Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk
afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een
scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig
symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een
bepaalde concentratie.
Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.
1.3Voor de installateur
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale
mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien
ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van
het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen
niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
AlsDan
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
staande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)
tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te
verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open
staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
2 Over de documentatie
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Total indoor unit capacity
when piping length <30m
Total indoor unit capacity
when piping length >30m
kg
1.3
1.1
0.9
RYYQ18-20
RYYQ14-16
RYYQ8~12
kg
ONLY FOR RYYQ8~20 MODELS
DATE
AMOUNT
CALCULATE THE ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AMOUNT BASED ON THE FORMULA BELOW BEFORE CHARGING.
SHIPMENT (INDICATED ON THE MACHINE NAMEPLATE) AND THE ADDITIONAL AMOUNT SHOWN AS FOLLOWS :
WHEN RE-CHARGING TOTAL AMOUNT OF REFRIGERANT , CHARGE THE TOTAL OF THE AMOUNT CHARGED AT
RESULT LEAK CHECK
DATE
AMOUNT
RESULT LEAK CHECK
DATE
AMOUNT
RESULT LEAK CHECK
DATE
AMOUNT
RESULT LEAK CHECK
c
1×
b
1×
fg
1×1×
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
ID Øb
ID Øa
ID Øb
ID Øa
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 8 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd
beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit
beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.
a Verpakkingsmateriaal
b Draagband
c Opening
d Beveiliging
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht
van de unit goed kan dragen.
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
de pallet blijft zoals hiervoor afgebeeld.
3.3Accessoires van de buitenunit
verwijderen
Controleer of alle accessoires in de unit zitten.
3.2De buitenunit uitpakken
Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
c Label hoeveelheid extra koelmiddel
d Informatiesticker installatie
e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
g Zak met leidingaccessoires
3.4Accessoireleidingen: Diameters
Accessoireleidingen (mm)HPØaØb
Gasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
819,1
1025,422,2
1225,428,6
14
16
18
20
89,5
10
129,512,7
1412,7
16
1812,715,9
20
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
4 Over de units en opties
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
1
3 (12.3 N·m)
2
1
3 (12.3 N·m)
2
a
b
14~20 HP8~12 HP
Accessoireleidingen (mm)HPØaØb
Vereffeningsleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
(a) Alleen voor RYMQ-modellen.
(a)
819,1
10
1219,122,2
14
16
1825,428,6
20
3.5Transportbeveiliging verwijderen
Alleen voor 14~20 HP
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de
transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale
trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging over de poot van de compressor die de unit
beschermt tijdens het transport moet worden verwijderd. Ga te werk
zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Draai de bevestigingsmoer (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bevestigingsmoer (a) opnieuw vast.
4.2Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: R Y Y Q 18 T7 Y1 B [*]
CodeVerklaring
RBuiten luchtgekoeld
YY=Warmtepomp (continu verwarmen)
X=Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
YY=Alleen paarmodule
M=Alleen multi-module
QKoelmiddel R410A
18Capaciteitklasse
T7Modelreeks
Y1Voeding
BEuropese markt
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
(a) Voor de RXYQ geldt er geen beperking op het gebruik als
multi-module.
(a)
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.
▪ Welke buitenunits als autonome units moeten worden gebruikt, en
welke buitenunits kunnen worden gecombineerd.
4.3Over de buitenunit
Deze montagehandleiding betreft het VRV IV, volledig door inverter
aangedreven warmtepompsysteem.
Verkrijgbare modellen:
ModelBeschrijving
RYYQ8~20
RYYQ22~54
RXYQ8~20Enkel model niet-continu verwarmen.
RXYQ22~54Multi model niet-continu verwarmen
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de
geselecteerde buitenunit. Dit wordt in deze montagehandleiding
aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde
modellen.
Deze units zijn bedoeld voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld
voor warmtepomptoepassingen, waaronder lucht/lucht- en lucht/
watertoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als
enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 63 kW en de koelcapaciteit van
22,4 tot 56 kW. Bij combinatie van meerdere units kan de
verwarmingscapaciteit gaan tot 168kW en tot 150kW voor koelen.
(a)
(a)
(a) De RYYQ-modellen bieden een ononderbroken comfort
Enkel model continu verwarmen.
Multi model continu verwarmen (bestaande
uit 2 of 3 RYMQ modules).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
4 Over de units en opties
g
c
gg
h
gg
cccd
f
eb
i
a
De buitenunit is ontworpen om te verwarmen bij een
omgevingstemperatuur van –20°CWB tot 15,5°C WB en te koelen
bij een omgevingstemperatuur van –5°CDB tot 43°CDB.
4.4Systeemlay-out
INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere
vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een
temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op
pagina10 voor meer informatie.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-warmtepompsysteem. Deze lijst is niet
beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de
buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
a VRV IV-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d VRV LT Hydrobox (HXY080/125)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX))
g Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
h Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
i Keuzeschakelaar koelen/verwarmen op afstandsbediening
4.5Units en opties combineren
4.5.1Over combinaties van units en opties
OPMERKING
To be sure your system setup (outdoor unit+indoor unit(s))
will work, you have to consult the latest technical
engineering data for VRV IV heat pump.
