LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG VOOR DE
MONTAGE. BEWAAR DEZE HANDLEIDING OP EEN
PLAATS WAAR U HEM KUNT TERUGVINDEN VOOR
LATERE NASLAG.
DE VERKEERDE MONTAGE OF BEVESTIGING VAN
ONDERDELEN OF OPTIES KAN ELEKTRISCHE
SCHOKKEN, KORTSLUITING, LEKKEN, BRAND OF
ANDERE SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
UITRUSTING. LAAT DAAROM UITSLUITEND DAIKIN
TOEBEHOREN DIE SPECIAAL ONTWORPEN ZIJN
VOOR GEBRUIK MET DE UITRUSTING MONTEREN
DOOR EEN VAKMAN.
RAADPLEEG BIJ TWIJFEL OVER DE MONTAGEPROCEDURE OF HET GEBRUIK UW VERDELER VAN
DAIKIN-PRODUCTEN VOOR ADVIES EN INFORMATIE.
VOORDEMONTAGE
Voorzorgsmaatregelen
■Monteer of gebruik de unit niet op onderstaande plaatsen:
•Verzadigd met minerale olie, of vol oliedampen of sprays zoals in
een keuken. (De kwaliteit van de plastic onderdelen kan
verminderen).
• In aanwezigheid van bijtende gassen zoals zwavelgas. (De
koperen leidingen en messing plekken zullen misschien worden
aangetast).
• In aanwezigheid van vluchtige ontvlambare gassen zoals van
verdunner of benzine.
• Bij machines die elektromagnetische golven opwekken. (Het
besturingssysteem zal misschien slecht werken).
•Wanneer de lucht een hoog zoutgehalte heeft, bijvoorbeeld
vlakbij zee, en wanneer er grote spanningswisselingen
plaatsvinden, zoals in een fabriek. Dit geldt tevens voor
voertuigen en schepen.
■Raadpleeg het meegeleverde schemablad bij de keuze van de
montageplaats.
■Bevestig accessoires niet rechtstreeks op de behuizing. Als u gaten
boort in de behuizing kan de elektrische bedrading beschadigd
worden, waardoor brand kan ontstaan.
Accessoires
Controleer of de volgende accessoires met de unit zijn meegeleverd.
Raadpleeg afbeelding 1
1Afvoerslang
2Metalen klem
3Pakking voor ophangbeugel
4Schemablad voor montage
5Schroeven (M5) voor schemablad voor montage
6Isolatie voor gasleidingfitting
7Isolatie voor vloeistofleidingfitting
8Grote afdichting
9Kleine afdichting
10Afdichtingsmateriaal
11Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
■Wanneer u de unit beweegt terwijl u ze uit het karton haalt, hef
ze dan alleen op met de vier hefogen en oefen geen druk uit op
andere onderdelen (vooral niet op de draaiklep, de
koelmiddelleiding, afvoerleiding, en andere harsen onderdelen).
■Laat het toestel in de verpakking tijdens het verhuizen totdat de
montageplaats is bereikt. Als u het toestel toch moet uitpakken,
gebruik dan een draagband van zacht materiaal of
beschermende platen met een touw om het te heffen, om
zodoende schade aan of krassen op de unit te voorkomen.
■Maak in het bijzonder de pakkist (bovenaan) van de schakelkast
niet los tot u de unit ophangt.
■Raadpleeg de montagehandleiding van de buitenunit voor zaken
die niet in deze handleiding worden beschreven.
■Waarschuwing met betrekking tot koelmiddelen van serie
R410A:
De aansluitbare openluchteenheden moeten speciaal
ontworpen zijn voor R410A.
■Zet geen voorwerpen vlakbij de buitenunit en laat geen bladeren
en ander afval zich rond de unit ophopen.
Bladeren trekken kleine dieren aan die in de unit kunnen
binnendringen. In de unit kunnen dergelijke dieren storingen,
rook of brand veroorzaken wanneer ze in contact komen met
elektrische onderdelen.
■Er zijn twee soorten afstandsbedieningen: bedraad en draadloos. Kies een afstandsbediening naar de wens van de klant en
monteer het op een geschikte plaats. Raadpleeg catalogi en
technische literatuur voor het kiezen van een geschikte
afstandsbediening.
■Voor deze binnenunit is ook een sierpaneel vereist.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
1
Page 6
Let tijdens de constructie speciaal op de volgende
punten en controleer na montage
✓ Te controleren
punten
Is de binnenunit stevig bevestigd?
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Het toestel zal misschien naar beneden vallen, trillen of
geluiden produceren.
Is de gaslekproef volledig uitgevoerd?
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen.
Is het toestel volledig geïsoleerd?
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
Loopt de afvoer vlot?
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
Stemt de voedingsspanning overeen met de waarde op het
naamplaatje?
Het toestel zal misschien slecht functioneren of de onderdelen
kunnen doorbranden.
Zijn de bedrading en de leidingen correct uitgevoerd?
Het toestel zal misschien slecht functioneren of de onderdelen
kunnen doorbranden.
Is het toestel veilig geaard?
Gevaar bij elektrische lekken.
Is het type van de bedrading conform de voorschriften?
Het toestel zal misschien slecht functioneren of de onderdelen kunnen doorbranden.
Wordt de luchtuitblaasopening of de luchtinlaat van de binnen- of
buitenunit geblokkeerd door een voorwerp?
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen.
Heeft u de lengte van de koelleiding en de hoeveelheid extra
koelstof genoteerd?
Het is niet duidelijk hoeveel koelstof het systeem nog bevat.
Opmerkingen voor de installateur
■Neem deze handleiding zorgvuldig door om een correcte
montage te verzekeren. Toon de klant hoe het systeem op een
correcte manier te gebruiken aan de hand van de bijgevoegde
gebruiksaanwijzing.
■Leg de klant uit wat voor systeem is gemonteerd. Vul de
montagespecificaties in onder het hoofdstuk "Wat te doen voor
gebruik?" in de gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
BELANGRIJKEINFORMATIEOVERHET
GEBRUIKTEKOELMIDDEL
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyotoprotocol vallen.
Koelmiddeltype:R410A
(1)
GWP
waarde:1975
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
Afhankelijk van de Europese of lokale wetgeving kunnen periodieke
inspecties voor koelmiddellekken vereist zijn. Voor meer informatie,
gelieve contact op te nemen met uw lokale dealer.
