Daikin RGSQH10S18AA9W Installation manuals [nl]

Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Geothermische ROTEX HPU
RGSQH10S18AA9W
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Geothermische ROTEX HPU
Nederlands
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de installateur.................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 4
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 5
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 5
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur .. 6
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Binnenunit.................................................................................. 7
3.2.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 7
3.2.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen ............. 7
4 Over de units en opties 7
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 7
4.2 Identificatie ................................................................................ 7
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 8
4.3 Mogelijke opties voor de binnenunit .......................................... 8
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 9
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 9
5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen............................ 9
5.2.1 Een enkele kamer....................................................... 9
5.2.2 Meerdere kamers – 1 AWT-zone................................ 11
5.2.3 Meerdere kamers – Twee AWT-zones ....................... 13
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 14
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 15
5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank ...... 15
5.4.2 De gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank....................................................... 15
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 16
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 16
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 16
5.5 De energiemeting instellen ........................................................ 16
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 16
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 16
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 17
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 17
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 17
5.6.1 Continue vermogenbeperking..................................... 17
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale inputs
ingeschakeld ............................................................... 18
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 18
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen................................. 18
6 Voorbereiding 19
6.1 Overzicht: Voorbereiding ........................................................... 19
6.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 19
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 19
6.3 De leidingen voorbereiden......................................................... 19
6.3.1 Circuitvereisten ........................................................... 19
6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen ................................................................... 21
6.3.3 Het watervolume van het ruimteverwarmingscircuit
en het pekelcircuit controleren .................................... 21
6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen.................. 22
6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................ 23
6.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 23
6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 23
6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief 24
6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren .......................................... 25
6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren......................... 25
7 Installatie 26
7.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 26
7.2 De units openen ........................................................................ 26
7.2.1 Over het openen van de units..................................... 26
7.2.2 De binnenunit openen................................................. 26
7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit
openen ........................................................................ 26
7.3 De binnenunit monteren ............................................................ 27
7.3.1 Over het monteren van de binnenunit......................... 27
7.3.2 De binnenunit plaatsen ............................................... 27
7.4 De pekelleidingen aansluiten..................................................... 28
7.4.1 Over het aansluiten van de pekelleidingen................. 28
7.4.2 De pekelleiding aansluiten.......................................... 28
7.4.3 Het pekelcircuit vullen................................................. 29
7.4.4 De drukveiligheidsklep op de afvoer aan de
pekelzijde aansluiten................................................... 29
7.4.5 De pekelleidingen isoleren.......................................... 29
7.5 De waterleidingen aansluiten .................................................... 30
7.5.1 Over het aansluiten van de waterleidingen................. 30
7.5.2 De waterleidingen aansluiten...................................... 30
7.5.3 De drukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten.......... 30
7.5.4 Het ruimteverwarmingscircuit vullen ........................... 31
7.5.5 De tank voor warm tapwater vullen............................. 31
7.5.6 De waterleidingen isoleren.......................................... 31
7.5.7 De hercirculatieleiding aansluiten ............................... 31
7.5.8 De afvoerslang aansluiten .......................................... 31
7.6 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 32
7.6.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 32
7.6.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 32
7.6.3 De elektrische bekabeling op de binnenunit
aansluiten.................................................................... 32
7.6.4 De hoofdvoeding aansluiten ....................................... 34
7.6.5 De afstandstemperatuursensor aansluiten ................. 34
7.6.6 De gebruikersinterface aansluiten .............................. 34
7.6.7 De afsluiter aansluiten ................................................ 36
7.6.8 De elektrische meters aansluiten................................ 36
7.6.9 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 36
7.6.10 De alarm-output aansluiten......................................... 36
7.6.11 De AAN/UIT-output van de ruimteverwarming
aansluiten.................................................................... 37
7.6.12 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten.................................................................... 37
7.6.13 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten.................................................................... 37
7.7 De installatie van de binnenunit voltooien ................................. 37
7.7.1 Het deksel van de gebruikersinterface op de
binnenunit bevestigen ................................................. 37
7.7.2 De binnenunit sluiten .................................................. 37
8 Configuratie 38
8.1 Overzicht: Configuratie .............................................................. 38
8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................ 38