Het VRV IV-warmtepompsysteem kan worden gecombineerd met
verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik
met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de
productcatalogus voor VRV IV.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van
binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De
combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buitenbinnen, gebruik van één buitenunit, gebruik van meerdere
buitenunits, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de
technische data.
4.5.2Mogelijke combinaties van binnenunits
INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere
vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Mogelijke standaardcombinaties van buitenunits
▪ RXYQ22~54 bestaat uit 2 of 3 RXYQ8~20-units.
▪ RYYQ22~54 bestaat uit 2 of 3 RYMQ8~20-units.
▪ RYYQ8~20-units kunnen niet worden gecombineerd.
▪ RYMQ8~20-units kunnen niet als autonome buitenunit worden
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
Koelmiddelaftakset
BeschrijvingModelnaam
Refnet-verdelerKHRQ22M29H
KHRQ22M64H
KHRQ22M75H
Refnet-verbindingKHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
KHRQ22M64T
KHRQ22M75T
Zie "5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 15 voor de
selectie van de optimale aftakset.
Leidingset voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Aantal buitenunitsModelnaam
2BHFQ22P1007
3BHFQ22P1517
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te
regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
BeschrijvingModelnaam
Keuzeschakelaar koelen/
verwarmen
Printplaat omschakelen koelen/
verwarmen
Met optionele montagekast voor
de schakelaar
KRC19-26A
BRP2A81
KJB111A
5Voorbereiding
5.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
5.2De installatieplaats voorbereiden
5.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de
wetgeving ter zake.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale
besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt.
Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor
geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen
worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie
is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor
communicatie met de buitenunit. De software van de
gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
Verwarmingstapekit
Om de afvoeropeningen in een koud klimaat met een hoge
vochtigheid vrij te houden, kunt u een set met een verwarmingslint
installeren. In dat geval moet u ook de printplaatset voor de
verwarmingstape installeren.
BeschrijvingModelnaam
Verwarmingstapeset voor
8~12HP
Verwarmingstapeset voor
14~20HP
Printplaatset verwarmingstapeEKBPHPCBT
Zie ook: "5.2.2Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten"op pagina12.
EKBPH012T
EKBPH020T
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
c
be
(mm)
b
c
a
a
b
c
d
c
d
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de
toegestane veiligheidslimiet te houden wanneer zich een
koelmiddellek zou voordoen. Zie "Over voorzorgsmaatregelen
voor koelmiddellekken"op pagina13.
VOORZICHTIG
Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten
ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ De luchtinlaat van de unit mag niet tegen de windrichting in gericht
zijn. Frontale wind belemmert de werking van de unit. Breng
indien nodig een windscherm aan om de wind te blokkeren.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat
in de constructie water komt te staan.
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
5.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt bij lage
buitentemperaturen, moet u op de volgende punten letten.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
INFORMATIE
Raadpleeg uw dealer voor instructies voor de installatie
van de sneeuwbeschutting.
OPMERKING
Blokkeer de luchtstroom van de unit NIET wanneer u een
sneeuwbeschutting installeert.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
OPMERKING
T
AO
(°C WB)
ab
20
15.5
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10152025
27
30
T
AI
(°C DB)
b
a
Wanneer de unit bij een lage buitentemperatuur en een
hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, neem dan
voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit
vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit 5 dagen in deze omgeving met een hoge
vochtigheidsgraad (>90%) moet werken, beveelt Daikin de
installatie van de optionele kit met een verwarmingslint
(EKBPH012T of EKBPH020T) aan om de afvoeropeningen
vrij te houden. In dat geval moet u ook de printplaatset
voor de verwarmingstape installeren (EKBPHPCBT).
5.2.3Voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
Over voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid
garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale
reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale
reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een
volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin
moet de ruimte waarin het airconditioningsysteem wordt
geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale
concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er
een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale
reglementeringen en normen ter zake.
5 Voorbereiding
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen,
zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de
onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om
eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
FormuleA+B=C
AHoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee
het systeem is gevuld voordat het de fabriek
verlaat)
BBijgevulde hoeveelheid (hoeveelheid
koelmiddel die ter plaatse is bijgevuld
overeenkomstig de lengte of de diameter
van de koelmiddelleidingen)
CTotale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig
onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de
hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk
afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van
(D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
DAls er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de
maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan
de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus
zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van
het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal
toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare
concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A
beperkt tot 0,44 kg/m3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
5 Voorbereiding
a
b
A
BBB
C
DF
G
E
x
y
b
a
3
1245
EAls de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is
om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in
grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het
vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat
van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal
toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de
ruimte ernaast worden voorzien.
FormuleF/G≤H
FTotaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
GVolume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
HMaximale concentratie (kg/m3)
Leidingdiameter (mm)Hardingsgraad van het
leidingmateriaal
≤15,9O (gegloeid)
≥19,11/2H (halfhard)
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).
