Daikin RYYQ8T7Y1B, RYYQ10T7Y1B, RYYQ12T7Y1B, RYYQ14T7Y1B, RYYQ16T7Y1B Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRV IV-systeem airconditioner
RYYQ8T7Y1B RYYQ10T7Y1B RYYQ12T7Y1B RYYQ14T7Y1B RYYQ16T7Y1B RYYQ18T7Y1B RYYQ20T7Y1B     RYMQ8T7Y1B RYMQ10T7Y1B RYMQ12T7Y1B RYMQ14T7Y1B RYMQ16T7Y1B RYMQ18T7Y1B RYMQ20T7Y1B     RXYQ8T7Y1B9 RXYQ10T7Y1B RXYQ12T7Y1B RXYQ14T7Y1B RXYQ16T7Y1B RXYQ18T7Y1B RXYQ20T7Y1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRV IV-systeem airconditioner
Nederlands

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 De buitenunit uitpakken............................................................. 8
3.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen ............................... 8
3.4 Accessoireleidingen: Diameters ................................................ 8
3.5 Transportbeveiliging verwijderen............................................... 9
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatielabel: Buitenunit....................................................... 9
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 9
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 10
4.5 Units en opties combineren....................................................... 10
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 10
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 10
4.5.3 Mogelijke combinaties van buitenunits ....................... 10
4.5.4 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 10
5 Voorbereiding 11
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 11
5.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 11
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 11
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 12
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 13
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 14
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 14
5.3.2 Leidingmaat selecteren............................................... 14
5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 15
5.3.4 Over de leidinglengte.................................................. 16
5.3.5 Leidinglengte: Alleen VRV DX .................................... 16
5.3.6 Leidinglengte: VRV DX en Hydrobox.......................... 18
5.3.7 Leidinglengte: VRV DX en RA DX .............................. 18
5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-binnenunits ............ 19
5.3.9 Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs ................... 20
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 21
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 21
5.4.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 21
6 Installatie 22
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 22
6.2 De units openen ........................................................................ 22
6.2.1 De buitenunit openen.................................................. 22
6.2.2 Elektrische componentenkast van de buitenunit
openen ........................................................................ 22
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 23
6.3.1 De installatiestructuur voorzien................................... 23
6.4 Koelmiddelleidingen aansluiten.................................................. 23
6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 23
6.4.2 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 24
6.4.3 Koelmiddelleidingen leggen ......................................... 24
6.4.4 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 24
6.4.5 Installatie van de leidingset voor meerdere
aansluitingen................................................................ 24
6.4.6 Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen................... 25
6.4.7 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 25
6.4.8 Bescherming tegen verontreiniging ............................. 25
6.4.9 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 25
6.4.10 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 25
6.4.11 Dichtgeknepen leidingen verwijderen .......................... 26
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 27
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 27
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 27
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 28
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 28
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 28
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 28
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 29
6.7.1 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 29
6.7.2 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 29
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 29
6.7.4 Koelmiddel vullen: Stroomschema............................... 30
6.7.5 Koelmiddel vullen......................................................... 32
6.7.6 Stap 6a: Koelmiddel automatisch vullen...................... 33
6.7.7 Stap 6b: Koelmiddel handmatig vullen......................... 34
6.7.8 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ...................... 35
6.7.9 Controles na bijvullen van koelmiddel.......................... 35
6.7.10 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 35
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 35
6.8.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 35
6.8.2 Lokale bedrading: Overzicht ........................................ 36
6.8.3 Over elektrische bedrading .......................................... 36
6.8.4 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 37
6.8.5 Transmissiebedrading routeren en bevestigen............ 37
6.8.6 Transmissiebedrading aansluiten ................................ 38
6.8.7 Transmissiebedrading voltooien .................................. 38
6.8.8 Voeding routeren en bevestigen.................................. 38
6.8.9 Voeding aansluiten ...................................................... 39
7 Configuratie 39
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 39
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 40
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 40
7.2.2 Componenten voor lokale instellingen ......................... 40
7.2.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 40
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 41
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 41
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 41
7.2.7 Stand 1: Controle instellingen ...................................... 42
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 43
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 46
7.3 Energie besparen en optimale werking ...................................... 46
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden .............................. 46
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen....................................... 47
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen................... 48
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen............ 48
7.4 Met behulp van de lekdetectiefunctie ......................................... 49
7.4.1 Over de automatische lekdetectiefunctie..................... 49
7.4.2 Handmatige lektest uitvoeren ...................................... 49
8 Inbedrijfstelling 49
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 49
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 50
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 50
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

8.4 Over proefdraaien ..................................................................... 51
8.5 Proefdraaien.............................................................................. 51
8.6 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien ........ 52
8.7 Gebruik van de unit ................................................................... 52
9 Onderhoud en service 52
9.1 Overzicht: Onderhoud en service.............................................. 52
9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 52
9.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 52
9.3 Over de servicestand ................................................................ 52
9.3.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 52
9.3.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 53
10 Opsporen en verhelpen van storingen 53
10.1 Overzicht: Opsporen en verhelpen van storingen ..................... 53
10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 53
10.3 Storingscodes: Overzicht .......................................................... 53
11 Als afval verwijderen 56
12 Technische gegevens 57
12.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 57
12.2 Afmetingen: Buitenunit .............................................................. 57
12.3 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 58
12.4 Onderdelen: Buitenunit.............................................................. 60
12.5 Onderdelen: Elektrische componentenkast............................... 66
12.6 Leidingschema: Buitenunit ........................................................ 67
12.7 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 70
12.8 Technische specificaties: Buitenunit ......................................... 79
12.9 Capaciteitentabel: Binnenunit.................................................... 81
Voor de gebruiker 82
13 Over het systeem 82
13.1 Systeemlay-out.......................................................................... 82
14 Gebruikersinterface 82
15 Voor het gebruik 82
16 Bediening 83
16.1 Werkingsgebied......................................................................... 83
16.2 Gebruik van het systeem........................................................... 83
16.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 83
16.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 83
16.2.3 Over verwarmen ......................................................... 83
16.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 84
16.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 84
16.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 84
16.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ............................ 84
16.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 84
16.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 85
16.4 Luchtstroomrichting instellen ..................................................... 85
16.4.1 Over de luchtstroomklep ............................................. 85
16.5 Master-gebruikersinterface instellen ......................................... 85
16.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen .................. 85
16.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX en
Hydrobox) ................................................................... 86
16.5.3 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX en
RA DX)........................................................................ 86
16.6 Over besturingssystemen.......................................................... 86
17 Energie besparen en optimale werking 86
17.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ....................................... 87
17.2 Mogelijke comfortinstellingen ..................................................... 87
18 Onderhoud en service 87
18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand.......................... 87
18.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand....................... 87
18.3 Over het koelmiddel ................................................................... 88
18.4 Dienst-na-verkoop en garantie ................................................... 88
18.4.1 Garantieperiode ........................................................... 88
18.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie ............... 88
18.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli.................. 88
18.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli .................. 88
19 Opsporen en verhelpen van storingen 89
19.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 89
19.2 Symptomen die geen storingen van de airconditioner zijn ......... 90
19.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 90
19.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 90
19.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 91
19.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 91
19.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 91
19.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 91
19.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 91
19.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 91
19.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) .................................................................. 91
19.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 91
19.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) ................................................................... 91
19.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit .............................. 91
19.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 91
19.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 91
19.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88".......................... 91
19.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus........................... 91
19.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt........................ 91
19.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 91
20 Verplaatsen 91
21 Als afval verwijderen 92
22 Verklarende woordenlijst 92
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Als Dan
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
staande fles.
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02

