9.2Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 81
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1Algemene
veiligheidsmaatregelen
1.1Over de documentatie
▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven
handelingen MOETEN door een erkende installateur worden
uitgevoerd.
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de installateur
1.2.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
1.2.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
1.2.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
2 Over de documentatie
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Installatiehandleiding van de bedieningskast:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de bedieningskast)
▪ Installatiehandleiding van de kast met opties:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de optiekast )
▪ Installatiehandleiding van de back-upverwarming:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de back-upverwarming)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens enz.
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
2.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke
toepassingen
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en
oplossen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van
het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te
installeren
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor
de gebruiker bevat tevens een tabel met
installateurinstellingen. Deze tabel moet
door de installateur worden ingevuld en
aan de gebruiker worden overhandigd.
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de
buitenunit, regelkast, optiekast en/of back-upverwarming on-site
werden geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Denk aan de volgende punten:
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
3 Over de doos
1
4
5
2
3
4×
147~152 kg
1×
2×
2×
ENERG
IJAY
IAIE
ENERG
IJAY
IAIE
1×
1×1×1×1×
abcd
2×2×
fe
g
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
3.2Buitenunit
3.2.1De buitenunit uitpakken
3.2.2De buitenunit hanteren
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit
NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond:
3.2.3Om de toebehoren van de buitenunit uit te
nemen
1 Open de buitenunit.
2 Neem de accessoires eruit.
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding van de buitenunit
d Bedieningshandleiding
e Afdichtingsring voor afsluiter
f Afsluiter
g Energielabel
3.3Bedieningskast
OPMERKING
Regelkast EKCB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
3 Over de doos
1
2
2×2×2×
abc
1
2
2×
a
3.3.1De regelkast uitpakken
3.3.2De accessoires uit de regelkast nemen
1 Open de regelkast.
3.4.1De optiekast uitpakken
3.4.2De accessoires uit de kast met opties
nemen
1 Open de kast met opties.
2 Neem de accessoires eruit.
a M4-bouten voor de gebruikersinterface
b M4-moeren voor de gebruikersinterface
c Draden voor de relais van de boosterverwarming voor
warm tapwater
3.4Kast met opties
OPMERKING
▪ Optiekast EK2CB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
▪ Om de kast met opties te kunnen gebruiken, moet de
optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmaken
van het systeem.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
2 Neem de accessoires eruit.
a Connectoren voor de doorverbindingskabel tussen de kast
met opties en de regelkast EKCB07CAV3.
3.5Back-upverwarming
OPMERKING
▪ De back-upverwarming is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
▪ Om de back-upverwarming te kunnen gebruiken, moet
de optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel
uitmaken van het systeem.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
4 Over de units en opties
1
2
3.5.1De back-upverwarming uitpakken
3.5.2De accessoires uit de back-upverwarming
nemen
1 Neem de muurbeugel uit de doos.
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
B=Omkeerbaar (verwarming+koeling)
D=Verwarming alleen
−25°C
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De buitenunit identificeren
▪ De regelkast identificeren (indien van toepassing)
▪ De optiekast identificeren (indien van toepassing)
▪ De back-upverwarming identificeren (indien van toepassing)
▪ De buitenunit met opties combineren
▪ De regelkast met opties combineren
▪ De optiekast met opties combineren
▪ Mogelijke combinaties van buitenunit en warmtapwatertank
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.8.6 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina45.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de
regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Warm tapwatertank
Om warm tapwater te kunnen leveren kan een warmtapwatertank op
de buitenunit worden aangesloten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de tank
voor warm tapwater en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangesloten
als de regelkast EKCB07CAV3 en de klepkit
EKMBHBP1 een onderdeel van het systeem zijn.
▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeel
van de buitenunit en bedraad op de regelkast
EKCB07CAV3.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de
buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de
buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen
direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te
hebben.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om:
▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen.
▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
4 Over de units en opties
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
4.3.3Mogelijke opties voor de regelkast
Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.8.6 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina45.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de
regelkast aansluiten.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de regelkast
EKCB07CAV3 aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn
(EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat
RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleenverwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
buitenunit (of deze van de regelkast EKCB07CAV3) en een PC. Hij
biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar
de gebruikersinterface en parameters naar de buitenunit. Voor de
beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PCkabel, hoofdstuk "8Configuratie"op pagina 52 en het bijlageboek
voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om:
▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen.
▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
4.3.4Mogelijke opties voor de optiekast
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
De afstandbinnensensor is aangesloten op optiekast
EK2CB07CAV3. Voor installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het
bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
5.1Overzicht: Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet
Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als
gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken
gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische
maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in
evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze
maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren,
zie "8Configuratie"op pagina52.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen
▪ De energiemeting instellen
▪ Een externe temperatuursensor opstellen
Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers
in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende
vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door hetDaikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn,
adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen mogelijk als de regeling van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt
en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden
gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische
noodstop [A.6.C] op 1 zetten.
5.2.1Een enkele kamer
Vloerverwarming of radiatoren –
Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface
die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten. Mogelijke
installaties:
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is in de kamer gemonteerd en de
gebruikersinterface wordt als kamerthermostaat gebruikt.
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is binnenshuis gemonteerd, dichtbij
de buitenunit + de gebruikersinterface is in de kamer geplaatst
en wordt als kamerthermostaat gebruikt.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
▪ Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
EKMBUHCA3V3+9W1
4P522034-1 – 2018.01
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
e
d
a
b
c
B
A
d
a
b
c
▪ Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de
werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in
volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en
programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
e Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
▪ Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het
warmtepompsysteemontworpen.
▪ Comfort. In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen
condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer
te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)
gestuurd.
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale uitgang op regelkast EKCB07CAV3
(X8M/6 en X8M/7).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te
vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)
gestuurd.
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt door een digitale uitgang (X8M/6 en
X8M/7) op regelkast EKCB07CAV3 naar de volgende toestellen
gestuurd:
▪ De warmtepompconvectoren
▪ De afsluiter
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met
Altherma LT.
▪ Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor:
▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van devloerverwarming
▪ Het uitstekend koelcomfort van dewarmtepompconvectoren
5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers
dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer
te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers
hebben.
Vloerverwarming of radiatoren –
Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt
de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat
geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn die op regelkast
EKCB07CAV3 is aangesloten of een externe kamerthermostaat),
terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen
(ter plaatse te voorzien) geregeld wordt: deze openen of sluiten zich
in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer wordt rechtstreeks op
de buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die
er is.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een
andere verwarmingsbron verwarmd kan worden.
Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe
kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Omloopklep
e Externe kamerthermostaat
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer
er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor
te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met
een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in
tabel "Het watervolume en waterdebiet controleren" in "6.3 De
waterleidingen voorbereiden"op pagina27.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de ruimtebedrijfsmodus van de secundaire
gebruikersinterfaces (gebruikt als kamerthermostaat) zo ingesteld
moet worden dat deze overeenstemt met de
hoofdgebruikersinterface.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten en
hoeven NIET op de buitenunit te worden aangesloten. De
buitenunit zal de hele tijd aanvoerwater leveren, met de
mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
0 (Besturing AWT): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten
instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van
regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal
alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Externe kamerthermostaat
e Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: De
warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten – of op de back-upverwarming als die er is.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming:
▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met
warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke externe
kamerthermostaat en afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze
overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
5.2.3Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor
verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u
verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
OPMERKING
Als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn en er
wordt een uitwendige kamerthermostaat gebruikt, dan is
koeling NIET mogelijk.
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u
STEEDS een mengklepstation in de primaire zone
plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in
verwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundaire
zone verwarming/koeling vraagt.
