LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG VOOR DE
MONTAGE. BEWAAR DEZE HANDLEIDING OP EEN
PLAATS WAAR U HEM KUNT TERUGVINDEN VOOR
LATERE NASLAG.
DE VERKEERDE MONTAGE OF BEVESTIGING VAN
ONDERDELEN OF OPTIES KAN ELEKTRISCHE
SCHOKKEN, KORTSLUITING, LEKKEN, BRAND OF
ANDERE SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
UITRUSTING. LAAT DAAROM UITSLUITEND DAIKIN
TOEBEHOREN DIE SPECIAAL ONTWORPEN ZIJN
VOOR GEBRUIK MET DE UITRUSTING MONTEREN
DOOR EEN VAKMAN.
RAADPLEEG BIJ TWIJFEL OVER DE MONTAGEPROCEDURE OF HET GEBRUIK UW VERDELER VAN
DAIKIN PRODUCTEN VOOR ADVIES EN INFORMATIE.
VOORDEMONTAGE
■Wanneer u de unit beweegt terwijl u ze uit het karton haalt, hef
ze dan alleen op met de vier hefogen en oefen geen druk uit op
andere onderdelen (vooral niet op de draaiklep, de
koelmiddelleiding, afvoerleiding, en andere harsen onderdelen).
■Laat het toestel in de verpakking tijdens het verhuizen totdat de
montageplaats is bereikt. Als u het toestel toch moet uitpakken,
gebruik dan een draagband van zacht materiaal of beschermende platen met een touw om het te heffen, om zodoende
schade aan of krassen op de unit te voorkomen.
■Maak in het bijzonder de pakkist (bovenaan) van de schakelkast
niet los tot u de unit ophangt.
■Raadpleeg de montagehandleiding van de buitenunit voor zaken
die niet in deze handleiding worden beschreven.
■Waarschuwing met betrekking tot koelmiddelen van serie
R410A:
De aansluitbare openluchteenheden moeten speciaal
ontworpen zijn voor R410A.
Voorzorgsmaatregelen
■Monteer of gebruik de unit niet op onderstaande plaatsen:
-Verzadigd met minerale olie, of vol oliedampen of sprays
zoals in een keuken. (De kwaliteit van de plastic onderdelen
kan verminderen).
- In aanwezigheid van bijtende gassen zoals zwavelgas. (De
koperen leidingen en messing plekken zullen misschien
worden aangetast).
- In aanwezigheid van vluchtige ontvlambare gassen zoals van
verdunner of benzine.
- Bij machines die elektromagnetische golven opwekken. (Het
besturingssysteem zal misschien slecht werken).
-Wanneer de lucht een hoog zoutgehalte heeft, bijvoorbeeld
vlakbij zee, en wanneer er grote spanningswisselingen
plaatsvinden, zoals in een fabriek. Dit geldt tevens voor
voertuigen en schepen.
■Raadpleeg het meegeleverde schemablad bij de keuze van de
montageplaats.
■Bevestig accessoires niet rechtstreeks op de behuizing. Als u
gaten boort in de behuizing kan de elektrische bedrading
beschadigd worden, waardoor brand kan ontstaan.
Accessoires
Controleer of de volgende accessoires met de unit zijn meegeleverd.
Raadpleeg afbeelding 1
1Afvoerslang
2Metalen klem
3Pakking voor ophangbeugel
4Schemablad voor montage
5Schroeven (M5) voor schemablad voor montage
6Isolatie voor gasleidingfitting
7Isolatie voor vloeistofleidingfitting
8Grote afdichting
9Kleine afdichting
10Afdichtingsmateriaal
11Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
Opties
■Er zijn twee soorten afstandsbedieningen: bedraad en draadloos. Kies een afstandsbediening naar de wens van de klant en
monteer het op een geschikte plaats.
Raadpleeg catalogi en technische literatuur voor het kiezen van
een geschikte afstandsbediening.
■Voor deze binnenunit is ook een sierpaneel vereist.
Montagehandleiding
1
FFQ25~60B8V1B
Split-systeem airconditioners
4PW23700-1B
Page 5
Let tijdens de constructie speciaal op de volgende
1Afdichtingsmateriaal
2Vals plafond
punten en controleer na montage
Te controleren
punten ✓
Is de binnenunit stevig bevestigd?
■
Het toestel zal misschien naar beneden vallen, trillen of geluiden
produceren.
Is de gaslekproef volledig uitgevoerd?
■
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen.
Is het toestel volledig geïsoleerd?
■
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
Loopt de afvoer vlot?
■
Er zal misschien condenswater naar beneden druppelen.
Stemt de voedingsspanning overeen met de waarde op het
■
naamplaatje?
Het toestel zal misschien slecht functioneren of de onderdelen
kunnen doorbranden.
Zijn de bedrading en de leidingen correct uitgevoerd?
