Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijd
van 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijke
of mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis
als het gebruik van het apparaat op een veilige manier werd
uitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogen
NIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd
huishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder het
symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit
scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat
boven een bepaalde concentratie.
Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Lege batterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu
en menselijke gezondheid te voorkomen.
1.3Voor de installateur
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
worden belast.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
AlsDan
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
staande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
2 Over de documentatie
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
INFORMATIE
Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft
en vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te
kunnen raadplegen.
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
2.2Overzicht uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
HoofdstukBeschrijving
Algemene
voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot de
veiligheid
Over de documentatieVerkrijgbare documentatie voor de
Over de doosUnits uitpakken en accessoires
Over de units en opties▪ Units identificeren
VoorbereidingWat u moet doen en weten alvorens ter
InstallatieWat u moet doen en weten om het
ConfiguratieWat u moet doen en weten om het
WerkingGebruik van de units
InbedrijfstellingWat u moet doen en weten om het
Overhandiging aan de
gebruiker
Onderhoud en serviceOnderhoud en service van de units
Opsporen en verhelpen
van storingen
Als afval verwijderenSysteem opruimen
Veiligheidsinstructies te lezen vóór de
installatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
3 Over de doos
12
a
d e
c
b
d
a
a
c
b
c
b
c
b
c
f
f
HoofdstukBeschrijving
Technische gegevensSpecificaties van het systeem
Tabel met lokale
instellingen
Tabel in te vullen door de installateur en
te bewaren voor latere naslag
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de
buiten- en binnenunit on-site werden geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor
te voorkomen.
HoofdstukBeschrijving
Verklarende woordenlijst Definitie van termen
3.2.2Omgaan met de buitenunit
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 8 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd
beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit
beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
3.2Buitenunit
3.2.1De buitenunit uitpakken
Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
a Verpakkingsmateriaal
b Draagband
c Beveiliging
d Grote opening
e Grote opening (40×45)
f Vorkheftruck
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht
van de unit goed kan dragen.
▪ Als u een vorkheftruck gebruikt, transporteert u best eerst de unit
met de pallet, waarna u de armen van de vorkheftruck door de
grote rechthoekige openingen onderaan de unit steekt.
▪ Zodra u op de definitieve plaats bent aangekomen, verwijdert u de
verpakking van de unit en steekt u de armen van de vorkheftruck
door de grote rechthoekige openingen onderaan de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
OPMERKING
1×1×1×1×1×1×1×
eacdfg
b
12
b
a
8×
adec
1×
b
1×1×
fg
h
2×
1×1×1×/2×
i
2×
jk
3×2×
l
2×
Doe een doek rond de armen van de vorkheftruck om de
unit niet te beschadigen. Als de lak op het onderste frame
afbladdert, is de unit vatbaarder voor corrosie.
3.2.3Accessoires van de buitenunit
verwijderen
Controleer of alle accessoires in de unit zitten.
3 Over de doos
3.3.2De binnenunit hanteren
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Label gefluoreerde broeikasgassen
c Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
d Gaszijdige accessoireleiding
e Gaszijdige accessoireleiding
f Vloeistofzijdige accessoireleiding
g Vloeistofzijdige accessoireleidingen
3.3Binnenunit
3.3.1De binnenunit uitpakken
Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
▪ Laat de unit niet vallen wanneer u ze van de pallet verwijdert. Hef
de unit op met minstens 2installateurs.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
a Opening
b Vorkheftruck
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing (paneel 3)
c Gebruikersinterface (paneel 3)
d Kabelbinders (paneel 3)
e Afsluiters (paneel 3)
f Schroefdraadaansluiting (paneel 3) (1× voor
SEHVX20+32BAW, 2× voor SEHVX40+64BAW)
g Filter (paneel 3)
h Bocht (paneel 3)
i Zwarte doorvoering (2×)
j L-vormige steun (2×)
k M5-schroeven (3×)
l Accessoireleidingen (Ø12,7→Ø9,52 en Ø25,4→Ø28,6)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
4 Over de units en opties
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De buitenunit identificeren
▪ De binnenunit identificeren
▪ Over de buitenunit
▪ Over de binnenunit
▪ Het split-systeem combineren met opties
▪ De plaats van de buiten- en binnenunits in de lay-out van het
systeem
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
4.2.2Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: SE HVX 20 BA W
CodeVerklaring
SESpeciaal Europees model
HVXBinnenunit / Vloerstaand
20Capaciteitsklasse
BAModelreeks
WElektrische voeding: 3P, 400V
Modelidentificatie
Voorbeeld: SE RH Q 020 BA W1
CodeVerklaring
SESpeciaal Europees model
RHBuiten/lagewatertemperatuur
QR410A-koelmiddel
020Capaciteitsklasse
BAModelreeks
W1Elektrische voeding: 3P, 400V
4.2.3Over de buitenunit
SERHQ-buitenunits zijn ontworpen voor buitenmontage en zijn
bedoeld om te combineren met SEHVX-binnenunits.
De buitenunits zijn ontworpen om te verwarmen bij een
omgevingstemperatuur van –20°CWB tot 15,5°C WB en te koelen
bij een omgevingstemperatuur van –5°CDB tot 43°CDB.
4.2.4Over de binnenunit
De SEHVX-binnenunits zijn bestemd voor installatie binnenshuis en
kunnen worden gebruikt voor airconditioning of voor het leveren van
water voor toepassingen van proceskoeling.
De units zijn verkrijgbaar in 4 standaardversies met een nominale
capaciteit van 21,2 tot 63,3 kW.
De unit is ontworpen om te verwarmen bij een
omgevingstemperatuur van –15°C tot 35°C en te koelen bij een
omgevingstemperatuur van –5°C tot 43°C.
Het hoofddeel is de waterwarmtewisselaar.
De binnenunit is door middel van lokale koelmiddelleidingen
aangesloten op de buitenunit en de compressor in de buitenunit
stuurt koelmiddel rond in de warmtewisselaars.
▪ In de koelstand brengt het koelmiddel de warmte van de
waterwarmtewisselaar naar de luchtwarmtewisselaar waar deze
warmte in de lucht wordt afgevoerd.
▪ In de verwarmstand brengt het koelmiddel de warmte van de
luchtwarmtewisselaar naar de waterwarmtewisselaar waar deze
warmte aan het water wordt afgegeven.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
4.2.5Over combinaties van units en opties
De binnenunit kan worden gecombineerd met ventilator-convectoren
en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
5 Voorbereiding
43
–5
0
052025
LWE
T
A
AB
0
35
25
5
–15
5 (EWC)20 253550
LWC
T
A
AB
RC
RT1M1RT2M2RT3
M3
FC1FC2FC3
acef
f
ggg
h
db
4.2.6Werkingsgebied
Koelen
TAOmgevingstemperatuur (°Cdroge bol)
LWE Temperatuur uittredend water verdamper (°C)
A Standaard water werkingsbereik
B Pull-downzone
Verwarmen
gegeven voor de geluidsarme stand en werking met beperkt
stroomverbruik. In het geval van SEHVX40+64BAW zijn 2 sets van
deze optie vereist.
4.4Systeemlay-out
a Buitenunit
b Binnenunit
c Platenwarmtewisselaar
d Pomp
e Expansievat
f Afsluiter
g Gemotoriseerde klep
h Omloopklep
FC1…3 Ventilator-convector (lokaal te voorzien)
RC Gebruikersinterface
RT1…3 Kamerthermostaat
TAOmgevingstemperatuur (°Cdroge bol)
LWC Temperatuur uittredend water condensor (°C)
EWC Temperatuur intredend water condensor (°C)
A Pull-upzone
B Standaard water werkingsbereik
4.3Units en opties combineren
4.3.1Mogelijke opties voor het split-systeem
INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Afstandsbediening (EKRUAHTB)
Een tweede afstandsbediening om de unit vanuit 2 plaatsen te
bedienen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing
via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vraagprintplaat. In het geval van SEHVX40+64BAW zijn 2 sets van
deze optie vereist.
Adapter voor externe besturing (DTA104A62)
De externe besturingsadapter kan worden gebruikt om een
specifieke functie te activeren met een externe input van een
centrale besturing. Instructies (groep of individueel) kunnen worden
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
b
c
a
a
b
c
d
c
d
≥1500
a
d
e
b
(mm)
f
c
≥1000
≥1000
≥1500
≥1500
≥1000
b
c
≥1500
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de
wetgeving ter zake.
▪ Voorkom bij de installatie dat iemand op de unit kan klauteren of
er voorwerpen op kan zetten.
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.3Over de
leidinglengte"op pagina14).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
VOORZICHTIG
Toestel NIET toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze unit is geschikt voor installatie in een commerciële en
in licht industriële omgevingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ De luchtinlaat en -uitlaat van de unit mag niet tegen de
hoofdwindrichting in gericht zijn. Frontale wind belemmert de
werking van de unit. Breng indien nodig een windscherm aan om
de wind te blokkeren.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat
in de constructie water komt te staan.
▪ In gebieden met zware sneeuwval dient u ervoor te zorgen dat de
sneeuw de werking van de unit niet kan beïnvloeden.
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekschakelaar
d Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
e Gebruikersinterface
f Binnenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
5.2.2Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de
wetgeving ter zake.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Voorkom bij de installatie dat iemand op de unit kan klauteren of
er voorwerpen op kan zetten.
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.3Over de
leidinglengte"op pagina14).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
VOORZICHTIG
Toestel NIET toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze unit is geschikt voor installatie in een commerciële en
in licht industriële omgevingen.
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer
R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen
aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de
afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Ø leidingHardheidsgraad van leidingmateriaal
≤15,9mmO (gegloeid)
≥19,1mm1/2H (halfhard)
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor
R410A moet overeenstemmen met de waarden in de
onderstaande tabel.
Ø leidingMinimale dikte t
6,4mm/9,5mm/12,7mm0,80mm
15,9mm0,99mm
19,1mm/22,2mm0,80mm
28,6mm0,99mm
34,9mm1,21mm
41,3mm1,43mm
5.3.2Leidingmaat selecteren
Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de
afbeelding (alleen als referentie).
Als de aansluitingen van de binnenunit niet overeenstemmen met de
diameter van de opgegeven leidingvereisten, moeten
verloopstukken (lokaal te voorzien) op de aansluitingen van de
binnenunit worden gebruikt.
Andere diameters (in mm) kunnen ook worden gebruikt als de
vereiste leidingmaten (in inch) niet beschikbaar zijn, mits met de
volgende punten wordt rekening gehouden:
▪ neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt,
▪ gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te
voorzien).
5.3.3Over de leidinglengte
Maximale leidinglengte en hoogteverschil
Maximaal toegestane leidinglengte30m
Hoogteverschil tussen binnenunit en buitenunit<10m
Hoogteverschil tussen buitenunit 1 en buitenunit 2
(indien van toepassing)
0m
5.4De waterleidingen voorbereiden
5.4.1Vereisten voor de watercircuits
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
CapaciteitsklasseMinimum vereist debiet
2023 l/min
3236 l/min
4046 l/min
6472 l/min
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Afsluiters. Bij de unit worden twee afsluiters geleverd. Zie de
volgende afbeelding voor de installatie ervan.
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN 4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
a Adapter (op de inlaat alleen bij SEHVX40+64BAW)
b Afsluiter
c Bocht
d Filter
OPMERKING
Breng het filter aan op de bocht voordat u deze laatste
installeert.
OPMERKING
Als bij de installatie geen bocht wordt gebruikt, gebruik dan
een verlengstuk (5 cm lang voor een 1¼" filter, en 6 cm
lang voor een 2"filter) om ervoor te zorgen dat het filter
goed kan worden gereinigd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
5 Voorbereiding
OPMERKING
Installeer het filter juist. Als het niet of verkeerd wordt
geïnstalleerd, loopt de platenwarmtewisselaar permanente
schade op.
▪ Aftapkranen. Alle lage punten van het systeem moeten worden
voorzien van aftapkranen om het circuit volledig te kunnen laten
leeglopen. Er is een aftapkraan voorzien in de unit.
▪ Ontluchters. Voorzie ontluchters op alle hoge punten van de
installatie; deze moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar
zijn. In de unit is een automatische ontluchtingsklep voorzien.
Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid
zodat automatische ontluchting van het watercircuit mogelijk blijft.
Zie lokale instelling [E‑04] in "7.2.9 Lokale instellingen op de
gebruikersinterface"op pagina40.
▪ Waterdruk. Zorg dat de onderdelen in de lokale leidingen bestand
zijn tegen de waterdruk (maximum 3 bar + statische druk van de
pomp). Zie "12.11ESP-curve: Binnenunit"op pagina63.
WAARSCHUWING
▪ Voor een goede werking van het systeem moet een
regelklep in het watersysteem worden geïnstalleerd. De
regelklep regelt de waterdoorstroming in het systeem
(lokaal te voorzien).
▪ Een debiet buiten de curven selecteren kan een storing
veroorzaken of de unit beschadigen. Zie ook de
Technische specificaties.
▪ De maximum waterleidingtemperatuur is 50°C volgens de
instelling van het veiligheidssysteem.
▪ Gebruik altijd materialen die compatibel zijn met het water van het
systeem en met de materialen van de unit. (De buisfittings van de
unit zijn in messing, de platenwarmtewisselaars zijn in roestvrij
staal 316, de platen zijn onderling gelast met koper en de kast van
de optionele pomp is in gietijzer).
▪ Selecteer de leidingdiameter op basis van het vereiste
waterdebiet en de beschikbare externe statische druk (ESP) van
de pomp. Zie de volgende tabel voor de aanbevolen diameter van
de waterleidingen.
CapaciteitsklasseDiameter waterleiding
20+321-1/4"
40+642"
OPMERKING
Het is ten zeerste aangewezen om een bijkomend filter op
het watercircuit te monteren. Om daarbij stukjes metaal
afkomstig uit de lokale waterleidingen te verwijderen, wordt
geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden niet door het standaardfilter van
de unit verwijderd.
5.4.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
5.4.3Controle van het watervolume en de
voordruk in het expansievat
De binnenunit heeft een expansievat van 12liter met een standaard
voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
ModelMinimum totaal watervolume
(l)
2076
32110
40152
64220
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
INFORMATIE
Het temperatuurstapverschil kan worden gewijzigd met de
instellingen [A‑02] en [F‑00]. Dit heeft gevolgen voor het
minimum watervolume dat vereist is wanneer de unit in de
koelstand draait.
Standaard staat de unit ingesteld op een
watertemperatuurverschil van 3,5 K, waardoor het kan
werken met het in de vorige tabel aangegeven
minimumvolume. Maar als een kleiner temperatuurverschil
is ingesteld, zoals bij toepassingen voor proceskoeling
waar temperatuurschommelingen moeten worden
vermeden, is een groter minimum watervolume vereist.
Om bij een wijziging van de waarden van de instelling
[F‑00] (koelstand) de goede werking van de unit te
verzekeren, moet het minimum watervolume worden
aangepast. Als dit volume groter is dan het in de unit
toegestane bereik, moet in de lokale leidingen een
bijkomend expansievat of een buffertank worden
geïnstalleerd.
Voorbeeld:
Om de gevolgen voor het systeem van een wijziging van de
instelling [F‑00] aan te tonen, nemen we het geval van een unit met
een minimum toegestaan watervolume van 66 l. De binnenunit is
5m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd.
We nemen een wijziging van de instelling [F‑00] van 5°C
(standaardwaarde) naar 0°C. In de tabel hieronder zien we dat 5°C
overeenstemt met een temperatuurverschil van 3,5 K en 0°C met
1K, wat eigenlijk de laagst instelbare waarde is.
De correctiefactor van het watervolume volgens de curve in de
onderstaande grafiek is 3,5; dit betekent dat het minimumvolume 3,5
keer groter zal zijn.
Curve correctiefactor voor minimum watervolume
a Correctiefactor watervolume
b Temperatuurverschil (K)
Wanneer we 64 l vermenigvuldigen met de correctiefactor, krijgen
we 224l; dit is het minimum toegestane watervolume in de installatie
bij een temperatuurverschil van 1K.
Het is nu heel belangrijk om te controleren dat voor het
hoogteverschil van het systeem, het volume in het systeem kleiner is
dan de maximum toegestane waarde bij die voordruk (Pg). Op de
curve zien we dat het maximaal toegestane volume 350 l bedraagt
bij 1bar voordruk.
Het totale volume in het systeem zal zeker groter zijn na toevoeging
van het interne volume van de unit. In dit geval kan een voordruk
worden ingesteld of moet in de lokale leidingen een bijkomend
expansievat of een buffertank worden geïnstalleerd.
De standaardwaarde van de voordruk (Pg) geldt voor een
hoogteverschil van 7m.
Als het hoogteverschil van het systeem minder dan 7m bedraagt EN
het volume in het systeem kleiner is dan de maximum toegestane
waarde voor die voordruk (Pg) (zie grafiek), dan moet de voordruk
(Pg) NIET bijgesteld te worden.
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via het Schräder-ventiel van het
expansievat.
a Schräder-ventiel
5.4.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
250l.
Er zijn geen acties of aanpassingen nodig.
Voorbeeld 2
De unit wordt op het hoogste punt in het watercircuit gemonteerd.
Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 420l.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (420 l) groter is dan het standaard
watervolume (340l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg=(0,3+(H/10))bar=(0,3+(0/10))bar=0,3bar
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume is 490 l (zie
grafiek).
▪ Omdat 420l kleiner is dan 490 l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.
a Voordruk (bar)
b Maximaal watervolume (l)
A Systeem
B Standaard
Als het totale watervolume in het volledige circuit groter is dan het
maximaal toegestane watervolume (zie grafiek), moet in de lokale
leidingen een bijkomend expansievat worden geïnstalleerd.
5.4.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
5.5De elektrische bedrading
voorbereiden
5.5.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
5 Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
5.5.2Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
Norm die de beperkingen vastlegt voor
spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en
flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur
met een nominale stroom ≤75A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
kleiner dan of gelijk
sys
.
max
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
BuitenunitZ
(Ω)Minimum Ssc-waarde
max
(kVA)
SERHQ020BAW10,27838
SERHQ032BAW10,24873
BinnenunitZ
(Ω)Minimum Ssc-waarde
max
(kVA)
SEHVX20BAW0,27820
SEHVX32BAW0,24874
SEHVX40BAW0,251639
SEHVX64BAW0,221747
De lokale voedingskabel moet voldoen aan IEC60245.
Het kabeltype in beschermde leidingen moet H05VV zijn; in
onbeschermde leidingen moet H07RN-F worden gebruikt.
5.5.3Kabelvereisten
ItemKabelbund
1PSElektrische voeding van de binnenunit4+GND
2LVCommunicatiekabel tussen binnen- en
3LVStandaard afstandsbediening (F1/F2)2
4LVSecundaire afstandsbediening (F1/F2)
5LVSignaal thermostaat AAN/UIT
6LVSignaal thermostaat koelen/verwarmen
7LVSignaal werking AAN
8LVSignaal werking UIT
9HVOutput koelen/verwarmen20,3 A
10HVOutput werking AAN/UIT20,3 A
11HVStoring-output20,3 A
12HVOutput verwarming waterleidingen21 A
13HVOutput pomp AAN/UIT20,3 A
el
buitenunit
(a) Optioneel
(b) Zie het naamplaatje op de unit of raadpleeg het technisch
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
6 Installatie
4×
4×
1
3
2
10×
5×
4×
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering
door reststroom alleen die van het snelle type met een
nominale stroomsterkte van 300 mA.
6Installatie
6.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
1De buitenunit monteren.
2De binnenunit monteren.
3De koelmiddelleiding aansluiten.
4De koelmiddelleiding controleren.
5Koelmiddel bijvullen.
6De waterleidingen aansluiten.
7De elektrische bedrading aansluiten.
6.2De units openen
6.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
6.2.2De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische
componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.4Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina19.
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de
hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische
componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen
tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina38.
6.2.3Binnenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Paneel
1Elektrische onderdelen van de binnenunit
2Binnenunit (zijpaneel)
3Binnenunit (voorpaneel)
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische
componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.5Elektrische
componentenkast van de binnenunit openen"op pagina19.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
6 Installatie
4×
1
4×
722-737
≥67≥67
765
6767
A
B
20 mm
6.2.4Elektrische componentenkast van de
buitenunit openen
OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast
NIET wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel
vervormen, waardoor er water in de kast kan
binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende
stappen:
1De installatiestructuur voorzien.