KEUZEVANDEMONTAGEPLAATS
Als tegen het plafond de temperatuur boven de 30°C stijgt en de relatieve
vochtigheid boven 80%, of als lucht naar het plafond wordt geleid, is extra
isolatie vereist (minimaal 10 mm dik polyethyleenschuim).
Voor deze unit kunt u verschillende richtingen kiezen voor de
luchtstroom. Het is noodzakelijk om een optionele blokkeringskit aan
te schaffen om de lucht in 2 of 3 richtingen uit te laten waaien.
1Kies een montageplaats waar aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan en waar de klant het mee eens is:
•Waar een optimale luchtspreiding verzekerd is.
•Waar de luchtstroom niet is belemmerd.
•Waar condenswater kan worden afgevoerd.
•Waar het vals plafond niet zichtbaar afhelt.
•Waar er voldoende speling is voor onderhoud en herstellingen.
•Waar de lengte van de leidingen tussen de binnen- en buitenunits
binnen de grenzen kan worden gehouden. (Raadpleeg de
montagehandleiding van de buitenunit.)
• Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving kan dit
product radiostoringen veroorzaken, en dan moet de gebruiker
de gepaste maatregelen treffen.
• Hou de bedrading van de binnenunit, de buitenunit, de voeding
en de transmissie minstens 1 meter van televisie- en radiotoestellen, dit om beeldstoringen en ruis in deze toestellen te
voorkomen.
(Het kan gebeuren dat u ruis hoort, afhankelijk van de
omstandigheden waaronder de elektrische golven worden
voortgebracht, zelfs als de afstand meer dan 1 meter bedraagt).
2Plafondhoogte
Monteer deze unit op een plaats waar het onderpaneel op meer
dan 2,5 m boven de grond hangt zodat de gebruiker er niet
gemakkelijk bij kan.
3Luchtrichtingen
Selecteer de luchtrichting die het best is aangepast aan de
ruimte en de montagelocatie. (Bij luchtuitblaas in 2 of
3 richtingen moeten de lokale instellingen gebeuren met behulp
van de afstandsbediening en de luchtuitblaasopening(en)
worden gesloten). Raadpleeg de montagehandleiding van de
als optie verkrijgbare blokkeerset en het hoofdstuk "Lokale
instelling" op pagina 7.) (Raadpleeg afbeelding 2 ( = richting
luchtstroom))
1Luchtuitblaas in 4 richtingen
2Luchtuitblaas in 3 richtingen
3Luchtuitblaas in 2 richtingen
4Gebruik hangbouten bij de montage. Controleer of het
plafond stevig genoeg is om het gewicht van de
binnenunit te dragen. Als er gevaar bestaat dient u het
plafond te verstevigen vooraleer de unit te monteren.
(De montageafstanden zijn aangeduid op het papierpatroon
voor montage. Raadpleeg het papierpatroon om na te gaan
welke punten verstevigd dienen te worden.)
Benodigde montageruimte. Raadpleeg afbeelding 6
( = richting luchtstroom)
1Luchtinlaat
2Luchtuitlaat
LET OP
Laat 200 mm of meer vrij op de plaatsen aangeduid
met *, aan de kanten waar de luchtuitblaas is gesloten.
VOORBEREIDINGENVOORDEMONTAGE
1. Verhouding tussen de plafondopening enerzijds en de unit
en hangbouten anderzijds. (Raadpleeg afbeelding 7)
Montage is mogelijk met een plafondopening van
660 mm (aangeduid met *). Om een overlapping van
het plafond-paneel van 20 mm te bereiken, moet de
afstand tussen het plafond en de unit 45 mm of minder
bedragen. Als de afstand tussen het plafond en de unit
meer dan 45 mm bedraagt, dient u afdichtingsmateriaal te bevestigen in het deel met of het
plafond opnieuw te bedekken.
(Raadpleeg afbeelding 3)
1Afdichtingsmateriaal
2Vals plafond
2. Maak de benodigde plafondopening voor montage. (Voor
een bestaand plafond)
• Raadpleeg het papierpatroon voor montage voor de afmetingen
van de plafondopening.
• Maak de benodigde plafondopening voor montage. Monteer de
koel- en afvoerleidingen aan de kant van de opening naar de
omkastingsuitlaat, alsook de bedrading van de afstandsbediening
(niet nodig bij een draadloos model) en de bedrading tussen
binnen- en buitenunit. Raadpleeg ieder hoofdstuk over het
monteren van de leidingen en de bedrading.
• Na het maken van een plafondopening kan het nodig zijn om de
plafondbalken te versterken om het plafondniveau te behouden
en trillingen te voorkomen. Raadpleeg uw aannemer voor nadere
details.
3. Monteer de hangbouten. (gebruik bouten van M8 of M10).
Gebruik ankers voor een bestaand plafond en een verzonken
inzetstuk, verzonken anker of andere lokaal aan te kopen onderdelen
voor nieuwe plafonds. Daarmee kunt u het plafond versterken zodat
het plafond het gewicht van de unit kan dragen. Pas de speling
tegenover het plafond aan vooraleer verder te gaan.
Montagevoorbeeld. Raadpleeg afbeelding 4.
1Plafondtegel
2Anker
3Lange moer of spanschroef
4Hangbout
5Vals plafond
LET OP
Alle bovenvermelde onderdelen moeten lokaal worden
aangekocht.
Raadpleeg uw verdeler van Daikin-producten voor een
andere montage dan de standaardmontage.
MONTAGEVANDEBINNENUNIT
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de opties als u opties
monteert. Al naargelang de lokale omstandigheden kan het
gemakkelijker zijn om eerst de opties te monteren vooraleer de
binnenunit te monteren (met uitzondering van het sierpaneel). Bij een
bestaand plafond dient u echter eerst de aanvoerset voor verse lucht
en het leidingverdeelstuk te monteren vooraleer de unit te monteren.
1. Monteer tijdelijk de binnenunit.
•Bevestig de ophangbeugel op de hangbout. Doe dit stevig met
behulp van een moer en pakking aan de boven- en onderzijde
van de ophangbeugel.
Bevestigen van de ophangbeugel. Raadpleeg afbeelding 5.
