in de werkomstandigheden die vlakbij de nominale
liggen:
- of de elektrische absorptie van de eenheid vlakbij de gegevens is die in het elektrische schema staan. Aanzienlijk
verschillende waarden kunnen te wijten zijn aan de gedeeltelijke werking van de eenheid, aan werkomstandigheden
die sterk verschillen van de nominale omstandigheden of aan storingen van een of meer onderdelen;
- dat het verschil tussen de condensatietemperatuur van ieder circuit en de temperatuur van de lucht minder dan
25°C is. Mocht dit verschil groter zijn, controleer dan dat alle betrokken ventilatoren correct draaien en geen
obstructies of vuil op het oppervlak van de condensatorbatterij aanwezig zijn;
- de oververhittingswaarde van het gas dat aangezogen wordt: de optimale waarde ligt tussen 4 en 7°C;
- de onderkoelingswaarde van de vloeistof die de condensator verlaat: de optimale waarde ligt tussen 5 en 10°C;
- of het controlevenster van de vloeistof een groene kleur heeft;
- of geen luchtbellen op het controlevenster verschijnen die in de vloeistofbuis zit. De continue aanwezigheid van
luchtbellen kan op een geringe vulling van het koelmiddel duiden; incidentele of occasionele aanwezigheid van
luchtbellen, is toegestaan;
- of het lter van het koelmiddel niet verstopt of geobstrueerd is. Voor dit doel volstaat het de temperatuur van de
vloeistofbuis onmiddellijk voor en na het lter te meten, door te controleren of er geen aanzienlijke verschillen zijn
(een verschil van enkele graden°C is toegestaan);
- of de condensafvoer correct werkt.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
46
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
6.5 Alarmen en storingen
Eventuele storingen hebben tot gevolg dat de beschermingen en beveiligingen van de eenheid in werking treden
voordat ernstige defecten optreden.
Alle "waarschuwingen" en "alarmen" zijn in het geheugen van de controle geregistreerd en worden op het display
van de eenheid weergegeven.
Alvorens een alarm te resetten, moet de oorzaak die ertoe geleid heeft opgezocht en verholpen
worden.
Het herhaald optreden van een alarm heeft in korte tijd ernstige defecten van de eenheid tot gevolg.
De eenheid voorzien van A2L licht ontvlambaar koelgas; er kan een potentieel brandbare atmosfeer
ontstaan in het geval van een koelmiddellekalarm.
Raadpleeg de handleiding van de controle voor de alarmen en de waarschuwingen die op het display van de eenheid
verschijnen.
Raadpleeg bij een anomalie die niet door de controle beheerst wordt de volgende tabel voor het opsporen van
defecten.
Deze tabel bevat niet de oorzaken die te wijten zijn aan opzettelijke ingrepen of sabotage of bijzonder ernstige
defecten, waarvoor een diepgaande analyse nodig is.
Controleer of de
hoofdscheidingsschakelaar op "ON"
De eenheid gaat niet van start, het
display is uitgeschakeld.
De eenheid start niet, het display
is uitgeschakeld, de controle wordt
correct gevoed.
De eenheid start niet, het display
is uitgeschakeld, de controle wordt
correct gevoed maar de leds
knipperen niet.
De eenheid werkt correct, het display
is uitgeschakeld.
De eenheid gaat niet van start, het
display is ingeschakeld.
De netspanning ontbreekt.
Geen spanning naar het hulpcircuit.
De eenheid is uitgeschakeld
vanaf het display en het display is
afgesloten of defect.
De controle is defect.Vervang de controle.
De aansluiting van het display op de
controle is onderbroken.
Het display is defect.Vervang het display.
De 230V-hulpvoeding ontbreekt
staat.
Controleer de aanwezigheid van
spanning op de voedingsleiding.
Controleer de intacte staat van de
beschermingen stroomopwaarts en
stroomafwaarts de transformator van
het hulpcircuit.
Herstel de in werking getreden
bescherming nadat de oorzaak die
daartoe geleid heeft, verholpen is
Herstel de aansluiting van het
display of vervang het.
Herstel de aansluiting tussen het
display en de controle.
Controleer de intacte staat van
de secundaire zijde van de
230V-transformator.