2 Over de documentatie

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, technische kenmerken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en behandeling van de buitenunit
▪ Accessoires van de unit verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen
Denk aan de volgende punten:
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Beslis op voorhand waarlangs u de unit naar binnen zult brengen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
3 Over de doos
d
d
b
b d
c
a
c
8~12 HP
14~20 HP
14~20 HP8~12 HP
a d
e
3P328191-1
BE SURE TO FILL OUT THE BLANKS, WHICH ARE NEEDED FOR AFTER-SALE SERVICES.
REQUEST FOR THE INDICATION OF INSTALLATION INFORMATION
1. RECORD OF INDOOR UNIT MODEL AND INSTALLATION SITE
2. RECORD FOR SETTINGS (CONTENTS SEE INSTALLATION MANUAL)
SETTING
40
30
10
2019
9
29
3938
28
8
1817
7
27
3736
26
6
1615
5
25
3534
23 24
4321
INSTALLATION
MODELNAME
No.
12 13 14
504948474645
6059585756
64636261
11
2221
333231
44434241
5554535251
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
3. RECORD OF INSTALLATION DATE
6. AFTER EQUIPPING, PLEASE PUT IT ON THE BACK SIDE OF THE FRONT PLATE.
DAY MONTH YEAR
4. MODEL NAME 5. MANUFACTURING NUMBER
VALUE
REMARK DATE SETTING VALUE REMARK DATE
3P328192-1
3. FOR DETAILS CONCERNING PIPING SELECTION AND CALCULATION OR HOW TO OPERATE THE LEAK DETECTION FUNCTION, PLEASE REFER TO THE INSTALLATION MANUAL.
2. RECORD OF ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGE AMOUNT AND RESULT OF LEAK CHECK OPERATION
REQUEST FOR THE INDICATION OF ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AND LEAK DETECTION OPERATION RESULT
BE SURE TO FILL OUT THE BLANKS, WHICH ARE NEEDED FOR AFTER-SALE SERVICES.
1. CALCULATION OF ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AMOUNT
4. AFTER FILLING IN THIS TABLE, PLEASE PUT IT ON THE SWITCH BOX COVER.
(m) x 0.18(m) x 0.37
kg
OUTDOOR UNIT
(m) x 0.26
(m) x 0.12 (m) x 0.059
(m) x 0.022
ADDITIONAL CHARGING AMOUNT
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O22.2 x 0.37
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O19.1 x 0.26
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O15.9 x 0.18
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O12.7 x 0.12
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O9.5 x 0.059
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O6.4 x 0.022
105%< CR < 130%
50%< CR < 105%
50%< CR < 70% 70%< CR < 85% 85%< CR < 105% 105%< CR < 130%
8HP
Total indoor unit capacity connection ratio (CR)
10-12HP
14-16HP
18-20HP
2.0
1.5
1.5
1.2
1.5
1
1
0.7
1.0
0.5
0.5
0.3
0.5
0
0
0
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0
0
0
Total indoor unit capacity when piping length <30m
Total indoor unit capacity when piping length >30m
kg
1.3
1.1
0.9
RYYQ18-20
RYYQ14-16
RYYQ8~12
kg
ONLY FOR RYYQ8~20 MODELS
DATE AMOUNT
CALCULATE THE ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AMOUNT BASED ON THE FORMULA BELOW BEFORE CHARGING.
SHIPMENT (INDICATED ON THE MACHINE NAMEPLATE) AND THE ADDITIONAL AMOUNT SHOWN AS FOLLOWS :
WHEN RE-CHARGING TOTAL AMOUNT OF REFRIGERANT , CHARGE THE TOTAL OF THE AMOUNT CHARGED AT
RESULT LEAK CHECK
DATE AMOUNT RESULT LEAK CHECK
DATE AMOUNT RESULT LEAK CHECK
DATE AMOUNT RESULT LEAK CHECK
c
b
f g
ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
ID Øb
ID Øa
ID Øb
ID Øa
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 8 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.
a Verpakkingsmateriaal b Draagband c Opening d Beveiliging
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht van de unit goed kan dragen.
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
de pallet blijft zoals hiervoor afgebeeld.

3.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen

Controleer of alle accessoires in de unit zitten.

3.2 De buitenunit uitpakken

Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing c Label hoeveelheid extra koelmiddel d Informatiesticker installatie e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
g Zak met leidingaccessoires

3.4 Accessoireleidingen: Diameters

Accessoireleidingen (mm) HP Øa Øb
Gasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
8 19,1
10 25,4 22,2
12 25,4 28,6
14
16
18
20
8 9,5
10
12 9,5 12,7
14 12,7
16
18 12,7 15,9
20
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02

4 Over de units en opties

ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
1
3 (12.3 N·m)
2
1
3 (12.3 N·m)
2
a b
14~20 HP8~12 HP
Accessoireleidingen (mm) HP Øa Øb
Vereffeningsleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
(a) Alleen voor RYMQ-modellen.
(a)
8 19,1
10
12 19,1 22,2
14
16
18 25,4 28,6
20

3.5 Transportbeveiliging verwijderen

Alleen voor 14~20 HP
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging over de poot van de compressor die de unit beschermt tijdens het transport moet worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Draai de bevestigingsmoer (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bevestigingsmoer (a) opnieuw vast.

4.2 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: R Y Y Q 18 T7 Y1 B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld
Y Y=Warmtepomp (continu verwarmen)
X=Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
Y Y=Alleen paarmodule
M=Alleen multi-module
Q Koelmiddel R410A
18 Capaciteitklasse
T7 Modelreeks
Y1 Voeding
B Europese markt
[*] Aanduiding kleine modelwijziging
(a) Voor de RXYQ geldt er geen beperking op het gebruik als
multi-module.
(a)
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.
▪ Welke buitenunits als autonome units moeten worden gebruikt, en
welke buitenunits kunnen worden gecombineerd.

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft het VRV IV, volledig door inverter aangedreven warmtepompsysteem.
Verkrijgbare modellen:
Model Beschrijving
RYYQ8~20
RYYQ22~54
RXYQ8~20 Enkel model niet-continu verwarmen.
RXYQ22~54 Multi model niet-continu verwarmen
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de geselecteerde buitenunit. Dit wordt in deze montagehandleiding aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde modellen.
Deze units zijn bedoeld voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld voor warmtepomptoepassingen, waaronder lucht/lucht- en lucht/ watertoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 63 kW en de koelcapaciteit van 22,4 tot 56 kW. Bij combinatie van meerdere units kan de verwarmingscapaciteit gaan tot 168kW en tot 150kW voor koelen.
(a)
(a)
(a) De RYYQ-modellen bieden een ononderbroken comfort
Enkel model continu verwarmen.
Multi model continu verwarmen (bestaande uit 2 of 3 RYMQ modules).
(bestaande uit 2 of 3 RXYQ modules).
tijdens het ontdooien.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
4 Over de units en opties
g
c
g g
h
g g
c c cd
f
eb
i
a
De buitenunit is ontworpen om te verwarmen bij een omgevingstemperatuur van –20°CWB tot 15,5°C WB en te koelen bij een omgevingstemperatuur van –5°CDB tot 43°CDB.

