2.1 Houdt u aan de installatie- en
gebruiksaanwijzing
Deze handleiding is een vertaling van de
>> originele versie << naar het Nederlands.
Alle taken die nodig zijn om het systeem te monteren, in bedrijf te stellen, te bedienen en in te
stellen staan in deze installatie- en gebruiksaanwijzing beschreven. Voor gedetailleerde informatie over de aangesloten componenten van uw
verwarmingssysteem verwijzen we naar de bijbehorende documentatie.
● Werkzaamheden aan de Daikin EKSRPS4A
(zoals de hydraulische en elektrische
aansluiting en de eerste inbedrijfstelling)
enkel laten uitvoeren door personen die
gemachtigd zijn en voor de betreffende
activiteit met succes een overeenkomstige
technische of vakkundige opleiding hebben
gevolgd en aan vakkundige, door de
bevoegde instanties erkend opleidingsbijeenkomsten hebben deelgenomen. Daartoe
behoren in het bijzonder verwarmingstechnici,
die op grond van hun vakmatige opleiding en
vakkennis, ervaring hebben opgedaan met
het op vakkundige wijze installeren en onderhouden van verwarmingsinstallaties.
● Lees deze installatie- en gebruiksaanwijzing
aandachtig door voor u met de montage en de
inbedrijfstelling begint of voor u aan het
systeem gaat werken.
● Waarschuwingsaanwijzingen absoluut in acht
en!
nem
Documenten die eveneens van toepassing
zijn
De hierna vermelde documenten maken deel uit
van de technische documentatie van de Daikinzonne-energie-installatie. Houd er ook rekening
mee. De documenten worden met de desbetreffende componenten meegeleverd.
– Daikin platte collectoren met hoge capaci-
teit Solar EKSV21P, EKSV26P en
EKSH26P: Installatiehandleidingen voor
montage op dak, plat dak en in dak
– Daikin warmwaterboiler (EKHWP of
Altherma EHS(X/H)): Gebruiks- en installa-
tiehandleidingen
Bij aansluiting op externe warmteopwekkers of
boilerreservoirs die niet in de leverin
g zijn inbegrepen, gelden de desbetreffende gebruiks- en
installatiehandleidingen.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen en verklaring
van symbolen
Betekenis van de veiligheidsaanwijzingen
In deze installatie- en gebruiksaanwijzing
worden de veiligheidsaanduidingen ingedeeld
op basis van de ernst van het gevaar en de kans
dat het zich voordoet.
GEVAAR!
Wijst op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt u
gevaar op een zwaar en mogelijk dodelijk letsel.
WAARSCHUWING!
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt u
gevaar op een zwaar en mogelijk dodelijk letsel.
LET OP!
Wijst op een mogelijk schadelijke situatie.
Wanneer u deze waarschuwing negeert, loopt
het milieu gevaar of kan er zich materiële
schade voordoen.
Dit symbool wijst op een tip en erg nuttige
informatie voor de gebruiker. Het is dus
geen waarschuwing en wijst dus niet op
mogelijke gevaren.
Speciale waarschuwingssymbolen
Enkele mogelijke gevaren worden aangeduid
door middel van een speciaal waarschuwend
pictogram.
Elektrische stroom
Explosiegevaar
Gevaar voor brandwonden
Bedienings- en installatiehandleiding
4
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 5
2 x Veiligheid
Taakoverzichten
● Taakoverzichten worden in een lijst weergegeven. Wanneer taken in een bepaalde
volgorde moeten worden uitgevoerd, worden
ze genummerd.
Resultaten van een handeling worden met
een pijl aangeduid.
2.3 Gevaren voorkomen
Daikin-zonne-energie-installaties zijn volgens de
laatste stand van de techniek en de erkende
technische regels gebouwd. Bij ondeskundig
gebruik kan echter lichamelijk letsel en materiële
schade ontstaan. Ter vermijding van gevaren de
Daikin zonne-energiesystemen enkel monteren
en bedienen:
– wanneer ze reglementair worden gebruikt,
– en wanneer ze in onberispelijke staat verke-
ren.
Dit veronderstelt dat u de inhoud van deze installatie- en gebruiksaanwijzing kent en toepast, dat
u alle geldende veiligheids- en arbeidsgeneeskundige voorschriften en alle voorschriften om
ongevallen te voorkomen naleeft.
2.4 Reglementair gebruik
De Daikin-zonne-energie-installatie mag uitsluitend als bijverwarming voor CV-installaties
op basis van heet water worden gebruikt.
De Daikin-zonne-energie-installatie mag enkel
volgens de aanwijzingen in deze installatie- en
gebruiksaanwijzing worden gemonteerd, aangesloten en gebruikt.
De regel- en pompeenheid is niet geschikt voor
gebruik in een explosieve omgevingen.
Ieder ander gebruik geldt als niet-reglementair.
In dat geval is de gebruiker zelf aansprakelijk
voor eventuele schade.
Het beoogde gebruik veronderstelt ook het naleven van de vereisten ten aanzien van onderhoud en inspectie. Reserveonderdelen
moeten aan de minimale technische vereisten
van de fabrikant beantwoorden. Dit is het geval
bij originele reserve-onderdelen.
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
5
Page 6
2 x Veiligheid
2.5 Veiligheidsaanwijzingen
Werken op het dak
● Montagewerkzaamheden op het dak mogen
uitsluitend door erkende en geschoolde vaklui
(cv-installateurs, dakdekkers enz.) worden
uitgevoerd. Ze moeten hierbij alle geldende
veiligheidsvoorschriften voor dakwerken in
acht nemen.
● Ze moeten alle montagemateriaal en gereedschap vastmaken zodat het niet kan vallen.
● Voorts moeten ze de zone onder het dakoppervlak ontoegankelijk maken voor
onbevoegden.
Voor u werkzaamheden aan de CV-installatie
uitvoert
● Werken aan het verwarmingssysteem (zoals
installeren, aansluiten en eerste inbedrijfstelling) mogen uitsluitend door erkende en
opgeleide verwarmingsinstallateurs worden
uitgevoerd.
● Schakel bij alle werkzaamheden aan de
verwarmingsinstallatie de hoofdschakelaar uit
en vergrendel hem om te voorkomen dat hij
per ongeluk opnieuw wordt aangeschakeld.
Gebruiker wegwijs maken
● Voor u het zonnesysteem overdraagt, legt u
de gebruiker uit hoe hij het moet bedienen en
controleren.
● Documenteer de overdracht door samen met
de gebruiker het meegeleverde installatie- en
overdrachtformulier in te vullen en te ondertekenen.
Elektrische installatie
● De elektrische installatie mag uitsluitend
worden aangelegd door opgeleide elektriciens onder inachtneming van de toepasselijke elektrotechnische richtlijnen en de
voorschriften van de distributiemaatschappij
voor elektrische energie (EVU).
● De netaansluiting overeenkomstig
60335-1 tot stand brengen via een schei-
EC
dingsinrichting die een scheiding van elke
pool met een contactopeningsbreedte
overeenkomstig de voorwaarden van de
onderspanningscategorie III voor de volle
scheiding vertoont en een foutstroombeveiligingsschakelaar (FCD) met een reactietijd
≤ 0,2 s inbouwen.
● Vergelijk - alvorens de aansluiting op het
elektriciteitsnet te maken - de op het
typeplaatje vermelde netspanning (230 V~,
50 Hz) met die van het elektriciteitsnet.
● Scheid de voeding alvorens werkzaamheden
aan onder spanning staande onderdelen uit te
voeren (schakel de hoofdschakelaar en de
zekering uit en borg deze tegen onbedoeld
herinschakelen).
● Breng - na het voltooien van de werkzaamheden - toestelbekleding en onderhoudsroosters onmiddellijk weer aan.
Bedienings- en installatiehandleiding
6
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 7
3Produktbeschrijving
3.1Opbouw en onderdelen van het Solar-
systeem
3 x Produktbeschrijving
Afb. 3-1 Standaardopbouw van een Daikin Solar systeem (de aansluiting van tegenover elkaar liggende zijden wordt door Daikin aanbevolen)
steuning
16Isolerende bekleding voor roestvrij stale
voor verwarmingsondersteuning
17Zonne-energieretouraansluiting
18Aansluiting van de veiligheid
Tab. 3-1 Legenda bij afb. 3-1
isselaar voor boilerlading
laar voor boilerlading en ver-
de verbrandingsbescher-
n spiraalwarmtewisselaar
soverloop
AVerbruikswaterzone
BZonne-energiezone
FLS Solar FlowSensor (debietmeting)
Solar bedrijfspomp
P
S
EKSRPS4A
t
DHW
T
K
T
R
T
S
T
V
EHS(X/H)
EKHWP
Regel- en pompeenheid
Boilertemperatuursensor
Solar Collectortemperatuursensor
Solar Retourtemperatuursensor
Solar Boilertemperatuursensor
Solar Aanvoertemperatuursensor
Zonne-energievoorraadvat met ingebouwde binnenwarmtepomp
Boiler EKHWP
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
7
Page 8
3 x Produktbeschrijving
3.2Beknopte beschrijving
De Daikin-zonne-energie-installatie is een thermisch zonneenergiesysteem voor warmwaterproductie en bijverwarming.
De Daikin regel- en pompeenheid EKSRPS4A kan
enkel in het drukloze Daikin Solar systeem (DrainBack)
en met het daarvoor voorziene montagemateriaal wor-
den geïnstalleerd en gebruikt.
Voorwaarde voor de storingsvrije werking in het DrainBack-systeem is dat de verbindingsleidingen met een constante helling
(minstens 2
collector bij een wederzijdse aansluiting met een constante
helling naar de retouraansluiting of bij een gelijkzijdige aansluiting waterpas worden gemonteerd.
Werkwijze
De platte collectoren met hoge capaciteit Solar EKSV21P,
EKSV26P en EKSH26P zetten zonnestralen zeer effectief om in
warmte. Het warmtedragermedium is leidingwater.
Als de collectoren een bruikbaar temperatuurpeil halen, wordt het
drukloze bufferwater in de boiler rechtstreeks door de collectoren
gepompt. Anders valt de voedingspomp uit en loopt het systeem
automatisch leeg. Deze werkwijze biedt heel wat voordelen:
– Grote bedrijfszekerheid omdat h
storingsgevoelige onderdelen heeft (zoals bv. een expansievat, een veiligheidsklep, ontluchtingskleppen).
– Goede warmteoverdracht en warmteaccumulatie (werkt zon-
der antivries).
– Lage onderhoudskosten.
– Vorstbestendigheid.
– Geen extra zonnewarmtewisselaar.
– Geen stagnatieproblemen.
Modulaire constructie
Het systeem bestaat uit verschillende componenten die grotendeels op voorhand zijn geassembleerd. Door het gebruik van
steektechniek en verregaande prefabricage
snel en gemakkelijk monteren.
Boiler
De volgende boilers kunt u in combinatie met de Daikin-zonneenergie-installatie gebruiken:
– Daikin EKHWP: warmtegeïsoleerde, drukloze kunststofboiler
(met mo
warmtepomp).
– Daikin AlthermaEHS(X/H): zonn
greerd binnenapparaat van een lucht-water-warmtepomp.
leidingen van de betreffende apparaten.
De in deze handleiding vermelde handeldingsaanwijzingen en
beschrijvingen gelden in principe voor alle bij dit zonne-energiesysteem bruikbare Daikin boilerreservoir
de voorstelling slechts een type (bijv. SCS) wordt beschreven.
Bij afwijkingen van andere boilerreservoirs wordt hier speciaal
op gewezen.
Elektronische regeling
De volledig elektronische Daikin Solar R4-regeling zorgt voor
een optimaal gebruik van zonnewarmte (waterverwarmings, ondersteuning van de verwarmingsinstallatie) en de naleving van
alle aspecten van de werkingsveiligheid. Alle parameters die een
comfortabel gebruik garanderen zijn al af fabriek ingesteld.
%) worden geplaatst en dat de onderkanten van de
et systeem geen schade- of
kunt u het systeem
gelijkheid tot aansluiting van een Daikin lucht-water-
e-energieboiler met geïnte-
Opbouw, werking, inbedrijfstelling en gebruik van
andere Solar-componenten worden niet in deze handleiding beschreven. Gedetailleerde informatie over de
compon
enten vindt u in de gebruiks- en installatiehand-
s, ook wanneer er voor
3.3Systeemcomponenten
3.3.1 Regel- en pompeenheid EKSRPS4A
Bestaande uit:
1Afdekkap
2Aansluitbuizen met
3Daik
4Accessoiretas (hoek,
5Houder
6Solar
Afb. 3-2 Regel- en pompeenheid (EKSRPS4A)
in Solar R4-regeling met boilertemperatuursensor, retourtemperatuursensor, aansluitkabel collector
FlowSensor, aansluitkabel 230 V-netaansluiting (3 m)
sensordop, kunststofdop)
materiaal (bevestigingshoek voor pompopname, bevesti-
gingsbeugel en bevestigingshoek regeling)
Documentatie
3.3.2 Optionele toebehoren
KFE-vulaansluiting
Voor het comfortabel vullen en ledigen van de Daikin warmwaterboiler kan de KFE-vulaansluiting (KFE BA) worden aangesloten.