5.3.2Leidingmaat selecteren
INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere
vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en
de afbeelding (alleen als referentie).
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast.
Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast
tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal
toelaatbare concentratie.
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer
R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen
aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de
afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BP-box
4,5 RADX-binnenunit
a,b Binnenaftakset
x,y Set voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste)
koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
Type capaciteit
buitenunit (HP)
819,19,5
1022,29,5
12~1628,612,7
18~2228,615,9
2434,915,9
26~3434,919,1
36~5441,319,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
D: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van
de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de
koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van
het systeem.
Capaciteitsindex
binnenunit
<15015,99,5
150≤x<20019,1
200≤x<29022,2
290≤x<42028,612,7
420≤x<64015,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
a
e
bc
d
Capaciteitsindex
binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
640≤x<92034,919,1
≥92041,3
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=capaciteitsindex van unit 1
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=capaciteitsindex van unit
1+capaciteitsindex van unit 2
E: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en
binnenunit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de binnenunit
moet dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de
binnenunit (wanneer de binnenunit een VRV DX-binnenunit of
Hydrobox is).
Capaciteitsindex
binnenunit
15~5012,76,4
63~14015,99,5
20019,1
25022,2
▪ Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en de
binnenunits 90 m of meer bedraagt, moeten dikkere
hoofdleidingen (zowel gaszijdig als vloeistofzijdig) worden
gebruikt. Afhankelijk van de lengte van de leiding kan de
capaciteit afnemen. Maar zelfs in een dergelijk geval moet de
maat van de hoofdleidingen worden vergroot. Meer specificaties
vindt u in de technische data.
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
Leidingdiameter (mm)Minimale dikte t (mm)
6,4/9,5/12,70,80
15,90,99
19,1/22,20,80
28,60,99
34,91,21
41,31,43
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten)
gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal
te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina29.
F: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de BP-unit
moet gebaseerd zijn op de totale capaciteit van de aangesloten
binnenunits (alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten).
Totale
capaciteitsindex
van aangesloten
binnenunits
20~6212,76,4
63~14915,99,5
150~20819,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
a Buitenunit
b Hoofdleidingen
c Vergroot bij een equivalente leidinglengte van ≥90m
d Eerste koelmiddelaftakkit
e Binnenunit
Vergroot
HP-klasseLeidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
819,1 → 22,29,5 → 12,7
1022,2 → 25,4
12+1428,6
1628,6 → 31,8
(a)
(b)
(a)
12,7 → 15,9
18~2215,9 → 19,1
2434,9
26~3434,9 → 38,1
36~5441,3
(a) Als de maat van de vergroting NIET beschikbaar is, dan
moet u de standaardmaat gebruiken. Andere combinaties
dan hiervoor aangegeven zijn verboden. Maar zelfs bij
gebruik van de standaardmaat mag de equivalente
leidinglengte meer dan 90m bedragen.
(b) Een grotere leidingmaat is niet toegelaten.
(b)
(a)
(b)
19,1 → 22,2
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor
R410A moet overeenstemmen met de waarden in de
onderstaande tabel.
Voorbeeld:
Stroomafwaartse capaciteit voor F=capaciteitsindex van unit
4+capaciteitsindex van unit 5
G: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten.
Capaciteitsindex
binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
20, 25, 309,56,4
5012,7
609,5
7115,9
5.3.3Koelmiddelaftaksets selecteren
INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere
vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina14.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de
volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld:
refnet-verbinding a).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
5 Voorbereiding
Ø22.2 mm
Ø28.6 mm
Ø19.1 mm
a
A
hijklmn
BCDEFG
p
bcdef
1234567
8
g
H1
H2
Type capaciteit buitenunit (HP)2 leidingen
12~22KHRQ22M64T
24~54KHRQ22M75T
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakset op
basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de
eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Capaciteitsindex binnenunit2 leidingen
<200KHRQ22M20T
200≤x<290KHRQ22M29T9
290≤x<640KHRQ22M64T
≥640KHRQ22M75T
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit2 leidingen
<200KHRQ22M29H
200≤x<290
290≤x<640KHRQ22M64H
≥640KHRQ22M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9 of
groter is, is KHRQ22M75H vereist.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
▪ Keuze van een leidingset voor aansluiting van meerdere
buitenunits. Kies uit de volgende tabel volgens het aantal
buitenunits.
Aantal buitenunitsNaam aftakset
2BHFQ22P1007
3BHFQ22P1517
Voor de RYYQ22~54-modellen, die bestaan uit twee of drie RYMQmodules, is een systeem met 3 leidingen vereist. Voor dergelijke
modules is er een bijkomende vereffeningsleiding (naast de
conventionele gas- en vloeistofleidingen). Voor units van het type
RYYQ8~20 of RXYQ8~54 is er geen dergelijke vereffeningsleiding.
De aansluitingen van de vereffeningsleiding voor de verschillende
RYMQ-modules vindt u in de tabel hierna.