4.4 Systeemlay-out

INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina10 voor meer informatie.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmtepompsysteem. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen).
▪ SA/RA (Sky Air/Residential Air) directe-expansiebinnenunits (DX)
(lucht/luchttoepassingen). Hierna naar verwezen als RA DX­binnenunits.
▪ Hydrobox (lucht/watertoepassingen): Alleen HXY080/125-reeks.
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-set+EKEQ-box vereist,
afhankelijk van toepassing.
▪ Luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYQ/CAV-reeks (Biddle),
afhankelijk van toepassing.

4.5.3 Mogelijke combinaties van buitenunits

Mogelijke autonome buitenunits
Niet-continu verwarmen Continu verwarmen
RXYQ8 RYYQ8
RXYQ10 RYYQ10
RXYQ12 RYYQ12
RXYQ14 RYYQ14
RXYQ16 RYYQ16
RXYQ18 RYYQ18
RXYQ20 RYYQ20
a VRV IV-warmtepomp buitenunit b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d VRV LT Hydrobox (HXY080/125) e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX))
g Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
h Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
i Keuzeschakelaar koelen/verwarmen op afstandsbediening

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
To be sure your system setup (outdoor unit+indoor unit(s)) will work, you have to consult the latest technical engineering data for VRV IV heat pump.
Het VRV IV-warmtepompsysteem kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buiten­binnen, gebruik van één buitenunit, gebruik van meerdere buitenunits, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de technische data.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Mogelijke standaardcombinaties van buitenunits
▪ RXYQ22~54 bestaat uit 2 of 3 RXYQ8~20-units.
▪ RYYQ22~54 bestaat uit 2 of 3 RYMQ8~20-units.
▪ RYYQ8~20-units kunnen niet worden gecombineerd.
▪ RYMQ8~20-units kunnen niet als autonome buitenunit worden
gebruikt.
Niet-continu verwarmen Continu verwarmen
RXYQ22 = RXYQ10 + 12 RYYQ22 = RYMQ10 + 12
RXYQ24 = RXYQ8 + 16 RYYQ24 = RYMQ8 + 16
RXYQ26 = RXYQ12 + 14 RYYQ26 = RYMQ12 + 14
RXYQ28 = RXYQ12 + 16 RYYQ28 = RYMQ12 + 16
RXYQ30 = RXYQ12 + 18 RYYQ30 = RYMQ12 + 18
RXYQ32 = RXYQ16 + 16 RYYQ32 = RYMQ16 + 16
RXYQ34 = RXYQ16 + 18 RYYQ34 = RYMQ16 + 18
RXYQ36 = RXYQ16 + 20 RYYQ36 = RYMQ16 + 20
RXYQ38 = RXYQ8 + 10 + 20 RYYQ38 = RYMQ8 + 10 + 20
RXYQ40 = RXYQ10 + 12 + 18 RYYQ40 = RYMQ10 + 12 + 18
RXYQ42 = RXYQ10 + 16 + 16 RYYQ42 = RYMQ10 + 16 + 16
RXYQ44 = RXYQ12 + 16 + 16 RYYQ44 = RYMQ12 + 16 + 16
RXYQ46 = RXYQ14 + 16 + 16 RYYQ46 = RYMQ14 + 16 + 16
RXYQ48 = RXYQ16 + 16 + 16 RYYQ48 = RYMQ16 + 16 + 16
RXYQ50 = RXYQ16 + 16 + 18 RYYQ50 = RYMQ16 + 16 + 18
RXYQ52 = RXYQ16 + 18 + 18 RYYQ52 = RYMQ16 + 18 + 18
RXYQ54 = RXYQ18 + 18 + 18 RYYQ54 = RYMQ18 + 18 + 18

4.5.4 Mogelijke opties voor de buitenunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02

5 Voorbereiding

Koelmiddelaftakset
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H
KHRQ22M64H
KHRQ22M75H
Refnet-verbinding KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
KHRQ22M64T
KHRQ22M75T
Zie "5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 15 voor de selectie van de optimale aftakset.
Leidingset voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Aantal buitenunits Modelnaam
2 BHFQ22P1007
3 BHFQ22P1517
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving Modelnaam
Keuzeschakelaar koelen/ verwarmen
Printplaat omschakelen koelen/ verwarmen
Met optionele montagekast voor de schakelaar
KRC19-26A
BRP2A81
KJB111A
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 De installatieplaats voorbereiden

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de wetgeving ter zake.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
Verwarmingstapekit
Om de afvoeropeningen in een koud klimaat met een hoge vochtigheid vrij te houden, kunt u een set met een verwarmingslint installeren. In dat geval moet u ook de printplaatset voor de verwarmingstape installeren.
Beschrijving Modelnaam
Verwarmingstapeset voor 8~12HP
Verwarmingstapeset voor 14~20HP
Printplaatset verwarmingstape EKBPHPCBT
Zie ook: "5.2.2Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten"op pagina12.
EKBPH012T
EKBPH020T
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
c
b e
(mm)
b
c
a
a
b
c
d
c
d
a Pc of radio b Zekering c Aardlekbeveiliging d Gebruikersinterface e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de toegestane veiligheidslimiet te houden wanneer zich een koelmiddellek zou voordoen. Zie "Over voorzorgsmaatregelen
voor koelmiddellekken"op pagina13.
VOORZICHTIG
Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ De luchtinlaat van de unit mag niet tegen de windrichting in gericht
zijn. Frontale wind belemmert de werking van de unit. Breng indien nodig een windscherm aan om de wind te blokkeren.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat in de constructie water komt te staan.
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind

5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt bij lage buitentemperaturen, moet u op de volgende punten letten.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
INFORMATIE
Raadpleeg uw dealer voor instructies voor de installatie van de sneeuwbeschutting.
OPMERKING
Blokkeer de luchtstroom van de unit NIET wanneer u een sneeuwbeschutting installeert.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
OPMERKING
T
AO
(°C WB)
a b
20
15.5 15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10 15 20 25
27
30
T
AI
(°C DB)
b
a
Wanneer de unit bij een lage buitentemperatuur en een hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, neem dan voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit 5 dagen in deze omgeving met een hoge vochtigheidsgraad (>90%) moet werken, beveelt Daikin de installatie van de optionele kit met een verwarmingslint (EKBPH012T of EKBPH020T) aan om de afvoeropeningen vrij te houden. In dat geval moet u ook de printplaatset voor de verwarmingstape installeren (EKBPHPCBT).

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het airconditioningsysteem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
5 Voorbereiding
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Bijgevulde hoeveelheid (hoeveelheid
koelmiddel die ter plaatse is bijgevuld overeenkomstig de lengte of de diameter van de koelmiddelleidingen)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44 kg/m3.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
5 Voorbereiding
a
b
A
B B B
C
D F
G
E
x
y
b
a
3
1 2 4 5
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
Leidingdiameter (mm) Hardingsgraad van het
leidingmateriaal
≤15,9 O (gegloeid)
≥19,1 1/2H (halfhard)
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).