8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken................. 38
8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 39
8.1.4 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor
de eerste maal onder spanning zetten........................ 40
8.2 Basisconfiguratie ....................................................................... 40
8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum.............................. 40
8.2.2 Snelle wizard: Standaard............................................ 40
8.2.3 Snelle wizard: Opties .................................................. 43
8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) .............. 45
2
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming ........................ 45
8.2.6 Het warm tapwater regelen......................................... 48
8.2.7 Contact/helpdesknummer........................................... 49
8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie.............................. 50
8.3.1 De ruimteverwarming: geavanceerd........................... 50
8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd.................. 52
8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen ..................... 55
8.3.4 De systeeminstellingen............................................... 56
8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen....................... 59
8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen ...................... 60
9 Inbedrijfstelling 62
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 62
9.2 Checklist vooraleer proef te draaien.......................................... 62
9.3 Ontluchtingsfunctie op het ruimteverwarmingscircuit ................ 62
9.3.1 Handmatig ontluchten................................................. 62
9.3.2 Automatisch ontluchten............................................... 63
9.3.3 Het ontluchten onderbreken........................................ 63
9.4 Proefdraaien .............................................................................. 63
9.5 Stelmotoren proefdraaien .......................................................... 63
9.5.1 Mogelijke vormen van proefdraaien voor de
stelmotoren ................................................................. 63
9.6 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............................ 63
9.6.1 Een programma voor het drogen van de dekvloer
van de vloerverwarming programmeren ..................... 64
9.6.2 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............. 64
9.6.3 De status raadplegen van het drogen van de
dekvloer van de vloerverwarming ............................... 64
9.6.4 Het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming
onderbreken................................................................ 64
10 Aan de gebruiker overhandigen 65
10.1 De toepasselijke taal op het naamplaatje van de unit kleven .... 65
11 Onderhoud en service 65
11.1 Overzicht: onderhoud en service ............................................... 65
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud................................. 65
11.3 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit ......... 65
11.3.1 De tank voor warm tapwater aflaten ........................... 66
11.4 De tank voor warm tapwater aflaten .......................................... 67
12 Opsporen en verhelpen van storingen 67
12.1 Overzicht: Probleemoplossing ................................................... 67
12.2 Algemene richtlijnen .................................................................. 67
12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen ......................... 68
12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht.... 68
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET (ruimteverwarming of verwarming van het tapwater).. 68
12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............ 68
12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............ 69
12.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep lekt ...................... 69
12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen........................ 69
12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog .......................................................... 69
12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd ......................................................... 69
12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH).................................. 70
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 70
12.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................ 70
14.5 Bedradingsschema .................................................................... 77
14.5.1 Bedradingsschema: Binnenunit .................................. 77
14.6 Technische specificaties............................................................ 84
14.6.1 Technische specificaties: Binnenunit .......................... 84
14.7 Werkingsgebied ......................................................................... 85
14.7.1 Werkingsgebied: Binnenunit ....................................... 85
14.8 ESP-curve ................................................................................. 87
14.8.1 ESP-curve: Binnenunit................................................ 87
15 Verklarende woordenlijst 88
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen
1.1 Over de documentatie
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
Alle handelingen beschreven in de installatiehandleiding moeten
door een erkende installateur uitgevoerd worden.
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
13 Als afval verwijderen 71
14 Technische gegevens 72
14.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 72
14.2 Afmetingen en ruimte voor service ............................................ 72
14.2.1 Afmetingen en ruimte voor service: Binnenunit .......... 72
14.3 Onderdelen ................................................................................ 75
14.3.1 Onderdelen: Schakelkast (binnenunit)........................ 75
14.4 Schema van de leidingen .......................................................... 76
14.4.1 Schema van de leidingen: Binnenunit......................... 76
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2 Voor de installateur
1.2.1 Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door ROTEX gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de ROTEX-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
OPMERKING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
Zit, klim of sta NIET op de unit.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.2.2 Plaats van installatie
Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt.
Controleer of de unit horizontaal staat.
Zorg ervoor dat de vloer waarop de unit geplaatst moet worden,
horizontaal is.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
In mogelijke explosieve omgevingen.
In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.
1.2.3 Koelmiddel
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds de koelmiddelen op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer op gaslekken nadat alle leidingen zijn aangesloten. Gebruik stikstof om op gaslekken te controleren.
4
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Het systeem kan niet met koelmiddel worden gevuld
voordat de lokale bedrading is voltooid.
Koelmiddel vullen mag alleen na een lektest en
vacuümdrogen.
Let op dat de maximum toegestane hoeveelheid nooit
wordt overschreden. Anders bestaat gevaar voor een vloeistofslag.
Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, moet het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
Vul niet meer koelmiddel bij dan de vermelde hoeveelheid om te
voorkomen dat de compressor stukgaat.
Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Vul bij met rechtopstaande fles.
1.2.4 Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5 Water
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83 EC.
1.2.6 Elektrisch
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
staande fles.
Open koelmiddelflessen steeds traag.
Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als u de kraan open laat staan, zal misschien een verkeerde hoeveelheid koelmiddel worden bijgevuld. Nadat de unit is gestopt, zal mogelijk nog meer koelmiddel worden bijgevuld door de druk.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
onderhoudsdeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
5
2 Over de documentatie
WAARSCHUWING
Gebruik ALLEEN koperdraden.
Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie
2.1 Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Document Inhoud… Formaat
Algemene veiligheidsm aatregelen
Installatieha ndleiding van de binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale ROTEX-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
Installatie-instructies
Voorbereiding van de installatie, technische kenmerken, goede praktijken, referentiegegevens enz.
Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en apparatuur te installeren
Papier (in de doos van de binnenunit)
Digitale bestanden op de ROTEX-startpagina
Papier (in de doos van de binnenunit)
Digitale bestanden op de ROTEX-startpagina
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur
Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties De units identificeren
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Probleemoplossing Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
6
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
3 Over de doos
3 Over de doos
3.1 Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site werd geleverd.
Het bevat informatie over:
De units uitpakken en hanteren
De accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
3.2 Binnenunit
3.2.1 De binnenunit uitpakken
3.2.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen
1 Verwijder de schroeven bovenaan de unit.
2 Verwijder het bovenpaneel.
4x
3 Neem de toebehoren eruit.
a
1x
e
1x
4 Plaats het bovenpaneel terug.
b
1x
f
1x
a Algemene veiligheidsmaatregelen b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur c Installatiehandleiding d Gebruiksaanwijzing e Afstandbuitensensor
f Deksel van de gebruikersinterfacekit g Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen h Kabel om pekeldrukschakelaar aan te sluiten
c
1x
g
1x
d
1x
h
1x
4 Over de units en opties
4.1 Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
De binnenunit identificeren
De binnenunit met opties combineren
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
4.2 Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.
7
4 Over de units en opties
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
4.3 Mogelijke opties voor de binnenunit
Gebruikersinterface (RKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
Om beide te hebben:
om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,
om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
RKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlans,
Italiaans.
RKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
RKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
RKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor de aanwijzingen met betrekking tot het installeren, zie
"7.6.6 De gebruikersinterface aansluiten" op pagina 34.
Kamerthermostaat (RKRTWA, RKRTR1)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (RKRTWA) of draadloos (RKRTR1).
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (RKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
Alarm-output
Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT
Omschakeling naar externe warmtebron
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op de startpagina van ROTEX.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina 38.
Kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten (EKGSCONBP1)
Deze kabel kan tevens als toebehoren worden geleverd.
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving moet u een pekeldrukschakelaar plaatsen (ter plaatse te voorzien). Om de pekeldrukschakelaar op de unit aan te sluiten kunt u de kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten gebruiken.
Voor de aanwijzingen voor de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de kabel om de pekeldrukschakelaar aan te sluiten.
OPMERKING
ROTEX adviseert een mechanische pekeldrukschakelaar te gebruiken. Indien een elektrische pekeldrukschakelaar wordt gebruikt, kunnen capacitieve stromen de werking van de flowschakelaar storen en zo een storing in de unit veroorzaken.
8
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van het ROTEX-warmtepompsysteem.
OPMERKING
De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8 Configuratie" op pagina 38.
INFORMATIE
De energiemeetfunctie is NIET van toepassing en/of NIET geldig voor deze unit indien deze wordt berekend door de unit. Indien er optionele externe meters worden gebruikt, is het energiemeetdisplay geldig.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen om de volgende zaken in of op te stellen:
Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen
Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
De tank voor warm tapwater in/opstellen
De energiemeting instellen
Het energieverbruik instellen
Een externe temperatuursensor opstellen
5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen
Het ROTEX-warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
Hoeveel kamers worden er verwarmd door het ROTEX-
warmtepompsysteem?
Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming duidelijk zijn, adviseert ROTEX onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.
