Daikin EBLQ05 07CAV3, EDLQ05 07CAV3, EKCB07CAV3, EK2CB07CAV3, EKMBUHCA3V3 Installation manuals [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
EBLQ05+07CAV3 EDLQ05+07CAV3  EKCB07CAV3 EK2CB07CAV3  EKMBUHCA3V3 EKMBUHCA9W1
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 6
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 6
2.1 Over dit document ..................................................................... 6
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 7
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 7
3.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
3.3 Bedieningskast .......................................................................... 8
3.3.1 De regelkast uitpakken ............................................... 8
3.3.2 De accessoires uit de bedieningskast nemen............. 8
3.4 Kast met opties.......................................................................... 9
3.4.1 De optiekast uitpakken................................................ 9
3.4.2 De accessoires uit de kast met opties nemen ............ 9
3.5 Back-upverwarming................................................................... 9
3.5.1 De back-upverwarming uitpakken............................... 9
3.5.2 De accessoires uit de back-upverwarming nemen ..... 9
4 Over de units en opties 10
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 10
4.2 Identificatie ................................................................................ 10
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 10
4.2.2 Identificatielabel: Regelkast ........................................ 10
4.2.3 Identificatielabel: Optiekast......................................... 10
4.2.4 Identificatielabel: Back-upverwarming ........................ 10
4.3 Units en opties combineren....................................................... 11
4.3.1 Mogelijke combinaties van buitenunit en opties.......... 11
4.3.2 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 12
4.3.3 Mogelijke opties voor de regelkast.............................. 12
4.3.4 Mogelijke opties voor de optiekast.............................. 13
4.3.5 Mogelijke combinaties van buitenunit en
warmtapwatertank....................................................... 13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 13
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 13
5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 13
5.2.1 Een enkele kamer....................................................... 14
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 16
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 18
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 19
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 20
5.4.1 Systeemlayout – Autonome warmtapwatertank.......... 20
5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
voor de warmtapwatertank.......................................... 20
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 21
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 21
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 21
5.5 De energiemeting instellen........................................................ 22
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 22
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 22
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 22
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 23
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ............................ 24
5.6.1 Continue vermogenbeperking...................................... 24
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld ................................................................ 24
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ...................................... 25
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................. 25
6 Voorbereiding 25
6.1 Overzicht: Voorbereiding............................................................ 25
6.2 De installatieplaats voorbereiden ............................................... 26
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt....................................................... 26
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten ................................... 26
6.2.3 Vereisten voor de plaats waar de bedieningskast
geïnstalleerd wordt....................................................... 27
6.2.4 Vereisten voor de plaats waar de kast met opties
geïnstalleerd wordt....................................................... 27
6.2.5 Vereisten voor de plaats waar de back-
upverwarming geïnstalleerd wordt ............................... 27
6.3 De waterleidingen voorbereiden................................................. 28
6.3.1 Vereisten voor de watercircuits.................................... 28
6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen .................................................................... 29
6.3.3 Het watervolume en waterdebiet controleren .............. 29
6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 30
6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 30
6.4 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 30
6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 30
6.4.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. 31 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren ........................................... 31
6.4.3 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 31
7 Installatie 33
7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 33
7.2 De units openen ......................................................................... 33
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 33
7.2.2 De buitenunit openen................................................... 33
7.2.3 Het deksel van de schakelkast van de buitenunit
openen ......................................................................... 33
7.2.4 De bedieningskast openen .......................................... 34
7.2.5 De kast met opties openen .......................................... 34
7.2.6 De back-upverwarming openen................................... 34
7.2.7 Het deksel van de schakelkast van de back-
upverwarming openen ................................................. 34
7.3 De buitenunit monteren .............................................................. 34
7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 34
7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit ..................................................................... 35
7.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 35
7.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 36
7.3.5 Afvoer voorzien............................................................ 37
7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 37
7.4 De bedieningskast monteren...................................................... 37
7.4.1 Over het monteren van de regelkast............................ 37
7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de regelkast ............ 37
7.4.3 De bedieningskast plaatsen......................................... 37
7.5 De kast met opties monteren ..................................................... 38
7.5.1 Over het monteren van de optiekast............................ 38
7.5.2 Voorzorgen bij het monteren van de optiekast ............ 38
7.5.3 De kast met opties plaatsen......................................... 38
7.6 De back-upverwarming monteren .............................................. 38
7.6.1 Over het monteren van de back-upverwarming........... 38
7.6.2 Voorzorgen bij het monteren van de back-
upverwarming .............................................................. 38
7.6.3 De back-upverwarming installeren............................... 38
7.7 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 39
7.7.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 39
7.7.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 39
7.7.3 De waterleidingen aansluiten....................................... 39
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
Inhoudsopgave
7.7.4 De waterleiding op de back-upverwarming
aansluiten.................................................................... 40
7.7.5 Het watercircuit tegen vorst beschermen.................... 40
7.7.6 Het watercircuit vullen................................................. 41
7.7.7 De tank voor warm tapwater vullen............................. 41
7.7.8 De waterleidingen isoleren.......................................... 41
