1.1Houdt u aan de installatie- en gebruiksaanwijzing
Deze installatie- en gebruiksaanwijzi ng is bestem d voor erke nde, gesc hoolde vak lui, die doo r hun opleiding en vakkenn is ervarin g
hebben met de deskundige montage en inbedrijfstelling van zonnesystemen.
Alle taken die nodig zijn om het systeem te monteren, in bedrijf te stellen, te bedienen en in te stellen staan in deze en tevens ook
geldende installatie- en gebruiksaanwijzingen besc hreven. Lees deze installatie- en gebru iksaanwijzing aandachtig door voor u met
de montage en de inbedrijfstelling begint of voor u aan het systeem gaat werken.
Documenten die eveneens van toepassing zijn
De hierna vermelde documenten maken deel uit van de technische documentatie van de zonne-energie-installatie. Houd er ook
rekening mee. De documenten worden met de des betreffende componenten meegeleverd.
Bij de configuratie met de lucht-water-warmtepomp EKHBH*/EKHBX* (druksysteem ):
– Regel- en pompunit voor zonne-energie-installaties (druksysteem) EKSR3PA/EKSRDS1A.
– Zonne-energietoevoeging voor lucht-water-warmtepompsysteem KKSOLHWAV1.
– Proceswatertank voor lucht-water-warmtepomp EKHWE*/EKHWS*.
Bij de configuratie met de lucht-water-warmtepomp EKHBRD*(drukloos systeem ):
– Regel- en pompunit voor zonne-energie-installaties (drukloos systeem) EKSRPS3.
– Boilers voor lucht-water-warmtepompen EKHWP300/500A.
1.2Veiligheidsaanduidingen en verklaring van symbolen
Betekenis van de veiligheidsaanduidingen
In deze installatie- en gebruiksaanwijzing worden de veiligheidsaanduidingen ingedeeld op basis van de ernst van het gevaar en
de kans dat het zich voordoet.
GEVAAR!
Wijst op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt u gevaar op een zwaar en mogelijk dodelijk letsel.
WAARSCHUWING!
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt u gevaar op een zwaar en mogelijk dodelijk letsel.
LET OP!
Wijst op een mogelijk schadelijke situatie.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt het milieu gevaar of kan er zich materiële schade voordoen.
Dit symbool wijst op een tip en erg nuttige informatie voo r de ge bruiker. Het is dus geen wa arschuwin g en wi jst
dus niet op mogelijke gevaren.
Speciale waarschuwingssymbolen
Sommige gevaren worden door speciale symbolen aangegeven:
Elektrische stroomGevaar voor brandwonden
Geldigheid
Deze handleiding geldt speciaal voor de dakmontage van het zonne-energie-collectorveld, de buisgeleiding en de inbedrijfstelling. Voor
andere montagewijzen (indak-, platdakmontage) gelden de gebruiksaanwijzingen voor de de sbetreffende manier van monteren.
4
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 5
Voor de buisleidingmontage en inbedrijfstelling moet de bedienings- en installatiehandleiding van de betreffende regel- en pompunit
in acht worden genomen.
Taakoverzichten
•Taakoverzichten worden in een lijst weergegeven. Wanneer taken in een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd,
worden ze genummerd.
Î Resultaten van handelingen worden met een pijl aangeduid.
1.3Gevaren voorkomen
DAIKIN-zonne-energie-installaties zijn volgens de laatste stand van de techniek en de erkende technische regels gebouwd. Bij
ondeskundig gebruik kan echter lichamelijk letsel en materiële schade ontstaan. Ter voorkoming van gevaren, de DAIKIN-zonneenergie-installatie alleen installeren en bedienen:
– wanneer deze reglementair wordt gebruikt,
– en wanneer ze in onberispelijke staat verkeren.
Dit veronderstelt dat u de inhoud van deze installatie- en gebruiksaanwijzing kent en toepast, dat u alle geldende veiligheids- en
arbeidsgeneeskundige voorschriften en alle voorschriften om ongevallen te voorkomen naleeft.
1 x Veiligheid
Geldt alleen voor het drukloze systeem (Drain Back) Geldt alleen voor het druksysteem
1.4Doelmatig gebruik
De zonne-energie-installatie mag uitsluitend voor het verwarmen van water en de solaire bijverwarming van warmwaterverwarmingssystemen worden gebruikt. De zonne-energie-instal latie mag enkel volgens de aanwijzingen in deze install atie - e n ge bru iks aanwijzing worden gemonteerd, aangesloten en gebruikt.
Ieder ander gebruik geldt als niet-reglementair. In dat geval is de gebruiker zelf aansprakelijk voor eventuele schade.
Reglementair gebruik veronderstelt ook het naleven van de onde rhouds- en controlevoorwaard en. Reserveonderdelen moeten aan
de minimale technische vereisten van de fabrikant beantwoorden. Dit is het geval bijoriginele reserve-onderdelen.
1.5Veiligheidsaanwijzingen
Werken op het dak
•Montagewerkzaamheden op het dak mogen u itsluitend door erkende en geschoolde vaklui (cv- installateurs, dakdekkers enz.)
en m.b.v. geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen worden uitgevoerd. Ze moeten hierbij alle geldende veiligheidsvoorschriften voor dakwerken in acht nemen.
•Ze moeten alle montagemateriaal en gereedschap vastmaken zodat het niet kan vallen.
•Voorts moeten ze de zone onder het dakoppervlak ontoegankel ijk ma ken voor onbevoegden.
Voor u werkzaamheden aan de CV-installatie uitvoert
•Werken aan het verwarmingssysteem (zoals installeren, aansluiten en eerste inbedrijfstelling) mogen uitsluitend door erkende
en opgeleide verwarmingsinstallateurs worden uitgevoerd.
•Schakel bij alle werkzaamheden aan de CV-installa tie de hoofds chakelaar uit en vergrendel he m om te voorkomen dat hij per
ongeluk opnieuw wordt ingeschakeld.
Elektrische installatie
•De elektrische installatie mag uitsluitend door opgeleide elektrotechnici worden uitgevoerd met inachtneming van de
•Vergelijk voor het aansluiten van de stroomtoevoer de netspanning op het typeplaatje van de verwarmingsinstallatie
Gebruiker wegwijs maken
•Voor u de zonne-energie-installatie overdraagt, legt u de gebruiker uit hoe hij het moet bedienen en controleren.
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
geldende richtlijnen m.b.t. elektrotechniek en de voorschriften van de stroomleverancier.
(230 V, 50 Hz) met de voedingsspanning.
