LEES DEZE INSTRUCTIES ZORGVULDIG VOOR DE
INSTALLATIE. BEWAAR DEZE HANDLEIDING OP EEN
PLAATS WAAR U ZE KUNT TERUGVINDEN VOOR
LATERE NASLAG.
EEN VERKEERDE INSTALLATIE OF BEVESTIGING VAN
APPARATUUR OF TOEBEHOREN KAN EEN ELEKTRISCHE SCHOK, KORTSLUITING, LEKKEN, BRAND
OF ANDERE SCHADE AAN DE APPARATUUR
VEROORZAKEN. LAAT DAAROM UITSLUITEND DAIKINTOEBEHOREN DIE SPECIAAL ONTWORPEN ZIJN
VOOR GEBRUIK MET DE UITRUSTING MONTEREN
DOOR EEN VAKMAN.
ALLE IN DEZE HANDLEIDING BESCHREVEN ACTIVITEITEN MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR EEN
ERKEND TECHNICUS.
DRAAG ALTIJD DE GEPASTE PERSOONLIJKE
BESCHERMING (VEILIGHEIDSHANDSCHOENEN,
VEILIGHEIDSBRIL, ...) BIJ HET UITVOEREN VAN EEN
INSTALLATIE, ONDERHOUD OF SERVICE AAN DE
UNIT.
RAADPLEEG BIJ TWIJFEL OVER DE MONTAGEPROCEDURE OF HET GEBRUIK UW VERDELER VAN
DAIKIN-PRODUCTEN VOOR ADVIES EN INFORMATIE.
DE UNIT DIE IN DEZE HANDLEIDING WORDT
BESCHREVEN IS ONTWORPEN VOOR INSTALLATIE
BUITENSHUIS.
De Engelse tekst is de oorspronkelijke versie. Andere talen zijn
vertalingen van de oorspronkelijke instructies.
INLEIDING
Algemene informatie
Deze units worden gebruikt zowel voor toepassingen met verwarmen
als met koelen. De units kunnen worden gecombineerd met
ventilatorconvectoren van Daikin, vloerverwarmingstoepassingen,
radiatoren op lage watertemperaturen, een tank voor warm water
voor huishoudelijk gebruik (optie) en een zonnekit (optie).
Bij de unit wordt standaard een afstandsbediening geleverd om uw
installatie te bedienen.
Units voor verwarmen/koelen en units voor alleen verwarmen
De monoblok unitreeks bestaat uit twee hoofdversies: een versie
voor verwarmen/koelen (EB) en een versie voor alleen verwarmen
(ED).
Montagehandleiding
1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
Beide versies worden geleverd met een ingebouwde backupverwarming voor extra verwarmingscapaciteit bij koude buitentemperaturen. De backupverwarming dient ook als backup ingeval de
unit gestoord is als beveiliging tegen vorst voor de waterleiding buiten
in de winter. De fabrieksinstelling van de backupverwarming is 6 kW,
maar afhankelijk van de installatie kan de installateur de capaciteit
van de backupverwarming tot 3 kW/2 kW beperken. De bepaling van
de capaciteit van de backupverwarming hangt af van de
evenwichtstemperatuur; zie onderstaand diagram.
P
H
3
1
2
4
1Capaciteit warmtepomp
2Vereiste verwarmingscapaciteit (plaatsafhankelijk)
3Bijkomende verwarmingscapaciteit geleverd door de
backupverwarming
4Evenwichtstemperatuur (kan worden ingesteld via de
gebruikersinterface, zie "Lokale instellingen" op pagina 30)
T
Buitentemperatuur
A
P
Verwarmingscapaciteit
H
T
A
■Tank voor warm water voor huishoudelijk gebruik (optie)
Een optionele EKHW*-tank voor warm water voor huishoudelijk
gebruik met ingebouwde elektrische boosterverwarming van
3 kW kan worden aangesloten op de binnenunit. De tank voor
warm water voor huishoudelijk gebruik is beschikbaar in drie
capaciteiten: 150, 200 en 300 liter. Zie de montagehandleiding
van de tank voor warm water voor huishoudelijk gebruik voor
meer informatie.
■Zonnekit voor tank voor warm water voor huishoudelijk
gebruik (optie)
Raadpleeg de montagehandleiding van de zonnekit EKSOLHW
voor informatie over deze kit.
■Kit digitale I/O-printplaat (optie)
Een optionele EKRP1HB digitale I/O-printplaat kan op de
binnenunit worden aangesloten en maakt het volgende mogelijk:
■ remote alarm output
■ verwarmen/koelen AAN/UIT-output
■ bivalente werking (toelatingssignaal voor de extra ketel)
Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit en de montagehandleiding van de digitale I/O-printplaat voor meer informatie.
Zie het bedradingsschema of aansluitschema voor de aansluiting van deze printplaat op de unit.
■Bodemplaatverwarming EKBPHTH16A (optie)
■Kit remote thermostaat (optie)
Een optionele kamerthermostaat EKRTW, EKRTWA of EKRTR
kan op de binnenunit worden aangesloten. Raadpleeg de
montagehandleiding van de kamerthermostaat voor meer
informatie.
Voor meer informatie over deze optiekits, zie de specifieke installatiehandleidingen van de kits.
Werkingsbereik
VerwarmingsstandKoelstand
A
°C DB
35
0
–15
–20
–25
ABuitentemperatuur
BTemperatuur uittredend water
Geen werking warmtepomp, alleen backupverwarming
(V3- en W1-modellen)
Geen werking warmtepomp, alleen backupverwarming
(alleen voor V3-modellen)
Werking mogelijk, maar geen garantie op capaciteit
(alleen voor W1-modellen)
verwarmingsmat, ...) om de goede werking te garanderen in
streken waar lage omgevingstemperaturen kunnen voorkomen in
combinatie met een hoge vochtigheidsgraad. In dergelijke
omstandigheden kunnen de E(D/B)H*-units problemen
ondervinden met aanzienlijke ijsafzettingen op de luchtgekoelde
warmtewisselaar. Wanneer dergelijke omstandigheden te
verwachten zijn, moet u een E(D/B)L* installeren.
-Zowel E(D/B)L*- als E(D/B)H*-units zijn voorzien van een
vorstbeveiligingsfunctie waarbij de pomp en de backupverwarming
het watersysteem onder alle omstandigheden tegen de vorst
beschermen. Gebruik glycol in het geval dat de stroom
waarschijnlijk per ongeluk of met opzet zal worden uitgeschakeld.