7.8 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 42
7.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 42
7.8.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 42
7.8.3 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 42
7.8.4 Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische
bedrading .................................................................... 42
7.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten.................................................................... 43
7.8.6 De hoofdvoeding aansluiten ....................................... 43
7.8.7 De gebruikersinterface aansluiten .............................. 44
7.8.8 De afsluiter aansluiten ................................................ 45
7.8.9 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 46
7.8.10 De elektrische bedrading op de bedieningskast
aansluiten.................................................................... 46
7.8.11 De voeding van de bedieningskast aansluiten............ 46
7.8.12 De doorverbindingskabel tussen de bedieningskast
en de buitenunit aansluiten ......................................... 47
7.8.13 De elektrische bedrading op de kast met opties
aansluiten.................................................................... 47
7.8.14 De voeding van de kast met opties aansluiten ........... 47
7.8.15 De doorverbindingskabel tussen de kast met opties
en de bedieningskast aansluiten................................. 47
7.8.16 De elektrische meters aansluiten................................ 47
7.8.17 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten.................................................................... 48
7.8.18 De alarm-output aansluiten......................................... 48
7.8.19 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten ................................................ 48
7.8.20 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten.................................................................... 48
7.8.21 De elektrische bedrading op de back-upverwarming
aansluiten.................................................................... 49
7.8.22 De voeding van de back-upverwarming aansluiten .... 49
7.8.23 De back-upverwarmingskit op de bedieningskast
aansluiten.................................................................... 50
7.9 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 51
7.9.1 De buitenunit sluiten ................................................... 51
7.10 De installatie van de regelkast voltooien ................................... 51
7.10.1 De regelkast sluiten .................................................... 51
7.11 De installatie van de optiekast voltooien ................................... 51
7.11.1 De optiekast sluiten..................................................... 51
7.12 De installatie van de back-upverwarming voltooien .................. 51
7.12.1 De back-upverwarming sluiten.................................... 51
8 Configuratie 51
8.1 Overzicht: Configuratie.............................................................. 51
8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................ 51
8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken................. 52
8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 53
8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 53
8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor
de eerste maal onder spanning zetten........................ 53
8.2 Basisconfiguratie ....................................................................... 54
8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum.............................. 54
8.2.2 Snelle wizard: Standaard............................................ 54
8.2.3 Snelle wizard: Opties .................................................. 56
8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) .............. 58
8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming/-koeling........... 58
8.2.6 Het warm tapwater regelen......................................... 62
8.2.7 Contact/helpdesknummer........................................... 63
8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie ............................. 63
8.3.1 De ruimteverwarming/koeling: geavanceerd............... 63
8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd.................. 68
8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen ...................... 72
8.3.4 De systeeminstellingen................................................ 73
8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ....................... 78
8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen....................... 79
9 Inbedrijfstelling 80
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 80
9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 80
9.3 Checklist vóór inbedrijfstelling .................................................... 80
9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 80
9.4.1 Het minimum debiet controleren.................................. 80
9.4.2 De ontluchtingsfunctie.................................................. 81
9.4.3 Proefdraaien ................................................................ 82
9.4.4 Stelmotoren proefdraaien ............................................ 82
9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen .............. 82
10 Aan de gebruiker overhandigen 84
10.1 Over vergrendelen en ontgrendelen........................................... 84
Mogelijke functievergrendelingen............................................... 84
Nagaan of een vergrendeling actief is........................................ 84
Een functievergrendeling activeren of deactiveren .................... 84
De toetsvergrendeling in- of uitschakelen .................................. 84
11 Onderhoud en service 84
11.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 84
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 84
11.2.1 De buitenunit openen................................................... 85
11.2.2 De regelkast openen.................................................... 85
11.2.3 De optiekast openen .................................................... 85
11.2.4 De back-upverwarming openen ................................... 85
11.3 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de buitenunit ........... 85
12 Opsporen en verhelpen van storingen 86
12.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 86
12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 86
12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 86
12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 86
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 87
12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 87
12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 87
12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 87
12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 88
12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 88
12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd .......................................................... 88
12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 88
12.3.10 Symptoom: de energiemeting (geproduceerde
warmte) werkt NIET goed ............................................ 89
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 89
12.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................. 89
13 Als afval verwijderen 91
13.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 91
13.2 Het koelmiddel verwijderen ........................................................ 91
13.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen .............................. 92
14 Technische gegevens 93
14.1 Overzicht: Technische gegevens ............................................... 93
14.2 Afmetingen en ruimte voor service ............................................. 93
14.2.1 Afmetingen en ruimte voor service: Buitenunit ............ 93
14.2.2 Afmetingen en ruimte voor service: Opties .................. 94
14.3 Zwaartepunt ............................................................................... 96
14.3.1 Zwaartepunt: Buitenunit ............................................... 96
14.3.2 Zwaartepunt: Opties..................................................... 97
14.4 Onderdelen................................................................................. 98
14.4.1 Onderdelen: Buitenunit ................................................ 98
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

