Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door ROTEX gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
ROTEX-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.2.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een
hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen)
tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze
schakelaar dient het contact van alle polen volledig te
verbreken en te voldoen aan de vereisten van de
overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open
staat.
1.2.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Installatiehandleiding van de binnenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, technische kenmerken, goede
praktijken, referentiegegevens enz.
▪ Formaat: Digitale bestanden op de ROTEX-startpagina
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op de ROTEX-startpagina
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale ROTEX-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
2.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke
toepassingen
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van
het systeem
en kennen vooraleer on‑site te gaan
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
3 Over de doos
4×
1×
a
1×1×1×1×
bcd
f
1×
e
1×
gh
1×
1×
i
HoofdstukBeschrijving
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en
oplossen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
en kennen om het systeem te
installeren
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Opmerking: De uitgebreide handleiding
voor de gebruiker bevat tevens een
tabel met installateurinstellingen. Deze
tabel moet door de installateur worden
ingevuld en aan de gebruiker worden
overhandigd.
3.2Binnenunit
3.2.1De binnenunit uitpakken
3.2.2De toebehoren uit de binnenunit
verwijderen
1 Verwijder de schroeven bovenaan de unit.
2 Verwijder het bovenpaneel.
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de
binnenunit on-site werd geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ De units uitpakken en hanteren
▪ De accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
3 Neem de toebehoren eruit.
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding
d Gebruiksaanwijzing
e Afstandbuitensensor
f Deksel van de gebruikersinterfacekit
g Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen
h Kabel om pekeldrukschakelaar aan te sluiten
i 2 schroeven om de gebruikersinterface te bevestigen.
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: RGSQH10S18AA9W
CodeBeschrijving
RROTEX-model
GSGeothermische warmtepomp
QKoelmiddel R410A
HVerwarming alleen
10Capaciteitklasse
SGeïntegreerd tankmateriaal: roestvrij staal
18Volume geïntegreerde tank
AAModelserie
9WModel van back-upverwarming
4.3Mogelijke opties voor de
binnenunit
Gebruikersinterface (RKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ RKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ RKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ RKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ RKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ RKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ RKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ RKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.6.8 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina32.
Kamerthermostaat (RKRTWA, RKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten.
Deze thermostaat kan met draad zijn (RKRTWA) of draadloos
(RKRTR1en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden
gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (RKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te
leveren:
▪ Alarm-output
▪ Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT
▪ Omschakeling naar externe warmtebron
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling
via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende
taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en
binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare
taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
de startpagina van ROTEX.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de
installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina35.
Warmtepompconvector (RFWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (RFWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Pekelvulkit (KGSFILL)
Kit met pekelvulklep om het pekelcircuit te spoelen, vullen en
aftappen.
5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
5.1Overzicht: Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van het
ROTEX-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als
gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken
gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische
maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in
evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze
maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren,
zie "8Configuratie"op pagina35.
5.2Het ruimteverwarmingssysteem
in-/opstellen
Het ROTEX-warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan
warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende
vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd door het ROTEX-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming duidelijk zijn, adviseert
ROTEX onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen mogelijk als de regeling van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt
en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden
gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische
noodstop [A.5.1.2] op 1 zetten.
5.2.1Een enkele kamer
Vloerverwarming of radiatoren –
Kamerthermostaat met draad
Opstelling
INFORMATIE
De energiemeetfunctie is NIET van toepassing en/of NIET
geldig voor deze unit indien deze wordt berekend door de
unit. Indien er optionele externe meters worden gebruikt, is
het energiemeetdisplay geldig.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
b
a
B
A
a
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface,
die als kamerthermostaat gebruikt wordt. Mogelijke installaties:
▪ De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is in de kamer
geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt
▪ De gebruikersinterface (standaardapparatuur) is bij de
binnenunit geplaatst en wordt als regelaar gebruikt dicht bij de
binnenunit + de gebruikersinterface (optionele apparatuur
RKRUCBL*) is in de kamer geplaatst en wordt als
kamerthermostaat gebruikt
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
▪ Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
▪ Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de
werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in
volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en
programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
b Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur RKRTR1).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Draadloos. De ROTEX externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
▪ Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het
warmtepompsysteemontworpen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren – Draadloze
kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming te vragen wordt naar een
digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
T
BC
A
a
M2M1
BC
A
aa
b
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
▪ Stijlvol.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers
dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer
te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers
hebben.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een
andere verwarmingsbron verwarmd kan worden.
Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
▪ Economisch.
▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe
kamerthermostaten
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren –
Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt
de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat
geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn of een externe
kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via
thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in
functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Omloopklep
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer
er geen verwarming gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep worden geplaatst om het water opnieuw
te laten stromen wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om goed te
werken en daarbij aan de garantiebepalingen te voldoen, moet
een minimum waterdebiet voorzien worden zoals beschreven in
"6.3.3Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het pekelcircuit controleren" op
pagina21.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De
binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de
mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
aa
C
b
BC
A
a
M1
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten
instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit
aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen
aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd
wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
ROTEX de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer:
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van
dewarmtepompconvectoren instellen.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er is een (ter plaatse te
voorziene) afsluiter voor de vloerverwarming. Deze verhindert dat
warm water geleverd wordt wanneer de kamer niet vraagt om
verwarmd te worden.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
ROTEX de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
0 (Besturing AWT): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
5.2.3Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor
verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u
verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
aa
C
E
D
b
c
d
▪ Hoofdzone = Zone met de laagste ontwerptemperatuur
▪ Secundaire zone = de andere zone
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u
STEEDS een mengklepstation in de primaire zone
plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in
verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling
vraagt.
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
b Gebruikersinterface
c Mengklepstation
d Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De
reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te
hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de
primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de
secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor
beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/5 en X2M/7; normaaldicht-output voor de afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit
aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen de
gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren
wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
In geval
vanwarmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5]
▪ Code: [C-06]
Output afsluiterIngesteld om de thermovraag
Op het mengklepstationStel de gewenste
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgeversystemen biedt het
uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming en de
snelle luchtopwarming van de warmtepompconvectoren (bv.
woonkamer=vloerverwarming en de slaapkamer=convector
(geen continue verwarming)).
▪ Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met ROTEX HPSU.
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
Opmerking:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt
als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 AWT-zones): Primair +
secundair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
van de primaire zone te volgen.
hoofdaanvoerwatertemperatuur
in.
5.3Een extra warmtebron voor
ruimteverwarming in/opstellen
▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit
▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b b
d
c
f
h
e
FHL1
FHL2
FHL3
f
g
g
j
i
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
1 2 3 4X Y
Indoor
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de
buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe
warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de
ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt
altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank
geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te
bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld.
Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd,
wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op
basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te
bereiken die via de bediening van de extra ketel werd
ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepompNIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
dewarmtepomp.
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C.
▪ Plaats terugslagkleppen.
▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. De binnenunit is al uitgerust met een expansievat.
▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB).
▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:
BTIInput ketelthermostaat
A Hulpcontact (normaal dicht)
H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
UI
a e
b
c
hgg
M
f
d
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen
de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst
worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/
UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact
op met de fabrikant van de extra ketel.
5.4De tank voor warm tapwater in/
opstellen
5.4.1Systeemlayout – Ingebouwde
warmtapwatertank
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
TypeMogelijke volumes
Ingebouwde warmtapwatertank▪ 180l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste
warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren. De elektrische weerstand die in de warmtepomp is
geïntegreerd, kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt
u echter meer energie. ROTEX adviseert om de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de
elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
ruimteverwarming nodig hebt, adviseert ROTEX het warm
tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder
ruimteverwarming gevraagd wordt.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Antwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik
(equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typische
watervolumes:
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Gemotoriseerde 3‑wegklep
f Warmtapwatertank
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
UI Gebruikersinterface
5.4.2De gewenste temperatuur selecteren voor
de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van
40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds
uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen
(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)
vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank omvat:
1Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
VraagTypisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
nodig?
Hoeveel water is er per dag
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
▪ 1bad
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen
FormuleVoorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)Als:
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1)Als:
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts 1maal
opgewarmd
T2Temperatuur warmtapwatertank
T1Temperatuur koud water
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina35.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
5.4.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie
Opstelling
a Warmtapwatertank
b Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
c Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 60°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere
desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond)
een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
aansluiten.
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina35.
5.5De energiemeting instellen
▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
5.5.1Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Instelling en configuratie: geen bijkomende apparatuur vereist.
