Daikin FFA25A2VEB, FFA35A2VEB, FFA50A2VEB, FFA60A2VEB, FFA25A2VEB9 Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
Split-systeem airconditioners
FFA25A2VEB FFA35A2VEB FFA50A2VEB FFA60A2VEB
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Split-systeem airconditioners
Nederlands

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 3
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 6
1.3.4 Pekel........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 7
6.4.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading ..................................................................... 18
6.4.5 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit ..... 18
7 Configuratie 19
7.1 Lokale instellingen...................................................................... 19
8 Inbedrijfstelling 20
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 20
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 20
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 20
8.4 Proefdraaien............................................................................... 21
8.5 Foutcodes bij het proefdraaien................................................... 21
9 Aan de gebruiker overhandigen 22
10 Als afval verwijderen 22
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
2.2 Overzicht uitgebreide handleiding voor de installateur en de
gebruiker ................................................................................... 8
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Binnenunit ................................................................................. 8
3.2.1 Uitpakken en omgaan met de unit .............................. 8
3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 9
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 9
4.3 Over de binnenunit .................................................................... 9
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 10
4.5 Units en opties combineren....................................................... 11
4.5.1 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 11
5 Voorbereiding 11
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 11
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 11
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 11
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 11
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 11
5.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 12
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 12
5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 12
6 Installatie 12
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 12
6.2 De binnenunit monteren ............................................................ 13
6.2.1 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit ......... 13
6.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit ............ 13
6.2.3 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding......... 14
6.3 De koelmiddelleiding aansluiten................................................ 15
6.3.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ........ 15
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen .................................................... 15
6.3.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen 16
6.3.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen ................... 16
6.3.5 Het uiteinde van een buis verbreden .......................... 16
6.3.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten....... 17
6.3.7 Op lekkages controleren............................................. 17
6.4 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 17
6.4.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 17
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 17
6.4.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading .................................................................... 17
11 Technische gegevens 22
11.1 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................ 22
11.2 Bedradingsschema..................................................................... 23
Voor de gebruiker 24
12 Over het systeem 24
12.1 Systeemlay-out........................................................................... 24
12.2 Gebruikersinterface .................................................................... 24
13 Voor het gebruik 24
14 Bediening 24
14.1 Werkingsgebied.......................................................................... 24
14.2 Gebruik van het systeem............................................................ 25
14.2.1 Over het gebruik van het systeem ............................... 25
14.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking .................................................. 26
14.2.3 Over verwarmen .......................................................... 26
14.2.4 Gebruik van het systeem ............................................. 26
14.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma................................ 26
14.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma............................. 26
14.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma ................. 26
14.4 Luchtstroomrichting instellen ...................................................... 26
14.4.1 Over de luchtstroomklep .............................................. 26
15 Energie besparen en optimale werking 27
16 Onderhoud en service 27
16.1 Luchtfilter, aanzuigrooster, luchtuitblaas en buitenpanelen
reinigen ...................................................................................... 27
16.1.1 Luchtfilter reinigen........................................................ 27
16.1.2 Aanzuigrooster reinigen ............................................... 28
16.1.3 Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen ..................... 28
16.2 Onderhoud na een lange periode van stilstand.......................... 29
16.3 Onderhoud voor een lange periode van stilstand....................... 29
16.4 Over het koelmiddel ................................................................... 29
16.5 Dienst-na-verkoop en garantie ................................................... 29
16.5.1 Garantieperiode ........................................................... 29
16.5.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie............... 29
16.5.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli.................. 29
16.5.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli.................. 30
17 Opsporen en verhelpen van storingen 30
17.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 31
17.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 31
17.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 31
17.1.3 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 31
17.1.4 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 31
17.1.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 31
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

17.1.6 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten................................. 31
17.1.7 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) ................................................................. 31
17.1.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ............................................... 31
17.1.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) .................................................................. 31
17.1.10 Symptoom: Er komt stof uit de unit ............................. 32
17.1.11 Symptoom: De units geven een geur af...................... 32
17.1.12 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet .............................................................................. 32
17.1.13 Symptoom: Op het scherm staat "88" ......................... 32
17.1.14 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus.......................... 32
18 Verplaatsen 32
19 Als afval verwijderen 32
20 Verklarende woordenlijst 32
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijd
van 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis als het gebruik van het apparaat op een veilige manier werd uitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogen NIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af. ▪ Bedien de unit NIET met natte handen. ▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat boven een bepaalde concentratie. Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%). Lege batterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid te voorkomen.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.
Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel
Indien van toepassing.
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
OPMERKING
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
1000
GWP × kg
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: xxx
R32
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
310
320
330
340
350
360
370
380
390
400
410
420
430
440
450
460
470
480
490
500
510
520
530
540
550
1.822.2
2.4
2.6
2.833.2
3.4
3.6
3.844.2
4.4
4.6
4.855.2
5.4
5.6
5.866.2
6.4
6.6
6.877.2
7.4
7.6
7.8
1.843 7.956
8.0
A
min
(m2)
Floor-standing unit
(c)
Wall-mounted unit
(b)
Ceiling-mounted unit
(a)
m (kg)
Ceiling-mounted
unit
(a)
4.6 13.4
4.6 180
4.8 14.6
4.8 196
5.0 15.8
5.0 213
≤1.842
5.2 17.1
≤1.842
5.2 230
1.843 3.64
5.4 18.5
1.843 28.9
5.4 248
2.0 3.95
5.6 19.9
2.0 34.0
5.6 267
2.2 4.34
5.8 21.3
2.2 41.2
5.8 286
2.4 4.74
6.0 22.8
2.4 49.0
6.0 306
2.6 5.13
6.2 24.3
2.6 57.5
6.2 327
2.8 5.53
6.4 25.9
2.8 66.7
6.4 349
3.0 5.92
6.6 27.6
3.0 76.6
6.6 371
3.2 6.48
6.8 29.3
3.2 87.2
6.8 394
3.4 7.32
7.0 31.0
3.4 98.4
7.0 417
3.6 8.20
7.2 32.8
3.6 110
7.2 441
3.8 9.14
7.4 34.7
3.8 123
7.4 466
4.0 10.1
7.6 36.6
4.0 136
7.6 492
4.2 11.2
7.8 38.5
4.2 150
7.8 518
4.4 12.3
7.956 40.1
4.4 165
7.956 539
m (kg)
A
min
(m2)
4.6 20.0
4.8 21.8
5.0 23.6
≤1.842
5.2 25.6
1.843 4.45
5.4 27.6
2.0 4.83
5.6 29.7
2.2 5.31
5.8 31.8
2.4 5.79
6.0 34.0
2.6 6.39
6.2 36.4
2.8 7.41
6.4 38.7
3.0 8.51
6.6 41.2
3.2 9.68
6.8 43.7
3.4 10.9
7.0 46.3
3.6 12.3
7.2 49.0
3.8 13.7
7.4 51.8
4.0 15.1
7.6 54.6
4.2 16.7
7.8 57.5
4.4 18.3
7.956 59.9
Wall-mounted
unit
(b)
m (kg)
A
min
(m2)
Floor-standing
unit
(c)
m (kg)
A
min
(m2)
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen
van het koelmiddelsysteem worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
Vereisten voor de installatieruimte
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade. ▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
WAARSCHUWING
Als toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet de vloeroppervlakte van de ruimte waarin de toestellen worden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijn dan de minimum vloeroppervlakte zoals bepaald in de tabel onder A (m2). Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het geval
van binnenunits met koelmiddelleksensor, zie de montagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits
(bijvoorbeeld: oranjerie, garage, machineruimte)
▪ Leidingen in ruimtes zonder ventilatie
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Minimum vloeroppervlakte bepalen
1 Bepaal de totale koelmiddelvulling in het systeem
(= fabrieksvulling koelmiddel + extra bijgevulde hoeveelheid koelmiddel).
2 Selecteer welke grafiek of tabel u wilt gebruiken.
Bij een installatiehoogte van…
<1,8m Vloerunits 1,8≤x<2,2m Units voor muurmontage ≥2,2m Units voor plafondmontage
3 Gebruik de grafiek of de tabel om de minimum vloeroppervlakte
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
▪ Voor binnenunits: Is de unit een plafond-, wand- of
▪ Voor binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits,
vloermodel?
en lokale leidingen in ruimtes zonder ventilatie hangt dit af van de installatiehoogte:
te bepalen.
Gebruik de grafiek of tabel voor…
m Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem
A
Minimum vloeroppervlakte
min
(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage)
(b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
(c) Floor-standing unit (= Vloerunit)

