Deze handleiding is een >> vertaling van de originele
versie << naar het Nederlands.
Alle taken die nodig zijn om het systeem te monteren, in bedrijf te
stellen, te bedienen en in te stellen staan in deze en mede geldende documenten beschreven. Voor gedetailleerde informatie
over de aangesloten componenten van uw CV-installatie verwijzen wij u naar de desbetreffende documentatie.
● Werkzaamheden aan het DAIKIN Solar-systeem (als bijv. de
hydraulische en elektrische aansluiting en de eerste inbedrijfstelling) alleen laten uitvoeren door personen die gemachtigd
zijn en voor de betreffende handelingen een bevoegdheidstechnische of bedrijfsmatige opleiding hebben genoten en
aan vakkundige, door de bevoegde instanties erkende
vervolgopleidingen hebben deelgenomen. Hierbij horen met
name verwarmingsinstallateurs die vanwege hun opleiding
en hun kennis, ervaring met de deskundige installatie en het
onderhoud van verwarmings- en zonnenpaneelsystemen
hebben.
● Lees deze installatie- en gebruiksaanwijzing aandachtig door
voor u met de montage en de inbedrijfstelling begint of voor u
aan het systeem gaat werken.
● Neem beslist de waarschuwingen in acht!
1 x Algemene informatie
Documenten, welke eveneens van toepassing zijn
De hierna vermelde documenten maken deel uit van de
technische documentatie van de DAIKIN-zonne-energie-installatie. Houd er ook rekening mee. De documenten zijn met de
desbetreffende componenten meegeleverd.
– DAIKIN Solar EKSRPS4A: Gebruiks- en installatiehandlei-
ding
– DAIKIN warmwaterboiler (EKHWP of Altherma EHS(X/H)):
Gebruiks- en installatiehandleidingen
– Beknopte handleidingen voor de collectormontage en het
hiervoor noodzakelijke montagemateriaal dat met de betreffende bouwkits zijn meegeleverd, voor de montage op het
dak, in het dak en op platte daken
Mocht koppeling plaatsvinden met externe warmtebronnen of
voorraadvaten, welke niet bij de levering zijn inbegrepen, dan zijn
de desbetreffende bedrijfs- en installatiehandleidingen van toepassing.
In deze handleiding zijn de waarschuwingen ingedeeld naar de ernst van het gevaar en de kans
dat een dergelijk gevaar zich voordoet.
GEVAAR!
Wijst op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Het negeren van de waarschuwing leidt tot
ernstig letsel of de dood.
WAARSCHUWING!
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Het negeren van deze waarschuwing kan leiden
tot ernstig letsel of de dood.
LET OP!
Wijst op een mogelijk schadelijke situatie.
Het negeren van deze waarschuwing kan leiden
tot materiële schade of tot milieuschade.
2.1.2 Aanwijzingen voor handelingen
● Aanwijzingen voor te verrichten handelingen
worden getoond in de vorm van een lijst. Als u
handelingen in een bepaalde volgorde moet
uitvoeren, dan zijn die handelingen
genummerd.
Resultaten van een handeling worden met
een pijl aangeduid.
2.2 Gevaren vermijden
DAIKIN-zonne-energie-installaties zijn volgens
de laatste stand van de techniek en de erkende
technische regels gebouwd. Desondanks kan bij
ondeskundig gebruik lichamelijk letsel en
materiële schade ontstaan. Ter voorkoming van
gevaren, het DAIKIN-systeem alleen monteren
en bedienen:
– conform het beoogde gebruik en mits de rege-
laars in onberispelijke staat verkeren,
– als u zich bewust bent van de veiligheidsas-
pecten en de mogelijke gevaren.
Dit veronderstelt dat u de inhoud van deze handleiding, de toepasselijke voorschriften met betrekking tot het voorkomen van ongevallen en de
erkende veiligheidstechnische en arbeidsgeneeskundige regels kent en naleeft.
2.3 Beoogd gebruik
Dit symbool duidt op een tip en nuttige
informatie voor de gebruiker. Het is dus
geen waarschuwing voor mogelijke gevaren.
Speciale waarschuwingssymbolen
Enkele mogelijke gevaren worden met een speciaal waarschuwingssymbool weergegeven.
Elektrische stroom
Gevaar voor brandwonden
Valgevaar
Gevaar voor vallende onderdelen
De DAIKIN-zonne-energie-installatie mag uitsluitend als bijverwarming voor CV-installaties
op basis van heet water worden gebruikt. De
DAIKIN-zonne-energie-installatie mag enkel
volgens de aanwijzingen in deze installatie- en
gebruiksaanwijzing worden gemonteerd, aangesloten en gebruikt.
Elk ander gebruik geldt als niet-beoogd. In dat
geval is de gebruiker zelf aansprakelijk voor
eventuele schade.
Het beoogde gebruik veronderstelt ook het naleven van de vereisten ten aanzien van onderhoud en inspectie. Vervangende onderdelen
moeten voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde technische eisen. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij originele vervangende onderdelen.
Plannings- en installatiehandleiding
4
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 5
2 x Veiligheid
2.4 Veiligheidsaanwijzingen
2.4.1 Werkzaamheden op het dak
● Montagewerkzaamheden op het dak mogen
uitsluitend door erkende en geschoolde
vaklieden (cv-installateurs, dakdekkers enz.)
en met inachtneming van alle geldende veiligheidsvoorschriften voor dakwerkzaamheden
worden uitgevoerd.
● Borg alle montagematerialen en gereedschap
tegen vallen.
● Voorts moeten ze de zone onder het dakoppervlak ontoegankelijk maken voor
onbevoegden.
2.4.2 Vóór u werkzaamheden aan de CV-
installatie uitvoert
● Uitsluitend erkende en opgeleide verwarmingsmonteurs mogen werkzaamheden
uitvoeren aan het verwarmingsysteem (zoals
installeren, aansluiten en eerste inbedrijfstelling).
● Schakel voorafgaand aan alle werkzaamheden aan de verwarminginstallatie de hoofdschakelaar uit en borg die tegen onbedoeld
inschakelen.
2.4.3 Elektrische installatie
● De elektrische installatie mag uitsluitend
worden aangelegd door elektrotechnisch
deskundig personeel met inachtneming van
de van toepassing zijnde elektrotechnische
richtlijnen en de voorschriften van het elektriciteitsbedrijf (EVU).