5.5.2Verbruikte energie
De verbruikte energie meten
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Voor de kenmerken van elk type van meter, zie "14Technische
gegevens"op pagina71.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de
gebruikersinterface. De gegevens over de verbruikte energie
zullen alleen beschikbaar zijn indien deze instelling
geconfigureerd is.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg
ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE
energietoevoer naar het systeem meten.
5.5.3Elektrische voeding met normaal kWhtarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
Sluit de energiemeter aan op X5M/7 en X5M/8.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
de
A
c
a
450896.005
P
i
t
DI
a
b
Energiemetertype
Gebruik een driefasige energiemeter.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden:
▪ Continu
Voorbeeld
▪ Door digitale inputs
INFORMATIE
▪ Tijdens noodbedrijf kan de besturing energieverbruik
NIET worden gebruikt. Dit is omdat de backupverwarming een grotere capaciteit heeft dan tijdens
de normale werking (9 kW i.p.v. 6 kW) en daarom zal
de door de unit berekende nodige stroom kleiner zijn
dan de huidig nodige stroom.
▪ Indien de vermogenbeperking is ingeschakeld, worden
watertemperatuurinstelpunten boven 60°C in
ruimteverwarming NIET gewaarborgd.
5.6.1Continue vermogenbeperking
A Binnenunit
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)
b Energiemeter (L1/L2/L3/N)
c Zekering (L1/L2/L3/N)
d Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
e Binnenunit (L1/L2/L3/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/9 en X5M/10.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen
welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het
aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina17 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.5.4Elektrische voeding met voorkeur kWhtarief
Opstelling
▪ Sluit energiemeter1 aan op X5M/7 en X5M/8.
▪ Sluit energiemeter2 aan op X5M/9 en X5M/10.
Zie "6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de
uitwendige stelmotoren"op pagina23.
5.6De regeling van het
energieverbruik instellen
▪ De besturing van het energieverbruik:
▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de binnenunit en de backupverwarming).
▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit
gedaan moet worden.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat
het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer
beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale
energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm
tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Op/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in zoals beschreven in "Een
overzichtsinstelling wijzigen" op pagina 36 (voor de beschrijving
van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina35):
▪ Selecteer de stand met voltijdse beperking
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
OPMERKING
Stel een minimum energieverbruik van ±3 kW in om de
ruimteverwarming te laten werken en warm tapwater te
produceren door minstens stap 1 van de backupverwarming toe te laten.
5.6.2Vermogenbeperking door digitale inputs
ingeschakeld
Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een
energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige ROTEX-systeem wordt
dynamisch door digitale inputs beperkt. Het niveau van
vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden
door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A)
▪ Opgenomen vermogen (in kW)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
6 Voorbereiding
a
b
A
B
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
P
h
C
e
a
b
c
d
AB
Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer
een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet
worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige
huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen,
ruimteverwarming…).
A Binnenunit
B Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen)
b Back-upverwarming
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld
b Werkelijke opgenomen vermogen
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig.
▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te
schakelen:
▪ Voor de specificaties en de aansluiting van de digitale inputs, zie
"14.5Bedradingsschema"op pagina76.
Configuratie
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de regeling van
het energieverbruik in zoals beschreven in "Een overzichtsinstelling
wijzigen" op pagina 36 (voor de beschrijving van alle instellingen,
zie "8Configuratie"op pagina35):
▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen.
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke
digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is
de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.
Voorbeeld
PhGeproduceerde warmte
CeVerbruikte energie
A Compressor
B Back-upverwarming
a Beperkte compressorwerking
b Volledige compressorwerking
c Stap1 back-upverwarming AANgezet
d Stap2 back-upverwarming AANgezet
5.7Een externe temperatuursensor
opstellen
Binnenomgevingstemperatuur
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Het kan de
binnenomgevingstemperatuur meten. ROTEX adviseert in de
volgende gevallen een uitwendige temperatuursensor te gebruiken:
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert ROTEX een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].
Buitenomgevingstemperatuur
De afstandstemperatuursensor (geleverd als toebehoren) meet de
buitenomgevingstemperatuur.
▪ Opstelling:
▪ Om de afstandstemperatuursensor te installeren, raadpleeg de
installatiehandleiding van de sensor (geleverd als toebehoren).
