Onze welgemeende dank voor de aankoop van deze Daikinairconditioner.
De Engelse tekst is de oorspronkelijke versie. Andere talen zijn
vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen, inclusief
kinderen, met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale
mogelijkheden, of met een gebrek aan ervaring en kennis, tenzij zij
onderricht zijn in het gebruik van het apparaat door een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
Zie erop toe dat kinderen niet met het apparaat spelen.
MONTAGEVANDEUNIT
LEES AANDACHTIG DEZE HANDLEIDING VOORALEER
DE UNIT OP TE STARTEN. GOOI DEZE HANDLEIDING
NIET WEG. MAAR BEWAAR DEZE IN UW ARCHIEF
VOOR LATERE RAADPLEGING.
EEN FOUTE INSTALLATIE OF BEVESTIGING VAN
APPARATUUR OF TOEBEHOREN KAN EEN
ELEKTRISCHE SCHOK, KORTSLUITING, LEKKEN,
BRAND OF ANDERE SCHADE AAN DE APPARATUUR
VEROORZAKEN. LAAT DAAROM UITSLUITEND DAIKINTOEBEHOREN DIE SPECIAAL ONTWORPEN ZIJN
VOOR GEBRUIK MET DE UITRUSTING MONTEREN
DOOR EEN VAKMAN.
RAADPLEEG BIJ TWIJFEL OVER DE MONTAGE
PROCEDURE OF HET GEBRUIK UW VERDELER VAN
DAIKIN-PRODUCTEN VOOR ADVIES EN INFORMATIE.
INLEIDING
De Daikin EUWAC-FBZW1 luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen zijn
speciaal ontworpen voor binnenmontage en kunnen enkel koelen. De
units zijn verkrijgbaar in 3 standaardversies met een nominale
koelcapaciteit gaande van 11,2 tot 22,6 kW.
Voor airconditioningdoeleinden kunt u de EUWAC luchtgekoelde
ijswaterkoelgroepen combineren met Daikin ventilator-convectoren of
luchtbehandelingsunits. Ze zijn ook geschikt voor de watertoevoer bij
industriële koeling.
Deze montagehandleiding beschrijft de werkwijze voor het uitpakken,
monteren en aansluiten van de EUWAC-units.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
OPTIESENEIGENSCHAPPEN
–
–
Opties en eigenschappen
(3)
Zie het werktuigkundig gegevensboek voor een compleet overzicht
van de specificaties, opties en eigenschappen.
Opties
■Toepassing van glycol voor verlaging van koelwatertemperatuur
tot –10°C of –5°C.
■Glycoltoepassing voor gekoeld water met een temperatuur tot
–10°C of –5°C. (**)
(**) Gebruik geen leidingen met een interne zinklaag of
leidingen uit verzinkt staal voor de bijkomende waterleidingen.
■BMS-aansluiting (MODBUS/J-BUS, BACNET)
■Controller voor gebruiker op afstand (optionele set EKRUMCA)
Eigenschappen
■Werking bij lagere omgevingstemperatuur (–10°C DB) dankzij
ingebouwde hogedrukregeling.
Standaard werkingsbereik
A
50
43
40
40
36
0
10
20
A
B
C
D
E
F
C
ZL
ZH
–5–10–15–2011 15
0
Standaard werkingsbereik
Bescherm de waterleidingen tegen bevriezing tijdens
de winterperiode
Buitentemperatuur (°C DB)
Wateruitlaattemperatuur aan verdamper (°C)
Glycol
Water
Voor nominale externe statische druk van 60 Pa (8 pk) en
72 Pa (10 pk)
Voor externe statische druk van 150 Pa (uitsluitend 8+10 pk)
EEFE
F
D
42125
B
Model EUWAC5810
Voedingscircuit
•Fase3N~
•Frequentie
• Spanning
• Spanningsafwijking
(1) Als EKAC10CC wordt gebruikt in combinatie met afstandsbediening
EKRUMCA, dan kan de BMS-aansluiting MODBUS niet worden gebruikt.
(2) Raadpleeg het hoofdstuk "Bediening van de unit" of Engineering Data
voor de volledige lijst met specificaties en opties.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
(Hz)
(%)
(V)
50
400
±10
HOOFDCOMPONENTEN(Zie afbeelding 1)
1Bovenste serviceplaat
2Onderste serviceplaat
3Aansluiting van waterinlaat
4Aansluiting van wateruitlaat
5Voedingsinlaat
6Digitale besturing
7Afvoeruitlaat
8Lage drukmanometer (aanzuigdruk)
(3) Raadpleeg het hoofdstuk "Bediening van de unit" of Engineering Data
voor de volledige lijst met specificaties en opties.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
2
KEUZEVANDEMONTAGEPLAATS
UITPAKKENENMONTERENVANDEUNIT
De EUWAC-unit moet worden gemonteerd op een plaats die voldoet
aan de volgende voorwaarden:
1De fundering is stevig genoeg om het gewicht van de unit te
dragen en de basis is vlak om trillingen en geluidsoverlast te
voorkomen.
2Er is voldoende vrije ruimte rond de unit voor het onderhoud en
de luchtinlaat en -uitlaat. (Raadpleeg afbeelding 2 en
afbeelding 3.)
Wanneer u meerdere units zij aan zij parallel installeert, moet
u rekening houden met de minimale onderhoudsruimte tussen
de units.
3Er kan geen brand ontstaan als gevolg van lekkage van licht
ontvlambare gassen.
4De uitgeblazen lucht noch het geluid voortgebracht door de unit
mogen storend werken op de omgeving.
5De luchtinlaat- en uitblaas van de unit mogen niet tegen de
windrichting in gemonteerd zijn. Frontale wind kan de werking
van de unit belemmeren. Breng indien nodig een windscherm
aan om de wind te blokkeren.
6Zorg ervoor dat het water niets kan beschadigen mocht dit uit de
unit druppelen (bijvoorbeeld in geval van een geblokkeerde
afvoerleiding).
7Voorzie een afvoer en zorg dat er
voldoende ruimte is om een sifon
75 mm
te installeren met een minimaal
hoogteverschil van 75 mm tussen
de afvoeruitlaat van de unit en de
afvoer.
De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving met
ontploffingsgevaar.
CONTROLEENBEHANDELINGVANDEUNIT
De EUWAC-units zijn verpakt in een kartonnen doos en vastgemaakt
op een houten pallet.
Bij de levering moet de verpakking worden gecontroleerd. Eventuele
schadeclaims moeten onmiddellijk worden doorgegeven aan de
bevoegde expeditie-agent.
Bij het behandelen van de unit dient u de volgende punten in acht te
nemen:
1.Volg de instructies op die zijn aangegeven door een symbool op de
verpakking:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit in verticale positie om beschadiging van de
compressor te voorkomen.
Gebruik geen banden om de unit te verplaatsen.
2.Hef de unit bij voorkeur op met een vorklift, een handbediende
palletverplaatser of een kraan en riemen.
3.Bij het opheffen van de unit met een hijskraan dient
u beschermstukken te gebruiken om te voorkomen dat de riemen de
unit beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de
unit.
4.Breng de unit zo dicht mogelijk bij de plaats van montage in de
oorspronkelijke verpakking om beschadiging tijdens het vervoer te
voorkomen.
1Snijd de riemen door en verwijder de kartonnen doos rond de
unit.
2Verwijder de vier schroeven waarmee de unit aan het palet is
bevestigd.
3Hef de unit op en zet deze op de montageplaats.
4Sluit de luchtinlaat (onderste deel van de unit) aan op de
luchtinlaatleiding en de luchtuitlaat (bovenste deel van de unit)
op de luchtuitlaatleiding. Werk altijd met een flexibele verbinding
tussen de leidingflenzen van de unit en de leidingen om
trillingen en lawaai te voorkomen.
Monteer een beveiligingsrooster voor de luchtuitlaat
om te voorkomen dat iemand de ventilatorschoepen
zou aanraken. De bescherming moet voldoen aan de
Europese en nationale voorschriften terzake.
LET OP
Wanneer u de unit aansluit op de leiding, zal de druk
dalen en vermindert de luchtstroom.
De totale daling van de externe druk moet beperkt
blijven tot 100 Pa voor de EUWAC5 en 150 Pa voor de
EUWAC8+10. (Raadpleeg "Bijlage II" op pagina 21
voor de berekening van de daling van de externe druk)
Het ventilatoraandrijfwiel is standaard ingesteld om te
werken bij een externe statische druk van 0 tot 150 Pa
voor de 8 en 10 pk-modellen. Andere instellingen van
het aandrijfwiel zijn ook mogelijk om de luchtstroom,
en zo ook het geluidsniveau van het toestel, te
verminderen. Een kleinere luchtstroom kan echter ook
leiden tot slechtere prestaties (raadpleeg "Storings-
opsporing" op pagina 17).
Zie ook "Bijlage III" op pagina 22 voor de kenmerken
van de ventilator.
5Maak de unit vast met behulp van vier ankerbouten.
6Verwijder de bovenste en onderste onderhoudsplaat.
7Sluit de afvoeruitlaat aan één kant aan op de afvoer. Installeer
een sifon met een minimaal hoogteverschil van 75 mm in de
afvoerleiding om te voorkomen dat de negatieve druk die wordt
geproduceerd door de ventilator de afvoer hindert (zie de
afbeelding in hoofdstuk "Keuze van de montageplaats" op
pagina 3).
BELANGRIJKEINFORMATIEOVERHETGEBRUIKTE
KOELMIDDEL
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyotoprotocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype:R407C
(1)
GWP
waarde:1652,5
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
De hoeveelheid koelmiddel staat vermeld op het naamplaatje van de
unit.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
3
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
CONTROLEVANHETWATERCIRCUIT
De EUWAC-units zijn uitgerust met een waterinlaat en -uitlaat voor
aansluiting op een koelwatercircuit. Dit circuit moet worden voorzien
door een erkend technicus en in overeenstemming zijn met de
geldende Europese en nationale reglementeringen.
Controleer de volgende punten alvorens u verdergaat met de
installatie van de EUWAC:
1Voorzie een circulatiepomp die het water rechtstreeks in de
verdamper brengt. In de schakelkast is een spanningsvrij
contact voorzien voor de aandrijving van de pomp.
2In de wateruitlaatleiding moet een debietschakelaar worden
aangebracht om te voorkomen dat de unit functioneert bij een te
lage waterstroom. In de schakelkast steekt een klem voor de
elektrische aansluiting van de debietschakelaar.