Voor de instelling en de weergave va de doorstromingshoeveelheid van 2-6 l/min kan de inregelklep (FlowGuard FLG)
gebruikt.
worden
Uitbreidingsset voor zonneboiler
Als het verwarmingsvermogen van een Daikin warmwaterboiler
onvoldoende is, kunnen meerdere Sanicubes / HybridCubes modulair worden samengevoegd.
De volgende componenten worden aangeboden:
– Uitbreidingsset voor zonneboiler CON SX
– Uitbreidingsset voor zonneboiler 2 CON SXE
– FlowGuard FLG
De montage en bediening van deze extra toebehoren wordt uitgebreid beschreven in de betreffende bedienings- en montagehandleidingen.
zonne-energiebedrijfspomp
temperatuursensor,
4 verzinkkopschroeven, 4 parkerschroeven,
Bedienings- en installatiehandleiding
8
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 9
4Montage
T
K
4 x Montage
4.1Systeemplannen
Daikin-zonne-energie-systemen worden meestal conform de
hierna weergegeven installatieconcepten opgebouwd. Informatie
over de hydraulische systeemverbinding met voorbeeldschema's
vindt u in hoofdstuk 8 "Hydraulische systeemkoppeling".
4.1.1 Parallelschakeling
Afb. 4-1 Op tegenoverliggende zijde aangesloten zonne-energie-col-
lectorveld (aanbevolen)
4.1.2 Serieschakeling
Alternatief voor de in deze handleiding beschreven pure parallelschakeling van de zonne-energiecollectoren kunnen bij behoefte
ook max.
Boven elkaar liggende collectoren c.q. collectorvelden moet u in
serie schakelen (afb. 4-3).
3 collectorrijen boven elkaar gemonteerd worden.
Afb. 4-2 Op dezelfde zijde aangesloten zonne-energie-collectorveld
ingen voor aanvoer of retour
e-energieretourleiding
e-energieaanvoerleiding
rijenverbinder
e-energiecollectorveld (2 x 2 collectoren)
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
9
Page 10
4 x Montage
100
710
ø3,5
<15 mm
4.2Regel- en pompeenheid monteren
WAARSCHUWING!
Als u in contact komt met onderdelen onder
stroom kunt u een elektrische schok krijgen.
Die kan levensgevaarlijke letsels en brandwonden veroorzaken.
● Vóór het begin van de werkzaamheden aan
het ketelbedieningspaneel of aan de zonneenergieregeling, de apparaten van de
stroomvoorziening scheiden (zekering,
hoofdschakelaar uitschakelen) en tegen
onbedoeld opnieuw inschakelen beveiligen.
● Om gevaar door beschadigde elektrische
leidingen te voorkomen, mogen ze uitsluitend
door elektrotechnisch gekwalificeerde
vaklieden en met inachtneming van de
geldende elektrotechnische richtlijnen en de
voorschriften van het verantwoordelijke
elektriciteitsbedrijf worden vernieuwd.
● Leef de desbetreffende voorschriften ten
aanzien van de arbeidsveiligheid na.
4.2.1 Montage pompeenheid
LET OP!
Bij de montage kunnen grote hoeveelheden
water uit de zonne-energieboiler stromen.
● De pompeenheid monteren voor de zonneenergieboiler (drukloos bereik) met water
wordt gevuld.
● Als de pompeenheid op een reeds in werking
zijnde zonne-energieboiler moet worden
aangesloten, moet het drukloze boilerbereik
vooraf worden geledigd.
Afb. 4-4 Stap 1Afb. 4-5 Stap 2
GEVAAR!
Uittredend gas in de directe nabijheid van
elektrische componenten kan een explosie
veroorzaken.
● De regel- en pompeenheid EKSRPS4A, en
elektrische onderdelen niet op plaatsen
installeren waar gevaar voor uittredend,
ontvlambaar gas bestaat.
● Neem de minimumafstanden tot wanden en
leidingkokers in acht.
Afb. 4-6 Stap 3
Afb. 4-7 Stap 4
Bedienings- en installatiehandleiding
10
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 11
Afb. 4-8 Stap 5Afb. 4-9 Stap 6
Afb. 4-10 Stap 7Afb. 4-11 Stap 8
Afb. 4-12 Stap 9Afb. 4-13 Stap 10
4 x Montage
LET OP!
Op langere horizontale leidingsecties met klein
verval kunnen zich door uitzetting van de kunststofbuizen tussen de bevestigingspunten waterophopingen met sifonwerking vormen:
● Draagschalen (TS) gebruiken.
● Leg de leidingen nooit horizontaal, maar altijd
met een constant verval (> 2%).
4.2.2 Montage FlowSensor, FlowGuard (optioneel)
Hou bij het monteren rekening met de doorstroomrichting van de meter.
FlowSensor
De FlowSensor FLS 20 (afb. 4-18) is een meetinrichting die
tegelijkertijd de doorstromingshoevee
de aanvoertemperatuur registreert. Het meetbereik ligt tussen
0 en 20 l/min (debiet) en 0 tot 120 °C (aanvoertemperatuur).
De meetwaarden worden op de Solar R4-regeling weergegeven.
r toerentalregeling van de zonne-energiebedrijfspomp P
Doo
neemt de Solar R4-regeling bij de werking van het systeem het
instellen van de passende doorstroming automatisch over.
1. Afdichting (b) op de zonne-energie-aanvoeraansluiting (a)
van de boiler aanbrengen.
2. FlowSensor (c) op de zonne-energie-aanvoeraansluiting (a)
van de boiler schroeven.
3. Pakking (e) aanbrengen en steekmof (f) op de ingang van de
FlowSensors (c) monteren.
4. De aanvoerleiding (g) (Ø 15 mm) tot de benodigde lengte
inkorten en de steekfitting (f) insteken.
5. Kabel van de FlowSensor tussen FlowSensor (c) en de
Solar R4-regeling plaatsen.
6. Kabel van de FlowSensor op de FlowSensor (c) en op de
tplaatrand van de Solar R4-regeling op de positie FLS
prin
(4-polig, zie afb. 4-24) opsteken.
lheid in het collectorveld en
S
Afb. 4-14 Stap 11Afb. 4-15 Stap 12
Afb. 4-16 Stap 13
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Afb. 4-17 Montage FlowSensor FLS
Bedienings- en installatiehandleiding
11
Page 12
4 x Montage
4.2.3 Montage van de temperatuursensor
LET OP!
U mag de voorraadvattemperatuursensor van
de ketelregelaar in geen geval dieper dan 75 cm
in de sensordompelhuls schuiven. Een te diep
geplaatste boilertemperatuursensor kan leiden
tot oververhitting in het warmwaterdeel. Bovendien kan de ketelregeling in de boilerfase 'blijven steken'.
Afb. 4-18 FlowSensor FLS 20 geleverd met 3 m kabel
FlowGuard
De FlowGuard FLG (afb. 4-20) is als toebehoren verkrijgbaar.
Het is e
en regelklep met geïntegreerde doorstromingsweergave
waarmee de doorstromingshoeveelheid door het collectorveld
kan worden ingesteld. Het afleesbereik ligt tussen 2 en 16 l/min.
1. Dichting in de aanvoeraansluiting plaatsen (zie afb. 4-19).
2. Breng de FlowGuard aan en schroef hem vast.
3. Dichting plaatsen en de steekfitting aan de ingang van de
FlowGuard monteren.
4. Voorbereide aanvoerbuis in de steekfitting van de FlowGuard
steken.
1. Drukveren van beide sensoren (retourtemperatuursensor,
boilertemperatuursensor) ombuigen en in de sondebuis
steken.
2. Retourtemperatuursensor in de sondebuis op ca. 130
insteekdiepte (kabelbinder) uitlijnen.
3. Boilertemperatuursensor in de sondebuis op ca. 70 cm
insteekd
iepte (kabelbinder) uitlijnen.
Afb. 4-19 Werkstap 1+2
Afb. 4-20 Toebehoren FlowGuard FLG
Bedienings- en installatiehandleiding
12
Afb. 4-22 Stap 2+3
4. Plaats de stop op de sondebuis en leg de kabels.
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Daikin EKSRPS4A
Page 13
Afb. 4-23 Stap 4
4.2.4 Regeling voorbereiden en aanbrengen
Voorwaarden
– Voor elektrische aansluitingen en elektrische verbruiksmate-
rialen (kabels, isolatie enz.) de geldige nationale voorschriften in acht nemen.
– Voor elke vast bekabelde neta
scheidingsschakelaar volgens EN 603351 voor de alpolige
uitschakeling van het stroomnet en een foutstroombeveiligingsschakelaar met een reactietijd ≤ 0,2 s
Toegestane kabeltypes op de klemmenstrip:
– Enkeldradig ≤ 2,5 mm
– Meerdradig ≤ 2,5 mm
– Meerdradig met aderterminalhuls met isolatiekraag
≤ 1,5 mm
– Meerdradig met aderterminalhuls met isolatiekraag
≤ 2,5
mm
2
2
2
2
ansluiting een afzonderlijke
inbouwen.
Elektrische aansluiting
Afb. 4-24 Toewijzing van aansluitingen
4 x Montage
BSK Spercontact brander
CONF
Programmeerbus voor
software-update
F1Zekering
FLS FlowSensor
n.b. Niet toegewezen
P1Zonne-energiebedrijfs-
1. Bevestig de bijgeleverde kabels met de
bedradingkaartstekers aan de achterzijde van de regelaar.
De connectoren zijn gemerkt om vergissingen uit te sluiten.
Het aansluitschema is op het deksel van de regeling
afgebeeld.
Afb. 4-25 Stap 1
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
13
Page 14
4 x Montage
2. Om een trekontlasting te garanderen, moet u alle kabels door
het labyrint trekken.
Afb. 4-26 Stap 2
3. De collectortemperatuursensorkabel (in de
verbindingsleiding
geïntegreerd) op de stekker
vastklemmen.
5. Regeling van boven af in de bevestigingshoek hangen.
– Erop letten dat de kabellussen (zoals in afb. 4-28 en
afb. 4-29 weergegeven) naar onder wijzen.
Afb. 4-29 Stap 5
6. Bekabeling van de zonne-energiebedrijfspomp PS:
– De pompkabel op de zonne-energiebedrijfspomp P
sluiten.
aan-
S
Afb. 4-27 Stap 3
4. De stekker op de printplaatrand van de regeling, op de positie
TK (2-polig, zie afb. 4-24) steken.
7. Leg de kabels van de regelaar langs de retourleiding en fixeer
de kabels met behulp van kabelbinders.
Bedienings- en installatiehandleiding
14
Afb. 4-31 Stap 7
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 15
4.2.5 Afdekkap aanbrengen
1. Afdekkap opschuiven en uitlijnen. Daarbij de afdekkap
zodanig onder de regelingsbehuizing schuiven dat een
gelijkmatige voeg rondom de regeling ontstaat.
Afb. 4-32 Stap 1
2. Afdekkap aan beide zijden met verzinkkopschroeven op de
regelingsbehuizing vastschroeven.
4 x Montage
Afb. 4-35 Volledig geïnstalleerde EKSRPS4A
Afb. 4-33 Stap 2
3. Afdekkap op de daaronderliggende boileraansluithoek
bevestigen. Daarvoor de zelftappende bevestigingsschroef
(vooraf in de afdekkap gemonteerd) voorzichting via de
verdieping in het onderstel deel van de behuizingsvoorkant
schroeven en aansluitend de afdekkap aanbrengen.
Afb. 4-34 Stap 3
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
15
Page 16
5 x Inbedrijstelling en buiten bedrijfstelling
5Inbedrijstelling en buiten bedrijfstelling
5.1Inbedrijfstelling
WAARSCHUWING!
U kunt het zonne-energiesysteem pas in bedrijf
stelen, nadat alle hydraulische en elektrische
aansluitingen zijn gemaakt.
Een onjuiste inbedrijfstelling kan ten koste gaan
van een goede werking en het hele systeem beschadigen. De installatie en inbedrijfstelling
mag alleen worden uitgevoerd door verwarmingsmonteurs die door Daikin geautoriseerd
en opgeleid zijn.
Voor de inbedrijfstelling moeten de aardleidingsweerstand en de correcte aansluiting
worden gecontroleerd.
LET OP!
De inbedrijfstelling bij vriestemperaturen kan tot
schade aan de volledige installatie leiden.