▪ Om de afstandstemperatuursensor op de binnenunit aan te
sluiten, raadpleeg "7.6.7 De afstandstemperatuursensor
aansluiten"op pagina32.
▪ Configuratie: Geen.
5.6.3Vermogenbeperking: werking
De compressor heeft een betere effectiviteit dan de elektrische
verwarming. Om deze reden wordt de elektrische verwarming
beperkt en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik
in de volgende orde:
1Het beperkt de elektrische verwarming.
2Zet de elektrische verwarming UIT.
3Beperkt de compressor.
4Zet de compressor uit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter
plaatse te gaan.
Het bevat informatie over:
▪ De installatieplaats voorbereiden
▪ De leidingen voorbereiden
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
6 Voorbereiding
>500
≥50≥50
(mm)
▪ De elektrische bedrading voorbereiden
6.2De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het
systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige
corrosie als gevolg hebben.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle
tank voor warm tapwater.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~30°C.
6.3De leidingen voorbereiden
6.3.1Circuitvereisten
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Circuittypes. Behalve het koelcircuit zijn er in de unit 2 andere
circuits inbegrepen. Voor latere raadpleging: het circuit dat is
aangesloten op het boorgat wordt het pekelcircuit genoemd, het
andere circuit dat is aangesloten op de warmteafgevers wordt het
ruimteverwarmingscircuit genoemd.
Wanneer er wordt aangesloten op een open
grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist
om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
▪ Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare
externe statische druk van de pomp. Zie "14 Technische
gegevens" op pagina 71 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
▪ Debiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de werking
van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Als het debiet
kleiner is, zal debietfout 7H verschijnen en zal de binnenunit
stoppen met werken.
ModelMinimumdebiet wanneer de back-
upverwarming werkt
10▪ Ruimteverwarmingscircuit: 12l/min
▪ Pekelcircuit: 25l/min
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de vloeistofdruk en
vloeistoftemperatuur.
▪ Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings- en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings- en
pekelcircuit bedraagt 4 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het
watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
M
FCU1
FCU2
FCU3
FHL1
FHL2
FHL3
70°C
65°C
M
a
e
e
b b d
c
g
h
h
h
h
f
ji
▪ Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10bar. Voorzie gepaste veiligheden
in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
▪ Vloeistoftemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is aan de
ruimteverwarmingszijde voorzien van een automatische
ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is
vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan
worden.
▪ Onderdelen met een zinkbekleding. Gebruik NOOIT onderdelen
met een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het
vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders
overmatige corrosie optreden. Onderdelen met zinkbekleding in
het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in
de antivriesvloeistoffencorrosie-inhibitor veroorzaken.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het
systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een
zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld
door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen.
De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan
en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade
toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de
oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur
hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen
vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan
ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de
glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Afsluiter
f Gemotoriseerde 3-wegklep
g Gemotoriseerde 2-wegklep (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Tank voor warm tapwater
j Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer
voor de overdrukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de
unit zou druppelen. Zie "7.5.5De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten"op pagina29.
WAARSCHUWING
▪ Alle leidingwerk dat is aangesloten op de
pekeldrukveiligheidsklep DIENT een voortdurende
afloop te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen
risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan
bevinden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
INFORMATIE
Hou rekening met de hygroscopische eigenschap van
antivriesvloeistoffen: het absorbeert vocht uit zijn
omgeving. Door de dop van de antivriesvloeistoffles open
te laten, stijgt de waterconcentratie. De
antivriesvloeistofconcentratie is lager dan verwacht. Als
gevolg daarvan kan er toch bevriezing optreden.
Preventieve maatregelen MOETEN worden genomen om
te zorgen dat de antivriesvloeistof zo min mogelijk wordt
blootgesteld aan lucht.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep in het
ruimteverwarmingscircuit wordt gebruikt, MOET de omschakeltijd
van de klep maximum 60seconden bedragen.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
c
d
ab
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1
M2T2M3
T3
a
dd
e
c
b
b
e
e
f
f
g
2.5
2
1.5
0
1
0.5
0.3
a
b
04002006008001000
20
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina50.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
6.3.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
6.3.3Het watervolume en waterdebiet van het
ruimteverwarmingscircuit en het
pekelcircuit controleren
De binnenunit heeft 2 expansievaten van 10 liter, een voor het
ruimteverwarmingscircuit en een voor het pekelcircuit.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
▪ Controleer het totale ruimteverwarmingswatervolume in de unit.