1Moer (lokaal aan te kopen)
2Ophangbeugel
3Pakking (meegeleverd met de unit)
4Draai vast met dubbele moeren (lokaal aan te kopen)
2. Bevestig het papierpatroon voor montage. (Alleen voor
een nieuw plafond)
• Het papierpatroon voor montage komt overeen met de
afmetingen van de plafondopening. Raadpleeg uw aannemer
voor nadere details.
• Het middelpunt van de opening in het plafond is aangeduid op het
schemablad voor montage. Het middelpunt van de unit is
aangeduid op het schemablad voor montage.
• Nadat het verpakkingsmateriaal van het schemablad voor
montage verwijderd is, kunt u het schemablad voor montage op
de unit bevestigen met de bijgeleverde schroeven zoals
weergegeven in afbeelding 8.
1Schemablad voor montage (meegeleverd met de unit)
2Schroeven (meegeleverd met de unit)
3. Breng de unit in de juiste montagepositie.
(Raadpleeg het hoofdstuk "Voorbereidingen voor de montage" op
pagina 2).
4. Controleer of de unit in horizontale positie staat.
• Monteer de unit niet in schuine positie. De binnenunit is immers
uitgerust met een ingebouwde afvoerpomp en vlotterschakelaar.
(Als de unit afhelt tegen de condensstroom in kan er een storing
optreden in de vlotterschakelaar en bijgevolg water druppelen.)
• Controleer met behulp van een waterpas of een vinylbuis gevuld
met water of de unit in alle vier hoeken pas staat, zoals
weergegeven in afbeelding 9.
1Waterpas
2Vinylbuis
5. Verwijder het papierpatroon voor montage. (Alleen voor
een nieuw plafond.)
MONTAGEVANDEKOELLEIDING
De lokale leidingen moeten worden gemonteerd door een
erkend koeltechnicus en moeten beantwoorden aan de
lokale en nationale reglementeringen terzake.
■Raadpleeg de montagehandleiding meegeleverd met de
buitenunit voor het monteren van de koelleiding van de
buitenunit.
■Voer het warmteisolatiewerk volledig uit aan beide zijden van de
gas- en vloeistofleidingen. Anders kan er water lekken.
(Wanneer u een warmtepomp gebruikt, kan de temperatuur van
de gasleiding oplopen tot ongeveer 120°C. Gebruik een isolatie
die tegen dergelijke temperaturen bestand is.)
■Wanneer de temperatuur en vochtigheid van delen van de
koelmiddelleiding 30°C of RV 80% kan overschrijden, moet u
meer koelmiddelisolatie voorzien (20 mm of dikker). Op het
oppervlak van het isolatiemateriaal kan condens worden
gevormd.
■Voordat u de buizen aansluit, moet u controleren welk soort
koelmiddel wordt gebruikt.
■Gebruik een pijpensnijder en een koppeling die geschikt zijn
voor het gebruikte koelmiddel.
■Smeer de moer in met ether- of esterolie, voordat u de buis
aansluit.
■Knijp het uiteinde van de buis vast of plak deze af met tape om
te voorkomen dat stof, vocht of andere vreemde voorwerpen in
de buis terecht komen.
■Gebruik naadloze buizen van een koperlegering (ISO 1337).
■Er mag niets anders dat het gespecificeerde koelmiddel in het
koelcircuit terechtkomen, zoals lucht, enz.
■Raadpleeg de onderstaande tabel voor de afmetingen van de
flaremoeren en het geschikte aanhaalmoment. (Overmatig aanspannen kan de flare beschadigen en lekken veroorzaken.)
Leiding-
diameter
Ø6,4
Ø12,7
Draaimoment
14,2~17,2 N•m
(144~176 kgf•cm)
49,5~60,3 N•m
(504~616 kgf•cm)
Flare-afmeting A
(mm)
8,7~9,1
16,2~16,6
Flare-vorm
±2
90°
45°
±2
A
R0.4~0.8
■Als het koelgas tijdens de werken lekt moet u de ruimte
ventileren. Het koelgas geeft immers toxische gassen af bij
blootstelling aan vuur.
■Ga tot slot na of er geen koelgaslekken voorkomen. Er kunnen
immers toxische gassen vrijkomen als het koelgas binnen lekt
en in aanraking komt met het vuur van bijvoorbeeld een
verwarmingstoestel of een kookfornuis.
MONTAGEVANDEAFVOERLEIDING
Monteer de afvoerleiding zoals afgebeeld en neem de nodige
maatregelen om condensvorming te voorkomen. Slecht gemonteerde
leidingen kunnen lekken veroorzaken en uiteindelijk meubilair en
andere zaken bevochtigen.
1-1.5
1Hangbalk
2≥1/100 helling
LET OP
Alleen voor noodgevallen.
U moet een momentsleutel gebruiken, maar indien u
gedwongen bent de unit zonder momentsleutel te
monteren, kunt u de hieronder aangegeven werkwijze
toepassen.
Controleer na de montage of er geen koelgaslekken voorkomen.
Wanneer u de flaremoer met een moersleutel blijft
aanspannen, is er een punt waarop het aanhaalkoppel
plots stijgt. Ga vanaf dat punt voort met aanspannen
van de flaremoer binnen de volgende hoek:
Leiding-
diameter
Ø6,4 (1/4")60~90°±150 mm
Ø12,7 (1/2")30~60°±250 mm
Verder
aanspanhoek
Aanbevolen armlengte
van gereedschap
■Bij het aansluiten van een flaremoer moet u de flare zowel aan
de binnenkant als aan de buitenkant insmeren met koelether of
esterolie, en die eerst drie tot vier keer met de hand aandraaien
vooraleer volledig vast te draaien.
Smeer dit gedeelte in met ether- of esterolie
■Controleer de aansluitingen van de leidingen op gaslekken en
isoleer deze zoals afbeelding 12 aangeeft.
1Vloeistofleiding
2Gasleiding
3Isolatiemateriaal voor bevestiging van vloeistofleiding
(meegeleverd met de unit)
4Isolatiemateriaal voor bevestiging van gasleiding
(meegeleverd met de unit)
5Klemmen (gebruik 2 klemmen per isolatie)
6Kleine afdichting (meegeleverd met de unit)
1. Monteer de afvoerleidingen.
• Zorg ervoor dat de afvoerleiding zo kort mogelijk is en naar
beneden gericht om te voorkomen dat er licht in de leiding blijft.