2De buitenunit installeren.
3Afvoer voorzien.
6.3.2Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de buitenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.3.3De installatiestructuur voorzien
Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige
ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
▪ Ondersteun NIET alleen de hoeken van de unit
wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Steunen onder de unit moeten minstens 100mm breed
zijn.
6.2.5Elektrische componentenkast van de
binnenunit openen
OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast
NIET wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel
vervormen, waardoor er water in de kast kan
binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
6.3De buitenunit monteren
6.3.1Over de montage van de buitenunit
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ De hoogte van de fundering moet minstens 150 mm vanaf de
vloer zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger
worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de
omstandigheden.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton).
Minimumfundering
BuitenunitAB
SERHQ020930792
SERHQ03212401102
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze
nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de
koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
6 Installatie
a
766.5500200
396500
(mm)
20 mm
b
a
6.3.4Afvoer voorzien
OPMERKING
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig water rond de unit af te voeren.
▪ Bij montage van de unit op een dak dient u eerst de
stevigheid van het dak en de afvoermogelijkheden te
controleren.
▪ Bij montage van de unit op een frame dient u het
waterbestendig paneel maximaal 150mm onder de unit
te monteren om zodoende waterinsijpeling van onder
de unit te voorkomen.
▪ Wanneer u de unit in een corrosieve omgeving
installeert, moet u een moer met een plastic vulring (a)
gebruiken om de moer te beschermen tegen roest.
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze
nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
6.4De binnenunit monteren
6.4.1Over het monteren van de binnenunit
Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de
koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen:
1De installatiestructuur voorzien.
2De binnenunit installeren.
6.4.2Voorzorgen bij het monteren van de
binnenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.4.3De installatiestructuur voorzien
Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige
ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
▪ Ondersteun NIET alleen de hoeken van de unit
wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Steunen onder de unit moeten minstens 100mm breed
zijn.
▪ De unit moet tegen een muur worden gemonteerd.
▪ De unit moet worden vastgemaakt om te voorkomen dat ze
kantelt.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton).
▪ Let op de vereisten inzake de minimum installatieruimte.
▪ Maak de unit vast aan de vloer via de gaten in de bodembalken.
▪ Maak de unit vast aan de muur met behulp van de 2 L-vormige
steunen (accessoire) om te voorkomen dat ze kantelt. De steunen
kunnen aan het bovenste paneel van de binnenunit worden
bevestigd (2× M5-schroeven aan elke kant, maar één schroef zit
al aan de rechterkant van de bovenste plaat).
a Maak één L-vormige steun met 2schroeven van het
accessoirezakje vast aan de linkerkant van de bovenste
plaat
b Maak de andere L-vormige steun met 1schroef van het
accessoirezakje en 1schroef die al aan de unit zit vast aan
de rechterkant van de bovenste plaat
6.5Koelmiddelleidingen aansluiten
6.5.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
1
1
1
1
22
≤Ø25.4>Ø25.4
abcde
f
f
c
d
a
b
ab
cde
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus
vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk
kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals
minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen
komen.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de
leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmeth
Buitenunit>1maandDe leiding
dichtknijpen
<1maandDe leiding
BinnenunitOngeacht de periode
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
ode
6 Installatie
a Koelmiddelleiding
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
6.5.3Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
Houd rekening met de volgende richtlijnen:
▪ De afsluiters zijn gesloten in de fabriek.
▪ In de volgende afbeeldingen ziet elk onderdeel voor het gebruik
van de afsluiter.
WAARSCHUWING
Sluit de koelmiddelleidingen goed aan voordat u de
compressor inschakelt. Als de koelmiddelleidingen NIET
zijn aangesloten en de afsluiter tijdens het afpompen
openstaat, wordt lucht in het circuit gezogen wanneer de
compressor wordt ingeschakeld. Dit veroorzaakt dan een
abnormale druk in de koelcyclus, wat kan leiden tot schade
aan de apparatuur en zelfs letsels.
6.5.2Het uiteinde van een buis solderen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d As
e Afdichting
▪ Houd beide afsluiters open tijdens de werking.
▪ Oefen GEEN overmatige kracht uit op de afsluiter. Anders kan de
afsluiter afbreken.
De afsluiter openen/sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een inbussleutel (vloeistofzijde: 4mm, gaszijde: 8mm) in
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
6 Installatie
a b c
abc
Linksom om te openen.
Rechtsom om te sluiten.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter NIET meer verder draait.
De klep is nu open/dicht.
INFORMATIE
▪ De SERHQ020 biedt ondersteuning voor lokale
leidingen met Ø22,2 via de bij de unit geleverde
accessoireleiding.
▪ De SERHQ032 biedt ondersteuning voor lokale
leidingen met Ø28,6 via de bij de unit geleverde
accessoireleiding.
Omgaan met de servicepoort
Plaats van servicepoorten:
De plaats van de servicepoort staat aangegeven op het
waarschuwingslabel ("Caution") op het voorpaneel van de
buitenunit.
a Dicht de grijze delen af (leiding door het voorpaneel geleid)
b Leiding gaszijde
c Leiding vloeistofzijde
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de
leiding met gepast isolatiemateriaal worden
beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt
met de behuizing.
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep
die tot een meterdruk van −100,7kPa (−1,007 bar) (5Torr
absoluut) kan evacueren. Zorg ervoor dat de olie in de
pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp
niet draait.
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø12,78,1~9,918,0~22,0
Ø25,427,0~33,08mm22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
KlephuisZeskantsle
utel
sluiten)
As
(afsluiterde
Deksel
ksel)
Servicepoo
rt
6.5.4Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
OPMERKING
Alle lokale leidingen moeten worden gemonteerd door een
erkend koeltechnicus, overeenkomstig de lokale en
nationale voorschriften.
Dicht de inlaatopeningen van de leidingen en bedrading af met
afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien); anders daalt de capaciteit
van de unit en kunnen kleine dieren in de machine binnendringen.
Voorbeeld: leidingen door de voorzijde steken
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Raak ongewenste vloeistoflekken NOOIT rechtstreeks
aan. U zou ernstige wonden kunnen oplopen door
bevriezing.
De koelmiddelleidingen kunnen aan de voor- of zijkant worden
aangesloten (wanneer ze er langs onder worden uitgehaald) zoals
aangegeven op de afbeelding.
a Aansluiting aan de linkerkant
b Aansluiting aan de voorkant
c Aansluiting aan de rechterkant
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
c
b
h
f
d
h
a
c
b
g
h
ih
j
k
h
h
h
e
i
a
AB
A Voor aansluiting aan de voorkant, verwijder het deksel van
A
AB
C
D
a
b
a
c
d
25
15090
de afsluiter om de koelmiddelleiding aan te sluiten.
B Voor aansluiting aan de zijkant, breek de
uitbreekopeningen in het onderste frame open en geleid de
leidingen onder het onderste frame.
a Afsluiter gasleiding
b Afsluiter vloeistofleiding
c Servicepoort voor bijvullen van koelmiddel
d Aansluitstuk gaszijde (1)
e Aansluitstuk gaszijde (2)
f Vloeistofzijdige accessoireleiding (1)
g Vloeistofzijdige accessoireleiding (2)
h Solderen
i Gaszijdige leidingen (lokaal te voorzien)
j Leiding aan vloeistofzijde (lokale levering)
k Sla de uitbreekopeningen door met een hamer
Gaszijdige accessoireleiding afsnijden
Snijd de gaszijdige accessoireleiding af zoals afgebeeld wanneer de
koelmiddelleiding aan de zijkant wordt aangesloten.
6 Installatie
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Gaszijdige accessoireleiding
b Hier snijden
c Gaszijdige leidingen (lokaal te voorzien)
d Basis unit
BuitenunitABCD
SERHQ02015623192247
SERHQ03215029192251
OPMERKING
▪ Gebruik altijd de accessoireleiding wanneer u de
leiding lokaal aansluit.
▪ Zorg ervoor dat de lokale leiding niet in contact komt
met andere leidingen, het onderste frame of de
zijpanelen van de unit.
2 Sluit een vulslang aan op de servicepoorten van alle afsluiters.
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Als het onderste deel van de dichtgeknepen leiding eruitziet
zoals detail A in de afbeelding hierna, voer dan de laatste
2stappen van deze procedure uit.
6 Als het onderste deel van de dichtgeknepen leiding eruitziet
zoals detail B in de afbeelding hierna, voer dan de laatste
3stappen van deze procedure uit.
7 Snijd het onderste deel van de kleine dichtgeknepen leiding af
met een geschikt gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een
knijptang, …) zodat een doorsnede open blijft om de olie weg te
laten druppelen voor het geval niet alle olie verwijderd was.
Wacht tot alle olie eruit is gedruppeld.
8 Snijd de afgeklemde leiding af met een pijpsnijder juist boven
het soldeerpunt of juist boven de markering als er geen
soldeerpunt is.
9 Als het terugwinnen niet helemaal is gelukt, wacht dan tot alle
olie eruit is gelekt en ga dan verder met het aansluiten van de
lokale leidingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
6 Installatie
a
b
c
b
c
B
A
a
b
VRV
C1
VRV
C2
f
e
g
C2
g
C1
C1
C2
d
d
a
b
c
a Servicepoort
b Afsluiter
c Plaats doorsnijden leiding net boven het soldeerpunt of
boven markering
A+B Dichtgeknepen leiding
6.5.5Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten
▪ Voor de SEHVX20+32BAW, verwijder de bovenste
uitbreekopening in de serviceplaat op de zijkant en breng de
doorvoering (accessoire) aan om eventuele bramen af te dekken.
Voor de SEHVX40+64BAW, verwijder de bovenste en onderste
uitbreekopening in de serviceplaat op de zijkant en breng de
doorvoering (accessoire) aan om eventuele bramen af te dekken.
a Uitbreekopening
b Doorvoering
▪ Snijd eerst de koelvloeistofleiding af binnenin de unit op ongeveer
7cm vóór de klem en de koelgasleiding 4cm vóór de klem. Dit is
nodig om te voorkomen dat de pijpensnijder geblokkeerd wordt
door de leidingen. Verwijder eventuele bramen van de leidingen.
▪ Sluit lokale koelmiddelleidingen met accessoireleidingen aan op
de leidingaansluitingen op de binnenunit. Voor SEHVX20BAW, na
het afsnijden van het uiteinde van de koelvloeistof- en
koelgasleiding, soldeer accessoireleiding 1 op de vloeistofleiding
en accessoireleiding 2 op de gasleiding. Voor SEHVX32BAW, na
het afsnijden van het uiteinde van de koelvloeistof- en
koelgasleiding, soldeer de lokale leiding rechtstreeks op de
vloeistofleiding en accessoireleiding 2 op de gasleiding. Voor
SEHVX40BAW, voer de procedure voor SEHVX20BAW twee keer
uit. Voor SEHVX64BAW, voer de procedure voor SEHVX32BAW
twee keer uit.
OPMERKING
Maak de leidingen na het solderen vast aan de unit met de
klemmen in de leidingsteunen.
a Binnenunit
b Buitenunit 1
c Buitenunit 2 (alleen in het geval van SEHVX40+64BAW)
d Koelmiddelleiding
e Pomp
f Schakelkast
g Verdamper
OPMERKING
Zie voor de installatie van de leidingen tussen de buitenen binnenunits ook de afbeelding in "6.9.7 Elektrische
voeding en transmissiekabels aansluiten"op pagina35.
6.6De koelmiddelleiding controleren
6.6.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
De interne koelmiddelleiding van de buitenunit is in de fabriek getest
op lekken. U moet alleen nog maar de externe koelmiddelleiding
van de buitenunit controleren.
Alvorens de koelmiddelleiding te controleren
Controleer of de koelmiddelleiding is aangesloten tussen de
buitenunit en de binnenunit.
Typische werkstroom
Een typische controle van de koelmiddelleiding bestaat uit de
volgende stappen:
1De koelmiddelleiding controleren op lekken.
2Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacuümdrogen.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
6 Installatie
f
i
h
a
b
d
c
e
k
l
m
j
g
f
f
e
a
d
c
b
d
e
6.6.2Voorzorgsmaatregelen bij het controleren
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep
die tot een meterdruk van −100,7kPa (−1,007 bar) (5Torr
absoluut) kan evacueren. Zorg ervoor dat de olie in de
pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp
niet draait.
OPMERKING
Gebruik deze vacuümpomp enkel en alleen voor R410A.
De zelfde pomp voor andere koelmiddelen gebruiken kan
de pomp en de unit beschadigen.
6.6.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
OPMERKING
In het geval van SERHQ032, voer de stappen uit op beide
units.
6.6.6Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C75% tot 80% RV15mm
>30°C≥80% RV20mm
VochtigheidMinimumdikte
Op de isolatie kan condens ontstaan.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles met R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Vulslang
g Servicepoort voor bijvullen van koelmiddel
h Afsluiter vloeistofleiding
i Afsluiter gasleiding
j Servicepoort van afsluiter
k Klep A
l Klep B
m Klep C
KlepStand van de klep
Klep ASluiten
Klep BOpen
Klep COpen
Afsluiter vloeistofleidingSluiten
Afsluiter gasleidingSluiten
6.6.4Op lekken controleren: Druklektest
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
1 Breek het vacuüm door onder druk te brengen met stikstofgas
tot een meterdruk van 4,0 MPa (40 bar). Stel de meterdruk
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum
bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
6.6.5Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
a Afsluiter gasleiding
b Afsluiter vloeistofleiding
c Servicepoort voor bijvullen van koelmiddel
d Afdichtingsbehandeling
e Isolatie
f Leiding tussen binnen- en buitenunit
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Isoleer lokale leidingen wegens het gevaar op
brandwonden bij aanraking.
6.7Koelmiddel bijvullen
6.7.1Over koelmiddel bijvullen
Zodra het vacuümdrogen beëindigd is, kan extra koelmiddel worden
bijgevuld.
Er zijn twee manieren om extra koelmiddel bij te vullen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
6 Installatie
m
n
c
e
d
b
a
g
h
i
f
j
k
l
MethodeZie
Handmatig vullen"Stap 6b: Koelmiddel handmatig
vullen"op pagina28
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij
grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel
vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas automatisch of
handmatig te vullen. Deze stap staat in de onderstaande procedure
(zie "6.7.4 Koelmiddel vullen" op pagina 26). U kunt deze stap
overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
6.7.2Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, gaat de
H2P-led branden en werkt de compressor niet voordat de
communicatie tussen de buitenunit(s) en binnenunits tot
stand is gebracht.
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te
vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de
unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
▪ De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in
de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de
fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus
voorzichtig aan.
▪ Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het
deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het
aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
▪ Het kan ±10 minuten duren voordat de compressor
wordt gestart nadat de unit is beginnen werken voordat
het koelmiddel gelijkmatig is verspreid. Dit is echter
geen storing.
6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden
INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen
van de hoeveelheid koelmiddel.
De berekening van de extra hoeveelheid koelmiddel is gebaseerd op
de maat van de vloeistofleiding.
Formule:
R=(X
×0,059)+(X
Ø9,52
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
X
1, 2
×0,12)
Ø12,7
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
Voorbeeld
SEHVX64BAW + 2× SERHQ032BAW1
R=(L1+L2)
Ø12,7
×0,12
6.7.4Koelmiddel vullen
Koelmiddel vooraf vullen
1 Bereken de extra hoeveelheid bij te vullen koelmiddel met de in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina26 beschreven formule.
2 De hoeveelheid op voorhand bij te vullen koelmiddel is 10 kg
minder dan de berekende hoeveelheid.
3 Open klep C (klep A en B en de afsluiters moeten dicht blijven)
en vul vloeibaar koelmiddel bij via de servicepoort van de
vloeistofzijdige afsluiter.
4 Sluit klep C wanneer de berekende hoeveelheid koelmiddel die
eerst moet worden bijgevuld, is bereikt.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid koelmiddel (zie naamplaatje
op de unit) in de unit worden gebracht alvorens de
automatische vulfunctie kan worden gebruikt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
a Weegschaal
b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
c Vulslang
d Afsluiter vloeistofleiding
e Afsluiter gasleiding
f Servicepoort van afsluiter
g Klep B
h Klep C
i Klep A
j Koelmiddelvulpoort
k Leiding tussen units
l Koelmiddelleiding
m Lokale leiding
n Gasstroom
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
6 Installatie
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid koelmiddel (zie naamplaatje
op de unit) in de unit worden gebracht alvorens de
automatische vulfunctie kan worden gebruikt.
INFORMATIE
Het koelmiddel wordt bijgevuld met ±22 kg per uur bij een
buitentemperatuur van 30°Cdroge bol of met ±6kg bij een
buitentemperatuur van 0°Cdroge bol.
5 Sluit na het vooraf vullen, klep A aan op de koelmiddelvulpoort
en vul de resterende hoeveelheid via deze poort bij.
Stap 6a: Koelmiddel automatisch vullen
INFORMATIE
Voor de automatische vulfunctie gelden de onderstaande
beperkingen. Buiten deze waarden werkt de automatische
vulfunctie van het systeem niet:
▪ Buitentemperatuur: 0~43°Cdroge bol.
▪ Binnentemperatuur: 20~32°Cdroge bol.
▪ Totale capaciteit binnenunits: ≥80%.
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de
buitenunit in de stand voor automatisch bijvullen van koelmiddel te
gebruiken.
Afhankelijk van de beperkingen van de omgevingsomstandigheden
(zie hiervoor), bepaalt de unit automatisch welke stand voor het
automatisch bijvullen van koelmiddel wordt gebruikt: koelen of
verwarmen. Als de bovenstaande voorwaarden zijn vervuld, wordt
de koelstand geselecteerd. Anders wordt de verwarmstand
geselecteerd.
Procedure
1 Open de vloeistof- en gaszijdige afsluiters en de afsluiter van
de servicepoort. (Kleppen A, B en C moeten dicht zijn.)
2 Sluit alle voorpanelen behalve het voorpaneel van de kast met
elektrische componenten en schakel de voeding in.
3 Als de H2P-led knippert, controleert u de storingscode op de
gebruikersinterface. Zie "6.7.5 Foutcodes bij het vullen met
koelmiddel"op pagina29.
4 Druk op BS1 als de leds niet branden zoals hieronder
aangegeven.
5 Druk één keer op BS4.
6 Druk minstens 5 seconden op BS4.
7 Deze stap bepaalt de stand voor het vullen van koelmiddel.
Automatisch vullen moet in de koelstand gebeuren. Als de
binnentemperatuur 20°C DB of minder bedraagt, vult de unit
eerst bij in de verwarmingsstand om de binnentemperatuur te
laten stijgen. De unit selecteert de koel- of verwarmingsstand
voor het vullen automatisch.
OPMERKING
Bij het vullen in de verwarmingsstand moet iemand klep A
vóór het einde van het vullen handmatig sluiten.
Automatisch vullen van koelmiddel in de verwarmingsstand
1 Start de unit en wacht terwijl ze zich klaarmaakt om bij te vullen
in de verwarmingsstand.
Opstartcontrole (volgende
2minuten)
Wachten op stabiele
verwarmingsomstandigheden
(volgende ±15minuten
(afhankelijk van het systeem))
Klaar voor vullen
2 Druk binnen de 5 minuten één keer op BS4. Als u niet binnen
de 5 minuten op BS4 drukt, verschijnt op de
gebruikersinterface.
3 Wanneer het volgende led-display verschijnt, opent u klep A en
sluit u het voorpaneel. Als het voorpaneel open blijft staan, kan
het systeem tijdens het bijvullen van koelmiddel niet naar
behoren werken.
* = De status van deze led is niet belangrijk.
OPMERKING
Controleer in het geval van een storing het scherm van de
gebruikersinterface en raadpleeg "6.7.5 Foutcodes bij het
vullen met koelmiddel"op pagina29.
4 Wanneer de berekende hoeveelheid koelmiddel min 10 kg is
bereikt, is het vullen van koelmiddel voltooid. Sluit klep A en
druk één keer op BS3. Zolang u niet op BS3 drukt, blijft het
systeem in de verwarmingsstand staan. Dit kan nodig zijn om
de binnentemperatuur te laten stijgen.