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Uitgebreide handleiding voor de installateur
0 (Besturing AWT): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
18
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming (optie)
d Drukregelklep
e Mengklepstation
f Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De
reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te
hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de
primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de
secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor
beide watertemperatuurzones.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
EKMBUHCA3V3+9W1
4P522034-1 – 2018.01
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
OPMERKING
Daikin is NIET verantwoordelijk voor de werking van het
pomp van het mengklepstation. De installateur is
verantwoordelijk voor de werking van de pomp.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren worden rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten – of op de back-upverwarming als die er
is.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen worden in parallel aangesloten op de digitale
ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De
buitenunit zal alleen de gewenste secundaire
aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke afstandsbediening van
de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze
overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
In geval van
warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5]
▪ Code: [C-06]
AfsluiterAls de primaire zone tijdens de
Op het mengklepstationStel de gewenste primaire
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
Let op:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt
als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 AWT-zones): Primair +
secundair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
aanvoerwatertemperatuur voor
verwarming en/of koeling in.
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en
tevens het excellent koelcomfort van de
warmtepompconvectoren.
▪ Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de buitenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.
5.3Een extra warmtebron voor
ruimteverwarming in/opstellen
▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De buitenunit
▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de buitenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de
buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe
warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de
ruimteverwarming door de buitenunit UIT-geschakeld.
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt
altijd door de op de buitenunit aangesloten warmtapwatertank
geproduceerd.
INFORMATIE
Om bivalent te kunnen werken heeft het systeem optiekast
EK2CB07CAV3 nodig.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te
bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld.
Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd,
wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op
basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te
bereiken die via de bediening van de extra ketel werd
ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
bac
d
d
ij
j
k
k
n
fh
p
o
g
l
m
e
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Outdoor/Auto/Boiler
1 4X Y
Control box
FHL1...3 Vloerverwarming
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepompNIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken:
▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
dewarmtepomp.
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C.
▪ Plaats terugslagkleppen.
▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. Een expansievat is al standaard aanwezig in de
buitenunit.
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Sluit X8M/3 en X8M/4 (omschakeling naar externe warmtebron)
op optiekast EK2CB07CAV3 aan op de thermostaat van de extra
ketel.
▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
Via de gebruikersinterface (snelle wizard):
▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast
g Gebruikersinterface
h Optiekast
i Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd bij de
warmtapwatertank)
j Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
k Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
l Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
m Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
n Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
o Tank voor huishoudelijk warm water (optie)
p Warmtewisselaarspoel
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de bivalente hysteresis voldoende
differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de
buitenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Aangezien de buitentemperatuur door de
luchtthermistor van de buitenunit gemeten wordt, plaats
de buitenunit in de schaduw, zodat deze NIET door
rechtstreeks zonlicht beïnvloed wordt of erdoor AAN/
UIT wordt gezet.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact
op met de fabrikant van de extra ketel.
Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe
warmtebron
▪ Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één
▪ Een buitentemperatuurthermostaat
▪ Een stroomtarievencontact
▪ Een handmatig bediend contact
▪ …
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:
BTIIngang boilerthermostaat
A Hulpcontact (normaal dicht)
H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais om de buitenunit in te schakelen (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Outdoor Buitenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
Control box Regelkast
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen
de buitenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst
worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/
UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact
op met de fabrikant van de extra ketel.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
abc
d
e
i
f
g
d
h
j
k
5.4De tank voor warm tapwater in/
opstellen
5.4.1Systeemlayout – Autonome
warmtapwatertank
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast
g Gebruikersinterface
h Gemotoriseerde 3-wegklep
i Warmtapwatertank
j Warmtewisselaarspoel
k Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
5.4.2Het volume en de gewenste temperatuur
selecteren voor de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van
40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds
uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen
(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)
vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank omvat:
1Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het
warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met
typische watervolumes:
VraagTypisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
nodig?
Hoeveel water is er per dag
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
1douche = 10min×10l/min =
100l
1bad = 150l
1spoelbak = 2min×5l/min = 10l
—
▪ 1bad
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen
FormuleVoorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)Als:
▪ V2=180l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1)Als:
▪ V1=480l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts éénmaal
opgewarmd
T2Temperatuur warmtapwatertank
T1Temperatuur koud water
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
TypeMogelijke volumes
Autonome warmtapwatertank▪ 150l
▪ 180l
▪ 200l
▪ 250l
▪ 300l
▪ 500l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste
warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren,
kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De
elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur
verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin
adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager
dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten
gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert.
▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater
's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming
gevraagd wordt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
e
a
f
d
b
h
g
c
j
b
a
d f
i
e g
h
c
i
b
a
e
h
d
f
g
5.4.3Instelling en configuratie –
Warmtapwatertank
▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende
energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
▪ De elektrische boosterverwarming
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
produceren, zie "8Configuratie"op pagina52.
▪ De elektrische bedrading van de warmtapwatertank op
regelkast EKCB07CAV3 aansluiten, zie de
installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
▪ De waterleiding van de warmtapwatertank op de buitenunit
aansluiten, zie de installatiehandleiding van de
warmtapwatertank.
5.4.4Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk
warm water
Opstelling
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien)
g Koud water
h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
j Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank kan maximum op 75°C
worden ingesteld (als [E-07]=0) of op 80°C (als [E-07]=5). Indien
de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur
voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
aansluiten.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.8.8De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina46
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina52.
a Buitenunit
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater
d Regelkast
e Douche
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.8.8De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina46
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina52.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
5.4.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie
5.4.6Warmtapwaterpomp voor voorverwarming
van tank
Opstelling
a Buitenunit
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
i Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor de autonome warmtapwatertank: als er geen elektrische
back-upverwarming in het ruimteverwarmingscircuit is, moet u een
warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank installeren.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina52.
Opstelling
a Buitenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
5.5De energiemeting instellen
▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Voor de ruimtekoeling
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
5.5.1Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
INFORMATIE
Indien er geen glycol in het systeem is ([E‑0D]=1]), zal de
geproduceerde warmte NIET worden berekend en zal
deze niet op de gebruikersinterface verschijnen.
▪ Toepasbaar op alle modellen.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te
meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in.
Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van
17,1Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarming
op 230V 3100W.
5.5.2Verbruikte energie
U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen:
▪ Door het te berekenen
▪ Via metingen
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel
de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:
▪ De optionele back-upverwarming (stap1 en stap2)
▪ De boosterverwarming
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is.
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de
gebruikersinterface.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg
ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE
energietoevoer naar het systeem meten.
5.5.3Elektrische voeding met normaal kWhtarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Sluit de energiemeter aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Energiemetertype
Indien…Gebruik een… energiemeter
Back-upverwarming gevoed via
een monofasig raster (d.w.z. dat
het model van de backupverwarming *3V of *9W is en
dat deze op een monofasig
raster is aangesloten)
In andere gevallen (d.w.z. een
*9W-model van backupverwarming aangesloten op
een driefasig raster)
Monofasig
Driefasig
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte
energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en
de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat
dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de
energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit
▪ De ingestelde capaciteit van de boosterverwarming en de
optionele back-upverwarming
▪ De spanning
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
cc
ed
f
ABCDE
a
gh
b
5
8
0
1
5
0
0
0
fe
i
ABE
ccd
a
gCh
D
efe
hg
k
AE
ba
d
iCBj
D
c
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
Voorbeeld
Enkelfasige energiemeterDriefasige energiemeter
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
E Back-upverwarmingskit
a Elektriciteitskast (L1/N)
b Energiemeter (L1/N)
c Zekering (L1/N)
d Buitenunit (L1/N)
e Regelkast (L1/N)
f Boosterverwarming (L1/N)
g Optiekast (L1/N)
h Back-upverwarming (L1/N)
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
E Back-upverwarmingskit
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)
b Energiemeter (L1/L2/L3/N)
c Zekering (L1/N)
d Zekering (L1/L2/L3/N)
e Buitenunit (L1/N)
f Regelkast (L1/N)
g Boosterverwarming (L1/N)
h Optiekast (L1/N)
i Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van
energiemeters.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X2M/9 en X2M/10 van
optiekast EK2CB07CAV3.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen
welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het
aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina24 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.5.4Elektrische voeding met voorkeur kWhtarief
Algemene regel
▪ Energiemeter1: Deze meet het koelmiddeldeel van de buitenunit.
▪ Energiemeter 2: Deze meet de rest (d.w.z. het hydrodeel van de
buitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, de
back-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).