■
Het toestel zal misschien slecht functioneren of de onderdelen
kunnen doorbranden.
Is het toestel veilig geaard?
■
Gevaar bij elektrische lekken.
Is het type van de bedrading conform de voorschriften?
■
Het toestel zal misschien slecht functioneren of de onderdelen
kunnen doorbranden.
Wordt de luchtuitblaasopening of de luchtinlaat van de binnen- of
■
buitenunit geblokkeerd door een voorwerp?
Het toestel zal misschien onvoldoende koelen.
Heeft u de lengte van de koelleiding en de hoeveelheid extra
■
koelstof genoteerd?
Het is niet duidelijk hoeveel koelstof het systeem nog bevat.
Opmerkingen voor de installateur
■Neem deze handleiding zorgvuldig door om een correcte
montage te verzekeren.
Toon de klant hoe het systeem op een correcte manier te
gebruiken aan de hand van de bijgevoegde gebruiksaanwijzing.
■Leg de klant uit wat voor systeem is gemonteerd. Vul de
montagespecificaties in onder het hoofdstuk "Wat te doen voor
gebruik?" in de gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
KEUZEVANDEMONTAGEPLAATS
Als tegen het plafond de temperatuur boven de 30°C stijgt en de
relatieve vochtigheid boven 80%, of als lucht naar het plafond wordt
geleid, is extra isolatie vereist (minimaal 10 mm dik
polyethyleenschuim).
Voor deze unit kunt u verschillende richtingen kiezen voor de
luchtstroom. Het is noodzakelijk om een optionele blokkeringskit aan
te schaffen om de lucht in 2 of 3 richtingen uit te laten waaien.
1Kies een montageplaats waar aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan en waar de klant het mee eens is:
•Waar een optimale luchtspreiding verzekerd is.
•Waar de luchtstroom niet is belemmerd.
•Waar condenswater kan worden afgevoerd.
•Waar het vals plafond niet zichtbaar afhelt.
•Waar er voldoende speling is voor onderhoud en herstellingen.
•Waar de lengte van de leidingen tussen de binnen- en buitenunits
binnen de grenzen kan worden gehouden. (Raadpleeg de
montagehandleiding van de buitenunit.)
• Hou de bedrading van de binnenunit, de buitenunit, de voeding
en de transmissie minstens 1 meter van televisie- en radiotoestellen, dit om beeldstor ingen en ruis in deze toestellen te
voorkomen.
(Het kan gebeuren dat u ruis hoort, afhank elijk van de
omstandigheden waaronder de elektrische golven worden
voortgebracht, z elfs als de afstand meer dan 1 meter bedraagt).
2Plafondhoogte
Monteer deze unit op een plaats waar het onderpaneel op meer
dan 2,5 m boven de grond hangt zodat de gebruiker er niet
gemakkelijk bij kan.
Selecteer de luchtrichting die het best is aangepast aan de
ruimte en de montagelocatie. (Bij luchtuitblaas in 2 of 3 richtingen moeten de lokale instellingen gebeuren met behulp van de
afstandsbediening en de luchtuitblaasopening(en) worden
gesloten). Raadpleeg de montagehandleiding van de als optie
verkrijgbare blokkeerset en het hoofdstuk "Lokale instelling" op
pagina 7. (Raadpleeg afbeelding 2) (: richting luchtstroom)
1Luchtuitblaas in 4 richtingen
2Luchtuitblaas in 3 richtingen
3Luchtuitblaas in 2 richtingen
4Gebruik hangbouten bij de montage. Controleer of het
plafond stevig genoeg is om het gewicht van de binnenunit
te dragen. Als er gevaar bestaat dient u het plafond te
verstevigen vooraleer de unit te monteren.
(De montageafstanden zijn aangeduid op het papierpatroon
voor montage. Raadpleeg het papierpatroon om na te gaan
welke punten verstevigd dienen te worden.)
Benodigde montageruimte. Raadpleeg afbeelding 6 (:
richting luchtstroom)
1Luchtinlaat
2Luchtuitlaat
LET OP
Laat 200 mm of meer vrij op de plaatsen aangeduid
met *, aan de kanten waar de luchtuitblaas is gesloten.
VOORBEREIDINGENVOORDEMONTAGE
1Verhouding tussen de plafondopening enerzijds en de unit
en hangbouten anderzijds. (Raadpleeg afbeelding 7)
2Maak de benodigde plafondopening voor montage. (Voor
Montage is mogelijk met een plafondopening van
660 mm (aangeduid met *). Om een overlapping van
het plafond-paneel van 20 mm te bereiken, moet de
afstand tussen het plafond en de unit 45 mm of minder
bedragen. Als de afstand tussen het plafond en de unit
meer dan 45 mm bedraagt, dient u afdichtingsmateriaal te bevestigen in het deel met of het
plafond opnieuw te bedekken.