14.4.2 Onderdelen: Schakelkast (Buitenunit) ........................ 99
14.4.3 Onderdelen: Opties..................................................... 100
14.4.4 Onderdelen: Schakelkast (opties)............................... 102
14.5 Schema van de leidingen .......................................................... 103
14.5.1 Schema van de leidingen: Buitenunit.......................... 103
14.6 Bedradingsschema.................................................................... 104
14.6.1 Bedradingsschema: Buitenunit ................................... 104
14.7 Technische specificaties ........................................................... 112
14.7.1 Technische specificaties: Buitenunit ........................... 112
14.7.2 Technische specificaties: Opties................................. 115
14.8 Werkingsgebied......................................................................... 116
14.8.1 Werkingsgebied: Verwarming en koeling.................... 116
14.8.2 Werkingsgebied: Warm tapwater................................ 117
14.9 ESP-curve ................................................................................. 118
14.9.1 ESP-curve: Buitenunit................................................. 118
15 Verklarende woordenlijst 119
16 Tabel met lokale instellingen 120
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit. ▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06

3 Over de doos

Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) ▪ Installatiehandleiding van de bedieningskast:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de bedieningskast) ▪ Installatiehandleiding van de kast met opties:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de optiekast ) ▪ Installatiehandleiding van de back-upverwarming:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de back-upverwarming) ▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, technische kenmerken, goede
praktijken, referentiegegevens enz.
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
2.2 Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties ▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
Hoofdstuk Beschrijving
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
waarop de units onderhouden moeten worden
Storingen opsporen en oplossen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Opmerking: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.
3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de dozen met de buitenunit, besturingskast en/of de backupverwarming ter plaatse zijn geleverd.
Het bevat informatie over: ▪ De units uitpakken en hanteren ▪ De accessoires van de units verwijderen Houd rekening met de volgende zaken: ▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
3 Over de doos
1
2
a b c d
fe g
1
2
a Algemene veiligheidsmaatregelen b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur c Installatiehandleiding van de buitenunit d Gebruiksaanwijzing e Afdichtingsring voor afsluiter
f Afsluiter
g Montageplaat van de unit

3.3 Bedieningskast

OPMERKING
De bedieningskast EKCB07CAV3 is een optie en kan alleen worden gebruikt in combinatie met buitenunits EDLQ05+07CAV3 en EBLQ05+07CAV3.

3.3.1 De regelkast uitpakken

3.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Open de buitenunit.

3.3.2 De accessoires uit de bedieningskast nemen

1 Open de bedieningskast.
2 Neem de accessoires eruit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
2 Neem de accessoires eruit.
a b c
1
2
a
1
2
a M4-bouten voor de gebruikersinterface b M4-moeren voor de gebruikersinterface c Draden voor de relais van de boosterverwarming voor
warm tapwater

3.4 Kast met opties

OPMERKING
▪ De kast met opties EK2CB07CAV3 is een optie en kan
alleen worden gebruikt in combinatie met buitenunits EDLQ05+07CAV3 en EBLQ05+07CAV3.
▪ Om de kast met opties te kunnen gebruiken, moet de
optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmaken van het systeem.

3.4.1 De optiekast uitpakken

3 Over de doos
a Connectoren voor de doorverbindingskabel tussen de kast
met opties en de bedieningskast EKCB07CAV3.

3.5 Back-upverwarming

OPMERKING
▪ De back-upverwarming is een optie en kan alleen
worden gebruikt in combinatie met buitenunits EDLQ05+07CAV3 en EBLQ05+07CAV3.
▪ Om de back-upverwarming te kunnen gebruiken, moet
de optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmaken van het systeem.

3.5.1 De back-upverwarming uitpakken

3.4.2 De accessoires uit de kast met opties nemen

1 Open de kast met opties.
2 Neem de accessoires eruit.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06

3.5.2 De accessoires uit de back-upverwarming nemen

1 Neem de muurbeugel uit de doos.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9

4 Over de units en opties

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De buitenunit identificeren ▪ De stuurkast identificeren ▪ De backupverwarming identificeren ▪ De buitenunit combineren met opties ▪ De besturingskast combineren met opties ▪ Mogelijke combinaties van buitenunit en besturingskast

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Code Beschrijving
CA Modelserie V3 Elektrische voeding

4.2.3 Identificatielabel: Optiekast

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EK2CB07 CA V3
Code Beschrijving
EK Europese kit 2 Optioneel CB Regelkast 07 Capaciteitklasse CA Modelserie V3 Elektrische voeding

4.2.4 Identificatielabel: Back-upverwarming

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EB/DLQ05CAV3
Code Uitleg
E Monobloc-buitenunit met warmtepomp B
D L Lage watertemperatuur – omgevingszone: −10~
Q Koelmiddel R410A 05 Capaciteitklasse CA Modelserie V3 Elektrische voeding
Omkeerbaar (verwarming+koeling) Verwarming alleen
−25°C

4.2.2 Identificatielabel: Regelkast

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: EKCB07 CA V3
Code Beschrijving
EK Europese kit CB Regelkast 07 Capaciteitklasse
Modelidentificatie Voorbeeld: EK M BUH CA 3 V3
Code Uitleg
EK Europese kit M Ontworpen voor Monobloc BUH Back-upverwarming CA Modelserie 3 Capaciteit van kit met verwarmingstoestel (kW) V3 Elektrische voeding
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
4 Over de units en opties
FHL1
FHL2
FHL3
a b c ed d
f
g
h
i