● De inbedrijfstelling bij buitentemperaturen
onder 0 °C enkel bij de verzekering van een
watertemperatuur van minstens 5 °C in het
zonne-energiecircuit (bijv. voorafgaande
opwarming van de warmwaterboiler).
Daikin raadt aan om het systeem bij extreme
vorst niet in bedrijf te stellen.
Voer alle hierna opgesomde taken in de opgegeven volgorde uit!
1. Boiler vullen:
● Vul de tapwa
● Bufferb
aan de regel- en pompeenheid EKSRPS4A vullen tot het
water via de veiligheidsoverloop uitstroomt.
● Vul- en afta
2. Solar R4-regeling inschakelen.
Initialisatiefase begint.
3. Na de initialisatiefase (temperatuuraanduiding) moet u het
zonne-energiesysteem vullen en ontluchten door gelijktijdig
op beide pijltjestoetsen te drukken (handmatige modus
starten).
De zonne-energiebedrijfspomp P
dige vermogen en het zonne-energiesysteem wordt aan
een maximaal mogelijke bedrijfsdruk onderworpen. Het
zonne-energiesysteem wordt gevuld, de lucht ontsnapt
via de aanvoerleiding in de luchtruimte van het boilerreservoir.
terwarmtewisselaar.
De tapwaterkwaliteit moet overeenstemmen met de
EU-richtlijn 98/83 EC en de regionaal geldende
voorschriften.
oilervolume via de vul- en aftapkraan (KFE BA)
pkraan (KFE BA) sluiten.
draait nu met het volle-
S
4. Onderwerp alle verbindingen in het huis en op het dak aan
visuele controle. Maak eventuele lekken vakkundig dicht.
een
5. Solar R4-regeling uitschakelen.
6. Controleer het vulpeil van het voorraadvat.
Binnen enkele minuten na het uitschakelen en het leeglopen van het zonne-energiesysteem, moet de vulpeilindicator in de warmwaterboiler opnieuw nagenoeg het
niveau bereiken.
vul
– Oorzaak voor een lichtjes lager vulpeil is het achterblijven
van een kleine hoeveelheid water in de onderste vergaarbuizen van de collectoren. Bij een correcte uitlijning van het collectorveld vormt deze hoeveelheid water ook bij vorst geen
evaar voor de collector aangezien er voldoende ruimte aan-
g
wezig is om uit te zetten.
– Als het vulpeil duidelijk onder het vulniveau blijft, kan dit op
iet-ontdekte lekkages of een foutieve plaatsing van de lei-
n
dingen (waterophopingen) wijzen. In dit geval moet het
systeem nog
leerd.
7. De vultijd instellen:
● Solar R4-regeling opnieuw inschakelen (initialisatiefase
gint).
be
● Na de initialisatiefase (temperatuuraanduiding) activeer u
de manuele modus door gelijktijdig op de beide pijltjestoetsen te drukken.
● Ga na hoe
volledig te vullen. Het systeem is volledig gevuld als er
geen luchtgeluiden meer hoorbaar zijn en een stabiele
waarde voor de doorstroming wordt weergegeven
(meetplaats [Debiet] via pijltjestoetsen aansturen).
● De be
instellen (zie hoofdstuk 6.3.6).
8. Solar R4-regeling door gelijktijdige druk op beide
pijltestoetsen of nieuwe uit- en inschakeling in de
automatische modus schakelen.
een keer zeer nauwkeurig worden gecontro-
lang het duurt om het zonne-energiesysteem
paalde tijd plus 20 s bij de parameter [Tijd P2]
Het zonne-energiesysteem is nu bedrijfsklaar.
De correcte doorstroming in het zonne-energiecircuit
wordt door de toerentalregeling van de zonne-energiebedrijfspomp PS automatisch ingesteld.
9. Enkel bij de aansluiting van een regel- en pompeenheid
EKSRPS4A op
– Het volledige, met de FlowSensor in de zonne-energie-
aanvoer gemeten doorstroming moet gelijkmatig over alle
ngesloten zonneboilers worden verdeeld. Voor het
aa
inregelen raden wij het gebruik van een FlowGuard (FLG)
aan elke boiler aan.
10. Geef de gebruiker alle uitleg, vu
stuur het terug naar het adres dat op de achterzijde van deze
installatie- en gebruiksaanwijzing is vermeld.
meerdere zonneboilers:
l het overdrachtformulier in en
Bedienings- en installatiehandleiding
16
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 17
5 x Inbedrijstelling en buiten bedrijfstelling
5.2Buitenbedrijfstellen
5.2.1 Tijdelijke bedrijfsonderbreking
LET OP!
Een buiten bedrijf gestelde verwarminginstallatie kan bij vorst bevriezen en beschadigt
raken.
● Laat een buiten bedrijf gestelde verwarminginstallatie bij gevaar voor vorst leeglopen.
Afb. 5-1 Afvoerslang monterenOptie: Aansluitstuk van veilig-
heidsoverloop demonteren
LET OP!
Langdurig uitgeschakelde pompen kunnen
vastzitten.
Bij een tijdelijk stilgelegd zonne-energiesysteem is ook de beschermfunctie tegen vastzittende pompen (pompkickfunctie) gedeactiveerd.
● De pomp bij een nieuwe inbedrijfstelling op
een correcte werking controleren. Vastzittende pompen kunnen meestal handmatig
opnieuw op gang worden gebracht.
Door de uitschakeling aan de hoofdschakelaar van de Solar R4regeling of loskoppeling van de stekker van de stroomvoorziening, kan het Daikin zonne-energiesysteem tijdelijk worden
elegd.
stilg
Bij vorstgevaar moet:
– het Daikin zonne-energiesysteem opnieuw in bedrijf stel-
len
of
– de nodige vorstbeschermende maatregelen treffen voor
angesloten verwarminginstallatie en het voorraadvat
de a
(bijv. legen).
Als het vriesgevaar maar enkele dagen bestaat, is het
dankzij de zeer goede warmte-isolatie niet nodig om de
rmwaterboiler Daikin leeg te maken, als men de tem-
wa
peratuur ervan regelmatig controleert en niet onder 3 °C
at zakken. Hierdoor is het aangesloten warmtedistributiesys-
la
teem uiteraard niet tegen vorst beschermd.
AKFE-vulaansluiting (toebe-
horen KFE BA)
BVeiligheidsoverloop
CSlang-aansluitstuk voor vei-
ligheidsoverloop
Tab. 5-1 Legende bij afb. 5-1 tot afb. 5-3
● De klepinzet aan de aansluithoek zo instellen dat de weg naar
de blindplug is geblokkeerd (afb. 5-2).
● Een
geschikte opvangbak voorzien en de blinde plug uit de
aansluithoek nemen (afb. 5-2).
Afb. 5-2 Klepinzet blokkeren, blindplug uit de aansluithoek nemen
EDraadstuk
FBlinde plug
GAansluithoek
XKlepinzet
Aftappen van het voorraadvat
● Alle stroomkringen van het zonne-energie- en verwarmingssysteem van de stroomvooziening scheiden en tegen
onbedoeld opnieuw inschakelen beveiligen.
● Afvoe
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
rslang op de vul- en aftapkraan (KFE BA) (afb. 5-1,
pos. A) aansluiten en naar een recipiënt op vloerniveau laten
lopen.
Als er geen KFE-vulaansluiting beschikbaar is,
kan als alternatief het aansluitstuk (afb. 5-1, pos. C)
van de veiligheidsoverloop (afb. 5-1, pos. B)
worden gedemonteerd en gebruikt.
Deze moet na het ledigen terug worden gemonteerd alvorens de verwarmingsinstallatie opnieuw in bedrijf kan
rden gesteld.
wo
Bedienings- en installatiehandleiding
17
Page 18
5 x Inbedrijstelling en buiten bedrijfstelling
● KFE-vulaansluiting
(KFE BA) i
aansluithoek plaatsen en
met klemmen vastzetten
(afb. 5-3).
n de
Afb. 5-3 KFE-vulaansluiting in de
aansluithoek monteren
● KFE-kraan aan de KFE-vulaansluiting (KFE BA) openen.
● Kl
epinzet aan de aansluithoek zo instellen dat de weg naar de
afvoerslag vrij is (zie ook afb. 5-2) en de waterinhoud uit het
boilerreservoir laten lopen.
egel- en pompunit EKSRPS4A overeenkomstig de montagehandleiding (hoofdstuk 4 "Montage") in omgekeerde
volgorde demonteren.
egel- en pompunit EKSRPS4A deskundig afvoeren.
● R
Aanwijzingen voor het afvoeren
Daikin maakt het, dankzij de milieuvriendelijke
constructie van de installatie, mogelijk de opgebruikte
installatie milieuvriendelijk af te voeren. Bij het verwij-
deren, blijft uitsluitend afval ove
kan worden verbrand.
De gebruikte materialen, welke geschikt zijn voor hergebruik,
kunnen naar soort worden gescheiden.
r dat herbruikbaar is of
Het kenmerk op het product geeft aan dat elektrische
en elektronische producten niet bij het ongesorteerde
huishoudelijk afval horen.
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de
verwijdering op de juiste wijze en overeenkomstig de in
zijn/haar land geldende regels te laten plaatsvinden.
itsluitend een gekwalificeerde monteur mag het systeem
● U
demonteren en koelmiddelen, olie en andere onderdelen
hanteren.
er uitsluitend af naar een inrichting die is gespecialiseerd
● Vo
in hergebruik.
Voor meer informatie kunt u terecht bij uw installatiebedrijf of de
daarvoor verantwoordelijke lokale overheden.
Bedienings- en installatiehandleiding
18
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 19
6Regeling
6.1Bedienorganen en uitleeselementen
6 x Regeling
1Hoofdschakelaar met meldlamp
isplay voor de temperatuur- en parame-
2D
terweergave (energiebesparingsfunctie:
10 minuten na de laatste druk op de knop
dooft de displayverlichting)
eldlamp van de collectortemperatuur-uit-
3M
lezing
eldlamp voor de zonne-energieaanvoer-
4M
temperatuur en doorstromingsmeting
(FLS
)
eldlamp voor de temperatuuruitlezing
5M
van het voorraadvat
eldamp van de collector retourtempera-
6M
tuur- uitlezing
Afb. 6-1 Bedienings- en weergave-elementen
7Meldlamp
toerentalgeregelde zonne-energiebedrijfspomp P
knippert als de pomp langzaam draait)
8To
temperatuur- of parameteruitlezing in pijlrichting of om de parameterwaarde te verhogen
9To
temperatuur- of parameteruitlezing in pijlrichting of om de parameterwaarde te verlagen
voor de bedrijfsstatus van de
(licht op als de pomp in bedrijf is -
S
ets Pijl-omhoog om te wisselen tussen
ets Pijl-omlaag om te wisselen tussen de
6.2Werkingswijze van de regeling
In verband met permanente verbeteringen voor een optimaal gebruik van het zonne-energiesysteem werd de
Solar R4-regeling uitgerust met een updatefunctie.
arom gelden sommige, in dit hoofdstuk beschreven
Da
functies uitsluitend voor bepaalde programmaversies. Deze
functies zijn specifiek door symbolen aangeduid.
Software-updates op de Solar R4-regeling mogen enkel door de
Daikin servicetechnici worden doorgevoerd.
De netschakelaar scheidt de Solar R4-regeling volledig
van de netspanning. Het schakelen van de netschake-
laar vereist een hogere toetsdruk dan bij het bedienen
de bedieningstoetsen.
van
nfotoets: geeft toegang tot het informatie-
10I
niveau (weergave van meetwaarden, maximumwaarden en rekenwaarden).
OK-toets: om instellingen in het instelmenu
te kwiteren en op te slaan
egelaarbehuizing
11R
12Sluitschro
(achterzijde)
ypeplaatje
13T
Het apparaat mag enkel door erkende vaklui worden geopend. Voor het openen eerst
e netstekker uittrekken!
d
even voor de apparaatbehuizing
6.2.1 Pompmodus
Het zonne-energiesysteem wordt het hele jaar door volledig automatisch gebruikt zonder dat er handmatige ingrepen noodzakelijk zijn. De toerentalgeregelde pompwerking wordt door de
Solar R4-regeling gestuurd. De bedie
zijn in afb. 6-1 beschreven.
Criterium voor het inschakelen:
– De pompen werken afhankelijk van het permane
temperatuurverschil tussen de collector- (T
temperatuur (T
) en vergelijking met de in de parameter
R
[Delta T aan] ingestelde waarde.
De zonne-energiebedrijfspomp PS wordt ingeschakeld als het
temperatuurverschil (= T
K
[Delta T aan] ingestelde waarde overschrijdt (bijv. retourtemperatuur = 40 °C en [Delta T aan] = 15 K; Collectortemperatuur > 55°C).
nings- en displayelementen
nt gemeten
) en de retour-
K
– TR) de in de parameter
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Criteria voor het uitschakelen:
– De uitschakeling van de zonne-energiebedrijfspomp P
gebeurt bij overschrijding van het temperatuurverschil van de
in parameter [Delta T uit] ingestelde waarde.