5.2.1 Een enkele kamer
Vloerverwarming of radiatoren – Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A B
a
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface,
die als kamerthermostaat gebruikt wordt. Mogelijke installaties:
De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is in de kamer
geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt
De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is bij de
binnenunit geplaatst en wordt als regelaar gebruikt dicht bij de binnenunit + de gebruikersinterface (optionele apparatuur RKRUCBL*) is in de kamer geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
9
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
Vloerverwarming of radiatoren – Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A B
b
a
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat b Draadloze externe kamerthermostaat
De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur RKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
#: [A.2.2.4]
Code: [C-05]
Voordelen
Draadloos. De ROTEX externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Effectiviteit. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteem ontworpen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvector enkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A B
a
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Het signaal om ruimteverwarming te vragen wordt naar een
digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4).
De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale output op de binnenunit (X2M/33 en X2M/34).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
#: [A.2.2.4]
Code: [C-05]
Voordelen
Effectiviteit. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvector enkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
10
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
5.2.2 Meerdere kamers – 1 AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A BC
T
Voordelen
Economisch.
Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
A BC
M2M1
aa
b
a
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface
De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat b Omloopklep
Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming gevraagd wordt.
Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn.
De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke kamerthermostaat moet ingesteld worden om overeen te stemmen met de binnenunit.
De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer: Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A B
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit.
De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert ROTEX de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
C
aa
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
Opstelling
A BC
M1
b
a
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.
Voor elke kamer met vloerverwarming: er is een (ter plaatse te
voorziene) afsluiter voor de vloerverwarming. Deze verhindert dat warm water geleverd wordt wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden.
Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert ROTEX de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Voordelen
Vergeleken met de warmtepompconvectoren voor 1 kamer: Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren instellen.
12
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
Code: [7-02]
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
5.2.3 Meerdere kamers – Twee AWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
Hoofdzone = Zone met de laagste ontwerptemperatuur
Secundaire zone = de andere zone
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
ontwerptemperatuur
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming: 35°C Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren: 45°C
Opstelling
A B
D
c
d
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Gebruikersinterface c Mengklepstation d Drukregelklep
E
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
C
aa
b
Voor de primaire zone:
Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/5 en X2M/7; normaal­dicht-output voor de afsluiters).
De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
Voor de secundaire zone:
De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit:
#: [A.2.1.7]
Code: [C-07]
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Opmerking:
Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt als kamerthermostaatfunctie
Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
Aantal watertemperatuurzones:
#: [A.2.1.8]
1 (2 AWT-zones): Primair + secundair
Code: [7-02] In geval van
warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
#: [A.2.2.5]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvector enkel een thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Code: [C-06] Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
van de primaire zone te volgen. Op het mengklepstation Stel de gewenste
hoofdaanvoerwatertemperatuur
in.
Voordelen
Comfort.
De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
De combinatie van de twee warmteafgeversystemen biedt het
uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming en de snelle luchtopwarming van de warmtepompconvectoren (bv. woonkamer=vloerverwarming en de slaapkamer=convector (geen continue verwarming)).
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Effectiviteit.
Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
Vloerverwarming levert de beste prestaties met ROTEX HPSU.
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
De binnenunitEen op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.
INFORMATIE
Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld. Wanneer de weersafhankelijke werking geactiveerd is, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd ingesteld.
Opstelling
Integreer de extra ketel als volgt:
e
c
a
d
j
b b
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Afsluiter
f Terugslagklep (ter plaatse te voorzien) g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
i Extra ketel (ter plaatse te voorzien) j Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
f
f
g
i
g
FHL1
h
FHL2
FHL3
OPMERKING
Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
ROTEX is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepomp NIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
de warmtepomp.
Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C.
Plaats terugslagkleppen.
Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. De binnenunit is al uitgerust met een expansievat.
Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB).
Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.
Om de warmteafgevers in/op te stellen, zie "5.2 Het
ruimteverwarmingssysteem in/opstellen" op pagina 9.
Configuratie
Via de gebruikersinterface (snelle wizard):
Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de bivalent hysteresis voldoende
differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron
Alleen mogelijk voor een regeling via een externe
kamerthermostaat EN één aanvoerwatertemperatuurzone (zie
"5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in/opstellen" op pagina 9).
Het hulpcontact kan zijn:
Een buitentemperatuurthermostaat
Een stroomtarievencontact
Een handmatig bediend contact
Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:
L
H
Com
Indoor/Auto/Boiler
A
K2AK1A
Indoor
X2M
1234 XY
B
TI
K2AK1A
N
BTIInput ketelthermostaat
A Hulpcontact (normaal dicht) H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
14
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
OPMERKING
Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/ UITgeschakeld wordt.
Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
5.4 De tank voor warm tapwater in/ opstellen
5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank
hgg
a e
M
d
c
b
FHL1
FHL2
UI
f
FHL3
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
Type Mogelijke volumes
Ingebouwde warmtapwatertank 180 l
Tips om energie te besparen
Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand die in de warmtepomp is geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. ROTEX adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseert ROTEX het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Antwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
1 douche=10 min×10 l/min=100 l
nodig? Hoeveel baden zijn er per dag
1 bad=150 l
nodig? Hoeveel water is er per dag
1 gootsteen=2 min×5 l/min=10 l
nodig voor de gootsteen? Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Gemotoriseerde 3-wegklep
f Warmtapwatertank g Afsluiter h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
UI Gebruikersinterface
5.4.2 De gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4 personen) per dag als volgt verdeeld is:
3 douches
1 bad
3 gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater = (3×100 l)+(1×150 l)+(3×10 l)=480 l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
V2=180 l
T
=54°C
2
T1=15°C
Dan is V
=280 l
1
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Formule Voorbeeld
V2=V1×(40T1)/(T2−T1) Als:
=480 l
V
1
=54°C
T
2
T1=15°C
Dan is V
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C) Nodig warmtapwatertankvolume als slechts 1 maal
V
2
opgewarmd Temperatuur warmtapwatertank
T
2
Temperatuur koud water
T
1
=307 l
2
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank
Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
Elektrische back-upverwarming
Voor meer informatie over het optimaliseren van het
energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie
"8 Configuratie" op pagina 38.
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water
Opstelling
e
b
a
f
c
d
a Warmtapwatertank b Warmtapwaterpomp c Douche d Koud water e UITGANG warm tapwater
f Hercirculatieverbinding
Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
Voor meer informatie over het aansluiten van de
hercirculatieverbinding: zie "7 Installatie" op pagina 26.
Configuratie
Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 38.
U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie
Opstelling
g
b
h
a
c e
d
f
a Warmtapwatertank b Warmtapwaterpomp c Verwarmingselement d Terugslagklep e Douche
f Koud water g UITGANG warm tapwater h Hercirculatieverbinding
De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 38.
5.5 De energiemeting instellen
Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
Geproduceerde warmte
Verbruikte energie
U kunt de energiegegevens aflezen:
Voor de ruimteverwarming
Om warm tapwater te produceren
U kunt de energiegegevens aflezen:
Per maand
Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.
5.5.1 Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden tijdens de test “Pomptest (ruimteverwarming)” van de stelmotoren geijkt. De ijking wordt gereset wanneer de software een update krijgt.
De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
Het debiet
Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.
5.5.2 Verbruikte energie
16
De verbruikte energie meten
Ze vereist wel externe energiemeters.
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Op/instelling en configuratie:
Voor de kenmerken van elk type van meter, zie "14 Technische
gegevens" op pagina 72.
Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface. De gegevens over de verbruikte energie zullen alleen beschikbaar zijn indien deze instelling geconfigureerd is.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh­tarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
Sluit de energiemeter aan op X5M/7 en X5M/8.
Energiemetertype
Gebruik een driefasige energiemeter.
Voorbeeld
0
0
5
8
0
5
1
0
a
450896.005
b
c
de
A
A Binnenunit
a Elektriciteitskast (L b Energiemeter (L c Zekering (L d Back-upverwarming (L e Binnenunit (L
1/L2/L3
1/L2/L3
Uitzondering
U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
Aansluiting en instelling:
Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/9 en X5M/10.
In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina 17 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
1/L2/L3
1/L2/L3
/N)
/N)
/N)
/N)
1/L2/L3
/N)
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
Opstelling
Sluit energiemeter 1 aan op X5M/7 en X5M/8.
Sluit energiemeter 2 aan op X5M/9 en X5M/10.
Zie "6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de
uitwendige stelmotoren" op pagina 25.
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen
De besturing van het energieverbruik:
Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de binnenunit en de back­upverwarming).
Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit gedaan moet worden.
Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
worden:
Maximum opgenomen amperage (in A)
Maximum opgenomen vermogen (in kW)
Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden:
Continu
Door digitale inputs
INFORMATIE
Tijdens noodbedrijf kan de besturing energieverbruik
NIET worden gebruikt. Dit is omdat de back­upverwarming een grotere capaciteit heeft dan tijdens de normale werking (9 kW i.p.v. 6 kW) en daarom zal de door de unit berekende nodige stroom kleiner zijn dan de huidig nodige stroom.