5.3.2 Leidingmaat selecteren

INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
1,2 VRVDX-binnenunit
3 BP-box 4,5 RADX-binnenunit a,b Binnenaftakset x,y Set voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
Type capaciteit buitenunit (HP)
8 19,1 9,5
10 22,2 9,5
12~16 28,6 12,7
18~22 28,6 15,9
24 34,9 15,9
26~34 34,9 19,1
36~54 41,3 19,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
D: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5
150≤x<200 19,1
200≤x<290 22,2
290≤x<420 28,6 12,7
420≤x<640 15,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
a
e
b c
d
Capaciteitsindex
binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
640≤x<920 34,9 19,1
≥920 41,3
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=capaciteitsindex van unit 1
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=capaciteitsindex van unit
1+capaciteitsindex van unit 2
E: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de binnenunit moet dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de binnenunit (wanneer de binnenunit een VRV DX-binnenunit of Hydrobox is).
Capaciteitsindex
binnenunit
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
200 19,1
250 22,2
▪ Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en de
binnenunits 90 m of meer bedraagt, moeten dikkere hoofdleidingen (zowel gaszijdig als vloeistofzijdig) worden gebruikt. Afhankelijk van de lengte van de leiding kan de capaciteit afnemen. Maar zelfs in een dergelijk geval moet de maat van de hoofdleidingen worden vergroot. Meer specificaties vindt u in de technische data.
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Leidingdiameter (mm) Minimale dikte t (mm)
6,4/9,5/12,7 0,80
15,9 0,99
19,1/22,2 0,80
28,6 0,99
34,9 1,21
41,3 1,43
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina29.
F: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
De leidingdiameter voor rechtstreekse aansluiting op de BP-unit moet gebaseerd zijn op de totale capaciteit van de aangesloten binnenunits (alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten).
Totale
capaciteitsindex van aangesloten
binnenunits
20~62 12,7 6,4
63~149 15,9 9,5
150~208 19,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
a Buitenunit
b Hoofdleidingen
c Vergroot bij een equivalente leidinglengte van ≥90m
d Eerste koelmiddelaftakkit
e Binnenunit
Vergroot
HP-klasse Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
8 19,1 → 22,2 9,5 → 12,7
10 22,2 → 25,4
12+14 28,6
16 28,6 → 31,8
(a)
(b)
(a)
12,7 → 15,9
18~22 15,9 → 19,1
24 34,9
26~34 34,9 → 38,1
36~54 41,3
(a) Als de maat van de vergroting NIET beschikbaar is, dan
moet u de standaardmaat gebruiken. Andere combinaties dan hiervoor aangegeven zijn verboden. Maar zelfs bij gebruik van de standaardmaat mag de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedragen.
(b) Een grotere leidingmaat is niet toegelaten.
(b)
(a)
(b)
19,1 → 22,2
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor R410A moet overeenstemmen met de waarden in de onderstaande tabel.
Voorbeeld:
Stroomafwaartse capaciteit voor F=capaciteitsindex van unit 4+capaciteitsindex van unit 5
G: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Alleen wanneer RADX-binnenunits zijn aangesloten.
Capaciteitsindex
binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
20, 25, 30 9,5 6,4
50 12,7
60 9,5
71 15,9

5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren

INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina14.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld: refnet-verbinding a).
Type capaciteit buitenunit (HP) 2 leidingen
8~10 KHRQ22M29T9
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
5 Voorbereiding
Ø22.2 mm
Ø28.6 mm
Ø19.1 mm
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
Type capaciteit buitenunit (HP) 2 leidingen
12~22 KHRQ22M64T
24~54 KHRQ22M75T
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Capaciteitsindex binnenunit 2 leidingen
<200 KHRQ22M20T
200≤x<290 KHRQ22M29T9
290≤x<640 KHRQ22M64T
≥640 KHRQ22M75T
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit 2 leidingen
<200 KHRQ22M29H
200≤x<290
290≤x<640 KHRQ22M64H
≥640 KHRQ22M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9 of
groter is, is KHRQ22M75H vereist.
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
▪ Keuze van een leidingset voor aansluiting van meerdere
buitenunits. Kies uit de volgende tabel volgens het aantal buitenunits.
Aantal buitenunits Naam aftakset
2 BHFQ22P1007
3 BHFQ22P1517
Voor de RYYQ22~54-modellen, die bestaan uit twee of drie RYMQ­modules, is een systeem met 3 leidingen vereist. Voor dergelijke modules is er een bijkomende vereffeningsleiding (naast de conventionele gas- en vloeistofleidingen). Voor units van het type RYYQ8~20 of RXYQ8~54 is er geen dergelijke vereffeningsleiding.
De aansluitingen van de vereffeningsleiding voor de verschillende RYMQ-modules vindt u in de tabel hierna.
RYMQ Diameter vereffeningsleiding (mm)
8 19,1
10~16 22,2
18~20 28,6
Bepalen van de diameter van de vereffeningsleiding:
▪ 3 multi-units: neem de aansluitdiameter van de buitenunit op het
T-stuk.
▪ 2 multi-units: de aansluitleiding moet de grootste diameter
hebben.
De vereffeningsleiding wordt nooit aangesloten op de binnenunits.
Voorbeeld: (vrije multi-combinatie)
RYMQ8+RYMQ12+RYMQ18. Grootste aansluiting is Ø28,6 (RYMQ18); Ø22,2 (RYMQ12) en Ø19,1 (RYMQ8). In de afbeelding hierna wordt alleen de vereffeningsleiding afgebeeld.
(a)
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met R410A.

5.3.4 Over de leidinglengte

INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
Zorg ervoor dat u bij de installatie van de leidingen binnen de maximaal toegestane leidinglengte blijft. Dit geldt ook voor het hoogteverschil en de leidinglengte na de aftakking zoals hierna aangegeven. We bespreken drie mogelijkheden, waaronder een combinatie van VRVDX-binnenunits met Hydrobox-units of RADX­binnenunits.
Definities
Term Definitie
Reële leidinglengte Leidinglengte tussen buitenunit
(a)
en
binnenunits.
Equivalente leidinglengte
(b)
Leidinglengte tussen buitenunit binnenunits.
Totale leidinglengte Totale leidinglengte van de buitenunit
(a)
en
(a)
naar alle binnenunits.
H1 Hoogteverschil tussen buiten- en
binnenunits.
H2 Hoogteverschil tussen binnen- en
binnenunits.
H3 Hoogteverschil tussen buiten- en
buitenunits.
H4 Hoogteverschil tussen buitenunit en BP-
unit.
H5 Hoogteverschil tussen BP-unit en BP-unit.
H6 Hoogteverschil tussen BP-unit en RADX-
binnenunit.
(a) Als de systeemcapaciteit >20HP is, meet dan opnieuw "de
eerste buitenaftakking gezien vanuit de binnenunit".
(b) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).