5 Druk op BS4 om het temperatuurbereik te controleren.
Gevolg: Als de temperatuur buiten het temperatuurbereik valt,
druk één keer op BS1 en voltooi het vullen van koelmiddel op
een andere keer wanneer de temperatuur wel binnen het bereik
valt. Als de temperatuur binnen het bereik is, start de unit
opnieuw vanaf stap 7 in "Stap 6a: Koelmiddel automatisch
vullen" op pagina 27 en wordt de koelstand geselecteerd. Als
de temperatuur intussen tot buiten het bereik is gedaald, wordt
de verwarmingsstand weer geselecteerd om de
binnentemperatuur te laten stijgen.
Buitentemperatuur buiten
bereik
Binnentemperatuur buiten
bereik
Automatisch vullen van koelmiddel in de koelstand
1 Start de unit en wacht terwijl ze zich klaarmaakt om bij te vullen
in de koelstand.
Drukcontrole (eerste minuut)
Opstartcontrole (volgende
2minuten)
Wachten op stabiele
omstandigheden (volgende
±15minuten (afhankelijk van
het systeem))
Klaar voor vullen
2 Druk binnen de 5 minuten één keer op BS4. Als u niet binnen
de 5 minuten op BS4 drukt, verschijnt op de
gebruikersinterface.
3 Wanneer het volgende led-display verschijnt, opent u klep A en
sluit u het voorpaneel. Als het voorpaneel open blijft staan, kan
het systeem tijdens het bijvullen van koelmiddel niet naar
behoren werken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
6 Installatie
OPMERKING
Controleer in het geval van een storing het scherm van de
gebruikersinterface en raadpleeg "6.7.5 Foutcodes bij het
vullen met koelmiddel"op pagina29.
4 Wanneer op het scherm van de gebruikersinterface een
knipperende verschijnt, is het vullen bijna voltooid. Wanneer
de unit stopt, moet u klep A onmiddellijk sluiten. Controleer de
led's en controleer of op de gebruikersinterface staat.
Wanneer maar weinig koelmiddel is bijgevuld, wordt
misschien niet weergegeven, maar wel onmiddellijk . Als de
led's niet branden zoals hieronder, moet u de storing corrigeren
(zoals aangegeven op het scherm van de gebruikersinterface)
en de volledige vulprocedure herbeginnen.
5 Druk op BS4 om het temperatuurbereik te controleren.
Gevolg: Als de temperatuur buiten het temperatuurbereik valt,
druk één keer op BS1 en voltooi het vullen van koelmiddel op
een andere keer wanneer de temperatuur wel binnen het bereik
valt.
Buitentemperatuur buiten
bereik
Binnentemperatuur buiten
bereik
Binnen bereik
6 Druk één keer op BS1 om het vullen te beëindigen.
7 Schrijf de bijgevulde hoeveelheid op het label van de bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel dat bij de unit is geleverd en kleef het
op de achterkant van het voorpaneel.
8 Voer de in "8.6.1 Koelmiddel automatisch bijgevuld" op
pagina48 beschreven testprocedure uit.
Voer de testprocedure uit zoals beschreven in "8Inbedrijfstelling"op
pagina46.
Stap 6b: Koelmiddel handmatig vullen
Handmatig koelmiddel vullen terwijl de unit stilstaat
1 Bereken de hoeveelheid bij te vullen koelmiddel met de formule
van hoofdstuk "6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden"op pagina26.
2 Open klep C (klep A en B en de afsluiters moeten dicht blijven)
en vul de vereiste hoeveelheid koelmiddel bij via de
servicepoort van de vloeistofzijdige afsluiter.
3 Sluit klep C wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel
volledig is bijgevuld. Schrijf de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel op het bij de unit geleverde label van de bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel en kleef het op de achterkant van het
voorpaneel. Voer de testprocedure uit zoals beschreven in
"8.6.3 Koelmiddel handmatig bijgevuld (verwarmingsstand, op
voorhand vullen)"op pagina48.
4 Wanneer niet voldoende koelmiddel is bijgevuld, voert u de
procedure hieronder uit.
Handmatig koelmiddel vullen terwijl de unit draait
1 Open de vloeistof- en gaszijdige afsluiters en de afsluiter van
de servicepoort. (Kleppen A, B en C moeten dicht zijn.)
2 Sluit alle voorpanelen behalve het voorpaneel van de kast met
elektrische componenten en schakel de voeding in.
3 Als de H2P-led knippert, controleert u de storingscode op de
gebruikersinterface. Zie "6.7.5 Foutcodes bij het vullen met
koelmiddel"op pagina29.
4 Druk op BS1 als de leds niet branden zoals hieronder
aangegeven.
5 Druk één keer op BS4.
6 Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit selecteert de koel-
of verwarmingsstand voor het vullen automatisch. Als de
binnentemperatuur 20°C DB of minder bedraagt, vult de unit
eerst bij in de verwarmingsstand om de binnentemperatuur te
laten stijgen.
Handmatig vullen van koelmiddel in de verwarmingsstand
OPMERKING
Bij het vullen in de verwarmingsstand moet iemand klep A
vóór het einde van het vullen handmatig sluiten.
1 Start de unit en wacht terwijl ze zich klaarmaakt om bij te vullen
in de verwarmingsstand.
Drukcontrole (eerste minuut)
Opstartcontrole (volgende
2minuten)
Wachten op stabiele
verwarmingsomstandigheden
(volgende ±15minuten
(afhankelijk van het systeem))
Klaar voor vullen
2 Druk binnen de 5 minuten één keer op BS4. Als u niet binnen
de 5 minuten op BS4 drukt, verschijnt op de
gebruikersinterface.
3 Wanneer het volgende led-display verschijnt, opent u klep A en
sluit u het voorpaneel. Als het voorpaneel open blijft staan, kan
het systeem tijdens het bijvullen van koelmiddel niet naar
behoren werken.
* = De status van deze led is niet belangrijk.
OPMERKING
Controleer in het geval van een storing het scherm van de
gebruikersinterface en raadpleeg "6.7.5 Foutcodes bij het
vullen met koelmiddel"op pagina29.
4 Wanneer de berekende hoeveelheid koelmiddel min 10 kg is
bereikt, sluit u klep A en drukt u één keer op BS3.
5 Druk één keer op BS1 om het vullen te beëindigen.
6 Schrijf de bijgevulde hoeveelheid op het label van de bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel dat bij de unit is geleverd en kleef het
op de achterkant van het voorpaneel.
7 Voer de in "8.6.3 Koelmiddel handmatig bijgevuld
(verwarmingsstand, op voorhand vullen)" op pagina 48
beschreven testprocedure uit.
Handmatig vullen van koelmiddel in de koelstand
1 Start de unit en wacht terwijl ze zich klaarmaakt om bij te vullen
in de koelstand.
Drukcontrole (eerste minuut)
Opstartcontrole (volgende
2minuten)
Wachten op stabiele
omstandigheden (volgende
±15minuten (afhankelijk van
het systeem))
Klaar voor vullen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
6 Installatie
2 Druk binnen de 5 minuten één keer op BS4. Als u niet binnen
de 5 minuten op BS4 drukt, verschijnt op de
gebruikersinterface.
3 Wanneer het volgende led-display verschijnt, opent u klep A en
sluit u het voorpaneel. Als het voorpaneel open blijft staan, kan
het systeem tijdens het bijvullen van koelmiddel niet naar
behoren werken.
* = De status van deze led is niet belangrijk.
OPMERKING
Controleer in het geval van een storing het scherm van de
gebruikersinterface en raadpleeg "6.7.5 Foutcodes bij het
vullen met koelmiddel"op pagina29.
4 Wanneer op het scherm van de gebruikersinterface een
knipperende verschijnt, is het vullen bijna voltooid. Wanneer
de unit stopt, moet u klep A onmiddellijk sluiten. Controleer de
led's en controleer of op de gebruikersinterface staat.
Wanneer maar weinig koelmiddel is bijgevuld, wordt
misschien niet weergegeven, maar wel onmiddellijk . Als de
led's niet branden zoals hieronder, moet u de storing corrigeren
(zoals aangegeven op het scherm van de gebruikersinterface)
en de volledige vulprocedure herbeginnen.
5 Druk één keer op BS1 om het vullen te beëindigen.
6 Schrijf de bijgevulde hoeveelheid op het label van de bijgevulde
hoeveelheid koelmiddel dat bij de unit is geleverd en kleef het
op de achterkant van het voorpaneel.
7 Voer de in "8.6.2 Koelmiddel handmatig bijgevuld
Sluit klep A onmiddellijk en druk één keer op de TEST
koelmiddel
vullen
koelmiddel
vullen
afgebroken
Storingscodes koelstand
StoringscodeOplossing
, ,
koelmiddelfl
es
vervangen
koelmiddel
vullen
OPERATION-knop. De werking wordt herstart vanaf
de bepaling van de vulstand.
▪ Sluit onmiddellijk klep A. Controleer de volgende
punten:
▪ Staat de gaszijdige afsluiter goed open?
▪ Staat de kraan op de koelmiddelfles open?
▪ Zijn de luchtinlaat en -uitlaat van de binnenunit
niet geblokkeerd?
▪ Los het probleem op en start de automatische
vulprocedure daarna opnieuw.
▪ Sluit klep A en vervang de lege koelmiddelfles.
Open klep A nadat de fles is vervangen (de
buitenunit stopt niet).
▪ De code op het scherm geeft de unit aan waar een
fles moet worden vervangen: = masterunit, =
slave-unit 1, = slave-unit 2, knipperende ,
en = alle units
Sluit onmiddellijk klep A. Herbegin de automatische
vulprocedure.
StoringscodeOplossing
▪ Sluit onmiddellijk klep A. Controleer de volgende
koelmiddel
vullen
afgebroken
*
abnormale
stop
punten:
▪ Staat de gaszijdige afsluiter goed open?
▪ Staat de kraan op de koelmiddelfles open?
▪ Zijn de luchtinlaat en -uitlaat van de binnenunit
niet geblokkeerd?
▪ Los het probleem op en start de automatische
vulprocedure daarna opnieuw.
Sluit onmiddellijk klep A. Bevestig de storingscode op
de gebruikersinterface en corrigeer de storing zoals
beschreven in "8.7Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina49.
6.7.6Eindregeling van de hoeveelheid
koelmiddel
Wanneer de led's aangeven dat de binnen- of buitentemperatuur
buiten het bereik valt, kan het automatisch vullen van koelmiddel niet
worden voltooid. Wanneer de temperatuur binnen bereik komt
(buitentemperatuur=0~43°C, binnentemperatuur=20~32°C), voert u
de procedure voor het bepalen van het teveel aan koelmiddel uit om
het vullen van koelmiddel te beëindigen.
Buitentemperatuur buiten
bereik
Binnentemperatuur buiten
bereik
Voer in dit geval een testwerking uit (zie "8.6 De buitenunit laten
proefdraaien" op pagina 48), waarna de unit normaal zal werken.
(Storingscode verschijnt op de binnenunit.)
De koelmiddellekdetectiefunctie kan echter niet worden gebruikt
voordat het vullen van koelmiddel is voltooid en de initiële
hoeveelheid koelmiddel is bepaald door de testwerking opnieuw uit
te voeren.
Procedure voor bepalen van teveel aan koelmiddel
1 Sluit alle voorpanelen behalve dat van de kast met elektrische
componenten en het deksel op de zijkant van de kast met
elektrische componenten.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en alle aangesloten
binnenunits in.
3 Druk één keer op BS1 om de H1P-led uit te schakelen.
4 Houd BS4 5 seconden ingedrukt.
Gevolg: Het systeem begint te werken.
5 Sluit alle voorpanelen.
Gevolg: Na 40minuten stopt de unit automatisch.
6 Controleer het scherm van de gebruikersinterface nadat het
systeem is gestopt.
7 Als na de procedure voor het bepalen van het teveel aan
koelmiddel , of op de gebruikersinterface staat, moet
u 20% van de bijgevulde hoeveelheid koelmiddel verwijderen
en dan deze procedure opnieuw uitvoeren.
8 Wanneer er geen teveel aan koelmiddel meer wordt
gedetecteerd, herbegint u het automatisch bijvullen van
koelmiddel vanaf "Stap 6a: Koelmiddel automatisch vullen" op
Voor de lekdetectiefunctie moet de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel onmiddellijk na het beëindigen van het automatisch
vullen worden ingevoerd. Dit moet worden ingevoerd vóór het
proefdraaien.
OPMERKING
Als een verkeerde waarde voor de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel wordt ingevoerd, zal de lekdetectiefunctie
minder nauwkeurig werken.
Procedure
1 Sluit het deksel van de kast met elektrische componenten en
alle voorpanelen behalve dat op de zijkant van de kast met
elektrische componenten.
2 Houd BS1 5 seconden ingedrukt om naar instelstand 2 te gaan.
Gevolg: De H1P-led brandt.
3 Druk 14 keer op BS2. Het led-display moet er als volgt uitzien.
4 Druk op BS3 om te bevestigen.
Gevolg: De led's knipperen afhankelijk van de laatst
5 Voer de gewogen en reeds genoteerde hoeveelheid extra
koelmiddel in (niet de totale hoeveelheid koelmiddel in het
systeem) door het overeenkomstige led-display te selecteren.
Druk op BS2 om door de mogelijke led-combinaties te scrollen
tot de combinatie overeenstemt met het gewicht van het extra
koelmiddel dat u moet invoeren.
6 Druk op BS3 om de vereiste invoer te selecteren en druk
opnieuw op de knop om de invoer in de printplaat te
bevestigen.
▪ Mogelijke led-combinaties afhankelijk van gewicht van extra
hoeveelheid koelmiddel (= x) dat moet worden ingevoerd
WaardenummerGewicht (kg)Led's
0x=0
10<x<5
25≤x<10
310≤x<15
415≤x<20
520≤x<25
625≤x<30
730≤x<35
835≤x<40
940≤x<45
1045≤x<50
1150≤x<55
1255≤x<60
1360≤x<65
1465≤x<70
1570≤x<75
1675≤x<80
1780≤x<85
1885≤x<90
1990≤x<95
2095≤x<100
21100≤x
7 Druk op BS1 om terug te keren naar instelstand 1 (= initiële
stand).
8 Voer een testwerking uit zoals beschreven in "8.6De buitenunit
laten proefdraaien"op pagina48.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1. De unit keert dan terug naar instelstand 1
(H1P is uit).
9 Herneem de invoerprocedure vanaf stap 2.
6.7.8Controles na bijvullen van koelmiddel
▪ Zijn alle afsluiters open?
▪ Heeft u de hoeveelheid koelmiddel die is bijgevuld, opgeschreven
op het label voor de hoeveelheid koelmiddel?
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
6.7.9De label voor fluorhoudende
broeikasgassen bevestigen
1 Vul het label als volgt in:
a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de
gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddel
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Breng het label aan op de binnenkant van de unit bij de vulpoort
(bijvoorbeeld op de binnenkant van het servicedeksel).
6.8De waterleidingen aansluiten
6.8.1Over het aansluiten van de waterleidingen
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De waterleiding van de binnenunit aansluiten.
2Het watercircuit vullen.
3De waterleiding isoleren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
6 Installatie
6.8.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.8.3De waterleidingen aansluiten
De wateraansluitingen moeten worden uitgevoerd in
overeenstemming met alle toepasselijke wetgevingen en het
aanzichtschema dat bij de unit is geleverd, en moeten rekening
houden met de waterinlaat en -uitlaat.
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen
aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit
veroorzaken.
Als er vuil in het watercircuit terechtkomt, kunnen er zich problemen
voordoen. Daarom moet u bij het aansluiten van het watercircuit
steeds rekening houden met het volgende:
▪ Gebruik alleen schone leidingen.
▪ Houd het uiteinde van de leiding omlaag wanneer u bramen
verwijdert.
▪ Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een
muur steekt, zodat er geen stof of vuil kan indringen.
▪ Bij het gebruik van leidingen van een ander metaal dan messing,
moeten beide materialen van elkaar worden geïsoleerd om
galvanische corrosie te voorkomen.
▪ Zorg voor een goede afloop voor de drukveiligheidsklep.
▪ Omdat messing een zacht materiaal is, moet u het watercircuit
met het juiste gereedschap aansluiten. Het verkeerde
gereedschap zou de leidingen beschadigen.
OPMERKING
▪ Lucht in het watercircuit kan storingen veroorzaken.
Tijdens het vullen kan wellicht niet alle lucht uit het
circuit worden verwijderd. De resterende lucht zal
tijdens de eerste uren in bedrijf van het systeem via de
automatische ontluchtingskleppen worden verwijderd.
Achteraf kan het nodig zijn extra water te bij te vullen.
▪ Om het systeem te ontluchten, gebruik de speciale
functie zoals beschreven in "8 Inbedrijfstelling" op
pagina46.
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
watertemperatuur (hogere druk bij hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
INFORMATIE
Een teveel aan water kan door de unit via de
drukveiligheidsklep worden afgevoerd.
6.8.5De waterleidingen isoleren
Het hele watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden
geïsoleerd om condensatie tijdens koelen en verminderde
verwarming- en koelcapaciteit te voorkomen, alsook ter preventie
van bevriezing van de waterleidingen buiten tijdens de winter. De
isolatiematerialen moeten minstens 13mm dik zijn met λ=0,039 W/
mK om te beletten dat de waterleidingen buiten zouden bevriezen bij
omgevingstemperaturen van –15°C.
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
▪ Voor een goede werking van het systeem moet een regelklep in
het watersysteem worden geïnstalleerd. De regelklep regelt de
waterdoorstroming in het systeem (lokaal te voorzien).
6.8.4Het watercircuit vullen
1 Sluit de watertoevoer aan op de aftap- en vulkraan.
2 Zorg ervoor dat de automatische ontluchtingsklep open staat
(minstens 2 draaien).
3 Vul met water tot de manometer een druk aangeeft van
ongeveer 2,0 bar. Verwijder zoveel mogelijk lucht uit het circuit
met behulp van de ontluchtingskleppen (zie lokale
instelling [E‑04] in "7.2.9 Lokale instellingen op de
gebruikersinterface"op pagina40).
6.9De elektrische bedrading
aansluiten
6.9.1Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Let op de volgende punten:
▪ De koelmiddelleiding is aangesloten en gecontroleerd
▪ De waterleiding is aangesloten
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.
4De hoofdvoeding aansluiten.
6.9.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
6 Installatie
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten MOETEN worden
geïnstalleerd door een erkend elektricien en MOETEN
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding
voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de
leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en
kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u
de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit.
(Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan
de compressor defect raken.)
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product.
Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet
gedetecteerd tijdens de normale werking van het
product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het
opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang 2 van de 3 fasen (L1, L2 en L3) wanneer het
beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is
geactiveerd.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
OPMERKING
▪ Bij gebruik van de optionele adapter, zie de
montagehandleiding van de adapter.
▪ Voor de aansluiting van bedrading op transmissie
binnenunit-buitenunit F1-F2, drukknoppen BS1~BS5 en
DIP-schakelaars DS1~DS2, zie "6.9.7 Elektrische
voeding en transmissiekabels aansluiten"op
pagina35.
WAARSCHUWING
Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
OPMERKING
Zie de montagehandleiding van de centrale
afstandsbediening voor de bedrading naar de centrale
afstandsbediening.
OPMERKING
Gebruik geïsoleerde draad voor de voedingskabel.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal
het systeem niet werken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
6 Installatie
a
b
c
d
e
fg
OPMERKING
▪ Monteer een aardlekschakelaar die geschikt is voor
elektrische ruis met hogere frequenties (geproduceerd
door de inverter), om problemen met de
aardlekschakelaar te voorkomen.
▪ De door de inverter geproduceerde interferentie moet
worden beperkt om problemen met andere apparaten
te voorkomen.
▪ De externe behuizing van het product kan een
elektrische lading krijgen als gevolg van een elektrische
lekstroom, die via de aarding moet worden afgeleid.
OPMERKING
Een verkeerde aansluiting of montage kan een brand
veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
Houd de spanningsafwijking binnen de 2% van de
voedingswaarde.
Een grotere afwijking kan de levensduur van de
afvlakcondensator verkorten. Ter beveiliging zal het toestel
stilvallen en verschijnt een storingsindicatie als de
spanningsafwijking meer dan 4% bedraagt van de
voedingswaarde.
6.9.4Over elektrische bedrading
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De
transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen
kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen
(behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen
dat de bedrading beschadigd wordt door hete
leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
▪ Neem de volgende limieten in acht. Als de kabels tussen de units
langer zijn, kan dit een storing in de transmissie veroorzaken:
▪ Maximale draadlengte: 1000m.
▪ Totale draadlengte: 2000m.