1. mogelijkheid: No
rmaal uitschakelen wanneer de "Vultijd"
(parameter [Tijd P2]) is verstreken en het temperatuurverschillen tussen aanvoer- en retourtemperatuur de uitschakelvoorwaarde bereikt (T
– TR < [Delta T uit]).
V
2de mogelijkheid: Snel uitschakelen wanneer de collector
binnen de "Vultijd" (parameter [Tijd P2]) te snel afkoelt
– TR < [Delta T uit]).
(T
K
Bedienings- en installatiehandleiding
S
19
Page 20
6 x Regeling
Bij een actieve vorstbescherming (TK<0 °C binnen de
laatste 24 h) wordt niet snel uitgeschakeld. De zonneenergiebedrijfspomp P
wordt over een langere periode
S
gebruikt, zodat de verbindingsleidingen zodanig sterk
worden verwarmd dat er geen ijsproppen kunnen ontstaan.
In dit geval moet echter een duidelijk hogere collectortemperatuur worden bereikt alvorens de zonne-energiebedrijfspomp
inschakelt.
P
S
– Bereiken van de via parameter [TS max] ingestelde maximale
boilertemperatuur (T
-meldlamp knippert). In dit geval is het
S
opnieuw inschakelen van de zonne-energiebedrijfspomp PS
enkel mogelijk als de boilertemperatuur met meer dan 2 K is
gedaald.
– Bereiken van de via parameter [TK toegelat.] ingestelde
ma
knippert). In dit geval is het opnieuw inschakelen van de
zonne-energiebedrijfspomp P
enkel mogelijk als de collec-
S
tortemperatuur met meer dan 2 K onder de parameterwaarde
[TK toegelat.] is gedaald.
– Defecte FlowSensor.
6.2.2 Booster-functie voor hoge
collectortemperaturen
Vanaf een collectortemperatuur van [TK max] wordt het
vermogen van de zonne-energiebedrijfspomp P
maximaal.
S
Hierdoor verhoogt tegelijk de druk in het systeem en het
debiet, waardoor meer warmte in minder tijd kan worden
ingevoerd.
De Booster-temperatuur kan door de verwarmingsmonteur met
de parameter
[TK max] worden gewijzigd. Deze vermogensverhoging wordt bij een onderschrijding van de Booster-temperatuur
met 5 K automatisch opnieuw uitgeschakeld.
6.2.3 Startoptimalisering
De startoptimalisering verhindert een te vaak takten en vermindert het opgenomen vermogen. Het gaat hierbij om een zelfstandige functie. De startoptimaliserin
veerd.
g is in de fabriek geacti-
6.2.4 Inschakelblokkeerfuncties
De inschakelblokkeerfuncties verhinderen:
– het opnieuw inschakelen wanneer vanwege het bereiken van
gestelde maximale boilertemperatuur [TS max] het
de in
zonne-energiesysteem automatisch werd uitgeschakeld
-meldlamp knippert).
(T
S
– de pompwerking bij een geactiveerde 'versterkte vorstbe-
schermingsfunctie (stersymbool in de display knippert - zie
hoofdstuk 6.2.11).
– de pompwerking wanneer de collectortemperatuur de door de
verwarmingsm
bare waarde overschrijdt (T
Na het uitschakelen van de zonne-energiebedrijfspomp P
vanwege de maximale boilertemperatuur kunnen er bij een aanhoudende zonnestraling op de collector temperaturen van meer
dan 100 °C ontstaan. Als de boilertemperatuur in deze bedrijfssituatie (bijv. door gebruik van warm water) onder de vrijgavetemperatuur ([TS max] – 2 K) daalt, wordt de zonne-energiebedrijfspomp P
lector de met parameter [TK toegelat.] ingestelde herinschakelbeschermingstemperatuur met 2 K is onderschreden.
De functie blokkeertijd zorgt ervoor dat de zonne-energiebedrijfspomp P
na afloop van de in parameter [Tijd SP] ingestelde blokkeertijd
(0 – 600 s) opnieuw wordt vrijgeschakeld.
Daardoor:
– kan het takten van het zonne-energiesysteem worden gemi-
nimaliseerd.
– kan de collector een hogere temperatuur bereiken.
– daalt de aanvoertemperatuur bij het vullen van het zonne-
energiesysteem niet onder
regelt het systeem sneller in.
Als de zonne-energiebedrijfspomp PS bij collectortemperaturen van meer dan 100 °C wordt ingeschakeld
(TK toell > 100 °C), verdampt het retourwater onmiddel-
lijk nadat het in de collector komt. De afbouw van de
thermische
bonden, tijdens het verdampen ontstane kookgeluiden, kunnen
enkele minuten duren.
De stoom ontsnapt bij een correct g
systeem in de zonne-energieboiler, waar
deel weer condenseert. Ook een licht verhoogd bufferwaterverbruik, veroorzaakt door uittredend drukloze waterdamp, is een
ormale bedrijfstoestand.
n
onteur met de parameter [TK toegelat.] instel-
-meldlamp knippert).
K
S-
pas opnieuw ingeschakeld wanneer aan de col-
S
na de intrede van een uitschakelvoorwaarde pas
S
de uitschakelvoorwaarde en
overcapaciteit in de collectoren en de daarmee ver-
eïnstalleerd zonne-energie-
die voor het grootste
Bedienings- en installatiehandleiding
20
6.2.5 Pompkickfunctie
Tijdens langere stilstandtijden wordt de zonne-energiebedrijfspomp PS elke 24 uur gedurende enkele seconden geactiveerd.
Daardoor wordt het vastzitten van de zonne-energiebedrijfspomp
vermeden.
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 21
6 x Regeling
6.2.6 Manuele modus
Uitsluitend voor de inbedrijfstelling en de testen kan de installatie
handmatig gedurende de in de parameter [H/A] ingestelde tijd
worden ingeschakeld. Daarbij zijn alle regelfuncties uitgeschakeld en draait de zonne-energiebedrijfspomp P
afhankelijk van de systeemtemperaturen op de
continu on-
S
ingestelde ver-
mogensstand.
● Door gelijktijdig op beide pijltoetsen te drukken (>1 s) wordt
de handmatige modus geactiveerd c.q. gedeactiveerd.
LET OP!
Een ongecontroleerde handmatige modus kan
tot warmteverlies, extreem hoge boilertemperaturen en in bepaalde koude situatues zelfs tot
vorstschade leiden.
Bij een geactiveerde "versterkte vorstbeschermfunctie"
(stersymbool in de display knippert - zie
hoofdstuk 6.2.10) kan de handmatige modus niet
rden geactiveerd.
wo
FlowSensorTypeParameterwaarde
actief]
[FLS
6.2.7 FlowSensor
De FlowSensor (FLS) dient voor de meting van doorstroming "V"
en aanvoertemperatuur "T
Als de sensor is aangesloten en geactiveerd:
– worden de meetwaarden "V" en "TV" weergegeven.
– werkt de regeling na het vulproces met de reële spreiding
- TR.
T
V
Als het systeem de FlowSensor eenmaal heeft herkend, verschijnt bij een defecte of losgetrokken sensor op de display een
fo
utmelding (zie hoofdstuk 7.1 "Melding van gebeurtenissen").
De installatie werkt nu in de noodmodus zonder FlowSensor.
Als de regeling na een nieuwe installatie of een reset door de
monteur een FlowSensor herkent, wordt wird automatisch de
waarde "20" in de parameter [FLS actief] ingesteld.
In principe moet de correcte parameterwaarde voor de in de installatie ingebouwde FlowSensor gecontroleerd en evt. ingesteld
worden (z
ie tab. 6-1). Door invoer van de parameterwaarde "0"
kan de FlowSensor worden gedeactiveerd.
Als de verwarmingmonteur de stromingsensor deactiveerde, dan
verschijnt er geen foutmelding. De regeling werkt nu zonder de
meetwaarde voor de doorstroming. De voedingtemperatuur "T
wordt daarbij gelijk aan de collectortemperatuur "TK" ingesteld.
Minimaledoorstroming
startfase "V1" in l/min
".
V
Minimale doorstroming
bedrijfsfase "V2" in l/min
"
V
Willekeurig0FLS gedeactiveerd - geen doorstromingshoeveelheid
FLS 12 (op aanvraag)121,51,0
FLS 20
(in de levering inbegrepen)
20*2,01,5
FLS 100 (op aanvraag)10010,05,5
Tab. 6-1 Overzicht stromingsensoren
6.2.8 Vermogensberekening, maximumwaarden en
opbrengstmeting
De jaarafrekening en berekening van de bedrijfsgegevens van de installatie (bijv. zonne-energetische warmteopbrengst) vervangt in geen geval een geijkte warmteverbruikmeter. U mag deze gegevens niet gebruiken
r de omslag van verwarmingskosten of voor soortgelijke juri-
voo
disch bezwarende balansen.
Bij een aangesloten FlowSensor volgt een berekening en jaarafrekening van de bedrijfsgegevens, zoals bijv. de actuele warmteopbrengst en het zonne-energetische warmteverbruik.
De maximale en rekenkundige waarden kunt u via het scherm
pvragen (zie hoofdstuk 6.3). Waarden hoger dan "0" die niet
o
werden gewist, worden ook na het uittrekken of deactiveren van
e FlowSensors (zonder verdere actualisering) nog weerge-
d
geven.
*automatisch ingestelde waarde bij herkende FlowSensor
6.2.9 Toerentalregeling van de zonneenergiebedrijfspomp P
Na het bereiken van de inschakelvoorwaarden zorgt de
Solar R4-regeling voor:
– de aansturing van de zonne-energiebedrijfspomp P
volledige vermogen voor de vulling van het zonne-energiesysteem. Die gebeurt afhankelijk van de ingestelde parameterwaarde [Tijd P2] in [s].
S
Wanneer de correct ingestelde FlowSensor voordat deze
tijd is verstreken een stabiele doorstroming mist, is het
zonne-energiesysteem compleet met water gevuld.
– de aansturing van de zonne-energiebedrijfspomp P
volledige vermogen voor de mogelijk maximale doorstroming
van de installatie.
– de stapsgewijze vermogensdaling van de zonne-energiebe-
drijfspomp P
streefwaarde overeenkomstig afb. 6-2 aanhoudt, of tot de
minimale doorstroming "V2" (afb. 6-3 en tab. 6-1) wordt
onderschreden.
– de traploze vermogensverhoging van de zonne-energiebe-
drijfspomp P
, tot de berekende Streefspreiding "DT" de
S
na een veiligheidstijd "t2" (afb. 6-3).
S
met het
S
met het
S
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
21
Page 22
6 x Regeling
Als de pompcapaciteit te laag is, kan de stroming in het zonneenergiecircuit afhankelijk van de installatie of temperatuur
worden onderbroken. Als de doorstroming gedurende minstens
10 seconden onder de waarde "V2" (
herkent de regeling een doorstroming
gebruikte vermogenstrap wordt als minimaal pompvermogen opgeslagen. Lagere vermogenstrappen worden automatisch geblokkeerd.
De temperatuurafhankelijke vermogensregeling van de zonneenergiebedrijfspomp P
gebeurt aansluitend tussen het be-
S
paalde minimale en maximale vermogen. De spreiding van "TV"
en "TR" (=TV – TR) wordt continu gemeten en met de streefspreiding "DT" vergeleken. Als de temperatuurspreiding tussen
" en "TR" te groot is, wordt het pompvermogen (max. 15
"T
V
stappen) en daarmee de doorstroming door het collectorveld zo
lang verhoogd, tot de ingestelde spreiding is bereikt. Als de
spreiding te klein is, wordt het pompvermogen verminderd
(afb. 6-2). Het huidige pompvermogen wordt tijdens de actieve
looptijd in de bedrijfsweergave [De
meetwaarden in procent weergegeven. Een typisch bedrijfsverloop van een modulerend zonne-energiesysteem wordt getoond in afb. 6-3.