(**) Alleen voor E(D/B)L*-units
(*)
(**)
°C51525 40 55
A
°C DB
46
10
B
°C522
B
Aansluiting op een voeding met kWh-voordeeltarief
Deze apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een
voeding met kWh-voordeeltarief. Volledige besturing van de unit blijft
alleen maar mogelijk als de voeding met kWh-voordeeltarief van het
type is waarbij de voeding niet wordt onderbroken. Zie "Aansluiting
op een voeding met kWh-voordeeltarief" op pagina 25 voor meer
informatie.
Bestek van deze handleiding
In deze montagehandleiding worden de procedures voor de
installatie en aansluiting van alle EDH-, EBH-, EDL- en EBLbuitenunitmodellen beschreven.
H = Lagewatertemperatuur - omgevingszone 3
L = Lagewatertemperatuur - omgevingszone 2
ED = Monoblok-buitenunit alleen verwarmen
EB = Monoblok-buitenunit warmtepomp
(a) Zie voor de exacte waarden "Technische specificaties" op pagina 47.
(a)
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW57621-1A
Montagehandleiding
2
ACCESSOIRES
Accessoires geleverd bij de unit
12 34
1x1x2x1x
1Montagehandleiding
2Gebruiksaanwijzing
3Sticker bedradingsschema (in unitdeuren 1 en 2)
4Kit gebruikersinterface
(digitale afstandsbediening, 4 bevestigingsschroeven en
2 pluggen)
INFORMATIEBETREFFENDEDEVEILIGHEID
De hier vermelde voorzorgsmaatregelen zijn onderverdeeld in vier
klassen. Zij gaan allemaal over heel belangrijke onderwerpen; volg
ze dus goed op.
Betekenis van de symbolen GEVAAR, WAARSCHUWING,
VOORZICHTIG en LET OP.
GEVAAR
Geeft een dreigende gevaarlijke situatie aan die, indien ze
niet wordt vermeden, leidt tot een fatale afloop of ernstige
letsels.
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien ze
niet wordt vermeden, kan leiden tot een fatale afloop of
ernstige letsels.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die, indien ze
niet wordt vermeden, kan leiden tot lichte of redelijk zware
letsels. Dit kan ook worden gebruikt als waarschuwing voor
onveilige handelingen.
LET OP
Geeft situaties aan die kunnen leiden tot ongevallen
waarbij alleen de apparatuur of eigendommen schade
oplopen.
Gevaar
■Zet de stroomschakelaar uit alvorens u de elektrische klemonderdelen aanraakt.
■Wanneer de servicepanelen zijn verwijderd, kunt u gemakkelijk
in aanraking komen met onderdelen die onder stroom staan.
Laat de unit nooit alleen achter tijdens de installatie of service
wanneer het servicepaneel is verwijderd.
■Raak de waterleidingen niet aan tijdens en onmiddellijk na
gebruik aangezien zij dan warm kunnen zijn. U kunt uw handen
verbranden. Laat de leidingen een tijdje afkoelen tot hun
normale temperatuur of draag gepaste handschoenen om
letsels te voorkomen.
■Raak met natte vingers nooit een schakelaar aan. Wanneer u
een schakelaar met natte vingers aanraakt, kunt u een
elektrische schok krijgen.
■Voordat u elektrische onderdelen aanraakt, dient u alle
voedingen die deze onderdelen van stroom voorzien, uit te
schakelen.
Waarschuwing
■Scheur alle plastic zakken van de verpakking in stukken en gooi
ze weg zodat er geen kinderen kunnen mee spelen.
Kinderen kunnen bij het spelen met een plastic zak per ongeluk
verstikken.
■Ruim het verpakkingsmateriaal op een veilige manier op.
Ver pakkingsmateriaal, zoals spijkers en andere metalen of
houten delen, kunnen steekwonden of andere letsels
veroorzaken.
■
Vraag uw verdeler of bevoegd personeel de installatie uit te voeren
Installeer het toestel niet zelf.
Een slechte installatie kan waterlekken, elektrische schokken of
brand veroorzaken.
■Voer de installatiewerkzaamheden uit in overeenstemming met
deze montagehandleiding.
Een slechte installatie kan waterlekken, elektrische schokken of
brand veroorzaken.
■Gebruik bij de installatiewerkzaamheden alleen de vermelde
accessoires en onderdelen.
Wanneer u toch andere onderdelen zou gebruiken, kan dit
leiden tot waterlekken, elektrische schokken, of brand, of kan de
unit vallen.
■Installeer de unit op een basis die het gewicht kan dragen.
■Wanneer de basis niet sterk genoeg is, kan het toestel naar
beneden vallen en iemand verwonden.
■Houd bij de installatiewerkzaamheden rekening met sterke
windstoten, orkanen of aardbevingen.
Een slechte installatie kan leiden tot ongevallen met gevallen
toestellen.
■De elektrische installatie moet door bevoegd personeel conform
de plaatselijke wetten en voorschriften en deze montagehandleiding op een apart circuit worden uitgevoerd.
Onvoldoende vermogen van het voedingscircuit of een
verkeerde elektrische installatie kan leiden tot elektrische
schokken of brand.
■Installeer zeker een aardsluitingsaanwijzer in overeenstemming
met lokale wetten en regelgevingen.
Wanneer u geen aardsluitingsaanwijzer installeert, kan dit
leiden tot elektrische schokken of brand.
■Zorg ervoor dat alle bedrading goed is aangesloten, dat de
voorgeschreven bedrading werd gebruikt en dat er geen externe
krachten op de klemaansluitingen of bedrading worden
uitgeoefend.
Onvolledige aansluitingen of bevestigingen kunnen brand
veroorzaken.
■Bij het aansluiten van de draden van de voeding, moet u de
draden zodanig leggen dat het voorpaneel goed kan worden
vastgemaakt.
Wanneer het voorpaneel niet is aangebracht, kunnen de
klemmen oververhitten, of kunnen elektrische schokken of
brand worden veroorzaakt.
■Controleer na het voltooien van de installatiewerkzaamheden
het systeem op koelgaslekken.
■Raak ongewenste vloeistoflekken nooit rechtstreeks aan. U zou
ernstige wonden kunnen oplopen door bevriezing.
■Raak de koelmiddelleidingen niet aan tijdens en onmiddellijk na
gebruik aangezien zij dan warm of koud kunnen zijn, afhankelijk
van de staat van het koelmiddel in de koelmiddelleidingen, de
compressor en andere onderdelen van de koelmiddelcyclus. U
kunt uw handen verbranden of bevriezen als u de
koelmiddelleidingen aanraakt. Laat de leidingen een tijdje
afkoelen tot hun normale temperatuur of, als u ze toch meteen
moet aanraken, draag dan gepaste handschoenen om letsels te
voorkomen.