Controleer de intacte staat van de
beschermingen stroomafwaarts de
230V-transformator.
Controleer de correcte fasevolgorde
en de intacte staat van het
fasevolgorderelais.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
Als het niet mogelijk is op de
afstelling van de pomp in te grijpen,
sluit dan gedeeltelijk de uitblaaso
nderbrekingsvoorziening van de
eenheid, tot het nominale debiet
hersteld is.
Controleer of de ontluchtingsklep
niet door de kranen onderbroken
wordt.
Ontlucht de installatie.
Controleer de inwerkingtreding van
de hogedrukdrukschakelaars en
vervang ze indien nodig.
De klep moet vervangen worden.
Vervang de klep en herstel de
vulling.
Zet het pomphuis 2 of 3 keer onder
druk door de uitblaaskraan te sluiten
en te openen op een wijze dat de
afdichting correct positie inneemt.
Afwijkende geluiden op de
hydraulische leidingen.
Aanwezigheid van olie op de afvoer
van de veiligheidsklep.
Er lekt water uit de pomp bij het
eerste starten
Werking van de installatiepomp
buiten de curve met overmatig
waterdebiet.
Aanwezigheid van lucht in de
installatie.
Opening van de klep wegens
uitgebleven inwerkingtreding van de
beschermingen.
Opening van de klep wegens
overtemperatuur.
Stabilisering van de mechanische
afdichting
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
48
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
6.6 Tijdelijke stilstand
Met tijdelijk wordt een stilstand van de eenheid van enkele dagen bedoeld.
De stilstand van de eenheid moet plaatsvinden met gebruik van het controledisplay, de externe toestemming, of
serieel, indien beoogd.
Tijdens de tijdelijke stilstand moet de eenheid correct elektrisch gevoed worden.
Door de tijdelijke stilstand op deze wijze uit te voeren, wordt voor het opnieuw starten van de eenheid geen enkele
ingreep vereist, naast het op "ON" zetten van de controle.
6.7 Langdurige stilstand
De stilstand wordt als langdurig beschouwd als voorzien wordt de eenheid maandenlang niet te gebruiken.
Mocht de langdurige stilstand van de eenheid beoogd worden, dan is het volgende nodig:
- schakel de eenheid uit via de controle;
- neem de spanning weg via de schakelaar/hoofdscheidingsschakelaar van de eenheid;
- ontlaad de hydraulische installatie (als deze niet met glycolwater werkt);
- leeg en reinig het condensopvangbakje;
- leeg de cilinder van de aanwezige bevochtiger;
- controleer of eventuele retour- en uitstotingsluchtschuifkleppen volledig gesloten zijn;
Dit geval is in feite toe te schrijven aan de opslagtoestand; verwijs daarom naar de relevante limieten.
Herhaal bij de volgende herstart de startprocedure.
Vervang bij de nieuwe opstartprocedure de cartridge van het lekdetectiesysteem.
Alle werkzaamheden die voor onderhoudsdoeleinden aan het apparaat moeten worden uitgevoerd,
moeten worden uitgevoerd door geautoriseerd en gekwaliceerd personeel in overeenstemming met
bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale voorschriften en, binnen Europa, EN378-4 en EN13313.
Voordat u werkzaamheden aan de eenheid uitvoert, dient u zich ervan te vergewissen dat er geen
potentieel ontvlambare atmosfeer aanwezig is en dat er geen ontvlammingsbronnen zijn;
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
49
7 ONDERHOUD
Alle handelingen die voor onderhoudsdoeleinden aan de eenheid moeten worden uitgevoerd, moeten
geautoriseerd en gekwaliceerd zijn in overeenstemming met bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018,
lokale regelgeving en, binnen Europa, EN378-4 en EN13313. Zie met name bijlage E van EN378-4.
De eenheid voorzien van A2L licht ontvlambaar koelgas; er kan een potentieel brandbare atmosfeer
ontstaan in het geval van een koelmiddellekalarm.
Voordat u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert of interne onderdelen gebruikt, moet u
controleren of de voeding is losgekoppeld.
De compressoren en de uitblaasleiding hebben een hoge temperatuur. Let bijzonder goed op
wanneer in de nabijheid daarvan gewerkt wordt.