Minimale looptijd van de zonne-energiebedrijfspomp PS met maxi-
t
1
maal vermogen ([Tijd P2])
Stabiliseringstijd
t
2
Herkenduur van een onderbreking (10 s)
t
3
VDoorstro
V1Minimale doorstro
V2Minimale doorstro
breking
ppen worden na de stroomonderbreking
ming in het zonnecircuit
ming in de startfase
ming in de bedrijfsfase
DT Streefspreiding (berekend voor het bedrijfspunt)
P
Zonne-energiebedrijfspomp
S
S1Bovenste streefspreiding ([Spr
S2Onder
T
K
T1Vor
T2Booster-
T3He
—Str
- -Schakelgr
ste streefspreiding ([Spreiding 2])
Collectortemperatuur
stbeschermingstemperatuur ([T frost])
temperatuur ([TK max])
rinschakelbeschermingstemperatuur ([TK toegelat.])
eefspreiding
enzen voor pompmodulatie
eiding 1])
Pompvermogen wordt verhoogd
Pompvermogen wordt verlaagd
Afb. 6-2 Regeling van het pompvermogen aan de hand van het tempe-
ratuurverschil
Als de regeling uit- en opnieuw wordt ingeschakeld:
– worden automatisch geblokkeerde pompstappen opnieuw
gegeven.
vrij
– wordt de installatie automatisch opn
– blijven handmatig geblokkeerde pompstappen
(zie hoofdstuk 6.3.8) geblokkeerd.
ieuw ingeregeld.
Afb. 6-3 Voorbeeld van modulatiemodus met onderbrekingafhankelijke
kkering bij lage pompstanden bij installaties met
blo
FlowSensor
6.2.10 Functie Totale Reset
Door een totale reset gaan alle afzonderlijke instellingen verloren en wordt het gebeurtenissengeheugen
gewist. Alle berekende grootten (Infoparameter) worden op nul gezet.
Als de functie Totale Reset via het menupad wordt geactiveerd,
lijft de totale warmteopbrengst behouden. Met de sneltoets via
b
de toetscombinatie wordt ook deze waarde gewist.
Het apparaat reageert op de Totale Reset met een nieuwe start
(zelftest), alle parameters worden terug naar de fabrieksinstellingen gezet en alle geblokkeerde pompvermogenstrappen
vrijgegeven. De reset gebeurt:
worden
● Via menupad: Activering door de verwarmingsmonteur in het
instelmenu [Systeem].
● Doo
r sneltoets: Gelijktijdige druk op de OK- en de pijltjes-
toetsen.
Bedienings- en installatiehandleiding
22
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 23
6 x Regeling
6.2.11 Vorstbeschermende functie
Van zodra de collectortemperatuur "TK" onder [T frost] (in de fabriek gedefinieerde vorstbeschermingstemperatuur) daalt, wordt
e vorstbeschermingsfunctie geactiveerd. Deze blijft na het over-
d
schrijden van deze grenstemperatuur nog gedurende de volgende 24 h bestaan.
Bij een geactiveerde vorstbescherming wordt bij de standaard
temperatuuraanduiding op het scherm een 'ster'-symbool getoond.
Afb. 6-4 Modusuitlezing bij actieve vorstbe-
scherming
De zonne-energie-installatie treedt bij een actieve vorstbescherming pas in werking, als aan de inschakelvoorwaarde is
voldaan en de collectortemperatuur "TK" de waarde van "TK
save" (fabrieksinstelling 70°C) overschrijdt. De zonne-energiebedrijfspomp P
in de parameter [Tijd P2] gedefinieerde tijd gebruikt, ook
wanneer de de uitschakeltemperatuurvoorwaarde reeds eerder
wordt vervuld.
Indien nodig (bijv. bij lange afstanden van de verbindingsleiding
n het buitenbereik) kan deze minimale startlooptijd door de ver-
i
warmingsmonteur met een in
verlengd. Dit voorkomt de vorming van ijsdruppels in de verbindingsleiding.
Aan de status van de vorstbeschermingsfunctie [FR actief] kan
worden herkend of de functie geactiveerd of gedeactiveerd is
(afb. 6-7). De verwarmingsmonteur kan de functie handmatig inof uitschakelen.
De positie van de collectortemperatuursensor kan in de parameter [TKpos] worden ingesteld.
Voor de optimalisering van de vorstbescherming moeten de collectoren met de sensorpositie "Onder" worden ingebouwd.
De parameter [TKpos] moet op de daadwerkelijke inbouwpositie
n de collectortemperatuursensor worden ingesteld (zie
va
hoofdstuk 6.3.7).
wordt na het inschakelen minstens gedurende de
S
stelbare tijd ([Tijd vorst]) worden
6.2.12 Lekbeschermende -functie
Als er na het inschakelen van de zonne-energiebedrijfspomp PS
en afloop van de vultijd [Tijd P2] geen minimale doorstroming
"V1" overe
enkomstig tab. 6-1 aan de FlowSensor wordt vastgesteld, kan:
– een defect van de FlowSensors of
– een lekkage in de zonne-energie-installatie ontstaan.
Om te voorkomen dat bij een lek het volledige bufferwater uit het
systeem wordt gepompt, wordt de zonne-energiebedrijfspomp
PS gedurende 2 uur uitgeschakeld en verschijnt de foutmelding
"W" knipperend in de linkerkolom van de display.
Als deze fout 3x achter elkaar optreedt zonder dat de minimale
doorstroming startfase "V1" daartussen werd bereikt, schakelt de
zonne-energiebedrijfspomp P
zich permanent uit en verschijnt
S
de foutmelding "F" in de linkerkolom van de display.
● Vervang de defecte sensor of dicht het lek.
● Foutmelding door "UIT-/IN-schakelen" aan de hoofdscha-
kelaar wissen.
De installatie is opnieuw bedrijfsklaar.
Versterkte vorstbeschermingsfunctie
Van zodra de Solar R4-regeling een collectortemperatuur "TK"
onder -5 °C (onveranderbare parameter [T frost off]) registreert,
wordt
de versterkte vorstbeschermingsfunctie actief. Daarmee
wordt de pompwerking volledig geblokkeerd - ook in de handmatige modus.
De functie blijft na het overschrijden van deze grenstemperatuur
og 24 uur actief.
n
De versterkte vorstbeschermin
perend stersymool op de display van de Solar R4-regeling weergegeven. De functie kan niet handmatig word en uitge-
schakeld.
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
gsfunctie wordt door een knip-
Bedienings- en installatiehandleiding
23
Page 24
6 x Regeling
6.3Instellen en menuvoering
Tab. 6-2 bevat een overzicht van de beschikbare meetlocaties en
de bijbehorende uitleesformaten. In tab. 6-3 zijn de presentaties
van de berekende parameters opgenomen.
MeetitemOmschrijving
MeetbereikGebeurtenisSensor
uitlezing
T
K
T
R
T
S
T
V
VDebiet
Tab. 6-2 Overzicht meetitems
Collectortemperatuur-30 tot 250 °C1 KPt 1000-temperatuursensor
Retourtemperatuur0 tot 100 °C1 KPTC-temperatuursensor
Boilertemperatuur0 tot 100 °C1 KPTC-temperatuursensor
Aanvoertemperatuur0 tot 100 °C1 K
0,0 tot 12,0 l/min
0,0 tot 20,0 l/min
0,1 l/min
0,0 tot 100,0 l/min
FlowSensor (alle types) met
spanningsuitgang 0,5 tot 3,5 V
FlowSensor FLS 12 met
spanningsuitgang 0,36 tot 3,5 V
FlowSensor FLS 20 met
spanningsuitgang 0,36 tot 3,5 V
FlowSensor FLS 100 met spanningsuitgang
36 tot 3,5 V
0,
ParameterOmschrijvingBereikGebeurtenisOpmerking
TK max
Maximale collectortemperatuur
-30 tot 250 °C1 K–
TK minMinimale collectortemperatuur -30 tot 250 °C1 K–
0,0 tot 12,0 l/min
V maxMaximale doorstroming
0,0 tot 20,0 l/min
0,0 tot 40,0 l/min
0,1 l/minMaximumdebiet bij het vullen
0,0 tot 100,0 l/min
PSPiekvermogen0,0 tot 99,9 kW0,1 kW
PS(15h)Dagpiekvermogen0,0 tot 99,9 kW0,1 kW
W(15h)Dag-warmteopbrengst0,0 tot 999,9 kWh0,1 kWh
WTotale warmteopbrengst
0,0 tot 9999,9 kWh
of 10,000 tot
99,999 MWh
0,1 kWh
0,001 MWh
PActuele vermogen0,0 tot 99,9 kW0,1 kW
DTStreefspreiding1 tot 23 K1 K
P1
Minimumtrap
Minimumtrap
aan
Tab. 6-3 Infoparameter (maximale en rekenkundige waarden)
Vermogenstrap in normale
s
modu
Kleinste vrijgegeven vermogensniveau P1
Looptijd van de zonne-energiebedrijfspomp P
S
0 tot 100 %1 %–
1 tot 10;
0 tot 100 %
1; 1 %
0 tot 99999 h1 hEnkel voor vaklui toegankelijk (zie afb. 6-7)
Maximale waarde als gemiddeld vermogen
edurende 5 min
g
Maximale waarde van het piekvermogen binnen de laatste 15 uur
Uit het actueel vermogen bepaalde warmteopbrengst binnen de laatste 15 uur
Uit het actuele vermogen bepaalde totale
nne-energiewarmteopbrengst
zo
Gemiddelde waarde gedurende de voorbije
uut
min
Ingesteld temp.verschil T
modus (berekend)
Enkel voor vaklui toegankelijk (zie afb. 6-7)
bij modulatie-
V–TR
Bedienings- en installatiehandleiding
24
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 25
6.3.1 Startdisplay
6 x Regeling
Na het inschakelen voert de Solar R4-regeling een zelftest uit.
Hierbij worden alle displayelementen gericht aangestuurd en
worden de instelparameters van het gebruikersniveau weergegeven. De volgende testfases worden doorlopen en gedurende
ngeveer 2 s weergegeven (afb. 6-5):
o
– Onmiddellijk na het inschakelen versch
ijnt het startscherm,
waarop de geïnstalleerde softwareversie en het serienummer
van het apparaat worden weergegeven.
– Bij de eerste inbedrijfstelling wordt aansluitend naar de
nste weergavetaal gevraagd.
gewe
– Daarna worden de huidige parameterinstellingen weergege-
ven die door de gebruiker kunnen worden veranderd.
– Als de bedrijfsweergave verschijnt, is de zelftest afgesloten.
– De functies van de zonne-energiebedrijfspomp P
en hun
S
bedrijfsstatusmeldlampen kunnen om veiligheidsredenen
enkel handmatig worden gecontroleerd (zie hoofdstuk 6.2.6).
Zolang u geen handmatige verstelling uitvoert of een
resultaat overeenkomstig tab. 7-2 een andere weergavevorm oproept, blijft het aa
ngestuurde meetwaarde- of
infoscherm actief. Dit wordt ook na parameterwijzigingen of "UIT-/IN-schakelen" opnieuw geactiveerd. Als er Infoparameters worden weergegeven, is er geen meetplaatsmeldlamp
activeerd.
ge
Afb. 6-5 Startdisplay
6.3.2 Systeemdisplay
Op het systeemdisplay worden systeemtemperaturen,
maximumwaarden en getalwaarden weergegeven. Na het startscherm gaat de Solar R4-regeling automatisch over in de
bedrijfsweergavemodus, er wordt een bedrijfswaarde weergegeven en de bijbehorende meldlamp brandt.
t een druk op de pijltjestoetsen schakelt u om tussen de
● Me
vier temperatuurmeetwaarden en de doorstromingsmeetwaarde (zie tab. 6-2 en tab. 6-6) navigeren.
● Na een
De linkerkolom van de display dient als statusweergave.
Betek
– "1" op regel 1, zonne-energiebedrijfspomp P
– "2" op regel 2, zonne-energiebedrijfspomp P
– "B" op regel 3, branderblokkeercontact actief (zie hoofdstuk
– "H" op regel 4, manuele modus actief.
druk op de infotoets verschijnen de maximum- en
getalwaarden (zie tab. 6-3) op het display.
enis:
normale
S
modus actief.
met maximaal
S
vermogen (Booster) actief.
6.3.10) of een foutstatus (zie hoofdstuk 7.2 "Verhelpen van
storingen").
Afb. 6-6 Systeemdisplay
6.3.3 Instelmenu
In het menu worden de parameters van de Solar R4-regeling
weergegeven en gewijzigd.
● Door eenmaal (>2 s) op de OK-toets te drukken, komt u in het
menu of keert weer terug naar het bedrijfsvenster.
Kortstondig aanraken kwiteert de selectie, opent het
volgende menuscherm of er verschijnt gedurende ca. 1 s
geslagen] voor een gewijzigde waarde.
[Op
het gewenste parametervenster bereikt u het menu voor
● Via
het wijzigen van parameters als u de OK-toets indrukt.
In het menu (afb. 6-7) wordt op de eerste regel het actieve menupad getoond, in de linker kolom wijst een cursor (">") naar het
daa
ronder liggende menupad of naar een parameter. Van hieruit
kunt u met de pijltjestoetsen naar boven (+ toets) of naar onder
(– toets) door de menustructuur navigeren.
De ingestelde waarde kunt u met de pij
korte druk op de pijltjestoets wijzigt de waarde met één eenheid.
Als u de waarde sneller wilt wijzigen, moet u de toets ingedrukt
houden.