Installatiehandleiding
5
Page 6
2 x Productbeschrijving
2Productbeschrijving
Het drukloze systeem (Drain Back) kan alleen met de lucht-water-warmtepomp EKHBRD*, de pompunit
EKSRPS3 en de boiler EKHWP* worden gebruikt.
Het druksysteem kan alleen met de warmtepomp EKHBH* of EKHBX*, de pompunit EKSRDS1A, de
regelunit EKSR3PA, de zonne-energie-aansluitset EKSOL en de boiler EKHWE/EKHWS worden gebruikt.
Voor de installatie zijn afhankelijk van het systeem, de vol gende componenten nodig. Tenzij anders aangegeven, worden de componenten niet meegeleverd en moeten apart worden besteld.
Voor het met elkaar verbinden van collectorrijen.
Bestaande uit:
– 4x enkel schaarblokje
– 2x potentiaalcompensatieklem
– 2x einddoppen
– 2x collectoraansluitbochten met snijringmoffen voor het
aansluiten van een verbindingsbuis (Cu Ø22mm)
Afb. 2-9EKSRCP
Zonne-energievloeistof
EKSGFL
20 liter kant-en-klaar mengsel met antivries tot -28°C
2.3Systeemcomponenten voor het drukloze systeem
Dakdoorvoerenpakket voor dakmontage
EKSRCAP (antraciet) en EKSRCRP (dakpanrood)
Bestaande uit:
– Dakdoorvoer opdakmontage in de kleur antraciet c.q.
dakpanrood,
– Montagemateriaal voor collector en verbindingsleiding
zadelklemmen),
– UV-bestendige warmte-isolatie voor buiten (2m),
– Aansluitknelkoppelingen (incl. gereedschap om deze
weer los te maken),
– Collectortemperatuursensor.
Afb. 2-10 EKSCONLCP
Afb. 2-11 EKSGFL
Afb. 2-12 EKSRCAP, EKSRCRP
Installatiehandleiding
8
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 9
Verbindingsleidingen EKSCON
EKSCON15, L=15 m
en
EKSCON20, L=20 m
Verbindingsleidingen tussen zonne-energie-collectorveld en
EKSRPS3 (warmtegeïsoleerde aanvoer- en retourleiding ( Al-PEXcombinatiebuis) met geïntegreerde sensorkabel).
Verlengingssets voor verbindingsleiding EKSCONX
EKSCONX25, L=2,5 m
EKSCONX50, L=5 m
EKSCONX100, L=10 m
Warmtegeïsoleerde aanvoer- en retourleiding met geïntegreerde
sensorkabel, zadelklemmen en verbindingsknelkoppelingen.
2 x Productbeschrijving
Afb. 2-13 EKSCON15 / EKSCON20
Verlengingssets voor aanvoerleiding EKSCONXV
EKSCONXV80, L=8 m
UV-bestendige, warmtegeïsoleerde aanvoerleiding met
geïntegreerde sensorkabel, zadelklemmen,
kabelverbindingsarmatuur en verbindingsknelkoppeling.
Collectorrijenverbinders
EKSCONRVP
Voor het met elkaar verbinden van collectorrijen.
Bestaande uit:
De EKSV26P/EKSH26P platte collectoren worden verpakt in folie geleverd. Voor zover de collectoren op een pallet bevestigd zijn,
die bij de collectorgrootte past, moeten vloertransportvoertuigen zoals heftrucks of kranen voor het transport worden gebruikt.
Overige componenten van de zonne-energie-installatie worden apart verpakt geleverd.
3.1.2Opslag
Wanneer componenten van de zonne-energie-installatie worden opgeslagen, moeten onderstaande aanwijzingen in acht worden genomen:
•alle componenten mogen uitsluitend in droge en vorstvrije ruimten worden opgeslagen.
•gedemonteerde hydraulische componenten moeten voor het opslaan volledig worden afgetapt.
•de opslag van alle componenten mag uitsluitend in afgekoelde toestand worden uitgevoerd.
•stroomgeleidende componenten moeten v oor het ops laan van de vo edingss panning worden afgeslot en (zekerin g, hoofdscha -
kelaar uitschakelen, bekabeling demonteren) en tegen het per ongeluk opnieuw inschakelen worden beveiligd.
•de componenten moeten zodanig worden opgeslagen dat er geen personen in gevaar kunnen worden gebracht.
LET OP!
De platte EKSV26P/EKSH26P-collectoren zijn ongevoelig voor geringe mechanische belastingen. Uiteraard
moeten slag-, stoot- en loopbelastingen worden voorkomen.
•Platte EKSV26P/EKSH26P-collectoren voorzichtig en uitsluitend in de originele fabrieksverpakking transporteren en opslaan en pas kort voor de montage uit de verpakking verwijderen.
•Platte EKSV26P/EKSH26P-collectoren plat liggend op een vlakke en droge ondergrond opslaan en transporteren.
– Het transport met heftrucks of kranen is alleen bij pallets toegestaan.
– Er kunnen max. 10 platte collectoren boven op elkaar opgeslagen en getransporteerd worden.
Voor het transport en de opslag van andere ve rwarmingscomponenten gelden de voors chriften in de desbetreffende d ocumentatie
van deze producten.
3.2Systeemplannen
Zonne-energie-installatie worden meestal conform de hierna weergegeven installatieconcepten opgebouwd. Daarbij kan de
aansluiting op de tegenoverliggende kant van de platte collectoren worden uitgevoerd.
Aansluiting op tegenover elkaar liggende zijden1) (vanaf 1 collector
mogelijk)
Installatie-aansluiting aan één zijde (tot maximaal 3 collectoren)
Afb. 3-1Op tegenoverliggende zijde aangesloten zonne-energie-collectorveld met
boiler EKHWP* (1)aansluitwijze die door DAIKIN wordt aanbevolen)
Installatiehandleiding
10
Afb. 3-2Op dezelfde zijde aangesloten zonne-energie-collectorveld met boiler
EKHWP*
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 11
De EKSV26P/EKSH26P platte collectoren kunnen op platte daken gemonteerd worden. Zie de montagehandleiding van het zonnecollectorframe voor platte daken voor nadere informatie.
De platte collector EKSV26P kan in het dakoppervlak geïntegreerd worden. Nadere informatie vindt u in de
montagehandleiding voor zonnecollectoren in het dak.
Montageaanwijzingen m.b.t. de verschillen tussen een drukloos systeem en druksysteem
Drukloos systeem (Drain Back) Druksysteem
Bij collectoraansluiting op de tegenoverliggende zijde
moet het complete zonne-energie-collectorveld onder een hoek van ten minste 0,5% t.o.v. de collectoraansluiting
(retour) worden uitgelijnd.