▪ Transmissiebedrading naar schakelaar koelen/verwarmen:
500m.
▪ Maximum aantal autonome onderling aansluitbare systemen: 10.
Gebruik voor de bedrading hierboven altijd vinyldraden van
0,75-1,25 mm2 met een mantel of kabels (2-aderig). (3-aderige
kabels zijn alleen toegelaten voor de gebruikersinterface van de
schakelaar koelen/verwarmen.)
6.9.5Elektrische voeding routeren en
bevestigen
Voeding van de buitenunit geleiden en bevestigen
▪ Laat de voedingskabel en de transmissiekabel door een
leidingopening lopen.
▪ Haal de voedingskabel door de bovenste opening van de
linkerzijplaat, door de voorkant van de hoofdunit (door de
leidingopening van de montageplaat voor de bedrading) of door
een breekopening in de onderplaat van de unit.
WAARSCHUWING
▪ De draden moeten altijd worden geaard.
(Overeenkomstig de nationale voorschriften van het
desbetreffende land).
▪ Sluit de aardleiding niet aan op een gasleiding,
riolering, bliksemafleiders of een telefoonaarding. Dit
kan een elektrische schok veroorzaken.
6.9.3Lokale bedrading: Overzicht
▪ Het merendeel van de lokale bedrading op de unit moet op de
klemmenblokken in de elektrische componentkasten worden
uitgevoerd. Verwijder het servicepaneel van de componentenkast
om bij de klemmenblokken te kunnen. Zie "6.2 De units
openen"op pagina18.
▪ Aan de bedradingsinlaten van de elektrische componentenkast
zijn bevestigingen voor kabelbinders voorzien.
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd en bevindt zich op de
binnenkant van het deksel van de schakelkast.
Geleid de kabels zo veel mogelijk door de voorziene
kabelinvoeropeningen.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD
op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
Systeemvoorbeeld
d Aardingsdraad
e Voedingsklemmenstrook
f Sluit elke voedingsdraad aan
g RED op L1, WHT op L2, BLK op L3 en BLU op N
h Aardingskabel (GRN/YLW)
i Klem de stroomdraad op de plastic beugel met een lokaal
te voorzien klem om te voorkomen dat er externe krachten
op de klem worden uitgeoefend.
j Klem (levering door opdrachtgever)
k Schotelring
l Draai de aardingskabel rond de klem wanneer u hem
aansluit.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het losmaken van de voedingskabel moeten de
stroomvoerende draden vóór de aarding worden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Houd de aardingskabels op minstens 50 mm van de
stroomdraden van de compressor. Anders kunnen andere
units die op dezelfde aarding zijn aangesloten slecht
werken.
SERHQ020
6.9.6Voeding van de buitenunit aansluiten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
a Lokale voeding
b Hoofdschakelaar
c Aardlekschakelaar
d Buitenunit
e Binnenunit
f Gebruikersinterface
g Voedingsbedrading (ommantelde kabel) (230 V)
h Transmissiebedrading (ommantelde kabel) (16 V)
a Elektrische voeding (400 V, 3N~ 50 Hz)
b Zekering
c Aardlekschakelaar
SERHQ032
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
6 Installatie
A B C
A B C F1 F2 F1 F2 Q1 Q2
A B C F1F1F2F2 Q1 Q2
e
abd
C/H SELECTOR
TO IN/D UNIT
TO OUT/D UNIT TO MULTI UNIT
A1P
c
F1 F2
c
a
e
e
b
b
d
a Elektrische bedrading
b Verbindingsbekabeling tussen units
c Aardingskabel
d Klem vast op de kast met elektrische onderdelen met
behulp van lokaal te voorziene klemmen.
e Wanneer de stroom-/aardingsdraden langs de rechterkant
naar buiten worden gevoerd
f Klem vast tegen de achterkant van de kolomsteun met
lokaal te voorziene klemmen.
g Wanneer de bedrading tussen de units via de opening
vootr de leidingen naar buiten wordt gevoerd
h Wanneer de stroom-/aardingsdraden langs de voorkant
naar buiten worden gevoerd
i Wanneer de aardingsdraden langs de linkerkant naar
buiten worden gevoerd
j Maak bij het uitvoeren van de bedrading de akoestische
isolatoren niet los van de compressor.
OPMERKING
Bij het geleiden van de afstandsbedieningskabel en de
bedrading tussen de units, moet een afstand van 50mm of
meer van de stroomdraden in acht worden genomen. Zorg
ervoor dat de stroomdraden geen verwarmde delen raken.
Let bij het leggen van de bedrading op dat u de
akoestische isolatoren van de compressor niet losmaakt.
OPMERKING
Aanbevelingen bij het aansluiten van de aarding:
Leg de aardingsdraad zodanig dat hij door de uitsparing in
de schotelring loopt. (Een slechte aardingsaansluiting kan
resulteren in een slechtwerkende aarding.)
Aanhaalmoment voor de klemschroeven
SchroefmaatAanhaalmoment (N•m)
M8 (voedingsklemmenstrook)5,5~7,3
M8 (aarding)
M3 (Klemmenstrook voor
0,8~0,97
bedrading tussen units)
Transmissiebedrading bevestigen
a Het afstandsbedieningssnoer voor omschakeling koelen/
verwarmen (wanneer een afstandsbediening voor
omschakelaar koelen/verwarmen (optie) is aangesloten)
(ABC)
b Bevestig op de aangegeven plastic beugels met behulp
van het lokaal te voorziene klemmateriaal.
c Bedrading tussen de units (binnenunit-buitenunit) (F1+F2
links)
d Bedrading tussen units (buitenunit-buitenunit) (F1+F2
rechts)
e Plastic beugel
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de
transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem
onklaar raken.
OPMERKING
Sluit nooit 400 V aan op het klemmenblok van de
transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem
onklaar raken.
De bedrading van de binnenunits moet worden aangesloten op de
klemmen F1/F2 (In-Out) op de printplaat van de buitenunit.
De bedrading voor de andere systemen moet worden aangesloten
op de klemmen F1/F2 (Out-Out) van de printplaat in de buitenunit
waarop de bedrading tussen de binnenunits is aangesloten.
Kijk uit met de polariteit van de transmissiekabel.
De printplaat van de buitenunit (A1P) is in de fabriek ingesteld op
"Sequential start available" (Opeenvolgende start mogelijk).
6.9.7Elektrische voeding en transmissiekabels
aansluiten
1 Verwijder het deksel van de kast met elektrische componenten.
2 Sluit met behulp van de geschikte kabel de voeding en de
communicatiekabel(s) aan op de juiste klemmen zoals
aangegeven in het bedradingsschema.
3 Maak de kabels vast met kabelbinders op de
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels niet gespannen
liggen en niet in contact komen met de leidingen of scherpe
randen. Duw gebundelde kabels nooit plat.
4 Sluit het deksel van de kast met elektrische componenten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
6 Installatie
VRV
C2
VRV
C1
e
d
f
C2
f
C1
c
b
A5PC2A1P
C1
A3P
C1
X1M
K1P
K1S
A8P
C2
X2M
X4M
F1F2
F1F2
X3M
A6P
A4P
F1F2
F1F2
a
b
c
a
P1P2
a
a
f
b
c
de
P1P2
P2
P1
P2
P1
a Schakelkast
b Buitenunit 1
c Buitenunit 2 (alleen in het geval van SEHVX40+64BAW)
d Pomp
e Schakelkast
f Verdamper
OPMERKING
De voedingskabel en de communicatiekabel zijn niet
meegeleverd.
c Stop de uitbreekopeningen dicht met opvulsel (ter plaatse
klaar te maken) als de mogelijkheid bestaat dat kleine
dieren via de uitbreekopeningen in het systeem
binnendringen
6.9.9Gebruikersinterface installeren
De unit wordt geleverd met een gebruikersinterface waarmee de unit
op een gebruikersvriendelijke manier kan worden ingesteld, gebruikt
en onderhouden. Volgt deze installatieprocedure vooraleer u de
afstandsbediening gebruikt.
BedradingsspecificatieWaarde
Type2-aderig
Doorsnede0,75~1,25 mm
Maximumlengte500 m
OPMERKING
De aansluitbedrading is NIET meegeleverd.
OPMERKING
De gebruikersinterface MOET binnenshuis worden
geïnstalleerd.
1 Steek een platte schroevendraaier in de gleuven in het
achterste deel van de gebruikersinterface en verwijder het
voorste deel van de gebruikersinterface.
2 Monteer de gebruikersinterface op een effen oppervlak.
2
6.9.8Richtlijnen bij het uitslaan van de
▪ Het uitslaan van een uitbreekopening gebeurt met een hamer.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de
bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen
rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Draai beschermende tape rond de bedrading om beschadiging
van de draden te voorkomen wanneer u stroomkabels door de
uitbreekopeningen voert, steek de draden door lokaal voorziene
beschermende mantelbuizen op die plaats, of installeer geschikte
lokaal voorziene draadnippels of rubberen bussen in de
uitbreekopeningen.
▪ Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de
rand van de uitbreekopening in de kabels snijdt wanneer u geen
mantelbuis gebruikt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
OPMERKING
Zie voor de installatie van de voedingsbedrading ook de
afbeelding in "6.5.5 Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten"op pagina24.
uitbreekopeningen
a Uitbreekopening
b Braam
OPMERKING
Let op dat u het onderste deel van de gebruikersinterface
NIET vervormt door de montageschroeven te stevig aan te
draaien.
3 Sluit de klemmen van de gebruikersinterface en de klemmen in
de unit (P1 op P1, P2 op P2) aan zoals afgebeeld.
a Eenheid
b Achterste deel van de gebruikersinterface
c Voorste deel van de gebruikersinterface
d Bedraad vanaf de achterkant
e Bedraad vanaf de bovenkant
f Gebruik een kniptang om het deel van de bedrading
hierdoor te leiden
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
7 Configuratie
L
1
SS
M
PCB
SS1
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H7P
MODE
TEST:
L.N.O.P. DEMAND
C/H SELECT
HWL:
IND MASTER SLAVE
MULTI
H1PH2P H3PH4PH5PH6PH8P
OPMERKING
▪ De bedrading moet weg van de bedrading van de
voedingskabels worden geleid om elektrische storingen
(externe interferentie) te voorkomen.
▪ Strip de mantel af voor het deel dat door de binnenkant
van de behuizing van de gebruikersinterface moet
gaan (L).
4 Breng het bovenste deel van de gebruikersinterface weer aan,
te beginnen met de clips onderaan.
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat de kabels NIET geklemd geraken.
Als behalve de standaard gebruikersinterface, ook een optionele
gebruikersinterface (EKRUAHTB) is geïnstalleerd:
5 Sluit de elektrische draden van beide gebruikersinterfaces aan
zoals beschreven.
6 Selecteer een master- en een slave-gebruikersinterface met
behulp van de SS1-keuzeschakelaar.
Z Slave
M Master
INFORMATIE
Alleen de master-gebruikersinterface kan worden gebruikt
als kamerthermostaat.
6.9.10Optionele apparatuur installeren
Voor de installatie van optionele apparatuur, zie de bij de optionele
apparatuur geleverde montagehandleiding of de bijlagen die deze
unit werden geleverd.
7Configuratie
7.1Overzicht: Configuratie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Met behulp van de lekdetectiefunctie
▪ Omschakelen tussen koelen en verwarmen
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
7.2Lokale instellingen uitvoeren
7.2.1Over lokale instellingen
INFORMATIE
De led's en knoppen zitten in de buitenunit.
Indien nodig, stel als volgt de lokale instellingen in. Zie de
onderhoudshandleiding voor meer informatie.
Drukknoppen en DIP-schakelaars
ItemBeschrijving
DrukknoppenMet de drukknoppen kunt u:
▪ De stand veranderen.
▪ Lokale instellingen invoeren (vraagwerking,
geluidsarme stand, etc.).
DIP-schakelaars▪ DS1 (1): Keuzeschakelaar KOELEN/
Stand 1 en 2
StandBeschrijving
Stand 1
(controle
instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
Om verder te gaan met de configuratie van het systeem, is een input
naar de printplaat van de unit vereist. In dit hoofdstuk vindt u
informatie over manuele inputs door middel van de drukknoppen/
DIP-schakelaars op de printplaat en de feedback van de led's.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1. De unit keert dan terug naar instelstand 1
(H1P is uit).
7.2.2Componenten voor lokale instellingen
Componenten voor lokale instellingen:
VERWARMEN
▪ DS1 (2~4): NIET GEBRUIKT. VERANDER
DE FABRIEKSINSTELLING NIET.
▪ DS2 (1~4): NIET GEBRUIKT. VERANDER
DE FABRIEKSINSTELLING NIET.
▪ DS3 (1+2): NIET GEBRUIKT. VERANDER
DE FABRIEKSINSTELLING NIET.
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
buitenunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale functies (bijv. 1-malige werking,
instelling aftappen/vacumeren, instelling
handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat
geval moet de speciale functie worden
afgebroken alvorens de normale werking kan
herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de
volgende verklaringen.
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen.
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus
BS2 SET: Voor lokale instelling
BS3 RETURN: Voor lokale instelling
BS4 TEST: Voor testfunctie
BS5 RESET: Voor het resetten van het adres als de bedrading
is gewijzigd of als er een extra binnenunit is geïnstalleerd
Led's
De led's geven feedback over de lokale instellingen weer; deze zijn
gedefinieerd als [Stand-Instelling]=Waarde.
H1P Geeft de stand weer
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Voorbeeld:
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)
7.2.3Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
Verwijder het inspectiedeksel om lokale instellingen uit te voeren.
Bedien de schakelaars en drukknoppen met een geïsoleerd stokje
(zoals bijvoorbeeld een balpen) om te voorkomen dat u onderdelen
onder stroom zou aanraken.
Breng het inspectiedeksel weer aan in het deksel van de kast met
elektrische componenten zodra u klaar bent.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle buitenpanelen, behalve het
servicedeksel van de kast met elektrische componenten,
dicht zijn terwijl u werkzaamheden uitvoert.
Sluit het deksel van de kast met elektrische onderdelen
goed voordat u de voeding inschakelt.
7.2.4Stand 1 of 2 activeren
Nadat de unit is ingeschakeld, schakelt het scherm in de
standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en de binnenunit in. Nadat het
systeem geïnitialiseerd is, ziet het scherm er als volgt uit
(standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
Buitenunit
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven,
controleer dan de storingscode. Los de aangegeven storing op.
De HAP-led knippert om aan te geven dat de microcomputer
normaal werkt.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1
en stand2.
U ziet de 5 drukknoppen, 8 led's en 3 DIP-schakelaars.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
a Inspectiedeksel
b Deksel schakelkast
a Led's H1P~H8P
b Drukknoppen BS1~BS5
c DS1 DIP-schakelaar 1
d DS2 DIP-schakelaar 2
e DS3 DIP-schakelaar 3
a Standaardsituatie (H1P UIT)
b Stand 1 (H1P knippert)
c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.
7.2.5Gebruik van stand 1
Stand1 wordt gebruikt voor het controleren van de staat van de unit.
WatHoe
Controlestand1 openenActiveer stand1 (druk één keer op BS1)
Afsluiten en terugkeren
naar de beginstand
en selecteer de gewenste instelling.
Druk hiervoor op BS2.
Druk op BS1.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
7 Configuratie
7.2.6Gebruik van stand 2
Lokale instellingen in stand 2 moeten in de master-unit worden
ingevoerd.
Stand2 wordt gebruikt voor het instellen van lokale instellingen van
de buitenunit en het systeem.
WatHoe
Instellingen in stand2
veranderen
Afsluiten en terugkeren
naar de beginstand
Waarde van de
geselecteerde instelling in
stand2 veranderen
Activeer stand2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
Druk 1 keer op BS3 om naar de waarde
van de gewenste instelling te gaan.
Druk op BS1.
▪ Activeer stand 2 (druk meer dan 5
seconden op BS1) en selecteer de
gewenste instelling. Druk hiervoor op
BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 om naar de
waarde van de gewenste instelling te
gaan.
▪ Stel de waarde van de geselecteerde
instelling in met BS2.
▪ Druk 1 keer op BS3 wanneer de
gewenste waarde is geselecteerd om
de wijziging vast te leggen.
▪ Druk opnieuw op BS3 om de werking
te beginnen met de ingestelde
waarde.
7.2.7Stand 1: Controle instellingen
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan de volgende informatie
worden uitgelezen:
Waarde / Beschrijving
H2PGeeft de actuele werking aan.
UIT
Normale toestand.
AAN
Abnormale toestand.
KNIPPERT
In voorbereiding of voorbereiding van test
Waarde / Beschrijving
H6PGeeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme
werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit
geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2.
De geluidsarme werking van de compressorunit en de
warmtewisselaarunit kan op twee manieren worden
ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld.
De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de
geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een
optioneel accessoire vereist.
H7PGeeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het
stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden
ingesteld in stand2. De werking met
stroomverbruikbegrenzing van de compressorunit kan op
twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan
altijd met de geselecteerde begrenzing van het
stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
7.2.8Stand 2: Lokale instellingen
Druk op de BS2-knop om lokale instellingen uit te voeren voor de configuratie van het systeem. De led's geven de instelling en de waarde in
binaire vorm weer.
Instelling
(= binair)
Instelling hoge statische druk ventilator.
Activeer deze instelling om de door de ventilator van de buitenunit
geleverde statische druk te verhogen.
Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts.
Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische
geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de
functie. Afhankelijk van het gekozen niveau, wordt het
geluidsniveau verlaagd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Waarde
Beschrijving
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd
Niveau 1Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
2<Niveau 1
39
7 Configuratie
b
c
a
Instelling
(= binair)
Niveau geluidsarme werking via de externe besturingsadapter.
Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme werking als
het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een
extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe
besturingsadapter (DTA104A62) is geïnstalleerd en instelling
[2‑12] is geactiveerd.
Niveau stroomverbruikbegrenzing via de externe
besturingsadapter (DTA104A62)
Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing als het systeem met
stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern
signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen
via de externe besturingsadapter (DTA104A62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme
stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een
extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt
alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter
(DTA104A62) in de binnenunit is geïnstalleerd.
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Dit is een lokale instelling van de buitenmodule. In het geval van
SEHVX40+64BAW, voer de instelling uit op beide modules.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem
af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te
vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de
vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat
het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan
worden gevacumeerd.
Druk op BS1 om de stand koelmiddel aftappen/vacumeren te
verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/
vacumeren staan zolang u niet op BS1 drukt.
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
Niveau 1Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 1Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd
Geactiveerd
2<Niveau 1
2<Niveau 1
7.2.9Lokale instellingen op de
gebruikersinterface
De gebruiker kan de lokale instellingen veranderen met de
gebruikersinterface.
Elke lokale instelling heeft een getal of code van 3 cijfers, bijv.
[5-03], die wordt weergegeven op het scherm van de
gebruikersinterface. Het eerste cijfer [5] is de 'eerste code' of groep
lokale instellingen. Het tweede en derde cijfer [03] samen zijn de
'tweede code'.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
1 Houd minstens 5 seconden ingedrukt om naar de lokale
instelstand te gaan.
Gevolg: (c), de actueel geselecteerde lokale
instelcode (b) en de ingestelde waarde (a) worden
weergegeven.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
7 Configuratie
2 Druk op om de eerste code van de gewenste lokale
instelling te selecteren.
3 Druk op om de tweede code van de gewenste lokale
instelling te selecteren.
4 Druk op en om de waarde van de geselecteerde
lokale instelling te wijzigen.
5 Druk op om de nieuwe waarde op te slaan.
6 Herhaal de vorige stappen om andere lokale instellingen indien
gewenst te wijzigen.
7 Wanneer u klaar bent, druk op om de lokale instelstand af te
sluiten.
INFORMATIE
▪ Wijzigingen die werden aangebracht aan een
specifieke lokale instelling worden pas opgeslagen
wanneer op wordt gedrukt. Door te navigeren naar
een nieuwe lokale instelcode of op te drukken
worden alle wijzigingen ongedaan gemaakt.
▪ Lokale instellingen worden volgens hun eerste code
gegroepeerd. Zo worden lokale instellingen [0-00],
[0-01], [0-02] en [0-03] bijvoorbeeld gedefinieerd als
"Groep 0". Wanneer binnen eenzelfde groep meerdere
waarden worden gewijzigd, dan kunt u met een druk op
alle gewijzigde waarde binnen deze groep
opslaan.