Als de gewenste parameter werd gewijzigd en de complete parameterlijst naar beneden wordt doorgebladerd, keert u weer terug
r het keuzemenu [Selectie 2/2] en van daaruit naar de be-
naa
drijfsweergave (zie afb. 6-7). De regeling werkt onmiddellijk met
de nieuwe parameterwaarden. In principe schakelt de regeling
naar de systeemdisplaymodus wanneer u ongeveer 10 mi-
om
nuten lang geen toets indrukt.
ltjestoetsen wijzigen. Een
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
25
Page 26
6 x Regeling
Afb. 6-7 Instelmenu
Bedienings- en installatiehandleiding
26
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 27
6 x Regeling
6.3.4 Invoeren van een wachtwoord
Het monteursniveau van het instelmenu wordt beveiligd door een
wachtwoord, dat bij het opstarten van het instelmenu moet
worden ingevoerd. Dit moet u bij het begin van het instelmenu
aangeven. Het gebruikers- en het monteursniveau worden in
afb. 6-7 met een verschillende kleur weergegeven.
Alternatieve snelle toegang tot het instelmenu:
Na het inschakelen van de regeling, tij
dens de startweergave,
een lange druk op de pijltjestoets naar boven (+).
Zolang u het toestel manueel bedient, moet u geen paswoord
aangeven. Ongeveer 10 minuten na een laatste druk op een
toets is het paswoord niet langer van kracht. Voor het gewenste
niveau verschijnt na invoeren van het paswoord gedurende 2 s:
– [Gebruiker OK],
– [Vakman OK] of,
– [Password fout].
Gebruikerswachtwoord
Dit wachtwoord is in de fabrieksinstelling van de Solar R4-regeling niet geactiveerd. Door een viercijferige code in te geven,
beveiligt u alle parameters die u in het deel van de gebruiker kunt
instellen (kinderslot of conciërgefunctie). De parameters van het
gebruikersniveau kunnen in principe enkel bij een gedeactiveerd
of geldig gebruikerswachtwoord worden gewijzigd.
Het activeren en wijzigen c.q. op
kerswachtwoord gebeurt in het menupad: [Selectie 1/2] ->
[Functies] -> [Passwor
d wijzigen] (zie afb. 6-7):
● Voer het oude wachtwoord in het dataveld [actueel 0000] en
het nieuwe in het dataveld [nieuw 0000] in. Bevestig elk cijfer
van het paswo
ord met de OK toets.
● Bij het invoeren van een nieuw wachtwoord moet u zowel het
dataveld [actueel 0000] als het dataveld [nieuw 0000]
len.
invul
Als het gebruikerswachtwoord is geactiveerd, verschijnt in het
menupad: [Selectie 1/2] uitsluitend [Password 0000]. Het gebruikerwachtwoord wordt pas na 10 min. of na het opnieuw inschakelen van de Solar R4-regeling actief.
nieuw toewijzen van het gebrui-
6.3.6 Parameters inste l l en en terugz et te n
De instelling van de parameters wordt overeenkomstig afb. 6-7
uitgevoerd. Alle instelbare parameters worden met toegangsniveau, verstelbereik en fabrieksinstelling in tab. 6-5 getoond. In
het menupad: [Selectie 1/2] -> [Parameterselectie] -> [terugzetten] kunt u de maximale waarden en berekende waarden
(zie tab. 6-5) terugzetten. Met de OK to
ets zet u de gekozen
maximumwaarde onmiddellijk op nul. Met een druk op pijltjestoets naar onder maakt u dit weer ongedaan en keert de cursor
rug naar links. Met de OK toets bevestigt u uw keuze. Door her-
te
haaldelijk op de pijltoets omlaag te drukken, komt u in het veld
[Selectie 2/2]. Door op [terug] te drukken
, navigeert u naar de be-
drijfsweergave.
Via het menupad: [Selectie 2/2] -> [Systeem] -> [terugzetten] kan
de functie Totale Reset worden geactiveerd. Het systeem daarna
opnieuw (zie ook paragraaf 6.2.10).
Door een totale reset gaan alle afzonderlijke instellingen verloren en wordt het gebeurtenissengeheugen
gewist. Alle berekende grootten (Infoparameter) worden op nul gezet.
Als de functie Totale Reset via het menupad wordt geactiveerd,
blijft de totale warmteopbrengst behouden. Met de sneltoets via
de toetscombinatie wordt ook deze waarde gewist.
6.3.7 Instelling van de inbouwpositie van de
collectortemperatuursensor
Enkel wanneer de collectortemperatuursensor bij
bestaande zonne-energiesystemen boven werd
gemonteerd, moet de fabriekinstelling "↓" van de parameter [TKpos] worden gewijzigd.
Monteurswachtwoord
Het wachtwoord wordt in het menupad: [Selectie 1/2] onder
[Password 0000] ingevoerd. Daarmee worden alle voor de
monteur belangrijke installatieparameters in het instelmenu vrijgeschakeld (zie afb. 6-7).
6.3.5 Taalkeuze
Bij de eerste inbedrijfstelling of na een totale reset wordt de
weergave (afb. 6-5) tijdens de start aangehouden en wordt er
gevraagd om een taalkeuze te maken.
● Selectee
de selectie met behulp van de OK-toets.
In het instelmenu kunt u via het menupad: [Selectie 1/2] ->
uncties] -> [Taal wijzigen] achteraf ook een andere taal selec-
[F
teren (afb. 6-7).
Alternatieve snelle toegang tot de taalkeuze:
Gelijktijdige druk op de OK-toets en de pijltjestoets naar
boven (+).
r met behulp van de pijltoetsen een taal en kwiteer
Afb. 6-8 Instelling parameter [TKpos] bij inbouwpositie collectorsensor
"Boven"
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
27
Page 28
6 x Regeling
6.3.8 Handmatige instelling van de
Pomptoerentalregeling
Bij sommige vermogenstrappen van de toerentalgeregelde
zonne-energiebedrijfspomp P
kan soms extra lawaai ontstaan.
S
Het huidige vermogen van de geselecteerde trap wordt in de
onderste regel [Debiet] in de bedrijfsweergave (zie afb. 6-6)
procentueel weergegeven.
oteer bij welke vermogenstrap de problemen zich voordoen.
● N
● Via het menupad: [Selectie 2/2] -> [Systeem] -> [Modulatie]
naar [Niveau] (zie afb. 6-7) navigeren.
Hier kunt u tot 10 toerentaltrappen de
activeren. Naast het cijfer
van de capaciteitstand (beginnend met 01 voor het laagste capaciteit) en de activiteitsstatus wordt h
ier onder [Vermogen] het per-
centage van de capaciteit in de betreffende stand weergegeven.
● Geluidsintensieve trap onder de parameter [actief] op [nee]
zetten.
De trap wordt bij de aansturing van de zonne-energiebe-
drijfspomp PS overgeslagen. De blokkering blijft ook na
het "UIT-/IN-schakelen" van de regeling behouden.
Ze kan door de instelling van de parameter [actief] op [ja]
door de functie Totale Reset opnieuw worden opgehe-
of
ven.
6.3.9 Correctiewaarden voor meetlocaties
Deze instellingen zijn enkel na invoer van het monteurswachtwoord toegankelijk.
Wijkt de meetwaarde van een sensor af van d
kunt u deze via een correctiewaarde compenseren.
● Via het menupad: [Selectie 2/2] -> [Systeem] -> [Correctie-
waarden] de correctieparameters (zie afb. 6-7) selecteren en
waarden overeenkomstig tab. 6-4 wijzigen.
Omschrijving/
[weergave]
Collectortemperatuur/
Meet-/Instel-
/Waardebereik
-9 tot +90 K1 K
[Collector]
Retourtemperatuur/
-9 tot +90 K1 K
[Retour]
Boilertemperatuur/
-9 tot +90 K1 K
[Boiler]
Aanvoertemperatuur/
-9 tot +90 K1 K
[Aanvoer]
Debiet/
-2 tot +20 l/min0,1 l/min
[Debiet]
Tab. 6-4 Correctiewaarden voor gemeten gegevens
e reële waarde, dan
Fabriek
Resolutie
swaarde
6.3.10 Spercontact brander
Dit contact stuurt een extern verwarmingstoestel zo aan dat de
boiler bij gunstige weersomstandigheden niet door het externe
verwarmingstoestel wordt opgewarmd. Hiervoor heeft u de aansluitkabel BSKK nodig, die als toebehoren wordt aangeboden.
ls het zonne-energiesysteem een door de verwarmingsmonteur
A
instelbaar capaciteit bereikt (menupad: [Selectie 1/2] -> [Parameterselectie] -> [P min]) of als de boiler tot een door de verwarmingsmonteur instelbare minimal
rameter [TS min] zie tab. 6-5) wordt verwarmd, wordt via een
contact bijv. de brander stroomloos geschakeld. De parameterinstelling voor het branderblokkeercontact wordt in afb. 6-7 beschreven.
Door de parameter [Tijd VBSK] is het mogelijk om een vertraging
n het schakeltijdstip voor het branderblokkeercontact in te stel-
va
len. Het branderblokkeercontact schakelt pas na afloop van de
ingestelde vertragingsduur bij het overschrijden van de min. temperatuur [TS min] in het voorraadvat of bi
het ingestelde min. actuele vermogen voor een branderstop
[P min] (voorbeeld zie afb. 6-9).
In het volgende voorbeeld (afb. 6-9) wordt een fictief verloop van
de boilertemperatuur weergegeven.
Op het tijdstip "t1" wordt de in de bedrijfsparameter [TS min] gedefinieerde minimale temperatuur voor de branderstop voor het
verschreden. Aangezien de boilertemperatuur "TS" kort
eerst o
daarop nog een keer onder deze waarde daalt, leidt dit niet tot de
activering van het branderblokkeercontact.
Nadat de boilertemperatuur "TS" op het tijdstip "t2" permanent
wordt overschreden, leidt dit met de vertraging "VBSK" op het
tijdstip "t
" tot de activing van het branderblokkeercontact.
3
Analoog hiermee wordt het branderblokkeercontact pas op het
De volgende tabel vat de fabrieksinstellingen en de mogelijke en
de aanbevolen instelbereiken van de systeemparameters voor
de Solar R4-regeling samen.
6 x Regeling
ParameterOmschrijvingVoorbe-
houden
InstelbereikAanbevolen
instelbereik
Fabrieksin-
stelling
Resolutie
voor
TKposCollectorMonteur↑ ↓
Delta T aanInschakeltemperatuurverschil
Delta T uitUitschakeltemperatuurverschil
TS maxMaximale boilertemperatuur20 tot 85 °C75 tot 85 °C80 °C1 K
TR minMinimale retourtemperatuur10 tot 60°C —25 °C1 K
TS min
Minimale boilertemperatuur voor branderstop
0 tot 99 °C—99 °C1 K
Extra startlooptijd van de zonne-ener-
Tijd vorst
giebedrijfspomp P
bij actieve vorstbe-
S
0 tot 600 s—0 s1 s
schermingsfunctie
Tijd SP
Tijd VBSK
Blokkeertijd zonne-energiebedrijfspomp
P
S
Vertraging
branderblokkeercontact
0 tot 600 s—30 s10 s
10 tot 600 s—120 s10 s
Tab. 6-5 Parameteroverzicht
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
29
Page 30
6 x Regeling
De systeemparameters moeten bij de inbedrijfstelling
individueel afgestemd worden op de concrete installatie. U kunt ze nadien op basis van de gebruikservaring
optimaliseren. Doorgaans werkt het systeem al
nog
met de fabrieksinstellingen.
De volgende aanwijzingen helpen bij het bepalen van de instelwaarden en garanderen een optimale warmteopbrengst bij een
laag stroomverbruik:
● Het inschakeltemperatuurverschil [Delta T aan] zo instellen
dat de installatie bij gelijkblijvende instralingsverhoudingen
na het inschakelen in werking blijft en niet door afkoeling van
de collector bij het verbruik van warmte direct weer
uitschakelt. Hoe lager u deze waarde kunt instellen, hoe
langer het systeem in bedrijf blijft en hoe groter de warmteopbrengst. Bij een te laag ingesteld inschakeltemperatuurverschil koelt de collector al bij het vullen zo sterk af dat het
itschakeltemperatuurverschil wordt onderschreden.
u
De pompen schakelen onmiddellijk opnieuw uit. Dit leidt
tot lage warmteopbrengsten en een hoog stroomverbruik.
et uitschakeltemperatuurverschil [Delta T uit] zo instellen
● H
dat het op het uitschakelpunt te winnen warmtevermogen
hoger is dan het voor de pompaandrijving benodigde
elektrische vermogen.