Bij collectoraansluiting op dezelfde zijde (max. 3 collectoren zijn toegestaan) moeten de collectore n met een exact horizontale onderkant (waterpas) worden uitgelijnd.
De verbindingsleiding moet met een doo rlopend verval van ten
minste 2% en zonder een bepaalde vertakking worden uitgevoerd.
Tab.3-1Montageaanwijzing
Er is geen bepaalde min. hellingshoek voor het zonne-energiecollectorveld vereist. Een hoek van onderen bij het
(retour)aansluitingstraject moet worden vermeden.
De verbindingsleiding tussen zonne-energie -collectorveld en boile r
moet met drukbestendige metalen buizen (aanbevolen Cu
Ø 22 mm) worden uitgevoerd. Het gebruik van plastic buizen is
niet toegestaan.
3 x Montage
3.3Verbindingsleidingen aanbrengen
3.3.1Drukloos systeem
LET OP!
Op de hele verbindingssectie tussen boiler en platte collector mag zich nergens een sifoneffect voordoen. Dit
kan immers leiden tot slechte werking en beschadiging van het materiaal.
•Leg de leidingen nooit horizontaal, maar altijd met een constant verval(min. 2%).
LET OP!
Op langere horizontale leidingsecties met klein verval kunnen zich door uitzetting van de kunststofbuizen
tussen de bevestigingspunten waterophopingen met sifonwerking vormen:
•De leiding of aan een starre hulpconstructie (bijv. profielrail, buis o.i.d.)bevestigen of de leiding in een
met verval bevestigde afvoerbuis (bijv. HT-bu is ) t r ekken.
•Prefab verbindingsleidingen (aanvoer- en retourleiding) met geïntegreerde sensorkabel (zie Hoofdstuk2 „Productbeschrijving“) tussen de geplande installatieplaats van het zonne-energie-collectorveld aan de binnenkant van het dak en de
opstellingsplaats van de warmwaterboiler met pompunit EKSRPS3 aanbrengen.
– Let op voldoende lengte tussen de aansluiting van de boiler en de platte collectoren.
– Maximaal mogelijke totale leidinglengte (zie Tab.3-2) mag niet worden overschreden.
Aantal collectorenMaximale totale
245 m
330m
417 m
515 m
leidinglengte
Wanneer grotere afstanden moeten worden overbrugd, moeten de afmetingen van de verbindingsleiding worden berekend.
Neem a.u.b. contact op met de DAIKIN-service.
Tab.3-2Maximale leng ten van de DAIKIN-verbindingsleidingen
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
Installatiehandleiding
11
Page 12
3 x Montage
Meer informatie over de verbindingsleiding
Wanneer u om bouwtechnische redenen de verbindingsleiding niet of moeilijk op de hierboven manier kan leggen en aansluiten,
mag u de uitvoeringsmethode lichtjes aanpassen. De diameter van de aanvoerleiding mag maximum 18 x 1 bedragen.
1. Indien reeds stijgleidingen van koperbuis in het huis geïnstalleerd zijn, kunnen die leidingen worden gebruikt, wanneer de
verbindingsleiding over de gehele lengte een doorlopend verval laat zien.
2. Wanneer bij afwisselende collectoraansluiting geen doorlopend verval van de tweed e dakdoorvoer naar alle leidingsdelen kan
worden gegarandeerd, kan voor de dakdoorvoe r van de aanvoerleiding (bijv .d.m.v. een ventilatiedakpan) deze naar boven toe
worden verlegd, wanneer:
– het hoogste punt van de aanvoerleiding niet meer dan 12m boven de plek ligt waar de boiler staat,
– de binnendiameter van de aanvoerleiding niet meer dan 13 mm bedraagt.
– de aanvoerleiding constant stijgt naar het hoogste punt en dat er een constant verval naar de boiler is.
3. Als er op bepaalde leidingsecties slechts een klein verval zit, moet u die met ko perbui zen uitv oeren. U he eft dan geen starre
hulpconstructie nodig en u voorkomt waterophopingen die door het uitzetten van de kunststofleidingen kunnen optreden.
3.3.2Druksysteem
De verbindingsleiding tussen zonne-energie-collectorveld en boiler moet met drukbestendige metalen buizen (aanbevolen Cu
Ø 22 mm) worden uitgevoerd. Het gebruik van plastic buizen is niet toegestaan.
Voor de dakdoorvoer adviseert DAIKIN de aansluitbuizen via ventilatieroosters in het dak aan te leggen.
Installatiehandleiding
12
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 13
3.4Montage collectorcomponenten
GEVAAR!
Bij werken op het dak bestaat een verhoogd gevaar voor ongevallen.
•Montagewerkzaamheden op het dak mogen uitsluitend door erkende en geschoolde vaklui (cv-installa-
•Ze moeten alle montagemateriaal en gereedschap vastmaken zodat het niet kan vallen.
•Voorts moeten ze de zone onder het dakoppervlak ontoegankelijk maken voor onbevoegden.
•Voordat met de montagewerkzaamheden wordt begonne n, moet de dakconstructie op draagvermogen en
WAARSCHUWING!
Na het verwijderen van de verpakking worden de platte collectore n snel erg warm wanneer de zon erop schijnt.
•Draag dus veiligheidshandschoenen.
•De beschermkappen (niet bestand tegen hitte) na het positioneren van de platte collector verwijderen.
•Beschermende afdekking van het collectorglas pas na beëindiging van de dichtheids controle verwijderen.
LET OP!
3 x Montage
teurs, dakdekkers enz.) en m.b.v. geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen worden uitgevoerd. Ze
moeten hierbij alle geldende veiligheidsvoorschriften voor dakwerken in acht nemen.
schade (bijv. op defecte daklatten of lekkage) worden gecontroleerd.
Beschadiging van het systeem door vorst of oververhitting.
•Zorg ervoor dat het systeem kan leeglopen. Let er bij het monteren op dat de onderkant van de gemonteerde platte collectoren zich boven de Solaris-aanvoeraansluiting bevindt.
Indien verder niets afwijkend is beschreven, zijn de voor pannendaken beschreven montagestappen gelijk bij andere dakbedekkingen.
Tips voor een veilig en storingsvrij gebruik
•Plaats het zonne-energie-collectorveld zo dat het afhelt naar de onderste collectoraansluiting (retour).
•Zorg er bij montage met aansluitingen aan één zijde van de collectoren (tot 3 collectoren) voor dat de onderkanten van de
platte collectoren op één perfect horizontale lijn staan. In principe wordt een aansluiting op de tegenoverliggende zijde
geadviseerd.
•Leg de verbindingsleiding tussen de platte collectoren en de boiler altijd met een constant verval om een sifoneffect
(omgekeerd verval) op de volledige verbindingssectie te voorkomen.