● De netaansluiting moet conform IEC 60335-1
via een scheidingsvoorziening worden
gemaakt die de scheiding van iedere pool met
een contactopeningswijdte conform de
voorwaarden van overspanningscategorie III
voor volle scheiding heeft en een aardlekschakelaar (FCD) met een reactietijd van
≤ 0,2 s inbouwen.
● Vergelijk voor het aansluiten van de stroomtoevoer de netspanning op het typeplaatje
van de CV-installatie (230 V, 50 Hz) met de
voedingsspanning.
● Scheid de voeding alvorens werkzaamheden
aan onder spanning staande onderdelen uit te
voeren (schakel de hoofdschakelaar en de
zekering uit en borg deze tegen onbedoeld
herinschakelen).
● Breng - na het voltooien van de werkzaamheden - toestelbekleding en onderhoudsroosters onmiddellijk weer aan.
2.4.4 Opstelplaats, waterkwaliteit,
aansluiting verwarming en sanitair
De eisen voor de plaatsing van de warmwaterboiler (EKHWP of Altherma EHS(X/H)) aan de
waterkwaliteit en aan de aansluiting van verwarming en sanitair staan uitvoerig beschreven
in de handleidingen van de warmwaterboiler. Die
moeten beslist nageleefd worden.
2.4.5 Instructies geven aan de gebruiker
● Instrueer de gebruiker hoe deze het zonneenergiesysteem moet bedienen en kan
inspecteren alvorens u dit zonne-energiesysteem aan hem overdraagt.
● Documenteer de overdracht door samen met
de gebruiker het bijgevoegde installatie- en
instructieformulier in te vullen en te ondertekenen.
2.4.6 Relevante nationale voorschriften
● DIN 1055-4: 2005/ EN 1991-1-4 windbelsatingen
● DIN 1055-5: 2005/ EN 1991-1-3 sneeuwbelastingen
● DIN 18338 dakbedekking- en dakafdichtingwerkzaamheden
● DIN 18451 werkzaamheden op steigers
● DGUV informatie 208-016
● DGUV informatie 201-054
● DGUV regel 112-198
Bij werkzaamheden op het dak moeten de ongevallenpreventievoorschriften in acht worden genomen.
3.1Opbouw en onderdelen van de Solar-installatie (drukloos systeem)
7
T
K
≤12 m
A
1
B
T
T
S
R
≥0,5 %
2
>2%
55
66
FLS
T
V
8
4
EKSRPS4A
P
S
3
2
1
T
S
9
T
R
FLS
T
V
B
M
A
AB
AB
A
M
B
T
K
8
4
EKSRPS4A
9
P
S
3
EKHWP
1Koud wateraansluiting
2Warmwater verdeelleiding
3Vul- en leegkraan (toebehoren KFE BA)
4Solar R4-regeling
5Zonne-energie-retourleiding (onder aan de collector)
6Zonne-energie-aanvoerleiding (boven aan de collector)
7Zonne-energie-collectorveld
8Zonne-energie-aanvoer gelaagde buis
9Zonne-energie-retouraansluiting
AWarmwaterzone
BZonne-energie-zone
FLS Solar FlowSensor (debietmeting)
PSSolar bedrijfspomp
EKSRPS4A
Regel- en pompmodule
TKSolar Collectortemperatuursensor
TRSolar Retourtemperatuursensor
TSSolar Boilertemperatuursensor
EHS(X/H)
TVSolar Aanvoertemperatuursensor
EHS(X/H)
Zonne-energievoorraadvat met ingebouwde binnenwarmtepomp
EKHWP
Energiereservoir EKHWP
Afb. 3-1 Standaardopbouw van een DAIKIN Solar installatie (de wisselzijdige aansluiting wordt door DAIKIN aanbevolen)
Plannings- en installatiehandleiding
6
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 7
3 x Productbeschrijving
3.2Beknopte beschrijving
De DAIKIN-zonne-energie-installatie is een thermisch zonneenergiesysteem voor warmwaterproductie en bijverwarming.
Het drukloze systeem (DrainBack) mag alleen met de
regelings- en pompeenheid EKSRPS4A gebruikt worden.
Voorwaarde voor de storingsvrije werking in het DrainBack-systeem is dat de verbindingsleidingen met continue helling
omlaag (ten minste 2 %) gelegd wordt en de onderranden van
de collectoren bij wisselzijdige aansluiting met een continue
helling omlaag naar de retouraansluiting resp. bij gelijkzijdige
aansluiting horizontaal wordt gemonteerd.
Werkwijze
De platte collectoren Solar EKSV21P, EKSV26P en EKSH26P
met hoge capaciteit vormen de zoninstraling met een hoog rendement om in warmte. Warmtedrager is het water waarmee de
warmwaterboiler conform de bijbehorende installatiehandleiding
wordt gevuld.
Als de collectoren een bruikbaar temperatuurpeil halen, wordt het
drukloze bufferwater in de boiler rechtstreeks door de collectoren
gepompt. Anders valt de voedingspomp uit en loopt het systeem
automatisch leeg. Deze werkwijze biedt heel wat voordelen:
– Grote bedrijfsveiligheid omdat er geen onderdelen die gevoe-
lig zijn voor schade of storingen (als bijv. expansievat, veiligheidsklep, ontluchtingskleppen) aan te pas komen
– Goede warmteoverdracht en warmteopslagcapaciteit (werkt
zonder antivriesmiddel)
– Weinig onderhoudsbehoefte
– Vorstbestendigheid
– Geen extra zonne-energie warmtewisselaar vereist
– Geen stagnatieproblemen
Modulaire constructie
Het systeem bestaat uit verschillende componenten die grotendeels op voorhand zijn geassembleerd. Door het gebruik van
steektechniek en verregaande prefabricage kunt u het systeem
snel een gemakkelijk monteren.