3Monteer een veelhoeksfilter aan de pompaanzuigzijde om de
pomp en de warmtewisselaar te beschermen tegen vreemde
materialen. De mazen moeten tussen 0,5 en 1,5 mm groot zijn.
4Alle lage punten van het systeem moeten worden voorzien van
afvoerstoppen. Dit maakt het mogelijk om bij onderhoud of
volledige stopzetting van het systeem het hele circuit te laten
afvoeren.
5Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge punten in het systeem.
De ontluchtingspunten moeten zich op gemakkelijk
toegankelijke punten bevinden. De waterinlaatleiding is speciaal
ontworpen om alle lucht uit de verdamper te kunnen
verwijderen.
6Voorzie voldoende beveiligingen in het watercircuit om te
voorkomen dat de waterdruk de maximaal toegestane werkdruk
zou overstijgen.
AANSLUITINGVANHETWATERCIRCUIT
De waterkwaliteit moet beantwoorden aan de volgende specificaties:
De waterdruk mag de maximale werkdruk van 10 bar niet
overschrijden.
LET OP
Voorzie voldoende beveiligingen in het watercircuit om
te voorkomen dat de waterdruk de maximaal
toegestane werkdruk zou overstijgen.
Voer alle leidingaansluitingen (waterinlaat en -uitlaat) uit aan de
rechterkant van de waterkoeler. (Zie afbeelding 1)
Als er lucht, vocht of stof in het watercircuit terechtkomt, kunnen er
storingen ontstaan. Daarom moet u bij het aansluiten van het
watercircuit steeds rekening houden met het volgende:
1.Gebruik uitsluitend zuivere leidingen.
2.Houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het verwijderen
van bramen.
3.Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een
muur steekt, zodat er geen stof of vuil kan indringen.
WATERVULLING, STROOMENKWALITEIT
Om een probleemloze werking van de unit te verzekeren is er een
minimaal watervolume in het systeem vereist en moet de
waterstroom door de verdamper binnen het werkingsbereik liggen
(raadpleeg daartoe de onderstaande tabel).
Het minimale watervolume v [kg] in het systeem moet bovendien
voldoen aan onderstaande criteria:
v > (Q / 2) x t / (C x y)
Q hoogste koelcapaciteit van de unit binnen het
werkingsbereik (kW)
t antipendeltimer van de unit (AREC)/2(s)=120 s
C specifieke verwarmingscapaciteit van de vloeistof
(kJ/kg°C)=4,186 kJ/kg°C voor water
ytrapgrootte (°C)
standaardinstelling=3°C
(raadpleeg het hoofdstuk "Bediening van de unit" voor
de instellingen)
Maximale
waterstroom
ISOLERENVANDELEIDINGEN
Het volledige watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden
geïsoleerd om condensvorming en een verminderde koelcapaciteit te
voorkomen. Houd bij de isolatie van de leidingen rekening met de
volgende punten:
1Voorzie een afzonderlijke isolatie voor de waterinlaat- en
wateruitlaatleidingen.
2Isoleer de leidingaansluitingen goed.
3Gebruik Armaflex-materiaal met een dikte van 9 mm.
Bescherm de waterleidingen tegen bevriezing tijdens de
winterperiode (bijvoorbeeld met een glycoloplossing).
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
4
LOKALEBEDRADING
De lokale bedrading en de montage van de componenten
moeten worden uitgevoerd door een erkend elektricien en
in overeenstemming zijn met de geldende Europese en
nationale reglementeringen.
De lokale bedrading moet worden uitgevoerd in overeenstemming met het elektrisch schema dat is meegeleverd
met de unit en met de onderstaande instructies.
Tabel met onderdelen
L1,2,3 .................Stroomvoerende leiding
N.........................Spanningsvrij
F1,2,3U ..............Lokale zekeringen
H1P ....................Alarmlampje
H3P ....................Werkingslampje voor compressor
KP ......................Pompschakelaar
PE ......................Hoofdaardklem
S9S ....................Start/stopschakelaar vanop afstand of dubbel
instelpunt
S10L...................Vlotterschakelaar
S11L...................Contact dat sluit als de pomp functioneert
S12S ..................Hoofdschakelaar
- - -......................Lokale bedrading
Aandachtspunt betreffende de kwaliteit van
de openbare elektrische stroom
■Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000-3-11
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z
is aan Z
op het interfacepunt tussen de voeding van de
max
kleiner dan of gelijk
sys
gebruiker en het openbare systeem. Het behoort tot de
verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker van de
apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de
distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt
aangesloten op een voeding met een systeemimpedantie Z
die kleiner dan of gelijk is aan Z
Z
max
EUWAC50,15
EUWAC80,06
EUWAC100,04
■Apparatuur conform met EN/IEC 61000-3-12
(Ω)
max
.
(2)
(1)
op
sys
Kabel voor debietschakelaar
Zorg voor de nodige afsluiting om te voorkomen dat de compressor
functioneert zonder dat de waterpomp werkt. De schakelkast biedt
hiervoor 2 vrije klemmen (zie het bij de unit geleverde
bedradingsschema).
VERDEREHANDELINGEN
Normen voor het voedingscircuit en de kabels
1De elektrische voeding van de unit moet zodanig worden
aangesloten dat deze kan worden in- en uitgeschakeld
onafhankelijk van de elektrische voeding van het systeem en de
uitrusting in het algemeen.
2Er moet een voedingscircuit (zie onderstaande tabel) worden
voorzien voor aansluiting van de compacte luchtgekoelde
waterkoeler. Daarvoor moeten de nodige beveiligingen worden
voorzien, namelijk een werkschakelaar, een duurzame zekering
op iedere fase en een differentieel.
De aanbevolen zekeringen worden vermeld op het elektrisch
schema dat is meegeleverd met de unit.
Fase en frequentieSpanning
EUWAC53N~ 50 Hz400 V
EUWAC83N~ 50 Hz400 V
EUWAC103N~ 50 Hz400 V
LET OP
Kies de voedingskabel op basis van de desbetreffende
lokale en nationale voorschriften.
Schakel de hoofdschakelaar uit voordat u een aansluiting
uitvoert (schakel de stroomonderbreker uit en verwijder de
zekeringen of schakel ze uit).
Na montage en aansluiting van de luchtgekoelde waterkoeler dient
u het volledige systeem te controleren en te testen overeenkomstig
"Controle voor het opstarten" op pagina 8 in het hoofdstuk "Voor het
opstarten".
Aansluiting van de elektrische voeding van de
luchtgekoelde waterkoelers
1Sluit met behulp van de geschikte kabel het voedingscircuit aan
op de klemmen (N), L1, L2 en L3 van de unit zoals aangegeven
in het bedradingsschema.
2Sluit de aardgeleider (geel/groen) aan op de aardklem PE.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
5
(1) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in
openbare laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale
stroom ≤75 A.
(2) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt
voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is
aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een
ingangsstroom >16 A en ≤75 A per fase.
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
BEDIENINGVANDEUNIT
INLEIDING
Deze handleiding is samengesteld om een juiste werking en
onderhoud van de unit te verzekeren. U vindt er informatie in over het
optimaal gebruik van de unit en over de procedure bij eventuele
problemen. Deze unit is uitgerust met beveiligingen maar deze zullen
niet noodzakelijk alle problemen als gevolg van verkeerd gebruik of
slecht onderhoud voorkomen.
Raadpleeg uw Daikin-verdeler indien u het probleem niet zelf kunt
oplossen.
Vooraleer u de unit voor het eerst opstart moet u er zeker
van zijn dat deze correct is gemonteerd. Lees daarom
aandachtig het hoofdstuk "Montage van de unit" op
pagina 1 en de aanbevelingen in "Controle voor het
opstarten" op pagina 8.
BESCHRIJVING
De luchtgekoelde EUWAC waterkoelers zijn verkrijgbaar in
3 standaardgrootten met een nominale koelcapaciteit van 11,2 tot
22,6 kW. Elke grootte is verkrijgbaar in driefasen 400 V+N 50 Hz.
(Zie afbeelding 4)
1Compressor (M1C)
2Condensorblok
3Condensorventilator met motor (M11F) (uitsluitend voor EUWAC5)
4Condensorventilator (uitsluitend EUWAC8+10)
5Condensorventilator (M11F) (uitsluitend EUWAC8+10)
6Hogedrukmanometer
7Lagedrukmanometer
8Droger/filter
9Thermostatisch expansieventiel
10Verdamper
11Aansluiting van waterinlaat
12Aansluiting van wateruitlaat
13Schakelkast
14Lagedrukschakelaar (S4LP)
15Hogedrukschakelaar (S1HP)
16Digitale besturing
Functie van de hoofdonderdelen (Zie afbeelding 5)
1Compressor
2Condensor
3Verdamper
4Expansieklep
5Filter
6Lagedrukschakelaar
7Hogedrukschakelaar
8Temperatuursensor aan waterinlaat
9Temperatuursensor aan wateruitlaat
10 Ventilatormotor condensor
Naarmate het koelmiddel door de unit circuleert treden er wijzigingen
op in de toestand of conditie. Deze wijzigingen worden veroorzaakt
door de volgende hoofdonderdelen:
■Compressor
De compressor (M1C) werkt als een pomp en doet het
koelmiddel circuleren in het koelcircuit. Het comprimeert het
koelmiddelgas dat uit de verdamper komt tegen een drukniveau
dat de verdichting in de condensor goed mogelijk maakt.
■Condensor
De condensor zet het koelmiddel om van een gas in een
vloeistof. De warmte verkregen door het gas in de verdamper
wordt door de condensor uitgeblazen in de omgevingslucht en
de damp wordt omgezet in vloeistof. Dit proces wordt versneld
door één (EUWAC5) of twee ventilatoren (EUWAC8+10).
■Filter
De filter achter de condensor verwijdert kleine deeltjes uit het
koelmiddel om blokkage van de expansieklep en de slangen te
voorkomen.
■Thermostatisch expansieventiel
De vloeistof komende uit de condensor komt via een
expansieventiel terecht in de verdamper. Het ventiel houdt de
aanzuigdruk aan de verdamperuitlaat constant zodat zoveel
mogelijk vloeibaar koelmiddel in gas wordt omgezet.