•De bovenkant van de collectoren mag niet meer dan 12m boven het installatieniveau van de boiler liggen.
3.4.1Montage van de draagconstructie voor opdakmontage
GEVAAR!
Niet-reglementair gebruik, alsmede verboden wijzigingen aan de constructie kan de veiligheid in gevaar
brengen. Iedere wijziging aan de constructie van bouwdelen is verboden.
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
Als dakmontagepakketten worden voor dakpannen de dakhouders EKSFIXAD en EKSFIXADP, voor daken met
leien de dakhouder EKSFIXADS, voor een gegolfde dakbedekking de dakhouder EKSFIXWD en voor gevouwen
plaatbedekking de dakhouder EKSFIXBD aangeboden.
Installatiehandleiding
13
Page 14
3 x Montage
Hoofdafmetingen van het zonne-energie-collectorveld bij opdakmontage
1. Zonne-energie-collectorveld uitmeten en montageplek merken.
2
2
.
– Slijpschijf met diamantschijf
–Waterpas
– Meter
– Accuschroefboormachine met spiraalboor van Ø6 mm
2. Verwijder de rij dakpannen boven de plaats waar de onderkant van de platte collectoren komt te zitten.
3. Plaats de montagerail horizontaal gecentreerd over de daksparren (voor de volledige breedte van het zonne-energie-
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
collectorveld). Als u meer dan één montagerail voor een rij nodig heeft, moet u die vooraf met de montageprofielverbinders
uit de ADSFIXVBP-set en de voorgemonteerde spanbouten met elkaar verbinden.
Installatiehandleiding
15
Page 16
3 x Montage
4. De montageplaatsen van de opdakhaken vastleggen. Daarbij de opdakhaken gelijkmatig over de montagerails verdelen (Afb. 3-5 enAfb. 3-6).
WAARSCHUWING!
Een te zwakke draagconstructie vormt een gevaar voor mensen, gebouw en systeem.
•Hou rekening met de sparafstanden van de in Tab.3-3 opgegeven maten X
, X1 en X2. Plaats indien
0
nodig tussen de daksparren een draagconstructie met voldoende draagvermogen.
•Controleer het draagvermogen van de draagconstructie. Gebruik hiervoor geen panlatten.
Afb. 3-5Uitlijnen van de opdakhaken van
de geplande collectoronderkant
UK op afstand Y
2
Afb. 3-6Bepaal waar u de opdakhaken
precies gaat monteren
Afb. 3-7Schroef de opdakhaken met
minstens twee schroeven op de
daksparren vast
5. Plaats de montageplaat (geperforeerde plaat) van de opdakhaak zo dat er minstens twee schroefgate n boven de daksparren
zitten.
6. Leg de montagerail over de montageplaat van de opdakhaak en plaats ze parallel met de dakpannen c.q. dakleien.
7. Dakpannen:
– Elke opdakhaak (EKSFIXAD, EKSFIXADP) met minimaal twee van de meegeleverde houtschroeven op de daksparren
bevestigen (Afb.3-7), hiervoor met een spiraalboor Ø 6 mm voorboren.
Dakleien:
– De afdekplaat overeenkomstig Afb.3-4 maken (let er op dat deze voldoende groot is).
– De gemaakte afdekplaat en opdakhaken (EKSFIXADS) met schroeven op de daksparren bevestigen.
– De schroefkoppen met geschikte siliconen tegen het binnendringen van water afdichten.
De opdakhaken mogen niet op de e r ond er liggende dakpannen drukken. Ze moge n de erboven liggende dakpannen ook niet optillen.
8. Als u verschillende aan elkaar bevestigde montagerails gebruikt:
• Een spanbout op de montageprofielverbinders losdraaien (niet verwijderen) en de montagerails weer los maken van
elkaar.
Installatiehandleiding
16
9. Aparte montagerails vanaf de zijkant op de vooraf gemonteerde schaarblokjes in het bovenste deel van de opdakhaken
schuiven.
10. Als u verschillende aan elkaar bevestigde montagerails gebruikt:
• Deze opnieuw onderling verbinden en met de spanbouten definitief vastschroeven.
11. Draai de zelfborgende moeren vast waarmee de schaarblokjes op de opdakhaken zijn bevestigd. Plaats de montagerail
parallel met de rand van de dakpannen (Afb.3-8 tot Afb. 3-9).
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 17
3 x Montage
12. Montagerail in de hoogte uitlijnen (Afb.3-10 tot Afb. 3-11).
–
Bij tweezijdige aansluiting
plaatsen (watertoevoer op de onderste collectoraansluiting). Een tegengesteld verval moet absoluut worden voorkomen.
– Bij aansluitingaan één zijde (tot max. 3 collectoren) moet de montager ail exact horizontaal worde n uitgelijnd. De aan-
sluiting op tegenover elkaar liggende zijden wo rdt e chter altijd geadviseerd. (Garantie van de automatische collectorontluchting c.q. leeglopen van de collectoren bij stilstand van de pomp).
(in principe aanbevolen), moet u de montagerail met een licht verval naar de retouraansluiting
Afb. 3-8Profielen op de bovenkant van de
opdakhaak vastschroeven
Afb. 3-11 De profielen afhankelijk van de
aansluiting waterpas c.q. met een
licht verval uitlijnen
Afb. 3-9Profielen parallel met de dakpan
uitlijnen
Afb. 3-10 Hoogteregeling van de opdakhaak
13. Leg de rij dakpannen terug op hun plaats.
14. Merk de plaats van de dakhaak op de dakpan (Afb.3-12).
15. Verwijder ter hoogte van de opdakhaakmarkering het onderste verbindingss tuk van de dakpan. Doe dit met een hamer of een
slijpschijf (Afb. 3-13).
Afb. 3-12 De positie van de opdakhaak
16. De bovenste montagerail op de afstand van maa t Y
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
markeren
Afb. 3-13 De plaats van de dakhaak op de
dakpannen markeren en de
verbindingsstukken van de
dakpannen verwijderen
van de onderste montagerail (Afb.3-14) monteren (montage gebeurt in
1
Afb. 3-14 Bovenste montagerail monteren
(maat zie Tab.3-3)
dezelfde volgorde als bij de onderste montagerail). Er op letten dat de bovenste montagerail een vlakparallel vlak met het
contactpunt van de platte collectoren in combinatie met de onderste montagerail en de hoogteverstelling vormt.
Installatiehandleiding
17
Page 18
3 x Montage
LET OP!