• De diameter van de leiding moet minstens even groot zijn als de
diameter van de aansluitleiding (PVC-buis met een nominale
diameter van 20 mm en een buitendiameter van 26 mm).
• Steek de afvoerslang tot aan de basis in de afvoeraansluiting, en maak de klem goed vast binnen het deel van
een grijze tape.
•Bevestig de klem zodanig dat de schroefkop zich op minder dan
4 mm afstand bevindt van de slang.
1Metalen klem
(meegeleverd met de unit)
2Afvoerslang
(meegeleverd met de unit)
3Grijze tape
(lokaal aan te kopen)
3
21
• Isoleer het gedeelte van de afvoerslang dat zich in het gebouw
bevindt.
•Bevestig de afvoerophoogleiding (lokaal aan te kopen) op de
afvoerslang indien de afvoerslang niet voldoende kan afhellen.
• Zorg dat warmte-isolatie op de volgende 2 punten wordt aangebracht om eventuele waterlekkage door condens te voorkomen.
• Binnenafvoerleiding
• Afvoeraansluiting
• Wikkel de bijgeleverde afdichting over de klem en
de afvoerslang als isolatie.
1Metalen klem (meegeleverd met de unit)
2Grote afdichting (meegeleverd met de unit)
Leidingwerk (Raadpleeg afbeelding 15)
1Plafondtegel
2Ophangbeugel
3Afvoerophoogleiding
4Ophoogdeel
5Afvoerslang (meegeleverd met de unit)
6Metaalklem (meegeleverd met de unit)
1
2
≤4 mm
■Wikkel de afdichting rond de isolatie van de koppeling aan de
kant van de gasleiding.
Isoleer alle lokale leidingen tot aan de leidingaansluiting binnenin de unit. Blote leidingen kunnen
condensatie of brandwonden veroorzaken wanneer u
ze aanraakt.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
4
FXZQ20~50M9V1B
VRV-systeem airconditioner
4PW45002-1
Page 9
Voorzorgsmaatregelen
■Monteer de afvoerophoogleidingen op een hoogte van minder
dan 545 mm.
■Monteer de afvoerophoogleidingen in de juiste hoek tegenover de
binnenunit en op een afstand van maximaal 300 mm van de unit.
LET OP
2. Controleer na het monteren van de leidingen of de afvoer
■De meegeleverde afvoerslang moet 75 mm of
minder afhellen zodat er geen bijkomende druk
ontstaat op de condensaansluiting.
■Monteer hangbaren op afstanden tussen de 1 en
1,5 meter om een afhelling van 1:100 te
bekomen.
■Monteer bij het samenkoppelen van meerdere
afvoerleidingen de leidingen zoals weergegeven
in afbeelding 10. Kies convergerende afvoerleidingen waarvan de diameter aangepast is aan
de werkingscapaciteit van de unit.
1Convergerende afvoerleidingen met
T-aftakking
vlot verloopt.
■ Open het deksel van de waterinlaat, voeg geleidelijk 2 liter
water toe en controleer de afvoer.
To evoegen van water: raadpleeg afbeelding 13.
1Afvoerleiding
2Serviceafvoeruitlaat met rubberen blindprop. Gebruik deze
uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.
3Plastic bak om te gieten
■Aansluitingen van de afvoerleiding
Sluit de afvoerleiding niet rechtstreeks aan op afval-
waterleidingen die naar ammoniak ruiken. De ammoniak in het afvalwater kan via de afvoerleidingen in de
binnenunit dringen en de warmtewisselaar aantasten.
■Vergeet niet dat als water in de afvoerleiding blijft
staan, dit de afvoerleiding kan blokkeren.
ELEKTRISCHEBEDRADING
Algemene instructies
■Alle lokaal aan te kopen onderdelen en materialen en de lokale
bedrading moeten beantwoorden aan de plaatselijke
reglementeringen.
■Gebruik uitsluitend koperen draden.
■Raadpleeg het "Bedradingsschema" bevestigd op de unit voor
de elektrische bedrading van de buitenunit, binnenunits en
afstandsbediening. Raadpleeg de "Montagehandleiding van de
afstandsbediening" voor nadere details over het bevestigen van
de afstandsbediening.
■Een erkend elektricien moet instaan voor de volledige
bedrading.
■Er moet een werkschakelaar worden geïnstalleerd die de
voeding voor het hele systeem kan uitschakelen.
Denk eraan dat de unit automatisch start als de voeding na het
uitschakelen weer wordt ingeschakeld.
■Dit systeem omvat meerdere binnenunits. Markeer elke
binnenunit als unit A, unit B, enz. Zorg ervoor dat de bedrading
van de klemmenstrook naar de buitenunit en BS-unit met elkaar
overeenstemmen. Als de bedrading en de leidingen tussen de
buitenunit en een binnenunit niet met elkaar overeenstemmen
kan er een storing optreden in het systeem.
■Raadpleeg de installatiehandleiding bijgesloten bij de buitenunit,
voor de grootte van de voedingsbedrading, aangesloten op de
buitenunit, het vermogen van de contactverbreker en de
schakelaar, en de bedradingsinstructies.
■Vergeet niet de airconditioner te aarden.
■Sluit de aardleiding niet aan op een gasleiding, waterleiding,
bliksemafleiders of een telefoonaarding.
• Gasleidingen: vormen bij gaslekken ontploffings- of brandgevaar.
•Waterleidingen: geen aardingseffect in het geval van harde
plastic buizen.
•Telefoonaardingen of bliksemafleiders: kunnen tot abnormaal
hoge potentiaalwaarden in de grond leiden tijdens een onweer
met bliksem.
De elektrische bedrading is uitgevoerd
Controleer de afvoer tijdens het KOELEN, zoals uitgelegd in het
hoofdstuk "Uitvoeren van een test" op pagina 9.
De elektrische bedrading is niet uitgevoerd
■ Verwijder het deksel van de schakelkast en sluit de voeding
en de afstandsbediening aan op de klemmen.
Raadpleeg afbeelding 22.
1Deksel schakelkast
2Verwijder het deksel van de schakelkast (verwijder 2
schroeven)
3Voedingsklemmenstrook
4Klemmenstrook afstandsbediening
5Afstandsbedieningskabel
■ Druk vervolgens de inspectie/test-toets in op de
afstands-bediening. De unit zal een test uitvoeren. Druk de
keuzetoets voor werking in totdat ventilatie wordt
geselecteerd. Druk vervolgens de aan/uit-toets in. De
ventilator van de binnenunit en de afvoerpomp zullen starten.