Let bijzonder goed op wanneer in de nabijheid van de vinnenbatterijen gewerkt wordt omdat de
aluminium vinnen bijzonder scherp blijken te zijn.
Verschaf u geen toegang tot de bewegende onderdelen die geen bescherming hebben.
In de eenheid die condensatoren en/of inverters bevat, kunnen enkele onderdelen enkele minuten
onder spanning blijven, zelfs nadat de hoofdschakelaar geopend is.
Wacht 10 minuten voordat u de elektrische onderdelen van de eenheid bereikt.
De circuits die door externe bronnen gevoed worden (tot stand gebracht met oranje draad), kunnen
ook onder spanning staan nadat de elektrische voeding naar de eenheid weggenomen is.
Bedien de eenheid alleen als het verlichtingsniveau geschikt is voor het type uit te voeren ingreep.
7.1 Afstellingen
Alle parameters die de werking van de eenheid regelen kunnen ingesteld worden via de gebruikersinterface van de
controle.
Raadpleeg de controlehandleiding als wijzigingen nodig zijn nadat eerst daarover contact met de fabrikant opgenomen
is.
De ijkingen die op de veiligheid van de eenheid betrekking hebben, kunnen niet gewijzigd worden (veiligheidskleppen,
hogedrukdrukschakelaars, zekeringen ...) of worden hoe dan ook tegen sabotage beschermd (ijkingen van de
thermische beveiligingen, timers ...).
Als het ongeacht wanneer nodig is ze te vervangen, dan moeten onderdelen gebruikt worden die door de fabrikant
geleverd worden (in geval van ijkbare onderdelen) of die dezelfde maten en kenmerken hebben (in geval van
zekeringen).
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
50
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
7.2 Externe reiniging
Het onderdeel van de eenheid dat de meeste zorg nodig heeft, is de vinnenpakketwarmtewisselaar .
Het is noodzakelijk deze schoon te houden en vrij van vuil en/of aanslag die de luchtstroom kan tegenhouden of
belemmeren.
Een regelmatige reiniging van het oppervlak van de batterij is essentieel voor de correcte werking van de eenheid
naast het feit dat de werkzame levensduur van de warmtewisselaar en van de eenheid verlengd worden.
Een veelvuldige en correcte reiniging van de batterijen draagt bij aan de aanzienlijke vermindering van
corrosieproblemen.
Wanneer de reiniging van de vinnenpakketwarmtewisselaar uitgevoerd wordt, moet het elektrische
schakelbord gesloten worden en moet de hoofdscheidingsschakelaar op "OFF" gezet worden.
Het richten van een waterstraal op de nog vuile batterij veroorzaakt aanslag en vervuiling van het
interne gedeelte van de warmtewisselaar waardoor de reiniging nog moeilijker wordt. Al het vuil en
alle aanslag moeten dus van het oppervlak weggenomen worden voordat de spoeling plaatsvindt.
Voor de eenheden die aan de kust geïnstalleerd zijn, of in industriegebieden, of hoe dan ook in zones
met agressieve chemische stoen, is regelmatig spoelen met schoon water een zeer goede gewoonte
die bijdraagt aan het tegengaan van corrosie.
Voor de reiniging van de batterijen mag nooit gebruik gemaakt worden van chemische stoen, water
met bleekmiddel, zure of basische reinigingsmiddelen. Deze reinigingsmiddelen zijn misschien
moeilijk af te spoelen en zouden corrosie kunnen versnellen ter hoogte van de verbinding tussen buis
en vin en in de punten van contact met andere materialen (Cu en Al).
7.2.1 Batterijreiniging met traditionele Cu/Al vinnen
De batterijen met traditionele vinnen kunnen gereinigd worden met een stofzuiger of met een kwast waarvan het haar
zacht en niet van metaal is.
De reiniging moet altijd uitgevoerd worden in de richting van de vinnen en nooit loodrecht daarop. Deze kunnen
namelijk gemakkelijk buigen en daardoor beschadigd raken.
Reinig in de richting die tegengesteld is aan de normale luchtstroom.
De batterij kan vervolgens gespoeld worden met alleen drinkwater onder lage druk (3-5 barg)
Het is essentieel dat het spoelen uitgevoerd wordt met een waterstraal onder lage druk om
beschadiging van de vinnen te voorkomen.