Om torsiespanningen en bevestigingsproblemen tijdens de collectormontage te voorkomen;
•zelfborgende moeren en de hoogteverstelling in de bovenste montagerail slechts lichtjes vastdraaien,
•beide montagerails van de eerste platte collector exact t.o.v. elkaar uitlijnen en daarna
•de zelfborgende moeren vastdraaien.
3.4.2Montage van de draagconstructie voor platdakmontage
Nadere informatie is in de installatiehandleiding "Zonne-energie-collectoren-platdakmontage" opgenomen. Deze wordt meegeleverd met het basispakket platdakframe.
3.4.3Montage van de draagconstructie voor indakmontage
Nadere informatie is in de installatiehandleiding "Zonne-energie-collectoren-onderdakmontage" opgenomen. Deze wordt meegeleverd met het basis indakmontagepakket
3.4.4Montage van de eerste platte collector
1. De collectorbeveiligingshaak loodrecht t.o.v. het collectorcontactpunt, met de voor elk collectortype aangegeven afstand, in
de geleidingsgroef van het onderste montagepro fiel hangen en naar onderen kan telen. Nadat u de borghaken heeft inge haakt,
kunt u ze zijwaarts verschuiven (zie Afb.3-15 en Afb. 3-16).
2. De platte collector met behulp van een kraan op het dak tillen. Als u geen kraan ter beschikking heeft, moet u de platte
collector met een touw, dat over een ladder loopt die tegen de dakrand is geplaatst, op het dak trekken. Afhankelijk van de
montage-omstandigheden de platte collector voor of na het transport op het dak uitpakken en de verzamelbuisstoppen
verwijderen.
WAARSCHUWING!
Gevaar voor brandwonden! De aansluitingen en het frame van de collector kunnen zeer warm worden.
•Raak warme onderdelen niet aan.
•Draag dus veiligheidshandschoenen.
Hijs de platte collector onmiddellijk in de juiste positie op het dak (om fouten bij de montage en complexe draaimanoeuvres te vermijden). De bovenkant van de co llector is aangegeven op de beschermende afdekking van he t
collectorglas. De stoppen voor de collectortempera tuursensor en de ronde aansluitin gsafdichting van de collector moeten tijdens het uitlijnen van de platte collector aan de bovenkant zitten.
3. Til de platte collector overeenkomstig Afb.3-17 over de montagerails, laat hem zakken en haak hem voorzichtig in de
borghaken.
Installatiehandleiding
18
Afb. 3-15 Collectorborghaken monterenAfb. 3-16 Collectorborghaken positionerenAfb. 3-17 De platte collector plaatsen en in
de juiste stand brengen
4. Verschuif de platte collector vervolgens zijwaarts ten opzichte van het uiteinde van de mont agerail tot de afstand tussen het
collectorframe en het uiteinde van de montagerail 25 mm bedraagt (Afb.3-18).
Schuif het enkele schaarblokje in de zijkant van de montagerail (vlak ke afsluiting) en draai deze m.b.v . een inbussl eutel vast
(Afb. 3-18).
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 19
3 x Montage
5. Schuif het enkele schaarblokje met de potentiaalcompensatieklem ter hoogte van de retouraansl uiting in de montage rail en
schroef het m.b.v. een inbussleutel vast (Afb. 3-19).
6. Schuif het enkele schaarblokje in de bovenste montagerail en draai deze m.b.v. een inbussleutel vast.
Afb. 3-18 De correcte montagepositie
controleren, het enkele schaarblokje in de onderste
montagerail schuiven en
vastdraaien
Afb. 3-19 Het enkele schaarblokje met
potentiaalcompensatieklem
inschuiven en vastdraaien
3.4.5Montage van de overige platte collectoren
1. Het dubbele schaarblokje in de bovenste en onderste montagerail plaatse n, m.b.v. de op de bout geplaatste inbuss leutel naar
onderen drukken en deze ca. 45° in richting van de wijzers van de klok verdraaien (zodat het onderste klemprofiel in de
klempositie terecht komt) Afb.3-20).
2. Positie van het onderste klemprofiel controleren (Afb. 3-21).
3. Het dubbele schaarblokje op de laatst gemonteerde platte collector schuiven, tot het klemprofiel in het collectorprofielframe
vastklikt (Afb. 3-22).
Afb. 3-20 Dubbele schaarblokje plaatsenAfb. 3-21 Positie van het onderste
4. De O-ringen van de compensatoren met glijmiddel smeren (Afb.3-23).
5. De compensatoren in de aansluitbuis van de laatst gemonteerde collector steken tot de bevestigingsklemmen vastklikken
6. De volgende platte collector (zie hoofdstuk 3.4.4 Stap 2) op de montagerails tillen en op een zekere afstand tot de
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
klemprofiel controleren
LET OP!
Wanneer u ondeskundig te werk gaat, kunt u de onderdelen beschadigen, wat de montage kan bemoeilijken.
•De compensatoren van de collectorverbinding nooit inklemmen of stuiken.
•De aansluitbuizen van de platte collectoren op bramen controleren, eventueel de bramen verwijderen.
(Afb. 3-24).
compensatoren in de borghaken plaatsen (Afb. 3-25).
Afb. 3-22 Het dubbele schaarblokje
positioneren
Installatiehandleiding
19
Page 20
3 x Montage
Afb. 3-23 Compensator instekenAfb. 3-24 Compensator vastklikkenAfb. 3-25 De volgende platte collector
positioneren
7. De volgende platte collector voorzichtig tegen de laatste gemonteerde platte collector schuiven. Er daarbij op letten dat de
compensatoren netjes in de aansluitbuizen van de platte collector schuiven.
8. De volgende platte collector tot aan de aanslag in de laatst gemonteerde platte collector schuiven (Afb.3-26). De
bevestigingsklemmen moeten hoorbaar vastklikken. De afstand tussen de platte collectoren komt automatisch tot stand
door de lengte van de compensatoren waarbij de montageaansluitingen zijn opgestoken.
LET OP!
Wanneer de bevestigingsklemmen niet hoorbaar vastklikken, kan het zonne-energie-systeem gaan lekken,
waardoor de bedrijfszekerheid wordt beperkt.
Oorzaken voor niet vastgeklikte bevestigingsklemmen:
– niet volledig in elkaar geschoven platte collectoren.
– de absorber is verschoven (de absorber tegen de tegenov er liggende aansluitingen in de juiste positie druk-
ken, daarbij moeten beschermende handschoenen worden gedragen.
LET OP!
Wanneer de verbindingen op de platte collector (EKSFIXVBP) niet met uiterste voorzichtigheid gemonteerd
worden, kan de afdichtingsring beschadigd raken. Daardoor zal het systeem gaan lekken.
•De compensatoren op de platte collector altijd uiterst voorzichtig monteren.