■Verdamper
De verdamper moet voornamelijk warmte onttrekken uit het
water dat erdoor vloeit. Dit is mogelijk door het vloeibare
koelmiddel, dat uit de condensor komt, om te zetten in een gas.
■Aansluiting van waterinlaat/-uitlaat
De aansluitingen van de waterinlaat en -uitlaat maken een
eenvoudige aansluiting mogelijk van de luchtgekoelde
waterkoeler op het watercircuit van de luchtbehandelingsunit of
de industriële uitrusting.
Beveiligingen
De standaardversie van de unit is uitgerust met de volgende
beveiligingen:
■Overstroomrelais (algemene beveiliging)
Het overstroomrelais (K4S) bevindt zich in de schakelkast van de
unit en beveiligt de compressormotor in geval van overbelasting,
fasestoring of te lage spanning. De instelling van de relais gebeurt
in de fabriek en mag niet worden gewijzigd. Wanneer het werd
geactiveerd, moet u het manueel terugstellen.
■Hogedrukschakelaar (algemene beveiliging)
De hogedrukschakelaar (S1HP) is gemonteerd op de
afvoerleiding van de unit en meet de condensordruk (druk aan
de compressoruitlaat). Wanneer de druk te hoog wordt, treedt
de drukschakelaar in werking en stopt de unit.
De instelling van de schakelaar gebeurt in de fabriek en mag niet
worden gewijzigd. De schakelaar wordt automatisch teruggesteld,
maar de besturing moet u wel manueel terugstellen.
■Lagedrukschakelaar (algemene beveiliging)
De lage drukschakelaar (S4LP) is gemonteerd op de
aanzuigleiding van de unit en meet de aanzuigdruk (druk aan de
compressorinlaat). Wanneer de druk te laag wordt, treedt de
drukschakelaar in werking en stopt de unit.
De instelling van de schakelaar gebeurt in de fabriek en mag niet
worden gewijzigd. De schakelaar wordt automatisch teruggesteld,
maar de besturing moet u wel manueel terugstellen.
■Fasebeveiliging (algemene beveiliging)
De fasebeveiliging (R1P) bevindt zich in de schakelkast van de
unit. De beveiliging voorkomt dat de compressor in omgekeerde
richting draait. Als de unit niet start dient u twee fasen van de
voeding om te keren.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
6
■Thermische beveiliging van de uitlaat (algemene beveiliging)
De thermische beveiliging van de uitlaat (Q*D) treedt in werking
als de temperatuur van het koelmiddel dat de compressor
verlaat te hoog wordt. Als de temperatuur weer normaal wordt
zal de beveiliging automatisch worden teruggesteld. De
besturing daarentegen moet manueel worden teruggesteld.
■Thermische beveiliging van de ventilatormotor (beveiliging van
een onderdeel)
De ventilatormotor is uitgerust met een thermische beveiliging
(Q11F). De beveiliging wordt in werking gesteld wanneer de
temperatuur van de ventilatormotor te hoog wordt.
De beveiliging wordt automatisch teruggesteld zodra de
temperatuur weer normaal is.
■Temperatuursensor uitlaatwater (algemene beveiliging)
De temperatuursensor van de wateruitlaat (R4T) meet de
watertemperatuur aan de uitlaat van de waterwarmtewisselaar.
De beveiliging sluit het circuit af als de koelwatertemperatuur te
laag wordt om te voorkomen dat het water tijdens de werking
bevriest.
Als de watertemperatuur aan de uitlaat weer normaal wordt,
wordt de beveiliging automatisch teruggesteld. De besturing
daarentegen moet manueel worden teruggesteld.
■Extra grendelcontact (algemene beveiliging)
Om te voorkomen dat de unit kan opstarten of functioneren
zonder dat er water circuleert door de verdamper, dient u een
grendelcontact (S10L) van bijvoorbeeld een debietschakelaar in
te schakelen in het opstartcircuit van de unit.
Meetinstrumenten
U dient de hoge en lage druk van het koelmiddelcircuit te controleren
om te verzekeren dat de unit goed functioneert en het nominaal
afgegeven vermogen wordt bereikt. Daarom kan de unit worden
uitgerust met een als optie verkrijgbare hoge- en lagedrukmanometer. Zie de controlelijst in het hoofdstuk "Inschakelen van de
unit" op pagina 10.
■Hogedrukmanometer
De hogedrukmanometer geeft de persdruk aan (druk aan de
uitlaat van de compressor).
■Lagedrukmanometer
De lagedrukmanometer geeft de aanzuigdruk aan (druk aan de
inlaat van de compressor).
Interne bedrading – tabel met onderdelen
Raadpleeg de sticker met het interne elektrisch schema bevestigd op
de unit.
De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis:
A1P.................... PCB: Klemunit
A2P............. ** ... PCB: Adreskaart (voor BMS in optie)
R3T.................... Temperatuursensor voor waterinlaat
R4T.................... Temperatuursensor voor wateruitlaat
S1HP ................. Hogedrukschakelaar
S4LP.................. Lagedrukschakelaar
S4PC ................. Kopdrukschakelaar voor regeling ventilatorsnelheid
(uitsluitend 8+10 pk)
S9S............. *..... Start/stopschakelaar vanop afstand of dubbel
instelpunt
S10L ........... # .... Debietschakelaar
S11L ........... # .... Contact dat sluit als de pomp functioneert
S12S........... # .... Hoofdschakelaar
TR1.................... Transformator 230 V ➞ 24 V (30 VA) voor
besturingsvoeding
X1 ...................... Aansluitklem in klemmenstrook voor digitale
ingangen, analoge ingangen, analoge uitgangen
en voor de voedingsbesturing
X2 ...................... Aansluitklem in klemunit voor digitale uitgangen
Niet geleverd bij standaardunit
Niet mogelijk als optieMogelijk als optie
Ver plicht###
Niet verplicht***
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
7
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
VOORHETOPSTARTEN
Controle voor het opstarten
De stroomonderbreker op het voedingspaneel van de
waterkoeler moet uitgeschakeld zijn.
Controleer na de montage van de waterkoeler de volgende punten
vooraleer de stroomonderbreker in te schakelen:
1Lokale bedrading
Zorg ervoor dat de lokale bedrading tussen het voedingspaneel
en de waterkoeler is uitgevoerd overeenkomstig de instructies
vermeld in het hoofdstuk "Montage van de unit", de elektrische
schema's en de geldende Europese en nationale
reglementeringen.
2Extra grendelcontact
Er is een extra grendelcontact S11L nodig (bvb. een debietschakelaar of contact van schakelaar voor de pompmotor).
Monteer het tussen de gepaste klemmen (raadpleeg het
elektrisch schema meegeleverd met de unit). S11L moet een
normaal open contact zijn.
3Zekeringen of beveiligingen
Controleer of het type en de waarde van de zekeringen of de
lokaal gemonteerde beveiligingen overeenstemmen met de
vereisten vermeld in het hoofdstuk "Montage van de unit". Zorg
ervoor dat er geen zekering of beveiliging is overgeslagen.
4Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels correct zijn aangesloten en de
aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
5Interne bedrading
Controleer of u geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast ziet.
6Montage
Controleer of de unit correct is gemonteerd om abnormale
geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
7Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
8Koelmiddellek
Controleer in de unit of er geen koelmiddellek voorkomt.
Raadpleeg uw Daikin-verdeler als er een koelmiddellek is
opgetreden.
9Olielek
Controleer de compressor op eventuele olielekken. Raadpleeg
uw Daikin-verdeler als er een olielek is opgetreden.
10 Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders. Maak de
binnenkant van de leidingen schoon en zorg dat de
luchtleidingen goed worden gemonteerd.
11 Beveiligingsrooster
Controleer of de beveiligingsrooster(s) goed voor de
luchtuitla(a)t(en) is (zijn) gemonteerd.
12 Afvoer
Controleer of de afvoer goed werkt. Giet een beetje water in de
afvoerbak en controleer of het water goed wegstroomt.
Watertoevoer
Vul de waterleidingen, daarbij rekening houdend met de minimum
benodigde waterhoeveelheid voor de unit. Raadpleeg het hoofdstuk
"Montage van de unit".
Zorg ervoor dat de waterkwaliteit beantwoordt aan de normen
vermeld in het hoofdstuk "Montage van de unit".
Ontlucht het systeem aan de hoogste punten en controleer de
werking van de circulatiepomp en de debietschakelaar.
Voedingsaansluiting en carterverwarming
Om beschadiging van de compressor te voorkomen dient
u de carterverwarming ten minste zes uur voor het
opstarten van de compressor in te schakelen als de unit
gedurende een lange periode niet heeft gefunctioneerd.
Procedure voor het inschakelen van de carterverwarming:
1Schakel de stroomonderbreker in op het lokaal voedingspaneel.
Zorg ervoor dat de unit in de "UIT"-stand staat.
2De carterverwarming wordt automatisch ingeschakeld.
3Controleer de voedingsspanning op de voedingsklemmen L1,
L2 en L3 (N) met behulp van een voltmeter. De spanning moet
overeenkomen met de spanning vermeld op het
identificatieplaatje van de unit. Als de voltmeter een spanning
afleest die niet ligt binnen het bereik vermeld in de technische
gegevens, dient u de lokale bedrading te controleren en indien
nodig de voedingskabels te vervangen.
4Controleer het controlelampje op de fasebeveiliging. Als het
oplicht is de volgorde van de fasen correct. Licht het niet op dan
dient u de hoofdschakelaar uit te schakelen en een erkend
elektricien te raadplegen om de draden van de voedingskabel in
de juiste volgorde aan te sluiten.
Na zes uur is de unit klaar voor gebruik.
Algemene aanbevelingen
Neem de onderstaande aanbevelingen door vooraleer u de unit
inschakelt:
1Sluit alle voorpanelen van de unit als de volledige montage en
de nodige instellingen zijn gebeurd.
2Het onderhoudspaneel van de schakelkast mag enkel worden
geopend in geval van onderhoud door een erkend elektricien.
WERKING
De EUWAC-units zijn uitgerust met een digitale besturing die een
gebruikersvriendelijke instelling, gebruik en onderhoud van de unit
toelaat.
Dit gedeelte van de handleiding heeft een praktijkgerichte, modulaire
structuur. Behalve het eerste onderdeel, dat een kort overzicht biedt
van de besturing zelf, behandelt elk onderdeel of subonderdeel een
specifieke instelling die u met de unit kunt uitvoeren.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
8
Digitale besturing
Gebruikersinterface
De digitale besturing bestaat uit een numeriek scherm, vier gemerkte
druktoetsen en controlelampjes die extra informatie geven voor de
gebruiker.