Waterstralen of persluchtstralen onder hoge druk mogen nooit gebruikt worden voor de reiniging van
de batterij. De kracht van de water- of luchtstraal kan de vinnen buigen met als gevolg een toename
van aeraulische drukvalverliezen in de warmtewisselaar en een afname van de prestaties van de
eenheid.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
51
7.2.2 Reiniging van de installatieplaats
Houd de installatielocatie van het apparaat netjes en schoon om een veilige toegang tot de onderdelen mogelijk
te maken. Vermijd met name de ophoping van bladeren, vuil in de omgeving van het apparaat of de afzetting van
materialen die onaangename geuren of irriterende stoen kunnen afgeven die door de frisse lucht in het milieu
kunnen vrijkomen.
De uitstoot van stof en vuil in de buurt van het apparaat leidt tot een snelle achteruitgang van het rendement van het
luchtlter in de toevoerlucht.
7.3 Interne reiniging
Het schoon en netjes houden van de plaats van installatie is van fundamenteel belang voor het correcte onderhoud
en de handhaving van de eciëntie van de eenheid.
7.3.1 Reiniging van de eenheid
Houd de binnenkant van het elektrische schakelbord schoon alsmede, indien aanwezig, het compressorcompartiment.
Na iedere ingreep op de eenheid moet het elektrische schakelbord gereinigd worden door eventuele bewerkingsresten
en onbekende onderdelen weg te nemen.
Herstel de beveiligingen en de beschermingen die ten behoeve van de ingreep weggenomen waren.
Gebruik een stofzuiger om kleine bewerkingsresten en/of de eventuele aanwezigheid van stof weg te nemen.
Gebruik geen perslucht.
Als het nodig is in te grijpen op de compressoren die in het compartiment zitten, dient men, alvorens het compartiment
te sluiten, de correcte sluiting van het elektrische kastje van de compressor te controleren, evenals de correcte staat
van eventuele kranen van het koelcircuit, en moet gecontroleerd worden of geen materialen in het compartiment
achtergebleven zijn.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
52
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
7.4 Periodieke controles
Voer de periodieke controles uit om de correcte werking van de eenheid te controleren:
HANDELING
Controleer de werking van alle controle- en veiligheidsapparaten zoals eerder beschreven
werd
AANBEVOLEN
INTERVAL
Maandelijks
Controleer of de elektrische klemmen zowel in het elektrische schakelbord als op de
klemmenstroken van de compressoren, aangehaald zijn. De mobiele en vaste contacten van
de afstandsschakelaars moeten regelmatig gereinigd worden en vervangen worden als ze
Maandelijks
tekenen van verslechtering vertonen
Controleer de vulling van het koelmiddel via het controlevenster van de vloeistofMaandelijks
Controleer of geen olie uit de compressor lektMaandelijks
Controleer of geen water of een mengsel van water en glycol uit het hydraulische circuit lektMaandelijks
Als de eenheid lange tijd buiten dienst moet blijven, voer het water dan af uit de leidingen en
de warmtewisselaar. Deze handeling is noodzakelijk als tijdens de periode van stilstand van
de eenheid omgevingstemperaturen verwacht worden die lager zijn dan het vriespunt van de
Ieder seizoen
gebruikte vloeistof
Controleer de vulling van het watercircuitMaandelijks
Controleer de correcte werking van de waterdierentieeldrukschakelaar of van de
vloeistofmeter (waar aanwezig)
Maandelijks
Controleer de carterweerstanden van de compressorenMaandelijks
Voer de reiniging van de vinnenbatterij uit volgens de aanwijzingen van de paragraaf "Externe
reiniging" op grond van het type batterij dat geïnstalleerd is
Om de 3
maanden
Voer de reiniging van de luchtlters uitMaandelijks
Voer de reiniging van de ventilatielters van het elektrische schakelbord uitMaandelijks
Voer de ontdooiingstest uitMaandelijks
Controleer de vochtigheidsaanwijzer op het vloeistofcontrolevenster (groen = droog, geel
= vochtig); als de aanwijzer niet groen, is zoals aangeduid wordt op de sticker van het
controlevenster, vervang het lter dan
Controleer de staat, de bevestiging en de evenwichtigheid van de ventilatoren
Controleer of het geluid dat door de eenheid voortgebracht wordt, gewoon is
Vericatietest van de koelmiddelleksensor en de benedenstrooms aangesloten
veiligheidsketen
Om de 4
maanden
Om de 4
maanden
Om de 4
maanden
Jaarlijks
Controleer of de kabelwartels op de elektrische paneelkast goed vastzittenJaarlijks
Deze planning heeft betrekking op een gemiddelde installatie; er kunnen installaties zijn waarin het
nodig kan zijn de frequentie van enkele controles te verhogen.