5.3.5 Leidinglengte: Alleen VRV DX

Voor systeem met alleen VRVDX-binnenunits:
Systeemsetup
Voorbeeld Beschrijving
Voorbeeld 1,1
Eén buitenunit
Aftakking met refnet­verbinding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
a
b
c d e f
i
k
j
g h
A B
1 2 3 4 5 6
7 8
H1
H2
a
c
b d e fig h
1 2 3 4 5 6 7
8
H1
H2
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
t
u
r
s
H1
H3
a
j k
b
1 2 3 4 5 6
7 8
c d e f g h
t
u
r
s
BA
H1
H3
H2
a
b
1 2 3 4 5 6 7
8
c d e f g h i
t
u
r
s
H1
H3
r s
u
t
Voorbeeld Beschrijving
Voorbeeld 1,2
Eén buitenunit
Aftakking met refnet­verbinding en refnet­verdeler
Voorbeeld 1,3
Eén buitenunit
Aftakking met refnet­verdeler
Voorbeeld 2,1
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnet­verbinding
Voorbeeld 2,2
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnet­verbinding en refnet­verdeler
Voorbeeld 2,3
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnet­verdeler
Reële leidinglengte
165m/135m
Voorbeeld 1,1
▪ unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤165m
Voorbeeld 1,2
▪ unit6: a+b+h≤165m
▪ unit8: a+i+k≤165m
Voorbeeld 1,3
▪ unit8: a+i≤165m
Voorbeeld 2,1
▪ unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤135m
Equivalente
190m/160m
lengte
Totale leidinglengte
1000m/500m
Voorbeeld 1,1
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤1000m
Voorbeeld 2,1
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤500m
▪ Tussen buitenaftakking en buitenunit (alleen wanneer >20HP)
Reële leidinglengte
10m
Voorbeeld 3
▪ r, s, t≤10m; u≤5m
Equivalente
13m
lengte
Maximaal toegestaan hoogteverschil
H1 ≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
Voorbeeld 3
Met standaard multi­layout
Binnenunit Refnet-verbinding Refnet-verdeler Leidingkit voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Maximaal toegestane lengte
▪ Tussen buiten- en binnenunits (enkelvoudige/multi-combinaties)
Voorwaardelijke verlenging tot 90m is mogelijk zonder bijkomende optieset:
▪ Wanneer de buitenlocatie hoger is dan de binnenlocatie:
verlenging mogelijk tot 90 m en volgende 2voorwaarden moeten zijn vervuld:
▪ Vergroting vloeistofleiding (zie tabel "Vergroting" in "E:
Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit" op pagina15).
▪ Specifieke instelling op buitenunit is vereist (zie [2‑49] in
"7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina43).
▪ Wanneer de buitenlocatie lager is dan de binnenlocatie:
verlenging mogelijk tot 90 m en volgende 6voorwaarden moeten zijn vervuld:
▪ 40~60 m: minimum aansluitverhouding aangesloten:
80%.
▪ 60~65 m: minimum aansluitverhouding aangesloten:
90%.
▪ 65~80 m: minimum aansluitverhouding aangesloten:
100%.
▪ 80~90 m: minimum aansluitverhouding aangesloten:
110%.
▪ Vergroting vloeistofleiding (zie tabel "Vergroting" in "E:
Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit" op pagina15).
▪ Specifieke instelling op buitenunit is vereist (zie [2‑35] in
"7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op pagina43).
H2 ≤30m
H3 ≤5m
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
5 Voorbereiding
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
1
2 3
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
a
b
c d e f
i
k
j
g h
A B
1 2 3 4 5 6
7 8
H1
H2
a
c
b d e fig h
1 2 3 4 5 6 7
8
H1
H2
Maximaal toegestane lengte na aftakking
Leidinglengte vanaf de eerste koelmiddelaftakset tot de binnenunit ≤40 m.
Voorbeeld 1.1: unit 8: b+c+d+e+f+g+p≤40m
Voorbeeld 1.2: unit 6: b+h≤40m, unit 8: i+k≤40m
Voorbeeld 1.3: unit 8: i≤40m
Een verlenging is wel mogelijk als alle onderstaande voorwaarden vervuld zijn. In dit geval kan de beperking worden uitgebreid tot 90m.
1 Buitenunits 2 Refnet-verbindingen (A~G) 3 Binnenunit (1~8)
Voorwaarden:
a De leidinglengte tussen alle binnenunits tot de dichtstbijzijnde
aftakset is ≤40m.
Voorbeeld: h, i, j … p≤40m
b De diameter van de gas- en vloeistofleidingen moet worden
vergroot als de leidinglengte tussen de eerste en de laatste aftakset meer dan 40m bedraagt.
Als de grotere diameter groter is dan die van de hoofdleiding, moet u voor deze laatste ook een grotere diameter nemen.
Vergroot de diameter als volgt:
9,5 → 12,7; 12,7 → 15,9; 15,9 → 19,1; 19,1 → 22,2; 22,2 → 25,4
(a)
; 28,6 → 31,8
(a)
; 34,9 → 38,1
(a)
(a) Als de maat van de vergroting NIET beschikbaar is, dan moet u de standaardmaat gebruiken. Andere combinaties dan hiervoor aangegeven zijn verboden. Maar zelfs bij gebruik van de standaardmaat mag de maximaal toegestane lengte na de eerste aftakking worden vergroot als aan alle andere voorwaarden is voldaan.
Voorbeeld: unit8: b+c+d+e+f+g+p≤90m en b+c+d+e+f+g >40m; vergroot de leidingmaat van b, c, d, e, f, g.
c Wanneer de diameter is vergroot (stapb), moet de leidinglengte
als dubbel worden geteld (behalve voor de hoofdleiding en de leidingen die niet vergroot zijn).
De totale leidinglengte moet binnen de beperkingen blijven (zie tabel hiervoor).
Voorbeeld: a+b×2+c×2+d×2+e×2+f×2+g×2+h+i+j+k+l+m+n +p≤1000m (500m).
d Het verschil in leidinglengte tussen de dichtstbijzijnde
binnenunit vanaf de eerste aftakking tot de buitenunit en de verste binnenunit tot de buitenunit is ≤40m.
Voorbeeld: Verste binnenunit 8. Dichtstbijzijnde binnenunit 1 → (a+b+c+d+e+f+g+p)–(a+h)≤40m.
Systeemsetup
Voorbeeld Beschrijving
Voorbeeld 1
Aftakking met refnet­verbinding
Voorbeeld 2
Aftakking met refnet­verbinding en refnet­verdeler
Voorbeeld 3
Aftakking met refnet­verdeler
1~7 VRVDX-binnenunits
8 Hydrobox-unit (HXY080/125)
Maximaal toegestane lengte
Tussen buiten- en binnenunits.
Reële leidinglengte 135m
Voorbeeld 1:
▪ a+b+c+d+e+f+g+p≤135 m
▪ a+b+c+d+k≤135m
Voorbeeld 2:
▪ a+i+k≤135m
▪ a+b+e≤135m
Voorbeeld 3:
▪ a+i≤135m
▪ a+d≤135m
Equivalente
(a)
lengte
Totale leidinglengte
160m
300m
Voorbeeld 3:
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i≤300m
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden).
Maximaal toegestaan hoogteverschil (op Hydrobox-binnenunit)
H1 ≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
H2 ≤15m