(Raadpleeg afbeelding 3)
een bestaand plafond)
- Raadpleeg het papierpatroon voor montage voor de
afmetingen van de plafondopening.
- Maak de benodigde plafondopening voor montage. Monteer
de koel- en afvoerleidingen aan de kant van de opening naar
de omkastingsuitlaat, alsook de bedrading van de afstandsbediening (niet nodig bij een draadloos model). Raadpleeg
ieder hoofdstuk over het monteren van de leidingen en de
bedrading.
- Na het maken van een plafondopening kan het nodig zijn om
de plafondbalken te versterken om het plafondniveau te
behouden en trillingen te voorkomen. Raadpleeg uw
aannemer voor nadere details.
Montagehandleiding
2
Page 6
3Monteer de hangbouten. (Gebruik bouten van M8~M10).
Gebruik ankers voor een bestaand plafond en een verzonken
inzetstuk, verzonken anker of andere lokaal aan te kopen
onderdelen voor nieuwe plafonds. Daarmee kunt u het plafond
versterken zodat het plafond het gewicht van de unit kan dragen.
Pas de speling tegenover het plafond aan vooraleer verder te
gaan.
Montagevoorbeeld. (Raadpleeg afbeelding 4)
1Plafondtegel
2Anker
3Lange moer of spanschroef
4Hangbout
5Vals plafond
LET OP
■Alle bovenvermelde onderdelen moeten lokaal
worden aangekocht.
■Raadpleeg uw verdeler van Daikin-producten voor
een andere montage dan de standaardmontage.
MONTAGEVANDEBINNENUNIT
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de opties als u opties
monteert, behalve dan voor het sierpaneel. Al naargelang de lokale
omstandigheden kan het gemakkelijker zijn om eerst de opties te
monteren vooraleer de binnenunit te monteren. Bij een bestaand
plafond dient u echter eerst de aanvoerset voor verse lucht en het
leidingverdeelstuk te monteren vooraleer de unit te monteren.
1Monteer tijdelijk de binnenunit.
-Bevestig de ophangbeugel op de hangbout. Doe dit stevig
met behulp van een moer en pakking aan de boven- en
onderzijde van de ophangbeugel.
-Bevestigen van de ophangbeugel. (Raadpleeg afbeelding 5)
1Moer (lokaal aan te kopen)
2Pakking (meegeleverd met de unit)
3Ophangbeugel
4Maak vast (dubbelmoer)
2Bevestig het papierpatroon voor montage. (Alleen voor een
nieuw plafond)
- Het papierpatroon voor montage komt overeen met de
afmetingen van de plafondopening. Raadpleeg uw aannemer
voor nadere details.
- Het middelpunt van de opening in het plafond is aangeduid
op het schemablad voor montage. Het middelpunt van de
unit is aangeduid op het schemablad voor montage.
- Nadat het verpakkingsmateriaal van het schemablad voor
montage verwijderd is, kunt u het schemablad voor montage
op de unit bevestigen met de bijgeleverde schroeven zoals
weergegeven in afbeelding 8.
1Schemablad voor montage (meegeleverd met de unit)
2Schroeven (meegeleverd met de unit)
3Breng de unit in de juiste montagepositie.
(Raadpleeg het hoofdstuk "Voorbereidingen voor de montage"
op pagina 2.)
4Controleer of de unit in horizontale positie staat.
- Monteer de unit niet in schuine positie. De binnenunit is
immers uitgerust met een ingebouwde afvoerpomp en
vlotterschakelaar. (Als de unit afhelt tegen de condensstroom
in kan er een storing optreden in de vlotterschakelaar en
bijgevolg water druppelen.)
- Controleer met behulp van een waterpas of een vinylbuis
gevuld met water of de unit in alle vier hoeken pas staat,
zoals weergegeven in afbeelding 9.
1Waterpas
2Vinylbuis
Montagehandleiding
3
5Verwijder het papierpatroon voor montage. (Alleen voor een
nieuw plafond)
MONTAGEVANDEKOELLEIDING
De lokale leidingen moeten worden gemonteerd door een
erkend koeltechnicus en moeten beantwoorden aan de
lokale en nationale reglementeringen terzake.
■Raadpleeg de montagehandleiding meegeleverd met de
buitenunit voor het monteren van de koelleiding van de
buitenunit.
■Voer het warmteisolatiewerk volledig uit aan beide zijden van de
gas- en vloeistofleidingen. Anders kan er water lekken.
(Wanneer u een warmtepomp gebruikt, kan de temperatuur van
de gasleiding oplopen tot ongeveer 120°C. Gebruik een isolatie
die tegen dergelijke temperaturen bestand is.)
■Wanneer de temperatuur en vochtigheid van delen van de
koelmiddelleiding 30°C of RV 80% kan overschrijden, moet u
meer koelmiddelisolatie voorzien (20 mm of dikker). Op het
oppervlak van het isolatiemateriaal kan condens worden
gevormd.