Aangezien het stroomverbruik van de zonne-energiebe-
drijfspomp P
het aangesloten collectorveld is, maar het te winnen
warmtevermogen direct afhankelijk is van het aantal collectoren, wordt de parameterwaarde bij minder collectoren hoger en bij meerdere collectoren lager ingesteld.
e looptijd [Tijd P2] voor het maximale vermogen van de
● D
zonne-energiebedrijfspomp PS zo instellen dat in alle bedrijfsgevallen de totale doorsnede van de aanvoerleiding met
water is gevuld. De benodigde tijd via de duur van de
waarneming van luchtgeluiden van het inschakelen van de
zonne-energiebedrijfspomp P
de boiler bepalen en bij de gemeten tijd een veiligheidsmarge
van 20 s optellen. De vultijd hangt af van het ingestelde
debiet, het aantal collectoren, de hoogte van de installatie en
de lengte van de verbindingsleiding.
e maximale boilertemperatuur [TS max] stelt u overeen-
● D
komstig de individuele behoeften in. Hoe hoger de parameterwaarde, hoe groter de beschikbare warmteopslagcapaciteit en daarbij het vermogenspotentieel van het Daikin
nne-energiesysteem.
zo
nagenoeg onafhankelijk van de grootte van
S
tot aan de aanvoeringang in
S
WAARSCHUWING!
In de zonneboiler kunnen temperaturen van
meer dan 60 °C optreden.
opnieuw aanslaat, hoewel de boilertemperatuur verdere
opwarming toelaat.
● Om de en
[TK toegelat.] op een waarde groter dan 100 °C instellen en
daarmee de herinschakelbeschermingsfunctie deactiveren.
In dat geval moet de eigenaar van
hoorbare kookgeluiden en stoomvorming tijdens het vullen
worden geïnformeerd.
ergieaanvoer te maximaliseren moet u de
de installatie over duidelijk
6.4.2 Overige instellingen van uw zonne-
energiesysteem
De volgende instelaanwijzingen gelden enkel voor de basisinstelling met ingebouwde FlowGuard:
● Handmatige modus activeren.
● De waterdoorstroming na de volledige systeemvulling
zodanig instellen dat elke collector met 90 tot 120 l/u wordt
rstroomd. De doorstromingshoeveelheid ofwel door
doo
instelling van de toerentalstand op de zonne-energiebedrijfspomp P
(inregelklep met doorstromingsweergave) beïnvloeden.
Richtwaarden voor de correcte klep-/pompstandinstelling zijn
in tab. 6-6 opgenomen.
● Na afslui
kelen.
Aantal
collectoren
23,0 tot 4,0180 tot 240
34,5 tot 6,0270 tot 360
46,0 tot 8,0360 tot 480
57,5 tot 10,0450 tot 600
Tab. 6-6 Instelling van het debiet op de FlowGuard (FLG)
Voor een snelle en veilige vulling van het systeem de
zonne-energiebedrijfspomp PS in principe op een hoge
toerentalstand instellen, wanneer de installatiehoogte
H als hoogteverschil tussen het opstellingsvlak van de
zonneboiler en de bovenkant van de collector niet hoger is dan
10 m (in stand 2) of 8 m (stand 1) en de doorstroming nog voldoende groot is.
Ook bij een correcte instelling van het doorstromende
volume, het inschakeltemperatuurverschil [Delta T aan]
eve
zonne-energiesysteem zo nu en dan uit. Als de zon
opkomt of daalt en de boilertemperatuur stijgt, daalt de collectortemperatuur langzaam wanneer de pompen worden aangeschakeld, zodat aan de uitschakelvoorwaarden wordt voldaan.
Op grond
collectortemperatuur weer, de pompen werken en de installatie
pulseert, omdat de zonnestraling niet meer voldoende is voor
een continue werking. De FlowSensor vermindert dit effect door
pomptoerentalregeling.
of/en door instelling van de FlowGuards
S
ting van de instelling de Solar R4-regeling uitscha-
Gewenste
doorstroming
in l/min
nals de beste weersomstandigheden schakelt het
van aanhoudende zonnestraling stijgt de
Gewenste
doorstroming
in l/h
De gebruiker kan immers verontrust worden wanneer zich bij het
aanschakelen stoom vormt. Om kookgeluiden en dampvorming
te verhinderen, is de herinschakelbeschermingstemperatuur
[TK toegelat.] in de fabriek ingesteld. De Solar R4-regeling
kelt de zonne-energiebedrijfspomp PS pas in als de collec-
scha
tortemperatuur eenmaal met 2 Kelvin onder de ingestelde
parameterwaarde is gedaald. De installatie start daardoor zonder
verdamping in de collector op. Op een wolkenloze dag kan dit er
echter toe leiden dat het systeem pas in de late namiddag
Bedienings- en installatiehandleiding
30
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 31
6 x Regeling
6.4.3 Instellingsaanbeveling voor de bijverwarming
via externe warmtebronnen of de
Elektroverwarmingsstaaf,
branderblokkeercontact
Het grootste rendement haalt u wanneer u:
● De zonn
temperatuur, via de externe warmtebronnen of de elektroverwarmingsstaaf verwarmen.
● Nala
a) Geoptimaliseerde tijden voor het "normale gebruik" door
b) Geef het bijladen afhankelijk van de aangesloten
● De drukvul
nutscyclus niet meer rechtstreeks wordt opgewarmd.
tuur van 40°C. Het koude water da
boiler loopt, moet in de zonneboiler in het doorlopende verwarmingsprincipe worden verwarmd.
● Stel bij grotere hoeveelheden warm water en om comfort te
garanderen, ook bij buitengewone gebruikstijden de temperatuur in de warmwaterzone voldoende hoog in tellen of geef
de wa
kelen op een ander tijdprogramma.
eboiler zelden, en dan enkel tot een nog voldoende
adtijden via tijdprogramma inkorten:
regelmatige verbruiksgewoonten bepalen.
warmtebron
gebruikstijd vrij.
De optimale boilertemperatuur hangt af van uw persoonlijke behoefte. Vaak volstaat een boilertemperatuur van 50°C. Bij een douche verbruikt u gemiddeld
on
rmteopwekker voor het bijladen vrij, bijv. door omscha-
1/2 tot 2 uren voor de gebruikelijke
tijd zo beperkt dat de boiler na een normale
geveer 30 tot 50 l warm water met een taptempera-
t tijdens het douchen in de
Instelling van de boilerlaadtemperatuur
● De streeftemperatuur van het warme water zodanig instellen
dat bij de laagst mogelijke instelwaarde voldoende warm
water voor het aftappen (bijv. voor 1 douche) ter beschikking
staat. Deze instelling dient er toe om de maximale opwarming
van het warme water door de zonne-energie-installatie bij een
bepaalde aftaphoeveelheid te garanderen.
6.4.4 Tips voor optimaal gebruik
Iedere gebruiker heeft eigen ideeën over aangenaam warm
water en houdt er eigen gewoontes op na. Hoe hoger de boilertemperatuur en hoe langer de vrijga
vulling, hoe lager de mogelijke zonneopbrengst. Een bewust, aan
de bijzondere eigenschappen van de zonneboiler aangepast gebruiksgedrag minimaliseert het energi
door niet op zonne-energie werkende warmtebronnen.
● Gebruik moderne en comfortabele douchekoppen met
tapwaarden van 5 tot 7 l/min.
vetijd voor niet-solaire druk-
everbruik voor het bijladen
Een lagere tapwaarde (hoeveelheid getapt warm water
per minuut) zorgt voor een lagere bijlaadbehoefte en dus
voor een grotere hoeveelheid warm water met een hogere
temperatuur.
rt uw douche- of badtijd in.
● Ko
Lager stroomverbruik.
● Vul - ti
jdens het vullen van een badkuip - het bad eerst met
heet water.
Nadat de in de zonneboiler opgeslagen hoeveelheid
drinkwater is verdwenen, daalt de temperatuur van het
afgeleverde warm water lichtjes en wordt het water zo in
de kuip gemengd. Zo haalt u het maximum uit je voorraad
bij een minimale boilertemperatuur en beschikt u over voldoende warm water.
6.4.5 Drinkwaterhygiëne
Als gedurende enkele dagen geen warm water wordt getapt en
als de boilertemperatuur door het zonne-energiesysteem niet
minstens 60 °C bereikt, wordt uit hygiënisch oogpunt (bescherming tegen legionella) een eenmalige opwarming tot boven
60 °C of het aftappen van het opgeslagen warme water (25 l)
bevolen.
aan
Verwarming via een extern verwarmingstoestel
In functie van het vereiste verwarmingsvermogen (hangt af van
de isolatienorm van het gebouw, de buitentemperatuur en de ingestelde temperatuur in de kamers) en van het geïnstalleerde
llectoroppervlak, is het zinvol om de verwarming via een extern
co
verwarmingstoestel aan banden te leggen door een spercontact
voor de brander te monteren. Bovendien moet u ook als de verwarmingsregelaar een warmtesignaal uitzendt:
● De bed
rijfsparameters [P min], [TS min] en [Tijd VBSK] zo
instellen (zie hoofdstuk 6.3.10), dat de externe warmteopwekker niet verwarmt,
– wanneer via de collectoren een minimaal verwarmings-
vermogen wordt geleverd, of
– wanneer de boiler een voldoende hoge temperatuur heeft
ikt.
bere
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
31
Page 32
7 x Fouten en storingen
7Fouten en storingen
7.1Melding van gebeurtenissen
Code
Gebeurtenis
0Collector
1Retour
2Boiler
Tekst-
weergave
BeschrijvingStatus-
Collectorsensor: Kortsluiting of onderbreking
Retoursensor: Kortsluiting of onderbreking
Boilersensor: Kortsluiting of onderbreking
3DebietFlowSensor: Kortsluiting of onderbrekingD
4AanvoerFlowSensor: Kortsluiting of onderbrekingV
5A/DInterne A/D-omvormerfoutG
6Voeding
7Referentie
8RESETTotale reset uitgev
Interne apparaatfout van de voedingsspanning
Interne apparaatfout van de referentiespanning
oerd
Minimale doorstroming V1
(zie tab. 6-1) werd in de startfase na
fase herkend (V < V2, zie hoofdstuk 6.2.9
en tab. 6-1)
202P-on Reset Inschakelen
204Brown-Out
205Watchdog
Tab. 7-1 Opslag voorvallen
Reset door ontoelaatbare daling van de
tspanning
ne
Reset door externe storende invloeden
jv. overspanningen door onweer)
(bi
weergave
(knippert)
KtK
RtR
STS
G
G
W
FtV
Meldlamp
(knippert)
TS
tR
tK
Gevolg
Permanente uitschakeling van P
S
Werking zonder FlowSensor
Permanente uitschakeling van P
S
Parameters op fabriekswaarden, rekenwaarden en gebeurtenisinvoeren gewist
hoofdstuk 6.2.10), nieuwe apparaat-
(zie
start
Uitschakeling van P
gedurende 2 uur,
S
daarna opnieuw bedrijfsklaar of status "F"
Permanente uitschakeling van P
, als de
S
gebeurtenis 3x op een rij zonder tussentijdse succesvolle start optreedt.
Tijdelijke uitschakeling van P
S
Tijdelijke uitschakeling van PS (minstens
gedurende stabiliseringstijd), blokkering
van de actuele en de daaronderliggende
pompmodulatietrap, nieuwe vulling door
gedurende [Tijd P2] bij de volgende
P
S
inschakelvoorwaarde.
Nieuwe start, alle parameterinstellingen
n infoparameters blijven behouden, auto-
e
matisch geblokkeerde pompvermogenstrappen worden opnieuw vrijgegeven.
NIeuwe staart overeenkomstig code 202.
NIeuwe staart overeenkomstig code 202.
Via het menupad: [Selectie 2/2] -> [Systeem] -> [Opslag voorvallen] en na invoer van het wachtwoo
rd van de monteur (zie
hoofdstuk 6.3.4 en afb. 6-7) kunnen tijdens de werking optredende gebeurtenissen worden weergegeven. Daarvoor beschikt
de Solar R4-regeling over een eenvoudig storingsdiagnosesysteem. Die slaat op welke gebeurtenis zich heeft voorgedaan en
nneer ze zich heeft voorgedaan. De gebeurtenis wordt tek-
wa
stueel en als code weergegeven, de tijd sinds de gebeurtenis
rdt in uren weergegeven. Met behulp van de infotoets kunt u
wo
de individuele gebeurtenissen, beginnend bij de meest recente
Bedienings- en installatiehandleiding
32
gebeurtenis, inzien. Staat de parameter [wissen] in het menupad:
[Selectie 2/2] -> [Systeem] -> [Opslag voorvallen] op [ja], dan
alle gebeurtenissen gewist. U kunt de gebeurtenissen
worden
niet afzonderlijk wissen. Een overzicht van mogelijke invoeren in
het gebeurtenissengeheugen bevindt zich in tab. 7-1.