Afbeelding – Digitale besturing
Afbeelding – Interface voor afstandsbediening (optionele set)
Toetsen op de besturing:
De functie die wordt uitgevoerd als de gebruiker op een of een
combinatie van deze toetsen drukt hangt af van de status van de
besturing en de unit op dat specifieke moment.
Voor toegang tot
GEBRUIKER-parameters
(na invoeren van
GEBRUIKER-wachtwoord)
Druk 5 seconden op:
Geen functie bij deze units
Druk één keer op: Directe
toegang tot
uitleesmenusensor
(b01/b02/b03)
Druk 5 seconden op:
In/uitschakelen unit
in stand koelen
Druk één keer op:
Directe toegang tot
uitleesmenusensor
(b01/b02/b03)
Druk 5 seconden op:
Manueel terugstellen van
alarm bij een alarm
Return
—
Druk één keer op:
Selecteren vorige
sensorparameter
Druk één keer op:
Selecteren volgende
sensorparameter
Druk één keer op:
Return
Druk één keer op:
Selecteren
parametergroep
of parameter
—
Druk één keer op:
Selecteren vorige
parametergroep
of parameter
Druk één keer op:
Selecteren volgende
parametergroep
of parameter
—
Druk één keer op:
Annuleren en return
Druk één keer op:
Bevestigen en return
Druk één keer op:
Verhogen waarde
Druk één keer op:
Ver lagen waarde
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
9
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
Controlelampjes op de besturingsinterface en de interface voor
afstandsbediening:
Werking tijdens hoofddisplay (niet in menu)
Controlelampjes digitale
besturing
Controlelampje
P
F
G
H
L
M
&
é
(groen)
Controlelampje
(oranje)
Controlelampje
(oranje)
Controlelampje
(rood)
Controlelampje
(oranje)
Controlelampje
(oranje)
Controlelampje
(oranje)
Controlelampje
(oranje)
Interface voor
afstandsbediening
ZWaterinlaattemperatuur.
F
G
Y
L
M
&
é
Niet actief.
Geeft aan dat de unit koelt.
Geeft aan dat het alarm
in werking is.
Geeft de status van
de pomp aan.
Controlelampje, geeft aan
dat minstens één
compressor in werking is.
Controlelampje brandt,
geeft aan dat compressor 1
in werking is.
Controlelampje knippert,
geeft aan dat er voor
compressor 1 een
opstartverzoek is.
Niet actief.
Hoofddisplay
Als u een parametergroep of parameter selecteert, worden
verschillende controlelampjes die betrekking hebben op de
parametergroep of parameter weergegeven.
Voorbeeld: de controlelampjes F en G worden weergegeven als
u een parametergroep of parameters direct selecteert.
LET OP
Afwijking bij het aflezen van de temperatuur: ±1°C.
Het numerieke scherm kan minder goed leesbaar zijn
bij direct zonlicht.
Directe en gebruikersparameters
De digitale besturing is uitgerust met directe en gebruikersparameters. De directe parameters zijn belangrijk voor het dagelijks
gebruik van de unit, bijvoorbeeld om de temperatuurinstelling te
wijzigen of eigenlijke werkingsinformatie op te vragen. De
gebruikersparameters daarentegen bieden meer geavanceerde
functies zoals het wijzigen van de tijdvertraging.
Elke parameter is bepaald door een code en een waarde. De
parameter voor het selecteren van lokale of aan/uit-afstandsbesturing bijvoorbeeld heeft code h07 en waarde 1 of 0.
Zie "Overzicht van de directe en gebruikersparameters" op pagina 13
voor een overzicht van de parameters.
Bediening van de units
Dit hoofdstuk biedt informatie voor het alledaags gebruik van de
units. Hier vindt u informatie over routinehandelingen zoals:
■"Inschakelen van de unit" op pagina 10 en "Uitschakelen van de
unit" op pagina 11,
■"Wijzigen van de koeltemperatuur" op pagina 11,
■"Raadplegen van huidige werkingsinformatie" op pagina 11,
■"Terugstellen van een alarm" op pagina 11,
■"Terugstellen van een waarschuwing" op pagina 12.
Inschakelen van de unit
Ga als volgt te werk om de unit in de stand koelen in te schakelen:
1Druk ongeveer 5 seconden op de D-toets, het
controlelampje G wordt weergegeven.
Vervolgens wordt er een initialisatiecyclus gestart en zal het
controlelampje L, het controlelampje M en het controlelampje &
gaan branden naargelang de geprogrammeerde thermostaatfunctie.
Als het controlelampje & knippert, geeft dit aan dat er een
opstartverzoek is voor compressor 1. De compressor start op als de
timer nul heeft bereikt.
LET OP
2Als u de unit voor het eerst opstart of als de unit voor langere tijd
KoelenMinimumNominaalMaximum
Lage druk3 bar4 bar6,5 bar
Hoge druk7 bar21 bar24 bar
buitentemperatuur LW wateruitlaattemperatuur
LET OP
Zie "Selecteren van lokale of aan/uit-afstands-
besturing" op pagina 14 als aan/uit-afstandsbesturing
is ingeschakeld.
niet is gebruikt neemt u best de volgende controlelijst door.
Draaien van de condensorventilator
Deze controle moet alleen voor de EUWAC8+10-units worden
uitgevoerd.
Zodra de compressor en de condensorventilator beginnen
werken, schakelt u de unit uit om ze te stoppen (raadpleeg
"Uitschakelen van de unit" op pagina 11). Controleer de
draairichting wanneer de ventilatoren langzamer draaien. De
richting is aangegeven met een pijl op de ventilatorbehuizing.
Raadpleeg uw verdeler van Daikin-producten wanneer ze in de
omgekeerde richting draaien.
Abnormaal geluid of trillingen
Zorg ervoor dat de unit geen abnormaal geluid of trillingen
voortbrengt: controleer de bevestigingen en de leidingen. Als de
compressor een abnormaal geluid voortbrengt kan dit ook het
gevolg zijn van een teveel aan koelmiddel.
Bedrijfsdruk
Het is belangrijk de hoge en lage druk van het koelcircuit te
controleren om te verzekeren dat de unit naar behoren
functioneert en het nominaal afgegeven vermogen wordt
bereikt.
Ter informatie: de gemiddelde verzadigingstemperatuur van
R407C in verhouding tot het af te lezen drukniveau vindt u in
"Bijlage I" op pagina 21.
De gemeten drukniveaus zullen schommelen tussen een
minimum- en een maximumwaarde, afhankelijk van de
temperatuur van het water en de omgeving (op het
moment van de meting).
( –5°C)( 35°C)( 38°C)
(LW 4°C)(LW 7°C)(LW 20°C)
De onderste serviceplaat moet gemonteerd zijn
wanneer u de druk meet. Anders wordt het koelmiddel
in de condensor minder afgekoeld, waardoor lage- en
hogedrukwaarden stijgen.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
10
Waterlekken
Controleer de verdamper en het externe watercircuit op
waterlekken.
Afvoer
Monteer de serviceplaten zodat de unit volledig afgesloten is en
start de unit. Controleer nadat de unit enkele uren heeft gewerkt
of het condenswater goed via de afvoer wordt afgevoerd en of
het niet uit de lekbak op de vloer loopt.
Soms is de uitlaat van de lekbak geblokkeerd of creëren de
condensorventilatoren een vacuüm, zodat het condenswater in
de lekbak blijft staan en over de rand loopt. In dat geval moet
u de afvoer lager leggen. Het hoogteverschil van 75 mm van
hoofdstuk "Montage van de unit" is een minimum.
3Als de unit na een paar minuten niet start dient u de eigenlijke
werkingsinformatie te raadplegen in de lijst van directe
parameters. Raadpleeg ook het hoofdstuk "Storingsopsporing"
op pagina 17.
LET OP
Bij aan/uit-afstandsbesturing (h07=1) is het
aanbevolen om een aan/uit-schakelaar te monteren
nabij de unit, en dit in serie met de afstandsschakelaar.
De unit kan dan vanop beide plaatsen worden
uitgeschakeld.
Uitschakelen van de unit
Ga als volgt te werk om de unit uit te schakelen als de stand koelen in
werking is:
1Druk ongeveer 5 seconden op de D-toets, het
controlelampje G dooft.
Raadplegen van parameters sensoruitleesmenu
Zie "Menu-overzicht" op pagina 20 voor een overzicht van de
menustructuur.
De b01/b02/b03 parameters maken deel uit van het
"sensoruitleesmenu".
1Druk op de C- of D-toets op het hoofddisplay.
De b01-parameter wordt weergegeven.
Als er niet op een toets wordt gedrukt, wordt de waarde van
b01-sensor weergegeven totdat er weer wordt gedrukt op C
of D om een andere parameter te selecteren (b02 of b03).
2Druk op de A-toets om terug te keren naar het hoofddisplay.
Als er tijdens de procedure niet 30 seconden lang op een toets wordt
gedrukt, dan gaat de weergegeven parametercode of waarde
knipperen. Als nog eens 30 seconden lang niet op een toets wordt
gedrukt, dan keert de besturing automatisch terug naar het
hoofddisplay.
Wijzigen van de koeltemperatuur
1Wijzig de r1 koeltemperatuurparameter.
Dit is een directe parameter. Zie "Directe parameters raadplegen en
wijzigen" op pagina 11.
LET OP
Als het dubbele instelpunt is geactiveerd (zie "Dubbele-
instelpuntbesturing selecteren" op pagina 15).
Raadplegen van huidige werkingsinformatie
LET OP
Zie "Selecteren van lokale of aan/uit-afstands-
besturing" op pagina 14 als aan/uit-afstandsbesturing
is ingeschakeld.
Directe parameters raadplegen en wijzigen
Zie "Menu-overzicht" op pagina 20 voor een overzicht van de
menustructuur.
1Druk op het hoofddisplay 5 seconden op B.
De -/- parametergroep wordt weergegeven.
2Druk op de C- of D-toets om de vereiste parametergroep
te selecteren.
3Druk op de B-toets om de geselecteerde parametergroep in
te voeren.
4Druk op de C- of D-toets om de vereiste parameter te
selecteren.
5Druk op de B-toets om de geselecteerde parameter te
raadplegen.