5.3.6 Leidinglengte: VRV DX en Hydrobox

Voor systeem met VRVDX-binnenunits en Hydrobox:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
Maximaal toegestane lengte na aftakking
Leidinglengte vanaf de eerste koelmiddelaftakset tot de binnenunit ≤40 m.
Voorbeeld 1: unit 8: b+c+d+e+f+g+p≤40m
Voorbeeld 2: unit 6: b+h≤40m, unit 8: i+k≤40m
Voorbeeld 3: unit 8: i≤40m, unit 2: c≤40m

5.3.7 Leidinglengte: VRV DX en RA DX

Voor systeem met VRVDX-binnenunits en RADX-binnenunits:
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
H5
H4
a
c
fe
h
H1
BP1 6
i
j
g
b d
A B
7
k
l
BP2
5
4
321
H2
H6
4
2 3
4
1
1 2 3 4
3
2
1
1. 2.
C
C
A
A
B
b
a1
a2
a2
12 HP FXTQ80 FXTQ80 FXTQ80 FXTQ80 14 HP FXTQ100 FXTQ80 FXTQ100 FXTQ80 16 HP FXTQ100 FXTQ100 FXTQ100 FXTQ100
10 HP FXTQ63 FXTQ63 FXTQ63 FXTQ63
8 HP FXTQ50 FXTQ50 FXTQ50 FXTQ50
Systeemsetup
Verdeler
BP-box
1~5 RADX-binnenunits
6,7 VRVDX-binnenunits
Maximaal toegestane lengte
▪ Tussen buitenunit en binnenunit.
Reële leidinglengte 100m
Voorbeeld:
a+b+g+l≤100m
Equivalente
(a)
lengte
120m
Totale leidinglengte 250m
Voorbeeld:
a+b+d+g+l+k+c+e+f+h+i+j≤250m
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden).
▪ Tussen BP-unit en binnenunit.
Capaciteitsindex binnenunit Leidinglengte
<60 2~15m
60 2~12m
71 2~8m
Opmerking: Minimaal toegestane lengte tussen buitenunit en eerste koelmiddelaftakset>5 m (geluid van koelmiddel van de buitenunit kan worden overgedragen).
Voorbeeld: a>5m
Maximaal toegestaan hoogteverschil
H1 ≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
H2 ≤15m
H4 ≤40m
H5 ≤15m
H6 ≤5m
Maximaal toegestane lengte na aftakking
Leidinglengte vanaf de eerste koelmiddelaftakset tot de binnenunit ≤50m.
Voorbeeld: b+g+l≤50m
Als de leidinglengte tussen de eerste aftakking en de BP-unit of VRV DX-binnenunit meer dan 20 m is, moet de diameter van de gas- en vloeistofleidingen tussen de eerste aftakking en de BP-unit of VRVDX-binnenunit worden vergroot. Als de leidingdiameter van de vergrootte leiding groter is dan de diameter van de leiding voor de eerste aftakset, dan is voor deze laatste ook een grotere vloeistof- en gasleiding vereist.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ­binnenunits
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden de volgende vereisten.
Mogelijke combinaties
FXTQ-binnenunits kunnen niet worden gecombineerd met andere types binnenunit die compatibel zijn met de buitenunit. Alleen de volgende combinaties van buitenunit-binnenunit zijn toegelaten:
Buitenunit FXTQ50 FXTQ63 FXTQ80 FXTQ100
RYYQ8/RXYQ8 4× O
RYYQ10/RXYQ10 4× O
RYYQ12/RXYQ12 4× O
RYYQ14/RXYQ14 2× O 2× O
RYYQ16/RXYQ16 4× O
Systeemlay-out (2 mogelijkheden)
A Leiding tussen buitenunit en eerste koelmiddelaftakset B Leiding tussen koelmiddelaftaksets C Leiding tussen koelmiddelaftakset en binnenunits
a1, a2 Refnet-verbindingen
b Refnet-verdeler
Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten.
Maximum leidinglengten
1 Langste leiding (reëel) ≤120m
2 Na eerste aftakking ≤40m
3 Totale leidinglengte ≤300m
Maximum hoogteverschil
1 Binnenunit-buitenunit (buitenunit laagste) ≤40m
2 Buitenunit-binnenunit (buitenunit hoogste) ≤50m
3 Binnenunit-binnenunit ≤15m
A: Leiding tussen buitenunit en eerste koelmiddelaftakset
Gebruik de volgende diameters:
Type capaciteit buitenunit (HP)
8 19,1 9,5
10 22,2 9,5
12~16 28,6 12,7
B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Gebruik de volgende diameters:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
19
5 Voorbereiding
a b
b
a
b
a
a
b
a b
b
a
a
b b b
a
b b b
a
b
a
b
a
b
a
a
a
≥200 mm
a
b
≤2 m
a
≤2 m ≤2 m
≥200 mm
≥200 mm
b
>2 m >2 m
Type capaciteit buitenunit (HP)
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
8+10 22,2 9,5
12 28,6 12,7
14+16 28,6 15,9
C: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Binnenunit Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
FXTQ50 15,9 9,5
FXTQ63 15,9 9,5
FXTQ80 19,1 9,5
FXTQ100 22,2 9,5
a1, a2: Refnet-verbindingen
Type capaciteit buitenunit (HP) Refnet-verbinding
8+10 KHRQ22M29T9
12~16 KHRQ22M64T
b: Refnet-verdeler
Type capaciteit buitenunit (HP) Refnet-verdeler
8+10 KHRQ22M64H
12~16 KHRQ22M75H
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits X Niet toegelaten O Toegelaten
▪ Sluit de afsluiter en de leiding tussen buitenunits altijd aan zoals in
de 4 juiste mogelijkheden van de onderstaande afbeelding om te voorkomen dat olie bij de verstgelegen buitenunit blijft staan.
Hoeveelheid extra koelmiddel
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits moet extra koelmiddel aan het systeem worden toegevoegd.
Totale hoeveelheid koelmiddel systeem = Z = O+R+P
O Standaard fabrieksvulling van buitenunit R Extra hoeveelheid koelmiddel volgens diameter/lengte
vloeistofleiding en specifieke hoeveelheid voor buitenunit. Zie "6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet
worden"op pagina29.
P Extra hoeveelheid koelmiddel door het gebruik van FXTQ-
binnenunits. P=ΣT
T Extra hoeveelheid koelmiddel voor elke gebruikte
binnenunit (afhankelijk van type)
1..4
Binnenunit T (kg)
FXTQ50 0,6
FXTQ63 0,5
FXTQ80 0,9
FXTQ100 1,1

5.3.9 Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs

▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de leidingen blijft staan.
Patroon 1 Patroon 2
a Naar binnenunit
b Olie hoopt zich op bij de verstgelegen buitenunit wanneer
het systeem stopt
X Niet toegelaten O Toegelaten
▪ Als de leidinglengte tussen de buitenunits langer dan 2m is, moet
de gasleiding 200mm of meer oplopen binnen een lengte van 2m vanaf de set.
Als Dan
≤2m
>2m
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
5 Voorbereiding
A B C
a b c
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de installatie beperkingen op de volgorde van de aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits. Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunits
b Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits (tweede aftakking)