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08

2 Over de documentatie

OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld om in werkplaatsen, in de lichte industrie en in boerderijen door deskundige of geschoolde gebruikers gebruikt te worden of, in de handel en in huishoudens, door niet gespecialiseerde personen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7

3 Over de doos

Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing binnenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

2.2 Overzicht uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
Hoofdstuk Beschrijving
Over de documentatie Verkrijgbare documentatie voor de
installateur
Over de doos Units uitpakken en accessoires
verwijderen
Over de units en opties ▪ Units identificeren
▪ Systeemlay-out ▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Voorbereiding Wat u moet doen en weten alvorens ter
plaatse te gaan
Installatie Wat u moet doen en weten om het
systeem te installeren
Configuratie Wat u moet doen en weten om het
systeem na de installatie te configureren
Inbedrijfstelling Wat u moet doen en weten om het
systeem na de configuratie in gebruik te stellen
Overhandiging aan de gebruiker
Als afval verwijderen Systeem opruimen Technische gegevens Specificaties van het systeem Over het systeem ▪ Systeemlay-out
Voor het gebruik Wat te doen voor het gebruik Werking Gebruik van het systeem Energie besparen en
optimale werking Onderhoud en service Onderhoud en service van de units Opsporen en verhelpen
van storingen Verplaatsen Systeem verplaatsen Als afval verwijderen Systeem opruimen Verklarende woordenlijst Definitie van termen
Wat aan de gebruiker te geven en uit te leggen
▪ Gebruikersinterface
Energie besparen
Wat te doen ingeval van problemen

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de doos met de binnenunit on-site werd geleverd.
Houd rekening met de volgende zaken: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8

3.2 Binnenunit

WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit is weinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.

3.2.1 Uitpakken en omgaan met de unit

Gebruik een draagband van zacht materiaal of beschermende platen met een touw om de unit op te heffen. Zodoende voorkomt u dat de unit beschadigd of gekrast wordt.
Bij het uitpakken van de unit of bij het verplaatsen van de unit na het uitpakken, moet u de unit opheffen aan de ophangbeugel zonder druk uit te oefenen op andere delen, met name de koelmiddelleidingen, afvoerleidingen en andere harsonderdelen.
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
1 2

3.2.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen

a
e fdcb
g h
i
j k

4 Over de units en opties

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats

4.3 Over de binnenunit

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Zie de tabel hierna voor combinatie met een R410A-buitenunit:
a Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking) b Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
c Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing binnenunit d Pakkingringen voor ophangbeugel e Schroeven
f Kabelbinders g Metalen klem h Afdichtingskussens: Groot (afvoerleiding), middelgroot 1
(gasleiding), middelgroot 2 (vloeistofleiding), klein (elektrische bedrading)
i Afvoerslang
j Isolatiedeel: Klein (vloeistofleiding) k Isolatiedeel: Groot (gasleiding)
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De binnenunit identificeren ▪ Buiten- en binnenunits combineren ▪ De binnenunit combineren met opties
INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer of raadpleeg het engineering databook of de servicehandleiding voor koeltoepassingen gedurende het hele jaar bij omstandigheden met een lage binnenvochtigheidsgraad.
Buitenunits Koelen Verwarmen
RR71~125
15~46°Cdroge
bol
18~37°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
RQ71~125 –5~46°Cdroge
bol
18~37°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
RXS25~60
10~46°Cdroge
bol
18~32°Cdroge
bol
2MXS50 10~46°Cdroge
bol
18~32°Cdroge
bol
–9~21°Cdroge
bol
–10~15°Cnatte
bol
10~27°Cdroge
bol
15~24°Cdroge
bol
–16~18°Cnatte
bol
10~30°Cdroge
bol
15~24°Cdroge
bol
–16~18°Cnatte
bol
10~30°Cdroge
bol
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
4 Over de units en opties
a
b
c
d
e
i
f
g
h
Buitenunits Koelen Verwarmen
3MXS40~68 4MXS68~80 5MXS90
10~46°Cdroge
bol
15~24°Cdroge
bol
–16~18°Cnatte
bol
18~32°Cdroge
bol
10~30°Cdroge
bol
RZQG71~140
15~50°Cdroge
bol
19~21°Cdroge
bol
20~15,5°Cnatt
e bol
18~37°Cdroge
bol
10~27°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
RZQSG71~140
15~46°Cdroge
bol
14~21°Cdroge
bol
15~15,5°Cnatt
e bol
20~37°Cdroge
bol
10~27°Cdroge
bol
14~28°Cnatte
bol
RZQ200~250 –5~46°Cdroge
bol
14~21°Cdroge
bol
–15~15°Cnatte
bol
20~37°Cdroge
bol
10~27°Cdroge
bol
14~28°Cnatte
bol
Buitenunits Koelen Verwarmen
RZAG71~140
20~52°Cdroge
bol
19,5~21°Cdrog
e bol
20~15,5°Cnatt
e bol
18~37°Cdroge
bol
10~27°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
RZASG71~140
15~46°Cdroge
bol
14~21°Cdroge
bol
15~15,5°Cnatt
e bol
20~37°Cdroge
bol
10~27°Cdroge
bol
14~28°Cnatte
bol
Binnenvochtigheid ≤80%
(a)
Symbool Verklaring
Buitentemperatuur
Binnentemperatuur
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.