.
Montagehandleiding
3
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
■Raak de interne delen (pomp, backupverwarming, enz.) nooit
aan gedurende en onmiddellijk na de werking.
U kunt uw handen verbranden als u de interne delen aanraakt.
Laat de interne delen een tijdje afkoelen tot hun normale
temperatuur of, als u ze toch meteen moet aanraken, draag dan
gepaste handschoenen om letsels te voorkomen.
Voorzichtig
■Voorzie best een vertraging van 10 minuten voordat het alarm
afgaat wanneer de temperatuur wordt overschreden als de units
worden gebruikt voor toepassingen met temperatuuralarminstellingen. De unit kan verscheidene minuten stoppen tijdens
de normale werking om "de unit te ontdooien" of in de
"thermostaat-stop"-werking.
■Aard de unit.
Houd u bij de aardweerstand aan lokale wetten en
regelgevingen.
Sluit de aardleiding niet aan op een gas- of water-
leiding, een bliksemafleider of een telefoonaarding.
Onvolledige aarding kan elektrische schokken
veroorzaken.
■ Gasleiding.
Ontbranding of ontploffing mogelijk bij gaslekken.
■ Waterleiding.
Harde plastic leidingen vormen geen goede aarding.
■ Bliksemafleider of telefoonaarding.
Het elektrisch potentiaal kan abnormaal hoog stijgen bij een
blikseminslag.
■Installeer de voedingskabel op minstens 1 meter van tv- of
radiotoestellen om storingen in het beeld of de klank te
voorkomen.
(Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van
1 meter soms niet om ruis te voorkomen.)
■Spoel de unit niet af. Dit kan kortsluiting of brand veroorzaken.
■Installeer de unit niet op een van de volgende plaatsen:
■ In de aanwezigheid van dampen van mineraalolie, oliespray
of dampen.
De kwaliteit van de plastic onderdelen kan verminderen en
ze kunnen uit het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
■ Waar corrosieve gassen, zoals zwavelzuurgassen worden
geproduceerd.
Corrosie aan de koperen leidingen of gesoldeerde delen kan
leiden tot koelmiddellekken.
■ In de aanwezigheid van apparatuur die elektromagnetische
golven genereert.
Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem
storen, zodat het toestel slecht zou werken.
■ In de aanwezigheid van mogelijke lekken van ontvlambare
gassen, van koolstofvezels of ontbrandbaar stof in de lucht of
waar wordt gewerkt met vluchtige ontvlambare stoffen, zoals
thinner of benzine.
Dergelijke gassen kunnen brand veroorzaken.
■ Waar de lucht een hoog zoutgehalte bevat zoals in de buurt
van de kust.
■ Waar de spanning sterk schommelt, zoals in een fabriek.
■ In voertuigen of schepen.
■ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen.
VOORAFGAANDAANDEINSTALLATIE
Montage
■Let op de modelnaam en het serienummer op de buitenplaten
(voorplaten) bij het bevestigen of verwijderen zodat u geen
fouten maakt.
■Bij het sluiten van de servicepanelen mag het draaimoment niet
meer dan 4,1 N•m bedragen.
Type
EDL- en EBL-units omvatten speciale apparatuur (isolatie,
verwarmingsmat,...) om de goede werking te garanderen in streken
waar lage omgevingstemperaturen kunnen voorkomen in combinatie
met een hoge vochtigheidsgraad. In dergelijke omstandigheden
kunnen de EDH- en EBH-modellen problemen ondervinden met
aanzienlijke ijsafzettingen op de luchtgekoelde warmtewisselaar.
Wanneer dergelijke omstandigheden te verwachten zijn, moet u een
EDL of EBL installeren. Deze modellen zijn voorzien tegen opvriezen
(isolatie, verwarmingsmat,...).
■Mogelijke opties
VerwarmingsmatAfvoeraansluiting
EDLQ, EBLQStandaardGebruik verboden
EDHQ, EBHQKit in optie
(a) Beide opties combineren is verboden.
(a)
Kit in optie
(a)
Omgaan met de unit
Wegens de relatief grote afmetingen
en het grote gewicht, mag u alleen
hefgereedschap met draagbanden
gebruiken. Deze draagbanden
kunnen in de hiervoor speciaal
voorziene delen aan het basisframe
worden gevoerd.
■Raak de luchtinlaat of de
aluminium ribben van de
unit niet aan, dit om
letsels te voorkomen.
■Gebruik nooit de grepen
in de ventilatorroosters;
anders kunt u ze
beschadigen.
■Het bovenste deel van de unit is zwaar!
Voorkom dat de unit valt wanneer u ze niet recht
houdt.
Het zwaartepunt staat aangegeven op de unit.
BELANGRIJKEINFORMATIEOVERHET
GEBRUIKTEKOELMIDDEL
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyotoprotocol vallen. Laat de gassen niet vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype:R410A
(1)
GWP
waarde:1975
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
De hoeveelheid koelmiddel staat vermeld op het naamplaatje van de
unit.
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW57621-1A
Montagehandleiding
4
EENPLAATSVOORDEINSTALLATIEKIEZEN
■Neem de gepaste maatregelen om te voorkomen dat
kleine dieren gaan nestelen in de buitenunit.
■Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen kunnen storingen, rook of brand
veroorzaken. Gelieve de klant te zeggen de ruimte
rond de unit schoon te houden.
1Zoek voor de opstelling van de unit een plaats waar aan de
volgende omstandigheden wordt voldaan en die de goedkeuring
van uw klant kan wegdragen.
- Plaatsen die goed worden geventileerd.
- Plaatsen waar de unit geen overlast veroorzaakt voor de
buren.
-Veilige plaatsen die bestand zijn tegen het gewicht en de
trillingen van de unit en waar de unit gelijkvloers kan worden
geïnstalleerd.
-Waar geen brandbaar gas of product kan weglekken.
- De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving
met ontploffingsgevaar.
- Plaatsen waar altijd voldoende ruimte voor onderhoud is.
- Plaatsen waar de lengte van de leidingen en de bedrading
van de units de maximaal toegestane maten niet
overschrijden.
- Plaatsen waar lekwater van de unit geen schade aan de
standplaats kan veroorzaken (bijvoorbeeld wanneer de
afvoer verstopt is).
- Plaatsen waar regen zoveel mogelijk wordt vermeden.
- Installeer de unit niet op een plaats die vaak als werkplaats
wordt gebruikt.
In het geval van bouwwerken (bijv. slijpwerk) waar veel stof
wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
- Plaats geen voorwerpen of uitrusting bovenop de unit
(bovenplaat)
- Klim, zit of sta niet op de unit.