4.3 Units en opties combineren

4.3.1 Mogelijke combinaties van buitenunit en opties

Optie Nodige systeemcomponenten voor die optie
Optionele apparatuur Gebruikersinterface
(EKRUCBL*)(verplicht) Vereenvoudigde
gebruikersinterface (EKRUCBS)
Warmtapwatertank O O Afstandbuitensensor
(EKRSCA1) PC-configurator
(EKPCCAB) Kamerthermostaat
(EKRTWA, EKRTR1) Afstandsensor voor
draadloze thermostaat (EKRTETS)
Warmtepompconvector (FWXV)
Back-upverwarmingskit (EKMBUHCA3V3, EKMBUHCA9W1)
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Ter plaatse te voorziene componenten Bediening van de
ruimteverwarming/-koeling (of afsluiter)
Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsloos contact)
Pomp voor warm tapwater O O Elektriciteitsmeter O O O Digitale ingangen
energieverbruik Alarmuitgang O O O Uitgang ruimtekoeling/-
verwarming AAN/UIT Omschakeling naar externe
warmtebron
(a) Alleen voor EBLQ05+07CAV3.
a Buitenunit (EBLQ05+07CAV3 of EDLQ05+07CAV3) b Koelmiddeldeel van de buitenunit c Hydrodeel van de buitenunit d Klepkit EKMBHBP1 e Back-upverwarmingskit (EKMBUHCA3V3 of
EKMBUHCA9W1)
f Regelkast EKCB07CAV3 g Optiekast EK2CB07CAV3 h Warmtapwatertank
i Ruimteverwarmingscircuit
Buitenunit
Regelkast EKCB07CAV3 Optiekast EK2CB07CAV3 Klepkit EKMBHBP1
EBLQ05+07CAV3 of
EDLQ05+07CAV3
O
O
O
O
O O
O O
O O
O O O
(a)
O O O
O
O O
O O O
O O O
O O O
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
4 Over de units en opties

4.3.2 Mogelijke opties voor de buitenunit

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten: ▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte. Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor de aanwijzingen met betrekking tot het installeren, zie
"7.8.7De gebruikersinterface aansluiten"op pagina44.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Warmtapwatertank
Om warm tapwater te kunnen leveren kan een warmtapwatertank op de buitenunit worden aangesloten.
De tank voor warm tapwater kan in de volgende 2 versies geleverd worden:
▪ Een tank in roestvrij staal (EKHWS en EKHWSU (alleen voor het
Verenigd Koninkrijk)) Er zijn 3 types beschikbaar: 150, 200 en 300liter.
▪ Een geëmailleerde tank (EKHWE en EKHWET (wandmodel))
Er zijn 3 types van EKHWE: 150, 200 en 300liter. Er is 1type van EKHWET: 150liter.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de tank voor warm tapwater en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangesloten
als de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van het systeem is.
▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeel
van de buitenunit en bedraad op de regelkast EKCB07CAV3.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

4.3.3 Mogelijke opties voor de regelkast

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten: ▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte. Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor de aanwijzingen met betrekking tot het installeren, zie
"7.8.7De gebruikersinterface aansluiten"op pagina44.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de regelkast EKCB07CAV3 aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1).
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de buitenunit (of deze van de regelkast EKCB07CAV3) en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en parameters naar de buitenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software­downloads/.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PC­kabel, hoofdstuk "8Configuratie"op pagina 51 en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

4.3.4 Mogelijke opties voor de optiekast

Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
De afstandbinnensensor is aangesloten op optiekast EK2CB07CAV3. Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.

4.3.5 Mogelijke combinaties van buitenunit en warmtapwatertank

Buitenunit Warmtapwatertank
EKHWS EKHWSU EKHWE EKHWET
EBLQ05CAV3 O O O O EBLQ07CAV3 O O O O EDLQ05CAV3 O O O O EDLQ07CAV3 O O O O
INFORMATIE
▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangesloten
als de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van het systeem is.
▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeel
van de buitenunit en bedraad op de regelkast EKCB07CAV3.
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van het Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8Configuratie"op pagina51.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen ▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen ▪ De energiemeting instellen ▪ Het energieverbruik instellen ▪ Een externe temperatuursensor opstellen

5.2 Het ruimteverwarmings-/ koelingsysteem in/opstellen

Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd (of gekoeld) door het
Daikin-warmtepompsysteem?
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
B
A
e
d
a
b
c
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn, adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.5.1.2] op 1 zetten.