▪ Controleer het totale pekelwatervolume in de unit.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume per circuit in de installatie
minimum 20 liter bedraagt, waarbij het interne watervolume in de
binnenunit NIET inbegrepen is.
6 Voorbereiding
a Binnenunit
b Warmtewisselaar
c Back-upverwarming
d Pomp
e Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafieken om het maximum watervolume voor
de berekende voordruk te bepalen. Voor pekel hangt dit af van de
pekeltemperatuurverschillen in het systeem. Voorbeeld: doorheen
het jaar kan de temperatuur van de pekel schommelen tussen –7°C
en 10°C, zoals in grafiek1, of tussen 0°C en 10°C zoals in grafiek2.
Grafiek1: de pekeltemperatuurschommeling bedraagt 17°C
INFORMATIE
Indien een minimumverwarmingsbelasting van 1 kW kan
worden gegarandeerd en instelling [9‑04] wordt door de
installateur van 1 tot 4°C veranderd, kan het
minimumwatervolume verlaagd worden tot 10liter.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus
geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het
belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft,
zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Minimum vereist debiet tijdens het werken van de backupverwarming
12l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina59.
6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen
a Schräderklep
6.3.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
300l.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (300 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (280 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 350l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 300l kleiner is dan 350l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.
6.4De elektrische bedrading
voorbereiden
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
6.4.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
6 Voorbereiding
5
8
0
1
5
0
0
0
a
1+2
5
8
0
1
5
0
0
0
b
1+2 3
2
a
b
13
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
6.4.3Overzicht van de elektrische
verbindingen, behalve de uitwendige
stelmotoren
Algemene opmerking over afkortingen in dit en de volgende
hoofdstukken:
▪ E1 = Koelmiddelcyclusonderdelen (bv. compressor) en
pekelleidingonderdelen (bv. pekelpomp)
▪ E2 = Alle andere onderdelen behalve back-upverwarming
▪ E3 = Back-upverwarming
Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische
voeding wordt
onderbroken
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading moet door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies dienen te voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
Wanneer de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
NIET onderbroken.
E1 wordt uitgezet
6.4.2Over de elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best
om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een
concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een
voordeeltarief aan te bieden. Bijvoorbeeld dag/nachttarieven,
seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk,
enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen
met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als
leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden
geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden
aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWhtarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur
kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de
unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de
unitcompressor van de unit niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische
voeding al dan niet onderbroken wordt.
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 Voeding voor E1 en E3
2 Voeding voor E2
3 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
OPMERKING
De instelling pekelbevriezingstemperatuur kan gewijzigd
worden en de uitlezing is ALLEEN juist in [A.6.9] Vriespunt
glycolwater na naar menu [A.8] Overzicht instellingen te
zijn gegaan.
Deze instelling kan ALLEEN worden gewijzigd en/of
opgeslagen en de uitlezing is ALLEEN juist als de
communicatie tussen de hydromodule en de
compressormodule aanwezig is. De communicatie tussen
de hydromodule en de compressormodule wordt NIET
gegarandeerd en/of toepasbaar als:
▪ storing “U4” op de gebruikersinterface verschijnt,
▪ de warmtepompmodule is aangesloten op een
elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief wanneer
er een stroomonderbreking is en de elektrische voeding
door de bediening.
Opmerking: De
elektriciteitsmaatscha
ppij MOET altijd
zorgen dat E2 en E3
elektriciteit kunnen
verbruiken.
contact)
Wanneer de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dat geval MOET de
hydro-printplaat door
een afzonderlijke
normale elektrische
voeding gevoed
worden.