- Neem voldoende voorzorgsmaatregelen in overeenstemming
met de toepasselijke lokale regelgevingen, voor het geval
van een koelmiddellek.
2Als de unit op een nogal winderige plaats wordt opgesteld, dient
speciaal op het volgende te worden gelet.
Een harde wind van 5 m/s of meer tegen de luchtuitlaat van de
unit kan kortsluiting (aanzuiging van afgevoerde lucht)
veroorzaken. Dit kan de volgende gevolgen hebben:
- Slechtere bedrijfscapaciteit.
-Vaak voorkomende afzetting van rijp tijdens het verwarmen.
- Onderbreking van de werking door te hoge druk.
-Wanneer er voortdurend een sterke wind op de voorkant van
de unit blaast, kan de ventilator heel snel gaan draaien totdat
hij defect raakt.
Zie de afbeeldingen voor installatie van deze unit op een plaats
waar u de windrichting kan voorzien.
■Draai de kant van de luchtuitlaat naar de muur van het gebouw,
een schutting of een windscherm.
■Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek ten opzichte van de
windrichting.
Krachtige wind
Blaasrichting
Krachtige wind
van de lucht
3Maak een waterafvoerkanaal rond de basis, zodat het afvalwater
wegloopt.
4Als het water niet goed wordt afgevoerd van de unit, plaatst u de
unit op een fundering van betonblokken en dergelijke (de hoogte
van de fundering mag maximaal 150 mm bedragen).
5Als u de unit op een raamwerk plaatst, moet u op minder dan
150 mm van de onderkant van de unit een waterdichte plaat
aanbrengen om te voorkomen dat van onder af water kan
binnendringen.
6Wanneer de unit wordt geïnstalleerd op een plaats die dikwijls
wordt blootgesteld aan sneeuw, moet de fundering zo hoog
mogelijk worden geplaatst.
7Als u de unit installeert op een frame,
plaats dan een waterbestendige plaat
(lokaal te voorzien) (op minder dan
150 mm van de onderkant van de unit) om
druppelend afvoerwater te voorkomen.
(Zie afbeelding).
Keuze van de installatieplaats in koude streken
Zie "Omgaan met de unit" op pagina 4.
LET OP
■Installeer de unit met de aanzuigzijde naar de muur gericht om
■Installeer de unit nooit op een plaats waar de aanzuigzijde
■Installeer een geleideplaat op de luchtuitblaaszijde van de unit
■In streken met zware sneeuwval is het heel belangrijk dat u een
Wanneer de unit wordt gebruikt bij lage buitentemperaturen, moet u op de volgende punten letten.
blootstelling aan de wind te voorkomen.
rechtstreeks aan de wind wordt blootgesteld.
om blootstelling aan de wind te voorkomen.
installatieplaats selecteert waar de sneeuw de werking van de
unit niet kan beïnvloeden. Als zijdelingse sneeuwval mogelijk is,
moet u ervoor zorgen dat er geen sneeuw op de
warmtewisselaarspiraal komt (voorzie indien nodig een
zijdelingse afdekking).
Zorg dat er voldoende ruimte is voor de installatie
Montagehandleiding
5
1Voorzie een grote overdekking.
2Voorzie een verhoging.
Installeer de unit hoog genoeg van
de grond om te voorkomen dat ze
onder de sneeuw wordt bedolven.
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
VOORZORGSMAATREGELENBIJDEINSTALLATIE
Installatiemethode ter voorkoming van kantelen
■Controleer de stevigheid en het horizontaal vlak van de
ondergrond van de installatie opdat de unit na de installatie
geen trillingen of lawaai zou veroorzaken.
■Zet de unit zoals in de funderingstekening van de afbeelding is
aangegeven stevig vast met behulp van de funderingsbouten.
(Zorg voor vier sets M12-funderingsbouten, moeren en ringen).
■De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot
op 20 mm vanaf de bovenkant van de fundering.
ACC
B
240955240
AAfvoerzijde
BOnderaanzicht mm
CAfvoeropening
Werkzaamheden aan de afvoer
Kijk na in de combinatietabel in "Mogelijke opties" op pagina 4 of
afvoerwerkzaamheden toegelaten zijn. Wanneer u aan uw unit
afvoerwerkzaamheden mag uitvoeren en de installatieplaats vereist
dit, volg dan de onderstaande richtlijnen.
■Afvoerkits voor afvoer zijn beschikbaar als optie.
■Als de opstelling van de afvoerleiding vanuit de unit moeilijk-
heden oplevert (als afvoerwater bijvoorbeeld op iemand zou
spatten), zorg dan voor afvoer via een afvoeraansluitstuk (los
verkrijgbaar).
■Controleer of de afvoer goed werkt.
LET OP
Als de afvoeropeningen
van de unit geblokkeerd
worden door de
installatiebasis of het
oppervlak van de vloer,
moet u de unit hoger
plaatsen zodat er een
vrije ruimte van meer dan
100 mm onder de unit
ontstaat.
1435
100 mm
345
380
Indien het risico bestaat dat de eenheid gaat kantelen, installeer
deze dan zoals in de afbeelding is aangegeven.
■breng lussen aan in de 4 kabels, zoals aangeduid op de
tekening
■schroef het bovendeksel los op de 4 punten die met A en B zijn
aangeduid
■steek de schroeven door de lussen en schroef ze goed vast
AA
B
C
20
APlaats van de 2 bevestigingspunten aan de voorzijde van de unit
BPlaats van de 2 bevestigingspunten aan de achterzijde van de unit
CKabels: lokaal te voorzien
Ruimte voor onderhoud van de installatie
De cijfers in de afbeeldingen geven de afmetingen aan in mm.
(Zie "Voorzorgsmaatregelen bij de installatie" op pagina 6)
Voorzorgsmaatregel
(A) In geval van niet-gestapelde installatie (Zie afbeelding 1)
Obstakel aanzuigkant
Obstakel afvoerkant
Obstakel linkerkant
Obstakel rechterkant
Obstakel bovenkant
LET OP
Minimum afstand B1 in afbeelding 1is de ruimte
die vereist is voor een goede werking van de unit.
Vereiste ruimte voor service is echter 300 mm.
Obstakel aanwezig
✓
Sluit de onderkant van
1
het installatieframe in dit
geval af om te
voorkomen dat de
uitgeblazen lucht
ontsnapt
In deze gevallen kunt u
2
slechts 2 units
installeren.
Deze toestand is niet
toegelaten
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW57621-1A
Montagehandleiding
6
(B) In geval van gestapelde installatie
1.In geval van obstakels voor de uitlaatzijde.