4.4 Systeemlay-out

Zie de tabel hierna voor combinatie met een R32-buitenunit:
Buitenunits Koelen Verwarmen
RXM25~60
10~46°Cdroge
15~24°Cdroge
bol
–16~18°Cnatte
18~32°Cdroge
10~30°Cdroge
bol
2MXM50 3MXM40~68 4MXM68~80
10~46°Cdroge
bol
15~24°Cdroge
–16~18°Cnatte
5MXM90
RZAG35~60
18~32°Cdroge
20~52°Cdroge
bol
10~30°Cdroge
20~24°Cdroge
bol
18~32°Cdroge
–21~18°Cnatte
10~30°Cdroge
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
a Binnenunit b Buitenunit c Gebruikersinterface d Aangezogen lucht e Uitgeblazen lucht
f Koelmiddelleiding + verbindingskabel g Afvoerleiding h Aardingsbedrading
i Luchtaanzuigfilter en luchtfilter
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08

4.5 Units en opties combineren

b
a
c
df e
(mm)
1500
1500
1000≥1000
1000≥1000

4.5.1 Mogelijke opties voor de binnenunit

Controleer of de volgende verplichte opties aanwezig zijn: ▪ Gebruikersinterface: Bedraad of draadloos ▪ Sierpaneel: Standaard of zelfreinigend
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Koelmiddelleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.

5 Voorbereiding

a Aardlekbeveiliging b Zekering c Buitenunit d Binnenunit e Gebruikersinterface
f Pc of radio
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
Fluorescentielampen. Let op de volgende punten voor de
installatie van een draadloze gebruikersinterface in een kamer met fluorescentielampen:
▪ Installeer de draadloze gebruikersinterface zo dicht mogelijk bij
de binnenunit.
▪ Installeer de binnenunit zo ver mogelijk van de
fluorescerentielampen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
Luchtstroom. Zorg ervoor dat de luchtstroom niet geblokkeerd
wordt.
Afvoer. Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden
afgevoerd.
Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking)
(accessoire). Gebruik het schemablad voor de keuze van de installatieplaats. Op dit blad vindt u de afmetingen van de unit en van de vereiste plafondopening.
Plafondisolatie. Wanneer de temperatuur in het plafond hoger is
dan 30°C en er een relatieve vochtigheid van meer dan 80% heerst, of wanneer er verse lucht in het plafond wordt geleid, is er extra isolatie nodig (polyethyleenschuim met een dikte van minstens 10mm).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11

6 Installatie

t
Ø
Materiaal koelmiddelleidingen
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4") Gegloeid (O) ≥0,8mm 9,5mm (3/8") 12,7mm (1/2")
Hardingsgraad Dikte (t)
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen op de buitenunits:
Klasse L1 vloeistofleiding L1 gasleiding
25+35 Ø6,4 Ø9,5 50+60 Ø6,4 Ø12,7

5.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm >30°C ≥80% RV 20mm
Vochtigheid Minimumdikte
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De binnenunit (+ sierpaneel) monteren. 3 De koelmiddelleiding aansluiten. 4 De koelmiddelleiding controleren. 5 Koelmiddel bijvullen. 6 De elektrische bedrading aansluiten. 7 De installatie van de buitenunit voltooien. 8 De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
In dit hoofdstuk worden alleen de instructies voor installatie specifiek voor de binnenunit beschreven. Voor de overige instructies, zie:
▪ De montagehandleiding van de buitenunit ▪ De montagehandleiding van de gebruikersinterface ▪ De montagehandleiding van het sierpaneel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
6 Installatie
A
c
b
d
e
a
(mm)
a1 b
b a2
c
533
533
a cb d
(mm)
c
d
A B
A
B
533
350
575
c
d
533
575
b
a
A
C
B
OPMERKING
Na de installatie van het sierpaneel:
▪ Controleer dat de unit en het sierpaneel goed
aansluiten. Mogelijk gevolg: Anders kan er lucht lekken en dauwvorming veroorzaken.
▪ Zorg ervoor dat er geen olie achterblijft op de plastic
onderdelen van het sierpaneel. Mogelijk gevolg: Aantasten en beschadigen van plastic onderdelen.

6.2 De binnenunit monteren

6.2.1 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de binnenunit

INFORMATIE Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te installeren.
Sierpaneel. Installeer het sierpaneel altijd nadat u de unit hebt
geïnstalleerd.
Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risico bestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas de unit.
▪ Gebruik bij een bestaand plafond ankers. ▪ Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken,
verzonken ankers of andere lokaal voorziene onderdelen.
a1 Moer (lokaal te voorzien) a2 Dubbele moer (niet meegeleverd)
b Pakkingring (accessoires) c Ophangbeugel (bevestigd aan de unit)
Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking).
Gebruik het schemablad om de juiste horizontale positie te bepalen. U vindt hierop de nodige afmetingen en middelpunten. U kunt het schemablad op de unit bevestigen.
a Midden van de unit b Midden van de plafondopening c Schemablad voor montage (bovenste deel van verpakking) d Schroeven (accessoires)
Plafondopening en unit:
▪ Controleer of de plafondopening binnen de volgende limieten
valt:
Minimum: 585mm zodat de unit erin past. Maximum: 660mm in het geval van installatie met BYFQ60B
en 595mm in het geval van installatie met BYFQ60C zodat het sierpaneel voldoende overlapt met het verlaagd plafond. Als de plafondopening groter is, moet u extra plafondmateriaal aanbrengen.
▪ Controleer of de unit en de ophangbeugels in het midden van
de plafondopening hangen.
Ophangbouten. Gebruik M8~M10 ophangbouten voor de
montage. Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van de ophangbeugel.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
A 50~100mm
a Plafondtegel b Anker c Lange moer of koppelingsschroef d Ophangbout e Verlaagd plafond
A 585~660mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
585~595mm: In het geval van installatie met BYFQ60C
B 700mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
620mm: In het geval van installatie met BYFQ60C a Afvoerleidingen b Koelmiddelleiding c Afstand ophangbeugel (ophanging) d Unit
Dan
Als A B C
BYFQ60B ≥585mm 5mm 57,5mm ≤660mm 42,5mm 20mm
BYFQ60C ≥585mm 5mm 17,5mm ≤595mm 10mm 12,5mm
A Plafondopening B Afstand tussen de unit en de plafondopening C Overlapping tussen het sierpaneel en het verlaagd plafond
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
6 Installatie
c
bba
1~1.5 m
a
A
B
≤300
0~75
1000~1500
(mm)
ba
b c
a
dd
≥100
A
(mm)
a
4 mm
A
A'
A-A'
A
A'
f
652
ce
4
ba
d
b a
d c
3
1
2~61
Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle 4 hoeken waterpas staat.
a Niveau b Plastic buis c Waterpas
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de unit tegen de richting van de condenswaterstroom in scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger), kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken en kan er water gaan lekken.