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z aan Z
is op het interfacepunt tussen de voeding van de
max
gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑11 = Europese/Internationale Technische
Norm die de beperkingen vastlegt voor spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale stroom ≤75A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde.
Model Z
RYYQ8/RYMQ8/RXYQ8 1216
RYYQ10/RYMQ10/RXYQ10 564
RYYQ12/RYMQ12/RXYQ12 615
RYYQ14/RYMQ14/RXYQ14 917
RYYQ16/RYMQ16/RXYQ16 924
RYYQ18/RYMQ18/RXYQ18 873
kleiner dan of gelijk
sys
.
max
(Ω) Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
Model Z
(Ω) Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
RYYQ20/RYMQ20/RXYQ20 970
RYYQ22/RXYQ22 1179
RYYQ24/RXYQ24 2140
RYYQ26/RXYQ26 1532
RYYQ28/RXYQ28 1539
RYYQ30/RXYQ30 1488
RYYQ32/RXYQ32 1848
RYYQ34/RXYQ34 1797
RYYQ36/RXYQ36 1894
RYYQ38/RXYQ38 2750
RYYQ40/RXYQ40 2052
RYYQ42/RXYQ42 2412
RYYQ44/RXYQ44 2463
RYYQ46/RXYQ46 2765
RYYQ48/RXYQ48 2772
RYYQ50/RXYQ50 2721
RYYQ52/RXYQ52 2670
RYYQ54/RXYQ54 2619
INFORMATIE
Multi-units zijn standaardcombinaties.

5.4.2 Vereisten voor beveiligingen

De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
Voor standaardcombinaties
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
INFORMATIE
Multi-units zijn standaardcombinaties.
Model Minimum
circuitampère
RYYQ8/RYMQ8/RXYQ8 16,1A 20A
RYYQ10/RYMQ10/RXYQ10 22,0A 25A
RYYQ12/RYMQ12/RXYQ12 24,0A 32A
RYYQ14/RYMQ14/RXYQ14 27,0A 32A
RYYQ16/RYMQ16/RXYQ16 31,0A 40A
RYYQ18/RYMQ18/RXYQ18 35,0A 40A
RYYQ20/RYMQ20/RXYQ20 39,0A 50A
RYYQ22/RXYQ22 46,0A 63A
RYYQ24/RXYQ24 46,0A 63A
RYYQ26/RXYQ26 51,0A 63A
RYYQ28/RXYQ28 55,0A 63A
RYYQ30/RXYQ30 59,0A 80A
RYYQ32/RXYQ32 62,0A 80A
RYYQ34/RXYQ34 66,0A 80A
RYYQ36/RXYQ36 70,0A 80A
RYYQ38/RXYQ38 76,0A 100A
RYYQ40/RXYQ40 81,0A 100A
RYYQ42/RXYQ42 84,0A 100A
RYYQ44/RXYQ44 86,0A 100A
Aanbevolen
zekeringen
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21

6 Installatie

14×14×
8~12 HP 14~20 HP
8~12 HP
SW8
14~20 HP
SW8
Model Minimum
circuitampère
RYYQ46/RXYQ46 89,0A 100A
RYYQ48/RXYQ48 93,0A 125A
RYYQ50/RXYQ50 97,0A 125A
RYYQ52/RXYQ52 101,0A 125A
RYYQ54/RXYQ54 105,0A 125A
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380-415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximumlengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor andere combinaties dan de standaard
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering
Formule Tel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen capaciteit van de zekeringen.
Voorbeeld Combinatie van de RXYQ30 met behulp van de
RXYQ8, RXYQ10, en RXYQ12.
▪ Minimum circuitampère van de RXYQ8=16,1A
▪ Minimum circuitampère van de RXYQ10=22,0A
▪ Minimum circuitampère van de RXYQ12=24,0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de RXYQ30=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1 (62,1×1,1)=68,31A, zodat de aanbevolen capaciteit van de zekering 80A is.
Aanbevolen
zekeringen
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.2 Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina22.
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina40.

6.2.2 Elektrische componentenkast van de buitenunit openen

OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast niet wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel vervormen, waardoor er water in de kast kan binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering door reststroom alleen die van het snelle type met een nominale stroomsterkte van 300 mA.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Het bevat informatie over:
▪ Units openen
▪ Buitenunit monteren
▪ Koelmiddelleiding aansluiten
▪ Koelmiddelleiding controleren
▪ Koelmiddel bijvullen
▪ Elektrische bedrading aansluiten

6.2 De units openen

6.2.1 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
a b
c d
e
≥100 mm
≥100 mm
*
729
≤613
≥929
AB
AA
a
(mm)
20 mm
a
OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel van de elektronische componentenkast op dat de afdichting onderaan de achterkant van het deksel niet vast komt te zitten en naar binnen wordt geplooid.
a Deksel elektrische componentenkast
b Voorkant
c Klemmenstrook voeding
d Afdichtingsmateriaal
e Vocht en vuil kan binnendringen
X Niet toegelaten
O Toegelaten

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 De installatiestructuur voorzien

Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
Ondersteun niet alleen de hoeken van de unit wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze nog 20mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
OPMERKING
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig water rond de unit af te voeren. Bij verwarmen bij buitentemperaturen onder nul zal het afgevoerde water van de buitenunit bevriezen. Als u geen maatregelen neemt voor de afvoer van het water, kan het heel glad worden rondom de unit.
▪ Wanneer u de unit in een corrosieve omgeving
installeert, moet u een moer met een plastic vulring (a) gebruiken om de moer te beschermen tegen roest.

6.4 Koelmiddelleidingen aansluiten

6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
X Niet toegelaten
O Toegelaten (* = voorkeurinstallatie)
▪ De hoogte van de fundering moet minstens 150mm van de vloer
zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de omstandigheden.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
HP AA AB
8~12 766 992
14~20 1076 1302
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
Gebruik enkel met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
6 Installatie
a b
c
c
b
a
1
1
1
1
2 2
≤Ø25.4 >Ø25.4
a
a
A B
7.5°
7.5°
>120 mm
>500 mm

6.4.2 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Controleer of de buiten- en binnenunits zijn geïnstalleerd voordat u de koelmiddelleiding aansluit.
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ Koelmiddelleiding routeren en op de buitenunit aansluiten
▪ Buitenunit beschermen tegen vervuiling
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits aansluiten
▪ Koelmiddelaftakset aansluiten
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen

6.4.3 Koelmiddelleidingen leggen

De koelmiddelleidingen kunnen aan de voor- of zijkant worden aangesloten (wanneer ze er langs onder worden uitgehaald) zoals aangegeven op de afbeelding hierna.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
OPMERKING
▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het
uitvoeren van lokale leidingwerken.
▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
De aansluiting van de afsluiters op de lokale leiding kan worden uitgevoerd met behulp van de als accessoire meegeleverde accessoireleidingen.
De aansluitingen op de aftaksets zijn voor rekening van de installateur (lokale leiding).
a Aansluiting aan de linkerkant
b Aansluiting aan de voorkant
c Aansluiting aan de rechterkant
Voor aansluitingen aan de zijkant, moet de uitbreekopening in de bodemplaat worden geopend:
a Grote uitbreekopening
b Boor
c Punten voor boren
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.