6.4.4Overzicht van de elektrische verbindingen
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene
bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Binnenunit
Onderde
el
Elektrische voeding van de binnenunit
1Voeding voor E1 en E3 3+N + GND
2Voeding voor E22
4Elektrische voeding
5Elektrische voeding
Gebruikersinterface
6Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
12Kamerthermostaat3 of 4100mA
13Buitenomgevingstempe
14Binnenomgevingstemp
15Warmtepompconvector 4100mA
Ter plaatse te voorziene onderdelen
16Afsluiter2100mA
17Elektriciteitsmeter2 (per meter)
18Pomp voor warm
19Alarmuitgang2
20Omschakeling naar
22Digitale ingangen
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
(a)
(c)
2
(d)
met voorkeur kWhtarief (spanningsvrij
contact)
26,3A
met normaal kWh-tarief
(e)
2
(b)
ratuursensor
2
(b)
eratuursensor
(b)
2
(b)
tapwater
(b)
2
(b)
externe
warmtebronregeling
energieverbruik
(a) Zie naamplaatje op de unit.
(b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(c) Kabeldoorsnede 2,5mm².
(d) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
ingangssignaal)
2 (per
(b)
(b)
(b)
(b)
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende
aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de
binnenunit.
7Installatie
7.1Overzicht: Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om
het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
1De binnenunit monteren.
2De pekelleidingen aansluiten.
3De waterleidingen aansluiten.
4De elektrische bedrading aansluiten.
5De binneninstallatie afwerken.
7.2De units openen
7.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
7.2.2De binnenunit openen
1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Druk op de knop onderaan de voorplaat.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
Neem de voorplaat vast aan het bovenste gedeelte in
plaats van het onderste. Let op voor uw vingers want het
onderste gedeelte van de voorplaat heeft scherpe randen.
3 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
VOORZICHTIG
Het frontpaneel is zwaar. Wees voorzichtig dat u zich de
vingers NIET knelt wanneer u de unit opent of sluit.
4 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
5 Verwijder het bovenpaneel van de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
7 Installatie
4×
2×
3
2
4
5
1
2
7×
210kg
4×
1
2
2×
7.3.2Voorzorgen bij het monteren van de
binnenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.3.3De binnenunit plaatsen
1 Breng de unit op het pallet zo dicht mogelijk bij de
installatieplaats.
2 Hef de binnenunit van het pallet op en zet ze op de vloer.
7.2.3Het deksel van de schakelkast van de
binnenunit openen
3 Schuif de binnenunit op haar plaats. Zorg dat de zijsteunbouten
aanwezig zijn tijdens het hanteren van de unit.
4 Koppel de warmtepompmodule los van het buitenste frame.
Verwijder ENKEL de zijsteunbouten!
7.3De binnenunit monteren
7.3.1Over het monteren van de binnenunit
Wanneer
U moet de binnenunit monteren vooraleer u de pekel- en
waterleidingen kunt aansluiten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen:
Gooi GEEN enkele bout weg. De bouten moeten terug
worden geplaatst wanneer transport of serieuze
aanpassingen nodig zijn.
5 Open de frontplaat van de unit. De nylonbanden kunnen indien
nodig worden gebruikt voor opheffen.
OPMERKING
Controleer of de voorste steunbouten waterpas blijven en
NIET onder druk staan. De steunvoet van het buitenste (b)
en binnenste frame (c) MOET zo worden aangepast dat
die voorste bouten waterpas blijven. Pas steunvoet (a)
NIET aan!
Onderaanzicht:
Zijaanzicht:
6 Pas de hoogte van de 4 verstelbare pootjes van het buitenste
frame aan om onregelmatigheden in de vloer op te vangen. De
maximum toegestane afwijking bedraagt 1°.
OPMERKING
Om de structuur van de unit niet te beschadigen, verplaats
de unit ALLEEN met de verstelbare pootjes in hun laagste
stand.
OPMERKING
Voor optimale geluidsreductie dient u te controleren of er
geen speling is tussen het onderste frame en de vloer.
7 Pas de hoogte van de 2 voorste verstelbare pootjes van het
binnenste frame aan om onregelmatigheden op te vangen.
VOORZICHTIG
Controleer of de warmtepompmodule de buitenste
behuizing NIET raakt.
INFORMATIE
Maak de voorste steunbouten een stukje los om te
controleren of ze niet onder druk staan en zet ze nadien
opnieuw vast.
7.4De pekelleidingen aansluiten
7.4.1Over het aansluiten van de pekelleidingen
Vooraleer de pekelleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De pekelleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De pekelleidingen aansluiten.
2Het pekelcircuit vullen.
3De overdrukveiligheidsklep aansluiten op de afvoer aan de
pekelzijde.
4De pekelleidingen isoleren.