6.2.3 Richtlijnen bij de installatie van de afvoerleiding

Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit omvat:
▪ Algemene richtlijnen ▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit ▪ Controleren op waterlekken
Algemene richtlijnen
Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk. ▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter van 25mm en buitendiameter van 32mm).
Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik hangstaven zoals afgebeeld.
A ≤645mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
≤630mm: In het geval van installatie met BYFQ60C
B 205mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
220mm: In het geval van installatie met BYFQ60C a Metalen klem (accessoire) b Afvoerslang (accessoire) c Stijgende afvoerleiding (plastic buis met een nominale
diameter van 25mm een buitendiameter van 32mm)
(lokaal te voorzien) d Ophangstaven (lokaal te voorzien)
Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
A ≤645mm: In het geval van installatie met BYFQ60B
≤630mm: In het geval van installatie met BYFQ60C a T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de binnenunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken veroorzaken en schade berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Controleer op waterlekken (zie "Controle op waterlekken" op
pagina15).
4 Installeer het isolatiedeel (afvoerleiding). 5 Draai het grote afdichtingskussen (= isolatie) rond de metalen
klem en de afvoerslang, en bevestig het met kabelbinders.
6 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
a Ophangstaaf
O Toegelaten
X Niet toegelaten
Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
Stijgleiding. Indien nodig kunt u een stijgleiding installeren om in
een helling te voorzien. ▪ Helling afvoerslang: 0~75 mm om belasting op de leiding en
luchtbellen te voorkomen.
▪ Stijgleiding: ≤300mm van de unit, ≤630~675mm (afhankelijk
van het gebruikte sierpaneel) loodrecht op de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
a Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit) b Afvoerslang (accessoire) c Metalen klem (accessoire) d Groot afdichtingskussen (accessoire) e Isolatiedeel (afvoerleiding) (accessoire)
f Afvoerleiding (lokaal te voorzien)
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
6 Installatie
g
g
f
d bc eei
1
1
a h
2
≥100 mm
e d
c
b
a
Controle op waterlekken
De procedure verschilt afhankelijk van of de elektrische bedrading al voltooid is of niet. Als de elektrische bedrading nog niet is voltooid, moet u de gebruikersinterface en de voeding tijdelijk aansluiten op de unit.
Als de elektrische bedrading nog niet is voltooid
1 Sluit de elektrische bedrading tijdelijk aan.
▪ Verwijder het deksel van de besturingskast (a). ▪ Sluit de éénfasige voeding (50 Hz, 230 V) aan op de
klemmen Nr. 1 en Nr. 2 op het voedingsklemmenbord voor de voeding (d) en aarding (c).
▪ Breng het deksel van de besturingskast (a) weer aan.
6 Koppel de elektrische bedrading los.
▪ Verwijder het deksel van de besturingskast. ▪ Koppel de voeding en de aarding los. ▪ Breng het deksel van de besturingskast weer aan.
Als de elektrische bedrading al is voltooid
1 Begin te koelen (zie "8.4Proefdraaien"op pagina21). 2 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de
luchtuitblaas en controleer op lekken (zie "Als de elektrische
bedrading nog niet is voltooid"op pagina15).

6.3 De koelmiddelleiding aansluiten

6.3.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen ▪ Leidinguiteinden optrompen ▪ Gebruik van de afsluiters
a Deksel besturingskast b Bedrading tussen units c Aardingskabel d Klemmenstrook voor voeding e Klem
f Klemmenstrook voor transmissiebedrading g Opening voor kabels h Label bedradingsschema (op de achterkant van het deksel
van de besturingskast)
i Afstandsbedieningskabel
2 Schakel de voeding IN. 3 Begin te koelen (zie "8.4Proefdraaien"op pagina21). 4 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de uitlaat van de
luchtuitblaas en controleer op lekken.

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze unit om zijn
levensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
a Plastic gieter b Serviceafvoeruitlaat (met rubberen blindprop). Gebruik
deze uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.
c Locatie condenswaterpomp d Aansluiting afvoerleiding e Afvoerleiding
5 Schakel de voeding UIT.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
6 Installatie
a
b
c
d
R=0.4~0.8
45°
±2
90°
±2
A
a b
A
a b
c
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 of R410A om koelmiddel bij te
vullen. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R32- of R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
a Momentsleutel b Moersleutel c Leidingverbinding d Flaremoer
Leidingmaat
(mm)
Aanhaalmome
nt (N•m)
Flareafmetinge
n (A) (mm)
Flarevorm
(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1 Ø9,5 33~39 12,8~13,2
Ø12,7 50~60 16,2~16,6

6.3.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).

6.3.5 Het uiteinde van een buis verbreden

Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
ode
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
dichtknijpen of met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.

6.3.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te
draaien.
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel
om deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder. 2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
a Snijd precies in rechte hoeken af. b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op
de leiding.
4 Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
Flaregereedschap
voor R410A of
R32
(koppelingstype)
Conventioneel flaregereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
A 0~0,5mm 1,0~1,5mm 1,5~2,0mm
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken
vertonen.
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
6 Installatie
A B
a dc e fb b
a dc e fb b
2
4
3
g
1
23
4
g
AB
1
b a
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.

6.3.6 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten

VOORZICHTIG
Installeer koelleidingen of componenten zodat ze niet worden blootgesteld aan stoffen die componenten met koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de componenten gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is tegen corrosie of beschermd is tegen corrosie.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit is weinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.
Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk. ▪ Flareverbindingen. Sluit de koelmiddelleiding met
flareverbindingen aan op de unit.
Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
A Gasleiding B Vloeistofleiding
a Isolatiemateriaal (lokaal te voorzien) b Kabelbinder (accessoire) c Isolatiedelen: Groot (gasleiding), klein (vloeistofleiding)
(accessoires)
d Flaremoer (bevestigd op de unit) e Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)
f Unit
g Afdichtingskussens: Middelgroot 1 (gasleiding),
middelgroot 2 (vloeistofleiding) (accessoires)
1 Draai de naden van de isolatiedelen naar boven. 2 Bevestig ze aan de basis van de unit. 3 Maak de kabelbinders vast rond de isolatiedelen. 4 Draai het afdichtingskussen van de basis van de unit tot de
bovenkant van de flaremoer rond de koelmiddelleiding.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd. Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.

6.3.7 Op lekkages controleren

OPMERKING
Overtreft de maximale werkdruk van de unit NIET (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit).
1 Vul het systeem met stikstofgas tot op een manometerdruk van
minstens 200 kPa (2 bar). Het is aanbevolen de druk tot 3000kPa (30bar) te verhogen om kleine lekken te vinden.
2 Test op lekkages door de bubbeltestoplossing op alle
verbindingen aan te brengen.
3 Verwijder alle stikstofgas.

6.4 De elektrische bedrading aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units. 2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit. 3 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit. 4 De hoofdvoeding aansluiten.
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
6.4.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
6 Installatie
c b
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
1~ 50 Hz
220-240 V
b
a
e1
c
d
1~ 50 Hz
220-240 V
b
a
e1
c
d
Draadtype Methode
Éénaderige draad
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
Verbindingskabel
M4 1,18~1,44
(binnen↔buiten) Kabel
M3,5 0,79~0,97
gebruikersinterface
(N•m)
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel. 2 Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame,
sluit hem aan op het klemmenblok en maak hem vast met een kabelbinder.
3 Verbindingskabel (binnen↔buiten): Geleid de kabel door het
frame, sluit hem aan op het klemmenblok (controleer of de nummers overeenstemmen met die op de buitenunit en sluit de aardingskabel aan) en maak hem vast met een kabelbinder.
4 Verdeel de kleine afdichting (accessoire) in kleinere delen en
draai ze rond de kabels om te voorkomen dat er water in de unit kan. Dicht alle openingen af om te voorkomen dat kleine dieren in het systeem terechtkomen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
5 Breng het servicedeksel weer aan.
Paartype of multi-systeem. 1 gebruikersinterface bestuurt 1
binnenunit.