5.2.1 Een enkele kamer

Vloerverwarming of radiatoren – Kamerthermostaat met draad
Opstelling
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen: ▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
Vloerverwarming of radiatoren – Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
b Regelkast c Back-upverwarming (optie)
▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface
die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten. Mogelijke installaties:
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is in de kamer gemonteerd en de
gebruikersinterface wordt als kamerthermostaat gebruikt.
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is binnenshuis gemonteerd, dichtbij
de buitenunit + de gebruikersinterface is in de kamer geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming (optie) d Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat e Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5] ▪ Code: [C-05]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
d
a
b
c
B
A
d
M1
a
b
c
Voordelen
Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteemontworpen.
Comfort . In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
Voordelen
Koeling . De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
▪ De ruimteverwarming wordt bezorgt door:
▪ De vloerverwarming ▪ De warmtepompconvectoren
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2) gestuurd.
De ruimtebedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren gestuurd door een digitale uitgang op regelkast EKCB07CAV3 (X8M/6 en X8M/7).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5] ▪ Code: [C-05]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming (optie) d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2) gestuurd.
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt door een digitale uitgang (X8M/6 en
X8M/7) op regelkast EKCB07CAV3 naar de volgende toestellen gestuurd:
▪ De warmtepompconvectoren ▪ De afsluiter
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
T
B C
A
a
b
c
B C
A
e
a
e
d
M1 M2
b
c
Instelling Waarde
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5] ▪ Code: [C-05]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Voordelen
Koeling . De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met
Altherma LT.
Comfort . De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor: ▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van de vloerverwarming ▪ Het uitstekend koelcomfort van de warmtepompconvectoren

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Economisch. ▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen (ter plaatse te voorzien) geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming (optie)
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer wordt rechtstreeks op
de buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming (optie) d Omloopklep e Externe kamerthermostaat
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in tabel “Het watervolume en waterdebiet controleren”in "6.3 De
waterleidingen voorbereiden"op pagina28.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte. Vergeet niet dat de ruimtebedrijfsmodus van de secundaire gebruikersinterfaces (gebruikt als kamerthermostaat) zo ingesteld moet worden dat deze overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten en
hoeven NIET op de buitenunit te worden aangesloten. De buitenunit zal de hele tijd aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
d d
C
b
a
c
e
B C
A
d
M1
M1
b
a
c
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07] Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met de warmtepompconvectoren voor 1 kamer:
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren instellen.
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming (optie) d Externe kamerthermostaat e Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: De
warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming: ▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte. Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7]
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
▪ Code: [C-07]
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
f f
C
E
D
a
e
d
b
c
Instelling Waarde
Aantal watertemperatuurzones:
0 (1 AWT-zone): Primair ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2). In dit document: ▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de andere zone
OPMERKING
Als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn en er wordt een uitwendige kamerthermostaat gebruikt, dan is koeling NIET mogelijk.
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Kamer (zone) Warmteafgevers:
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming: 35°C Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren: 45°C
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Gebruikersinterface b Regelkast c Back-upverwarming (optie) d Drukregelklep e Mengklepstation
f Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
ontwerptemperatuur
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst. ▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
OPMERKING
Daikin is NIET verantwoordelijk voor de werking van het pomp van het mengklepstation. De installateur is verantwoordelijk voor de werking van de pomp.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte. Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke afstandsbediening van de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Opmerking:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8]
1 (2 AWT-zones): Primair + secundair
▪ Code: [7-02] In geval van
warmtepompconvectoren: Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone: ▪ #: [A.2.2.5] ▪ Code: [C-06]
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Afsluiter Als de primaire zone tijdens de
koelstand afgesloten moet worden om geen condensatie op de vloer te hebben, stel dit dan dienovereenkomstig in.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
ba c
d
d
i j
j
k
k
n
f h
p
o
g
l
m
e
Instelling Waarde
Op het mengklepstation Stel de gewenste primaire
Voordelen
Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en tevens het excellent koelcomfort van de warmtepompconvectoren.
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de buitenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en/of koeling in.

5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De buitenunit ▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de buitenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de buitenunit UIT-geschakeld.
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de buitenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.
INFORMATIE
Om bivalent te kunnen werken heeft het systeem regelkast EK2CB07CAV3 nodig.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
ingesteld.
a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast g Gebruikersinterface h Optiekast
i Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd bij de
warmtapwatertank)
j Terugslagklep (ter plaatse te voorzien) k Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
l Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
m Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
n Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien) o Tank voor huishoudelijk warm water (optie) p Warmtewisselaarspoel
FHL1...3 Vloerverwarming
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepompNIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken: ▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
dewarmtepomp.
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C. ▪ Plaats terugslagkleppen. ▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. Een expansievat is al standaard aanwezig in de
buitenunit. ▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Sluit X8M/3 en X8M/4 (omschakeling naar externe warmtebron)
op optiekast EK2CB07CAV3 aan op de thermostaat van de extra
ketel. ▪ Om de warmteafgevers in/op te stellen, zie "5.2 Het
ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen"op pagina13.
Configuratie
Via de gebruikersinterface (snelle wizard): ▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Outdoor/Auto/Boiler
1 4 X Y
Control box
FHL1
FHL2
FHL3
M
a b c
d
e
i
f
g
d
h
j
k
▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de bivalente hysteresis voldoende
differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de buitenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Aangezien de buitentemperatuur door de
luchtthermistor van de buitenunit gemeten wordt, plaats de buitenunit in de schaduw, zodat deze NIET door rechtstreeks zonlicht beïnvloed wordt of erdoor AAN/ UIT wordt gezet.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron
▪ Alleen mogelijk voor een regeling via een externe
kamerthermostaat EN één aanvoerwatertemperatuurzone (zie
"5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen" op pagina13).
▪ Het hulpcontact kan zijn:
▪ Een buitentemperatuurthermostaat ▪ Een stroomtarievencontact ▪ Een handmatig bediend contact ▪ …
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:

5.4 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.4.1 Systeemlayout – Autonome warmtapwatertank

a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast g Gebruikersinterface h Gemotoriseerde 3-wegklep
i Warmtapwatertank j Warmtewisselaarspoel
k Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
Outdoor Buitenunit
Control box Regelkast
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
BTIIngang boilerthermostaat
A Hulpcontact (normaal dicht) H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais om de buitenunit in te schakelen (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Auto Automatisch
Boiler Ketel
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de buitenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/ UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.