•De volgende platte collector tijdens het in elkaar schuiven in lijn brengen met de aansluitbuizen van de
voorgaande platte collector.
9. De dubbele schaarblokjes vastschroeven (Afb.3-27).
10. De montage-aansluitingen lostrekken (Afb.3-27).
11. Het enkele schaarblokje voor de laatste platte collector plaatsen en vastschroeven (Afb.3-28).
Installatiehandleiding
20
Afb. 3-26 De platte collectoren in elkaar
schuiven
Afb. 3-27 De montage-aansluitingen
lostrekken
Afb. 3-28 Het enkele schaarblokje voor de
laatste platte collector plaatsen en
vastschroeven
De uitzetting door warmte van de kunststof buizen in de verbindingsleiding bij langere horizontale trajecten
met een slechts gering verval, kan de vorming van waterzakken veroorzaken.
Waterzakken tussen de bevestigingspunten voorkome n da t het sys teem le eg kan lopen. Daardoor is de vorstbescherming niet meer gegarandeerd.
•De leiding of op een starre hulpconstructie (bijv.profielrail, buis o.i.d.) bevestigen of de leiding in een met
verval bevestigde afvoerbuis (bijv. HT-buis) trekken.
LET OP!
Op de hele verbindingssectie tussen boiler en platte colle ctor mag zic h ne rgen s e en s ifone ffec t voo r doe n. Dit
kan immers leiden tot slechte werking en beschadiging van het materiaal.
•Leg de leidingen nooit horizontaal, maar altijd met een constant verval(min. 2%).
Als de verbindingsleiding van EKS CON15 c.q. EKSCON20 niet volstaat om de afstand tussen boiler en zonne- energie-collectorveld
te overbruggen, kan die afhankelijk van de grootte van het zonne-energie-collectorveld worden verlengd.
Verlengingspakketten EKSCONX25 (2,5 m), EKSCONX50 (5 m) en EKSCONX100 (10 m) worden aangeboden.
De tips voor de te realiseren leidingslengten in Tab. 3-2, Pagina 11 in acht nemen.
Tips voor het monteren van de leidingen
1. Leg de verbindingsleiding met constant verval tussen de platte collectoren en de plek waar de boiler staat.
2. Het zonne-energie-collectorveld aansluiten aan tegenover elkaar liggende zijden en zodanig uitlijnen, dat de retouraansluiting
(onder) op het laagste punt van het zonne-energie-collectorveld is gemonteerd (systeemconcepten hoofdstuk 3.2.,
Pagina 10).
Door de verschillende aansluitplaatsen alsmede afmetingen van de aanvoerverbindingsleiding (boven op de
collector/Ø15 mm) c.q. van de retourverbindingsleiding (onder op collector/Ø18 mm) is een verwisseling van
de leidingen uitgesloten.
•Er daarbij zondermeer op letten dat de aanduiding voor aanvoer- en retourleiding betrekking heeft op de
platte collector als warmtegenerator.
3. Verwijder op de plek waar de dakdoorvoer is gepland (een tot twee rijen dakpannen o nder de aansluitbuizen van d e collector)
drie dakpannen.
4. De verbindi ngsleiding tot aan de dakdoorvoer verleggen en bevestigen (bijv. met zadelklemmen).
5. Snijd de dakisolatie onder de dakdoorvoer weg of open, zodat u de retourleiding (Ø18 mm) er doorheen kunt halen en u ze
met voldoende helling naar de dakdoorvoer kunt plaatsen.
LET OP!
Lekken in het dampscherm kunnen schade aan de constructie veroorzaken.
•Isoleer het dampscherm ter hoogte van de doorvoeren voor verbindingsleidingen en kabels langs de
binnenzijde.
6. Voer de verbindingsleidingen op de geplande plaatsen door de dakbedekking. Om een ononderbroken isolatie te garanderen
7. Snijd de isolatie van de verbindingsleidingen zo weg dat u de verbindingsleiding en door de desbetre ffende dakd oorvoer ku nt
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
LET OP!
Bij beschadigde kunststofleidingen bestaat gevaar voor breken.
•Beschadig bij het wegsnijden van de isolatie nooit het oppervlak van de VA zonneleidingen.
(ook in het dak) moet u de isolatie ter hoogte van de verbindingspunten afsluiten (bijv. met plakband).
voeren (Afb. 3-29).
Installatiehandleiding
21
Page 22
3 x Montage
8. De aanvoer- (boven op de collector/Ø15 mm) alsmede de retourleiding (onder op de collector/Ø18 mm) door de
M32-schroefkoppeling van de desbetreffende dakdoorvoer trekken. Schuif vervolgens de equipotentiaalverbinding of de
kabel van de collectortemperatuursensor van binnenuit door de M16 schroefverbinding (Afb.3-30).
9. Dakdoorvoeren terugleggen (Afb. 3-31).
– De aan de zijkant en daarboven liggende dakpannen moeten de dakdoorvoer overlappen.
– Het daklood moet de daaronder liggende dakpan overlappen en worden aangepast aan de vorm van de dakpan.
LET OP!
Bij speciale dakbedekkingen, zoals sterk golv ende dakpannen (grote hoo gteverschillen) kan het ge bruik van de
universele dakdoorvoer afdichtingsproblemen opleveren.
•Doe in dit geval - ook bij beverstaartdakpannen of leien - een beroep op een dakdekker.
Afb. 3-29 Stap 7Afb. 3-30 Stap 8Afb. 3-31 Stap 9
10. Draai de schroefverbindingen van de aansluitleidingen vast (zie als voorbeeld Afb.3-32).
11. Buig de aansluitleidingen in de juiste vorm, geef de juiste lengte aan (Afb.3-33) en snijd ze af (Afb. 3-34).
12. Maak de rand van het uiteinde van de buis mooi effen (om de O-ring in de knelkoppeling te beschermen).
13. De meegeleverde UV-bestendige warmte-isolatiebuizen op de vereiste lengte afsnijden (Afb.3-35).
14. De warmte-isolatieslangen op de zonne-energie-buis schuiven en stuik en (Afb.3-36).
15. De knelkoppeling van de collectoraansluitbochten op de aanvoer- (boven op de collector Ø15 mm) c.q. de retourleiding (onder
op de collector Ø18 mm) steken (Afb. 3-37).
Installatiehandleiding
22
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 23
3 x Montage
Afb. 3-35 Stap 13Afb. 3-36 Stap 14Afb. 3-37 De knelkoppelingen van de
collectoraansluitbochten plaatsen
16. De O-ringen van de collectoraansluitbochten met glijmiddel smeren. De collectoraansluitbochten in de collectoraansluitbuizen
steken tot de bevestigingsklemmen vastklikken (Afb.3-38).