6Druk op de C- of D-toets om de waarde van de
geselecteerde parameter respectievelijk te verhogen of te
verlagen. (Alleen geldig voor lezen/schrijven parameters.)
7Druk op de B-toets om de gewijzigde instelling te bevestigen.
OF
Druk op de A-toets om de gewijzigde instelling te annuleren.
8Druk op de A-toets om terug te keren naar de
parametergroep.
9Druk 2 keer op de A-toets om terug te keren naar het
hoofddisplay.
Als er tijdens de procedure niet 30 seconden lang op een toets wordt
gedrukt, dan gaat de weergegeven parametercode of waarde
knipperen. Als nog eens 30 seconden niet op een toets wordt
gedrukt, dan keert de besturing automatisch terug naar het
hoofddisplay zonder een gewijzigde parameter op te slaan.
De eigenlijke werkingsinformatie die u kunt raadplegen in de lijst van
directe parameters omvat:
■ b01:waterinlaattemperatuur verdamper,
■ b02:wateruitlaattemperatuur verdamper,
■ b03: niet gebruikt,
■ c10: totaal aantal bedrijfsuren van de compressor 1,
■ c15: totaal aantal bedrijfsuren van de pomp.
LET OP
■De parameters b01, b02 en b03 kunnen ook
worden geraadpleegd door het "sensoruitleesmenu". Raadpleeg "Raadplegen van parameters
sensoruitleesmenu" op pagina 11.
■Om de timers van de parameters c10, c11 en
c15 terug te stellen, zie "Terugstellen van een
waarschuwing" op pagina 12.
Dit zijn directe parameters, zie "Directe parameters raadplegen en
wijzigen" op pagina 11.
Te r ugstellen van een alarm
Als een alarm wordt vastgesteld gebeurt het volgende:
■het alarmrelais wordt geactiveerd,
■het H-controlelampje wordt weergegeven
■het scherm begint te knipperen en toont afwisselend de
alarmcode en de waterinlaattemperatuur.
De volgende alarmcodes kunnen op het scherm verschijnen:
■a1: een vorstbeveiligingsalarm is in werking gesteld.
■e1: de NTC-sonde die de waterinlaattemperatuur aan de
verdamper meet is defect.
■e2: de NTC-sonde die de wateruitlaattemperatuur van de
verdamper meet is defect.
■e3: de zekering voor de verwarmingstape van de verdamper
(F4) is gesprongen, er is een tegenfasestoring of een
probleem met de I/O-printkaart (A2P).
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
11
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
Als de unit over een vorstbeveiliging beschikt,
monteert u best het remote-indicatielampalarm (H3P)
(zie bedradingsschema bij de unit). Op deze manier
wordt de gesprongen zekering van de verwarmingstape van de verdamper (F4) sneller gedetecteerd en
voorkomt u dat het circuit bevriest als het koud is.
■ ehs: geeft aan dat de voedingsspanning extreem hoog is. In dit
geval dient u een erkend elektricien te raadplegen.
■ el1: geeft aan dat er een voedingsstoring is (voorbeeld: ruis).
In dit geval dient u een erkend elektricien te raadplegen.
■ el2: geeft aan dat er een voedingsstoring is (voorbeeld: ruis).
In dit geval dient u een erkend elektricien te raadplegen.
■ els: geeft aan dat de voedingsspanning extreem laag is. In dit
geval dient u een erkend elektricien te raadplegen.
■ epb: geeft aan dat de EEPROM op de printplaat van de
besturing binnenin de unit defect is.
■ epr: geeft aan dat de EEPROM op de printplaat van de
besturing binnenin de unit defect is.
■fl: geeft aan dat er geen waterstroom was gedurende een
periode van 15 seconden nadat de pomp was opgestart
of gedurende 5 seconden terwijl de compressor werkte of
dat de overstroombeveiliging van de pomp is geactiveerd.
■ hp1: geeft aan dat een hogedrukschakelaar, de thermische
beveiliging van de uitlaat of de overstroombeveiliging van
de compressormotor is geactiveerd of dat de NTC-sonde,
die de omgevingstemperatuur meet, defect is.
fl + hp1:
■
geeft aan dat er waarschijnlijk een RPP-storing is of dat
de F4-zekering is doorgebrand.
■ lp1: geeft aan dat de lagedrukschakelaar is geactiveerd.
■ ter: geeft aan dat er sprake is van een communicatiestoring in
de interface voor afstandsbediening.
■
:
communicatiestoring tussen de digitale controller van de
unit en de interface voor afstandsbediening. Bevestig de
juiste selectie van parametercode h23. Deze moet
standaardinstelling 0 zijn. Bevestig bovendien de juiste
installatie volgens de installatiehandleiding van de
interface voor afstandsbediening EKRUMCA.
Te r ugstellen van een waarschuwing
Bij normale werking kan het scherm van de besturing beginnen
knipperen, waarbij afwisselend de waterinlaattemperatuur en de
volgende waarschuwingscode verschijnen:
■ hc1: geeft aan dat compressor 1 aan onderhoud toe is: het
totaal aantal werkingsuren van compressor 1 (directe
parameter c10) heeft de ingestelde drempelwaarde van
de timer voor onderhoudswaarschuwing overschreden
(gebruikersparameter c14).
Ga als volgt te werk om de onderhoudswaarschuwing hc1 terug te
stellen:
1Raadpleeg c10-werkingsuren van compressor 1.
Dit is een directe parameter, zie "Directe parameters raadplegen
en wijzigen" op pagina 11.
2Wanneer c10-parameterwaarde wordt weergegeven, houd dan
gedurende 5 seconden gelijktijdig de C- en D-toets
ingedrukt. De waarde van de timer wordt 0 en de waarschuwing
wordt teruggesteld.
LET OP
Vergeet niet de vereiste onderhoudsactiviteiten uit te
voeren na het terugstellen van de timers.
Behalve het terugstellen van timer c10, is het ook
mogelijk om timer c15 (werkingsuren van pomp) op
dezelfde manier terug te stellen.
LET OP
Als de alarmcodes fl en h1 afwisselend knipperen is
het alarm hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door de
fasebeveiliging of door een gesprongen zekering van
de verwarmingstape van de verdamper (F4).
Ga als volgt te werk om een alarm terug te stellen:
1Zoek de oorzaak van de uitval en verhelp het.
Raadpleeg het hoofdstuk "Storingsopsporing" op pagina 17.
2Als de alarmcodes a1, fl, hp1 of lp1 op het scherm
verschijnen, dient u het alarm manueel terug te stellen door
gedurende ongeveer 5 seconden gelijktijdig op de
E-combinatietoetsen C en D te drukken.
In alle andere gevallen wordt het alarm automatisch
teruggesteld.
De storingscode en het H-controlelampje verdwijnen van het
scherm zodra u het alarm hebt teruggesteld. De besturing zet
de normale werking voort en toont de waterinlaattemperatuur.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
12
Geavanceerde eigenschappen van de digitale besturing
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de directe parameters en
gebruikersparameters van de besturing. In het volgende hoofdstuk
wordt u geleerd hoe u de unit kunt opzetten en configureren met
behulp van deze parameters.
Overzicht van de directe en gebruikersparameters
De lijst van directe parameters is toegankelijk door gedurende
ongeveer 5 seconden de B-toets in te drukken. Zie ook "Directe
parameters raadplegen en wijzigen" op pagina 11.
Lezen/
Parametergroep Parametercode
-/-/23
-a-Geen gebruikers- of directe parameters toegankelijk
b01Waterinlaattemperatuur verdamper0,1°CLD102A
-b-
-c-
-d-Geen gebruikers- of directe parameters toegankelijk
-f-Geen gebruikers- of directe parameters toegankelijk
-h-
-p-p34
-r-
-t-Geen gebruikers- of directe parameters toegankelijk
f-rh99SoftwareversieLD208I
(*) D=digitaal, A=analoog, I=integer.
(†) –2,0 en –7,0 alleen geldig voor eenheden met glycoltoepassingen.
(‡) Gebruikt als dubbel instelpunt is geactiveerd in p09 of p34 en dubbel instelpunt digitale input is gesloten.
Tijdvertraging tussen opstarten pomp
en opstarten compressor
Tijddrempelwaarde tussen
uitschakelen van unit en uitschakelen
van pomp
Totaal aantal bedrijfsuren van
compressor 1
Drempelwaarde voor
onderhoudswaarschuwing (c10)
Om aan/uit-afstandsbesturing
te activeren
0=niet actief
1=actief
(alleen als p34=23)
Om het besturingstoetsenbord
te vergrendelen
0=vergrendelen
1=ontgrendelen
Om adreskaartaansluiting
te selecteren
0=aansluiting interface voor
afstandbediening
1=MODBUS-aansluiting
Ver anderlijke selectie digitale
input S9S
0=geen functie
13=dubbel instelpunt vanop afstand
23=aan/uit-afstandsbesturing (alleen actief in combinatie met h07)
SELECTEER GEEN ANDERE
WAARDEN
Koeltemperatuur
Koeltemperatuur 2
Beschrijving
0=°C 1=°F
(‡)
Standaardwaarde
001L/SG5D
1509991 secL/SG238I
001501 minL/SG239I
00100 x100 urenL/SG241I
001L/SG15D
101L/SG16D
001L/SG11D
23027L/SG329I
12,0
12,0
MinMaxUnits
x100 urenLD122A
(†)
25,00,1°CL/SD41A
7,0
(†)
25,00,1°CL/SD55A
7,0
schrijven
Gebruiker
/direct
Modbus
-adres
Parametertype
(*)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
13
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
Gebruikersparameters raadplegen en wijzigen
LET OP
Zie "Menu-overzicht" op pagina 20 voor een overzicht van de
menustructuur.
1Druk in het geval van een digitale besturing ongeveer
2Voer het juiste wachtwoord in met behulp van de C en D-
3Druk op de B-toets om het wachtwoord te bevestigen en het
4Druk op de B-toets om de parameterinstellingen te
5Druk op de C- of D-toets om de vereiste parametergroep
6Druk op de B-toets om de geselecteerde parametergroep in
7Druk op de C- of D-toets om de vereiste parameter te
8Druk op de B-toets om de geselecteerde parameter te
9Druk op de C- of D-toets om de instelling te verhogen of
10 Druk op de B-toets om de gewijzigde instelling te bevestigen.
11 Druk op de A-toets om terug te keren naar de
12 Druk 2 keer op de A-toets om terug te keren naar het
Als er tijdens de procedure niet 30 seconden lang op een toets wordt
gedrukt, dan gaat de weergegeven parametercode of waarde
knipperen. Als nog eens 30 seconden niet op een toets wordt
gedrukt, dan keert de besturing automatisch terug naar het
hoofddisplay zonder een gewijzigde parameter op te slaan.