Opstelling
▪ Sluit energiemeter 1 aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
▪ Sluit energiemeter 2 aan op X2M/9 en X2M/10 van optiekast
▪ In het geval van een enkelfasige configuratie voor de back-
upverwarming, gebruik een enkelfasige energiemeter.
▪ Voor alle andere configuraties, gebruik een driefasige
energiemeter.
Voorbeeld
Driefasige back-upverwarming:
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
E Back-upverwarmingskit
a Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
b Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met
normaal kWh-tarief
c Energiemeter (L1/N)
d Energiemeter (L1/L2/L3/N)
e Zekering (L1/N)
f Zekering (L1/L2/L3/N)
g Buitenunit (L1/N)
h Regelkast (L1/N)
i Boosterverwarming (L1/N)
j Optiekast (L1/N)
k Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
5.6Een externe temperatuursensor
opstellen
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de
binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een
externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
6 Voorbereiding
b
a
b
c
c
▪ Opstelling:
▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de
weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt
om automatisch over te schakelen tussen verwarming en
koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de
interne sensor van de buitenunit gebruikt.
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:
▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding
van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere reden om de optionele buitensensor voor de
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een
ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de
luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden
geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Indien het systeem een warmtapwatertank bevat, moet aan de
volgende vereisten worden voldaan:
Maximum toegestane afstand
tussen de buitenunit en …
tank voor warm tapwater10m
3-wegsklep10m
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Afstand
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake afstanden (zie
"Ruimte voor service: Buitenunit" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
c Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
6 Voorbereiding
b
c
a
a
b
c
d
c
d
c
a
b
c
d
d
100
50
50
600
50
50
(mm)
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
Voorzie altijd minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. De unit
moet bovendien ook minstens 100 mm boven de maximaal
verwachte sneeuwhoogte geplaatst zijn. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina35 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd
bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de stand voor koeling,
van –25~25°C in de stand voor ruimteverwarming en van –25~35°C
in de stand voor de bereiding van warm tapwater.
6.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
6.2.3Vereisten voor de plaats waar de
regelkast geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
buitenunit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
back-upverwarmingskit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
warmtapwatertank
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
20m
10m
10m
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
▪ De bedieningskast is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
▪ De bedieningskast is ontworpen om te werken in
100
50
50
600
50
50
(mm)
>50>50
>200
>500
>350
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.
Installeer de regelkast NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
6.2.4Vereisten voor de plaats waar de kast met
opties geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de kast met opties en de
bedieningskast EKCB07CAV3
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
▪ De kast met opties is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De kast met opties is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.
Installeer de optiekast NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
3m
6.2.5Vereisten voor de plaats waar de back-
upverwarming geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de back-upverwarming en
de buitenunit
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
10m
6 Voorbereiding
INFORMATIE
Indien de back-upverwarming in een omkeerbaar systeem
(verwarming+koeling) is geplaatst en klepkit EKMBHBP1 is
een onderdeel van het systeem, zou het kunnen dat er
meer ruimte onder de back-upverwarming moet worden
voorzien dan hoger aangegeven. Zie voor meer informatie
"7.7.5Over de klepkit"op pagina39.
▪ De back-upverwarming is ontworpen om alleen binnenshuis op
een wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De back-upverwarming is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5~30°C.
Installeer de back-upverwarming NIET in een van de volgende
plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
6.3De waterleidingen voorbereiden
6.3.1Vereisten voor de watercircuits
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
6 Voorbereiding
M
FCU1
FCU2
FCU3
h
M
FHL1
FHL2
FHL3
i
kj
f
g
h
h
h
65°C
89°C
d
d
aebc
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
OPMERKING
Indien er glycol in het systeem aanwezig is, zorg ervoor
dat het gebruikte schroefdraadafdichtmiddel tegen glycol
bestand is.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de buitenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie
gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de
beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 95 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de buitenunit.
▪ Waterdebiet. Indien het systeem een back-upverwarming of een
tank met recirculatiepomp bevat of als het systeem glycol bevat
([E‑0D] ingesteld op "1"), is dit vereist om een minimumdebiet van
15 l/min te garanderen. In alle andere gevallen is het
minimumdebiet 20l/min.