3.3Systeemcomponenten voor drukloze
systemen
3.3.1 Systeemcomponenten voor alle systemen
Platte collectoren met hoge capaciteit
EKSV21P
H x B x T: 2000 x 1006 x 85 mm, Gewicht: ca. 35 kg
EKSV26P
H x B x T: 2000 x 1300 x 85 mm, Gewicht: ca. 42 kg
EKSH26P
H x B x T: 1300 x 2000 x 85 mm, Gewicht: ca. 42 kg
B
1a
V21P
H
V26P
T
1aPlatte collector met hoge capaciteit EKSV21P / EKSV26P
1bPlatte collector met hoge capaciteit EKSH26P
Afb. 3-2 Platte collector
Collectormontagerails FIX MP
FIX MP100 voor een platte EKSV21P collector
FIX MP130 voor een platte EKSV26P collector
FIX MP200 voor een platte EKSH26P collector
2a (2x)
B
H26P
H
1b
Boiler
De volgende boilers kunt u in combinatie met de DAIKIN-zonneenergie-installatie gebruiken:
– DAIKIN EKHWP: goed warmtegeïsoleerde, drukloze gelaagd
zonne-energiereservoir (met aansluitingsmogelijkheid voor
een DAIKIN lucht-water-warmtepomp).
– Daikin Altherma integrated solar unit: gelaagd zonne-ener-
giereservoir met geïntegreerd binnentoestel van een luchtwater-warmtepomp.
Opbouw, werkwijze, inbedrijfstelling en werking van de
boilers en verdere, niet in hoofdstuk 3.3 vermelde Solarcomponenten worden in deze handleiding niet beschreven. Gedetailleerde informatie bij deze componenten
staat in de bijbehorende gebruiks- en installatiehandleidingen.
De in deze handleiding vermelde handelingsinstructies en beschrijvingen gelden principieel voor alle bij deze zonne-energieinstallatie toepasbare DAIKIN boilers, ook als voor de duidelijkheid slechts één type wordt beschreven. Bij afwijkingen van
andere boilers wordt hierop apart attent gemaakt.
Elektronische regelaar
De volelektronische DAIKIN Solar R4-regeling zorgt voor een optimale benutting van zonne-energie (waterverwarming, ondersteuning van de verwarming) en de naleving van alle veiligheidsaspecten voor het gebruik. Alle parameters die een comfortabel
gebruik garanderen, zijn al af-fabriek ingesteld.
3aDubbel schaarblokje voor de collectorbevestiging
3bMontageprofielverbinder
3cCompensator voor de collectorverbinding met montagesteun
Afb. 3-4 FIX VBP
3b (2x)
3c (2x)
Verbindingsleidingen CON 15 en CON 20
CON 15, L=15 m
en
CON 20, L=20 m
Verbindingsleidingen tussen collectorveld en EKSRPS4A (warmtegeïsoleerde aanvoer- en retourleiding (Al-PEX-verbindingsbuis) met geïntergreerde sensorkabel).
Verlengingsset voor aanvoerleiding CON XV
CON XV80, L=8 m
UV-bestendige, warmtegeïsoleerde aanvoerleiding met geïntegreerde sensorkabel, zadelklemmen, kabelverbindingsarmatuur
en verbindingsnelkoppeling.
Afb. 3-7 CON XV (optioneel)
Draagschaalset (TS) voor verbindingsleidingen
CON 15 en CON 20
TS, L=1,30 m
Draagschalen als steun voor de verbindingsleidingen CON 15 en
CON 20 (voorkoming van waterzakken).
L
Afb. 3-5 CON 15 / CON 20
Verlengingssets voor verbindingsleiding CON X
CON X25, L=2,5 m
CON X50, L=5 m
CON X100, L=10 m
Warmtegeïsoleerde aanvoer- en retourleiding met geïntegreerde
sensorkabel, zadelklemmen en verbindingsnelkoppelingen.
4a (5x)
4b
4aDraagschalen
4bBeknopte handleiding
Afb. 3-8 TS (optioneel)
Afb. 3-6 CON X (optioneel)
Plannings- en installatiehandleiding
8
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 9
3.3.2 Systeemcomponenten voor systemen op het dak (ADM)
3 x Productbeschrijving
Doorvoerpakketten voor op het dak
EKSRCAP (antraciet)
EKSRCRP (steenrood)
Collector-Serieverbinder
CON RVP
Voor het verbinden van twee collectorrijen boven elkaar.
5a
5h ( x)2
5w
5i ( x)2
5a
5iEnkel schaarblokje
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5cEindstop
5aCollectoraansluitboog
5w1 m warmtegeïsoleerde Al-PEX-verbindingsbuis
Afb. 3-10 CON RVP
Montagekits voor montage op het dak
FIX ADDP voor dakpannen
5c
(2x)
5aCollectoraansluitboog retour
5bCollectoraansluitboog aanvoer
5cEindstop
5e-g Buisklemmen met stokschroeven
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5iEnkel schaarblokje
5jKabelbinder
5kCollectortemperatuursensor
5l-n Losmaakgereedschap met inzetstukken voor Ø 15 mm en
Ø 18 mm
5oPlannings- en installatiehandleiding
5pBeknopte handleiding
5qKabelverbindingsarmatuur
5rDakdoorvoer
5sSpieschuimstof
5vHT-Armaflex ø22x13 UV-vast (2 m)
Afb. 3-9 EKSRCAP, EKSRCRP
12a
(2x)
12d (4x)
12a Haken voor op het dak
12b Onderlegplaatje 2 mm
12c Onderlegplaatje 5 mm
12d Zeskant-houtschroeven M8 x100
12e Beknopte handleiding
Afb. 3-11 FIX ADDP
12e
FIX ADS voor vlakke afdekking (bijv. leisteen)
12f
(4x)
12g
12f Haken voor op het dak
12g Beknopte handleiding
3.3.3 Systeemcomponenten voor systemen in het dak (IDM)
3 x Productbeschrijving
Collector-aansluitset
RCIP
Collector-Serieverbinder
CON RVP
Voor het verbinden van twee collectorrijen boven elkaar.