■Ga na welk koelmiddel wordt gebruikt voordat u de buizen
monteert.
■Gebruik een pijpensnijder en een koppeling die geschikt zijn
voor het gebruikte koelmiddel.
■Smeer de moer in met ether- of esterolie, voordat u de buis
aansluit.
■Knijp het uiteinde van de buis dicht of plak het af met tape om te
voorkomen dat er stof, vocht of ander vreemd materiaal in de
buis kan binnendringen.
■Gebruik naadloze buizen van een koperlegering (ISO 1337).
■De buitenunit is gevuld met koelstof.
■Gebruik bij het aansluiten of losmaken van de leidingen aan/van
het toestel altijd een moersleutel en een steeksleutel.
■Er mag niets anders dat het gespecificeerde koelmiddel in het
koelcircuit terechtkomen, zoals lucht, enz.
■Raadpleeg de onderstaande tabel voor de afmetingen van de
flaremoeren en het geschikte aanhaalmoment. (Overmatig
aanspannen kan de flare beschadigen en lekken veroorzaken.)
Leiding-
diameter
Ø6,4
Ø9,5
Ø12,7
Draaimoment
14,2~17,2 N•m
(144~176 kgf•cm)
32,7~39,9 N•m
(333~407 kgf•cm)
49,5~60,3 N•m
(504~616 kgf•cm)
Flare-afmeting A
(mm)
8,7~9,1
12,8~13,2
16,2~16,6
Split-systeem airconditioners
Flare-vorm
90°
A
FFQ25~60B8V1B
4PW23700-1B
±2
45°
R0.4~0.8
±2
Page 7
LET OP
m
1Convergerende afvoerleidingen met
T-aftakking
Alleen voor noodgevallen.
U moet een momentsleutel gebruiken, maar indien u
gedwongen bent de unit zonder momentsleutel te
monteren, kunt u de hieronder aangegeven werkwijze
toepassen.
Controleer na de montage of er geen
koelgaslekken voorkomen.
Wanneer u de flaremoer met een moersleutel blijft
aanspannen, is er een punt waarop het aanhaalkoppel
plots stijgt. Ga vanaf dat punt voort met aanspannen
van de flaremoer binnen de volgende hoek:
Leiding-
diameter
Ø6,460~90°±150 mm
Ø9,560~90°±200 mm
Ø12,730~60°±250 mm
Verder
aanspanhoek
Aanbevolen armlengte
van gereedschap
■Wanneer u de moer bevestigt, smeert u deze eerst aan de
binnen- en buitenkant in met ether- of esterolie en draait u deze
vervolgens met de hand 3 of 4 slagen vast, voordat u deze
stevig vastschroeft.
■Controleer de pijpverbinding op gaslekken. Isoleer deze vervolgens zoals in afbeelding 10 wordt aangegeven.
1Vloeistofleiding
2Gasleiding
3Isolatiemateriaal voor bevestiging van vloeistofleiding
(meegeleverd met de unit)
4Isolatiemateriaal voor bevestiging van gasleiding (meegeleverd
met de unit)
5Klemmen (gebruik 2 klemmen per isolatie)
6Kleine afdichting (meegeleverd met de unit)
■Wikkel de afdichting rond de isolatie van de koppeling aan de
kant van de gasleiding.
Isoleer alle lokale leidingen tot aan de
leidingaansluiting binnenin de unit. Blote leidingen
kunnen condensatie of brandwonden veroorzaken
wanneer u ze aanraakt.
■Als het koelgas tijdens de werken lekt moet u de ruimte
ventileren. Het koelgas geeft immers toxische gassen af bij
blootstelling aan vuur.
■Ga tot slot na of er geen koelgaslekken voorkomen. Er kunnen
immers toxische gassen vrijkomen als het koelgas binnen lekt
en in aanraking komt met het vuur van bijvoorbeeld een
verwarmingstoestel of een kookfornuis.
MONTERENVANDEAFVOERLEIDING
Monteer de afvoerleiding zoals afgebeeld en neem de nodige maatregelen om condensvorming te voorkomen. Slecht gemonteerde
leidingen kunnen lekken veroorzaken en uiteindelijk meubilair en
andere zaken bevochtigen.
1Monteer de afvoerleidingen.
• Zorg ervoor dat de afvoerleiding zo kort mogelijk is en naar
beneden gericht om te voorkomen dat er licht in de leiding blijft.
• De diameter van de leiding moet minstens even groot zijn als de
diameter van de aansluitleiding (PVC-buis met een nominale
diameter van 20 mm en een buitendiameter van 26 mm).
• Steek de afvoerslang tot aan de basis in de afvoeraansluiting, en maak de klem goed vast binnen het deel van
een grijze tape.
•Bevestig de klem zodanig dat de schroefkop zich op minder dan
4 mm afstand bevindt van de slang.