7.4.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
pekelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
7 Installatie
ab
a
7.4.3De pekelleiding aansluiten
a Pekel uit
b Pekel in
OPMERKING
Om service en onderhoud te vergemakkelijken, wordt
aangeraden om afsluitkleppen zo dicht mogelijk bij de
inlaat en uitlaat van de unit te plaatsen.
7.4.4Het pekelcircuit vullen
WAARSCHUWING
Controleer voor, tijdens en na het vullen het pekelcircuit op
lekken.
WAARSCHUWING
De temperatuur van de vloeistof die door de verdamper
loopt, kan onder nul gaan. Ze DIENT tegen bevriezing
worden beschermd. Raadpleeg instelling [A‑04] in
"8.2.2Snelle wizard: Standaard"op pagina38.
INFORMATIE
De gebruikte materialen in het pekelcircuit van de eenheid
zijn chemisch bestand tegen de volgende
antivriesvloeistoffen:
▪ 40 massa% propyleenglycol
▪ 29 massa% ethanol
1 Sluit de unit aan op het lokaal geleverde pekelvulsysteem.
2 Zet de 3‑wegklep in de juiste stand.
a Pekelmanometer
4 Ontlucht het pekelcircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-
pekeldrukveiligheidsklep DIENT een voortdurende
afloop te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen
risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan
bevinden.
7.4.6De pekelleidingen isoleren
Alle leidingen in het hele pekelcircuit moeten worden geïsoleerd om
verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie
acbd
a
b
Hou er rekening mee dat de pekelcircuitleidingen in de behuizingen
kunnen/zullen condenseren. Voorzie aangepaste isolatie voor deze
leidingen.
7.5De waterleidingen aansluiten
7.5.1Over het aansluiten van de waterleidingen
Vooraleer de waterleidingen aan te sluiten
Controleer of de binnenunit is gemonteerd.
Typische werkstroom
De waterleidingen aansluiten omvat typisch de volgende stappen:
1De waterleidingen van de binnenunit aansluiten.
2De overdrukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten.
3Het ruimteverwarmingscircuit vullen.
4De warmtapwatertank vullen.
5De waterleidingen isoleren.
6De hercirculatieleidingen aansluiten.
7De afvoerslang aansluiten.
7.5.2Voorzorgen bij het aansluiten van de
waterleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.5.3De waterleidingen aansluiten
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen
aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit
veroorzaken.
1 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van het warm tapwater aan
op de binnenunit.
OPMERKING
▪ Monteer een aftapgereedschap en een
drukafvoerapparaat op de aansluiting van de inlaat van
koud water van de warm tapwatertank.
▪ Om te voorkomen dat er water zou terugstromen, is het
raadzaam om conform de geldende wetgeving een
terugslagklep te monteren op de waterinlaat van de
warm tapwatertank.
▪ Er wordt best een drukregelaar geïnstalleerd op de
koud-waterinlaat, conform de geldende wetgeving.
▪ Op de koud-waterinlaat dient bovendien een
expansievat conform de geldende wetgeving te worden
geïnstalleerd.
▪ Er wordt geadviseerd een overdrukveiligheidsklep te
monteren op een plaats hoger dan de bovenkant van
de tank voor warm tapwater. Door de tank voor warm
tapwater te verwarmen, zet het water uit, waardoor de
waterdruk in de tank tot boven de maximumdruk van de
tank kan stijgen indien geen drukveiligheidsklep werd
gemonteerd. De installatie ter plaatse (leidingen,
aftappunten, enz.) aangesloten op de tank zal deze
hoge druk ook ondervinden. Om dit te voorkomen moet
een drukveiligheidsklep geplaatst worden. De
beveiliging tegen overdrukken hangt af van de juiste
werking van de ter plaatse gemonteerde
drukveiligheidsklep. Indien deze NIET correct werkt, zal
overdruk de tank vervormen en waterlekkages
veroorzaken. Om de goede werking ervan te
controleren is regelmatig onderhoud vereist.
7.5.4De hercirculatieleiding aansluiten
Voorwaarde: Alleen nodig als u hercirculatie in uw systeem moet
hebben.
1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
3 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
4 Verwijder het bovenpaneel van de unit.
a Uitgang water ruimteverwarming
b Ingang water ruimteverwarming
c Uitgang warm tapwater
d Ingang koud tapwater (koudwatertoevoer)
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de afsluiters te monteren op de
aansluitingen voor de ingang van het koud water en de
uitgang van het warm water. De afsluiters moeten ter
plaatse voorzien worden.