6.4.5 Installatie van de leidingset voor meerdere aansluitingen

OPMERKING
Een verkeerde installatie kan een slechte werking van de buitenunit veroorzaken.
▪ Installeer de verbindingen horizontaal met het
waarschuwingslabel (a) op de verbinding bovenaan.
▪ De verbinding mag niet meer dan 7,5° hellen (zie zicht A).
▪ Installeer de verbinding niet verticaal (zie zicht B).
a Waarschuwingslabel X Niet toegelaten O Toegelaten
▪ De totale lengte van de op de verbinding aangesloten leiding moet
meer dan 500mm volledig recht zijn. Een recht deel van meer dan 500mm is alleen mogelijk als u een rechte lokale leiding van meer dan 120mm aansluit.

6.4.4 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

INFORMATIE
Alle lokale leidingen tussen units zijn lokaal te voorzien, behalve de accessoireleidingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
a
a b c d e
f
f
c
d
a
b

6.4.6 Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen

Aansluiting Beschrijving
Aansluiting aan de voorkant
Breek de uitbreekopeningen in het voorpaneel open om de aansluitingen uit te voeren.
Aansluiting aan de onderkant
Breek de uitbreekopeningen in het onderste frame open en geleid de leiding onder de onderkant.

6.4.7 Koelmiddelaftakset aansluiten

Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
Voorbeeld: leidingen naar buiten voeren aan de voorkant.
a Dicht de met " " aangegeven delen af. (Wanneer de
leiding via het voorpaneel naar buiten wordt gevoerd.)
▪ Gebruik alleen schone leidingen.
▪ Houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen.
▪ Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een
muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen.

6.4.9 Het uiteinde van een buis solderen

▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20kPa (d.w.z.
net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Drukreduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.
a Horizontaal oppervlak
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd

6.4.8 Bescherming tegen verontreiniging

Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
Buitenunit >1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
Blokkeer alle gaten in de openingen voor het naar buiten voeren van de leidingen en de bedrading met afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien) (anders daalt de capaciteit van de unit en kunnen kleine dieren in de machine binnendringen).
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
<1maand De leiding

6.4.10 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
ode
dichtknijpen
dichtknijpen of met kleefband afdichten
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
6 Installatie
a b
cde
1
2
3
4
c
d
a
b
p<p
>
R410AN2
b c e
a
f g
d
A B
▪ Controleer na het vastdraaien van het afsluiterdeksel op
koelmiddellekken.
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om een Ø19,1mm~Ø25,4mm afsluiter volledig te openen, draai de zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
OPMERKING
Deze waarden voor het aanhaalmoment gelden alleen voor het openen van Ø19,1~Ø25,4mm afsluiters.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø12,7 8,1~9,9 18,0~22,0
Ø15,9 13,5~16,5 6mm 23,0~27,0
Ø19,1 27,0~33,0 8mm 22,5~27,5
Ø25,4
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
Klephuis Zeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)

6.4.11 Dichtgeknepen leidingen verwijderen

WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de onderstaande procedure kan leiden tot schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Zorg dat u het niet beschadigt.
▪ Draai het afsluiterdeksel na gebruik van de afsluiter goed vast. Zie
de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
a Reduceerklep b Stikstof
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
Zijn de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure: "Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure: "Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas-, vloeistof-
en vereffeningsafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet alle olie kon worden afgetapt.

6.5 De koelmiddelleiding controleren

Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 41). Deze instelling opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de buitenunit klaar is met initialiseren om instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 28 voor meer informatie over de stand van de kleppen.
6.5.1 Over het controleren van de
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
koelmiddelleidingen

6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen

Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina28).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
6 Installatie
p<p
>
R410AN2
C
D
b c e
a
g
h
f
d
A B

6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding g Afsluiter gasleiding h Afsluiter vereffeningsleiding (alleen voor RYMQ)
A Klep A B Klep B C Klep C D Klep D
Klep Stand van de klep
Klep A Open
Klep B Open
Klep C Open
Klep D Open
Afsluiter vloeistofleiding Gesloten
Afsluiter gasleiding Gesloten
Afsluiter vereffeningsleiding Gesloten
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina27).

6.5.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).

6.5.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders "6.5.1 Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina27 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–⁠1,007bar/5Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.2 Over koelmiddel
bijvullen"op pagina29 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
3 Verwijder alle stikstofgas.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–⁠1,007bar/5 Torr).
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
leidingverbindingen.

6.6 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm
>30°C ≥80% RV 20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan.
Vochtigheid Minimumdikte
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
6 Installatie
b
a
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.7 Koelmiddel bijvullen

6.7.1 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv. na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de oorspronkelijke hoeveelheid koelmiddel (zie naamplaatje op de unit) in de unit worden gebracht alvorens de automatische vulfunctie kan worden gebruikt.

6.7.2 Over koelmiddel bijvullen

Zodra het vacuümdrogen beëindigd is, kan extra koelmiddel worden bijgevuld.
Er zijn twee manieren om extra koelmiddel bij te vullen.
Methode Zie
Automatisch vullen "6.7.6Stap 6a: Koelmiddel automatisch
vullen"op pagina33
Handmatig vullen "6.7.7Stap 6b: Koelmiddel handmatig
vullen"op pagina34
INFORMATIE
Adding refrigerant using the automatic refrigerant charging function is not possible when Hydrobox units or RA DX indoor units are connected to the system.
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas automatisch of handmatig te vullen. Deze stap staat in de onderstaande procedure (zie "6.7.5 Koelmiddel vullen" op pagina 32). U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
U vindt een overzicht van de mogelijkheden en de vereiste stappen in het stroomschema (zie "6.7.4 Koelmiddel vullen:
Stroomschema"op pagina30).
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits moet u de voeding van alle buitenunits inschakelen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet voordat de communicatie tussen de buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat u de vulprocedure begint (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 41). Als een storingscode wordt
weergegeven, zie "10.2 Problemen op basis van
storingscodes oplossen"op pagina53.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten binnenunits worden herkend (zie [1‑10], [1‑38] en [1‑39] in "7.2.7 Stand 1: Controle
instellingen"op pagina42).

6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden

INFORMATIE
Bij gebruik van FXTQ-binnenunits gelden andere vereisten. Zie "5.3.8 Vereisten in het geval van FXTQ-
binnenunits"op pagina19.
OPMERKING
De hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder dan 100 kg bedragen. Dit betekent dat als de berekende totale hoeveelheid koelmiddel gelijk aan of meer is dan 95 kg, u uw systeem met meerdere buitenunits moet opdelen in kleinere onafhankelijke systemen met elk minder dan 95 kg koelmiddel. Zie het naamplaatje van de unit voor de fabrieksvulling.
Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel=R (kg). R moet worden afgerond in eenheden van 0,1 kg.
R=[(X1×Ø22,2)×0,37+(X2×Ø19,1)×0,26+(X3×Ø15,9)×0,18+(X4×Ø12,7 )×0,12+(X5×Ø9,5)×0,059+(X6×Ø6,4)×0,022]+A+B
X
=Totale lengte (m) van vloeistofleiding maat Øa
1...6
Leidinglengte Totale capaciteit
≤30m 50%≤CR≤105% 0 0,5
binnenunits
(a)
CR
105%<CR≤130% 0,5 1
Parameter A (kg)
8 HP 10~16 HP 18~20 HP
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B VRV IV-systeem airconditioner 4P370475-1A – 2016.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Loading...
+ 67 hidden pages