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 33
Foutmeldingen m.b.t. sensor
Bij kabelbreuk en bij kortsluiting in de sensoren of sensorkabels
reageert de Solar R4-regeling als volgt (zie tab. 7-2):
– Op de display geeft een knipperende letter de storing in de
statusko
– De betreffende meldlamp van de sensor knippert.
– Bovendien grijpt de regeling automatisch in de werking van
het systeem in.
lom aan en verschijnt er een melding.
7 x Fouten en storingen
De overige sensorwaarden kunt u met de pijltjestoetsen oproepen.
Boilertemperatuur "TS" in de zonneboiler bereikt de in de
parameter [TS max] ingestelde waarde:
– de pompen worden uitgeschakeld, het systeem loopt leeg. In
de Sola
toont de gemeten boilertemperatuur. Als de boilertempera-
tuur met meer dan 2 K daalt, wordt de normale systeemmo-
dus opnieuw vrijgegeven.
r R4-regeling knippert de TS-meldlamp, de display
Hierbij kan het water in de collectoren gedurende een
korte tijd verdampen. Die damp komt drukloos in de
boiler terecht. Zelden treden kortstondig ook geringe
hoeveelheden waterdamp uit de zonneboiler.
Storingen
WAARSCHUWING!
Als u spanningvoerende onderdelen aanraakt,
kunt u elektrische schokken oplopen.
Die kunnen levensgevaarlijk letsel en brandwonden veroorzaken.
● Om gevaar door beschadigde elektrische
leidingen te voorkomen, mogen ze uitsluitend
door elektrotechnisch gekwalificeerde
Temperatuur in de collector is hoger dan de herinschakelbeschermingstemperatuur [TK toegelat.]:
– De pompen worden uitgeschakeld. In de Solar R4-regeling
knippert de
ligheidstemperatuur met meer dan 2 K daalt, dan wordt de
normale systeemmodus automatisch weer
TK-meldlamp. Als de ingestelde herinschakelvei-
vrijgegeven.
vaklieden en met inachtneming van de
geldende elektrotechnische richtlijnen en de
voorschriften van het verantwoordelijke
elektriciteitsbedrijf worden vernieuwd.
● Schade
verhelping aan stroomgeleidende
onderdelen van de regel- en pompeenheid
EKSRPS4A enkel laten uitvoeren door
verwarmingsmonteurs die door energievoorzieningsonderneming zijn gemachtigd en
erkend.
● Voor het begin van de herstellingswerkzaamheden de regel- en pompeenheid
EKSRPS4A van de stroomvoorziening
scheiden (zekering, h
uitschakelen) en tegen onbedoelde herinschakeling beveiligen.
● Leef de desbetreffende voorschriften ten
aanzien van de arbeidsveiligheid na.
Gevolg
Permanente uitschakeling
van P
S
Werking zonder FlowSensor
oofdschakelaar
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
33
Page 34
7 x Fouten en storingen
5. Kleppositie aan de boileraansluithoek controleren.
LET OP!
Gevaar voor verbranden door hete oppervlakten.
● Voor de onderhouds- en inspectiewerkzaamheden, het apparaat voldoende lang laten
afkoelen.
● Draag veiligheidshandschoenen.
In de Solar R4-regeling knippert de TR-meldlamp.
De retourtemperatuur "TR" ligt hoger dan 40 °C en zit 10 K boven
de voorraadvattemperatuur "T
PS wordt uitgeschakeld. De oorzaak is een defecte of fout aangesloten sensor,
nteer de sensor op de juiste manier of vervang hem.
● Mo
De normale systeemmodus wor
vrijgegeven.
In de statuskolom van de Solar R4-regeling knippert "W".
De minimale doorstroming startfase "V1" aan de FlowSensor
(zie bladzijde 21, tab. 6-1) is na het inschakelen van de zonneenergiebedrijfspomp P
[Tijd P2] gedefinieerde tijd niet bereikt (afb. 6-3).
S
De installatie gaat gedurende 2 uur in een tijdelijke blok-
kering (zonne-energiebedrijfspomp P
keld), maar probeert na de blokkertijd automatisch
opnieuw te starten.
Als deze gebeurtenis 3x op rij optreedt zonder een tus-
sentijdse succesvolle start, dan wordt de zonne-energiebedrijfspomp P
status "F" ingesteld.
In der statuskolom van de Solar R4-regeling knippert "F".
De minimale doorstroming startfase "V1" aan de FlowSensor
(zie bladzijde 21, tab. 6-1) is na het inschakelen van de zonneenergiebedrijfspomp P
[Tijd P2] gedefinieerde tijd niet bereikt (afb. 6-3). De zonneenergiebedrijfspomp P
j het vermoeden van lekkage, hetde zonne-energiesysteem
● Bi
onderzoeken, schade verhelpen en aansluitend de
blokkering via "UIT/IN-inschakelen" van de regelaar
opheffen.
permanent uitgeschakeld en wordt de
S
S
S
". De zonne-energiebedrijfspomp
S
dt automatisch opnieuw
en na afloop van de via de parameter
wordt uitgescha-
S
en na afloop van de via de parameter
wordt uitgeschakeld.
Als hetsch
stand AAN staat:
● De regeling vervangen (elektronische storing).
De hoofdschakelaar staat op de stand AAN maar is niet verlicht.
Het toestel ontvangt geen voeding.
● Con
Komt er bij direct zonlicht permanent stoom uit de zonneboiler, dan is de doorstroming te gering.
● Con
erm niets noot en de hoofdschakelaar op de verlichte
troleer de stekkerverbinding van de netstekker en de
netaansluiting (zekering, schakelaar).
troleer in dit geval de systeeminstellingen.
Speciale aanwijzingen voor elektrische sensors
U mag uitsluitend originele vervangende Daikin-onderdelen gebruiken.
● Wee
● Behuizing van de Solar R4-regeling uithangen en de betref-
● In
Als de fout is verholpen, schakelt het systeem automatisch om
naar de
De weerstands- of gelijkspanningswaarden van de sensoren zijn
in afb. 9-1 en in afb. 9-2 opgenomen. Te diagnosticeren interne
storingen van de regelelektronica worden
komstig tab. 7-1 weergegeven (status "G"). Om veiligheidsredenen worden in dit geval de pompen ook uitgeschakeld. Het
"UIT-schake
2 min verhelpt ofwel de storing of de regeling moet worden vervangen.
rgave op de display van de Solar R4-regeling beoor-
delen.
fende sensor lostrekken en evt. afklemmen.
specteer de contactpunten van de sensor in kwestie en
meet zo nodig de weerstand (of de gelijkspanning voor de
aanvoertemperatuur- en doorstromingsensor) aan de sensorzijde.
normale modus. Het bevindt zich in de bedrijfsmodus.
op de display overeen-
len" en "Opnieuw In-schakelen" na een wachttijd van
Als het systeem niet kan worden gevuld (status
zonne-energiebedrijfspomp P
stuurd, kunnen de volgende fouten de oorzaak zijn:
1. Lucht, die tijdens het leeglopen van het systeem werd
meegenomen, zit in de zonne-energiebedrijfspomp PS.
ne-energiebedrijfspomp PS op lucht controleren.
● Zon
De automatische ontluchter moet altijd werken!
Inspecteer de sluitkap en los deze zo nodig (niet
wegnemen).
2. Inspecteer het systeem op lekkage.
● Ga na
3. De startlooptijd [Tijd P2] (hfdst. 6.4).
4. Installatie op verstopping controleren. Bij vorst kunnen
ijsproppen in foutief geplaatste verbindingsleidingen
ontstaan.
Bedienings- en installatiehandleiding
34
of het systeem lekt en dicht eventuele lekken.
Raadpleeg daartoe de aanwijzingen in hoofdstuk 5
"Inbedrijstelling en buiten bedrijfstelling".
door de regeling wordt aange-
S
"F"), hoewel de
Daikin Regel- en pompeenheid
Daikin EKSRPS4A
008.1627532_00 – 02/2016
Page 35
8Hydraulische systeemkoppeling
8.1Schema's
8 x Hydraulische systeemkoppeling
WAARSCHUWING!
In de zonneboiler kunnen temperaturen van
meer dan 60 °C optreden.
Optioneel kunnen de Daikin-apparaten met circulatieremmen uit kunststof worden uitgerust.
Deze zijn geschikt voor bedrijfstemperaturen tot
max. 95 °C. Als een warmtewisselaar met meer
dan 95 °C moet worden gebruikt, moet er een
andere circulatierem worden geïnstalleerd.
Hieronder vindt u een selectie van de meest toegepaste installatieschema's. Deze installatieschema's
dienen als voorbeeld. Ze vervangen in geen geval een
zorgvuldige planning van de installatie.
Afb. 8-1 Standaard-Solar-verbinding met lucht-water-warmtepomp Altherma EHS(X/H)
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
1)
Bedienings- en installatiehandleiding
35
Page 36
8 x Hydraulische systeemkoppeling
Afb. 8-2 Standaard-Solar-verbinding met lucht-water-warmtepomp (Altherma EHBX)
1) De weergegeven installatieschema's zijn mogelijk niet volledig en vervangen
de zorgvuldige installatieplanning niet.
8.2Aansluiting van een collectorsysteem onder
druk
Als het bouwkundig onmogelijk is om de collectoren boven
het boilerreservoir te monteren of als de verbindingsleiding niet
met een constante helling tussen het collectorveld en het boilerreservoir kan worden geplaatst, ka
energiesysteem (DrainBack) en daarmee de regel- en pom-peenheid EKSRPS4A niet worden gebruikt.
In plaats daarvan kan de verwarmingsinstallatie met het Daikin
e-energiedruksysteem worden uitgevoerd. De volgende
zonn
zonne-energiecomponenten kunnen evenzeer in beide
systemen worden gebruikt:
● Sola
r Platte collectoren met hoge capaciteit EKSV21P,
EKSV26P, EKSH26P
● Sola
r Montagepakketten voor op dak, plat dak en in dak
● Solar Warmwaterboiler
Andere systeemcomponenten mog
worden gebruikt.
n het drukloze Daikin zonne-
en enkel systeemspecifiek
Daikin EKSRPS4A
Daikin Regel- en pompeenheid
008.1627532_00 – 02/2016
Bedienings- en installatiehandleiding
37
Page 38
9 x Technische gegevens
9Technische gegevens
9.1Productfiche
Energielabelreglementering: (EU) 811/2013
Ecodesignreglementering: (EU) 813/2013
Zonne-energiesystemen
/ ModelnamenEKSRPS4A
pompen + bedieningen
Aanvullende
Zonne-energie-
pomp
Stand-by zonne-
[W]32,5
[W]2
energie
Jaarlijks verbruik aanvullende
[kWh/a]92
elektriciteit Qaux
Details en voorzorgsmaatregelen voor de installatie, het onderhoud en de montag
gen worden gevonden. Energielabels en productfiches voor bijkom
ende combinaties, pakketten en andere producten kunnen worden
e kunnen in de installatie- en gebruikshandleidin-
gevonden op www.rotex-heating.com.
Geluidsvermogen in verwarmingsmodus, gemeten in overeenstemming met EN12102 onder de voorwaarden van EN14825.
Deze gegevens zijn voor de vergelijking van de energie-efficiëntie ov
recte selectie van producten van uw toepassing, contacte
er uw dealer. Afhankelijk van uw toepassing en het geselecteerde product
ereenkomstig de energielabelrichtlijn 2010/30/EC, voor de cor-
kan het noodzakelijk zijn om een extra verwarming te installeren.
Tab. 9-1 Kenmerken voor de bepaling van de waarden voor de energie-efficiëntieaanduiding
9.2Regel- en pompeenheid EKSRPS4A
Regel- en pompeenheid EKSRPS4A
Afmetingen B x H x D230 x 815 x142 mm
Bedrijfsspanning230 V/50 Hz
Zonne-energiebedrijfspompGrundfos UPM3 15-145
start: 65 W(115 W)*
Max. opgenomen elektrisch vermogen
E
KSRPS4A
Bij de
In de normale modus:15-65 W (modulerend)(30-115 W)*
Solar R4-regelingDigitale verschiltemperatuurregelaar met tekstuitlezing
Max. stroomverbruik van de regeling2 W
CollectortemperatuursensorPt 1000
Voorraadvat- en retourtemperatuursensorPTC
Sensor voor aanvoertemperatuu
ming
r en
doorstro-
FLS 20 (alternatief FLS 12, FLS 100)
* De gegevens tussen haakjes gelden wanneer er een tweede pomp werd geïnstalleerd.
Tab. 9-2 Technische gegevens van de regel- en pompmodule
9.3Sensorkarakteristiek
Temperatuursensor
Solar-sensorSensortypeGemeten temperatuur in °C
-20-100102030405060708090100110120
Sensorweerstand in ohm volgens norm of opgave door de fabrikant