5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
Type Mogelijke volumes
Autonome warmtapwatertank ▪ 150l
▪ 200l ▪ 300l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren, kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c e
a
f
d b
h
g
c
h b
a
d f
i
e g
h
adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert. ▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepompwarm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Antwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1douche = 10min×10l/min = 100l
1bad = 150l
nodig? Hoeveel water is er per dag
1spoelbak = 2min×5l/min = 10l
nodig voor de gootsteen? Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches ▪ 1bad ▪ 3gootsteenvolumes Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
▪ V2=180l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:
▪ V1=480l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts 1maal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp ▪ De elektrische boosterverwarming
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
produceren, zie "8Configuratie"op pagina51.
▪ De elektrische bedrading van de warmtapwatertank op
regelkast EKCB07CAV3 aansluiten, zie de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
▪ De waterleiding van de warmtapwatertank op de buitenunit
aansluiten, zie de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.

5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling
a Buitenunit b Warmtapwatertank c Pomp voor warm tapwater d Regelkast e Douche
f Koud water g UITGANG warm tapwater h Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.8.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina46
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina51. ▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling

5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
a Buitenunit b Warmtapwatertank c Pomp voor warm tapwater d Verwarmingselement
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
e Terugslagklep
f Douche g Koud water h Regelkast
i UITGANG warm tapwater j Hercirculatieaansluiting
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank tot maximum 70°C
ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.8.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina46
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina51.

5.5 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen: ▪ Geproduceerde warmte ▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming ▪ Voor de ruimtekoeling ▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand ▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.

5.5.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
INFORMATIE
Indien er geen glycol in het systeem is ([E‑0D]=1]), zal de geproduceerde warmte NIET worden berekend en zal deze niet op de gebruikersinterface verschijnen.
▪ Toepasbaar op alle modellen. ▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur ▪ Het debiet ▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in. Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van 17,1Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarming op 230V 3100W.

5.5.2 Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen: ▪ Door het te berekenen ▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit ▪ De ingestelde capaciteit van de boosterverwarming en de
optionele back-upverwarming
▪ De spanning
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:
▪ De optionele back-upverwarming (stap1 en stap2) ▪ De boosterverwarming
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is. ▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Ze vereist wel externe energiemeters. ▪ Voor de kenmerken van elk type van meter, zie "14Technische
gegevens"op pagina93.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh­tarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Sluit de energiemeter aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
Energiemetertype
b
5
8
0
1
5
0
0
0
c c
ed
f
A B C D E
a
g h
b
5
8
0
1
5
0
0
0
fe
i
A B E
c c d
a

gCh
D
e fe
hg
k
A E
ba
d

iCBj
D
c
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
Indien… Gebruik een… energiemeter
Back-upverwarming gevoed via
Monofasig een monofasig raster (d.w.z. dat het model van de back­upverwarming *3V of *9W is en dat deze op een monofasig raster is aangesloten)
In andere gevallen (d.w.z. een
Driefasig *9W-model van back­upverwarming aangesloten op een driefasig raster)
Voorbeeld
Enkelfasige energiemeter Driefasige energiemeter
A Buitenunit B Regelkast C Warmtapwatertank D Optiekast E Back-upverwarmingskit a Elektriciteitskast (L1/N) b Energiemeter (L1/N) c Zekering (L1/N) d Buitenunit (L1/N) e Regelkast (L1/N) f Boosterverwarming (L1/N) g Optiekast (L1/N) h Back-upverwarming (L1/N)
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
E Back-upverwarmingskit
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)
b Energiemeter (L1/L2/L3/N)
c Zekering (L1/N)
d Zekering (L1/L2/L3/N)
e Buitenunit (L1/N)
f Regelkast (L1/N)
g Boosterverwarming (L1/N)
h Optiekast (L1/N)
i Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken: ▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende. ▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X2M/9 en X2M/10 van
optiekast EK2CB07CAV3.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina23 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
Algemene regel
▪ Energiemeter1: Deze meet het koelmiddeldeel van de buitenunit. ▪ Energiemeter2: Deze meet de rest (d.w.z. het hydrodeel van de
buitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, de back-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).
Opstelling
▪ Sluit energiemeter 1 aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
▪ Sluit energiemeter 2 aan op X2M/9 en X2M/10 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Energiemetertypes
▪ Energiemeter1: Monofasige energiemeter. ▪ Energiemeter2:
▪ In het geval van een enkelfasige configuratie voor de back-
upverwarming, gebruik een enkelfasige energiemeter.
▪ Voor alle andere configuraties, gebruik een driefasige
energiemeter.
Voorbeeld
Driefasige back-upverwarming:
A Buitenunit B Regelkast C Warmtapwatertank D Optiekast E Back-upverwarmingskit
a Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
b Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met
normaal kWh-tarief
c Energiemeter (L1/N) d Energiemeter (L1/L2/L3/N) e Zekering (L1/N)
f Zekering (L1/L2/L3/N) g Buitenunit (L1/N) h Regelkast (L1/N)
i Boosterverwarming (L1/N)
j Optiekast (L1/N) k Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
P
i
t
DI
a
b
X2M
A B C D E
F
a
b c
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b