6.4.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading

Component Specificatie
Verbindingskabel (binnen↔buiten) Minimum kabeldoorsnede
van 2,5mm² en geschikt voor
230V
Kabel gebruikersinterface Plastic snoeren met mantel
van 0,75 tot 1,25mm² of
kabels (2-aderige draden)
Maximum 500m

6.4.5 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Voor instructies over de aansluiting van het sierpaneel
en de sensorkit, zie het instructievel van de bedrading (geleverd bij de unit, in de accessoirezak).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
Systeem voor simultane werking. 1 gebruikersinterface bestuurt
2 binnenunits (binnenunits werken op dezelfde manier)
Groepsbesturing. 1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits (alle binnenunits werken overeenkomstig de gebruikersinterface).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
1~ 50 Hz
220-240 V
b
a
e1
1~ 50 Hz
220-240 V
b
a
1~ 50 Hz
220-240 V
b
a
c
d
c d
c d
Besturing met 2 gebruikersinterfaces. (2 afstandsbedieningen
1~ 50 Hz
220-240 V
b
a
e2
e1
c
d
a b c
besturen 1 binnenunit)

7 Configuratie

Instelling: Plafondhoogte
Deze instelling moet overeenstemmen met de echte afstand tot de vloer, capaciteitsklasse en luchtuitblaasrichtingen.
▪ Voor een 3-wegs en 4-wegs luchtuitblaas (waarvoor een optionele
afsluitplaatkit vereist is), zie de montagehandleiding van de optionele afsluitplaatkit.
▪ Zie de tabel hieronder voor luchtuitblaas in alle richtingen.
Bij een
afstand tot de
vloer van (m)
M C1 C2
≤2,7 13 (23) 0 01 2,7<x≤3,0 02 3,0<x≤3,5 03
Instelling: Luchtuitblaasrichting
Deze instelling moet overeenstemmen met de echt gebruikte luchtuitblaasrichtingen. Raadpleeg de montagehandleiding van de optionele afsluitplaatkit en de handleiding van de gebruikersinterface.
Standaard: 01 (= luchtuitblaas in alle richtingen)
Voorbeeld:
Dan
1
a Verbindingskabel b Voedingskabel c Aardlekschakelaar
d Zekering e1 Hoofdgebruikersinterface e2 Optionele gebruikersinterface
7 Configuratie

7.1 Lokale instellingen

Voer de volgende lokale instellingen uit zodat ze overeenstemmen met de echte installatie en met de behoeften van de gebruiker:
▪ Plafondhoogte ▪ Luchtuitblaasrichting ▪ Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling ▪ Tijd om filter te reinigen
(1)
(2)
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
a Luchtuitblaas in alle richtingen b 3-wegs luchtuitblaas (1 luchtuitblaas gesloten) (optionele
afsluitplaatkit vereist)
c 2-wegs luchtuitblaas (2 luchtuitblazen gesloten) (optionele
afsluitplaatkit vereist)
Instelling: Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
Deze instelling moet overeenstemmen met de behoeften van de gebruiker. Zij bepaalt de ventilatorsnelheid van de binnenunit bij thermostaat UIT.
1 Als u de ventilatoren op werking hebt ingesteld, stel dan ook de
luchtvolumesnelheid in:
Als u wilt Dan
Buitenunit M C1 C2
Algemeen 2MX/3MX/4M
X/5MX
Tijdens koelen LL
Tijdens verwarmen LL
2
Instelvolume
2
2
Monitoring 1212
Instelvolume2Monitoring 2
12
6 01
(22)
3 01
2
(22)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd: ▪ M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit ▪ C1: Eerste codenummer ▪ C2: Tweede codenummer ▪ : Standaard
Ventilatorsnelheid: ▪ LL: Lage ventilatorsnelheid ▪ Instelvolume: De ventilatorsnelheid komt overeen met de door de gebruiker met de ventilatorsnelheidsknop op de
gebruikersinterface ingestelde snelheid (laag, middelmatig, hoog).
Monitoring 1, 2: De ventilator staat UIT, maar draait om de 6minuten even met lage ventilatorsnelheid (1) of instelvolume
(2) om de kamertemperatuur te detecteren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
1
02
02
19

8 Inbedrijfstelling

Instelling: Tijd om filter te reinigen
Deze instelling moet overeenstemmen met de luchtvervuiling in de kamer. Zij bepaalt het interval waarop de melding TIME TO CLEAN AIR FILTER (tijd om het luchtfilter te reinigen) op de gebruikersinterface verschijnt. Bij gebruik van een draadloze gebruikersinterface moet u ook het adres instellen (zie de montagehandleiding van de gebruikersinterface).
Voor een interval van…
(luchtvervuiling)
±2500u (licht) 10 (20) 0 01 ±1250u (zwaar) 02 Geen aanduiding 3 02
1
Dan
M C1 C2
8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren. 2 Het systeem testen.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Vooraleer het systeem te starten MOET de unit minstens 6uur onder spanning staan. De carterverwarming moet de olie van de compressor opwarmen om niet te weinig olie te hebben en de compressor te beschadigen tijdens het opstarten.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders vuur kunnen vatten.
OPMERKING
Laat de unit NIET werken als niet alle koelmiddelleidingen aangesloten werden (anders zal de compressor beschadigd worden en zelfs breken).
OPMERKING Koelstand. Laat het systeem proefdraaien in de koelstand
om afsluiters die niet openen te detecteren. Zelfs als de gebruikersinterface was ingesteld op verwarmen, werkt de unit gedurende 2‑3 minuten in de koelstand (terwijl het verwarmingssymbool op de gebruikersinterface staat), waarna zij automatisch overschakelt naar de verwarmingsstand.
OPMERKING
Als u de unit niet kunt laten proefdraaien, zie
"8.5Foutcodes bij het proefdraaien"op pagina21.
WAARSCHUWING
Als de panelen van de binnenunits nog niet geïnstalleerd zijn, moet u de voeding na het proefdraaien uitschakelen. Schakel hiervoor het systeem UIT via de gebruikersinterface. Leg de unit NIET stil met de stroomonderbrekers.