Als de gebruikersparameters worden geraadpleegd,
worden de directe parameters ook getoond.
5 seconden op de A- en B-toetsen totdat O wordt
weergegeven.
Druk in het geval van een interface voor afstandsbediening één
keer op S.
toetsen. De wachtwoordwaarde is 22.
menu te selecteren; s-p wordt weergegeven.
raadplegen (=s-p). (l-p betekent raadplegen van het
parameterniveau, maar deze functie wordt niet gebruikt).
De -/- parametergroep wordt weergegeven.
te selecteren.
te voeren.
selecteren.
raadplegen.
te verlagen. (Alleen geldig voor lezen/schrijven parameters.)
OF
Druk op de A-toets om de gewijzigde instelling te annuleren.
parametergroep.
hoofddisplay.
Bepalen van het koeltemperatuurverschil
Wijzig de r02 koeltemperatuurverschilparameter.
Dit is een directe parameter. Zie "Directe parameters raadplegen en
wijzigen" op pagina 11.
voor 1 compressor
compressor
AAN
UIT
1215
r02
r01/
r21
waterinlaattemper
°C
atuur van
verdamper
Uit te voeren functies met behulp van gebruikersparameters
Bepalen van de meeteenheid
Afhankelijk van de instelling van gebruikersparameter /23
(meeteenheid), alle temperatuurwaarden worden weergegeven in
°C (=0) of in °F (=1).
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Bepalen van de tijdvertraging tussen het opstarten van de
pomp en van de compressor
Met gebruikersparameter c07 kunt u de tijdvertraging bepalen
tussen het opstarten van de pomp en van de compressor.
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Bepalen van de tijdvertraging tussen het uitschakelen van de
unit en van de pomp
Met gebruikersparameter c08 kunt u de tijdvertraging bepalen
tussen het uitschakelen van de unit en van de pomp, en meer
bepaald de periode waarin de pomp blijft functioneren nadat de unit
is uitgeschakeld.
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Bepalen van de drempelwaarde van de timer voor
onderhoudswaarschuwing
Met de gebruikersparameter c14 kunt u een timerdrempel bepalen
(bedrijfsuren van de compressor). Daarna zal de besturing een
onderhoudswaarschuwing of -vraag weergeven.
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Selecteren van lokale of aan/uit-afstandsbesturing
Met behulp van gebruikersparameter h07 in combinatie met de aan/
uit-afstandsschakelaar (gemonteerd door de klant) kan de gebruiker
de unit inschakelen zonder de D- of C-toets op de besturing te
gebruiken.
■Als gebruikersparameter h07 is ingesteld op 0 (=niet actief),
kan de unit alleen worden ingeschakeld met behulp van de
D- en C-toets op de besturing.
■Als de gebruikersparameter h07 is ingesteld op 1 (=actief),
dan kan de unit als volgt worden in- of uitgeschakeld:
■ Als de aan/uit-afstandsschakelaar wordt geopend, dan wordt
de unit uitgeschakeld en is het niet mogelijk om de unit in/uit
te schakelen terwijl de D- of C-toets op de besturing
wordt ingedrukt (5 sec).
■ Als de aan/uit-afstandsschakelaar wordt gesloten, dan wordt
de unit ingeschakeld en is het mogelijk om de unit in/uit te
schakelen terwijl de D- of C-toets op de besturing
wordt ingedrukt (5 sec).
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
LET OP
■Dit geldt alleen als p34 (veranderlijke digitale
input selectie S9S) waarde 23 heeft
(fabriekswaarde).
■Als de dubbele-instelpuntfunctie wordt
geselecteerd voor deze functie (p34=13), dan is
de aan/uit-afstandsbesturing niet geactiveerd.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
14
Dubbele-instelpuntbesturing selecteren
Gebruikersparameters p09 (veranderlijke digitale selectie S7S) en
p34 (veranderlijke digitale selectie S9S) kunnen worden gebruikt
om de dubbele-instelpuntbesturing toe te kennen aan S7S of S9S.
Er zijn 2 verschillende regelingen beschikbaar voor 1 digitale input
(S9S):
■p34: veranderlijke selectie digitale input S9S
■ 0=geen functie
■ 13=dubbel instelpunt vanop afstand
■ 23=aan/uit vanop afstand
Als de schakelaar dubbel instelpunt open is, dan wordt het eerste
instelpunt geactiveerd (r01 koeltemperatuur).
Als de schakelaar dubbel instelpunt gesloten is, dan wordt het
tweede instelpunt geactiveerd (r21 koeltemperatuur 2).
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Afsluiten van het toetsenbord van de besturing
Als gebruikersparameter h09 is ingesteld op 0 kunt u de
onderstaande geavanceerde functies niet langer uitvoeren met
behulp van de besturing:
■wijzigen van directe en gebruikersparameters (de parameters
kunnen worden opgeroepen maar niet gewijzigd),
■terugstellen van de timers.
■in/uitschakelen van de unit tijdens koelen of verwarmen
Als gebruikersparameter h09 is ingesteld op 1 kunt u de hierboven
vermelde geavanceerde functies wel uitvoeren met behulp van de
besturing.
Om de waarde van gebruikersparameter h09 van 1 in 0 te wijzigen,
kunt u de standaardwijzigingsprocedure gebruikersparameter met
het standaardwachtwoord "22" gebruiken. Raadpleeg "Gebruikers-
parameters raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Om de waarde van gebruikersparameter h09 van 0 in 1 te wijzigen,
kunt u de wijzigingsprocedure gebruikersparameter met het
toegewezen wachtwoord "11" gebruiken. Raadpleeg "Gebruikers-
parameters raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
■De variabelendatabase van elke koeler met geïnstalleerde
adreskaart is het referentiepunt voor de leverancier van het
bewakingssysteem in Modbus voor het toekennen van een
geschikte betekenis aan de variabelen.
De variabelen kunnen worden gelezen en/of geschreven door
het bewakingssysteem. Of de variabelen alleen read-only of
read/write zijn is afhankelijk van de aangesloten koeler en/of het
applicatieprogramma dat wordt gebruikt.
- Als het bewakingssysteem een waarde toekent aan een
variabele met read-onlystatus, dan wordt de opdracht
helemaal niet uitgevoerd.
-Variabelen die worden opgevraagd door het
bewakingssysteem en die niet beschikbaar zijn in een koeler
met een adreskaart, worden van de adreskaart naar het
bewakingssysteem gestuurd met nul waarde. Het
bewakingssysteem moet deze juist beheren.
- Als het bewakingssysteem probeert om een waarde van een
parameter te schrijven die buiten het bereik ligt, dan wordt
het schrijven genegeerd.
Algemene informatie over het Modbus-protocol
Het Modicon Modbus-protocol dat wordt uitgevoerd in de adreskaart
voldoet aan de inhoud van het volgende document:
Modicon Modbus Protocol
Reference Guide
Juni 1996, PI-MBUS-300 Rev. J
Het Modbus-protocol dat wordt uitgevoerd is van het RTU-type
(Remote Terminal Unit) en gebaseerd op transmissietijden. De
configuratie maakt gebruik van het multidrop-kenmerk van RS485.
Het adres dat binnen het Modbus-pakket wordt verstuurd spreekt de
koelerunit aan.
Geïmplementeerde RS485-communicatie-instellingen voor
het Modbus-protocol
De RS485-communicatie-instellingen worden als volg
geïmplementeerd:
■Baud-rate: 9600
■Stopbit: 2
■Pariteit: geen
Geïmplementeerde commando's voor het Modbus-protocol
BMS-AANSLUITING MODBUS
Als u de optionele set adreskaart EKAC10C installeert, kunt u met
uw koeler communiceren via een gebouwbeheersysteem of een
bewakingssysteem via het Modbus-protocol.
Algemene beschrijving van Modbus
De adreskaart communiceert via het Modbus-protocol.
Verschillende onderdelen van het communicatienetwerk
■Het communicatienetwerk bestaat uit twee belangrijke
onderdelen:
■ Het gebouwbeheersysteem (BMS) of bewakingssysteem.
■ De koeler of meerdere koelers.
■Het BMS of een ander bewakingssysteem kan communiceren
met de koelers via de adreskaart.
De communicatie wordt beheerd overeenkomstig een masterslavestructuur voor polling, waarbij het bewakende BMS de
master is en de adreskaarten de slaves zijn.
■De koelerunit kan worden geïdentificeerd door de bewaker door
de toewijzing van een adres in het Modbus-netwerk. Het adres
van de koelerunit kan worden geprogrammeerd tijdens de
configuratie van de BMS-instellingen.
De geïmplementeerde commando's in het programma zijn als volgt:
Modbus-commandoBetekenisAantekeningen
01 Coilstatus lezenDigitale
02 Inputstatus lezen Digitale
03 Holding-registers
lezen
04 Inputregisters
lezen
05 Enkele coil
forceren
06 Enkel register
voorinstellen
15 Meerdere coils
forceren
16 Meerdere
registers
voorinstellen
variabele(n)
lezen
variabele(n)
lezen
Analoge
variabele(n)
lezen
Analoge
variabele(n)
lezen
Individuele digitale
variabele(n)
schrijven
Individuele
analoge
variabele(n)
schrijven
Een reeks digitale
variabelen
schrijven
Een reeks analoge
variabelen
schrijven
Vraagt huidige status op
(AAN/UIT) van een groep van
logic coils of discrete input
Vraagt huidige status op
(AAN/UIT) van een groep van
logic coils of discrete input
Vraagt huidige binaire
waarde op in één of meer
holding-registers
Vraagt huidige binaire
waarde op in één of meer
holding-registers
Forceert enkele coil in
AAN- of UIT-status
Plaatst een specifieke binaire
waarde in een holdingregister
Forceert de definitie van een
reeks van opvolgende logic
coils in de AAN- of UIT-status
Plaatst specifieke binaire
waarden in een reeks van
opvolgende holding-registers
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
15
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
Let op:
■Vanwege de variatie van de koelers met geïnstalleerde
adreskaarten wordt er geen onderscheid gemaakt tussen
inputvariabelen (met read-only-status) en outputvariabelen (met
read/write-status) zodat de kennis van de database en het
beheer daarvan afhankelijk is van het deel dat aanwezig is in het
bewakingssysteem.