5.6 De regeling van het energieverbruik instellen

▪ De besturing van het energieverbruik:
▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de buitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, de back-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).
▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit gedaan moet worden.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
worden: ▪ Maximum opgenomen amperage (inA) ▪ Maximum opgenomen vermogen (inkW)
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden: ▪ Continu ▪ Door digitale ingangen

5.6.1 Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.

5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen ingeschakeld

Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen). Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A) ▪ Opgenomen vermogen (in kW) Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer
een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
A Buitenunit B Regelkast C Optiekast D Back-upverwarmingskit E Warmtapwatertank
F Energiebeheersysteem a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale ingangen) b Back-upverwarming c Boosterverwarming
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Op/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina51):
▪ Selecteer de stand met voltijdse beperking ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
OPMERKING
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u het gewenste niveau van vermogenbeperking selecteert:
▪ Stel het minimum energieverbruik in op ±3,6kW om te
kunnen ontdooien. Anders zal de warmtewisselaar bevriezen als het ontdooien meerdere malen onderbroken wordt.
▪ Stel een minimum energieverbruik van ±3kW in om de
ruimteverwarming te laten werken en warm tapwater door minstens 1 elektrische verwarming te laten produceren (boosterverwarming of stap1 van de back­upverwarming).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik) ▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Configuratie
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing van het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina51):
▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen. ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06

6 Voorbereiding

P
h
C
e
a
b
c
d
e
A B C
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke
digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.

5.6.3 Vermogenbeperking: werking

De buitenunit heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarmingen. Om deze reden worden de elektrische verwarmingen beperkt en eerst AFgezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Het beperkt bepaalde elektrische verwarmingen.
Als… voorrang heeft Stel dan de
verwarmingsvoorrang via de
gebruikersinterface in op…
Productie van warm tapwater Boosterverwarming.
Resultaat: De back­upverwarming zal als eerste worden UITgezet.
Ruimteverwarming Back-upverwarming.
Resultaat: De boosterverwarming zal als eerste worden UITgezet.
2 Zet alle elektrische verwarmingen UIT. 3 Beperkt de buitenunit. 4 Zet de buitenunit UIT.
Voorbeeld
Als de configuratie als volgt is: ▪ Het niveau van vermogenbeperking staat NIET toe dat zowel de
boosterverwarming als de back-upverwarming samen werken
(stap1 en stap2). ▪ Verwarmingsvoorrang = Boosterverwarming. Dan wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld ▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron ▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3. ▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden: ▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling:
▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B]. ▪ Tijdens een onderbreking (zie "8 Configuratie" op pagina 51)
wordt de buitenunit lager gezet om de stand-by-energieverliezen te beperken. Hierdoor wordt de buitenomgevingstemperatuur NIET gelezen.
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een andere reden om de optionele buitensensor voor de omgevingstemperatuur te plaatsen.
PhGeproduceerde warmte CeVerbruikte energie
A Buitenunit B Boosterverwarming C Back-upverwarming
a Beperkte werking van de buitenunit
b Volle werking van de buitenunit
c Boosterverwarming AANgezet
d Stap1 back-upverwarming AANgezet
e Stap2 back-upverwarming AANgezet

5.7 Een externe temperatuursensor opstellen

U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt om automatisch over te schakelen tussen verwarming en koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de interne sensor van de buitenunit gebruikt.
6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Waterleiding voorbereiden
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
6 Voorbereiding
≤1200
>250/400
>250/400
>250
>350
>350
(mm)(mm)
a
b
b
a
c
a
b
c
d
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