MasterSlaveGebruikersniveau2 Gebruikersniveau3
Werking AAN/UIT
Temperatuur uittredend water instellen—
Kamertemperatuur instellen
Geluidsarme stand AAN/UIT——
Werking weersafhankelijk instelpunt AAN/UIT—
Klok instellen——
Weektimer programmeren———
Werking weektimer AAN/UIT—
Lokale instellingen———
Weergave foutcodes
Testfunctie——
INFORMATIE
▪ Vooraleer de unit de fabriek verlaat, zijn de
instelwaarden ingesteld zoals aangegeven in
"7.2.9Lokale instellingen op de gebruikersinterface"op
pagina40.
▪ Bij het verlaten van de lokale instelstand is het mogelijk
dat " " op het lcd-scherm van de gebruikersinterface
verschijnt terwijl de unit wordt geïnitialiseerd.
[0]Instelling afstandsbediening
[0‑00] Gebruikersniveau
Het gebruikersniveau bepaalt welke knoppen en functies voor de
gebruiker beschikbaar zijn. Standaard is geen niveau gedefinieerd;
alle knoppen en functies zijn dan bruikbaar.
[0‑00]Beschrijving
2Gebruikersniveau 2
3Gebruikersniveau 3
Na het invoeren van de lokale instelling, moet het geselecteerde
gebruikersniveau worden geactiveerd door het gelijktijdig drukken op
en , meteen gevolgd door en . Houd de
4knoppen gedurende minstens 5seconden ingedrukt. Er verschijnt
geen aanduiding op de gebruikersinterface. Na de procedure zijn de
geblokkeerde knoppen niet meer beschikbaar.
Het geselecteerde gebruikersniveau deactiveren gebeurt op
dezelfde manier.
[0‑01] Compensatiewaarde kamertemperatuur
Indien nodig kan een thermistorwaarde van de unit worden
aangepast met een correctiewaarde. Dit kan worden gebruikt als
tegenmaatregel voor thermistortoleranties of een capaciteitsgebrek.
De gecompenseerde temperatuur (= gemeten temperatuur plus
compensatiewaarde) wordt dan gebruikt voor de regeling van het
systeem en wordt weergegeven in de temperatuuruitleesstand. Zie
ook lokale instelling[9] in dit hoofdstuk voor de compensatiewaarden
voor de temperatuur van het uittredend water.
[0-02]
Deze instelling is niet van toepassing.
[0‑03] Status
Bepaalt of AAN/UIT kan worden gebruikt in de weektimer voor het
verwarmen van ruimten.
1 (standaard)Weektimer verwarmen van ruimten op basis
van temperatuurinstelpunt.
Verwarmen van ruimten op basis van AAN/UIT
Tijdens de werking Wanneer de weektimer het verwarmen van
ruimten UITschakelt, wordt de
afstandsbediening uitgeschakeld (bedrijfs-led
gaat uit).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
7 Configuratie
t
18°C
40°C40°C
18°C
A
5:0023:005:0023:00
2
B
t
9:00
16:00
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
1
OFFONON
6:300:30
B
t
6:309:00
16:00
23:00
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
3
OFFONON
18°C
40°C40°C
18°C
T
t
6:309:00
16:00
0:30
19°C19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C42°C
45°C
44°C
42°C
19°C19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
0:30
1
T
t
18°C
37°C37°C
18°C
A
5:0023:005:0023:00
2
T
t
5:009:00
16:00
23:00
19°C
18°C
22°C
21°C
42°C
40°C
42°C
45°C
44°C
40°C
19°C
18°C
22°C
21°C
42°C
19°C
19°C
42°C42°C
19°C19°C
42°C
45°C
44°C
6:30
3
37°C37°C
40°C
40°C
Druk op
Druk op
Verwarmen van ruimten op basis van AAN/UIT
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
stopt (indien actief) en start opnieuw op de
volgende geplande AAN-functie.
De "laatste" geprogrammeerde opdracht heeft
voorrang op de "vorige" geprogrammeerde
opdracht en blijft actief totdat de "volgende"
geprogrammeerde opdracht wordt uitgevoerd.
Voorbeeld: stel dat het momenteel 17:30 uur is
en dat acties zijn geprogrammeerd om 13:00,
16:00 en 19:00 uur. De "laatste"
geprogrammeerde opdracht (16:00) had
voorrang op de "vorige" geprogrammeerde
opdracht (13:00) en blijft actief totdat de
"volgende" geprogrammeerde opdracht (19:00)
wordt uitgevoerd.
Om de huidige instelling te kennen, moet u dus
de laatste geprogrammeerde opdracht
raadplegen (dit kan eventueel een dag eerder
zijn).
De afstandsbediening wordt uitgeschakeld
(bedrijfs-led uit), maar het symbool van de
weektimer blijft branden.
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
en de geluidsarme stand worden gestopt en
zullen niet opnieuw starten.
Het symbool van de weektimer wordt niet meer
weergegeven.
Verwarmen van ruimten op basis van temperatuurinstelpunt
(a)
Tijdens de werking Tijdens de weektimerwerking brandt de
bedrijfs-led doorlopend.
Druk op
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
stopt en zal niet opnieuw starten.
De afstandsbediening wordt uitgeschakeld
(bedrijfs-led gaat uit).
Druk op
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
en de geluidsarme stand worden gestopt en
zullen niet opnieuw starten.
Het symbool van de weektimer wordt niet meer
weergegeven.
(a) Voor temperatuur uittredend water en/of kamertemperatuur
▪ Voorbeeld: Weektimer op basis van temperatuurinstelpunt
Wanneer de reductiefunctie (zie lokale instelling[2]) geactiveerd is,
heeft de reductiewerking voorrang op de geplande actie in de
weektimer.
▪ Voorbeeld: Weektimer op basis van AAN/UIT.
Wanneer de reductiefunctie (zie lokale instelling[2]) geactiveerd
is, heeft de reductiewerking voorrang op de geplande actie in de
weektimer als AAN actief is. Als UIT actief is, heeft dit voorrang op
de reductiefunctie. UIT heeft altijd de hoogste voorrang.
1 Weektimer
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
2 Reductiefunctie
3 Wanneer zowel de reductiefunctie als de weektimer actief
A Reductiefunctie
B AAN/UIT
t Tijd
T Temperatuurinstelpunt
zijn
Kamertemperatuur
Temperatuur uittredend water
1 Weektimer
2 Reductiefunctie
3 Wanneer zowel de reductiefunctie als de weektimer actief
zijn
A Reductiefunctie
t Tijd
[0‑04] Status
T Temperatuurinstelpunt
Kamertemperatuur
Temperatuur uittredend water
Bepaalt of AAN/UIT in de weektimer kan worden gebruikt voor
koelen.
Dit is hetzelfde als voor het verwarmen van ruimten [0‑03], maar de
reductiefunctie kan niet worden gebruikt.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
7 Configuratie
[2-01][2-02]
A
B
T
t
21°C
18°C
[2-01][2-02]
B
A
T
t
45°C
40°C
5°C [5-02]
Lo_Ti
Lo_AHi_AT
A
T
t
+ 05
00
– 05
Hi_Ti
Shift value
[1]Instellingen niet van toepassing
[2]Automatische reductiefunctie
INFORMATIE
Deze functie is beschikbaar voor units met warmtepomp
die ALLEEN in de verwarmstand draaien. Voor koelen
bestaat deze functie NIET.
De reductiefunctie biedt de mogelijkheid om de kamertemperatuur te
verlagen. Ze kan bijvoorbeeld 's nachts worden geactiveerd omdat
de temperatuurvereisten 's nachts en overdag niet dezelfde zijn.
INFORMATIE
▪ De reductiefunctie is standaard geactiveerd.
▪ De reductiefunctie kan worden gecombineerd met de
werking met automatisch weersafhankelijk instelpunt.
water en omgekeerd. De unit heeft een variabel instelpunt. Deze
werking heeft een lager stroomverbruik dan met een handmatig
vastgelegd instelpunt temperatuur uittredend water.
In de weersafhankelijke werking kan de gebruiker de
streeftemperatuur van het water met maximaal 5°C verhogen of
verlagen. Deze "verschuivingswaarde" is het temperatuurverschil
tussen het door de controller berekende temperatuurinstelpunt en
het werkelijke instelpunt. Een positieve verschuivingswaarde
bijvoorbeeld betekent dat het reële temperatuurinstelpunt hoger ligt
dan het berekende instelpunt.
Werk bij voorkeur met een weersafhankelijk instelpunt omdat dit de
watertemperatuur aanpast aan de actuele vereisten voor het
verwarmen van ruimten. Het voorkomt dat de unit te veel tussen
thermo AAN- en thermo UIT-werking schakelt wanneer u de
kamerthermostaat van de gebruikersinterface of een externe
kamerthermostaat gebruikt.
▪ De reductiefunctie is een functie die automatisch
dagelijks gepland wordt.
Reductie geconfigureerd voor kamertemperatuurregeling
A Instelpunt normale kamertemperatuur
B Reductietemperatuur kamer [5-03]
t Tijd
T Temperatuur
Reductie geconfigureerd voor regeling temperatuur uittredend water
[3‑00] Lage omgevingstemperatuur (Lo_A)
Lage buitentemperatuur.
TtStreefwatertemperatuur
TAOmgevingstemperatuur (buitentemperatuur)
Shift value Verschuivingswaarde
[3‑01] Hoge omgevingstemperatuur (Hi_A)
Hoge buitentemperatuur.
[3‑02] Instelpunt bij lage omgevingstemperatuur (Lo_Ti)
De streeftemperatuur uittredend water wanneer de
buitentemperatuur gelijk is aan of daalt tot onder de lage
omgevingstemperatuur (Lo_A).
Lo_Ti moet hoger zijn dan Hi_Ti, aangezien bij een koudere
A Instelpunt normale temperatuur uittredend water
B Reductietemperatuur uittredend water [5-02]
t Tijd
T Temperatuur
Zie lokale instelling[5] in dit hoofdstuk voor temperatuurinstelpunten.
[2‑00] Status
buitentemperatuur warmer water vereist is.
[3‑03] Instelpunt bij hoge omgevingstemperatuur (Hi_Ti)
De streeftemperatuur uittredend water wanneer de
buitentemperatuur gelijk is aan of stijgt tot boven de hoge
omgevingstemperatuur (Hi_A).
Hi_Ti moet lager zijn dan Lo_Ti, aangezien bij een warmere
[2‑00]Beschrijving
0De reductiefunctie is gedeactiveerd.
1De reductiefunctie is geactiveerd.
[2‑01] Starttijd
Tijdstip waarop de reductie wordt gestart.
[2‑02] Stoptijd
Tijdstip waarop de reductie wordt gestopt.
[3] Weersafhankelijk instelpunt
INFORMATIE
Deze functie is beschikbaar voor units met warmtepomp
die ALLEEN in de verwarmstand draaien. Voor koelen
bestaat deze functie NIET.
Wanneer de weersafhankelijke werking actief is, wordt de
temperatuur uittredend water automatisch bepaald op basis van de
buitentemperatuur: lagere buitentemperaturen zorgen voor warmer
Als [3‑03] per ongeluk op een hogere waarde dan die van
[3‑02] wordt ingesteld, zal altijd de waarde van [3‑03]
worden gebruikt.
[4]Instellingen niet van toepassing
[5]Automatische reductie
[5-00]
Deze instelling is niet van toepassing.
[5-01]
Deze instelling is niet van toepassing.
[5‑02] Reductietemperatuur uittredend water
[5‑03] Reductietemperatuur kamer
[5-04]
Deze instelling is niet van toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
7 Configuratie
[6]Optie instellen
[6‑01] Optie externe kamerthermostaat
Als een optionele externe kamerthermostaat is geïnstalleerd, moet
de werking ervan worden geactiveerd door middel van een lokale
instelling.
De externe kamerthermostaat stuurt alleen een AAN/UIT-signaal
naar de warmtepomp op basis van de kamertemperatuur. Omdat hij
niet doorlopend informatie doorstuurt naar de warmtepomp, vult hij
de kamerthermostaatfunctie van de gebruikersinterface aan. Om het
systeem goed te kunnen regelen en frequent AAN/UIT te
voorkomen, is het aanbevolen om de werking met automatisch
weersafhankelijk instelpunt te gebruiken.
thermo uit. Deze instelling wordt dikwijls
gebruikt wanneer de unit via een
kamerthermostaat wordt gestuurd.
1 (standaard)De pomp blijft werken tijdens thermo uit.
[8]Optie instellen
[8‑00] Temperatuurregeling via gebruikersinterface
[8‑00]Beschrijving
0 (standaard)De unit wordt gestuurd op basis van de
temperatuur uittredend water.
1De unit wordt gestuurd op basis van de
kamertemperatuur. Dit betekent dat de
gebruikersinterface als kamerthermostaat
wordt gebruikt, zodat de gebruikersinterface in
de woonkamer kan worden geplaatst om de
kamertemperatuur te regelen.
Let op: Wanneer de unit op basis van kamertemperatuur wordt
gestuurd (door de gebruikersinterface of een optionele externe
kamerthermostaat), heeft de kamertemperatuur voorrang op het
instelpunt uittredend water.
[8-01]
Deze instelling is niet van toepassing.
[8-03]
Deze instelling is niet van toepassing.
[8‑04] Vorstbeveiliging
De vorstbeveiliging wordt geactiveerd door de pomp op te starten
om het water te laten circuleren; als de temperatuur van het
uittredend of het retourwater gedurende 5 minuten <5°C bedraagt,
wordt de unit gestart in de verwarmingsstand om een te lage
temperatuur te voorkomen.
De vorstbeveiliging is alleen actief wanneer de unit in thermo UIT
staat.
De optie kan worden geactiveerd wanneer er geen optioneel
verwarmingslint is of het systeem geen glycol bevat en wanneer
warmte van een toepassing kan worden gebruikt.
[8‑04]Beschrijving
0 (standaard)Geen vorstbeveiliging
1Vorstbeveiliging preventieniveau 1
(buitentemperatuur <4°C en temperatuur
uittredend water of retourwater <7°C)
2Vorstbeveiliging preventieniveau 2
(buitentemperatuur <4°C)
[9]Automatische temperatuurcompensatie
Indien nodig kan een thermistorwaarde van de unit worden
aangepast met een correctiewaarde. Dit kan worden gebruikt als
tegenmaatregel voor thermistortoleranties of een capaciteitsgebrek.
De gecompenseerde temperatuur (= gemeten temperatuur plus
compensatiewaarde) wordt dan gebruikt voor de regeling van het
systeem en wordt weergegeven in de temperatuuruitleesstand.
[9‑00] Compensatiewaarde temperatuur uittredend water voor
verwarmen
[9‑01] Automatisch corrigerende functie thermistor uittredend
water
Deze functie houdt rekening met de omgevingscondities van buiten
en corrigeert de gemeten waarde die voor de logica zal worden
gebruikt.
Voorbeeld: wanneer de omgevingstemperatuur hoog is tijdens het
koelen, zal de logica de door de thermistor uittredend water gemeten
waarde naar een lagere waarde corrigeren om rekening te houden
met de hoge omgevingstemperaturen van de meting.
[9-02]
Deze instelling is niet van toepassing.
[9‑03] Compensatiewaarde temperatuur uittredend water voor
koelen
[9-04]
Deze instelling is niet van toepassing.
[A]Optie instellen
[A-00]
Deze instelling is niet van toepassing.
[A-01]
Deze instelling is niet van toepassing.
[A‑02] Undershoot-waarde temperatuur retourwater
Met deze instelling kan de toelaatbare undershoot worden ingesteld
bij gebruik van de unit in verwarming THERMO AAN/UIT.
De unit wordt alleen in THERMO AAN geschakeld als de
temperatuur van het retourwater (RWT) onder het instelpunt min de
differentiaaltemperatuur zakt:
Thermo AAN: RWT<Instelpunt–(([A‑02]/2)+1)
De instelling [A‑02] kan variëren van 0 tot 15 in stappen van 1graad.
De standaardwaarde is 5; dit betekent dat de standaardwaarde van
de differentiaaltemperatuur 3,5 is.
[A‑03] Overshoot/undershoot-waarde temperatuur uittredend
water
Met deze instelling kan de toegestane overshoot (verwarmen)/
undershoot (koelen) worden ingesteld wanneer de unit wordt
gestuurd op basis van temperatuur uittredend water.
[b]Instellingen niet van toepassing
[C] Temperatuurlimieten uittredend water
Deze instelling wordt gebruikt om de temperatuur uittredend water
die op de gebruikersinterface kan worden geselecteerd te beperken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
7 Configuratie
TO IN/D
UNIT
F1 F2
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
O
U
T
I
N
F1 F2 P1 P2
P1 P2
a
[C‑00] Instelpunt maximum uittredend water verwarmen
[C‑01] Instelpunt minimum uittredend water verwarmen
[C‑02] Instelpunt maximum uittredend water koelen
[C‑03] Instelpunt minimum uittredend water koelen
Dit hangt af van lokale instelling[A‑04].
[C-04]
Deze instelling is niet van toepassing.
[d]Instellingen niet van toepassing
[E] Servicestand
[E‑00]
Deze instelling is niet van toepassing.
[E‑01]
Deze instelling is niet van toepassing.
[E‑02]
Deze instelling is niet van toepassing.
[E‑03]
Deze instelling is niet van toepassing.
[E‑04] Werking alleen pomp (ontluchtingsfunctie)
Het is heel belangrijk dat bij de installatie en inbedrijfstelling van de
unit alle lucht uit het watercircuit wordt verwijderd.
Deze lokale instelling laat de pomp draaien om zo lucht uit de unit te
verwijderen zonder de unit te laten draaien. De pomp draait
10minuten, stopt 2 minuten, etc.
[E‑04]Beschrijving
0 (standaard)Normale werking van de unit
1Automatisch ontluchten gedurende
108minuten
2Automatisch ontluchten gedurende
48minuten
[F] Instelling optie
[F‑00] Overshoot-waarde temperatuur retourwater
Met deze instelling kan de toelaatbare overshoot worden ingesteld
bij gebruik van de unit in koelen THERMO AAN/UIT.
De unit wordt alleen in THERMO AAN geschakeld als de
temperatuur van het retourwater (RWT) tot boven het instelpunt plus
de differentiaaltemperatuur stijgt:
Thermo AAN: RWT<Instelpunt+(([F‑00]/2)+1)
De instelling [F‑00] kan variëren van 0 tot 15 in stappen van 1graad.
De standaardwaarde is 5; dit betekent dat de standaardwaarde van
de differentiaaltemperatuur 3,5 is.
7.3.2Handmatige lektest uitvoeren
De lekdetectie kan ook één keer worden uitgevoerd door middel van
de volgende procedure.
1 Druk één keer op BS2.
2 Druk nogmaals op BS2.
3 Druk 5 seconden op BS2.
Informatiecodes:
Het resultaat van de lekdetectie wordt weergegeven in [1‑35] en
[1‑29].
Stappen tijdens lekdetectie:
DisplayStappen
Voorbereiding
(a)
Drukvereffening
Opstarten
Lekdetectie
(b)
Standby
Lekdetectie is beëindigd
(a) Als de binnentemperatuur te laag is, begint eerst het
verwarmen.
(b) Als de binnentemperatuur door de lekdetectiewerking
minder dan 15°C bedraagt en de buitentemperatuur lager
dan 20°C is, begint het verwarmen om een
basiscomfortniveau te behouden.
7.4Omschakelen tussen koelen en
verwarmen
Schakelen tussen koelen en verwarmen kan op 2 manieren,
afhankelijk van hoe de temperatuur wordt geregeld, d.w.z. op basis
van de kamertemperatuur of op basis van de temperatuur uittredend
water.
Schakelen tussen koelen en verwarmen met de
gebruikersinterface
Als de unit wordt gestuurd op basis van kamertemperatuur (externe
kamerthermostaat of kamerthermostaat van de gebruikersinterface),
schakelt u met de knop koelen/verwarmen op de gebruikersinterface
om tussen koelen en verwarmen.
7.3Met behulp van de
lekdetectiefunctie
7.3.1Over de automatische lekdetectiefunctie
De lekdetectiefunctie kan worden geautomatiseerd. Stel de
intervaltijd of de tijd tot de volgende automatische lekdetectie in met
behulp van parameter [2‑85]. Parameter [2‑86] bepaalt of de
lekdetectie één keer (binnen [2‑85] dagen) of intermitterend, met een
interval van [2‑85] dagen, wordt uitgevoerd.