De van kracht zijnde wetgeving kan grotere intervallen voor de periodieke controles voorzien
dan aangeraden wordt, ook met betrekking tot de geïnstalleerde veiligheidsvoorzieningen en de
aanwezige vloeistofvulling, zonder dat hierdoor de garantie op de eenheid komt te vervallen.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
53
7.5 Buitengewoon onderhoud
Na het correcte starten en bijbehorende controles vereisen de eenheden doorgaans geen enkele ingreep van de
assistentiedienst voor de controle van de koelgasvulling.
7.5.1 Speciale ingrepen
Bij het gebruik van de eenheid kunnen zich speciale situaties voordien die onmiddellijk ingrijpen vereisen.
Ook in noodgevallen moeten ingrepen aan de eenheid veilig en door geautoriseerd en gekwaliceerd
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale
voorschriften en, binnen Europa, EN378-4 en EN13313
De aanwezigheid van olie op de eenheid, de leidingen of onderdelen van de eenheid kan wijzen op gaslekken.
Repareer het lekkagepunt en herstel de koelgasvulling.
In geval van kleine olielekken moeten de vuile delen gereinigd worden met absorberende doekjes of de gemorste olie
met absorberende doeken opgenomen worden. Het gebruikte materiaal moet hoe dan ook als afval verwerkt worden
volgens de van kracht zijnde voorschriften.
Controleer of het nodig is de olievulling te herstellen.
Bij morsen van het mengsel water en glycol uit de installatie moet de werking van de eenheid gestopt worden en de
afgifte onmiddellijk worden onderbroken door in te grijpen op de kranen, om het gedeelte waar de lek optreedt te
isoleren.
Zorg voor de geschikte middelen om de gemorste vloeistof te omsluiten (kussens, doeken absorberend doeken).
De gemorste vloeistof moet voor zo ver dat mogelijk is teruggewonnen worden met een vloeistofzuiger.
In geval van milieuschade waarbij saneringsmaatregelen nodig is, moeten de bevoegde autoriteiten ingelicht worden.
De teruggewonnen vloeistof en het gebruikte materiaal moeten hoe dan ook als afval verwerkt worden volgens de
van kracht zijnde normen en voorschriften.
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
54
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
8 BUITENDIENSTSTELLING
Met betrekking tot de Europese richtlijn voor afvalbeheer informeren wij u dat:
- De eigenaar van de elektrische en elektronische apparatuur (EEA) is verplicht om het niet als gemengd
stedelijk afval weg te gooien, maar door middel van gescheiden inzameling door openbare of particuliere
inzamelingssystemen volgens de plaatselijke voorschriften;
- De eigenaar heeft de mogelijkheid om de EEA aan het einde van zijn levensduur aan de distributeur terug te
geven, in het geval van aankoop van een nieuw gelijksoortig product.
Deze EEA kan gevaarlijke stoen bevatten, zoals koelgassen, smeeroliën en accu's of andere materialen en het
verkeerd of onjuist verwijderen ervan kan een negatief eect hebben op de gezondheid van de mens en het milieu
Het onjuist verwijderen heeft bovendien boetes tot gevolg volgens de plaatselijke voorschriften.
Het symbool op de apparatuur, dat de gescheiden inzameling van EEA aangeeft, is een doorgekruiste verrijdbare
vuilnisbak met een horizontale balk en identiceert het op de markt brengen ervan na 13 augustus 2005.
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UAT YA
4P645202-1
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
55
4P645202-1
UM_DKN_0001_Rooftop_NL_13-01-2021_rev00
Copyright 2021 Daikin
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.