1Metalen klem
(meegeleverd met de unit)
2Grijze tape
(lokale levering)
3Afvoerslang
(meegeleverd met de unit)
• Isoleer het gedeelte van de afvoerslang dat zich in het gebouw
bevindt.
•Bevestig de afvoerophoogleiding (lokaal aan te kopen) op de
afvoerslang indien de afvoerslang niet voldoende kan afhellen.
• Zorg dat warmte-isolatie op de volgende 2 punten wordt
aangebracht om eventuele waterlekkage door condens te
voorkomen.
• Binnenafvoerleiding
• Afvoeraansluiting
• Wikkel de bijgeleverde afdichting over de klem en
de afvoerslang als isolatie.
1Metalen klem (meegeleverd met de unit)
2Grote afdichting (meegeleverd met de unit)
1
2
3
≤4 mm
Leidingwerk (Raadpleeg afbeelding 14)
1Plafondtegel
2Ophangbeugel
3Afvoerophoogleiding
4Ophoogdeel
5Afvoerslang (meegeleverd met de unit)
6Metaalklem (meegeleverd met de unit)
Voorzorgsmaatregelen
■Monteer de afvoerophoogleidingen op een hoogte van minder
dan 545 mm.
■Monteer de afvoerophoogleidingen in de juiste hoek tegenover
de binnenunit en op een afstand van maximaal 300 mm van de
unit.
LET OP
■De meegeleverde afvoerslang moet 75 mm of
minder afhellen zodat er geen bijkomende druk
ontstaat op de condensaansluiting.
■Monteer hangbaren op afstanden tussen de 1 en
1,5 meter om een afhelling van 1:100 te
bekomen.
■Monteer bij het samenkoppelen van meerdere
afvoerleidingen de leidingen zoals weergegeven
in afbeelding 11. Kies convergerende afvoerleidingen waarvan de diameter aangepast is aan
de werkingscapaciteit van de unit.
1Controleer na het monteren van de leidingen of de afvoer
vlot verloopt.
■ Open het deksel van de waterinlaat, voeg geleidelijk 2 liter
water toe en controleer de afvoer.
To evoegen van water. Raadpleeg afbeelding 12.
1Afvoerleiding
2Serviceafvoeruitlaat met rubberen blindprop. Gebruik deze
uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.
3Plastic bak om te gieten
■Sluit de aardleiding niet aan op een gasleiding, waterleiding,
bliksemafleiders of een telefoonaarding.
• Gasleidingen: vormen bij gaslekken ontploffings- of brandgevaar.
•Waterleidingen: geen aardingseffect in het geval van harde
plastic buizen.
•Telefoonaardingen of bliksemafleiders: kunnen tot abnormaal
hoge potentiaalwaarden in de grond leiden tijdens een onweer
met bliksem.
Elektrische specificaties
■Aansluitingen van de afvoerleiding
Sluit de afvoerleiding niet rechtstreeks aan op
afvalwaterleidingen die naar ammoniak ruiken. De
ammoniak in het afvalwater kan via de afvoerleidingen in de binnenunit dringen en de
warmtewisselaar aantasten.
■Vergeet niet dat als water in de afvoerleiding blijft
staan, dit de afvoerleiding kan blokkeren.
De elektrische bedrading is uitgevoerd
Controleer de afvoer tijdens het KOELEN, zoals uitgelegd in het
hoofdstuk "Testen" op pagina 7.
De elektrische bedrading is niet uitgevoerd
■ Verwijder het deksel van de schakelkast en sluit de voeding
aan op de klemmen.
Raadpleeg afbeelding 17.
1Deksel schakelkast
2Verwijder het deksel van de schakelkast (verwijder 2
schroeven)
3Voedingsklemmenstrook
4NIET AANSLUITEN
In dit geval werkt de afvoerpomp niet.
■ Controleer eerst de afvoer, en schakel dan uit en maak
koppel de éénfasige voeding los.
■ Let erop dat de ventilator ook begint te draaien.
■ Bevestig het deksel van de schakelkast weer zoals het was.
ELEKTRISCHEBEDRADING
Algemene instructies
■Alle lokaal aan te kopen onderdelen en materialen en de lokale
bedrading moeten beantwoorden aan de plaatselijke
reglementeringen.
■Gebruik uitsluitend koperen draden.
■Raadpleeg het "Bedradingsschema" bevestigd op de unit voor
de elektrische bedrading van de buitenunit, binnenunits en
afstandsbediening. Raadpleeg de "Montagehandleiding van de
afstandsbediening" voor nadere details over het bevestigen van
de afstandsbediening.
■Een erkend elektricien moet instaan voor de volledige
bedrading.
■Er moet een werkschakelaar worden geïnstalleerd die de
voeding voor het hele systeem kan uitschakelen.
■Denk eraan dat de unit automatisch start als de voeding na het
uitschakelen weer wordt ingeschakeld.