Controleer of het water uit de unit is afgevoerd. Druk opnieuw
in om terug te gaan naar de eerste instelling.
TEST
■ Let erop dat de ventilator ook begint te draaien.
■ Bevestig het deksel van de schakelkast weer zoals het was.
TEST
Elektrische specificaties
UnitsVoeding
Spannings-
TypeHzVolt
FXZQ20
FXZQ25
FXZQ32
FXZQ40
FXZQ50
MCA: Minimaal opgenomen vermogen in het circuit (A)
MFA: Maximale zekeringsstroom (A)
kW: Nominaal afgegeven vermogen van de ventilatormotor (kW)
FLA: Maximaalstroom (A)
LET OP
50220-240
Raadpleeg voor nadere details "Elektrische
gegevens".
■De maximaal toegestane lengte van de transmissiebedrading tussen binnen- en buitenunits,
en tussen de binnenunit en de afstandsbediening
is als volgt:
• Buitenunit - binnenunit: ≤1000 m
(totale draadlengte: 2000 m)
• Binnenunit - afstandsbediening: ≤500 m
VOORBEELDVANBEDRADINGENINSTELLING
VANDEAFSTANDSBEDIENING
Aansluiten van de bedrading (Raadpleeg afbeelding 25)
■Voeding- en aardingsbedrading
Verwijder het deksel van de schakelkast en sluit draden met
dezelfde nummers aan op de voedingsstrook (3P) binnenin. (Zie
E). Sluit de aardingskabel aan op de klemmenstrook. Trek hierbij
de kabels door de opening en maak ze goed vast met een lokaal
te voorziene klem. (Zie B).
Laat genoeg speling op de kabels tussen de klem en de
klemmenstrook van de voeding.
■Bedrading van de transmissie en de afstandsbediening.
Verwijder het deksel van de schakelkast en trek de draden door
de opening naar binnen; sluit ze aan op de klemmenstrook voor
de afstandsbediening (6P). (Zie C en A). (Geen polariteit) Maak
het afstandsbedieningssnoer goed vast met een lokaal te
voorziene klem.
Voorzie genoeg speling op de kabels tussen de klem en de
klemmenstrook voor de afstandsbediening.
■Breng het afdichtingsmateriaal aan na de aansluiting. (Zie D).
■Breng dit aan om te voorkomen dat water binnendringt. (Zie D).
ABedrading van afstandsbediening en transmissie
BVoedingsbedrading
CAansluiten van de voedingsklemmenstrook (6P) voor
bedrading van de afstandsbediening en transmissie
DBreng het meegeleverde afdichtingsmateriaal aan om te
voorkomen dat water of insecten en andere kleine dieren
binnendringen. Anders kan er zich binnenin de schakelkast
een kortsluiting voordoen.
EAansluiten van de klemmenstrook met aardingskabel (3P)
1Deksel schakelkast
2Label bedradingsschema (op de achterkant van het deksel
van de schakelkast)
3Afstandsbedieningskabel
4Tr ansmissiebedrading
5Klemmenstrook voor afstandsbediening (6P)
6Voedingsbedrading
7Voedingsklemmenstrook
8Klem (lokaal aan te kopen)
9Klem (lokaal aan te kopen)
10Klemmateriaal
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
6
11Afdichtingsmateriaal (meegeleverd met de unit)
12Bedrading naar buiten
13Buitenkant
14Binnenkant
15Klem de kabelmantel vast.
Snijd overbodig materiaal weg nadat u de klem aan het
klemmateriaal hebt bevestigd.
Voorzorgsmaatregelen
2
1Neem de volgende opmerkingen in acht bij het bedraden naar
de voedingsplaat.
■ Sluit geen draden van een verschillende gauge aan op
dezelfde voedingsklem (Losse aansluitingen kunnen
oververhitting veroorzaken).
■ Sluit draden met eenzelfde gauge als volgt aan.
Gebruik de voorgeschreven elektrische draad. Bevestig de draad
stevig op de aansluitingen. Klem de draad vast zonder te grote kracht
op de aansluitingen uit te oefenen (aantrekkoppel 1,31 N•m±10%)
2De totale spanning van de dwarsbedrading tussen binnenunits
moet minder dan 12 A bedragen. Tak de leiding buiten de
klemmenstrook van de unit af in overeenstemming met de
normen voor elektrische uitrustingen bij gebruik van een dubbele
voedingskabel met een gauge groter dan 2 mm2 (Ø1,6).
De aftakking moet zodanig worden beschermd dat die minstens
even goed is geïsoleerd als de voedingskabel zelf.
3Sluit geen draden met een verschillende gauge aan op dezelfde
aardklem. Losse aansluitingen kunnen de bescherming aantasten.
4De afstandsbedieningskabels en aansluitdraden van de units
moeten zich op minstens 50 mm afstand bevinden van de
voedingskabel. Anders kan er een storing optreden als gevolg
van elektrische interferentie.
5Raadpleeg de "Montagehandleiding van de afstandsbediening"
die is meegeleverd met de afstandsbediening voor het bedraden
van de afstandsbediening.
6Sluit de voedingskabel nooit aan op de klemmenstrook voor
transmissiebedrading. Dit kan het hele systeem beschadigen.
7Gebruik uitsluitend gespecificeerde draden en sluit die stevig
aan op de klemmen. Let op dat de draden geen externe druk
uitoefenen op de klemmen. De draden moeten zich ook in de
juiste volgorde bevinden zodat ze geen andere uitrusting
belemmeren zoals het openduwen van het servicedeurtje. Zorg
ervoor dat het deksel stevig sluit. Slecht uitgevoerde
aansluitingen kunnen oververhitting veroorzaken of, in het
slechtste geval, kortsluiting of brand.
VRV-systeem airconditioner
FXZQ20~50M9V1B
4PW45002-1
Page 11
VOORBEELDVANBEDRADING
Samenvatting van lokale instellingen
■Voorzie de voedingskabel van elke unit met een schakelaar en
zekering, zoals in afbeelding 18.