Voor de lekdetectiefunctie moet de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel onmiddellijk na het beëindigen van het vullen worden
ingevoerd. Dit moet worden ingevoerd vóór het proefdraaien.
Schakelen tussen koelen en verwarmen met de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Als de unit wordt gestuurd op basis van de temperatuur uittredend
water, gebruikt u best de ABC-klemmen op de buitenunit. In de
volgende afbeelding ziet u waar de klemmen zich bevinden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
8 Inbedrijfstelling
A B C
A B C
a
DS1
1 2 3 4
OFF
ON
O
U
T
I
N
EB0568(A)
R4 C2 R2R1 C1 R3
X1M
PHC2
PHC1
X1A
1
ABC
a Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
1 Druk 5seconden op BS5 om de communicatie van de unit te
herinitialiseren.
▪ Koelen: spanningsvrij contact tussen klem A en C is open
▪ Verwarmen: spanningsvrij contact tussen klem A en C is
gesloten
VOORZICHTIG
Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen NIET alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
INFORMATIE
Thermostaat-input heeft voorrang op het instelpunt van de
temperatuur uittredend water.
Het is mogelijk dat de temperatuur uittredend water onder
het instelpunt zakt als de unit op basis van
kamertemperatuur wordt gestuurd.
8Inbedrijfstelling
8.1Overzicht: Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem
in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1Controle van de "Controlelijst voor de inbedrijfstelling van de
buitenunit".
2Controle van de "Controlelijst voor de inbedrijfstelling van de
binnenunit".
3Eindcontrole.
4Proefdraaien.
5Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
6Gebruik van het systeem.
8.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
VOORZICHTIG
▪ De stroomonderbreker op het voedingspaneel van de
installatie moet uitgeschakeld zijn.
▪ De voedingskabel moet goed bevestigd zijn.
▪ Controleer op ontbrekende of verkeerde N-fase.
8.3Controlelijst voor de
inbedrijfstelling van de buitenunit
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina31 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger
NOOIT voor de transmissiebedrading.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
8 Inbedrijfstelling
a
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "5.5.4 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina17 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Solderen
Pas op dat u de leidingisolatie niet beschadigt bij het
solderen van lokale leidingen.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het bovenste voorpaneel overeenkomstig
EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Schakelaars
Controleer of alle schakelaars juist zijn ingesteld voor de
behoeften van uw toepassing alvorens de voeding in te
schakelen.
Voedings- en transmissiebedrading
Gebruik een afzonderlijke voedings- en transmissiekabel
en zorg ervoor dat de bedrading is uitgevoerd
overeenkomstig de voorschriften in deze handleiding, de
elektrische schema's en de lokale en nationale
voorschriften.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Luchtdichtheidstest en vacuümdrogen
Zorg ervoor dat de luchtdichtheidstest en het
vacuümdrogen zijn uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger
NOOIT voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "5.5.4 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina17 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Draairichting van de pomp
Als de driefasige voeding van de binnenunit niet juist is
bedraad (X1M), kan de pomp in de verkeerde richting
draaien. In dat geval kan de pomp langzaam oververhit
geraken omdat er minder lucht stroomt, kan de ventilator
minder goed werken en de motor meer stroom verbruiken.
De indicator op het ventilatordeksel van de pompmotor
geeft de draairichting van de pomp aan. Kijk de werking
van deze indicator na voordat u de unit de eerste keer
opstart of wanneer de stand van de indicator is veranderd.
Als de indicator op het witte/reflecterende deel staat,
schakel de voeding uit en wissel twee van de inkomende
voedingsdraden op X1M om. De juiste draairichting wordt
ook aangegeven door pijlen op het ventilatordeksel van
de pompmotor.
8.4Controlelijst voor de
inbedrijfstelling van de binnenunit
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk "6.9 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina31 beschreven instructies, de bedradingsschema's
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Het ontluchtingsventiel staat open (minstens 2draaien).
Afsluiters
Controleer of de afsluitkleppen goed geïnstalleerd zijn en
helemaal open staan.
Filter
Controleer of het filter goed geïnstalleerd is.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
8 Inbedrijfstelling
Solderen
Pas op dat u de leidingisolatie niet beschadigt bij het
solderen van lokale leidingen.
Waterlekken
Controleer de binnenkant van de unit op waterlekken.
Probeer eventuele waterlekken te repareren. Als u het lek
niet kunt repareren, sluit de afsluiters van de waterinlaat
en -uitlaat af en neem contact op met uw lokale verdeler.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het bovenste voorpaneel overeenkomstig
EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
Blad weektimer
Vul het blad in achteraan deze handleiding. Dit blad kan u
bij het programmeren van de weektimer helpen om de
vereiste acties voor elke dag te definiëren.
OPMERKING
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de pomp beschadigd.
Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd, waarna u de unit
kunt opstarten. Wanneer de voeding naar de unit wordt
ingeschakeld, staat tijdens het initialiseren " " op de
gebruikersinterface, wat tot 30 seconden kan duren. In deze fase
kan de gebruikersinterface niet worden gebruikt.
8.5Eindcontrole
Lees de volgende aanbevelingen vooraleer u de unit inschakelt:
▪ Controleer of alle panelen van de unit gesloten zijn nadat de
volledige installatie en alle vereiste instellingen zijn gebeurd. Als
dit niet het geval is, kunt u ernstige letsels oplopen door
elektrische en warme onderdelen binnenin de unit als u uw hand
in een opening zou steken.
▪ Het servicepaneel van de elektrische componentenkast mag enkel
worden geopend voor onderhoud door een erkend elektricien.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 48 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
8.6.1Koelmiddel automatisch bijgevuld
Bij het proefdraaien worden de volgende punten gecontroleerd:
▪ Zijn de afsluiters open?
▪ Is de bedrading juist geïnstalleerd?
▪ Leidinglengte
▪ Initiële toestand koelmiddel
Deze controle duurt ±3 uur (±4 uur bij lage buitentemperatuur).
Het systeem kan de initiële toestand van het koelmiddel niet
controleren als de binnen- of buitentemperatuur buiten bereik is
(buitentemperatuur: 0~43°CDB, binnentemperatuur: 20~32°C DB)
of als de unit tijdens het proefdraaien gedwongen wordt
uitgeschakeld. In dit geval is de normale werking na de controle
mogelijk, zelfs al staat de storingscode op de gebruikersinterface
van de binnenunit en kan de koelmiddellekdetectiefunctie niet
worden gebruikt. Voer de controlewerking opnieuw uit en laat de
initiële hoeveelheid koelmiddel bepalen.
Laat de unit proefdraaien.
8.6.2Koelmiddel handmatig bijgevuld
(koelstand)
Bij het proefdraaien worden de volgende punten gecontroleerd:
▪ Zijn de afsluiters open?
▪ Is de bedrading juist geïnstalleerd?
▪ Leidinglengte
Deze controle duurt ±30 minuten.
Procedure van de controlewerking
1 Sluit het deksel van de kast met elektrische componenten en
alle voorpanelen behalve dat op de zijkant van de kast met
elektrische componenten.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en alle aangesloten
binnenunits in. Schakel de voeding ten minste 6 uur voor
gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien.
3 Druk 5seconden op BS1 op de printplaat van de buitenunit. De
H1P-led gaat branden.
4 Druk op BS2 tot de led's H6P en H7P gaan branden.
Gevolg: Het systeem werkt ±30 minuten, waarna de controle
automatisch wordt gestopt.
5 Controleer of de werking is voltooid nadat het systeem is
gestopt en er geen storingscode op de gebruikersinterface
staat. De normale werking is mogelijk na 5minuten.
6 Zie "8.7 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien" op pagina 49 als er een storingscode op de
gebruikersinterface staat.
8.6De buitenunit laten proefdraaien
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Wanneer de ventilator met hoge
snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen NIET alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
8.6.3Koelmiddel handmatig bijgevuld
(verwarmingsstand, op voorhand vullen)
Bij het proefdraaien worden de volgende punten gecontroleerd:
▪ Zijn de afsluiters open?
▪ Is de bedrading juist geïnstalleerd?
▪ Is er te veel koelmiddel in het systeem gebracht?
▪ Leidinglengte
Deze controle duurt ±40minuten. Laat de unit proefdraaien.
Procedure proefdraaien
1 Sluit alle voorpanelen behalve het voorpaneel van de kast met
elektrische componenten.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
9 Onderhoud en service
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en alle aangesloten
binnenunits in. Schakel de voeding ten minste 6 uur voor
gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien.
3 Druk één keer op BS1 op de printplaat van de buitenunit. De
H1P-led is uit.
4 Druk minstens 5seconden op BS4.
Gevolg: Proefdraaien wordt automatisch in de koelstand
uitgevoerd, de H2P-led gaat branden en het bericht "Test
operation" en "Under centralized control" verschijnt op de
gebruikersinterface. Het kan 10 minuten duren om het
koelmiddel in uniforme toestand te brengen voordat de
compressor start. Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een elektromagnetische klep goed
hoorbaar zijn en het led-display kan veranderen. Dit zijn
HoofdcodeOorzaakOplossing
De afsluiter van de buitenunit is dicht gelaten.Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
Te grote hoeveelheid koelmiddel bijgevuld.Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Onvoldoende koelmiddel.Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
De buitenunit krijgt geen stroom.Controleer of de voedingsbedrading voor de buitenunit juist
evenwel geen storingen. Tijdens het proefdraaien kan u de unit
niet stilleggen met een gebruikersinterface. Om af te breken,
druk op BS3, en de unit stopt ±30seconden later.
5 Sluit het voorpaneel om te voorkomen dat er onjuiste
conclusies worden getrokken.
6 Wanneer het proefdraaien met succes is voltooid (alleen H3P-
led brandt), kan de normale werking na 5 minuten worden
begonnen. Zie anders ook "8.7 Correctie na abnormaal
beëindigen van het proefdraaien"op pagina49.
8.7Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de
gebruikersinterface staat of als de H2P-led niet brandt.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het
koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te
verwijderen met een apparaat voor het aftappen van
koelmiddel.
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel
op basis van de leidinglengte en voeg de nodige
hoeveelheid koelmiddel toe.
is aangesloten.
De leiding en bedrading van de gespecificeerde binnenunit
zijn niet juist aangesloten op de buitenunit.
Druk op BS3 en reset de storingscode nadat u het probleem hebt
opgelost.
Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de storing is
opgelost.
8.8Controlelijst overhandiging aan de
gebruiker
Vink de volgende acties af na het voltooien van de installatie en het
proefdraaien.
Vul voor elke unit het modelformulier in
Controleer of de gebruiker over een gedrukt exemplaar
van de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
beschikt.
Leg aan de gebruiker uit welk systeem er is geïnstalleerd.
Leg aan de gebruiker uit hoe hij/zij het systeem op de
juiste manier kan gebruiken en wat hij/zij moet doen
wanneer zich een probleem zou voordoen.
Toon de gebruiker de onderhoudstaken voor de unit.
8.9Modelformulier invullen
Vul voor elke unit het volgende modelformulier in:
Installatieplaats:
Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit juist zijn aangesloten op de
buitenunit.
Modelnaam(zie
naamplaatje van
unit):
Optionele
apparatuur:
Datum:
Handtekening:
Uw product werd
geïnstalleerd door:
9Onderhoud en service
OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend
installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren.
De geldende wetgeving kan evenwel kortere
onderhoudsintervallen vereisen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
9 Onderhoud en service
A1P
A3P
A2P
TP1 TP2
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
9.1Overzicht: Onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Het systeem vacumeren
▪ Koelmiddelaftapprocedure
▪ De jaarlijks onderhoud van de binnenunit
9.2Voorzorgsmaatregelen inzake
onderhoud
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
WAARSCHUWING
▪ Vooraleer een onderhoud of herstelling uit te voeren
moet u ALTIJD de hoofdschakelaar op het
voedingspaneel uitschakelen, de zekeringen
verwijderen of de beveiligingen van de unit openen.
▪ Raak onderdelen die onder stroom staan minstens 10
minuten na het uitschakelen van de voeding NIET aan
wegens het risico op hoogspanning.
▪ Vergeet niet dat sommige delen van de elektrische
componentenkast heel heet zijn.
▪ Zorg dat u GEEN geleidend deel aanraakt.
▪ Spoel de unit NIET af. Dit kan elektrische schokken of
brand veroorzaken.
9.2.1Elektrische gevaren voorkomen
Bij service aan inverter-apparatuur:
1 Wacht na het uitschakelen van de voeding nog 10 minuten om
het deksel van de kast met elektrische componenten te openen.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is
uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding met een
tester en controleer of de spanning van de condensator in het
hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit
voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
4 Trek de verbindingsstekkers X1A, X2A (X3A, X4A) voor de
ventilatormotoren in de buitenunit uit voordat u begint met
servicewerkzaamheden aan de inverterapparatuur. Raak geen
onderdelen onder stroom aan. (Als een ventilator draait door de
sterke wind, kan hierdoor een spanning in de condensator of in
het hoofdcircuit worden opgeslagen en een elektrische schok
veroorzaken.)
5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode
gebruikersinterface aangegeven en is de normale werking niet
mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant
van het deksel van de kast met elektrische componenten.
op de
9.3Over de servicestand
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen
voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt.
9.3.1Gebruik van de vacuümstand
1 Terwijl de unit stilstaat en in instelstand 2, stelt u de vereiste
functie B in (koelmiddel verwijderen/vacumeren) op ON (AAN).
Reset de instelstand 2 niet totdat het vacumeren beëindigd is.
Gevolg: De H1P-led gaat branden. De gebruikersinterface
geeft proefdraaien aan en u kunt niets veranderen.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS1 en reset instelstand 2.
9.3.2Koelmiddel aftappen
Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor
koelmiddel.
1 Terwijl de unit stilstaat en in instelstand 2, stelt u de vereiste
functie B in (koelmiddel verwijderen/vacumeren) op ON (AAN).
Gevolg: De expansiekleppen van de binnenunit en de
buitenunit gaan volledig open en sommige elektromagnetische
kleppen worden ingeschakeld. De H1P-led gaat branden. De
gebruikersinterface geeft proefdraaien aan en u kunt niets
veranderen.
2 Onderbreek de voeding naar de binnenunits en de buitenunit
met de stroomonderbreker. Nadat de voeding naar één kant is
onderbroken, moet u de voeding naar de andere kant ook
binnen de 10 minuten onderbreken. Anders treden er
communicatieproblemen op tussen de binnenunits en de
buitenunit, en gaan de expansiekleppen weer helemaal dicht.
3 Verwijder het koelmiddel met een koelmiddelverwijdersysteem.
Zie de gebruiksaanwijzing van het koelmiddelverwijdersysteem
voor meer informatie.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
10 Opsporen en verhelpen van storingen
9.4Controlelijst jaarlijks onderhoud
van de binnenunit
Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ Slang van de drukveiligheidsklep (indien aanwezig)
▪ Waterdrukveiligheidsklep
▪ Elektrische componentenkast
▪ Waterdruk
▪ Waterfilter
▪ pH-waarde
Slang drukveiligheidsklep
Controleer of de slang van de drukveiligheidsklep goed ligt om het
water af te laten.
Waterdrukveiligheidsklep
Draai de rode knop op de klep linksom en controleer of hij goed
werkt:
▪ Hoort u geen klakkend geluid, neem dan contact op met uw
plaatselijke verdeler.
▪ Als het water uit de unit blijft vloeien, sluit eerst u de afsluiters van
zowel de waterinlaat als -uitlaat, en neem dan contact op met uw
plaatselijke verdeler.
Schakelkast
Voer een grondige visuele controle uit van de schakelkast en zoek
naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of
foute bedrading.
WAARSCHUWING
Als de interne bedrading beschadigd is, moet deze door de
fabrikant, zijn serviceagent of gelijkaardige bevoegde
personen vervangen worden.
Waterdruk
Controleer of de waterdruk meer dan 1bar bedraagt. Indien lager,
voeg water toe.
Waterfilter
Maak het waterfilter schoon.
OPMERKING
Hanteer de waterfilter met de nodige voorzichtigheid.
Oefen NIET teveel kracht uit wanneer u de waterfilter
insteekt om de mazen van de waterfilter NIET te
beschadigen.
10Opsporen en verhelpen van storingen
10.1Overzicht: Opsporen en verhelpen
van storingen
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen ingeval van
problemen.
10.2Storingcodes: Overzicht
HoofdcodeOorzaakOplossing
Fout bij schrijven naar geheugen (EEPROM-fout)Neem contact op met uw verdeler.
Storing watercircuit▪ Controleer of waterstroming mogelijk is (open alle kleppen
Fout R410A-expansieklep (K11E/K12E)▪ Controleer de aansluitingen van de bedrading.
Waarschuwing watersysteem▪ Controleer filter.
CapaciteitsfoutNeem contact op met uw verdeler.
Slechte ACS-communicatieNeem contact op met uw verdeler.
Fout thermistor R410A-vloeistof (R13T/R23T)▪ Controleer de aansluitingen van de bedrading.
Fout thermistor retourwater (R12T/R22T)▪ Controleer de aansluitingen van de bedrading.
Fout thermistor uittredend water verwarmen (R11T/R12T)▪ Controleer de aansluitingen van de bedrading.
Fout thermistor thermostaat gebruikersinterfaceNeem contact op met uw verdeler.
Onvoldoende voedingsspanning▪ Controleer de aansluitingen van de bedrading.
▪ Neem contact op met uw verdeler.
Twee hoofdgebruikersinterfaces aangesloten (bij gebruik
van twee gebruikersinterfaces)
Probleem typeverbinding▪ Wacht tot de initialisering tussen de binnenunit en de
AdresfoutNeem contact op met uw verdeler.
Controleer of SS1 van één afstandsbediening op MAIN
staat, en de andere op SUB. Schakel de voeding uit, en dan
weer in.
buitenunit voltooid is (wacht minstens 12minuten na het
inschakelen).
▪ Neem contact op met uw verdeler.
10.2.1Storingscodes van de buitenunit
Storingscodes verwarmingsstand
StoringscodeOplossing
Sluit klep A onmiddellijk en druk één keer op de TEST
koelmiddel
vullen
koelmiddel
vullen
afgebroken
Storingscodes koelstand
StoringscodeOplossing
, ,
koelmiddelfl
es
vervangen
koelmiddel
vullen
OPERATION-knop. De werking wordt herstart vanaf
de bepaling van de vulstand.
▪ Sluit onmiddellijk klep A. Controleer de volgende
punten:
▪ Staat de gaszijdige afsluiter goed open?
▪ Staat de kraan op de koelmiddelfles open?
▪ Zijn de luchtinlaat en -uitlaat van de binnenunit
niet geblokkeerd?
▪ Los het probleem op en start de automatische
vulprocedure daarna opnieuw.
▪ Sluit klep A en vervang de lege koelmiddelfles.
Open klep A nadat de fles is vervangen (de
buitenunit stopt niet).
▪ De code op het scherm geeft de unit aan waar een
fles moet worden vervangen: = masterunit, =
slave-unit 1, = slave-unit 2, knipperende ,
en = alle units
Sluit onmiddellijk klep A. Herbegin de automatische
vulprocedure.
StoringscodeOplossing
▪ Sluit onmiddellijk klep A. Controleer de volgende
koelmiddel
vullen
afgebroken
*
abnormale
stop
punten:
▪ Staat de gaszijdige afsluiter goed open?
▪ Staat de kraan op de koelmiddelfles open?
▪ Zijn de luchtinlaat en -uitlaat van de binnenunit
niet geblokkeerd?
▪ Los het probleem op en start de automatische
vulprocedure daarna opnieuw.
Sluit onmiddellijk klep A. Bevestig de storingscode op
de gebruikersinterface en corrigeer de storing zoals
beschreven in "8.7Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina49.
11Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
12 Technische gegevens
b
ac
d
AC
B
D
ae
b
d
e
AC
B
D
21
c
ace
b
d
f
AC
B
D
3
ace
b
b
d
AC
B
D
4
h
1
h
2
1500
500
766.5500200
396500
(mm)
12Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste
technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
12.1Overzicht: Technische gegevens
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Ruimte voor onderhoud
▪ Leidingschema
▪ Bedradingsschema
▪ Lokale instellingen
▪ ESP-curves
12.2Serviceruimte: Buitenunit
Er moet voldoende ruimte rond de unit zijn voor
servicewerkzaamheden en de minimale ruimte voor de luchtinlaat en
-uitblaas (raadpleeg de afbeelding hierna en kies één van de
mogelijkheden).