6.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:
a Luchtuitlaat b Luchtinlaat
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Indien het systeem een warmtapwatertank bevat, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ in kuststreken of plaatsen waar de lucht veel zout bevat. Corrosie
kan optreden, ▪ wanneer de spanning veel schommelt, ▪ In voertuigen of schepen, ▪ in de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen. De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd
bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de stand voor koeling, van –25~25°C in de stand voor ruimteverwarming en van –25~35°C in de stand voor de bereiding van warm tapwater.
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
Maximum toegestane afstand
tussen de buitenunit en …
tank voor warm tapwater 10m 3-wegsklep 10m
Zie "14.2 Afmetingen en ruimte voor service" op pagina 93 voor meer gedetailleerde informatie over de richtlijnen inzake de benodigde ruimte.
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op. ▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken). Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is. Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
Afstand
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat
▪ Voorzie in ieder geval minstens 300mm vrije ruimte onder de unit.
Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de maximale sneeuwhoogte staat. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina34 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
6.2.3 Vereisten voor de plaats waar de
100
50
50
600
50
50
(mm)
100
50
50
600
50
50
(mm)
>50 >50
>200
>500
>350
bedieningskast geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
6 Voorbereiding
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
20m
buitenunit Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
10m
back-upverwarmingskit Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
10m
warmtapwatertank
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
▪ De bedieningskast is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De bedieningskast is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C. Installeer de regelkast NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
▪ De kast met opties is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De kast met opties is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C. Installeer de optiekast NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
6.2.5 Vereisten voor de plaats waar de back-
upverwarming geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de back-upverwarming en de buitenunit
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
10m
6.2.4 Vereisten voor de plaats waar de kast met
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de kast met opties en de bedieningskast EKCB07CAV3
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
opties geïnstalleerd wordt
3m
▪ De back-upverwarming is ontworpen om alleen binnenshuis op
een wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is. ▪ De back-upverwarming is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5~30°C. Installeer de back-upverwarming NIET in een van de volgende
plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
6 Voorbereiding
M
FCU1
FCU2
FCU3
h
M
FHL1
FHL2
FHL3
i
k j
f
g
h
h
h
65°C
89°C
d
d
a eb c
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.

6.3 De waterleidingen voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
OPMERKING
Indien er glycol in het systeem aanwezig is, zorg ervoor dat het gebruikte schroefdraadafdichtmiddel tegen glycol bestand is.
Gesloten circuit. Gebruik de buitenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 93 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de buitenunit.
Waterdebiet. Het moet een minimumdebiet van 12 l/min kunnen
garanderen. Indien het debiet lager is, zal het systeem stoppen te werken en storing7H geven.
Minimum nodig waterdebiet
05+07 modellen 12l/min
Ter plaatse te voorziene componenten – Water en glycol.
Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met het water (en, indien van toepassing, glycol) dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de buitenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarming
f Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd met de
warmtapwatertank)
g Gemotoriseerde 2-wegsklep (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk
i Warmtapwatertank j Warmtewisselaarspoel
k Boosterverwarming
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in contact komt met elektrische onderdelen.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De buitenunit is voorzien van een handmatig ontluchtingsventiel. De back-upverwarming (optie) heeft een automatisch ontluchtingsventiel. Controleer of de ontluchtingsventielen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
6 Voorbereiding
c d
a b
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1 T3T2
M2 M3
f g
d
d
a eb c
20
2,4 2,1 1,8 1,5 1,2 0,9
1
0,6 0,3
70 120 170
150105 185
220
270
A
B
Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig gescheiden zijn.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60seconden bedragen.
Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina68.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 20 liter bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Buitenunit b Warmtewisselaar c Pomp d Afsluiter e Back-upverwarmingskit (optioneel)
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
OPMERKING
Het maximaal watervolume hangt af of glycol in het watercircuit wordt toegevoegd. Raadpleeg "7.7.5 Het
watercircuit tegen vorst beschermen" op pagina 40 voor
meer informatie over het toevoegen van glycol.
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp

6.3.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.3.3 Het watervolume en waterdebiet controleren

De buitenunit heeft een expansievat van 7 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ controleer het minimum en het maximum watervolume. ▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 + EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1 Daikin Altherma lage temperatuur monobloc 4P405544-1A – 2015.06
A Voordruk (bar) B Maximum watervolume (l)
Water Water + glycol
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het expansievat
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
6 Voorbereiding
a
Hoogteversc
hil
installatie
≤7m De voordruk moet niet
>7m Doe het volgende:
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back­upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.
(a)
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
(b) Het maximum watervolume bedraagt 185l wanneer het
OPMERKING
Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en de temperatuur van het watercircuit is laag, zal het debiet NIET op het scherm van de gebruikersinterface worden weergegeven. In dat geval kan het minimum debiet met een pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing 7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordt weergegeven).
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
≤185/105l
bijgeregeld worden.
▪ Verhoog de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
het watercircuit en de buitenunit. Als de buitenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
circuit alleen met water wordt gevuld en 105l wanneer het circuit met water en glycol wordt gevuld.
Watervolume
(b)
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk. ▪ Controleer of het
Het expansievat van de buitenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
>185/105l
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
(b)
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de schräderklep van het expansievat.
a Schräderklep

6.3.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De buitenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De buitenunit wordt op het hoogste punt in het watercircuit gemonteerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 350l. De concentratie van propyleenglycol is 35%.
Acties: ▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (105 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 150l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l meer is dan 150l, is het expansievat NIET geschikt
voor de installatie. Daar heeft het systeem een uitwendig expansievat nodig.
Minimum nodig waterdebiet
05+07 modellen 12l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina80.

6.3.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30

6.4 De elektrische bedrading voorbereiden

6.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
EBLQ05+07CAV3 + EDLQ05+07CAV3 + EKCB07CAV3 +
EK2CB07CAV3 + EKMBUHCA3V3 + EKMBUHCA9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P405544-1A – 2015.06
Loading...
+ 98 hidden pages