Voedingsbedrading
Bedrading van de transmissie en de afstandsbediening
Voorbeeld van een compleet systeem (3 systemen)
■Zie afbeeldingen 19, 20 en 21.
1Buitenunit
2Binnenunit
3Afstandsbediening (Optie)
4Meest stroomafwaarts gelegen binnenunit
5Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen
6BS unit
Bij gebruik van 1 afstandsbediening voor 1 binnenunit.
(Normale werking) (Raadpleeg afbeelding 19).
Bij groepsbesturing of gebruik van 2 afstandsbedieningen.
(Raadpleeg afbeelding 20).
Bij gebruik van een BS-unit. (Raadpleeg afbeelding 21).
LET OP
Bij groepsbesturing is het niet nodig om een adres van
een binnenunit aan te duiden. Het adres wordt automatisch ingesteld bij het inschakelen van de voeding.
Voorzorgsmaatregelen
1. Met een enkele schakelaar kunt u de units van hetzelfde
systeem voeden. De schakelaars en werkschakelaars van de
aftakkingen moeten echter zorgvuldig worden geselecteerd.
2. Kies bij groepsbesturing met afstandsbediening een afstandsbediening die aangepast is aan de binnenunit met de meeste
functies.
3. Aardt de uitrusting niet op gasleidingen, waterleidingen en
bliksemafleiders, en voer geen dwarsaarding uit met een
telefoon. Een verkeerd uitgevoerde aarding kan kortsluiting
veroorzaken.
LOKALEINSTELLING
Voer de lokale instelling uit op de afstandsbediening overeenkomstig
de omstandigheden van de installatie.
■De instelling kan gebeuren door het "Modusnummer", "Eerste
codenr." en "Tweede codenr." te veranderen.
■Raadpleeg het hoofdstuk "Lokale instellingen" in de montagehandleiding van de afstandsbediening voor de instelling en
werking.
Modusnr.
(Opmer-
king 1)
10
(20)
12
(22)
Eerste
code-
nr.
0
1
2
3
5
6
0
1
2
3
4
5
9
Beschrijving
van de instelling
Filter met
Filtervervuiling Ernstig/Licht
= Instelling voor
de tijd tussen
2 aanduidingen
van filterreiniging.
(Wanneer het filter
sterk vervuild is, kan
de ingestelde tijd
tussen 2
aanduidingen van
filterreiniging
worden gehalveerd.)
Type filter met lange levensduur
Wijzig de instelling bij gebruik
van een filter met extra lange
levensduur.
Deze instelling is belangrijk voor
de tijd tussen 2 aanduidingen
van filterreiniging (zie 10-0-0X).
Selectie thermostaatsensor
Instelling voor weergave van de
tijd tussen 2 aanduidingen van
filterreiniging
Informatie naar I-manager,
I-touch controller
Thermostaatsensor in
groepbesturing
Outputsignaal X1-X2 van de
optionele KRP1B-printplaatkit
Externe ON/OFF-input
(T1/T2-input) = Instelling als de
geforceerde AAN/UIT-instelling
extern moet gebeuren.
Omschakeling thermostaatdifferentieel = Instelling wanneer
afstandssensor wordt gebruikt.
Ventilatorinstelling wanneer
thermostaat UIT tijdens
verwarming
Differentieel automatische
omschakeling
Automatisch herstarten na
stroomonderbreking
Vast koelen/verwarmen master UitAan——
extra
lange
levens-
duur
Filter met
lange
levens-
duur
Standaard-
filter
Tweede codenr. (Opmerking 2)
01020304
±10.000 uur
±2.500 uur±1.250 uur
Licht
±200 uur±100 uur
Filter met lange
levensduur
Gebruik zowel
de sensor van
de unit (of de
afstandssensor,
indien voorzien)
EN de afstandsbedieningssensor.
(Zie opmerking
5+6)
VerschijntVerschijnt niet ——
Alleen de
waarde van de
sensor van de
unit (of de
waarde van de
afstandssensor,
indien voorzien).
Gebruik alleen
de sensor van
de unit (of de
afstandssensor,
indien voorzien).
(Zie
opmerking 6)
Thermostaat-aan
+ compressor
draait
Geforceerd UIT
1°C0,5°C——
LL
0°C1°C2°C
Uit
±5.000 uur
Zwaar
Filter met extra
lange
levensduur
Gebruik alleen
de sensor van
de unit (of de
afstandssensor,
indien voorzien).
(Zie opmerking
5+6)
Waarde van de
sensor zoals
ingesteld
volgens 10-2-0X
of 10-6-0X.
Gebruik zowel
de sensor van
de unit (of de
afstandssensor,
indien voorzien)
EN de afstandsbedieningssensor.
(Zie opmerking
4+5+6)
—WerkingStoring
AAN/UITwerking
Ingestelde
snelheid
Aan——
——
——
Gebruik alleen
de afstandsbedieningssensor.
(Zie opmerking
5+6)
——
——
——
UIT (Zie
opmerking 3)
—
—
3°C
(Zie
opmerking 7)
wordt vervolgd op de volgende pagina
Opmerking 1 : De instelling wordt uitgevoerd in de groepmodus, maar als u het modusnummer tussen haakjes
Opmerking 2 : De fabrieksinstellingen van het Tweede codenr. staan op een grijze achtergrond.
Opmerking 3 : Gebruik alleen in combinatie met de optionele afstandssensor of wanneer de instelling 10-2-03
Opmerking 4 : Als groepbesturing is geselecteerd en de afstandsbedieningssensor moet worden gebruikt,
Opmerking 5 : Als instelling 10-6-02 + 10-2-01 of 10-2-02 of 10-2-03 tegelijk worden ingesteld, dan heeft
Opmerking 6 : Als instelling 10-6-01 + 10-2-01 of 10-2-02 of 10-2-03 tegelijk worden ingesteld, dan heeft bij de
Opmerking 7 : Meer instellingen voor differentieel automatische omschakeling op temperatuur:
selecteert, kunt u de binnenunits ook afzonderlijk instellen.
wordt gebruikt.
moet u 10-6-02 & 10-2-03 instellen.
instelling 10-2-01, 10-2-02 of 10-2-03 voorrang.
instelling voor groepaansluiting, 10-6-01 voorrang en voor individuele aansluiting heeft 10-2-01,
10-2-02 of 10-2-03 voorrang.