RYMQDiameter vereffeningsleiding (mm)
819,1
10~1622,2
18~2028,6
Bepalen van de diameter van de vereffeningsleiding:
▪ 3 multi-units: neem de aansluitdiameter van de buitenunit op het
T-stuk.
▪ 2 multi-units: de aansluitleiding moet de grootste diameter
hebben.
De vereffeningsleiding wordt nooit aangesloten op de binnenunits.
Voorbeeld: (vrije multi-combinatie)
RYMQ8+RYMQ12+RYMQ18. Grootste aansluiting is Ø28,6
(RYMQ18); Ø22,2 (RYMQ12) en Ø19,1 (RYMQ8). In de afbeelding
hierna wordt alleen de vereffeningsleiding afgebeeld.
(a)
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met
R410A.
5.3.4Over de leidinglengte
INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere
vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Zorg ervoor dat u bij de installatie van de leidingen binnen de
maximaal toegestane leidinglengte blijft. Dit geldt ook voor het
hoogteverschil en de leidinglengte na de aftakking zoals hierna
aangegeven. We bespreken drie mogelijkheden, waaronder een
combinatie van VRVDX-binnenunits met Hydrobox-units of RADXbinnenunits.
Definities
TermDefinitie
Reële leidinglengteLeidinglengte tussen buitenunit
(a)
en
binnenunits.
Equivalente
leidinglengte
(b)
Leidinglengte tussen buitenunit
binnenunits.
Totale leidinglengte Totale leidinglengte van de buitenunit
(a)
en
(a)
naar alle binnenunits.
H1Hoogteverschil tussen buiten- en
binnenunits.
H2Hoogteverschil tussen binnen- en
binnenunits.
H3Hoogteverschil tussen buiten- en
buitenunits.
H4Hoogteverschil tussen buitenunit en BP-
unit.
H5Hoogteverschil tussen BP-unit en BP-unit.
H6Hoogteverschil tussen BP-unit en RADX-
binnenunit.
(a) Als de systeemcapaciteit >20HP is, meet dan opnieuw "de
eerste buitenaftakking gezien vanuit de binnenunit".
(b) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor
berekeningsdoeleinden van equivalente leidinglengte, niet
voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
5.3.5Leidinglengte: Alleen VRV DX
Voor systeem met alleen VRVDX-binnenunits:
Systeemsetup
VoorbeeldBeschrijving
Voorbeeld 1,1
Eén buitenunit
Aftakking met refnetverbinding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
a
b
cdef
i
k
j
g h
AB
123456
7 8
H1
H2
a
c
bdefig h
1234567
8
H1
H2
a
A
hijklmn
BCDEFG
p
bcdef
1234567
8
g
t
u
r
s
H1
H3
a
jk
b
123456
7 8
cdefg h
t
u
r
s
BA
H1
H3
H2
a
b
1234567
8
cdefg hi
t
u
r
s
H1
H3
rs
u
t
VoorbeeldBeschrijving
Voorbeeld 1,2
Eén buitenunit
Aftakking met refnetverbinding en refnetverdeler
Voorbeeld 1,3
Eén buitenunit
Aftakking met refnetverdeler
Voorbeeld 2,1
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnetverbinding
Voorbeeld 2,2
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnetverbinding en refnetverdeler
Voorbeeld 2,3
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnetverdeler
Reële
leidinglengte
165m/135m
Voorbeeld 1,1
▪ unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤165m
Voorbeeld 1,2
▪ unit6: a+b+h≤165m
▪ unit8: a+i+k≤165m
Voorbeeld 1,3
▪ unit8: a+i≤165m
Voorbeeld 2,1
▪ unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤135m
Equivalente
190m/160m
lengte
Totale
leidinglengte
1000m/500m
Voorbeeld 1,1
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤1000m
Voorbeeld 2,1
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤500m
▪ Tussen buitenaftakking en buitenunit (alleen wanneer >20HP)
Reële
leidinglengte
10m
Voorbeeld 3
▪ r, s, t≤10m; u≤5m
Equivalente
13m
lengte
Maximaal toegestaan hoogteverschil
H1≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
Voorbeeld 3
Met standaard multilayout
Binnenunit
Refnet-verbinding
Refnet-verdeler
Leidingkit voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Maximaal toegestane lengte
▪ Tussen buiten- en binnenunits (enkelvoudige/multi-combinaties)
Voorwaardelijke verlenging tot 90m is mogelijk zonder
bijkomende optieset:
▪ Wanneer de buitenlocatie hoger is dan de binnenlocatie:
verlenging mogelijk tot 90 m en volgende 2voorwaarden
moeten zijn vervuld:
▪ Vergroting vloeistofleiding (zie tabel "Vergroting" in "E:
Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit" op
pagina15).
▪ Specifieke instelling op buitenunit is vereist (zie [2‑49] in
"7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina43).
▪ Wanneer de buitenlocatie lager is dan de binnenlocatie:
verlenging mogelijk tot 90 m en volgende 6voorwaarden
moeten zijn vervuld:
(a) Als de maat van de vergroting NIET beschikbaar is, dan
moet u de standaardmaat gebruiken. Andere combinaties dan
hiervoor aangegeven zijn verboden. Maar zelfs bij gebruik van
de standaardmaat mag de maximaal toegestane lengte na de
eerste aftakking worden vergroot als aan alle andere
voorwaarden is voldaan.