Indien de vermogenbeperking is ingeschakeld, worden
watertemperatuurinstelpunten boven 60°C in ruimteverwarming NIET gewaarborgd.
5.6.1 Continue vermogenbeperking
Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.
P
i
DI
a
b
t
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale input (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Op/instelling en configuratie
Geen bijkomend apparatuur nodig.
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in zoals beschreven in "Een
overzichtsinstelling wijzigen" op pagina 39 (voor de beschrijving
van alle instellingen, zie "8 Configuratie" op pagina 38):
Selecteer de stand met voltijdse beperkingSelecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
OPMERKING
Stel een minimum energieverbruik van ±3 kW in om de ruimteverwarming te laten werken en warm tapwater te produceren door minstens stap 1 van de back­upverwarming toe te laten.
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale inputs ingeschakeld
Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem. Het vermogen of de stroom van het volledige ROTEX-systeem wordt dynamisch door digitale inputs beperkt. Het niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
Stroom (in A)Opgenomen vermogen (in kW)
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
B
a
5
4 3 2
A8P
1
b
A
A Binnenunit B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4 digitale inputs) b Back-upverwarming
P
i
DI4
DI3
DI1
Opstelling
Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig.
Er worden maximum vier digitale inputs gebruikt om het
a
b
t
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale inputs (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik)DI4 = strengste beperking (laagst energieverbruik)
Voor de specificaties en de aansluiting van de digitale inputs, zie
"14.5 Bedradingsschema – onderdelen: Binnenunit" op pagina
77.
Configuratie
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing van het energieverbruik in zoals beschreven in "Een overzichtsinstelling
wijzigen" op pagina 39 (voor de beschrijving van alle instellingen,
zie "8 Configuratie" op pagina 38):
Selecteer inschakelen door digitale inputs.
Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke
digitale input overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.
5.6.3 Vermogenbeperking: werking
De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Het beperkt de elektrische verwarming. 2 Zet de elektrische verwarming UIT. 3 Beperkt de compressor. 4 Zet de compressor uit.
Voorbeeld
P
h
d
c
b
a
AB
PhGeproduceerde warmte
Verbruikte energie
C
e
A Compressor B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking b Volledige compressorwerking c Stap 1 back-upverwarming AANgezet d Stap 2 back-upverwarming AANgezet
C
e
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen
Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de binnenomgevingstemperatuur meten. ROTEX adviseert in de volgende gevallen een uitwendige temperatuursensor te gebruiken:
Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden: Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteldDit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebronDit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
Indien dit NIET mogelijk is, adviseert ROTEX een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
18
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
6 Voorbereiding
Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de buitenomgevingstemperatuur.
Opstelling:
Om de afstandstemperatuursensor te installeren, raadpleeg de
installatiehandleiding van de sensor (geleverd als toebehoren).
Om de afstandstemperatuursensor op de binnenunit aan te
sluiten, raadpleeg "7.6.5 De afstandstemperatuursensor
aansluiten" op pagina 34.
Configuratie: Geen.
6 Voorbereiding
6.1 Overzicht: Voorbereiding
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
De installatieplaats voorbereiden
De leidingen voorbereiden
De elektrische bedrading voorbereiden
6.2 De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:

>500
(mm)
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
In de aanwezigheid van dampen van minerale olie, oliespray of -
dampen. De kwaliteit van de onderdelen in kunststof kan verminderen en ze kunnen van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~30°C in de verwarmingsstand.
6.3 De leidingen voorbereiden
6.3.1 Circuitvereisten
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het ruimteverwarmingscircuit genoemd.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
gebruik alleen schone buizen;
houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Wanneer er wordt aangesloten op een open grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
19
6 Voorbereiding
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie "14 Technische
gegevens" op pagina 72 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
Debiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de werking
van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Als het debiet kleiner is, zal debietfout 7H verschijnen en zal de binnenunit stoppen met werken.
Model Minimumdebiet
10 Ruimteverwarmingscircuit: 8 l/min
Pekelcircuit: 25 l/min
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en vloeistoftemperatuur.
Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en pekelcircuit bedraagt 4 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Vloeistoftemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
65°C
70°C
a
h
h
ji
FCU1
h
h
FCU2
FCU3
g
e
f
M
M
c
b bd
e
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Afsluiter
f Gemotoriseerde 3-wegklep g Gemotoriseerde 2-wegklep (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk
i Tank voor warm tapwater j Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus
FHL1
FHL2
FHL3
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer
voor de overdrukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de unit zou druppelen. Zie "7.5.3 De overdrukveiligheidsklep op de
afvoer aansluiten" op pagina 30.