Instelling voor snelheid
luchtuitblaas
Deze instelling moet worden
0
aangepast aan de
plafondhoogte.
Selectie voor
luchtstroomrichting
Deze instelling moet worden
1
veranderd wanneer de optionele
13
(23)
15
(25)
Opmerking 1 : De instelling wordt uitgevoerd in de groepmodus, maar als u het modusnummer tussen haakjes
Opmerking 2 : De fabrieksinstellingen van het Tweede codenr. staan op een grijze achtergrond.
Opmerking 3 : Gebruik alleen in combinatie met de optionele afstandssensor of wanneer de instelling 10-2-03
Opmerking 4 : Als groepbesturing is geselecteerd en de afstandsbedieningssensor moet worden gebruikt,
Opmerking 5 : Als instelling 10-6-02 + 10-2-01 of 10-2-02 of 10-2-03 tegelijk worden ingesteld, dan heeft
Opmerking 6 : Als instelling 10-6-01 + 10-2-01 of 10-2-02 of 10-2-03 tegelijk worden ingesteld, dan heeft bij de
Opmerking 7 : Meer instellingen voor differentieel automatische omschakeling op temperatuur:
blokkeerkussenkit wordt
gebruikt.
Instelling bereik
luchtstroomrichting
Deze instelling moet worden
veranderd wanneer het bereik
4
waarbinnen de draaiklep
beweegt moet worden
veranderd.
Instelling voor regeling van
ventilatorsnelheid
5
(fasebesturing)
Werking van afvoerpomp +
3
vergrendeling bevochtiger
selecteert, kunt u de binnenunits ook afzonderlijk instellen.
wordt gebruikt.
moet u 10-6-02 & 10-2-03 instellen.
instelling 10-2-01, 10-2-02 of 10-2-03 voorrang.
instelling voor groepaansluiting, 10-6-01 voorrang en voor individuele aansluiting heeft 10-2-01,
10-2-02 of 10-2-03 voorrang.
Tweede codenr.054°C
065°C
076°C
087°C
≤2,7 m>2,7 ≤3,0 m>3,0 ≤3,5 m—
4-wegsstroom 3-wegsstroom 2-wegsstroom —
Bovenste
StandaardOptie 1Optie 2—
VoorzienNiet voorzien——
NormaalOnderste—
■Bij gebruik van draadloze afstandsbedieningen is het nodig om
de adresinstelling te gebruiken. Raadpleeg de montagehandleiding meegeleverd met de draadloze afstandsbediening
voor de instructies.
Besturing met 2 afstandsbedieningen
(2 afstandsbedieningen besturen 1 binnenunit)
Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen moet er een worden ingesteld
op "MAIN" (hoofdafstandsbediening) en de andere op "SUB"
(ondergeschikte afstandsbediening).
Computerbesturing (geforceerde uit en aan/uit
werking)
1. Draadspecificaties en uitvoeren van de bedrading
• Sluit de ingang van buitenuit aan op de klemmen T1 en T2 van de
klemmenstrook (afstandsbediening naar trans-missiebedrading).
DraadspecificatieBeschermde vinylkoord of kabel (tweedradig)
Gauge0,75~1,25 mm
2
Lengte≤100 m
Externe klem
Contact dat de minimale belasting van 15 V DC,
10 mA kan verzekeren
Raadpleeg afbeelding 11
1Ingang A
2. Activering
• De volgende tabel licht de werkingen "geforceerd uit" en
"geforceerd aan/uit" toe bij ingang A.
Geforceerd uitaan/uit werking
Ingang "aan" stopt
de werking
Ingang uit maakt
besturing mogelijk
Ingang uit ➜ aan zet de unit in werking
(onmogelijk met afstandsbedieningen)
Ingang uit ➜ aan schakelt de unit uit met de
afstandsbediening
3. Selecteren van geforceerde uit en aan/uit werking
• Schakel de voeding in en selecteer de werking met de
afstandsbediening.
• Stel de afstandsbediening in op lokale instelling. Raadpleeg voor
nadere details het hoofdstuk "Lokale instelling" in de handleiding
van de afstandsbediening.
• Selecteer bij lokale instelling werkingsnr. 12 en stel vervolgens
het eerste codenr. in op "1". Stel dan het tweede codenr. (positie)
in op "01" voor geforceerde uit werking of op "02" voor
geforceerde aan/uit werking. (De fabrieksinstelling is geforceerd
uit) (Raadpleeg afbeelding 23).
Bij centrale besturing is het noodzakelijk om het groepsnr. aan te
duiden. Raadpleeg voor nadere details de handleiding van elke als
optie verkrijgbare besturing voor centrale besturing.
Omschakeling hoofd/sub
1.Breng een platte schroevedraaier aan in de uitsparing tussen het
bovenste en onderste gedeelte van de afstandsbediening en
verwijder vanuit de 2 posities het bovenste gedeelte.
afbeelding 14)
.
(Raadpleeg
(De printplaat van de afstandsbediening is bevestigd op het
bovenste gedeelte van de afstandsbediening)
2. Stel de hoofd/sub-omschakelaar op een van de twee print-
platen van de afstandsbedieningen in op "S". (Raadpleeg
afbeelding 17).
(Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening ingesteld
op "M").
1Printplaat van afstandsbediening
2Fabrieksinstelling
3Slechts een afstandsbediening moet worden gewijzigd
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
8
MONTAGEVANHETSIERPANEEL
Lees het hoofdstuk "Uitvoeren van een test" op pagina 9 voordat u de
werking test zonder het sierpaneel.
Raadpleeg de montagehandleiding die met het sierpaneel is
meegeleverd.
Zorg na installatie van het sierpaneel dat er geen vrije ruimte is
tussen het chassis van de unit en het sierpaneel. Anders kan er lucht
door het gat lekken waardoor dauwdruppels kunnen worden
gevormd. (Raadpleeg afbeelding 16)
FXZQ20~50M9V1B
VRV-systeem airconditioner
4PW45002-1
Page 13
UITVOERENVANEENTEST
Reinigen van het luchtfilter
Raadpleeg de montagehandleiding van de buitenunit.
■Het werkingslampje van de afstandsbediening knippert als er
zich een storing voordoet. Controleer de storingscode op het
LCD-scherm om de aard van de storing te bepalen. Een
toelichting bij de storingscodes en de overeenstemmende
storingen vindt u op de "Waarschuwing bij het onderhoud" van
de buitenunit.