Voorbeeld: unit8: b+c+d+e+f+g+p≤90m en b+c+d+e+f+g
>40m; vergroot de leidingmaat van b, c, d, e, f, g.
c Wanneer de diameter is vergroot (stapb), moet de leidinglengte
als dubbel worden geteld (behalve voor de hoofdleiding en de
leidingen die niet vergroot zijn).
De totale leidinglengte moet binnen de beperkingen blijven (zie
tabel hiervoor).
H1≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
H2≤15m
5.3.6Leidinglengte: VRV DX en Hydrobox
Voor systeem met VRVDX-binnenunits en Hydrobox:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Maximaal toegestane lengte na aftakking
Leidinglengte vanaf de eerste koelmiddelaftakset tot de binnenunit
≤40 m.
Voorbeeld 1: unit 8: b+c+d+e+f+g+p≤40m
Voorbeeld 2: unit 6: b+h≤40m, unit 8: i+k≤40m
Voorbeeld 3: unit 8: i≤40m, unit 2: c≤40m
5.3.7Leidinglengte: VRV DX en RA DX
Voor systeem met VRVDX-binnenunits en RADX-binnenunits:
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
H5
H4
a
c
fe
h
H1
BP16
i
j
g
bd
AB
7
k
l
BP2
5
4
321
H2
H6
4
23
4
1
1234
3
2
1
1.2.
C
C
A
A
B
b
a1
a2
a2
12 HP FXTQ80 FXTQ80 FXTQ80 FXTQ80
14 HP FXTQ100 FXTQ80 FXTQ100 FXTQ80
16 HP FXTQ100 FXTQ100 FXTQ100 FXTQ100
10 HP FXTQ63 FXTQ63 FXTQ63 FXTQ63
8 HP FXTQ50 FXTQ50 FXTQ50 FXTQ50
Systeemsetup
Verdeler
BP-box
1~5 RADX-binnenunits
6,7 VRVDX-binnenunits
Maximaal toegestane lengte
▪ Tussen buitenunit en binnenunit.
Reële leidinglengte 100m
Voorbeeld:
a+b+g+l≤100m
Equivalente
(a)
lengte
120m
Totale leidinglengte 250m
Voorbeeld:
a+b+d+g+l+k+c+e+f+h+i+j≤250m
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor
berekeningsdoeleinden).
▪ Tussen BP-unit en binnenunit.
Capaciteitsindex binnenunitLeidinglengte
<602~15m
602~12m
712~8m
Opmerking: Minimaal toegestane lengte tussen buitenunit en
eerste koelmiddelaftakset>5 m (geluid van koelmiddel van de
buitenunit kan worden overgedragen).
Voorbeeld: a>5m
Maximaal toegestaan hoogteverschil
H1≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
H2≤15m
H4≤40m
H5≤15m
H6≤5m
Maximaal toegestane lengte na aftakking
Leidinglengte vanaf de eerste koelmiddelaftakset tot de binnenunit
≤50m.
Voorbeeld: b+g+l≤50m
Als de leidinglengte tussen de eerste aftakking en de BP-unit of
VRV DX-binnenunit meer dan 20 m is, moet de diameter van de
gas- en vloeistofleidingen tussen de eerste aftakking en de BP-unit
of VRVDX-binnenunit worden vergroot. Als de leidingdiameter van
de vergrootte leiding groter is dan de diameter van de leiding voor
de eerste aftakset, dan is voor deze laatste ook een grotere
vloeistof- en gasleiding vereist.
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden de volgende vereisten.
Mogelijke combinaties
FXTQ-binnenunits kunnen niet worden gecombineerd met andere
types binnenunit die compatibel zijn met de buitenunit. Alleen de
volgende combinaties van buitenunit-binnenunit zijn toegelaten:
BuitenunitFXTQ50 FXTQ63FXTQ80 FXTQ100
RYYQ8/RXYQ84× O———
RYYQ10/RXYQ10—4× O——
RYYQ12/RXYQ12——4× O—
RYYQ14/RXYQ14——2× O2× O
RYYQ16/RXYQ16———4× O
Systeemlay-out (2 mogelijkheden)
A Leiding tussen buitenunit en eerste koelmiddelaftakset
B Leiding tussen koelmiddelaftaksets
C Leiding tussen koelmiddelaftakset en binnenunits
a1, a2 Refnet-verbindingen
b Refnet-verdeler
Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de
volgende vereisten.