VOORBEELDENVANTYPISCHETOEPASSINGEN
De onderstaande voorbeelden van toepassingen zijn alleen bedoeld
ter illustratie.
A
≥100
≥1000
2.In geval van obstakels voor de luchtinlaat.
A
≥100
≥300
Niet meer dan één unit stapelen.
Voor het leggen van de afvoerleiding van de bovenste unit is ca.
100 mm ruimte nodig. Dicht het gedeelte A af zodat er geen lucht uit
de uitlaat kan ontsnappen.
(C) In geval van installatie in meerdere rijen (voor gebruik op daken,
enz.)
1.In geval één unit per rij wordt geïnstalleerd.
Toepassing 1
Toepassing met alleen verwarmen met een op de unit aangesloten
kamerthermostaat.
2.In geval meerdere units worden geïnstalleerd (2 units of meer),
zijdelings per rij gekoppeld.
L
A
≥3000
H
≥600
≥1500
Afmetingsverhoudingen van H, A en L zijn in de onderstaande tabel
vermeld.
LA
L≤H
H<LInstallatie niet toegestaan
0<L≤1/2H250
1/2H<L300
Unitwerking en ruimteverwarming
Wanneer een kamerthermostaat (T) op de unit is aangesloten en de
kamerthermostaat een vraag om verwarming stuurt, begint de unit te
werken om de in de gebruikersinterface ingestelde doeltemperatuur
van het uitgaand water te bereiken.
Wanneer de kamertemperatuur boven het instelpunt van de
thermostaat ligt, wordt de unit stilgelegd.
Sluit de thermostaatdraden aan op de juiste aansluitklemmen (zie "Aansluiting van de thermostaatkabel" op
pagina 24) en configureer de DIP-schakelaars juist (zie
"Configuratie van de installatie van de kamerthermostaat"
op pagina 27).
Montagehandleiding
7
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
Toepassing 2
Toepassing met alleen verwarmen zonder een op de unit aangesloten kamerthermostaat. De temperatuur in elke kamer wordt
geregeld door een klep op elk watercircuit. Warm water voor
huishoudelijk gebruik wordt voorzien door de tank voor warm water
voor huishoudelijk gebruik die op de unit is aangesloten.
I
43721
6
M
5
T1
M1
T3
M2T2M3
Verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik
Wanneer verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik is
ingeschakeld (handbediend door de gebruiker of automatisch door
een weektimer), wordt de doeltemperatuur van het warm water voor
huishoudelijk gebruik bereikt door een combinatie van de
warmtewisselaarspiraal en de elektrische boosterverwarming.
Wanneer de temperatuur van het warm water voor huishoudelijk
gebruik onder het door de gebruiker ingestelde instelpunt ligt, wordt
de 3-wegsklep geactiveerd om het water voor huishoudelijk gebruik
met de warmtepomp te verwarmen. Bij een grote vraag naar warm
water voor huishoudelijk gebruik of een wanneer de temperatuur voor
het warm water voor huishoudelijk gebruik op een hoge waarde is
ingesteld, kan de boosterverwarming (8) bijkomend verwarmen.
Een 3-wegsklep (6) met 2 draden of 3 draden kan worden
aangesloten. Monteer de 3-wegsklep op de juiste manier:
Voor meer details, zie "Bedrading van de 3-wegsklep" op
pagina 24.
98
FHL1
FHL2
FHL3
10
1Unit9Warmtewisselaarspiraal
2Warmtewisselaar10Tank voor warm water
3Pomp
4AfsluiterFHL1..3Vloerverwarmingslus
5Verdeelstuk
(lokale levering) T1..3Individuele
6Gemotoriseerde 3-
wegsklep (optioneel)
7Omloopklep
(lokale levering)
8Boosterverwarming
M1..3Individuele gemotori-
voor huishoudelijk
gebruik (optie)
(lokale levering)
kamerthermostaat
(lokale levering)
seerde klep voor het
regelen van de FHL1-lus
(lokale levering)
IGebruikersinterface
Pompwerking
Zonder op de unit (1) aangesloten thermostaat kan de pomp (3)
worden geconfigureerd om te werken zolang de unit is ingeschakeld,
of tot de vereiste watertemperatuur is bereikt.
LET OP
De unit kan zo worden geconfigureerd dat het warm
water voor huishoudelijk gebruik bij lage buitentemperaturen uitsluitend door de boosterverwarming
wordt verwarmd. De volledige capaciteit van de
warmtepomp is dan beschikbaar voor de verwarming
van ruimten.
Meer informatie over de configuratie van de tank voor
warm water voor huishoudelijk gebruik bij lage
buitentemperaturen vindt u in "Lokale instellingen" op
pagina 30, lokale instellingen [5-02] tot [5-04].
LET OP
Meer informatie over de configuratie van de pomp
vindt u in "Configuratie van de pompwerking" op
pagina 28.
Verwarmen van ruimten
De unit (1) zal werken om de op de gebruikersinterface ingestelde
doeltemperatuur van het uitgaand water te bereiken.
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus
(FHL1..3) door op afstand gestuurde kleppen (M1..3)
wordt geregeld, moet een omloopklep (7) worden voorzien
om te voorkomen dat de beveiliging met stromingsschakelaar wordt geactiveerd.
De omloopklep moet worden gekozen zodanig dat de
minimum waterstroom vermeld in "Waterleidingen" op
pagina 15 altijd verzekerd is.
Kies een omloopklep met drukverschilregeling.
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW57621-1A
Montagehandleiding
8
Toepassing 3
Toepassing voor koelen en verwarmen van ruimten met een op de
unit aangesloten kamerthermostaat geschikt voor omschakelenkoelen/verwarmen. Verwarmen door middel van vloerverwarmingslussen en ventilatorconvectoren. Koelen alleen door middel van de
ventilatorconvectoren.
Warm water voor huishoudelijk gebruik wordt voorzien door de tank
voor warm water voor huishoudelijk gebruik die op de unit is
aangesloten.
5
I
T
4321
611
M
FCU1
FCU2
M
98
FHL1
FCU3
FHL2
FHL3
De kamerthermostaat bepaalt de AAN/UIT-instelling van verwarmen/
koelen; dit is niet mogelijk met de gebruikersinterface.
Verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik
Verwarming van water voor huishoudelijk gebruik gebeurt zoals
beschreven in "Toepassing 2" op pagina 8.
Toepassing 4
Toepassing voor koelen en verwarmen van ruimten zonder op de
unit aangesloten kamerthermostaat, maar met een kamer-
thermostaat voor alleen verwarmen voor de vloerverwarming en een
thermostaat voor verwarmen/koelen voor de ventilatorconvectoren.