Als er zich een probleem voordoet dat in de onderstaande tabel
wordt beschreven, kan dit wijzen op een probleem met de bedrading
of de voeding. Controleer in dat geval opnieuw de bedrading.
Display
afstandsbediening
"Concentrated
Management" brandt
"U4" brandt
"UH" brandt
Geen display
■Kortsluiting aan de FORCED OFF-klemmen
(T1, T2)
■De voeding van de buitenunit is UIT.
■Geen bedrading voor de voeding van de
buitenunit.
■Verkeerde bedrading voor de transmissiebedrading en/of FORCED OFF-bedrading.
■De voeding op de binnenunit is UIT.
■Geen bedrading voor de voeding van de
binnenunit.
■Verkeerde bedrading van de bedrading van
de afstandsbediening, transmissie en/of
FORCED OFF.
Betekenis
ONDERHOUD
BELANGRIJK
■HET ONDERHOUD MAG UITSLUITEND WORDEN GEDAAN
DOOR EEN ERKEND SERVICETECHNICUS.
■SCHAKEL ALLE VOEDINGSCIRCUITS UIT VOORALEER DE
KLEMONDERDELEN TE BEHANDELEN.
■GEBRUIK GEEN WATER OF LUCHT WARMER DAN 50°C
VOOR HET REINIGEN VAN DE LUCHTFILTERS EN BUITENPANELEN.
■VERGEET NIET DE SCHAKELKAST, DE VENTILATORMOTOR EN DE AFVOERPOMP TE VERWIJDEREN ALS U DE
WARMTEWISSELAAR GAAT REINIGEN. WATER EN
REINIGINGSMIDDELEN KUNNEN DE ISOLATIE VAN
ELEKTRISCHE ONDERDELEN BESCHADIGEN, WAARDOOR BRAND KAN ONTSTAAN.
Raadpleeg afbeelding 24
1Binnenunit
2Afvoerpomp (ingebouwd)
Afvoerwater verwijderd uit de kamer tijdens het koelen.
3Voedingsbedrading
4Afvoerleiding
5Aanzuigrooster
6Luchtfilter (in het aanzuigrooster)
7Label met modelnaam (in het aanzuigrooster)
8Luchtstroomklep (aan luchtuitlaat)
Geleidt de stroom van de unit naar de grond om elektrische
schokken te voorkomen.
13Afstandsbediening
Reinig het luchtfilter als "" (REINIGINGSTIJD VOOR HET
LUCHTFILTER) op het scherm verschijnt.
Reinig het luchtfilter vaker als de unit is gemonteerd in een ruimte
waar de lucht sterk vervuild is. (Reinig het luchtfilter in principe om de
zes maanden).
Vervang het luchtfilter als het vuil niet meer te verwijderen is.
(Vervangfilters zijn als optie verkrijgbaar).
1.Open het aanzuigrooster.
Druk tegelijkertijd op beide knoppen en laat het rooster voorzichtig
zakken. (Druk bij het sluiten ook op beide knoppen.) (Raadpleeg
afbeelding 26)
2. Verwijder de luchtfilters.
Trek de haak van het luchtfilter diagonaal omlaag en verwijder
het filter. (Raadpleeg afbeelding 27)
3. Reinig het luchtfilter.
Gebruik een stofzuiger of was het luchtfilter met water.
Gebruik een zachte borstel en een niet-bijtend schoonmaakmiddel als het luchtfilter erg vervuild is.
Droog het luchtfilter af en laat het drogen in de schaduw.
4. Herbevestig het luchtfilter.
Bevestig het luchtfilter op het aanzuigrooster door het op het
uitstekende gedeelte boven het aanzuigrooster te hangen.
Druk de bodem van het luchtfilter tegen de uitstekende delen
van de bodem van het luchtfilter om het filter in juiste positie te
plaatsen. (Raadpleeg afbeelding 28)
5. Sluit het luchtaanzuigrooster.
Raadpleeg punt 1.
6. Druk na het inschakelen van de voeding de TERUGSTEL-
TOETS VOOR FILTERREINIGING in.
Het scherm “REINIGINGSTIJD VOOR HET LUCHTFILTER"
verdwijnt.
(Raadpleeg voor nadere details de gebruiksaanwijzing van de
buitenunit.)
LET OP
Verwijder het luchtfilter niet, tenzij om het te reinigen.
Onnodige behandeling kan het luchtfilter beschadigen.
Reinigen van de luchtuitlaat en buiten-panelen
■Reinig dit met een zachte doek.
■Gebruik water of een niet-bijtend schoonmaakmiddel als de
vlekken moeilijk te verwijderen zijn.
■Als de klep zeer ernstig vervuild is moet u ze als volgt
verwijderen en reinigen.
LET OP
■Gebruik geen benzine, benzeen, verdunner,
poetspoeder of vloeibaar insectendodend middel.
Dit kan immers verkleuring of vervorming
veroorzaken.
■Zorg ervoor dat de binnenunit niet nat raakt. Dit
kan kortsluiting of brand veroorzaken.
Druk tegelijkertijd op beide knoppen en laat het rooster voorzichtig
zakken. (Druk bij het sluiten ook op beide knoppen.)
afbeelding 26)
2. Verwijder het aanzuigrooster
Open het aanzuigrooster 45 graden en hef het op. (Raadpleeg
afbeelding 29)
3. Maak het luchtfilter los.
Zie de afbeelding in punt 2 in hoofdstuk "Reinigen van het
luchtfilter" op pagina 9.
4. Reinig het aanzuigrooster
Was het met een zachte borstel en een nietbijtend schoon-maakmiddel, en laat het
grondig drogen.
NOTITIES
(Raadpleeg
LET OP
Als het aanzuigrooster erg vuil is, breng dan
gedurende een tiental minuten een typische
keukenreiniger aan op het rooster. Was het
vervolgens met water.
5. Bevestig het luchtfilter opnieuw.
Zie de afbeelding in punt 4in hoofdstuk "Reinigen van het
luchtfilter" op pagina 9.
6. Herbevestig het aanzuigrooster
Raadpleeg punt 2.
7. Sluit het aanzuigrooster
Raadpleeg punt 1.
VEREISTENVOORHETOPRUIMEN
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en
andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de
relevante lokale en nationale reglementeringen.