20
WAARSCHUWING
Alle leidingwerk dat is aangesloten op de
pekeldrukveiligheidsklep dient een voortdurende afloop te hebben.
De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep moet
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan bevinden.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is aan de ruimteverwarmingszijde voorzien van een automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinkbekleding. Gebruik NOOIT onderdelen
met een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
6 Voorbereiding
overmatige corrosie optreden. Onderdelen met zinkbekleding in het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen. De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de oxidatie van glycolen,
er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen vervuilen of verstoppen,
gegalvaniseerde leidingen niet worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open te laten, stijgt de waterconcentratie. De antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen moeten worden genomen om te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt blootgesteld aan lucht.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd van de klep maximum 60 seconden bedragen.
Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd" op pagina 52.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
ab
c d
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp
6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
6.3.3 Het watervolume van het ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren
De binnenunit heeft 2 expansievaten van 10 liter, een voor het ruimteverwarmingscircuit en een voor het pekelcircuit.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
controleer het minimum en het maximum watervolume.
U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit.
Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie minimum 20 liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan worden gegarandeerd en instelling [9-04] wordt door de installateur van 1 tot 4°C veranderd, kan het minimumwatervolume verlaagd worden tot 10 liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
21
6 Voorbereiding
T1
e
M1
e
a
c
dd
b
b
a Binnenunit b Warmtewisselaar c Back-upverwarming d Pomp e Afsluiter
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
e
FHL1
f
M2T2M3
f
FHL2
T3
g
FHL3
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafieken om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen. Voor pekel hangt dit af van de pekeltemperatuurverschillen in het systeem. Voorbeeld: doorheen het jaar kan de temperatuur van de pekel schommelen tussen –7°C en 10°C, zoals in grafiek 1, of tussen 0°C en 10°C zoals in grafiek 2.
Grafiek 1: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 17°C
a
2.5
2
1.5
1
0.5
0.3
0
0 400200 600 800 1000
20
a Voordruk (bar) b Maximum watervolume (l)
Ruimteverwarmingsvat 40% propyleenglycol (pekelexpansievat) 30% ethanol (pekelexpansievat)
b
Grafiek 2: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 10°C
a
2.5
2
1.5
1
0.5
0
0 500 1000 1500 1750
20
a Voordruk (bar) b Maximum watervolume (l)
Ruimteverwarmingsvat 40% propyleenglycol (pekelexpansievat) 30% ethanol (pekelexpansievat)
b
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het expansievat
Hoogtever-
schil installa-
(a)
tie
280 l >280 l
7 m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende:
Verlaag de voordruk.
Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7 m Doe het volgende:
Verhoog de voordruk.
Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0 m.
6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
22
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
6 Voorbereiding
6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden
Voorbeeld 1
a
a
a Schräderklep
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100 l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 300 l.
Acties:
Omdat het totale watervolume (300 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (280 l), moet de voordruk verlaagd worden.
De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10)) bar = (0,3+(0/10)) bar=0,3 bar.
Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 350 l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
Omdat 300 l kleiner is dan 350 l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.
6.4 De elektrische bedrading voorbereiden
6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, zal de apparatuur defect raken.
Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze niet in contact kan komen met de buizen of scherpe randen, vooral langs de hogedrukzijde.
Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
23
6 Voorbereiding
WAARSCHUWING
Al de bedrading moet door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende wetgeving.
Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies dienen te voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijvoorbeeld dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk, enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de unitcompressor van de unit niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.
24
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren
Algemene opmerking over afkortingen in dit en de volgende hoofdstukken: E1 = Koelmiddelcyclusonderdelen (bv. compressor) en pekelleidingonderdelen (bv. pekelpomp) E2 = Alle andere onderdelen behalve back-upverwarming E3 = Back-upverwarming
Normale elektrische voeding Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
De elektrische voeding wordt NIET
onderbroken
a
0
0
5
8
0
5
1
0
b
0
0
5
8
0
5
1
0
De elektrische voeding wordt onderbroken
a
0
0
5 8
0
6 Voorbereiding
b
0
0
5
8
0
5
1
0
5
1
0
1+2
Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief werkt, wordt de elektrische voeding NIET onderbroken. E1 wordt uitgezet door de bediening.