17. De gestuikte warmte-isolatieslang over de knelkoppeling schuiven (Afb.3-39).
18. De O-ringen van de eindstoppen met glijmiddel smeren. De eindstoppen in de nog open collectoraansluitbuizen steken, tot de
Gevaar voor brandwonden! De aansluitingen en het frame van de collector kunnen zeer warm worden.
•Collectorafdekking pas na beëindiging van de werkzaamheden aan de hydraulische aansluitingen verwijderen.
•Raak warme onderdelen niet aan.
•Draag dus veiligheidshandschoenen.
LET OP!
Gevaar voor brandwonden bij gebruik van onjuiste verbindingsleidingen.
•Alleen verbindingsleidingen van drukb es tend ige , me tale n buizen (aanbevolen CuØ 22 mm) tussen zonneenergie-collectorveld en boiler gebruiken.
•Het gebruik van plastic buizen is niet toegestaan.
De in het aansluitpakket EKSRCP opgenomen aansluitmoffen hebben een snijringschroefverbinding voor koperbuis Ø22 mm.
Daarom wordt aanbevolen als verbindingsleiding tussen zonne-energie-collectorveld en boiler eveneens een koperbuis van
Ø 22 mm te gebruiken.
Om de verbindingsleidingen door het dak te voeren zijn in de handel verkrijgbare ventilatiedakpannen voor dakdoorvoeren
verkrijgbaar.
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
Installatiehandleiding
23
Page 24
3 x Montage
Tips voor het monteren van de leidingen
1. Verbindingsleidingen tussen de platte collectoren en de boilerruimte aanleggen.
– Het zonne-energie-collectorveld aansluiten aan teg enover elkaar liggende zijden en zodanig uitlijnen, da t de retouraanslui-
ting onderop het laagste punt van het zonne-energie-collectorveld is gemonteerd (systeemconcepten hoofdstuk 3.2.,
Pagina 10). De aansluiting van de aanvoerleiding gebeurt bij voorkeur op de tegenoverliggende zijde, boven op de collector.
– Daarbij binnen de verbindingsleidingen isoleren.
2. Aansluitmoffen monteren (Afb. 3-41).
3. Voor buiten UV-bestendige isolatieslangen over de verbindingsleidingen schuiven.
4. De O-ringen van de eindstoppen met glijmiddel smeren. De eindstoppen in de nog open collec toraansluitbuizen s teken, tot de
bevestigingsklemmen vastklikken.Afb.3-42
LET OP!
Lekken in het dampscherm kunnen schade aan de constructie veroorzaken.
•Isoleer het dampscherm ter hoogte van de doorvoeren voor verbindingsleidingen en kabels langs de
binnenzijde.
5. Verbindingsleidingen (Cu Ø 22 mm) met de snijringschroefverbindingen van de aansluitmoffen verbinden (Afb.3-43).
Afb. 3-41 Stap 2Afb. 3-42 Stap 4Afb. 3-43 Stap 5
3.4.8Montage van de potentiaalcompensatie
WAARSCHUWING!
De potentiaalcompensatie is geen vervanging voor ee n bliksemafleider, maar s lechts bedoeld als be scherming
van de collectortemperatuursensor. De lokale voor schriften voor bliksembeveiliging moeten in acht wo rden
genomen.
1. De gleufschroeven op de
potentiaalcompensatieklem
losdraaien (Afb. 3 -44).
2. Sluit de kabel van de
equipotentiaalverbinding (niet
meegeleverd) aan.
3. De schroeven van de
potentiaalcompensatieklem
vastdraaien (Afb.3-45).
Afb. 3-44 Klemplaat met
potentiaalcompensatieklem
Afb. 3-45 Potentiaalcompensatieleiding
aansluiten
Installatiehandleiding
24
4. Trek de potentiaalcompensatieleiding door tot aan de potentiaalcompensatierail, met kabelbinders bevestigen en op de
potentiaalcompensatierail aansluiten.
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 25
3 x Montage
Wanneer u twee of meer collectorrijen plaatst, moeten die via een potentiaa lcompensatieverbind ing met elkaar
worden verbonden. Potentiaalcompensatieklem men zijn:
–in het pakket EKSCONRVP en
–in het pakket EKSCONLCP opgenomen.
3.4.9Montage van de collectortemperatuursensor
LET OP!
Door onweer geïnduceerde spanningen worden niet langs de verbindingsbuizen afgevoerd. Deze spanningen
kunnen onder bepaalde omstandigheden zich via d e collectorsen sor tot aan de regelaar uitbreiden en daarmee
beide beschadigen.
•Potentiaalcompensatie ("aarding") tussen fundament en zonne-energie-collectorveld realiseren.
Dit mag uitsluitend door een geautoriseerde vakman (elektricien) en overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften worden uitgevoerd.
De montageopeningen voor de collectortempe ratuursensor zitten li nks- en rechtsboven op de zijk anten van het collectorframe, ca.
10 cm onder de bovenste aansluiting. De montageopeningen zijn bij afle vering m.b.v. doppen afgesl oten. De collectortemperatuu rsensor aan die kant van de collector monteren, waarop de aanvoerbuis wordt aangesloten.
1. De sensordop verwijderen (Afb. 3-46).
2. De collectortemperatuursensor tot aan de aanslag in de platte collector schuiven (zie Afb.3-47). Daarbij moet de sensor op
de absorberplaat worden vastgeklemd.
3. Trek de siliconenkabel van de collectortemperatuursensor naar de dakdoorvoer (met druppelbocht) en bevestig hem met
kabelbinders aan de montagerail of aan de aansluitleiding (Afb.3-48).
LET OP!
Indringend vocht kan de sensor beschadigen.
•Zorg er bij het leggen van de kabel voor dat er geen regenwater naar het invoerpunt van de sensor kan
lopen.
Afb. 3-46 Stap 1Afb. 3-47 Stap 2Afb. 3-48 Stap 3
4. Aan de binnenkant van het dak de siliconenkabel van de collectortemperatuursensor met de aanvoerkabel van de
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
collectortemperatuursensor van de pompunit ( EKSRPS3 c.q. EKSR3PA) verbinden.
Installatiehandleiding
25
Page 26
3 x Montage
3.4.10 Platte collector demonteren
WAARSCHUWING!
Als u in contact komt met onderdelen onder stroom ku nt u een elektrische s chok krijgen.Die kan leve nsgevaarlijke letsels en brandwonden veroorzaken.