OPMERKING
Om geen beschadigingen aan te brengen aan de
omgeving indien tapwater zou lekken, wordt tijdens
afwezigheden geadviseerd de afsluiters op de ingang van
het koud water te sluiten.
2 Sluit de ingang- en uitgangleidingen van de ruimteverwarming
aan op de binnenunit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
a Uit te kloppen gat
b Aansluiting voor hercirculatieleiding
5 Verwijder het uit te slaan gat op de achterzijde van de unit.
6 Sluit de hercirculatieleiding aan op de hercirculatieaansluiting
en breng de leiding doorheen het uit te slaan gat in de
achterzijde van de unit.
7 Plaats de isolatie en de kast terug en maak ze vast.
RGSQH10S18AA9W
Geothermische ROTEX HPU
4P374245-1B – 2016.02
7.5.5De drukveiligheidsklep op de afvoer
a
a
aansluiten
De uitblaas van de drukveiligheidsklep komt uit de achterzijde van
de unit.
a Uitblaas van de overdruk
De uitblaas moet conform de geldende wetgeving op een geschikte
afvoer aangesloten worden. Het is raadzaam een vergaarbak te
gebruiken.
WAARSCHUWING
De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep MOET
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen risico
vormt voor personen die zich in de buurt ervan bevinden.
7 Installatie
a Watermanometer
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk.
OPMERKING
▪ De aanwezigheid van lucht in het watercircuit kan de
back-upverwarming slecht doen werken. Tijdens het
vullen kan wellicht niet alle lucht uit het circuit worden
verwijderd. De resterende lucht zal tijdens de eerste
uren in bedrijf van het systeem via de automatische
ontluchtingsventielen verwijderd worden. Achteraf kan
het nodig zijn extra water te moeten bijvullen.
▪ Om het systeem te ontluchten, gebruik de speciale
functie zoals beschreven in hoofdstuk
"9Inbedrijfstelling"op pagina59. Deze functie moet in
principe gebruikt worden om de warmtewisselaar van
de tank voor warm tapwater te ontluchten.
6 Sluit de vulkraan.
7 Koppel de watertoevoerslang los van de vulkraan.
7.5.6De afvoerslang aansluiten
Er kan zich condensatie vormen op de pekelonderdelen in het
compressorgedeelte van de unit. De unit bevat een lekbak.
Naargelang de omgevingstemperatuur en de vochtigheid van de
kamer en de werkingsomstandigheden, kan de lekbak overstromen.
Er is een afvoerslang meegeleverd met de unit.
De afvoerslang wordt naar de achterzijde links geleid, dichtbij de
bodem van de unit. Een ter plaatse te voorziene afvoerpomp kan
nodig zijn om het water weg te pompen naar de zelf te voorziene
aftapkraan.
7.5.7Het ruimteverwarmingscircuit vullen
1 Sluit de watertoevoerslang aan op de vulklep (zelf te voorzien).
2 Open de vulkraan.
3 Zorg ervoor dat het automatisch ontluchtingsventiel open staat
(minstens 2 draaien).
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
watertemperatuur (hogere druk bij hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
7.5.8De tank voor warm tapwater vullen
1 Open om beurt elke warmwaterkraan om de leidingen van het
systeem te ontluchten.
2 Open de toevoerkraan van het koud water.
3 Sluit alle waterkranen nadat alle lucht uit de leidingen is
verwijderd.
4 Controleer op waterlekkages.
5 Bedien handmatig de ter plaatse geplaatste
overdrukveiligheidsklep om zeker te zijn dat het water
ongehinderd doorheen de afvoerleiding kan vloeien.
7.5.9De waterleidingen isoleren
Alle leidingen in het hele watercircuit MOETEN worden geïsoleerd
om verminderde verwarmingscapaciteit te voorkomen.
7.6De elektrische bedrading
aansluiten
INFORMATIE
Voor de locatie van het ontluchtingsventiel, zie
“Afmetingen en ruimte voor onderhoud: Binnenunit” in
hoofdstuk "14Technische gegevens"op pagina71.
4 Vul met watercircuit tot de manometer een druk aangeeft van