Verwarmen door middel van vloerverwarmingslussen en ventilatorconvectoren. Koelen alleen door middel van de
ventilatorconvectoren.
5
I
T4T5T6
432112
11
FCU1
T
M
M
FCU2
5
FCU3
7
10
1Unit10Tank voor warm water
2Warmtewisselaar
3Pomp
4Afsluiter11Gemotoriseerde
5Verdeelstuk
Afhankelijk van het seizoen kiest de klant op de kamerthermostaat
(T) koelen of verwarmen. Deze keuze is niet mogelijk via de
gebruikersinterface.
Wanneer de kamerthermostaat (T) verwarmen/koelen vraagt, begint
de pomp te werken en wordt de unit (1) in de "verwarmingsstand"/
"koelstand" geschakeld. De unit (1) begint te werken om de
doeltemperatuur van het uitgaande koude/warme water te bereiken.
In de koelstand gaat de gemotoriseerde 2-wegsklep (11) dicht om te
voorkomen dat koud water in de vloerverwarmingslussen (FHL)
wordt gestuurd.
Sluit de thermostaatdraden aan op de juiste aansluitklemmen (zie "Aansluiting van de thermostaatkabel" op
pagina 24) en configureer de DIP-schakelaars juist (zie
"Configuratie van de installatie van de kamerthermostaat"
op pagina 27).
De bedrading van de 2-wegsklep (11) verschilt voor een
NC-klep (normaal gesloten) en een NO-klep (normaal
open)! Sluit de juiste aansluitpunten aan zoals
aangegeven in het bedradingsschema.
2-wegsklep voor
uitschakelen van de
vloerverwarmingslussen tijdens koelen
(lokale levering)
FCU1..3Ventilatorconvector
T4..6Individuele kamer-
2-wegsklep voor
activering van de
kamerthermostaat
(lokale levering)
met thermostaat
(lokale levering)
(lokale levering)
TKamerthermostaat alleen
verwarmen (optie)
thermostaat voor met
ventilatorconvector
verwarmde/gekoelde
kamer (optie)
IGebruikersinterface
Pompwerking
Zonder op de unit (1) aangesloten thermostaat kan de pomp (3)
worden geconfigureerd om te werken zolang de unit is ingeschakeld,
of tot de vereiste watertemperatuur is bereikt.
LET OP
Meer informatie over de configuratie van de pomp
vindt u in "Configuratie van de pompwerking" op
pagina 28.
Verwarmen en koelen van ruimten
Afhankelijk van het seizoen kiest de klant met de gebruikersinterface
koelen of verwarmen.
De unit (1) begint te werken in de koel- of de verwarmingsstand om
de doeltemperatuur van het uitgaande water te bereiken.
Wanneer de unit in de verwarmingsstand staat, is de 2-wegsklep (11)
open. Warm water wordt zowel naar de ventilatorconvectoren als
naar de vloerverwarmingslussen gestuurd.
Montagehandleiding
9
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
Wanneer de unit in de koelstand staat, is de gemotoriseerde
2-wegsklep (11) gesloten om te voorkomen dat koud water in de
vloerverwarmingslussen (FHL) wordt gestuurd.
Wanneer meerdere lussen in het systeem door op afstand
gestuurde kleppen worden afgesloten, moet mogelijk een
omloopklep (7) worden gemonteerd om te voorkomen dat
de beveiliging met stromingsschakelaar wordt geactiveerd.
Zie ook "Toepassing 2" op pagina 8.
De bedrading van de 2-wegsklep (11) verschilt voor een
NC-klep (normaal gesloten) en een NO-klep (normaal
open)! Sluit de juiste aansluitpunten aan zoals
aangegeven in het bedradingsschema.
I
618
4321
M
517
Via de gebruikersinterface wordt de AAN/UIT-instelling van
verwarmen/koelen bepaald.
Toepassing 5
Verwarmen van ruimten met een extra ketel (afwisselende werking)
Verwarmen van ruimten door de Daikin-unit of door een extra ketel
die in het systeem is aangesloten. Een hulpcontact of een door een
E(D/B)*-binnenunit gestuurd contact bepaalt of de E(D/B)*-unit of de
ketel werkt.
Dit hulpcontact kan bijv. een buitentemperatuurthermostaat zijn, een
contact voor dag-/nachtstroomtarief, een handbediend contact, enz.
Raadpleeg "Lokale bedrading configuratie A" op pagina 10.
Het door de E(D/B)*-unit gestuurde contact (ook bekend als
"toelatingssignaal voor de extra ketel") wordt bepaald door de
buitentemperatuur (thermistor aan de buitenunit). Raadpleeg "Lokale
bedrading configuratie B" op pagina 11.
Bivalente werking is alleen mogelijk voor het verwarmen van ruimten,
en niet voor het verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik.
Warm water voor huishoudelijk gebruik wordt in een dergelijke
toepassing altijd geleverd door de tank voor warm water voor
huishoudelijk gebruik die op de Daikin-unit is aangesloten.
De extra ketel moet in de leidingen en in de lokale bedrading worden
opgenomen volgens de onderstaande afbeeldingen.
VOORZICHTIG
■Zorg dat de ketel en de integratie van de ketel in het
systeem overeenstemt met de toepasselijke lokale
wetten en regelgevingen.
■Installeer altijd een 3-wegsklep, zelfs als er geen tank
voor warm water voor huishoudelijk gebruik is
geïnstalleerd. Dit moet ervoor zorgen dat de vorstbeveiligingsfunctie (zie "[4-04]
Vorstbeveiligingsfunctie" op pagina 33) kan werken
wanneer de ketel actief is.
I
1
M
2
15
17
16
10
11
FHL1
FHL2
12
1Buitenunit12Tank voor warm water
2Warmtewisselaar
3-wegsklep (geleverd bij
de tank voor warm water
voor huishoudelijk
gebruik)
10Boosterverwarming
11Warmtewisselaarspiraal
FHL1...3Vloerverwarmingslus
voor huishoudelijk
gebruik (optie)
(lokale levering)
(lokale levering)
18Te r ugslagklep
(lokale levering)
(lokale levering)
Lokale bedrading configuratie A
L
Com
H
E(D/B)*
E(D/B)*/auto
Boiler thermostat
input
AHulpcontact (normaal gesloten)
HKamerthermostaat verwarmingsverzoek (optie)
K1AHulprelais voor inschakelen van E(D/B)*-unit
K2AHulprelais voor inschakelen van ketel
/Boiler
N
A
K1A
K2A
Input ketelthermostaat
(lokale levering)
(lokale levering)
X2M
123 4
K1A
Boiler
thermostat input
X
K2A
FHL3
Y
1Gemotoriseerde 3-wegsklep
2Ketel
■Daikin kan niet aansprakelijk worden gehouden voor
onjuiste of onveilige situaties in het ketelsysteem.