▪ Bij een installatieplaats met obstakels alleen aan de zijden A+B+C
+D, heeft de hoogte van de muren aan zijden A+C geen invloed
op de afmetingen van de serviceruimte. Zie de afbeelding voor de
invloed van de hoogte van de muren aan zijden B+D op de
afmetingen van de serviceruimte.
▪ Bij een montageplaats waar alleen aan de zijden A+B obstakels
voorkomen, heeft de hoogte van de muren geen invloed op
aangeduide afmetingen van onderhoudsruimte.
Lay-outA+B+C+DA+B
Mogelijkheid 1 Mogelijkheid 2
3a≥10mm
b≥300mm
c≥10mm
d≥500mm
e≥20mm
f≥600 mm
4a≥10mm
b≥300mm
c≥10mm
d≥500mm
e≥20mm
ABCD Zijden om de installatieplaats met obstakels
F Voorzijde
Aanzuigzijde
INFORMATIE
De afmetingen van de serviceruimte in de afbeelding
hiervoor zijn gebaseerd op koelwerking bij een
omgevingstemperatuur van 35°C
(standaardomstandigheden).
Gebruik het systeem niet voor andere doeleinden. Gebruik
de unit niet voor het koelen van precisie-instrumenten of
kunstwerken, om te voorkomen dat de kwaliteit ervan
wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
63
14 Gebruikersinterface
ba
14Gebruikersinterface
VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan.
▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen
in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen
met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw
dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de
belangrijkste functies van het systeem.
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie
over het scherm en de knoppen van de gebruikersinterface.
Gebruikersinterface
WAARSCHUWING
Plaats geen voorwerpen in de directe nabijheid van de
buitenunit en zorg er voor dat bladeren of andere
overblijfselen zich niet rondom het apparaat ophopen.
Bladeren trekken kleine dieren aan die in de unit kunnen
binnendringen. In de unit kunnen dergelijke dieren
storingen, rook of brand veroorzaken wanneer ze in
contact komen met elektrische onderdelen.
WAARSCHUWING
Plaats de gebruikersinterface niet waar er water op kan
spatten. Water dat in het toestel terechtkomt, kan
elektrische lekkage veroorzaken of kan de interne
elektronische onderdelen beschadigen.
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Gebruik nooit een ontvlambare spuitbus of verstuiver,
zoals haarspray, lak of verf nabij de unit. Anders kan dit
brand veroorzaken.
a Bedrijfslampje
b AAN/UIT-knop
15Voor het gebruik
WAARSCHUWING
Laat uw dealer verbeteringen, reparaties en onderhoud
uitvoeren. Onvolledige verbeteringen, reparaties en
onderhoud kunnen waterlekken, elektrische schokken of
brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
Laat de apparatuur door uw dealer plaatsen of verwijderen.
Door een niet volledig uitgevoerde installatie kunnen
waterlekkage, gevaar voor elektrische schokken en brand
ontstaan.
WAARSCHUWING
Schakel de voeding UIT en neem contact op met uw
dealer als u iets abnormaals opmerkt zoals een vreemde
geur of brand.
WAARSCHUWING
Laat de binnenunit of de gebruikersinterface nooit nat
worden. Anders kan dit een elektrische schok of een brand
veroorzaken.
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl
de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd
geraken of de unit kan onklaar geraken.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Leg de unit stil, schakel de stroomonderbreker uit of trek
het netsnoer uit alvorens de unit schoon te maken. Anders
kunt u een elektrische schok of een letsel oplopen.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Bedien de airconditioner niet met natte handen. Anders
kunt u een elektrische schok oplopen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
16 Bediening
WAARSCHUWING
Zet geen toestellen die open vlammen produceren op
plaatsen die zich in de luchtstroom van de unit bevinden,
of onder de binnenunit. Dit kan onvolledige verbranding
veroorzaken, of vervorming van de unit door de hitte.
WAARSCHUWING
Installeer de airconditioner NIET op een plaats waar een
lek van ontvlambaar gas mogelijk is. Als het gas weglekt
en rond de airconditioner blijft hangen, kan brand ontstaan.
WAARSCHUWING
Om geen elektrische schokken te krijgen en om geen
brand te doen ontstaan, controleer of een aardlekdetector
geplaatst werd.
VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan.
▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen
in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen
met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw
dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
VOORZICHTIG
Raak de lamellen van de warmtewisselaar NIET aan. Deze
lamellen zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
WAARSCHUWING
Zet GEEN brandbare sprays bij de airconditioner en
gebruik GEEN sprays. Anders kan er brand ontstaan.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de
luchtstroom is niet gezond.
OPMERKING
Installeer de gebruikersinterface niet op een plaats waar zij
aan rechtstreeks zonlicht wordt blootgesteld. Het lcddisplay kan verkleuren of de gegevens worden niet meer
weergegeven.
OPMERKING
Plaats geen voorwerpen die door vocht kunnen worden
beschadigd onder de binnenunit. Bij een vochtigheid van
meer dan 80% is, wanneer de afvoer verstopt is of
wanneer het filter vervuild is, kan er condens worden
gevormd.
OPMERKING
Leg de afvoerslang zodanig dat een vlotte afvoer
verzekerd is. Door een onvolledige afvoer kan het gebouw,
de meubels, e.d. nat worden.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met
standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met
uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met
uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is
uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen.
▪ Alleen ventileren.
▪ Ontvochtigen.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig
insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de
chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met
gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig
zijn voor chemische stoffen.
VOORZICHTIG
Stel kleine kinderen, planten of dieren NOOIT rechtstreeks
bloot aan de luchtstroom.
OPMERKING
Druk nooit op de afstandsbedieningstoetsen met een hard,
scherp voorwerp. De afstandsbediening kan beschadigd
raken.
OPMERKING
Trek of draai nooit aan de elektrische draad van de
gebruikersinterface. Dit kan een storing van de unit
veroorzaken.
16Bediening
16.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuurbereiken om
een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
KoelenVerwarmen
Buitenunit–5~43°Cdroge bol–15~35°Cdroge
bol
Binnenunit5~20°Cdroge bol25~50°Cdroge
bol
16.2Snelle start
De flowchart biedt een overzicht van de vereiste stappen voor het
opstarten van koelen/verwarmen van ruimten en stelt de gebruiker in
staat om het systeem op te starten zonder eerst de volledige
handleiding te lezen.
Zie "16.3 Gebruik van het systeem" op pagina 66 voor meer
informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
65
16 Bediening
Voor meer informatie en aanbevolen instellingen,
zie de hoofdstukken over programmeren, koelen
en verwarmen van ruimten.
De 0-led gaat branden en de unit wordt gestart
Druk op y
Als het scherm leeg is, is de automatische
temperatuur uittredend water geactiveerd
bij verwarmen
Stel de gewenste temperatuur uittredend water in
(bijv. 45°C voor verwarmen of 18°C voor koelen)
Uw systeem wordt gestuurd op basis
van de temperatuur uittredend water
(standaard)
Uw systeem wordt gestuurd op
basis van de kamertemperatuur
(kamerthermostaat afstands-
bediening geïnstalleerd)
Druk op ébi of ébj
De kamerthermostaatfunctie van
de afstandsbediening is niet
geïnstalleerd
Stel de gewenste
kamertemperatuur (bijv. 22°C)
Scherm: "n"Scherm: - begint te
knipperen
Druk op bi of bj
Selecteer de stand (verwarmen h of koelen c)
16.3Gebruik van het systeem
16.3.1Over de klok
INFORMATIE
▪ De klok moet handmatig worden ingesteld. Pas de
instelling aan bij het omschakelen van zomertijd naar
wintertijd en omgekeerd.
▪ De klok kan niet worden ingesteld als de controller op
gebruikersniveau2 of 3 staat (zie lokale instelling[0‑00]
in "7.2.9Lokale instellingen op de
gebruikersinterface"op pagina40).
▪ Bij een stroomonderbreking van meer dan 2 uur
worden de klok en de dag van de week gereset. De
weektimer blijft werken, maar met een verkeerd
ingestelde klok. Stel de klok en de dag van de week
goed in.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
66
Klok instellen
1 Druk gedurende 5 seconden op de
Gevolg: De klokaflezing en de dag van de week-indicator
beginnen te knipperen.
2 Druk op de
verhogen/verlagen. Houd de knop ingedrukt om in stappen van
10 minuten te verhogen/verlagen.
3 Druk op de
volgende dag van de week weer te geven.
4 Druk op de
week te bevestigen.
5 Druk op de
op te slaan.
Gevolg: Als u gedurende 5 minuten niet op een knop drukt,
wordt de vorige instelling van de klok en de dag van de week
weer ingesteld.
-knop om de actueel ingestelde tijd en dag van de
-toets.
- of -knop om de tijd met 1 minuut te
- of -knop om de vorige of de
-knop om deze procedure te annuleren zonder
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
16 Bediening
16.3.2Over het gebruik van het systeem
Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld, wordt
de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
16.3.3Koelen van ruimten
Koelen van ruimten kan op 2 verschillende manieren worden
geregeld:
▪ op basis van kamertemperatuur
▪ op basis van de temperatuur uittredend water (standaard)
Koelen van ruimten in-/uitschakelen met besturing
op basis van kamertemperatuur
In deze stand wordt het koelen geactiveerd zoals gevraagd door het
instelpunt van de kamertemperatuur. Het instelpunt kan handmatig
of met de weektimer worden ingesteld.
INFORMATIE
▪ Bij besturing op basis van kamertemperatuur heeft het
koelen van ruimten op basis van kamertemperatuur
voorrang op de besturing op basis van temperatuur
uittredend water.
▪ Het is mogelijk dat de temperatuur uittredend water tot
boven het instelpunt stijgt als de unit op basis van
kamertemperatuur wordt gestuurd.
1 Druk op om koelen van ruimten ( ) in/uit te schakelen.
Gevolg: en het overeenkomstige instelpunt actuele
kamertemperatuur verschijnen op het scherm. De bedrijfs-led
begint te branden.
2 Stel de gewenste kamertemperatuur in met en .
Zie "16.3.6 Weektimer" op pagina 68 om de weektimerfunctie
in te stellen.
INFORMATIE
Temperatuurbereik voor koelen: 16°C~32°C
(kamertemperatuur)
3 Selecteer de temperatuur uittredend water die u wilt gebruiken
om uw systeem af te koelen met en . Zie
"Koelen van ruimten in-/uitschakelen met besturing op basis
van temperatuur uittredend water" op pagina 67 voor meer
informatie.
Koelen van ruimten in-/uitschakelen met besturing
op basis van temperatuur uittredend water
In deze stand wordt het koelen geactiveerd zoals vereist door het
instelpunt van de watertemperatuur. Het instelpunt kan handmatig of
met de weektimer worden ingesteld.
1 Druk op om koelen van ruimten ( ) in/uit te schakelen.
Gevolg: en het overeenkomstige instelpunt actuele
kamertemperatuur verschijnen op het scherm. De bedrijfs-led
begint te branden.
2 Stel de gewenste temperatuur uittredend water in met
en .
INFORMATIE
Temperatuurbereik voor koelen: 5°C~20°C (temperatuur
uittredend water).
Voor het instellen van de weektimerfunctie, zie "Koelen van ruimten
programmeren" op pagina 70, "Verwarmen van ruimten
programmeren" op pagina 71 en "Geluidsarme stand
programmeren"op pagina71.
INFORMATIE
▪ Wanneer een externe kamerthermostaat geïnstalleerd
is, wordt de thermo AAN/UIT bepaald door de externe
kamerthermostaat. De afstandsbediening wordt dan
gebruikt in de besturingsstand op basis van
temperatuur uittredend water en werkt niet als
kamerthermostaat.
▪ De AAN/UIT-status van de afstandsbediening heeft
altijd voorrang op de externe kamerthermostaat!
INFORMATIE
De reductiewerking en het weersafhankelijk instelpunt zijn
niet beschikbaar in de stand koelen.
16.3.4Verwarmen van ruimten
Verwarmen van ruimten is alleen beschikbaar voor units met een
warmtepomp.
Verwarmen van ruimten kan op 2 verschillende manieren worden
geregeld:
▪ op basis van kamertemperatuur
▪ op basis van de temperatuur uittredend water (standaard)
Verwarmen van ruimten in-/uitschakelen met
besturing op basis van kamertemperatuur
Besturing op basis van kamertemperatuur
In deze stand wordt het verwarmen geactiveerd zoals vereist door
het instelpunt van de kamertemperatuur. Het instelpunt kan
handmatig of met de weektimer worden ingesteld.
INFORMATIE
▪ Bij besturing op basis van kamertemperatuur heeft het
verwarmen van ruimten op basis van
kamertemperatuur voorrang op de besturing op basis
van temperatuur uittredend water.
▪ Het is mogelijk dat de temperatuur uittredend water tot
boven het instelpunt stijgt als de unit op basis van
kamertemperatuur wordt gestuurd.
1 Druk op om verwarmen van ruimten ( ) in/uit te schakelen.
Gevolg: en het overeenkomstige instelpunt actuele
kamertemperatuur verschijnen op het scherm. De bedrijfs-led
begint te branden.
2 Stel de gewenste kamertemperatuur in met en .
Om overmatig verwarmen te voorkomen, is verwarmen van
ruimten niet mogelijk wanneer de buitentemperatuur boven een
bepaalde temperatuur ligt (zie "16.1 Werkingsgebied" op
pagina 65). Zie "16.3.6 Weektimer" op pagina 68 om de
weektimerfunctie in te stellen.
INFORMATIE
Temperatuurbereik voor verwarmen: 16°C~32°C
(kamertemperatuur)
3 Selecteer de temperatuur uittredend water die u wilt gebruiken
om uw systeem op te warmen met en . Zie
"Verwarmen van ruimten in-/uitschakelen met besturing op
basis van temperatuur uittredend water" op pagina 68 voor
meer informatie.
Automatische reductiefunctie
Voor de instellingen van de automatische reductiefunctie, zie lokale
instelling[2] in "7.2.9Lokale instellingen op de
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
67
16 Bediening
INFORMATIE
▪ knippert wanneer de reductiefunctie actief is.
▪ Wanneer de reductiefunctie van de kamertemperatuur
actief is, wordt ook de reductiefunctie van de
watertemperatuur uitgevoerd (zie "Koelen van ruimten
in-/uitschakelen met besturing op basis van
temperatuur uittredend water"op pagina67).
▪ Let op dat u de reductiewaarde niet te laag instelt,
vooral in koudere perioden (bijv. in de winter). Anders
is het mogelijk dat de kamertemperatuur niet kan
worden bereikt (of dat dit pas na lange tijd gebeurt)
wegens het grote temperatuurverschil.
De reductiefunctie biedt de mogelijkheid om de kamertemperatuur te
verlagen. Ze kan bijvoorbeeld 's nachts worden geactiveerd omdat
de temperatuurvereisten 's nachts en overdag niet dezelfde zijn.
Verwarmen van ruimten in-/uitschakelen met
besturing op basis van temperatuur uittredend
water
In deze stand wordt het verwarmen geactiveerd zoals vereist door
het instelpunt van de watertemperatuur. Het instelpunt kan
handmatig of met de weektimer worden ingesteld.
1 Druk op om verwarmen van ruimten ( ) in/uit te schakelen.
Gevolg: en het overeenkomstige instelpunt actuele
kamertemperatuur verschijnen op het scherm. De bedrijfs-led
begint te branden.
2 Stel de gewenste temperatuur uittredend water in met
en . Om overmatig verwarmen te voorkomen, is
verwarmen van ruimten niet mogelijk wanneer de
buitentemperatuur boven een bepaalde temperatuur ligt (zie
"16.1Werkingsgebied"op pagina65).
INFORMATIE
Temperatuurbereik voor verwarmen: 25°C~50°C
(temperatuur uittredend water)
Zie "16.3.6Weektimer"op pagina68 om de weektimerfunctie in te
stellen.
INFORMATIE
▪ Wanneer een externe kamerthermostaat geïnstalleerd
is, wordt de thermo AAN/UIT bepaald door de externe
kamerthermostaat. De afstandsbediening wordt dan
gebruikt in de besturingsstand op basis van
temperatuur uittredend water en werkt niet als
kamerthermostaat.
▪ De AAN/UIT-status van de afstandsbediening heeft
altijd voorrang op de externe kamerthermostaat!
INFORMATIE
Tijdens deze werking verschijnt de verschuivingswaarde
die door de gebruiker kan worden ingesteld in plaats van
het instelpunt van de watertemperatuur op de controller.
Automatische reductiefunctie
Voor de instellingen van de automatische reductiefunctie, zie lokale
instelling[2] in "7.2.9Lokale instellingen op de
gebruikersinterface"op pagina40.
16.3.5Andere standen
Ontdooien ()
INFORMATIE
Deze functie is ALLEEN beschikbaar voor units met een
warmtepomp.
Bij het verwarmen van ruimten kan de warmtewisselaar buiten
bevriezen als gevolg van een lage buitentemperatuur. Als dit
gebeurt, gaat het systeem in ontdooiing. De cyclus wordt
omgedraaid en er wordt warmte uit het watersysteem genomen om
te beletten dat het buitensysteem zou bevriezen. Na maximum 15
minuten ontdooien schakelt het systeem weer over naar het
verwarmen van ruimten. Verwarmen van ruimten is niet mogelijk
tijdens het ontdooien.
Geluidsarme stand ( )
De geluidsarme stand betekent dat de unit werkt met een lagere
snelheid van de compressor opdat de unit minder lawaai zou maken.
Dit houdt dat het langer duurt voordat het instelpunt van de vereiste
temperatuur wordt bereikt. Let hierop wanneer binnen een bepaald
verwarmingsniveau vereist is.
Er zijn 3 verschillende niveaus van geluidsarme werking mogelijk.
De gewenste geluidsarme stand wordt ingesteld met behulp van een
lokale instelling.
1 Druk op om de geluidsarme stand te activeren.
Gevolg: verschijnt op het scherm. Als de controller op
gebruikersniveau 2 of 3 staat (zie "7.2 Lokale instellingen
uitvoeren"op pagina37), kan de -knop niet worden gebruikt.
2 Druk opnieuw op om de geluidsarme stand te deactiveren.
Gevolg: verdwijnt van het scherm.
De actuele temperaturen kunnen op de afstandsbediening worden
weergegeven.
3 Druk 5 seconden op .
Gevolg: De temperatuur uittredend water wordt weergegeven
( , / en knipperen).
4 Druk op en voor de weergave van:
▪ De temperatuur intredend water ( en / knipperen, en
knippert langzaam).
▪ De binnentemperatuur ( en / knipperen).
▪ De buitentemperatuur ( en knipperen).
5 Druk opnieuw op om deze stand te verlaten. Als u op geen
knop drukt, verlaat de afstandsbediening na 10 seconden de
weergavestand.
16.3.6Weektimer
Druk op om te weektimer ( ) te activeren of te deactiveren.
Per dag kunnen vier acties worden geprogrammeerd, in totaal dus
28 acties per week.
De weektimer kan op 2 verschillende manieren worden
geprogrammeerd:
▪ op basis van het instelpunt van de temperatuur (temperatuur
uittredend water en kamertemperatuur)
▪ op basis van de AAN/UIT-instructie.
De programmeermethode wordt bepaald door de lokale instellingen.
Zie "7.2 Lokale instellingen uitvoeren" op pagina 37. Vul het blad in
achteraan deze handleiding alvorens u begint te programmeren. Aan
de hand daarvan kunt u de vereiste acties voor elke dag plannen.
Opstarten
Tijdens het opstarten betekent op het scherm dat de
warmtepomp nog aan het opstarten is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
68
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
16 Bediening
t
18°C
40°C40°C
18°C
A
5:0023:005:0023:00
2
B
t
9:00
16:00
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
1
OFFONON
6:300:30
B
t
6:309:00
16:00
23:00
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
3
OFFONON
18°C
40°C40°C
18°C
INFORMATIE
▪ Wanneer de stroom na een onderbreking wordt
hersteld, stelt de automatische herstartfunctie de
instellingen van de afstandsbediening van vóór de
onderbreking van de voeding weer in (als de
stroomonderbreking minder dan 2 uur heeft geduurd).
Laat de automatische herstartfunctie dan ook bij
voorkeur ingeschakeld.