•Onderbreek de stroomtoevoer (zekering, hoofdschakelaar uitschakelen) voordat u met demontagewerkzaamheden aan het bedieningspaneel van de ketel of de zonne-energieregelaar begint. Vergrendel deze
zodat deze niet per ongeluk opnieuw kunnen worden ingeschakeld.
•De desbetreffende voorschriften ten aanzien van de arbeidsveiligheid in acht nemen.
WAARSCHUWING!
Gevaar voor brandwonden! De aansluitingen en het frame van de collector kunnen zeer warm worden.
•Raak warme onderdelen niet aan.
•Draag dus veiligheidshandschoenen.
Het demonteren van de collectoren wordt in principe in omgekeerde volgorde aan de montage van de collectoren uitgevoerd.
Wanneer de collectoren gescheiden
worden, moeten de aansluitbochten c.q.
de compensatoren op de platte collector
als volgt losgemaakt worden:
1. De bevestigingsklemmen uit de
vergrendelingspositie drukken en
lostrekken (Afb. 3-49 en Afb. 3-50).
2. De aansluitbochten lostrekken
(Afb. 3-50).
Afb. 3-49 Stap 1Afb. 3-50 Stap 2
Installatiehandleiding
26
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 27
4Inbedrijfstelling en buitenbedrijfstelling
4.1Inbedrijfstelling
De handleiding voor de hydraulische systeemkoppeling, de inbedrijfstelling, de bediening van de regelaar, alsmede het verhelpen
van fouten en storingen zijn opgenomen in de bedienings- en installatiehandleiding van de regel- en pompunit (EKSRPS3
c.q. EKSR3PA + EKSRDS1A).
4.2Buitenbedrijfstelling
4.2.1Tijdelijke bedrijfsonderbreking
Wanneer langere tijd geen ondersteuning door zonlicht voor de verwa rming van het water nodig is, kan de zonne-energie-ins tallatie
tijdelijk m.b.v. de netschakelaar van de zonne-energie-regelaar worden uitgeschakeld.
Bij vorstgevaar moet:
– de zonne-energie-installatie weer in bedrijf worden gesteld
of
– de nodige vorstbeveiligingsmaatregelen genomen worden voor de aangesloten CV-installatie en de warmwaterboiler
(bijv. ledigen).
4 x Inbedrijfstelling en buitenbedrijfstelling
LET OP!
Een buiten bedrijf gestelde verwarmingsinstallatie kan bij vorst bevriezen en beschadigingen oplopen.
•Een buiten bedrijf gestelde CV-installatie bij gevaar voor vorst laten leeglopen.
Wanneer het vorstgevaar slechts enkele dagen bestaat, hoeft de boiler op grond van de goede warmte-isolatie
niet te worden afgetapt, wanneer de boilertemperatuur regelmatig gecontroleerd wordt en niet tot onder de
+3°C daalt. Hierdoor is het aangesloten warmteverdeelsysteem uiteraard niet tegen vorst beschermd.
Boiler aftappen
•Hoofdschakelaar uitschakelen en tegen opnieuw inschakelen beveiligen.
•:
– De slang met de slangkoppeling op de KFE-kraan op de zonne-energie-retourleiding aansluiten.
– Het water uit de boiler aftappen.
•:
– Instructies m.b.t. het stopzetten in de bedienings- en installatiehandleiding EKSR3PA + EKSRDS1A opvolgen.
Aanwijzingen voor het afvoeren
De DAIKIN-zonne-energie-installatie is milieuvriendelijk opgebouwd. Bij de uiteindelijke afvoer blijven alleen afvaldelen over die
hetzij gerecycled, hetzij zonder schadelijke gevolgen verbrand kunnen worden.
De gebruikte materialen die geschikt zijn voor hergebruik, kunnen op soort worden gesorteerd.
DAIKIN maakt het, dankzij de milieuvriendelijke construc tie van de installatie , mogelijk de opgeb ruikte installatie
milieuvriendelijk af te voeren. Het is voor de verantwoordelij kheid van de gebruiker het afvoeren op de juiste wijze
en overeenkomstig de in zijn/haar land geldende regels te laten geschieden.
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
Installatiehandleiding
27
Page 28
5 x Technische gegevens
5Technische gegevens
5.1Basisgegevens
Platte collector met hoog rendement EKSV26P EKSH26P
Basisgegevens
Afmetingen L x B x H2.000 x 1.300 x 85mm1.300 x 2.000 x 85 mm
Bruto-oppervlakte2,60 m
Apertuuroppervlakte2,35 m
Absorberoppervlakte2,36 m
Absorber
CoatingMIRO-THERM (absorptie max. 96%, emissie ca. 5%
2
2
2
2,60 m
2,35 m
2,36 m
2
2
2
Waaiervormig koperen buisframe met opgelaste aluminiumplaten met een hoog-
waardige coating.
± 2% )
GlasEenlaags veiligheidsglas, overdracht ongeveer 92%
IsolatieSteenwol (50 mm)
Gewicht42 kg42 kg
Waterinhoud1,7 l2,1 l
Max. drukverval bij 100l/h3,0 mbar0,5 mbar
Mogelijke plaatsingshoeken opdakmontage15 tot 80°C
Max. stilstandtemperatuurca. 200°C
Max. bedrijfsdruk6 bar
De collector is bestand tegen stilstand en gecontroleerd op thermische schokken.
Minimumopbrengst collector meer dan 525kWh/m
Tab. 5-1Technische gegevens van platte collectoren
2
per jaar bij 40% dekkingsaandeel (in Würzburg)
EKSV26P
EKSH26P
Installatiehandleiding
28
Afb. 5-1Hydraulische weerstand platte collectoren
Dakmontage van zonnecollectoren
EKSV26P/EKSH26P
4PW56021-1
Page 29
5.2Windzones
5 x Technische gegevens
5.2.1Indeling naar gebieden
Windsnelheden bij
WindzoneGebied
1Binnenland102 km/h116 km/h125 km/h
2Binnenland116 km/h129 km/h137 km/h
Kust133 km/h144 km/h151 km/h
3Binnenland129 km/h140 km/h151 km/h
Kust148 km/h158 km/h164 km/h
4Binnenland140 km/h154 km/h164 km/h
Kust161 km/h170 km/h179 km/h
Tab.5-2Windzone-indeling
5.2.2Maximaal toegestane gebouwhoogten
LocatieWindzone 1 en 2Windzone 3Windzone 4
Binnenland25 m25 m25 m18m25m
Hoogte gebouw <10mHoogte gebouw <18mHoogte gebouw <15 m
Maximaal toegestane gebouwhoogte voor de montage van platte collectoren
Min. aantal dakhaken per
platte collector
Tab. 5-3Max. toegestane gebouwhoogten voor platte collectoren bij opdakmontage