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW57621-1A
FHL1 FHL2 FHL3
Montagehandleiding
10
Lokale bedrading configuratie B
E(D/B)*
X2M
12
3 4
K1A
Com
H
C
EKRTW*
Boiler thermostat
input
CKamerthermostaat koelverzoek (optie)
HKamerthermostaat verwarmingsverzoek (optie)
ComGemeenschappelijke kamerthermostaat (optie)
K1AHulprelais voor inschakelen van ketelunit
KCRToelatingssignaal voor de extra ketel
EKRP1HB
KCR
X1 X2
K1A
Y
X
Boiler
thermostat input
Input ketelthermostaat
(lokale levering)
Werking
■Configuratie A
Wanneer de kamerthermostaat om verwarming vraagt, begint
ofwel de E(D/B)*-unit ofwel de ketel te werken, afhankelijk van
de stand van het hulpcontact (A).
■Configuratie B
Wanneer de kamerthermostaat om verwarming vraagt, begint
ofwel de E(D/B)*-unit ofwel de ketel te werken, afhankelijk van
de buitentemperatuur (staat van het "toelatingssignaal voor de
extra ketel").
Wanneer de toelating voor de ketel wordt gegeven, wordt het
verwarmen van ruimten door de E(D/B)*-unit automatisch
uitgeschakeld.
Voor meer details, zie lokale instelling [C-02~C-04].
LET OP
■Configuratie A
Zorg ervoor dat het differentiaal of de
tijdvertraging van het hulpcontact (A) voldoende
groot is om voortdurend omschakelen tussen de
E(D/B)*-unit en de ketel te voorkomen. Als het
hulpcontact (A) een buitentemperatuurthermostaat is, moet de thermostaat in de
schaduw worden geïnstalleerd zodat hij niet wordt
beïnvloed of in-/uitgeschakeld door de zon.
Configuratie B
Zorg ervoor dat het differentiaal van de bivalente
hysterese [C-04] voldoende groot is om
voortdurend omschakelen tussen de E(D/B)*-unit
en de ketel te voorkomen. Aangezien de buitentemperatuur wordt gemeten met de luchtthermistor van de buitenunit, dient u de buitenunit
in de schaduw te installeren zodat de thermistor
geen invloed van de zon ondergaat.
Veelvuldig omschakelen kan al snel corrosie van
de ketel veroorzaken. Neem contact op met de
fabrikant van de ketel.
■Terwijl de E(D/B)*-unit verwarmt, zal de unit
werken om de op de gebruikersinterface
ingestelde doeltemperatuur van het uittredend
water te bereiken. Wanneer de weersafhankelijke
werkingsstand is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de
buitentemperatuur.
Terwijl de ketel verwarmt, zal de ketel werken om
de op de controller van de ketel ingestelde doeltemperatuur van het uittredend water te bereiken.
Stel de doeltemperatuur van het uittredend water
op de controller van de ketel nooit in op meer dan
55°C.
■Er mag slechts 1 expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. De Daikin-unit is al uitgerust met
een expansievat.
LET OP
Configureer DIP-schakelaar SS2-3 op de printplaat
van de schakelkast van de E(D/B)* juist. Zie
"Configuratie van de installatie van de
kamerthermostaat" op pagina 27.
Voor configuratie B: Voer de lokale instellingen [C-02,
C-03 en C-04] goed uit. Zie "Bivalente werking" op
pagina 37.
VOORZICHTIG
Het retourwater naar de E(D/B)*-warmtewisselaar mag
nooit warmer dan 55°C zijn.
Stel de doeltemperatuur van het uittredend water daarom
nooit in op meer dan 55°C op de controller van de ketel en
monteer een Aquastat
(a)
-klep in de retourwaterstroming
van de E(D/B)*-unit.
Controleer of de terugslagkleppen (lokale levering) juist in
het systeem geïnstalleerd zijn.
Controleer of de kamerthermostaat (th) niet voortdurend
AAN/UIT wordt geschakeld.
Daikin is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
ontstaat wanneer dit voorschrift niet wordt nageleefd.
(a) De Aquastat-klep moet ingesteld zijn op 55°C en moet de retourwaterstroming
naar de unit afsluiten wanneer de gemeten temperatuur meer dan 55°C
bedraagt. Wanneer de temperatuur zakt, moet de Aquastat-klep de
retourwaterstroming naar de E(D/B)*-unit weer herstellen.
Handmatige toelating naar de E(D/B)*-unit op de ketel.
In het geval dat alleen E(D/B)*-unit mag werken in de
stand verwarmen van ruimten, schakelt u de bivalente
werking uit aan de hand van instelling [C-02].
In het geval alleen de ketel mag werken in de stand
verwarmen van ruimten, verhoogt u de bivalente
inschakeltemperatuur [C-03] tot 25°C.
Montagehandleiding
11
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
Toepassing 6
Verwarmen van ruimten met kamerthermostaattoepassing via vloerverwarmingslussen en ventilatorconvectoren. De vloerverwarmingslussen en ventilatorconvectoren vereisen een verschillende
watertemperatuur.
De vloerverwarmingslussen vereisen in de verwarmingsstand een
lagere watertemperatuur dan de ventilatorconvectoren. Om deze
twee instelpunten mogelijk te maken, wordt een mengstation gebruikt
dat de watertemperatuur aanpast aan de vereisten van de
vloerverwarmingslussen. De ventilatorconvectoren zijn rechtstreeks
aangesloten op het watercircuit van de unit en de vloerverwarmingslussen zijn aangesloten na het mengstation. De unit bestuurt dit
mengstation niet.
De werking en configuratie van het lokale watercircuit behoort tot de
verantwoordelijkheid van de installateur.
Daikin biedt alleen een besturingsfunctie met dubbele instelpunten.
Deze functie maakt twee instelpunten mogelijk. Afhankelijk van de
vereiste watertemperatuur (vloerverwarmingslussen en/of ventilatorconvectoren zijn vereist), kan het eerste of het tweede instelpunt
worden geactiveerd.
T1
T2
B
6
Pompwerking en verwarmen van ruimten
Wanneer de kamerthermostaat voor de vloerverwarmingslus (T1) en
de ventilatorconvectoren (T2) is aangesloten op de binnenunit, werkt
de pomp (4) bij een verzoek om verwarming van T1 en/of T2. De
buitenunit begint te werken om de doeltemperatuur van het
uittredend water te bereiken. De doeltemperatuur van het uittredend
water hangt af van welke kamerthermostaat verwarming vraagt.