5a
5h ( x)2
5w
5i ( x)2
5a
5iEnkel schaarblokje
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5cEindstop
5aCollectoraansluitboog
5w1 m warmtegeïsoleerde Al-PEX-verbindingsbuis
Afb. 3-16 CON RVP
5c
(2x)
5aCollectoraansluitboog retour
5bCollectoraansluitboog aanvoer
5cEindstop
5e-g Buisklemmen met stokschroeven
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5iEnkel schaarblokje
5jKabelbinder
5kCollectortemperatuursensor
5l-n Losmaakgereedschap met inzetstukken voor Ø 15 mm en
Ø 18 mm
5oPlannings- en installatiehandleiding
5pBeknopte handleiding
5qKabelverbindingsarmatuur
Uitbreidingspakket FIX IES
voor vlakke afdekkingen (bijv. leisteen) en twee platte collectoren
Plannings- en installatiehandleiding
12
Afb. 3-19 FIX IES
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 13
3.3.4 Systeemcomponenten voor platte daksystemen (FDM)
3 x Productbeschrijving
Collectoraansluitset en dakdoorvoer voor
wisselzijdige aansluiting van 2 collectoren
RCFP
Dakdoorvoer CON FE
voor wisselzijdige aansluiting (vanaf 3 collektoren dwingend
noodzakelijk)
13b
13c
13d
13a
13a Doorvoer plat dak CON F
13b Dichtingsluiting voor kabelschroefverbinding M40
13c Dichtingsluiting voor kabelschroefverbinding M16
13d Dichtingsluiting voor kabelschroefverbinding M32
Afb. 3-21 CON FE
5aCollectoraansluitboog retour
5bCollectoraansluitboog aanvoer
5cEindstop
5e-g Buisklemmen met stokschroeven
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5iEnkel schaarblokje
5jKabelbinder
5kCollectortemperatuursensor
5l-n Losmaakgereedschap met inzetstukken voor Ø 15 mm en
Ø 18 mm
5oPlannings- en installatiehandleiding
5pBeknopte handleiding
5qKabelverbindingsarmatuur
13a Doorvoer plat dak CON F
5uHT-Armaflex ø18x13 UV-vast (6,5 m)
5vHT-Armaflex ø22x13 UV-vast (2 m)
Deze handleiding beschrijft de collectorbevestiging en de hydraulische aansluiting van het drukloze Solar-systeem en de bijbehorende elektrotechnische maatregelen.
Alle montage-informatie voor de onderconstructie resp. de
integratie in het dak van de platte DAIKIN Solar collectoren staat
vermeld in de betreffende beknopte handleidingen die met de
● Montagekits voor montage op het dak
● Montagekits voor montage in het dak
● Montagekits voor montage op platte daken
zijn meegeleverd.
Alle stappen in deze handleiding zijn bij wijze van voorbeeld voor een collectorveld in één rij met wisselzijdige
aansluiting (zonne-energie retour linksonder, zonne-
energie-aanvoer rechtsboven) beschreven. Bij wisselzijdige aansluiting met omgekeerde hydraulische koppeling
(zonne-energie retour rechtsonder, zonne-energie-aanvoer
linksboven) moeten de stappen navenant uitgevoerd worden.
De helling van het collectorveld moet altijd op de onderste aansluiting uitgelijnd zijn. Bij een aansluiting aan dezelfde kant moet
het collectorveld (onderste rand) precies horizontaal uitgelijnd
zijn.
4.1Transport en opslag
4.1.1 Transport
LET OP!
De platte DAIKIN Solar-collectoren zijn ongevoelig voor geringe mechanische belastingen.
Uiteraard moeten slag-, stoot- en loopbelastingen worden voorkomen.
● Platte DAIKIN Solar-collectoren voorzichtig
en uitsluitend in de originele fabrieksverpakking transporteren en opslaan en pas kort
voor de montage uit de verpakking verwijderen.
● Platte DAIKIN Solar-collectoren liggend op
een vlakke en droge ondergrond plaatsen en
transporteren.
– Het transport met heftrucks of kranen is
alleen bij pallets toegestaan.
– Er kunnen max. 10 platte collectoren
boven op elkaar opgeslagen en getransporteerd worden.
De platte DAIKIN Solar-collectoren worden in folie verpakt op
pallets aangeleverd. Alle transportmiddelen voor de werkvloer,
zoals vorkheftruck en steekwagen zijn geschikt voor het vervoer.
Overige DAIKIN Solar-componenten worden afzonderlijk verpakt
aangeleverd.
4.1.2 Opslag
Wanneer componenten van de DAIKIN Solar-systemen worden
opgeslagen, moeten onderstaande aanwijzingen in acht worden
genomen:
● alle componenten mogen uitsluitend in droge en vorstvrije
ruimten worden opgeslagen.
● gedemonteerde hydraulische componenten moeten voor het
opslaan volledig worden geleegd.
● de opslag van alle componenten mag uitsluitend in
afgekoelde toestand worden uitgevoerd.
● stroomgeleidende componenten moeten voor het opslaan
van de voedingsspanning worden afgesloten (zekering,
hoofdschakelaar uitschakelen, bekabeling demonteren) en
tegen het per ongeluk opnieuw inschakelen worden beveiligd.
● de componenten moeten zodanig worden opgeslagen dat er
geen personen in gevaar kunnen worden gebracht.
Voor het transport en de opslag van andere verwarmingscomponenten gelden de voorschriften in de desbetreffende documentatie van deze producten.
Plannings- en installatiehandleiding
16
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 17
4 x Montage
4.2Installatieconcepten
DAIKIN-zonne-energie-installaties worden meestal conform de
hierna weergegeven installatieconcepten opgebouwd.
Tab. 4-1 Legenda bij afb. 4-1 t/m afb. 4-3 en afb. 4-8
De platte collectoren EKSV21P, EKSV26P en
EKSH26P kunnen op daken met een dakhelling van
15° tot 80° gemonteerd worden (montage op het dak).
De platte collectoren EKSV21P en EKSV26P kunnen in het dakoppervlak geïntegreerd worden als het een helling van 15° tot
80° heeft (montage in het dak).
De platte collectoren EKSV26P en EKSH26P kunnen op platte
daken met een helling van minder dan 5° gemonteerd worden
(montage op platte daken).
Verdere informatie over de uitlijning van het collectorveld en
over de bevestiging op het dakoppervlak of voor de integratie in
de dakbedekking staat vermeld in de beknopte handleidingen
die met de montagekits worden meegeleverd.
4.2.2 Serieschakeling
Alternatief voor de in deze handleiding beschreven zuivere parallelschakeling van de zonnecollectoren kunnen desgewenst 3 collectorrijen ook boven elkaar gemonteerd worden. Boven elkaar
liggende collectoren of collectorvelden moeten in serie worden
geschakeld (afb. 4-3).
Op de hele verbindingssectie tussen warmwaterboiler en platte collector mag zich nergens
een sifoneffect voordoen. Dit kan immers leiden
tot slechte werking en beschadiging van het materiaal.
Op langere horizontale leidingtrajecten met
klein verval kunnen zich door warmteuitzetting
van de kunststoffen pijpen tussen de bevestigingspunten eveneens waterzakken met sifonwerking vormen.
● Leg de leidingen nooit horizontaal, maar altijd
met een constant verval (min. 2 %).