■Raadpleeg de installatiehandleiding bijgesloten bij de buitenunit,
voor de grootte van de voedingsbedrading, aangesloten op de
buitenunit, het vermogen van de contactverbreker en de
schakelaar, en de bedradingsinstructies.
■Vergeet niet de airconditioner te aarden.
LET OP
Raadpleeg voor nadere details "Elektrische
gegevens".
Specificaties voor installatiebedrading
Draad
Tussen
binnenunits
Unit-Afstands-
bediening
Bedrading naar
aardingsklem
(1) Deze tabel toont het geval waarbij een leidingsbuis wordt gebruikt. Als er geen
bescherming is, moet H07RN-F worden gebruikt.
(2) Installeer de transmissiebedrading tussen de binnen- en buitenunits in een
geleiderbuis om ze te beschermen tegen externe krachten, en steek de
geleiderbuis samen met de koelleiding door de muur.
(3) Vinyldraden met mantel of kabel (dikte met isolatie: 1 mm of meer)
(4) Dit is de totale uitgebreide lengte in het systeem van de groepsbesturing.
H05VV-U4G
Vinyldraden met
mantel of kabel
(2 draden)
Aardingsdraad
conform met de lokale
voorschriften
(1) (2)
(3)
Dikte (mm2)
2,5—
0,75~1,25Max. 500 m
2,0—
Lengte
VOORBEELDVANBEDRADINGENINSTELLEN
VANDEAFSTANDSBEDIENING
Aansluiten van de bedrading (Raadpleeg afbeelding 22)
AAfstandsbedieningssnoer
BBedrading tussen units
CAansluiten van de voedingsklemmenstrook (4P) met de
aardingsdraad
DAanbrengen van afdichtingsmateriaal
1Deksel besturingskast
Label bedradingsschema (op de achterkant van het deksel van de
2
besturingskast)
3Afstandsbedieningssnoer (Aard het afgeschermde deel van de
afgeschermde draad.)
4Klemmenstrook voor afstandsbediening (6P)
5Bedrading tussen units
6Voedingsklemmenstrook
7Grote klem (lokale levering)
8Kleine klem (lokale levering)
9Klemmateriaal
10Buitenunit
11Binnenunit
12Afdichtingsmateriaal (bij de unit geleverd)
13Bedrading naar buiten
14Buitenkant
15Binnenkant
(4)
Montagehandleiding
5
FFQ25~60B8V1B
Split-systeem airconditioners
4PW23700-1B
Page 9
■Bedrading tussen units en aardingsdraad
Verwijder het deksel van de besturingskast en sluit draden met
dezelfde nummers aan op de voedingsstrook (4P) binnenin.
(Zie C) Sluit de aardingskabel aan op de klemmenstrook. Trek
hierbij de kabels door de opening en maak ze goed vast met
een lokaal te voorziene klem. (Zie B)
■Laat genoeg speling op de kabels tussen de klem en de
klemmenstrook van de voeding. (Neem de afbeelding als
leidraad en neem minstens 80 mm voor het verwijderen van de
bekleding.)
■Trek de draden naar binnen door de opening en sluit aan op de
klemmenstrook voor de afstandsbediening (6P). (Zie A) (geen
polariteit) Maak het afstandsbedieningssnoer goed vast met een
lokaal te voorziene klem.
■Voorzie genoeg speling op de kabels tussen de klem en de
klemmenstrook voor de afstandsbediening.
■Breng het afdichtingsmateriaal aan na de aansluiting. (Zie D)
■Breng het afdichtingsmateriaal aan om te voorkomen dat water
of insecten en andere kleine dieren binnendringen. Anders kan
er zich binnenin de besturingskast een kortsluiting voordoen.
(Zie D)
VOORZORGSMAATREGELEN
1Neem de volgende opmerkingen in acht bij het bedraden naar
de voedingsklemmenstrook.
■ Sluit geen draden van een verschillende gauge aan op
dezelfde voedingsklem (Losse aansluitingen kunnen oververhitting veroorzaken).
■ Sluit draden met eenzelfde gauge als volgt aan.
VOORBEELDVANBEDRADING
Voor de bedrading van het buitenunit, dient u de installatiehandleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd.
■Multisysteem: 1 tot 4 binnenunits aangesloten op 1 buitenunit.
De binnenunit wordt bestuurd door een afstandsbediening die
op elke binnenunit is aangesloten. Groepsregeling is niet
voorzien. (Raadpleeg afbeelding 19)
Bij groepsbesturing is het niet nodig om een adres van
een binnenunit aan te duiden. Het adres wordt automatisch ingesteld bij het inschakelen van de voeding.
Gebruik de voorgeschreven elektrische draad. Bevestig de
draad stevig op de aansluitingen. Klem de draad vast zonder te
grote kracht op de aansluitingen uit te oefenen (aantrekkoppel
1,31 N•m±10%).