Lokale
Instelpunt
Zone AEersteUIAANUITAANUIT
Zone BTweede[7-03]UITAANAANUIT
Resulterende watertemperatuurUI[7-03][7-03]—
Resulterende pompwerkingAANAANAANUIT
instelling
Thermo-status
Wanneer de kamertemperatuur van beide zones boven het instelpunt
van de thermostaat ligt, worden de buitenunit en de pomp stilgelegd.
LET OP
■Sluit de thermostaatdraden aan op de juiste
aansluitpunten (zie "Overzicht van de unit" op
pagina 13).
■Voer de lokale instellingen [7-02], [7-03] en [7-04]
goed uit. Zie "Besturing met dubbel instelpunt" op
pagina 35.
■Configureer DIP-schakelaar SS2-3 op de
printplaat van de schakelkast van de E(D/B)* juist.
Zie "Configuratie van de installatie van de
kamerthermostaat" op pagina 27.
FCU1
FCU2
4321
A
5
7
1Buitenunit7Mengstation (lokale
2Warmtewisselaar
3PompT1Kamerthermostaat voor
4Afsluiter
5Verdeelstuk zone A
(lokale levering)
6Verdeelstuk zone B
(lokale levering)
T2Kamerthermostaat voor
FCU1..3Ventilatorconvector (optie)
FHL1...3Vloerverwarmingslus
FHL1
levering)
zone A (optie)
zone B (optie)
(lokale levering)
FCU3
FHL2
FHL3
Het voordeel van besturing met dubbel instelpunt is dat de
warmtepomp zal/kan werken met de laagste vereiste
temperatuur van uittredend water wanneer alleen
vloerverwarming vereist is. Een hogere temperatuur van
het uittredend water wordt alleen vereist in het geval de
ventilatorconvectoren werken.
Dit levert betere prestaties van de warmtepomp op.
LET OP
■De verzoeksignalen voor het verwarmen van
ruimten kunnen op twee verschillende manier
worden geïmplementeerd (keuze van de
installateur):
- Thermo AAN/UIT-signaal van
kamerthermostaat
- Statussignaal (actief/niet actief) van het
mengstation
■De installateur moet ervoor zorgen dat er zich
geen ongewenste situaties kunnen voordoen (bijv.
een te hoge watertemperatuur naar de vloerverwarmingslussen, enz.).
■Daikin levert geen enkel type mengstation.
Besturing met dubbel instelpunt biedt alleen de
mogelijkheid om twee instelpunten te gebruiken.
■Wanneer alleen zone A verwarmen vraagt, krijgt
zone B water met een temperatuur die gelijk is
aan het eerste instelpunt.
Dit kan ertoe leiden dat zone B ongewenst
verwarmd wordt.
■Wanneer alleen zone B verwarmen vraagt, krijgt
het mengstation water met een temperatuur die
gelijk is aan het tweede instelpunt.
Afhankelijk van de besturing van het mengstation,
kan de vloerverwarmingslus nog altijd water
krijgen met een temperatuur gelijk aan het
instelpunt van het mengstation.
De feitelijke watertemperatuur in de vloerverwarmingslussen hangt af van de besturing en de instelling van het
mengstation.
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
4PW57621-1A
Montagehandleiding
12
OVERZICHTVANDEUNIT
Openen van de unit
22
1
3
Deur 1 toegang tot de compressorruimte en elektrische onderdelen
Deur 2 toegang tot de elektrische onderdelen van de hydraulische ruimte
Deur 3 toegang tot de hydraulische ruimte
Schakel alle voedingen uit — d.w.z. de voeding van de unit
en de voeding van de backupverwarming en de tank voor
sanitair water (indien van toepassing) — voordat u deur 1
en 2 verwijdert.
Onderdelen in de unit kunnen heel warm zijn.
Hoofdcomponenten
Hydraulische ruimte (deur 3)
1
18
13
17
16
15
8
10
3
9
8
14
12
3
11
3PW55762-1
2.Backupverwarming
De backupverwarming bestaat uit een elektrisch verwarmingselement dat een bijkomende verwarmingscapaciteit voor het
watercircuit biedt als de verwarmingscapaciteit van de unit niet
toereikend is wegens lage buitentemperaturen; in koude
perioden beschermt zij ook de externe waterleiding tegen de
vorst.
3.Temperatuursensoren
Vier temperatuursensoren bepalen de water- en koelmiddel-
temperatuur op verschillende punten in het watercircuit.
4.Warmtewisselaar
5.Expansievat (10 l)
6.Aansluiting van koelmiddelvloeistof
7.Aansluiting van koelmiddelgas
8.Afsluiters
Met de afsluiters op de waterinlaataansluiting en de wateruitlaataansluiting kan het watercircuit van de unit worden afgesloten
van het residentieel watercircuit. Dit vergemakkelijkt het aflaten
en vervangen van het filter van de unit.
9.Aansluiting van waterinlaat
10. Aansluiting van wateruitlaat
11. Aftap- en vulkraan
12. Waterfilter
Het waterfilter verwijdert verontreinigingen uit het water om
schade aan de pomp of verstopping van de verdamper te
voorkomen. Maak het waterfilter op regelmatige tijdstippen
schoon. Zie "Onderhoud en service" op pagina 43.
13. Manometer
De manometer geeft de waterdruk in het watercircuit aan.
14. Stromingsschakelaar
De stromingsschakelaar controleert de stroming in het water-
circuit en beschermt de warmtewisselaar tegen bevriezing en de
pomp tegen beschadiging.
15. Pomp
De pomp circuleert het water in het watercircuit.
2
3
4
5
7
6
3
16. Thermische beveiliging backupverwarming
De backupverwarming is uitgerust met een thermische beveiliging. De thermische beveiliging wordt geactiveerd wanneer de
temperatuur te hoog wordt.
17. Thermische zekering backupverwarming
De backupverwarming is uitgerust met een thermische zekering.
De thermische zekering springt wanneer de temperatuur te
hoog wordt (hoger dan de temperatuur van de thermische
beveiliging van de backupverwarming).
18. Drukveiligheidsklep
De drukveiligheidsklep voorkomt een te hoge waterdruk in het
watercircuit door open te gaan vanaf een druk van 3 bar en wat
water te laten ontsnappen.
1.Ontluchtingsklep
De resterende lucht in het watercircuit wordt automatisch
verwijderd via de ontluchtingsklep.
Montagehandleiding
13
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem
E(D/B)(H/L)Q011~016BA6V3+W1
4PW57621-1A
Loading...
+ 36 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.