● DAIKIN adviseert bij langere horizontale
leidingstrajecten principieel de toepassing
van een draagschaalset (TS ) of van een
stevige hulpconstructie (bijv. profielrail, buis
e.d.).
Meer informatie over de verbindingsleiding
Wanneer u om bouwtechnische redenen de verbindingsleiding
niet of moeilijk op de hierboven manier kan leggen en aansluiten,
mag u de uitvoeringsmethode lichtjes aanpassen. De diameter
van de aanvoerleiding mag maximum 18 x 1 bedragen.
● Indien reeds stijgleidingen van koperbuis in het huis geïnstalleerd zijn, kunnen die leidingen worden gebruikt, wanneer de
verbindingsleiding over de gehele lengte een doorlopend
verval laat zien.
● Wanneer bij wisselzijdige collectoraansluiting geen
doorlopend verval van de tweede dakdoorvoer naar alle
leidingsdelen kan worden gegarandeerd, kan voor de
dakdoorvoer van de aanvoerleiding (bijv. d.m.v. een ventilatiedakpan) deze naar boven toe worden gelegd, wanneer:
– het hoogste punt van de aanvoerleiding niet meer dan
12 m boven de plek ligt waar de boiler staat,
– de binnendiameter van de aanvoerleiding niet meer dan
16 mm bedraagt.
– de aanvoerleiding constant stijgt naar het hoogste punt en
dat er een constant verval naar de warmwaterboiler is.
● Als er op bepaalde leidingsecties slechts een klein verval zit,
moet u die met koperbuizen uitvoeren. U heeft dan geen
starre hulpconstructie nodig en u voorkomt waterophopingen
die door het uitzetten van de kunststofleidingen kunnen
optreden.
Aanwijzingen voor de dakdoorvoer van de
verbindingsleiding
● Prefab verbindingsleidingen (aanvoer- en retourleiding) met
geïntegreerde sensorkabel (zie hoofdst. ) 3) tussen de
geplande installatieplaats van het collectorveld aan de
binnenkant van het dak en de opstellingsplaats van de
warmwaterboiler met regel- en pompunit EKSRPS4A
aanbrengen.
– Let op voldoende lengte tussen de aansluiting van de boi-
ler en de platte collectoren.
– Let op een continue helling van de verbindingsleidingen
(min. 2 %).
– Maximaal mogelijke totale leidinglengte (zie tab. 4-2) mag
niet worden overschreden.
Als de verbindingsleidingen CON 15 resp. CON 20 niet
lang genoeg zijn, adviseert DAIKIN de verlengleidingen
CON X25, CON X50, CON X100 resp. CON XV80.
Wanneer grotere afstanden moeten worden
overbrugd, moeten de afmetingen van de verbindingsleiding worden berekend.
Neem contact op met de DAIKIN-service.
– Aanvoerverbindingsleiding (VA15 Solar) moet boven en
retourverbindingsleiding (VA18 Solar) moet onder op de
collector worden aangesloten (zie afb. 4-1 t/m afb. 4-3 en
afb. 4-8).
Aantal collectorenMaximale totale leidinglengte
245 m
330 m
417 m
515 m
LET OP!
Lekken in het dampscherm kunnen schade aan
de constructie veroorzaken.
● Isoleer het dampscherm ter hoogte van de
doorvoeren voor verbindingsleidingen en
kabels langs de binnenzijde.
LET OP!
Bij beschadigde kunststofleidingen bestaat
gevaar voor breken.
● Beschadig bij het wegsnijden van de isolatie
nooit het oppervlak van de VA Solar-verbindingsleidingen.
Voer de volgende stappen uit:
1. De dakdoorvoerpunten moeten zo dicht mogelijk onder de
aansluitpunten van de collectoren vastgelegd worden. Let er
hierbij op dat er een effectieve afdichting van het uitwendige
dakoppervlak gegarandeerd kan worden. Speciale dakdoorvoeren voor de montage op het dak en op vlakke daken zijn
als systeemcomponenten verkrijgbaar (zie hoofdst. 3.3).
Tab. 4-2 Maximale lengtes van de DAIKIN-verbindingsleidingen
Plannings- en installatiehandleiding
18
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 19
4 x Montage
2. De verbindingsleiding tot aan de dakdoorvoer verleggen en
bevestigen (bijv. met zadelklemmen).
T
K
5. Snijd de isolatie van de verbindingsleidingen zo weg dat u de
verbindingsleidingen door de desbetreffende dakdoorvoer
kunt voeren.
Afb. 4-5 Stap 5
6. Aanvoer- (boven aan de platte collector / VA15 Solar) en retourleiding (onder aan de platte collector / VA18 Solar) door
de M32-schroefverbinding van de betreffende dakdoorvoer
trekken. Schuif vervolgens de equipotentiaalverbinding of de
kabel van de collectortemperatuursensor van binnenuit door
de M16 schroefverbinding.
Afb. 4-4 Stap 2
De verbindingskabel voor de collectortemperatuursensor is samen met de aanvoerverbindingsleiding
in de warmte-isolatieslang getrokken. Hij moet op
het scheidingspunt van aanvoer- en retourverbindingsleiding uit de prefab verbindingsleiding CON… getrokken en langs de retourverbindingsleiding naar de onderste collectoraansluiting geleid worden.
Bij montage op platte daken:
Om het leidingstraject in het vorstgevaarlijke ge-
deelte (buiten) zo kort mogelijk te houden, adviseert
DAIKIN om bij een wisselzijdige aansluiting van het collectorveld voor de dakdoorvoer van aanvoer- en retourleiding
twee van elkaar gescheiden doorvoeringen voor het platte
dak te installeren.
Bij 3 en meer collectoren moet het collectorveld wisselzijdig
met 2 doorvoeren voor het platte dak aangesloten worden.
De hiervoor noodzakelijke dakdoorvoer CON FE is met afdichtsluitingen voor de kabelschroefverbindingen uitgevoerd. De moeten passend bij de montagemanier omgebouwd worden.
3. Snijd de dakisolatie onder de dakdoorvoer weg of open, zodat u de retourleiding (VA18 Solar) er doorheen kunt halen en
u ze met voldoende helling naar de dakdoorvoer kunt plaatsen.
4. Voer de verbindingsleidingen op de geplande plaatsen door
de dakbedekking. Om een ononderbroken isolatie te garanderen (ook in het dak) moet u de isolatie ter hoogte van de
verbindingspunten afsluiten (bijv. met plakband).