2De totale spanning van de dwarsbedrading tussen binnenunits
moet minder dan 12 A bedragen. Tak de leiding buiten de
klemmenstrook van de unit af in overeenstemming met de
normen voor elektrische uitrustingen bij gebruik van een dubbele
voedingskabel met een gauge groter dan 2 mm2 (Ø1,6).
De aftakking moet zodanig worden beschermd dat die minstens
even goed is geïsoleerd als de voedingskabel zelf.
3Sluit geen draden met een verschillende gauge aan op dezelfde
aardklem. Losse aansluitingen kunnen de bescherming
aantasten.
4De afstandsbedieningskabels en aansluitdraden van de units
moeten zich op minstens 50 mm afstand bevinden van de
voedingskabel. Anders kan er een storing optreden als gevolg
van elektrische interferentie.
5Raadpleeg de "Montagehandleiding van de afstandsbediening"
die is meegeleverd met de afstandsbediening voor het bedraden
van de afstandsbediening.
6Sluit de voedingskabel nooit aan op de klemmenstrook voor
transmissiebedrading. Dit kan het hele systeem beschadigen.
VOORZORGSMAATREGELEN
1Alle transmissiedraden met uitzondering van de draden voor de
afstandsbedieningen moeten passen bij het symbool van de
aansluiting.
2Bij groepsregeling de bedrading van de afstandsbedieningen
koppelen op de hoofdeenheid als wordt aangesloten op het
simultaan werkende model. (Aansluiting op de hulpeenheid is
niet nodig.)
3Kies voor groepsregeling met afstandsbediening de afstands-
bediening die past bij de binnenunit met de meeste functies (als
aangesloten draaiklep.)
4Aard de uitrusting niet op gasleidingen, waterleidingen en
bliksemafleiders, en voer geen dwarsaarding uit met een
telefoon. Een verkeerd uitgevoerde aarding kan kortsluiting
veroorzaken.
5Wanneer u een afschermingsdraad moet gebruiken, moet u een
afgeschermd deel met de van een klemmenstrook van een
afstandsbediening aansluiten. (Sluit ook de aarding voor de
afstandsbediening aan op een geaard metalen onderdeel.)
7Gebruik uitsluitend gespecificeerde draden en sluit die stevig
aan op de klemmen. Let op dat de draden geen externe druk
uitoefenen op de klemmen. De draden moeten zich ook in de
juiste volgorde bevinden zodat ze geen andere uitrusting belemmeren zoals het openduwen van het servicedeurtje. Zorg ervoor
dat het deksel stevig sluit. Slecht uitgevoerde aansluitingen
kunnen oververhitting veroorzaken of, in het slechtste geval,
kortsluiting of brand.
Voer de lokale instelling uit met behulp van de afstandsbediening
overeenkomstig de montagecondities.
■De instelling kan gebeuren door het "Werkingsnummer",
"EERSTE CODENR." en "TWEEDE CODENR." te wijzigen.
■Raadpleeg het hoofdstuk "Lokale instelling" in de montagehandleiding van de afstandsbediening voor de instelling en
werking.
Instellen van de luchtuitblaasrichting
Raadpleeg de optiehandleiding van de als optie verkrijgbare
blokkeerset voor het wijzigen van de luchtuitblaasrichting (2 of
3 richtingen). (Het TWEEDE CODENR. is in de fabriek ingesteld op
"01" voor luchtuitblaas in 4 richtingen.)
Instellingen voor opties
Zie de bij de optie geleverde instructies voor montage voor de
instellingen van de opties.
Instellen van het signaal voor reiniging van het
luchtfilter
De afstandsbedieningen zijn uitgerust met LCD-signalen voor het
luchtfilter om de reinigingstijd van het luchtfilter weer te geven.
Wijzig het TWEEDE CODENR. al naargelang de hoeveelheid vuil of
stof in de kamer. (Het TWEEDE CODENR. is in de fabriek ingesteld
op "01" voor lichte vervuiling van het luchtfilter.)
Bij gebruik van draadloze afstandsbedieningen is het nodig om de
adresinstelling te gebruiken. Raadpleeg de montagehandleiding
meegeleverd met de draadloze afstandsbediening voor de
instructies.
Besturing met 2 afstandsbedieningen
(2 afstandsbedieningen besturen 1 binnenunit)
Bij gebruik van 2 afstandsbedieningen moet er een worden ingesteld
op "MAIN" (hoofdafstandsbediening) en de andere op "SUB"
(ondergeschikte afstandsbediening).
Lees het hoofdstuk "Testen" op pagina 7 voordat u de werking test
zonder het sierpaneel.
Raadpleeg de montagehandleiding die met het sierpaneel is
meegeleverd.
Zorg na installatie van het sierpaneel dat er geen vrije ruimte is
tussen het chassis van de unit en het sierpaneel. Anders kan er lucht
door het gat lekken waardoor dauwdruppels kunnen worden
gevormd. (Raadpleeg afbeelding 15)
TESTEN
Zorg dat de deksels van de besturingskasten op de binnen- en
buitenunits gesloten zijn.