Opmerking: De elektriciteitsmaatschappij moet altijd zorgen dat E2 en E3 elektriciteit kunnen verbruiken.
a Normale elektrische voeding b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief 1 Voeding voor E1 en E3 2 Voeding voor E2 3 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij contact)
OPMERKING
De instelling pekelbevriezingstemperatuur kan gewijzigd worden en de uitlezing is ALLEEN juist in [A.6.9] Vriespunt glycolwater na naar menu [A.8] Overzicht instellingen te zijn gegaan.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd en/of opgeslagen en de uitlezing is ALLEEN juist als de communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen de hydromodule en de compressormodule wordt NIET gegarandeerd en/of toepasbaar als:
storing “U4” op de gebruikersinterface verschijnt,
de warmtepompmodule is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ingeschakeld is.
6.4.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de uitwendige en inwendige stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
1+2 3
2
13
Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief werkt, wordt de elektrische voeding onmiddellijk of na een tijdje door de elektriciteitmaatschappij onderbroken. In dat geval moet de hydro-printplaat door een afzonderlijke normale elektrische voeding gevoed worden.
a
20
15
6
12
13
16
14
19
M
stroom in
Onder-
deel
14
17
18
a Binnenunit
Beschrijving Draden Maximum-
functie
Elektrische voeding van de binnenunit
1 Voeding voor E1 en E3 3+N + GND 2 Voeding voor E2 2 4 Elektrische voeding
2
(a)
(c)
(d)
met voorkeur kWh­tarief (spanningsvrij contact)
5 Elektrische voeding
2 6,3 A
met normaal kWh-tarief
Gebruikersinterface
6 Gebruikersinterface 2
(e)
Optionele apparatuur
12 Kamerthermostaat 3 of 4 100 mA 13 Buitenomgevingstempe
2
(b)
ratuursensor
(b)
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
25
7 Installatie
Onder-
deel
14 Binnenomgevingstemp
15 Warmtepompconvector 4 100 mA
Ter plaatse te voorziene onderdelen
16 Afsluiter 2 100 mA 17 Elektriciteitsmeter 2 (per meter) 18 Pomp voor warm
19 Alarm-uitgang 2 20 Omschakeling naar
22 Digitale ingangen
Beschrijving Draden Maximum-
stroom in
functie
2
eratuursensor
2
tapwater
2 externe warmtebronregeling
2 (per energieverbruik
(a) Zie naamplaatje op de unit. (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75 mm². (c) Kabeldoorsnede 2,5 mm². (d) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm², maximumlengte:
50 m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale belasting van 15 V gelijkstroom, 10 mA.
(e) Kabeldoorsnede 0,75 mm² tot 1,25 mm²; maximumlengte:
500 m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de binnenunit.
ingangssignaal)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
7.2.2 De binnenunit openen
1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
(b)
(b)
weg.
VOORZICHTIG
Het frontpaneel is zwaar. Wees voorzichtig dat u zich de vingers NIET knelt wanneer u de unit opent of sluit.
3 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
4 Verwijder het bovenpaneel van de unit.
3
4x
4
2
7 Installatie
7.1 Overzicht: Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen: 1 De binnenunit monteren. 2 De pekelleidingen aansluiten. 3 De waterleidingen aansluiten. 4 De elektrische bedrading aansluiten. 5 De binneninstallatie afwerken.
7.2 De units openen
7.2.1 Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
2x
7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit openen
7x
26
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1 – 2014.03
7 Installatie
7.3 De binnenunit monteren
7.3.1 Over het monteren van de binnenunit
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
Algemene veiligheidsmaatregelen
Voorbereiding
Wanneer
U moet de binnenunit monteren vooraleer u de pekel- en waterleidingen kunt aansluiten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen: 1 De binnenunit installeren.
7.3.2 De binnenunit plaatsen
1 Breng de unit op het pallet zo dicht mogelijk bij de
installatieplaats.
2 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer.
4x
2x
OPMERKING
Gooi geen enkele bout weg. De bouten moeten terug worden geplaatst wanneer transport of serieuze aanpassingen nodig zijn.
1
3 Schuif de binnenunit op haar plaats. Zorg dat de zijsteunbouten
aanwezig zijn tijdens het hanteren van de unit.
2
210kg
5 Open de frontplaat van de unit. De nylonbanden kunnen indien
nodig worden gebruikt voor opheffen.
4 Koppel de warmtepompmodule los van het buitenste frame.
Verwijder ENKEL de zijsteunbouten!
RGSQH10S18AA9W Geothermische ROTEX HPU 4P374245-1 – 2014.03
27
Loading...
+ 63 hidden pages