Maximum leidinglengten
1 Langste leiding (reëel)≤120m
2 Na eerste aftakking≤40m
3 Totale leidinglengte≤300m
Maximum hoogteverschil
1 Binnenunit-buitenunit (buitenunit laagste)≤40m
2 Buitenunit-binnenunit (buitenunit hoogste)≤50m
3 Binnenunit-binnenunit≤15m
A: Leiding tussen buitenunit en eerste koelmiddelaftakset
Gebruik de volgende diameters:
Type capaciteit
buitenunit (HP)
819,19,5
1022,29,5
12~1628,612,7
B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Gebruik de volgende diameters:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
19
5 Voorbereiding
a
b
b
a
b
a
a
b
a
b
b
a
a
bbb
a
bbb
a
b
a
b
a
b
a
a
a
≥200 mm
a
b
≤2 m
a
≤2 m≤2 m
≥200 mm
≥200 mm
b
>2 m>2 m
Type capaciteit
buitenunit (HP)
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
8+1022,29,5
1228,612,7
14+1628,615,9
C: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof,
gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
BinnenunitLeidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
FXTQ5015,99,5
FXTQ6315,99,5
FXTQ8019,19,5
FXTQ10022,29,5
a1, a2: Refnet-verbindingen
Type capaciteit buitenunit (HP)Refnet-verbinding
8+10KHRQ22M29T9
12~16KHRQ22M64T
b: Refnet-verdeler
Type capaciteit buitenunit (HP)Refnet-verdeler
8+10KHRQ22M64H
12~16KHRQ22M75H
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ Sluit de afsluiter en de leiding tussen buitenunits altijd aan zoals in
de 4 juiste mogelijkheden van de onderstaande afbeelding om te
voorkomen dat olie bij de verstgelegen buitenunit blijft staan.
Hoeveelheid extra koelmiddel
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits moet extra koelmiddel aan het
systeem worden toegevoegd.
Totale hoeveelheid koelmiddel systeem = Z = O+R+P
O Standaard fabrieksvulling van buitenunit
R Extra hoeveelheid koelmiddel volgens diameter/lengte
vloeistofleiding en specifieke hoeveelheid voor buitenunit.
Zie "6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet
worden"op pagina29.
P Extra hoeveelheid koelmiddel door het gebruik van FXTQ-
binnenunits. P=ΣT
T Extra hoeveelheid koelmiddel voor elke gebruikte
binnenunit (afhankelijk van type)
1..4
BinnenunitT (kg)
FXTQ500,6
FXTQ630,5
FXTQ800,9
FXTQ1001,1
5.3.9Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs
▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de
leidingen blijft staan.
Patroon 1Patroon 2
a Naar binnenunit
b Olie hoopt zich op bij de verstgelegen buitenunit wanneer
het systeem stopt
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ Als de leidinglengte tussen de buitenunits langer dan 2m is, moet
de gasleiding 200mm of meer oplopen binnen een lengte van 2m
vanaf de set.
AlsDan
≤2m
>2m
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
ABC
a bc
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de
installatie beperkingen op de volgorde van de
aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits.
Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit
van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende
beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunits
b Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits
(tweede aftakking)
5.4De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
Norm die de beperkingen vastlegt voor
spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en
flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur
met een nominale stroom ≤75A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
ModelZ
RYYQ8/RYMQ8/RXYQ8—1216
RYYQ10/RYMQ10/RXYQ10—564
RYYQ12/RYMQ12/RXYQ12—615
RYYQ14/RYMQ14/RXYQ14—917
RYYQ16/RYMQ16/RXYQ16—924
RYYQ18/RYMQ18/RXYQ18—873
kleiner dan of gelijk
sys
.
max
(Ω)Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
ModelZ
(Ω)Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
RYYQ20/RYMQ20/RXYQ20—970
RYYQ22/RXYQ22—1179
RYYQ24/RXYQ24—2140
RYYQ26/RXYQ26—1532
RYYQ28/RXYQ28—1539
RYYQ30/RXYQ30—1488
RYYQ32/RXYQ32—1848
RYYQ34/RXYQ34—1797
RYYQ36/RXYQ36—1894
RYYQ38/RXYQ38—2750
RYYQ40/RXYQ40—2052
RYYQ42/RXYQ42—2412
RYYQ44/RXYQ44—2463
RYYQ46/RXYQ46—2765
RYYQ48/RXYQ48—2772
RYYQ50/RXYQ50—2721
RYYQ52/RXYQ52—2670
RYYQ54/RXYQ54—2619
INFORMATIE
Multi-units zijn standaardcombinaties.
5.4.2Vereisten voor beveiligingen
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
Voor standaardcombinaties
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
6 Installatie
14×14×
8~12 HP14~20 HP
2×
8~12 HP
SW8
6×
14~20 HP
SW8
ModelMinimum
circuitampère
RYYQ46/RXYQ4689,0A100A
RYYQ48/RXYQ4893,0A125A
RYYQ50/RXYQ5097,0A125A
RYYQ52/RXYQ52101,0A125A
RYYQ54/RXYQ54105,0A125A
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380-415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximumlengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor andere combinaties dan de standaard
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering
FormuleTel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat
met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen
capaciteit van de zekeringen.
Voorbeeld Combinatie van de RXYQ30 met behulp van de
RXYQ8, RXYQ10, en RXYQ12.