Indien het debiet lager is dan het hierboven vermelde
minimumdebiet, zal het systeem stoppen te werken en storing7H
geven.
▪ Ter plaatse te voorziene componenten – Water en glycol.
Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met het water (en,
indien van toepassing, glycol) dat in de installatie gebruikt wordt
en met de materialen van de buitenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt.
▪ Watertemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming
f Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd met de
warmtapwatertank)
g Gemotoriseerde 2-wegsklep (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Warmtapwatertank
j Warmtewisselaarspoel
k Boosterverwarming
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in
contact komt met elektrische onderdelen.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De buitenunit is voorzien van een
handmatig ontluchtingsventiel. De back-upverwarming (optie)
heeft een automatisch ontluchtingsventiel. Controleer of de
ontluchtingsventielen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat het
watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de
unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie
optreden.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het
warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig
gescheiden zijn.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd
van de klep minder dan 60seconden bedragen.
▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes
metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,
wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
6 Voorbereiding
c
d
ab
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1T3T2
M2M3
fg
d
d
aeb c
20
2,4
2,1
1,8
1,5
1,2
0,9
1
0,6
0,3
70120170
150105185
220
270
A
B
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de
warmtepompinstallatie verwijderd.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina69.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
6.3.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
(b) Indien een EKHWP tank is gemonteerd, is er geen
recirculatiepomp nodig.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/
koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende
kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
De volgende afbeelding toont een opstelling met op afstand
bediende afsluiters:
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarmingskit (optioneel)
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
OPMERKING
Het maximaal watervolume hangt af of glycol in het
watercircuit wordt toegevoegd. Raadpleeg "7.7.6 Het
watercircuit tegen vorst beschermen" op pagina 40 voor
meer informatie over het toevoegen van glycol.
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
6.3.3Het watervolume en waterdebiet
controleren
De buitenunit heeft een expansievat van 7 liter met een vooraf
ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
AlsDan
Het systeem bevat een backupverwarming of een warmtapwatertank
met recirculatiepomp
Het systeem bevat GEEN backupverwarming of warmtapwatertank met
recirculatiepomp
(a) Het inwendig watervolume van de buitenunit is NIET
inbegrepen.
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Het minimum
watervolume bedraagt
(a)
20l
Het minimum
watervolume bedraagt
(a)(b)
80l
A Voordruk (bar)
B Maximum watervolume (l)
Water
Water + glycol
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het
expansievat
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
6 Voorbereiding
a
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤185/105l
≤7mDe voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
(b)
Doe het volgende:
▪ Verlaag de voordruk
>185/105l
(b)
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
verlaagd worden voor
elke meter onder 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
Het expansievat van de
buitenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
verhoogd worden voor
elke meter boven 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de buitenunit. Als de buitenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
(b) Het maximum watervolume bedraagt 185l wanneer het
circuit alleen met water wordt gevuld en 105l wanneer het
circuit met water en glycol wordt gevuld.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en de
temperatuur van het watercircuit is laag, zal het debiet
NIET op het scherm van de gebruikersinterface worden
weergegeven. In dat geval kan het minimum debiet met
een pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing
7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordt
weergegeven).
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Minimum nodig waterdebiet
Het systeem bevat een back-upverwarming /
warmtapwatertank met recirculatiepomp / glycol
Het systeem bevat GEEN back-upverwarming /
warmtapwatertank met recirculatiepomp
(a) Indien een EKHWP tank is gemonteerd, is er geen
recirculatiepomp nodig.
(a)
/ glycol
15l/min
20l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina81.
6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via het Schräder-ventiel van het
expansievat.
a Schräder-ventiel
6.3.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De buitenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De buitenunit wordt op het hoogste punt in het watercircuit
gemonteerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
350l. De concentratie van propyleenglycol is 35%.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (105 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 150l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l meer is dan 150l, is het expansievat NIET geschikt
voor de installatie. Daar heeft het systeem een uitwendig
expansievat nodig.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
EBLQ+EDLQ011~016CAV3+W1 + EK(2)CB07CAV3 +
EKMBUHCA3V3+9W1
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P522034-1 – 2018.01
Loading...
+ 86 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.