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
U leest de volledige installatie-instructies, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
De binnenunits zijn goed geïnstalleerd.
Bij gebruik van een draadloze gebruikersinterface: Het sierpaneel van de binnenunit met infrarood ontvanger is geïnstalleerd.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
De isolatieweerstand van de compressor is OK.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
(1)
Lokale instellingen worden als volgt gedefinieerd: ▪ M: Standnummer – Eerste cijfer: voor groep units – Cijfer tussen haakjes: voor afzonderlijke unit ▪ C1: Eerste codenummer ▪ C2: Tweede codenummer ▪ : Standaard
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
8 Inbedrijfstelling
A B
Koelen
Instellen
28°C
Terug Instelling
Service instelling lokaal 1/3
Test werking
Contact Onderhoud Lokale instellingen Vraag Minimaal verschil setpoint Groepsadres
Koelen
Terug Instelling
Test werking
Terug Instelling
Terug Instelling
Luchtdebiet/richting
Snelheid Richting
Positie 0
Laag
Terug Instelling
Terug Instelling
Luchtdebiet/richting
Snelheid Richting
Laag
Positie 0
Terug Instelling
Service instelling lokaal 1/3
Test werking
Contact Onderhoud Lokale instellingen Vraag Minimaal verschil setpoint Groepsadres

8.4 Proefdraaien

Deze taak is alleen van toepassing bij gebruik van de gebruikersinterface BRC1E52 of BRC1E53. Zie de montagehandleiding of servicehandleiding van de gebruikersinterface wanneer een andere gebruikersinterface wordt gebruikt.
OPMERKING
Onderbreek het proefdraaien niet.
INFORMATIE Achtergrondverlichting. Om de unit met de
gebruikersinterface IN/UIT te schakelen, moet de achtergrondverlichting niet branden. Voor alle andere acties moet ze wel ingeschakeld zijn. De achtergrondverlichting brandt ±30seconden wanneer u op een knop drukt.
1 Voer de voorbereidende stappen uit.
# Actie
1 Verwijder het steeldeksel en draai de klep met een
zeskantsleutel volledig linksom om de vloeistofafsluiter (A) en de gasafsluiter (B) te openen.
# Actie Resultaat
5 Druk binnen de
Het proefdraaien begint.
10seconden.
3 Controleer de werking gedurende 3minuten. 4 Controleer de werking van de luchtuitblaasrichting.
# Actie Resultaat
1 Druk.
2 Selecteer Positie 0.
3 Verander de stand. Als de luchtstroomklep van
de binnenunit beweegt, werkt alles zoals het moet.
Anders is het niet in orde.
4 Druk. Het thuismenu wordt
weergegeven.
2 Sluit het servicedeksel om elektrische schokken te
voorkomen.
3 Schakel de unit minstens 6uur vóór gebruik IN; dit om
de compressor te beschermen.
4 Zet de unit in de koelstand op de gebruikersinterface.
2 Begin het proefdraaien
# Actie Resultaat
1 Ga naar het thuismenu.
2 Druk minstens
4seconden.
Het menu Service instelling lokaal wordt weergegeven.
3 Selecteer Test werking.
4 Druk. Test werking wordt
weergegeven in het thuismenu.
5 Stop het proefdraaien.
# Actie Resultaat
1 Druk minstens
4seconden.
Het menu Service instelling lokaal wordt weergegeven.
2 Selecteer Test werking.
3 Druk. De unit werkt weer
normaal, en het thuismenu wordt weergegeven.

8.5 Foutcodes bij het proefdraaien

Als de buitenunit NIET juist is geïnstalleerd, kunnen de volgende foutcodes verschijnen op de gebruikersinterface:
Foutcode Mogelijke oorzaak
Niets weergegeven (de momenteel
ingestelde temperatuur wordt niet weergegeven)
E3, E4 of L8 ▪ De afsluiters zijn dicht.
▪ Losse of verkeerde bedrading (tussen
voeding en buitenunit, tussen buitenunit en binnenunits, tussen binnenunit en gebruikersinterface).
▪ De zekering op de printplaat van de
buitenunit of binnenunit is doorgebrand.
▪ De luchtinlaat of luchtuitlaat is
geblokkeerd.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21

9 Aan de gebruiker overhandigen

b
a
c
Foutcode Mogelijke oorzaak
E7 Ontbrekende fase bij driefasige voedingen.
Let op: Het toestel kan niet worden gebruikt. Schakel het toestel UIT, controleer de bedrading opnieuw en verwissel twee van de drie elektrische
draden. L4 De luchtinlaat of luchtuitlaat is geblokkeerd. U0 De afsluiters zijn dicht. U2 ▪ Spanningsonbalans.
▪ Ontbrekende fase bij driefasige
voedingen. Let op: Het toestel kan niet worden gebruikt. Schakel het toestel UIT, controleer de bedrading opnieuw en verwissel twee van de drie elektrische draden.
U4 of UF De aftakbedrading tussen de units is niet
juist. UA De buitenunit en binnenunit zijn niet
compatibel.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.

11.1 Schema van de leidingen: Binnenunit

a Aansluiting vloeistofleiding b Aansluiting gasleiding c Warmtewisselaar

10 Als afval verwijderen

OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

11 Technische gegevens

▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08

11.2 Bedradingsschema

,
A
INDOOR
OUTDOOR
Voor gebruikte onderdelen en nummering, zie het bedradingsschema op de unit. De onderdelen zijn genummerd met Arabische cijfers in
oplopende volgorde en wordt in het overzicht hieronder aangegeven door het symbool “*” in de onderdeelcode.
Legende eengemaakt bedradingsschema
: ONDERBREKER
: AANSLUITING
: CONNECTOR
: AARDING
: LOKALE BEDRADING
: ZEKERING
: BINNENUNIT
: BUITENUNIT
: VEILIGHEIDSAARDING
: VEILIGHEIDSAARDING (SCHROEF)
: GELIJKRICHTER
: RELAISCONNECTOR
: KORTSLUITCONNECTOR
: KLEM
: KLEMMENSTROOK
: DRAADKLEM
WHT : WIT
YLW : GEEL
PNK : ROZE
PRP, PPL : PAARS
RED : ROOD
GRN : GROEN
GRY : GRIJS
ORG : ORANJE
BLK : ZWART
BLU : BLAUW
BRN : BRUIN
A*P : PRINTPLAAT BS* : DRUKKNOP AAN/UIT, BEDRIJFSSCHAKELAAR BZ, H*O : ZOEMER C* : CONDENSATOR AC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*, HN*, : AANSLUITING, CONNECTOR HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U, V, W, X*A, K*R_* D*, V*D : DIODE DB* : DIODEBRUG DS* : DIP-SCHAKELAAR E*H : VERWARMING F*U, FU* (VOOR KENMERKEN, : ZEKERING ZIE PRINTPLAAT IN UW UNIT) FG* : CONNECTOR (RANDAARDING) H* : BUNDEL H*P, LED*, V*L : CONTROLELAMP, LED HAP : LED (SERVICEMONITOR GROEN) HIGH VOLTAGE : HOOGSPANNING IES : INTELLIGENT EYE SENSOR IPM* : INTELLIGENTE VOEDINGSMODULE K*R, KCR, KFR, KHuR, K*M : MAGNEETRELAIS L : ONDER SPANNING L* : SPOEL L*R : DWARSSMOORSPOEL M* : STAPPENMOTOR M*C : COMPRESSORMOTOR M*F : VENTILATORMOTOR M*P : AFVOERPOMPMOTOR M*S : DRAAIMOTOR MR*, MRCW*, MRM*, MRN* : MAGNEETRELAIS N : NEUTRAAL n=*, N=* : AANTAL DOORGANGEN DOOR FERRIETKERN PAM : PULSAMPLITUDEMODULATIE PCB* : PRINTPLAAT PM* : VOEDINGSMODULE
PS : SCHAKELVOEDING PTC* : PTC THERMISTOR Q* : BIPOLAIRE TRANSISTOR MET GEÏSOLEERDE POORT (IGBT) Q*DI : AARDLEKSCHAKELAAR Q*L : OVERBELASTINGSBEVEILIGING Q*M : THERMISCHE SCHAKELAAR R* : WEERSTAND R*T : THERMISTOR RC : ONTVANGER S*C : LIMIETSCHAKELAAR S*L : VLOTTERSCHAKELAAR S*NPH : DRUKSENSOR (HOOG) S*NPL : DRUKSENSOR (LAAG) S*PH, HPS* : DRUKSCHAKELAAR (HOOG) S*PL : DRUKSCHAKELAAR (LAAG) S*T : THERMOSTAAT S*RH : VOCHTIGHEIDSSENSOR S*W, SW* : BEDRIJFSSCHAKELAAR SA*, F1S : OVERSPANNINGSBEGRENZER SR*, WLU : SIGNAALONTVANGER SS* : KEUZESCHAKELAAR SHEET METAL : KLEMMENSTROOK VASTE PLAAT T*R : TRANSFORMATOR TC, TRC : ZENDER V*, R*V : VARISTOR V*R : DIODEBRUG WRC : DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING X* : KLEM X*M : KLEMMENSTROOK (BLOK) Y*E : SPOEL ELEKTRONISCHE EXPANSIEKLEP Y*R, Y*S : SPOEL ELEKTROMAGNETISCHE OMKEERKLEP Z*C : FERRIETKERN ZF, Z*F : RUISFILTER
11 Technische gegevens
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23