Afb. 4-6 Stap 6
7. Bij montage op het dak:
Dakdoorvoeren terugleggen.
– De aan de zijkant en daarboven liggende dakpannen
moeten de dakdoorvoer overlappen.
– Het daklood moet de daaronder liggende dakpan overlap-
pen en worden aangepast aan de vorm van de dakpan.
Bij speciale dakbedekkingen, zoals sterk golvende dakpannen (grote hoogteverschillen) kan
het gebruik van de universele dakdoorvoer afdichtingsproblemen opleveren.
● Doe in dit geval - ook bij beverstaartdakpannen of leien - een beroep op een
dakdekker.
Bij montage op platte daken:
De doorvoer voor het platte dak moet deskundig in de dakbedekking afgedicht worden (bijv. met lasbanen). Gebruik hiervoor indien nodig een dakpan.
Afhankelijk van de aansluiting moeten de niet gebruikte
kabelschroefverbindingen in de doorvoeren van het platte
dak met de passende afdichtingssluitingen afgedicht worden.
8. Kabelschroefverbindingen in de dakdoorvoeren (voor aansluitleidingen en kabels) vastdraaien.
De montage van de collectoren en van de hydraulische
aansluiting wordt pas na de installatie van de vereiste
onderconstructie uitgevoerd. Alle montage-informatie
voor de onderconstructie resp. de integratie in het dak
van de platte DAIKIN Solar collectoren staat vermeld in de
betreffende beknopte handleidingen die met de
● Montagekits voor montage op het dak
● Montagekits voor montage in het dak
● Montagekits voor montage op platte daken
zijn meegeleverd.
● Bevestig het bovenste montageprofiel zodanig dat de
zijwaartse uitlijning nog gecorrigeerd kan worden.
Voer de volgende stappen uit:
1. Collectorborghaken in de geleidegroef van het onderste montageprofiel vasthaken en omlaag kantelen.
Nadat u de borghaken heeft vastgehaakt, kunt u ze zijwaarts
verschuiven (zie afb. 4-8 en tab. 4-3).
(9)
2b
2b
(8)
A
Afb. 4-8 Stap 1: Uitlijning van de borghaken
(Legenda zie tab. 4-1, afmetingen zie tab. 4-3)
A0100 – 250
A1650 – 850800 – 11001600 – 1800
A2240 – 440
Tab. 4-3 Afstandsmaten borghaken
2. De platte collector met behulp van een kraan op het dak tillen.
Als u geen kraan ter beschikking heeft, moet u de platte collector met een touw, dat over een ladder loopt die tegen de
dakrand is geplaatst, op het dak trekken. Afhankelijk van de
montage-omstandigheden de platte collector voor of na het
transport op het dak uitpakken en de verzamelbuisstoppen
verwijderen.
van het collectorglas. De stoppen voor de collectortemperatuursensor en de ronde aansluitingsafdichting van de collector moeten tijdens het uitlijnen van de platte collector aan de onderkant
zitten.
A
0
1
Hijs de platte collector onmiddellijk in de juiste positie
op het dak (om fouten bij de montage en complexe
draaimanoeuvres te vermijden). De bovenkant van de
collector (DB) is aangegeven op de beschermafdekking
A
2
EKSV21PEKSV26PEKSH26P
A
A
1
0
Plannings- en installatiehandleiding
20
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 21
3. Bedekte collector boven het montageprofiel tillen, neerleggen
en voorzichtig in de borghaken vasthaken. Begin altijd met de
collector linksbuiten.
0mm
4 x Montage
5i
b
c
ADM
a+c+d
IDM / FDM
a+b+c
2b
2b
2bCollectorborghaken
Afb. 4-9 Stap 3
4. Verschuif de platte collector vervolgens zijwaarts ten opzichte
van het uiteinde van de montagerail tot de afstand tussen het
collectorframe en het uiteinde van de montagerail 25 mm is.
Corrigeer indien nodig de uitlijning van het bovenste montageprofiel en draai het definitief vast.
LET OP!
5h
a
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5iEnkel schaarblokje
Afb. 4-10 Stap 4
5. Bij 2 en meer collectoren schaarstenen en compensatoren
monteren.
b
d
c
ADM
b
IDM / FDM
d
!
3c3a
3c
a
1.
3a
d
Om torsiespanningen en bevestigingsproblemen tijdens de collectormontage te voorkomen,
● zelfborgende schroeven van de schaarblokjes slechts iets vastdraaien
● beide montageprofielen precies vlak en
evenwijdig t.o.v. elkaar uitlijnen. indien nodig
de montageprofielen op passende wijze
versterken.
De equipotentiaalklem is bij het systeem voor op het
dak (ADM) in de buurt van de aanvoeraansluiting
(boven) aangebracht, bij het systeem voor in het dak
(IDM) en het und platte dak (FDM) daarentegen in de
buurt van de retouraansluiting (onder).
Afzonderlijke schaarblokjes in de montageprofielen schuiven
(aansluiting moet afsluiten) en aandraaien (afb. 4-10).
2.
3a (2x)
3.
3c (2x)
3aDubbel schaarblokje voor collectorbevestiging
3cCompensator voor de collectorverbinding met montagesteunen
6. Verdere bedekte collector boven het montageprofiel
neerleggen, voorzichtig in de borghaken vasthaken en in
elkaar schuiven.
LET OP!
Als de verbindingen (FIX VBP, pos. 3c) op de
platte collector niet erg voorzichtig gemonteerd
worden, kan de afdichtring beschadigd raken.
Daardoor zal het systeem gaan lekken.
● De compensatoren op de platte collector
altijd uiterst voorzichtig monteren.
● De volgende platte collector tijdens het in
elkaar schuiven in lijn brengen met de
aansluitbuizen van de voorgaande platte
collector.
LET OP!
Wanneer de bevestigingsklemmen niet
hoorbaar vastklikken, kan het DAIKIN Solar -systeem gaan lekken, waardoor de bedrijfsveiligheid wordt beperkt.
8. Na de montage van de laatste collector van een parallel geschakeld collectorveld de enkele schaarblokjes vanaf de
rechterzijkant in de montageprofielen schuiven en vastdraaien.