▪ Aangezien de weektimer werkt op basis van tijdstippen,
is het van essentieel belang dat de klok en de dag van
de week correct worden ingesteld. Zie "16.3.1Over de
klok"op pagina66.
▪ Acties van de weektimer worden alleen uitgevoerd
wanneer de weektimer geactiveerd is (
zichtbaar op
het scherm)!
▪ De geprogrammeerde acties worden niet opgeslagen in
de volgorde van het tijdstip van uitvoering, maar in de
volgorde waarin ze worden geprogrammeerd, d.w.z.
actie nummer 1 is de actie die eerst werd
geprogrammeerd, zelfs als ze misschien pas na andere
geprogrammeerde actienummers wordt uitgevoerd.
▪ Als u 2 of meer acties op dezelfde dag en hetzelfde
tijdstip programmeert, wordt alleen de actie met het
laagste actienummer uitgevoerd.
VOORZICHTIG
Voorzie best een vertraging van 10 à 15 minuten voordat
het alarm afgaat wanneer de weektimer wordt
overschreden als de units worden gebruikt voor
toepassingen met de weektimerstand. De unit kan
meerdere minuten stoppen tijdens haar normaal bedrijf om
de "unit te ontdooien" of wanneer deze zich in
"thermostaatstop" bevindt.
Verwarmen van ruimten op basis van AAN/UIT
Druk op
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
en de geluidsarme stand worden gestopt en
zullen niet opnieuw starten.
Het symbool van de weektimer wordt niet meer
weergegeven.
▪ Voorbeeld: Weektimer op basis van AAN/UIT.
Wanneer de reductiefunctie (zie lokale instelling[2]) geactiveerd
is, heeft de reductiewerking voorrang op de geplande actie in de
weektimer als AAN actief is. Als UIT actief is, heeft dit voorrang op
de reductiefunctie. UIT heeft altijd de hoogste voorrang.
Verwarmen van ruimten
[0‑03] Status
Bepaalt of AAN/UIT kan worden gebruikt in de weektimer voor het
verwarmen van ruimten.
Verwarmen van ruimten op basis van AAN/UIT
Tijdens de werking Wanneer de weektimer het verwarmen van
ruimten UITschakelt, wordt de
afstandsbediening uitgeschakeld (bedrijfs-led
gaat uit).
Druk op
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
stopt (indien actief) en start opnieuw op de
volgende geplande AAN-functie.
De "laatste" geprogrammeerde opdracht heeft
voorrang op de "vorige" geprogrammeerde
opdracht en blijft actief totdat de "volgende"
geprogrammeerde opdracht wordt uitgevoerd.
Voorbeeld: stel dat het momenteel 17:30 uur is
en dat acties zijn geprogrammeerd om 13:00,
16:00 en 19:00 uur. De "laatste"
geprogrammeerde opdracht (16:00) had
voorrang op de "vorige" geprogrammeerde
opdracht (13:00) en blijft actief totdat de
"volgende" geprogrammeerde opdracht (19:00)
wordt uitgevoerd.
Om de huidige instelling te kennen, moet u dus
de laatste geprogrammeerde opdracht
raadplegen (dit kan eventueel een dag eerder
zijn).
De afstandsbediening wordt uitgeschakeld
(bedrijfs-led uit), maar het symbool van de
weektimer blijft branden.
1 Weektimer
2 Reductiefunctie
3 Wanneer zowel de reductiefunctie als de weektimer actief
zijn
A Reductiefunctie
B AAN/UIT
t Tijd
T Temperatuurinstelpunt
Kamertemperatuur
Temperatuur uittredend water
Verwarmen van ruimten op basis van temperatuurinstelpunt
(a)
Tijdens de werking Tijdens de weektimerwerking brandt de
bedrijfs-led doorlopend.
Druk op
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
stopt en zal niet opnieuw starten.
De afstandsbediening wordt uitgeschakeld
(bedrijfs-led gaat uit).
Druk op
De weektimer voor het verwarmen van ruimten
en de geluidsarme stand worden gestopt en
zullen niet opnieuw starten.
Het symbool van de weektimer wordt niet meer
weergegeven.
(a) Voor temperatuur uittredend water en/of kamertemperatuur
▪ Voorbeeld: Weektimer op basis van temperatuurinstelpunt
Wanneer de reductiefunctie (zie lokale instelling[2]) geactiveerd is,
heeft de reductiewerking voorrang op de geplande actie in de
weektimer.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
69
16 Bediening
T
t
6:309:00
16:00
0:30
19°C19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C42°C
45°C
44°C
42°C
19°C19°C19°C
22°C
21°C
42°C42°C
45°C
44°C
0:30
1
T
t
18°C
37°C37°C
18°C
A
5:0023:005:0023:00
2
T
t
5:009:00
16:00
23:00
19°C
18°C
22°C
21°C
42°C
40°C
42°C
45°C
44°C
40°C
19°C
18°C
22°C
21°C
42°C
19°C
19°C
42°C42°C
19°C19°C
42°C
45°C
44°C
6:30
3
37°C37°C
40°C
40°C
5 sec
5 sec
Koelen van ruimten programmeren
1 Weektimer
2 Reductiefunctie
3 Wanneer zowel de reductiefunctie als de weektimer actief
zijn
A Reductiefunctie
t Tijd
T Temperatuurinstelpunt
Kamertemperatuur
Temperatuur uittredend water
INFORMATIE
Standaard is het verwarmen van ruimten op basis van
temperatuurinstelpunt geactiveerd, en zijn dus alleen
temperatuurverschuivingen mogelijk (geen AAN/UIT).
Koelen van ruimten
[0‑04] Status
Bepaalt of AAN/UIT in de weektimer kan worden gebruikt voor
koelen.
Dit is hetzelfde als voor het verwarmen van ruimten [0‑03], maar de
reductiefunctie kan niet worden gebruikt.
INFORMATIE
Standaard is het koelen van ruimten op basis van
temperatuurinstelpunt geactiveerd, en zijn dus alleen
temperatuurverschuivingen mogelijk (geen AAN/UIT).
Geluidsarme stand
Zie "Geluidsarme stand programmeren"op pagina71.
Schakel de stand in of uit op een geprogrammeerd tijdstip. Per dag
kunnen vier acties worden geprogrammeerd. Deze acties worden
dagelijks herhaald.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
70
INFORMATIE
Druk op om terug te keren naar vorige stappen in de
programmeerprocedure zonder de gewijzigde instellingen
op te slaan.
1 Druk op
om naar de programmeer-/weergavestand te gaan.
2 Selecteer de werkingsstand die u wilt programmeren met
en .
Gevolg: De huidige stand knippert.
3 Druk op
om de geselecteerde stand te bevestigen.
Gevolg: De tijd knippert.
4 Raadpleeg de actie(s) met
5 Druk 5 seconden op
en .
om de gedetailleerde acties te
programmeren.
Gevolg: De eerste geprogrammeerd actie verschijnt.
6 Selecteer het actienummer dat u wilt programmeren of wijzigen
.
met
7 Stel de juiste actietijd in met
8 Stel de temperatuur uittredend water in met
en .
en
.
9 Stel de kamertemperatuur in met
10 Selecteer
met om koelen en de afstandsbediening uit
en .
te schakelen.
11 Herhaal deze procedure om de andere acties te programmeren.
Gevolg: Wanneer alle acties zijn geprogrammeerd, moet op het
scherm het hoogste actienummer staan dat u wilt opslaan.
12 Druk 5 seconden op
om de geprogrammeerde acties op te
slaan.
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
16 Bediening
5 sec
5 sec
Gevolg: Als op wordt gedrukt wanneer actienummer3 wordt
weergegeven, worden acties 1, 2 en 3 opgeslagen, maar wordt
actie 4 gewist. U keert automatisch terug naar stap 6. Druk
meermaals op om terug te keren naar de vorige stappen in
deze procedure en uiteindelijk naar de normale werking.
13 U keert automatisch terug naar stap 6; begin opnieuw om de
volgende dag te programmeren.
Verwarmen van ruimten programmeren
3 Druk op
Gevolg: De huidige dag knippert.
4 Selecteer met
programmeren.
Gevolg: De geselecteerde dag knippert.
5 Druk op
6 Druk 5 seconden op
programmeren.
Gevolg: De eerste geprogrammeerde actie van de
geselecteerde dag verschijnt.
7 Selecteer het actienummer dat u wilt programmeren of wijzigen
met
8 Stel de juiste actietijd in met
9 Stel de temperatuur uittredend water in met
10 Stel de kamertemperatuur in met
11 Druk op
▪
▪
12 Stel de verschuivingswaarde in met
meer informatie over weersafhankelijk instelpunt, zie
"16.3.6Weektimer"op pagina68.
13 Herhaal deze procedure om de andere acties van de
geselecteerde dag te programmeren.
Gevolg: Wanneer alle acties zijn geprogrammeerd, moet op het
scherm het hoogste actienummer staan dat u wilt opslaan.
14 Druk 5 seconden op
slaan.
Gevolg: Als op
weergegeven, worden acties 1, 2 en 3 opgeslagen, maar wordt
actie 4 gewist. U keert automatisch terug naar stap 6. Druk
meermaals op om terug te keren naar de vorige stappen in
deze procedure en uiteindelijk naar de normale werking.
15 U keert automatisch terug naar stap 6; begin opnieuw om de
volgende dag te programmeren.
om de geselecteerde stand te bevestigen.
en de dag die u wilt raadplegen of
om de geselecteerde dag te bevestigen.
om de gedetailleerde acties te
.
en .
en
.
en .
om te selecteren:
: verwarmen en de afstandsbediening uitschakelen.
: automatische temperatuurberekening voor temperatuur
uittredend water selecteren
en . Voor
om de geprogrammeerde acties op te
wordt gedrukt wanneer actienummer3 wordt
INFORMATIE
Druk op om terug te keren naar vorige stappen in de
programmeerprocedure zonder de gewijzigde instellingen
op te slaan.
1 Druk op
2 Selecteer de werkingsstand die u wilt programmeren met
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
71
16 Bediening
INFORMATIE
Druk op om terug te keren naar vorige stappen in de
programmeerprocedure zonder de gewijzigde instellingen
op te slaan.
1 Druk op om naar de programmeer-/weergavestand te gaan.
2 Selecteer de werkingsstand die u wilt programmeren met
en .
Gevolg: De huidige stand knippert.
3 Druk op om de geselecteerde stand te bevestigen.
4 Raadpleeg de actie(s) met en .
5 Druk 5 seconden op om de gedetailleerde acties te
programmeren.
Gevolg: De eerste geprogrammeerd actie verschijnt.
6 Selecteer het actienummer dat u wilt programmeren of wijzigen
met .
7 Stel de juiste actietijd in met en .
8 Selecteer of deselecteer als actie met .
9 Herhaal deze procedure om de andere acties van de
geselecteerde stand te programmeren.
Gevolg: Wanneer alle acties zijn geprogrammeerd, moet op het
scherm het hoogste actienummer staan dat u wilt opslaan.
10 Druk 5 seconden op om de geprogrammeerde acties op te
slaan.
Gevolg: Als op wordt gedrukt wanneer actienummer3 wordt
weergegeven, worden acties 1, 2 en 3 opgeslagen, maar wordt
actie 4 gewist. U keert automatisch terug naar stap 6. Druk
meermaals op om terug te keren naar de vorige stappen in
deze procedure en uiteindelijk naar de normale werking.
11 U keert automatisch terug naar stap 6; begin opnieuw om de
volgende dag te programmeren.
Geprogrammeerde acties raadplegen
INFORMATIE
Druk op om terug te keren naar vorige stappen in de
raadpleegprocedure.
1 Druk op om naar de programmeer-/weergavestand te gaan.
2 Selecteer met en de werkingsstand die u wilt
raadplegen.
Gevolg: De huidige stand knippert.
3 Druk op om de geselecteerde stand te bevestigen.
Gevolg: De huidige dag knippert.
4 Selecteer met en de dag die u wilt raadplegen.
Gevolg: De geselecteerde dag knippert.
5 Druk op om de geselecteerde dag te bevestigen.
Gevolg: De eerste geprogrammeerde actie van de
geselecteerde dag verschijnt.
6 Raadpleeg de andere geprogrammeerde acties van die dag
met en .
Gevolg: Dit heet de uitleesstand. Lege programma-acties (bijv.
4) worden niet weergegeven. Druk meermaals op om terug
te keren naar de vorige stappen in deze procedure en
uiteindelijk naar de normale werking.
Tips en weetjes voor de weektimer
Volgende dag(en) programmeren
1 Druk na het bevestigen van de geprogrammeerde acties van
een specifieke dag één keer op .
Gevolg: U kunt nu een andere dag selecteren met en
en opnieuw beginnen met raadplegen en programmeren.
Eén of meer geprogrammeerde acties wissen
Eén of meer geprogrammeerde acties wissen gebeurt tegelijk met
het opslaan van de geprogrammeerde acties.
Wanneer alle acties voor één dag zijn geprogrammeerd, moet op het
scherm het hoogste actienummer staan dat u wilt opslaan. Door de
5seconden op te drukken worden alle acties opgeslagen, behalve
die met een hoger actienummer dan dat weergegeven op het
scherm.
Voorbeeld: Als op wordt gedrukt wanneer actienummer3 wordt
weergegeven, worden acties 1, 2 en 3 opgeslagen, maar wordt
actie4 gewist.
Geprogrammeerde acties naar de volgende dag kopiëren
Het programma verwarmen van ruimten biedt de mogelijkheid om
alle geprogrammeerde acties van een specifieke dag naar de
volgende dag te kopiëren (bijv. alle geprogrammeerde acties
kopiëren van "" naar "").
1 Druk op .
Gevolg: De huidige stand knippert.
2 Selecteer met en de stand die u wilt
programmeren.
Gevolg: De geselecteerde stand knippert. U kunt de
programmering verlaten door op te drukken.
3 Druk op om de geselecteerde stand te bevestigen.
Gevolg: De huidige dag knippert.
4 Selecteer met en de dag die u naar de volgende
dag wilt kopiëren.
Gevolg: De geselecteerde dag knippert. Druk op om terug
te keren naar stap2.
5 Druk 5seconden tegelijk op en .
6 Na 5seconden verschijnt de volgende dag op het scherm (bijv.
"" als eerst "" werd geselecteerd). Dit geeft aan dat de
dag is gekopieerd.
7 Druk op om terug te keren naar stap2.
Een stand verwijderen
1 Druk op .
Gevolg: De huidige stand knippert.
2 Selecteer met en de stand die u wilt verwijderen.
Gevolg: De geselecteerde stand knippert.
3 Druk 5 seconden tegelijk op en om de geselecteerde
stand te verwijderen.
Een dag van de week verwijderen
1 Druk op .
Gevolg: De huidige stand knippert.
2 Selecteer met en de stand die u wilt verwijderen.
Gevolg: De geselecteerde stand knippert.
3 Druk op om de geselecteerde stand te bevestigen.
Gevolg: De huidige dag knippert.
4 Selecteer met en de dag die u wilt verwijderen.
Gevolg: De geselecteerde dag knippert.
5 Druk 5 seconden tegelijk op en om de geselecteerde
dag te verwijderen.
16.3.7Gebruik van de optionele vraag-printplaat
Er kan een optionele printplaat EKRP1AHTA op de unit aangesloten
en gebruikt worden om de unit vanop afstand te besturen.
De 3 inputs maken het volgende mogelijk:
▪ vanop afstand omschakelen tussen koelen en verwarmen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
72
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
17 Onderhoud en service
▪ thermo aan/uit vanop afstand
▪ unit vanop afstand aan/uit
Voor meer informatie over deze optiekit, zie het bedradingsschema
van de unit.
INFORMATIE
Het signaal (spanningsloos) moet minstens 50ms duren.
Zie ook lokale instelling [6‑01] in "7.2.9 Lokale instellingen op de
gebruikersinterface" op pagina 40 voor het instellen van de functie
van uw voorkeur.
16.3.8Gebruik van de optionele adapter voor
externe besturing
Een optionele printplaat voor externe besturing DTA104A62 kan op
de unit worden aangesloten; hiermee kunt u 1 of meerdere units
vanop afstand besturen.
Door de contacten op de printplaat van de optiekit kort te sluiten,
kunt u:
Voor meer informatie over deze optiekit, zie de bij de unit geleverde
afzonderlijke instructies.
16.3.9Gebruik van de optionele
afstandsbediening
Als behalve de hoofdafstandsbediening ook nog de optionele
afstandsbediening is geïnstalleerd, biedt de hoofdafstandsbediening
(master) toegang tot alle instellingen terwijl de tweede
afstandsbediening (slave) geen toegang tot de weektimer- en
parameterinstellingen biedt.
Zie de montagehandleiding voor meer informatie.
17Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is
gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
17.1Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
17.2Dienst-na-verkoop en garantie
17.2.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
17.2.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
17.2.3Aanbevolen onderhouds- en
inspectiecycli
De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de
garantieperiode van de onderdelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
73
18 Opsporen en verhelpen van storingen
OnderdeelInspectiecy
clus
Elektromotor1 jaar20.000 uur
Printplaat25.000 uur
Warmtewisselaar5 jaar
Sensor (thermistor, enz.)5 jaar
Gebruikersinterface en
schakelaars
Lekbak8 jaar
Expansieklep20.000 uur
Magneetklep20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende
gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer
dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van
het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de
inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter
zijn dan vermeld.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur
18Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT.
Als het unitnummer op het display van
de gebruikersinterface staat, het
bedrijfslampje knippert en de
storingscode wordt aangegeven.
Schakel de hoofdvoeding
UIT.
Verwittig uw installateur
en geef hem de
storingscode door.
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT.
Als of het unitnummer op het schem
van de gebruikersinterface staat, het
bedrijfslampje knippert en de
storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem NIET goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Er staat niets op het
scherm van de
afstandsbediening.
Op het scherm van de
afstandsbediening
staat een foutcode.
De weektimer werkt,
maar de
geprogrammeerde
acties worden op het
verkeerde tijdstip
uitgevoerd.
De weektimer is
geprogrammeerd,
maar doet het niet.
Onvoldoende
capaciteit.
De temperaturen op de
afstandsbediening
worden in °F in plaats
van in °C
weergegeven.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
stroom is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de voeding met kWh-
voordeeltarief actief is.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler. Zie
"10.2Storingcodes: Overzicht"op
pagina51 voor een gedetailleerde lijst met
foutcodes.
Controleer of de klok en de dag van de
week juist zijn ingesteld, en corrigeer indien
nodig.
Als niet wordt weergegeven, druk dan op
om de weektimer te activeren.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler.
Druk 5seconden tegelijk op en
om de weergave te laten wisselen
tussen °C en °F. De temperaturen worden
standaard in °C weergegeven.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
stroom is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of reset de onderbreker.
Schakel de hoofdvoeding
UIT.
Verwittig uw installateur
en geef hem de
storingscode door.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
74
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
19 Verplaatsen
StoringMaatregel
Het systeem werkt wel
voor alleen ventileren,
maar stopt meteen bij
het verwarmen of
koelen.
Het systeem werkt,
maar koelt of verwarmt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg ervoor dat de lucht vrij
kan circuleren.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het scherm van de
gebruikersinterface staat. (Zie
"17 Onderhoud en service"op
pagina73.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg ervoor dat de lucht vrij
kan circuleren.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "17 Onderhoud en service" op
pagina73).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën.
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.
20Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het
ontmantelen van het systeem en het behandelen van het
koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN
conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf
worden behandeld.
18.1Storingscodes: Overzicht
Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op
het scherm van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef
hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze
laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk
van de ernst van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop
drukken om de code te resetten. Vraag anders advies aan uw
installateur.
HoofdcodeInhoud
EEPROM-storing (binnenunit)
Storing watercircuit (binnenunit)
Storing expansieklep (binnenunit)
Waarschuwing watersysteem (binnenunit)
Storing capaciteitsinstelling (binnenunit)
Storing ACS-communicatie (binnenunit)
Storing thermistor koelvloeistof (binnenunit)
Storing thermistor retourwater (binnenunit)
Storing thermistor uittredend water verwarmen
(binnenunit)
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
75
21 Verklarende woordenlijst
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of
een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit
product (indien van toepassing) dient gemonteerd,
geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
76
SERHQ020~032BAW1 + SEHVX20~64BAW
Compacte split luchtgekoelde water-chiller
4P508020-1A – 2018.01
4P508020-1A 2018.01
Copyright 2018 Daikin
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.