12 Over het systeem

a
b
c
d
e
i
f
g
h

Voor de gebruiker

12 Over het systeem
De binnenunit van deze split-systeemairconditioner kan worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen.
OPMERKING
Gebruik het systeem NIET voor andere doeleinden. Gebruik de unit NIET voor het koelen van precisie­instrumenten, voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem: Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.

12.1 Systeemlay-out

Voor meer informatie over de gebruikersinterface, zie de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde gebruikersinterface.

13 Voor het gebruik

WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
a Binnenunit b Buitenunit c Gebruikersinterface d Aangezogen lucht e Uitgeblazen lucht
f Koelmiddelleiding + verbindingskabel g Afvoerleiding h Aardingsbedrading
i Luchtaanzuigfilter en luchtfilter

12.2 Gebruikersinterface

VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan. ▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen
in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden: ▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht). ▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).

14 Bediening

14.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Zie de tabel hierna voor combinatie met een R410A-buitenunit:
Buitenunits Koelen Verwarmen
RR71~125
15~46°Cdroge
bol
18~37°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
14 Bediening
Buitenunits Koelen Verwarmen
RQ71~125 –5~46°Cdroge
bol
18~37°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
RXS25~60
10~46°Cdroge
bol
18~32°Cdroge
bol
2MXS50 10~46°Cdroge
bol
18~32°Cdroge
bol
3MXS40~68 4MXS68~80 5MXS90
RZQG71~140
RZQSG71~140
RZQ200~250 –5~46°Cdroge
Zie de tabel hierna voor combinatie met een R32-buitenunit:
10~46°Cdroge
bol
18~32°Cdroge
bol
15~50°Cdroge
bol
18~37°Cdroge
bol
12~28°Cnatte
bol
15~46°Cdroge
bol
20~37°Cdroge
bol
14~28°Cnatte
bol
bol
20~37°Cdroge
bol
14~28°Cnatte
bol
–9~21°Cdroge
–10~15°Cnatte
10~27°Cdroge
15~24°Cdroge
–16~18°Cnatte
10~30°Cdroge
15~24°Cdroge
–16~18°Cnatte
10~30°Cdroge
15~24°Cdroge
–16~18°Cnatte
10~30°Cdroge
19~21°Cdroge
20~15,5°Cnatt
e bol
10~27°Cdroge
14~21°Cdroge
15~15,5°Cnatt
e bol
10~27°Cdroge
14~21°Cdroge
–15~15°Cnatte
10~27°Cdroge
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
Buitenunits Koelen Verwarmen
RXM25~60
10~46°Cdroge
18~32°Cdroge
2MXM50 3MXM40~68 4MXM68~80 5MXM90
RZAG35~60
RZAG71~140
RZASG71~140
Binnenvochtigheid ≤80%
Symbool Verklaring
Buitentemperatuur
Binnentemperatuur
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
10~46°Cdroge
18~32°Cdroge
20~52°Cdroge
18~32°Cdroge
20~52°Cdroge
18~37°Cdroge
12~28°Cnatte
15~46°Cdroge
20~37°Cdroge
14~28°Cnatte
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
bol
15~24°Cdroge
bol
–16~18°Cnatte
bol
10~30°Cdroge
bol
15~24°Cdroge
bol
–16~18°Cnatte
bol
10~30°Cdroge
bol
20~24°Cdroge
bol
–21~18°Cnatte
bol
10~30°Cdroge
bol
19,5~21°Cdrog
e bol
20~15,5°Cnatt
e bol
10~27°Cdroge
bol
14~21°Cdroge
bol
15~15,5°Cnatt
e bol
10~27°Cdroge
bol
(a)

14.2 Gebruik van het systeem

14.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
14 Bediening

14.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking

▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen storing.

14.2.3 Over verwarmen

Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet ontdooien om het ijs van de spiraal van de buitenunit te kunnen verwijderen. Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteit aan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Na het ontdooien krijgt de unit weer haar volledige verwarmingscapaciteit.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit. (Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt, moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen apparatuur met een open vlam op plaatsen die blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.

14.2.4 Gebruik van het systeem

1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen Verwarmen Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.

14.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

14.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma

▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling (minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).

14.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.

14.4 Luchtstroomrichting instellen

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.

14.4.1 Over de luchtstroomklep

Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het display.
Koelen Verwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting. ▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting sturen, en verandert ook de aanduiding op de gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld. ▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische en gewenste stand .
▪ Bij het starten. ▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08

15 Energie besparen en optimale werking

WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie. (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand . Anders kan er zich vocht of stof gaan afzetten op het plafond of op de klep.
15 Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm NIET te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats NOOIT voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan het verwarmings-/koeleffect afnemen of het systeem uitgeschakeld worden.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd NIET zal worden gebruikt. Zolang de hoofdvoedingsschakelaar niet uitgeschakeld is, verbruikt de unit stroom. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen.
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken (zie
"16.1.1Luchtfilter reinigen"op pagina27).
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 m
van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats GEEN voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.

16 Onderhoud en service

OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor. Als eindgebruiker mag u wel het luchtfilter, het aanzuigrooster, de luchtuitblaas en de buitenpanelen reinigen.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.
VOORZICHTIG
Schakel de voeding volledig uit voordat u de klemmen aanraakt.
OPMERKING
Vergeet voor het schoonmaken van de warmtewisselaar niet de schakelkast, ventilatormotor, afvoerpomp en vlotterschakelaar te verwijderen. De isolatie van de elektronische componenten kan door water of schoonmaakmiddel worden aangetast, waardoor deze componenten kunnen doorbranden.