ADM
a+c+d
IDM / FDM
a+b+c
ADM
b
IDM / FDM
d
5hEnkel schaarblokje met equipotentiaalklem
5iEnkel schaarblokje
Afb. 4-14 Stap 8
9. Montagesteunen van de compensatoren lostrekken.
5h
5i
b
a
c
≥0 mm
d
Oorzaken voor niet vastgeklikte bevestigingsklemmen:
● niet volledig in elkaar geschoven platte
collectoren.
● de absorber is verschoven (de absorber
tegen de tegenover liggende aansluitingen in
de juiste positie drukken, daarbij moeten
beschermende handschoenen worden
gedragen.
3c
3a
Click
3c
3a
Afb. 4-12 Stap 6 bij 2 en meer collectoren
7. Dubbele schaarblokjes tussen de platte collectoren vastdraaien.
Click
Afb. 4-15 Stap 9
Afb. 4-13 Stap 7
Plannings- en installatiehandleiding
22
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 23
4 x Montage
4.5Drukloze Solar-installatie hydraulisch
aansluiten
In deze handleiding wordt alleen de leidingmontage
voor een tegenoverliggende aansluiting met twee dakdoorvoeren beschreven.
Principieel bestaat ook de mogelijkheid om een tegenoverliggende aansluiting met slechts één dakdoorvoer te realiseren.
● Let er hierbij beslist op dat de aanvoerleiding altijd met de
nodige helling langs het frame wordt gelegd, om deze dan
eveneens op de zijde van de retourleiding door de
dakdoorvoer te geleiden.
WAARSCHUWING!
Gevaar voor brandwonden! De aansluitingen en
het frame van de collector kunnen zeer warm
worden.
● Collectorafdekking pas na beëindiging van
de werkzaamheden aan de hydraulische
aansluitingen verwijderen.
● Raak warme onderdelen niet aan.
● Draag veiligheidshandschoenen.
3. Warmte-isolatieslangen stuiken en collectoraansluitbogen op
de passende verbindingsleiding steken.
Afb. 4-18 Stap 3
4. Collectoraansluitbogen in de collectoraansluitbuizen steken
tot de bevestigingsklem hoorbaar vastklikt.
Click
1. Noodzakelijke lengte van de aanvoer- (boven / VA15 Solar)
en retourleiding (onder / VA18 Solar) markeren en afsnijden.
Dan de buisuiteinden ontbramen.
Afb. 4-16 Stap 1
2. Warmte-isolatieslangen op de verbindingsleidingen schuiven
en op de noodzakelijke lengte inkorten.
Afb. 4-19 Stap 4
5. De gestuikte warmte-isolatieslang over de collectoraansluitboog schuiven.
Afb. 4-20 Stap 5
6. De eindstoppen in de nog open collectoraansluitbuizen steken, tot de bevestigingsklemmen hoorbaar vastklikken.
De potentiaalvereffening is geen vervanging
voor een bliksemafleider. Hij is slechts voor de
bescherming van de collectortemperatuursensor en de regeling bedoeld. De plaatselijke
voorschriften voor bliksembeveiliging moeten in
acht worden genomen.
De equipotentiaalklem is bij het systeem voor op het
dak (ADM) in de buurt van de aanvoeraansluiting
(boven) aangebracht, bij het systeem voor in het dak
(IDM) en het platte dak (FDM) daarentegen in de buurt
van de retouraansluiting (onder).
1. Sleufbouten aan de gemonteerde equipotentiaalklem losdraaien en de leiding van de potentiaalvereffening (niet in de
leveringsomvang inbegrepen) op de klem aansluiten. Vervolgens de bouten weer aandraaien.
2. Potentiaalvereffeningsleiding tot aan de potentiaalvereffeningsrail (in het gebouw) leggen en daar aansluiten.
Potentiaalvereffeningsleiding met kabelbinders aan de aanvoer- resp. retourleiding bevestigen.
2. Collectortemperatuursensor tot de aanslag in de montageopening van de platte collector schuiven.
Daarbij moet de sensor op de absorberplaat worden vastgeklemd.
T
2.
1.
TKSolar Collectortemperatuursensor
Afb. 4-23 Stap 1+2
K
2.
1.
Afb. 4-22 Stap 1+2
Wanneer u twee of meer collectorrijen plaatst, moeten
deze via een potentiaalvereffening met elkaar worden
verbonden. Equipotentiaalklemmen zijn in het pakket
CON RVP inbegrepen.
4.7Collectortemperatuursensor installeren
De montageopeningen voor de collectortemperatuursensor bevinden zich links en rechts aan het collectorframe aan de zijkant en zijn bij de aanlevering met
stoppen afgesloten.
1. Sensorstop aan de kant van de retouraansluiting (zie afb. 410 en afb. 4-11, pos. a) aan de onderste collectorrand verwijderen.
LET OP!
Indringend vocht kan de sensor beschadigen.
● Let er bij het doorvoeren van de kabel op, dat
er geen regenwater naar de insteekplaats
van de sensor kan lopen (met druppelbocht
installeren zie afb. 4-24).
3. Leg de siliconenkabel van de collectortemperatuursensor
naar de dakdoorvoer en bevestig hem met kabelbinders aan
een leiding of de montagerail.
Verbind vervolgens de siliconenkabel in het dak met de aansluitkabel van de collectortemperatuursensor van de regelings- en pompeenheid.
Plannings- en installatiehandleiding
24
Afb. 4-24 Stap 3
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 25
5 x Inbedrijfstelling en buitenbedrijfstelling
5Inbedrijfstelling en buitenbedrijfstelling
5.1Inbedrijfstelling
De handleidingen voor de hydraulische systeemkoppeling, de inbedrijfstelling, de bediening van de regelaar, alsmede het verhelpen van fouten en storingen zijn opgenomen in de installatieen onderhoudshandleiding van de regel- en pompunit
(EKSRPS4A).
WAARSCHUWING!
De zonne-energie-installatie kan pas in bedrijf
worden gesteld, nadat alle hydraulische en
elektrische aansluitingen in orde zijn gemaakt.
Een ondeskundige inbedrijfstelling heeft een
nadelig invloed op de werking en kan tot schade
aan de complete installatie leiden. De installatie
en inbedrijfstelling mag alleen worden uitgevoerd door verwarmingsmonteurs die door
DAIKIN geautoriseerd en opgeleid zijn.
Voor de inbedrijfstelling moet de weerstand van
de randaarde en de juiste aansluiting gecontroleerd worden.
LET OP!
5.2Buiten bedrijf stellen
5.2.1 Tijdelijke bedrijfsonderbreking
LET OP!