■Op grond van de algemene aard van het systeem antwoordt de
adreskaart op dezelfde wijze op verschillende Modbuscommando's.
Gegevensweergave van het Modbus-protocol
■Digitaal
Alle digitale gegevens zijn gecodeerd door een enkele bit:
■ "0" voor UIT
■ "1" voor AAN.
Alle digitale variabelen zijn toegewezen aan bits van opvolgende
registers, waarbij telkens:
■ de lagere-adresvariabele is toegewezen aan de minder
belangrijke bit
■ de hogere-adresvariabele is toegewezen aan de
belangrijkste bit.
■Analoge en integere gegevens
Een analoge en integere waarde wordt vertegenwoordigd door
een 16-bit WORD-register in binaire notatie. Voor elk register
geldt dat de eerste byte de bits met hogere rang bevat en de
tweede byte de bits met lagere rang.
■ De analoge variabelen worden weergegeven in tienden:
de waarde 10,0 wordt bijv. verzonden als 0064h=100d
en de waarde –10,0 wordt bijv. verzonden als FF9Ch=–100d
■ De integere variabelen worden verzonden met behulp van de
effectieve waarde:
de waarde 100 wordt bijv. verzonden als 0064h=100d
De adreskaart werkt op registers waarbij één register moet
worden beschouwd als 16-bit.
Als het BMS of bewakingssysteem probeert om een waarde van een
parameter te schrijven die buiten het bereik ligt, dan wordt het
schrijven genegeerd.
Geïmplementeerde storingscode
CodeInterpretatie ModbusToestand
1Ongeoorloofde functieBericht wordt niet ondersteund of het
benodigde aantal variabelen is groter
dan de toegestane grenswaarde
(lengte ≤20).
Variabelendatabase
Het BMS of het bewakingssysteem en de koelerunit communiceren
met elkaar via een vaste set van variabelen. Deze worden ook
adresnummers genoemd. Hieronder staat de benodigde informatie
over de digitale, integere en analoge variabelen die het BMS of het
bewakingssysteem kan lezen uit of kan schrijven naar de adreskaart
van de koeler.
Raadpleeg "Overzicht van de directe en gebruikersparameters" op
pagina 13voor de adressen van alle directe en
gebruikersparameters.
Overzicht van alle variabelen die geen directe
of gebruikersparameters zijn
Parametertype
Beschrijving
Circuitalarm
Algemeen alarm
Alarm NTC-sonde
Input van
debietschakelaaralarm
Input van hoge druk of
lozingsbeveiliging of
overstroombeveiliging
Input van lage-
drukschakelaaralarm
Input van veranderlijke
digitale S9S-input
Output van
compressor 1
Output van pomp
Output van omkeerklep
Output van alarm
Aan of uit
(*) D=digital.
1=A1, HP1, of LP1
alarmcodes actief
0=geen alarmcode
actief
1=FL alarmcode
0=geen alarmcode
actief
1=E1, E2, of E3
alarmcodes
0=geen alarmcode
actief
1=gesloten
0=open
1=gesloten
0=open
1=gesloten
0=open
1=gesloten
0=open
1=aan
0=uit
1=aan
0=uit
1=aan
0=uit
1=aan
0=uit
1=aan
0=uit
Modbus
-adres
Lezen41D
Lezen45D
Lezen46D
Lezen53D
Lezen55D
Lezen56D
Lezen57D
Lezen59D
Lezen61D
Lezen62D
Lezen63D
Lezen/
schrijven
64D
(*)
Definiëren van de BMS-instelling
Activeren van het Modbus-protocol
Het Modbus-protocol wordt geactiveerd door de parameter h23 in te
stellen op 1.
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
Bepalen van het seriële adres van de unit
Stel parameter h10 in om het unieke seriële adres van elke unit te
definiëren dat nodig is voor de communicatie met het
bewakingssysteem.
Dit is een gebruikersparameter. Zie "Gebruikersparameters
raadplegen en wijzigen" op pagina 14.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
STORINGSOPSPORING
In dit onderdeel wordt nuttige informatie gegeven over het opsporen
en oplossen van bepaalde storingen die in de waterkoeler kunnen
voorkomen.
Voer altijd eerst een grondige visuele controle uit van de unit en zoek
naar voor de hand liggende storingen zoals losse aansluitingen of
foute bedrading vooraleer de procedure voor storingsopsporing aan
te vangen.
Neem dit hoofdstuk zorgvuldig door vooraleer uw verdeler van
Daikin-producten te raadplegen. Het zal u tijd en geld besparen.
Schakel steeds de hoofdschakelaar van de waterkoeler uit
vooraleer u het voedingspaneel of de schakelkast
controleert.
Als een beveiliging in werking is getreden dient u de unit uit te
schakelen en na te gaan waarom de beveiliging in werking is
getreden vooraleer deze terug te stellen. De beveiligingen mogen
onder geen beding worden overbrugd of op een andere waarde
worden ingesteld dan deze van de fabrieksinstelling. Raadpleeg uw
verdeler van Daikin-producten als u de oorzaak van de storing niet
kunt vinden.
Fenomeen 1: De unit start niet, maar het controlelampje L brandt
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
De temperatuurinstelling is niet
correct.
Storing in de voeding.Controleer de spanning op het
Doorgebrande zekering of
onderbreking van een beveiliging.
Losse aansluitingen.Controleer de aansluitingen van
Kortgesloten of gebroken draden.Controleer de circuits met behulp
Fenomeen 2: De unit start niet, maar het controlelampje
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
De stroomstarttimer loopt nog.De unit zal na ongeveer
De antipendeltimer loopt nog.Het circuit kan pas na ongeveer
De bewakingstimer loopt nog.Het circuit kan pas na ongeveer
Controleer de instelling van
de besturing.
voedingspaneel.
Controleer de zekeringen en
beveiligingen. Vervang deze door
zekeringen van dezelfde grootte
en hetzelfde type. (Raadpleeg het
elektrisch schema dat meegeleverd
is met de unit.)
de lokale bedrading en de interne
bedrading van de unit. Maak alle
losse aansluitingen vast.
van een testapparaat en repareer
deze indien nodig.
L knippert
15 seconden starten. Controleer of
er water door de verdamper stroomt.
4 minuten starten.
1 minuut opstarten.
Fenomeen 3: De unit start niet en het controlelampje
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Eén van de volgende beveiligingen is
in werking getreden:
•Fasebeveiliging (R1P)
•Overstroomrelais (K*S)
• Thermische beveiliging van
de afvoer (Q*D)
• Thermostaat voor
verdampingstemperatuur (S*T)
• Debietschakelaar (S10L)
• Hogedrukschakelaar (S*HP)
De unit verkeert in
vorstbeveiligingsalarm.
De aan/uit-input vanop
afstand is ingeschakeld en de
afstandsschakelaar is uitgeschakeld.
Het toetsenbord is vergrendeld.
De gebruikersparameter h09
is ingesteld op 0.
Fenomeen 4: Eén van de volgende beveiligingen is in werking getreden
Fenomeen 4.1: Overstroomrelais van de compressor
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Storing in één van de fasen.Controleer de zekeringen op het
De spanning is te laag.Meet de spanningstoevoer.
De motor is overbelast.Stel deze terug. Raadpleeg uw
TERUGSTELLEN Druk op de rode toets van het
Fenomeen 4.2: Lagedrukschakelaar of antivriesalarm
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Er is te weinig waterstroom naar
de waterwarmtewisselaar toe.
Er is te weinig koelmiddel.Controleer de unit op lekken en vul
De unit functioneert buiten het
werkingsbereik.
De inlaattemperatuur aan de
waterwarmtewisselaar is te laag.
De debietschakelaar functioneert
niet of er is geen waterstroom.
TERUGSTELLEN Na stijging van de druk wordt de
Fenomeen 4.3: Hogedrukschakelaar
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
De condensorventilator functioneert
niet naar behoren.
Als de standaardinstelling van de
riemschief werd veranderd, kan de
gebruikte riemschijfinstelling bij een
kleinere luchtstroom mogelijk niet
optimaal werken.
De condensor is smerig of deels
belemmerd.
De luchtinlaattemperatuur van
de condensor is te hoog.
TERUGSTELLEN Na een drukverlaging wordt de
Controleer de besturing en
raadpleeg fenomeen 4 "Eén van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden" op pagina 17. Raadpleeg
het hoofdstuk "Terugstellen van een
alarm" op pagina 11 bij de toelichting
over de digitale besturing.
Controleer de besturing en
raadpleeg fenomeen 4 "Eén van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden" op pagina 17. Raadpleeg
het hoofdstuk "Terugstellen van een
alarm" op pagina 11 bij de toelichting
over de digitale besturing.
Schakel de afstandsschakelaar
in of schakel de aan/uit-input uit.
Ontgrendel het toetsenbord van
de besturing.
voedingspaneel of meet de
spanningstoevoer.
verdeler van Daikin-producten als dit
niet helpt.
overstroomrelais in de schakelkast.
De besturing moet ook nog worden
teruggesteld.
Verhoog de waterstroom.
indien nodig koelmiddel bij.
Controleer de werkingscondities van
de unit.
Verhoog de waterinlaattemperatuur.
Controleer de debietschakelaar
en de waterpomp.
lagedrukschakelaar automatisch
teruggesteld, maar de besturing
moet dan nog worden teruggesteld.
Controleer of de ventilatoren
onbelemmerd draaien. Reinig
ze indien nodig.
Ver minder de riemschijfinstelling
geleidelijk naar de
standaardinstelling tot
het probleem is opgelost.
Verwijder eventuele obstakels en
reinig het condensorblok met behulp
van een borstel en een ventilator.
De luchttemperatuur gemeten aan
de inlaat van de condensor mag niet
hoger zijn dan 43°C.
hogedrukschakelaar automatisch
teruggesteld maar moet de besturing
nog worden teruggesteld.
L brandt niet
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
17
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
Fenomeen 4.4: Thermische beveiliging van de ventilator is ingeschakeld.
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Er heeft zich een mechanische
storing voorgedaan (de ventilator
is belemmerd).