16.1 Luchtfilter, aanzuigrooster, luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen

16.1.1 Luchtfilter reinigen

Wanneer het luchtfilter reinigen:
▪ Vuistregel: Eens om de 6 maand reinigen. Reinig vaker als de
lucht in de kamer heel sterk vervuild is.
▪ Afhankelijk van de instellingen, kan op de gebruikersinterface de
aanduiding "TIME TO CLEAN AIR FILTER" (tijd om het luchtfilter te reinigen) verschijnen. Reinig het luchtfilter wanneer de aanduiding op de display verschijnt.
▪ Als het vuil niet meer verwijderd kan worden, moet u het luchtfilter
vervangen (=optionele uitrusting).
Luchtfilter reinigen:
OPMERKING Gebruik GEEN water van 50°C of warmer. Mogelijk
gevolg: Verkleuring en vervorming.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
16 Onderhoud en service
1
1
3
3
2
3
3
1
2
1
45°
1
90°
1
3
3
2
3
3
1
2
1 Open het aanzuigrooster.
BYFQ60B BYFQ60C
2 Verwijder het luchtfilter.
BYFQ60B BYFQ60C
BYFQ60B
BYFQ60C
3 Verwijder het luchtfilter.
3 Reinig het luchtfilter. Gebruik een stofzuiger of was het
luchtfilter met water. Als het filter heel vuil is, gebruik dan een zachte borstel en een mild schoonmaakmiddel.
4 Laat het luchtfilter drogen in de schaduw. 5 Breng het luchtfilter weer aan en sluit het aanzuigrooster (stap
2 en 1 in omgekeerde volgorde).
6 Schakel de voeding IN. 7 Druk op de knop FILTER SIGN RESET.
Gevolg: De aanduiding TIME TO CLEAN AIR FILTER
verdwijnt van de gebruikersinterface.

16.1.2 Aanzuigrooster reinigen

OPMERKING Gebruik GEEN water van 50°C of warmer. Mogelijk
gevolg: Verkleuring en vervorming.
1 Open het aanzuigrooster.
BYFQ60B BYFQ60C
BYFQ60B BYFQ60C
4 Reinig het aanzuigrooster. Was het met een zachte borstel en
water of een neutraal reinigingsmiddel. Als het aanzuigrooster erg vuil is, laat dan gedurende 10 minuten een typische keukenreiniger inwerken op het rooster, en was het dan met water.
5 Breng het luchtfilter weer aan (stap 3 in omgekeerde volgorde). 6 Breng het aanzuigrooster weer aan en sluit het (stap 2 en 1 in
omgekeerde volgorde).

16.1.3 Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen

WAARSCHUWING
Laat de binnenunit NIET nat worden. Mogelijk gevolg: Elektrische schokken of brand.
2 Verwijder het aanzuigrooster.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
OPMERKING
▪ Gebruik GEEN benzine, benzeen, verdunner,
schuurpoeder of vloeibaar insecticide. Mogelijk gevolg: Verkleuring en vervorming.
▪ Gebruik GEEN water of lucht van 50°C of warmer.
Mogelijk gevolg: Verkleuring en vervorming.
▪ Schrob NIET te hard wanneer u de lamel wast met
water. Mogelijk gevolg: Anders kan de coating er afkomen.
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
16 Onderhoud en service
Reinig ze met een zachte doek. Als sommige vlekken moeilijk te verwijderen zijn, gebruik dan water of een neutraal schoonmaakmiddel.

16.2 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen. ▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits (zie
"16.1.1Luchtfilter reinigen"op pagina27 en "16.1.3Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen"op pagina28).
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.

16.3 Onderhoud voor een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen. ▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"14.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking"op pagina26 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits (zie
"16.1.1Luchtfilter reinigen"op pagina27 en "16.1.3Luchtuitblaas en buitenpanelen reinigen"op pagina28).

16.4 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R32 Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 675 Koelmiddeltype: R410A Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWP­waarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel R32 (indien van toepassing) in deze unit is weinig ontvlambaar. Zie de handleiding van de buitenunit voor het te gebruiken type koelmiddel.
WAARSCHUWING
▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de
koelmiddelcyclus.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat het koelmiddel in het systeem geurloos
is.
WAARSCHUWING
R410A is een niet-brandbaar koelmiddel, en R32 een matig ontvlambaar koelmiddel; normaal lekken zij niet. Als het koelmiddel in de kamer lekt en in contact komt met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis, dan kan er brand ontstaan (in het geval van R32), of kan een schadelijk gas worden gevormd.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de kamer en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik de unit niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

16.5 Dienst-na-verkoop en garantie

16.5.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

16.5.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit. ▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit). ▪ De installatiedatum. ▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel is volledig veilig en niet giftig. R410A is een niet-brandbaar koelmiddel, en R32 een matig ontvlambaar koelmiddel, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer ze per ongeluk lekken in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.

16.5.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli

De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de garantieperiode van de onderdelen.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29

17 Opsporen en verhelpen van storingen

Onderdeel Inspectiecy
clus
Elektromotor 1 jaar 20.000 uur Printplaat 25.000 uur Warmtewisselaar 5 jaar Sensor (thermistor, enz.) 5 jaar Gebruikersinterface en
schakelaars Lekbak 8 jaar Expansieklep 20.000 uur Magneetklep 20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter zijn dan vermeld.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur

16.5.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen. ▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de
stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen). ▪ Er vaak schokken en trillingen zijn. ▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat. ▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
Onderdeel Inspectiec
yclus
Luchtfilter 1 jaar 5 jaar Filter met hoog rendement 1 jaar Zekering 10 jaar Onderdelen onder druk Neem ingeval van
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt.
17 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking. De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT. Als het unitnummer op het display van
de gebruikersinterface staat, het bedrijfslampje knippert en de storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem NIET goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
Schakel de hoofdvoeding UIT.
Verwittig uw installateur en geef hem de storingscode door.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
17 Opsporen en verhelpen van storingen
Storing Maatregel
Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "16.1.1 Luchtfilter reinigen" op
pagina27).
▪ Controleer de temperatuurinstelling. ▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface. ▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt. ▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is. ▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën. ▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.

17.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

17.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

17.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling

De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de knop drukt.

17.1.3 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling

De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.

17.1.4 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)

▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken. Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom.

17.1.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit)

Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.

17.1.6 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten

De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.

17.1.7 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit)

▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp draait.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.

17.1.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.

17.1.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (buitenunit)

De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de frequentiewijziging.
FFA25~60A2VEB(9) Split-systeem airconditioners 4P550955-4 – 2018.08
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31

18 Verplaatsen

17.1.10 Symptoom: Er komt stof uit de unit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.

17.1.11 Symptoom: De units geven een geur af

De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven.

17.1.12 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

17.1.13 Symptoom: Op het scherm staat "88"

Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit duurt 1minuut.

17.1.14 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt niet na een korte verwarmingscyclus

Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na 5 tot 10 minuten stoppen.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
18 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

19 Als afval verwijderen

OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

20 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
FFA25~60A2VEB(9)
Split-systeem airconditioners
4P550955-4 – 2018.08
4P550955-4 2018.08
Copyright 2017 Daikin
Loading...