Een buiten bedrijf gestelde verwarminginstallatie kan bij vorst bevriezen en beschadigt
raken.
● Laat een buiten bedrijf gestelde verwarminginstallatie bij gevaar voor vorst leeglopen.
LET OP!
Pompen die gedurende een langere periode
uitgeschakeld waren kunnen vastzitten.
Bij tijdelijk uitgeschakelde zonne-energie-installaties is ook de beschermingsfunctie tegen
vastzittende pompen (pompknikfunctie)
gedeactiveerd.
● Controleer de pompfunctie bij het opnieuw in
bedrijf stellen. Vastzittende pompen kunnen
meestal met de hand weer soepel gemaakt
worden.
Inbedrijfstelling tijdens vriestemperaturen kan
tot schade aan het volledige systeem leiden.
● Inbedrijfstelling bij buitentemperaturen van
beneden de 0 °C alleen bij een gegarandeerde watertemperatuur van ten minste
5 °C in het zonne-energie-circuit (bijv.
voorverwarmen van de warmwaterboiler).
DAIKIN raadt aan om het systeem bij extreme
vorst niet in bedrijf te stellen.
Door de hoofdschakelaar van de Solar R4-regeling uit te schakelen of de stekker van de voeding te scheiden kan de DAIKIN
zonne-energie-installatie worden stilgelegd.
Bij vorstgevaar moet:
– de DAIKIN zonne-energie-installatie weer in bedrijf wor-
den gesteld
of
– de nodige vorstbeveiligingsmaatregelen genomen wor-
den voor de aangesloten CV-installatie en de warmwaterboiler (bijv. ledigen).
Wanneer het vorstgevaar slechts enkele dagen
bestaat, hoeft op grond van de zeer goede warmte-isolatie de DAIKIN warmwaterboiler niet te worden afge-
tapt, wanneer de boilertemperatuur regelmatig gecontroleerd wordt en niet tot onder de +3 °C daalt. Hierdoor is het
aangesloten warmtedistributiesysteem uiteraard niet tegen
vorst beschermd.
DAIKIN maakt het, dankzij de milieuvriendelijke
constructie van de installatie, mogelijk de opgebruikte
installatie milieuvriendelijk af te voeren. Bij de afvoer
treedt er alleen afval op dat ofwel hergebruikt kan
worden of thermisch behandel kan worden.
De gebruikte materialen die geschikt zijn voor hergebruik
kunnen gesorteerd worden.
Het label op het product geeft aan dat elektrische en
elektronische producten niet bij het ongesorteerde
huisafval horen.
De deskundige afvalverwijdering die aan de betref-
fende van toepassing zijnde nationale bepalingen in het
land van toepassing voldoet, ligt in de verantwoorde-
lijkheid van de exploitant.
● De demontage van het systeem en de hantering van
koelmiddelen, olie en andere onderdelen mogen uitsluitend
door een gekwalificeerde monteur worden uitgevoerd.
● Afvoering uitsluitend bij een inrichting die is gespecialiseerd
in hergebruik en recycling.
Voor meer informatie kunt u terecht bij de installatiefirma of de
bevoegde plaatselijke overheid.
Plannings- en installatiehandleiding
26
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 27
6Technische gegevens
6 x Technische gegevens
6.1Product Fiche
Energy labelling Regulation: (EU) 811/2013
Ecodesign Regulation: (EU) 813/2013
Solar devices
/ Model namesEKSRPS4A
pumps + controls
Auxiliary
Annual auxiliary electricity
Solpump[W]37,3
Solstandby[W]2
[kWh/a]92
consumption Qaux
Details and precautions on installation, maintenance and assembly can be found in the installation and or operation manuals. Energy
labels and product fiches for addition combinations, packages and other products can be found on www.rotex-heating.com.
Sound power in heating mode, measured according to the EN12102 under conditions of the EN14825.
This data is for comparison of Energy efficiencies according to Energy label directive 2010/30/EC, for correct selection of products
for your application, contact your dealer. Depending on your application and the product selected an additional supplementary heater
may have to be installed.
Tab. 6-1 Kengegevens voor de bepaling van de waarde voor de energie-efficiëntie-aanduiding
6.2Algemene technische informatie
EenheidSolar Platte collector
EKSV21PEKSV26PEKSH26P
Algemeen
Afmetingen L x B x Hmm2000 x 1006 x 852000 x 1300 x 851300 x 2000 x 85
6.3Systeem op het dak – max. toegestane sneeuwlast (montage op het dak) conform EN 1991-1-3
Sneeuwlast s
k
1 collector4
2 collectoren6
< 1,6 kN/m
2 1)
3 collectoren8
4 collectoren12
5 collectoren14
1 collector4
2 collectoren6
< 2,6 kN/m
2 2)
3 collectoren8
4 collectoren12
5 collectoren14
> 2,6 kN/m
1) Bij een spantafstand van 1000 mm, een dakhelling van 30° en een gebouwhoogte < 10 m *
2) Bij een spantafstand van 650 mm, een dakhelling van 30° en een gebouwhoogte < 10 m *
3) Neem voor gedetailleerde uitvoeringsinformatie contact op met de DAIKIN-service
*) geldt niet voor in EN 1991-1-3 genoemde uitzonderlijke regio´s
Tab. 6-3 Benodigd aantal dakhaken
Plannings- en installatiehandleiding
2
28
Min. aantal dakhaken
Extra montagerail vereist
3)
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Zonne-energie-installatie DrainBack
008.1629499_02 – 07/2020 – NL
Page 29
6 x Technische gegevens
6.4Plat dak systeem – vereiste verzwaringsgewichten (montage op platte daken) conform
EN 1991-1-4
● alleen voor windbelastingen tot 1,3 kN/m
● alleen voor sneeuwlasten tot 1,1 kN/m
WAARSCHUWING!
● Hoogte van de plaats van opstelling boven omliggend terrein
tot 25m
Bij een te grote belasting van het dakoppervlak
is er gevaar voor instorten.
● Controleer de toegestane dakbelasting
Vraag bij grotere windbelastingen of sneeuwlasten of gebouwhoogtes de DAIKIN-service om gedetailleerde uitvoeringsinformatie.
voordat het systeem voor het platte dak wordt
geïnstalleerd.
● Als de toegestane dakbelasting door het
gewicht zou worden overschreden, moet het
collectorveld via een geschikte staalkabelconstructie gespannen worden.