Raadpleeg de paragraaf "Let tijdens de constructie speciaal op de
volgende punten en controleer na montage" op pagina 2.
Nadat de aanleg van de koelleiding, afvoerleiding en elektrische
bedrading voltooid is, moet de unit dienovereenkomstig worden
gebruikt om hem te beschermen.
TESTEN NA INSTALLATIE VAN SIERPANEEL
1Open de stopklep aan de kant van de gasleiding.
2Open de stopklep aan de kant van de vloeistofleiding.
3De krukasverwarmer 6 uur lang op elektriciteit aangesloten
houden.
4Met de afstandsbediening instellen op koelwerking en werking
starten door de AAN/UIT schakelaar in te drukken.
5De Inspectie/Test-knop 4 maal indrukken (2 maal voor afstands-
bediening) en 3 minuten in Teststand laten werken.
6Bijsteltoets voor luchtstroomrichting indrukken om te verzekeren
dat de unit in werking is.
7Inspectie/Test-knop indrukken en unit normaal laten werken.
8Aan de hand van de gebruikshandleiding nagaan of de unit
correct werkt.
TESTEN VOOR INSTALLATIE VAN SIERPANEEL
(Zie OPMERKING 3. op pagina 8)
1Open de stopklep aan de kant van de gasleiding.
2Open de stopklep aan de kant van de vloeistofleiding.
Omschakeling hoofd/sub
1Steek een platte schroevedraaier in de uitsparing tussen het
bovenste en onderste gedeelte van de afstandsbediening en
verwijder vanuit de 2 posities het bovenste gedeelte.
(Raadpleeg afbeelding 13)
(De printplaat van de afstandsbediening is bevestigd op het
bovenste gedeelte van de afstandsbediening)
2Stel de hoofd/sub-omschakelaar op een van de twee printplaten
van de afstandsbedieningen in op "S". (Raadpleeg
afbeelding 16)
(Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening ingesteld
op "M").
1Printplaat van afstandsbediening
2Fabrieksinstelling
3Slechts één afstandsbediening moet worden vervangen
Montagehandleiding
7
3De krukasverwarmer 6 uur lang op elektriciteit aangesloten
houden.
4Met de bedrade afstandsbediening instellen op koelwerking en
werking starten door de AAN/UIT-toets in te drukken. "A7" is op
het display te zien.
5De Inspectie/Test-knop op de afstandsbediening indrukken en
3 minuten in Test-stand laten werken.
6Inspectie/Test-knop indrukken en unit normaal laten werken.
7Aan de hand van de gebruikshandleiding nagaan of de unit
correct werkt.
8Na werking de hoofdvoedingschakelaar uitzetten.
VOORZORGSMAATREGELEN
1Zie de installatiehandleiding aan de buitenunit, voor type met
systeem voor individuele werking.
2Indien draadloze afstandsbediening wordt gebruikt, testen na
TO OUTDOOR UNIT: NAAR BUITENUNIT
IN CASE OF SIMULTANEOUS OPERATION SYSTEM: IN GEVAL VAN GELIJKTIJDIG BESTURINGSSYSTEEM
INDOOR UNIT (MASTER): BINNENUNIT (MASTER)
INDOOR UNIT (SLAVE): BINNENUNIT (SLAVE)
REMOTE CONTROLLER: AFSTANDSBEDIENING
WIRED REMOTE CONTROLLER: AFSTANDSBEDIENING MET KABEL
SWITCH BOX: SCHAKELKAST
COLOUR OF PCB CONNECTOR: KLEUR VAN PRINTKAARTCONNECTOR
COLOUR OF WIRE: KLEUR VAN DRAAD
(MARKED) COLOUR OF WIRE CONNECTOR: (GEMARKEERD) KLEUR VAN DRAADCONNECTOR
COLOUR: KLEUR
1.INDIEN GEBRUIK WORDT GEMAAKT VAN CENTRALE AFSTANDSBEDIENING DIENT DEZE CONFORM DE BIJGEVOEGDE
INSTRUCTIEHANDLEIDING OP DE UNIT TE WORDEN AANGESLOTEN.
2.X24A WORDT AANGESLOTEN ALS GEBRUIK WORDT GEMAAKT VAN HET DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENINGSPAKKET.
3.HET MODEL VAN DE AFSTANDSBEDIENING VERSCHILT PER COMBINATIESYSTEEM. RAADPLEEG VOOR HET AANSLUITEN
EERST DE TECHNISCHE DOCUMENTATIE EN CATALOGI E.D.
4.AARD DE AFSCHERMING VAN HET AFSTANDSBEDIENINGSSNOER OP DE BINNENUNIT WANNEER U AFGESCHERMDE
DRAAD GEBRUIKT.