▪ Minimum circuitampère van de RXYQ8=16,1A
▪ Minimum circuitampère van de RXYQ10=22,0A
▪ Minimum circuitampère van de RXYQ12=24,0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de
RXYQ30=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1
(62,1×1,1)=68,31A, zodat de aanbevolen capaciteit
van de zekering 80A is.
Aanbevolen
zekeringen
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische
componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.2Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina22.
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de
hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische
componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen
tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina40.
6.2.2Elektrische componentenkast van de
buitenunit openen
OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast
niet wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel
vervormen, waardoor er water in de kast kan
binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering
door reststroom alleen die van het snelle type met een
nominale stroomsterkte van 300 mA.
6Installatie
6.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Het bevat informatie over:
▪ Units openen
▪ Buitenunit monteren
▪ Koelmiddelleiding aansluiten
▪ Koelmiddelleiding controleren
▪ Koelmiddel bijvullen
▪ Elektrische bedrading aansluiten
6.2De units openen
6.2.1De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
a
b
c
d
e
≥100 mm
≥100 mm
*
729
≤613
≥929
≥AB
AA
a
(mm)
20 mm
a
OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel van de elektronische
componentenkast op dat de afdichting onderaan de
achterkant van het deksel niet vast komt te zitten en naar
binnen wordt geplooid.
a Deksel elektrische componentenkast
b Voorkant
c Klemmenstrook voeding
d Afdichtingsmateriaal
e Vocht en vuil kan binnendringen
X Niet toegelaten
O Toegelaten
6.3De buitenunit monteren
6.3.1De installatiestructuur voorzien
Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige
ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
Ondersteun niet alleen de hoeken van de unit wanneer de
installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze
nog 20mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
OPMERKING
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig water rond de unit af te voeren. Bij
verwarmen bij buitentemperaturen onder nul zal het
afgevoerde water van de buitenunit bevriezen. Als u
geen maatregelen neemt voor de afvoer van het water,
kan het heel glad worden rondom de unit.
▪ Wanneer u de unit in een corrosieve omgeving
installeert, moet u een moer met een plastic vulring (a)
gebruiken om de moer te beschermen tegen roest.
6.4Koelmiddelleidingen aansluiten
6.4.1Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
X Niet toegelaten
O Toegelaten (* = voorkeurinstallatie)
▪ De hoogte van de fundering moet minstens 150mm van de vloer
zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger
worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de
omstandigheden.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het
grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
HPAAAB
8~12766992
14~2010761302
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
Gebruik enkel met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
6 Installatie
ab
c
c
b
a
1
1
1
1
22
≤Ø25.4>Ø25.4
a
a
AB
7.5°
7.5°
>120 mm
>500 mm
6.4.2Over het aansluiten van de
koelmiddelleidingen
Controleer of de buiten- en binnenunits zijn geïnstalleerd voordat u
de koelmiddelleiding aansluit.
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ Koelmiddelleiding routeren en op de buitenunit aansluiten
▪ Buitenunit beschermen tegen vervuiling
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits aansluiten
▪ Koelmiddelaftakset aansluiten
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
6.4.3Koelmiddelleidingen leggen
De koelmiddelleidingen kunnen aan de voor- of zijkant worden
aangesloten (wanneer ze er langs onder worden uitgehaald) zoals
aangegeven op de afbeelding hierna.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de
leiding met gepast isolatiemateriaal worden
beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt
met de behuizing.
De aansluiting van de afsluiters op de lokale leiding kan worden
uitgevoerd met behulp van de als accessoire meegeleverde
accessoireleidingen.
De aansluitingen op de aftaksets zijn voor rekening van de
installateur (lokale leiding).
a Aansluiting aan de linkerkant
b Aansluiting aan de voorkant
c Aansluiting aan de rechterkant
Voor aansluitingen aan de zijkant, moet de uitbreekopening in de
bodemplaat worden geopend:
a Grote uitbreekopening
b Boor
c Punten voor boren
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
6.4.5Installatie van de leidingset voor
meerdere aansluitingen
OPMERKING
Een verkeerde installatie kan een slechte werking van de
buitenunit veroorzaken.
▪ Installeer de verbindingen horizontaal met het
waarschuwingslabel (a) op de verbinding bovenaan.
▪ De verbinding mag niet meer dan 7,5° hellen (zie zicht A).
▪ Installeer de verbinding niet verticaal (zie zicht B).
a Waarschuwingslabel
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ De totale lengte van de op de verbinding aangesloten leiding moet
meer dan 500mm volledig recht zijn. Een recht deel van meer
dan 500mm is alleen mogelijk als u een rechte lokale leiding van
meer dan 120mm aansluit.
6.4.4Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
INFORMATIE
Alle lokale leidingen tussen units zijn lokaal te voorzien,
behalve de accessoireleidingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
a
abcde
f
f
c
d
a
b
6.4.6Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen
AansluitingBeschrijving
Aansluiting aan de
voorkant
Breek de uitbreekopeningen in het
voorpaneel open om de aansluitingen uit te
voeren.
Aansluiting aan de
onderkant
Breek de uitbreekopeningen in het onderste
frame open en geleid de leiding onder de
onderkant.