Er is te weinig luchtstroom in de unit
of de buitentemperatuur is te hoog.
TERUGSTELLEN Na een temperatuurdaling wordt de
Fenomeen 4.5: Fasebeveiliging is ingeschakeld.
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Tw ee fasen van de voeding zijn
verkeerd aangesloten.
Eén fase is niet goed aangesloten.Controleer de aansluiting van
TERUGSTELLEN Na het verwisselen van twee
Fenomeen 4.6: Thermische beveiliging van de uitlaat is ingeschakeld.
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
De unit functioneert buiten het
werkingsbereik.
TERUGSTELLEN Na een temperatuurdaling wordt de
Fenomeen 4.7: Debietschakelaar is ingeschakeld.
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Er is geen waterstroom.Controleer de waterpomp.
TERUGSTELLEN Nadat u de oorzaak van de
Fenomeen 5: De unit valt stil kort nadat deze is ingeschakeld
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Eén van de beveiligingen is in
werking getreden.
De spanning is te laag.Controleer de spanning op het
Fenomeen 6: De unit functioneert constant terwijl de watertemperatuur
hoger, respectievelijk lager blijft dan de ingestelde temperatuur op de
besturing
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
De ingestelde temperatuur
op de besturing is te laag.
De warmteproductie in het
watercircuit is te hoog.
Er is te veel waterstroom.Herbereken de waterstroom.
Fenomeen 7: De unit produceert te veel lawaai en trillingen
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
De unit is niet naar behoren
bevestigd.
De flexibele verbindingen tussen
de leidingflenzen van de unit en de
leidingen zijn niet gemonteerd of zijn
versleten.
Controleer of de ventilator
onbelemmerd draait.
Reinig de luchtwarmtewisselaar
grondig.
thermische beveiliging automatisch
teruggesteld.
Vervang de motor of raadpleeg uw
plaatselijke verdeler van Daikinproducten als de beveiliging
regelmatig in werking treedt.
Verwissel twee fasen van de voeding
(enkel door een erkend elektricien).
alle fasen.
fasen of stevig bevestigen van de
voedingskabels wordt de beveiliging
automatisch teruggesteld, maar
moet de besturing nog worden
teruggesteld.
Controleer de werkingscondities van
de unit.
thermische beveiliging automatisch
teruggesteld maar moet de besturing
nog worden teruggesteld.
storing heeft gevonden wordt
de debietschakelaar automatisch
teruggesteld maar moet de besturing
nog worden teruggesteld.
Controleer de beveiligingen
(raadpleeg "Eén van de volgende
beveiligingen is in werking getreden"
op pagina 17).
voedingspaneel en, indien nodig,
op het elektrische gedeelte van de
unit (de spanningsdaling door de
voedingskabels is te groot).
Controleer en wijzig de
temperatuurinstelling.
De koelcapaciteit van de unit is te
laag. Raadpleeg uw verdeler van
Daikin-producten.
Bevestig de unit overeenkomstig de
instructies vermeld in het hoofdstuk
"Montage van de unit".
Controleer de luchtleidingen en
bevestig ze zoals beschreven in het
hoofdstuk "Montage van de unit",
of installeer flexibele leidingen.
Fenomeen 8: Water druppelt uit de unit
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Geblokkeerde afvoerleiding.Controleer de afvoeruitlaat en maak
Fenomeen 9: Voortdurend schakelen tussen hoge en lage
ventilatorsnelheid
MOGELIJKEOORZAKENWATTEDOEN
Als de standaardinstelling van de
riemschief werd veranderd, kan de
gebruikte riemschijfinstelling bij een
kleinere luchtstroom mogelijk niet
optimaal werken.
schoon indien nodig.
Ver minder de riemschijfinstelling
geleidelijk naar de
standaardinstelling tot
het probleem is opgelost.
ONDERHOUD
Om een optimale werking van de unit te verzekeren dient u op
geregelde tijdstippen de unit en de lokale bedrading te controleren.
Als de unit wordt gebruikt voor airconditioningdoeleinden moet de
hieronder beschreven controle minstens één maal per jaar worden
uitgevoerd. Als de unit voor andere doeleinden wordt gebruikt moet
dit om de 4 maanden gebeuren.
Vooraleer een onderhoud of herstelling uit te voeren moet
u steeds de hoofdschakelaar op het voedingspaneel
uitschakelen, de zekeringen verwijderen of de
beveiligingen van de unit openen.
Reinig de unit nooit met water dat onder druk staat.
Belangrijke informatie over het gebruikte koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyotoprotocol vallen.
Koelmiddeltype:R407C
(1)
GWP
waarde:1652,5
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
Afhankelijk van de Europese of lokale wetgeving kunnen periodieke
inspecties voor koelmiddellekken vereist zijn. Voor meer informatie,
gelieve contact op te nemen met uw lokale dealer.
Wat te doen bij onderhoud
Een erkend elektricien moet instaan voor de controle van
de bedrading en de voeding.
1Condensorblok
Verwijder met behulp van een borstel en een ventilator het stof
en ander vuil van de ribben. Blaas vanaf de binnenkant van de
unit. Let op dat u daarbij de ribben niet plooit of beschadigt.
2Lokale bedrading en voeding
■ Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenkomen met de spanning
vermeld op het identificatieplaatje van de unit.
■ Controleer de aansluitingen en zorg ervoor dat deze naar
behoren zijn bevestigd.
■ Controleer de goede werking van de hoofdschakelaar en het
differentieel op het lokale voedingspaneel.
3Interne bedrading van de unit
Controleer op het zicht of er in de schakelkasten geen losse
aansluitingen steken (klemmen en componenten). Zorg ervoor
dat de elektrische componenten niet beschadigd zijn of los
zitten.
4Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels nog steeds naar behoren zijn
bevestigd en de aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
18
5Koelcircuit
■ Controleer de binnenkant van de unit op mogelijke lekken.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler van Daikin-producten als
u een lek vaststelt.
■ Controleer de bedrijfsdruk van de unit. Raadpleeg
"Bedrijfsdruk" op pagina 10.
6Compressor
■ Controleer op mogelijke olielekken. Raadpleeg uw Daikinverdeler als er een olielek is opgetreden.
■ Controleer de compressor op abnormale geluiden en
trillingen. Raadpleeg uw plaatselijke verdeler van Daikinproducten als de compressor beschadigd is.
7Ventilatormotor condensor
■ Maak de koelribben en het koelrooster van de motor schoon.
■ Controleer de ventilator en motor op abnormale geluiden.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler van Daikin-producten als
de ventilator of de motor beschadigd is.
8Luchtinlaat/-uitlaatleidingen van de unit
■ Maak de binnenkant van de leiding schoon (met behulp van
een stofzuiger, voorkom dat verontreinigingen en stof in het
condensorblok terechtkomen).
■ Controleer of de leidingen goed zijn bevestigd en niet in
contact komen met de unit (dit zou abnormale geluiden of
trillingen veroorzaken).
■ Zorg dat de flexibele verbinding tussen de leidingen en de
unit niet beschadigd of geperforeerd is. Vervang indien nodig.
9Tr ansmissie met V-riem van condensorventilatormotor
(uitsluitend voor EUWAC8+10-units)
■ Controleer de V-riem op
slijtage. Vervang indien nodig.
■ Controleer de spanning van de
V-r iem. U mag de riem niet
meer dan 10 mm kunnen
indrukken wanneer u met uw
vingers licht op de riem drukt.
NOTITIES
10 Watertoevoer
■ Controleer of de wateraansluiting nog stevig vastzit.
■ Controleer de waterkwaliteit (raadpleeg het hoofdstuk
"Montage van de unit" voor specificaties van de
waterkwaliteit).
11 Afvoer
■ Controleer of de afvoer goed werkt. Zorg dat de waterafvoer
niet wordt belemmerd. Maak de lekbak en de leiding grondig
schoon.
Vereisten voor het opruimen
Het ontmantelen van de unit en behandelen van het koelmiddel, de
olie en eventuele andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de lokale en nationale reglementeringen terzake.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
19
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
EUWAC5~10FBZW1
4PW61657-1 – 07.2010
MENU-OVERZICHT
DC
2"
DC
2"
2"
C
B
A
A
C/
D
B
CD
C
D
C
DCD
C
D
C
D
C
D
C
D
C
D
C
D
C
D
CD
C
D
C
D
C
D
C
D
B
A
B
B
=
A
=
A
D
C
D
B
5"
A+B
/
S
5"
CD
Parameter selecteren en lezen
Menu sensor uitlezen
(
b01
/b02/b03)
bevestigen
annuleren
Hoofddisplay
(*) l-p functie wordt niet gebruikt.
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Wachtwoord
invoeren
Parameterin
stelwaarden
s-p of
niveaus
(*)
l-p
selecteren
Parameter-
groep
selecteren
Parameter
selecteren
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
Parameter
lezen en
wijzigen
20
BIJLAGE I
5
10
9
8
7
6
4
3
2
1
bar
–100–5105–1520153025403550 °C45
90
80
0
60
0
0
30
0
0
0
0
)
)
0
0
30
0
0
0A053
)
v (m/s)
BIJLAGE II
Verdampingstemperatuur
De onderstaande getallen geven de gemiddelde verdampingstemperatuur weer van R407C in verhouding tot het af te lezen
drukniveau.
1ESP met aandrijfwiel gesloten (fabrieksinstelling)
2ESP met aandrijfwiel 1 draai open
3ESP met aandrijfwiel 2 draaien open
4ESP met aandrijfwiel 3 draaien open
5ESP met aandrijfwiel 4 draaien open
12345
AF
(m3/sec)
ESPExterne statische druk
AFLuchtstroom
1ESP met aandrijfwiel gesloten (fabrieksinstelling)
2ESP met aandrijfwiel 1 draai open
3ESP met aandrijfwiel 2 draaien open
4ESP met aandrijfwiel 3 draaien open
5ESP met aandrijfwiel 4 draaien open
EUWAC5~10FBZW1
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61657-1 – 07.2010
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
22
NOTES NOTES
4
13
6
7
16
11
15
6
3
4
7
16
52
13
2
11
15
10
10
12
12
9811498114
4
5
7
S1HP
P>
2
1
M1C
1010
M11F
M11F
EUWAC5EUWAC8+10
5
6
S4LP
P<
4
3985
R3T
θ >
θ <
R4T
4PW61657-1 07.2010
Copyright 2010 Daikin
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.