6.4.7Koelmiddelaftakset aansluiten
Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de
installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
Voorbeeld: leidingen naar buiten voeren aan de voorkant.
a Dicht de met "" aangegeven delen af. (Wanneer de
leiding via het voorpaneel naar buiten wordt gevoerd.)
▪ Gebruik alleen schone leidingen.
▪ Houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen.
▪ Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een
muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen.
6.4.9Het uiteinde van een buis solderen
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20kPa (d.w.z.
net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Drukreduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
a Horizontaal oppervlak
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd
6.4.8Bescherming tegen verontreiniging
Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende tabel om te
vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmeth
Buitenunit>1maandDe leiding
BinnenunitOngeacht de periode
Blokkeer alle gaten in de openingen voor het naar buiten voeren van
de leidingen en de bedrading met afdichtingsmateriaal (lokaal te
voorzien) (anders daalt de capaciteit van de unit en kunnen kleine
dieren in de machine binnendringen).
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
ode
dichtknijpen
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
6 Installatie
ab
cde
1
2
3
4
c
d
a
b
p<p
>
R410AN2
bce
a
fg
d
AB
▪ Controleer na het vastdraaien van het afsluiterdeksel op
koelmiddellekken.
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om een Ø19,1mm~Ø25,4mm afsluiter volledig te openen, draai de
zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is
bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en
breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
OPMERKING
Deze waarden voor het aanhaalmoment gelden alleen
voor het openen van Ø19,1~Ø25,4mm afsluiters.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø12,78,1~9,918,0~22,0
Ø15,913,5~16,56mm23,0~27,0
Ø19,127,0~33,08mm22,5~27,5
Ø25,4
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
KlephuisZeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)
6.4.11Dichtgeknepen leidingen verwijderen
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Zorg dat u het niet beschadigt.
▪ Draai het afsluiterdeksel na gebruik van de afsluiter goed vast. Zie
de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
a Reduceerklep
b Stikstof
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
Zijn de werkzaamheden aan
de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of
buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure:
"Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure:
"Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas-, vloeistof-
en vereffeningsafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik
hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een
kniptang).
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
alle olie kon worden afgetapt.
6.5De koelmiddelleiding controleren
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn
alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van
de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en
vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk
wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en
vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale
stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21]
(zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 41). Deze instelling
opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen
kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn
aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de buitenunit klaar is met initialiseren om
instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 28
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
C
D
bce
a
g
h
f
d
AB
6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter vereffeningsleiding (alleen voor RYMQ)
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
KlepStand van de klep
Klep AOpen
Klep BOpen
Klep COpen
Klep DOpen
Afsluiter vloeistofleidingGesloten
Afsluiter gasleidingGesloten
Afsluiter vereffeningsleidingGesloten
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd
eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen
ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina27).
6.5.4Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
6.5.5Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd
voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie
anders "6.5.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina27 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar/5Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.2 Over koelmiddel
bijvullen"op pagina29 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
3 Verwijder alle stikstofgas.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar/5 Torr).
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
leidingverbindingen.
6.6Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C75% tot 80% RV15mm
>30°C≥80% RV20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan.
VochtigheidMinimumdikte
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
b
a
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.
6.7Koelmiddel bijvullen
6.7.1Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te
vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de
unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid koelmiddel (zie naamplaatje
op de unit) in de unit worden gebracht alvorens de
automatische vulfunctie kan worden gebruikt.
6.7.2Over koelmiddel bijvullen
Zodra het vacuümdrogen beëindigd is, kan extra koelmiddel worden
bijgevuld.
Er zijn twee manieren om extra koelmiddel bij te vullen.
Adding refrigerant using the automatic refrigerant charging
function is not possible when Hydrobox units or RA DX
indoor units are connected to the system.
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij
grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel
vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas automatisch of
handmatig te vullen. Deze stap staat in de onderstaande procedure
(zie "6.7.5 Koelmiddel vullen" op pagina 32). U kunt deze stap
overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
U vindt een overzicht van de mogelijkheden en de vereiste stappen
in het stroomschema (zie "6.7.4Koelmiddel vullen:
Stroomschema"op pagina30).
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits moet u de
voeding van alle buitenunits inschakelen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de
compressor niet voordat de communicatie tussen de
buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot
stand is gebracht.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay
van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat
u de vulprocedure begint (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 41). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "10.2 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina53.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten binnenunits worden herkend
(zie [1‑10], [1‑38] en [1‑39] in "7.2.7 Stand 1: Controle
instellingen"op pagina42).
6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
moet worden
INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere
vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
OPMERKING
De hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder
dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat als de berekende
totale hoeveelheid koelmiddel gelijk aan of meer is dan 95
kg, u uw systeem met meerdere buitenunits moet opdelen
in kleinere onafhankelijke systemen met elk minder dan 95
kg koelmiddel. Zie het naamplaatje van de unit voor de
fabrieksvulling.
Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel=R (kg). R moet worden
afgerond in eenheden van 0,1 kg.