▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven
handelingen MOETEN door een erkende installateur worden
uitgevoerd.
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de installateur
1.2.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
neem contact op met uw dealer.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het
product een logboek te voorzien met minstens: informatie over
onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by,
…
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke
plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET
worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of
wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het
koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep
NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel
worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijkgevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
1.2.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld
zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.2.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
2 Over de documentatie
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
1.2.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden
uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt
uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of
dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
3 Over de doos
▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Installatiehandleiding van de bedieningskast:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de bedieningskast)
▪ Installatiehandleiding van de kast met opties:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de optiekast )
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens enz.
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
2.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke
toepassingen
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Verscheidene installatieopstellingen van
het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te
installeren
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
HoofdstukBeschrijving
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en
oplossen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Tabel met lokale
instellingen
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor
de gebruiker bevat tevens een tabel met
installateurinstellingen. Deze tabel moet
door de installateur worden ingevuld en
aan de gebruiker worden overhandigd.
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de
buitenunit, regelkast, en/of optiekast on-site werden geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Houd rekening met de volgende zaken:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
3 Over de doos
1
4
5
2
3
4×
157~160 kg
1×
2×
2×
ENERG
IJAY
IAIE
ENERG
IJAY
IAIE
1×
1×1×1×1×
abcd
2×2×
fe
g
1
3.2Buitenunit
3.2.1De buitenunit uitpakken
3.2.3Om de toebehoren van de buitenunit uit te
nemen
1 Open de buitenunit.
2 Neem de accessoires eruit.
3.2.2De buitenunit hanteren
Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit
NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding van de buitenunit
d Bedieningshandleiding
e Afdichtingsring voor afsluiter
f Afsluiter
g Energielabel
3.3Bedieningskast
OPMERKING
Regelkast EKCB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
3.3.1De regelkast uitpakken
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
4 Over de units en opties
2
2×2×2×
abc
1
2
2×
a
3.3.2De accessoires uit de regelkast nemen
1 Open de regelkast.
2 Neem de accessoires eruit.
a M4-bouten voor de gebruikersinterface
b M4-moeren voor de gebruikersinterface
c Draden voor de relais van de boosterverwarming voor
warm tapwater
3.4.2De accessoires uit de kast met opties
nemen
1 Open de kast met opties.
2 Neem de accessoires eruit.
a Connectoren voor de doorverbindingskabel tussen de kast
met opties en de regelkast EKCB07CAV3.
3.4Kast met opties
OPMERKING
▪ Optiekast EK2CB07CAV3 is een optie en kan niet
autonoom worden gebruikt.
▪ Om de kast met opties te kunnen gebruiken, moet de
optionele bedieningskast EKCB07CAV3 deel uitmaken
van het systeem.
3.4.1De optiekast uitpakken
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De buitenunit identificeren
▪ De regelkast identificeren (indien van toepassing)
▪ De optiekast identificeren (indien van toepassing)
▪ De buitenunit met opties combineren
▪ De regelkast met opties combineren
▪ De optiekast met opties combineren
▪ Mogelijke combinaties van buitenunit en warmtapwatertank
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.3.1Mogelijke combinaties van buitenunit en
opties
4.2.2Identificatielabel: Regelkast
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: EKCB07 CA V3
CodeBeschrijving
EKEuropese kit
CBRegelkast
07Capaciteitklasse
OptieNodige systeemcomponenten voor die optie
Buitenunit EBLQ
+EDLQ011~016CA3V3+W1
Optionele apparatuur
Gebruikersinterface
(EKRUCBL*)(verplicht)
Vereenvoudigde
gebruikersinterface
(EKRUCBS)
Warm tapwatertankOOO
Afstandbuitensensor
(EKRSCA1)
Gereedschap PC Updater
(EKPCCAB)
Kamerthermostaat
(EKRTWA, EKRTR1)
O
O
O
O
OO
Regelkast
EKCB07CAV3
a Buitenunit (EBLQ+EDLQ011~016CA(3)V3+W1)
b Koelmiddeldeel van de buitenunit
c Hydrodeel van de buitenunit
d Klepkit EKMBHBP1
e Back-upverwarming
f Regelkast EKCB07CAV3
g Optiekast EK2CB07CAV3
h Warm tapwatertank
i Ruimteverwarmingscircuit
Optiekast
EK2CB07CAV3
Klepkit EKMBHBP1
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
4 Over de units en opties
OptieNodige systeemcomponenten voor die optie
Buitenunit EBLQ
+EDLQ011~016CA3V3+W1
Afstandsensor voor
draadloze thermostaat
(EKRTETS)
Warmtepompconvector
(FWXV)
Afstandbinnensensor
(KRCS01-1)
Ter plaatse te voorziene componenten
Bediening van de
ruimteverwarming/-koeling
(of afsluiter)
Elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief
(spanningsloos contact)
Pomp voor warm tapwaterOO
ElektriciteitsmeterOOO
AlarmuitgangOOO
Uitgang ruimtekoeling/-
verwarming AAN/UIT
Omschakeling naar externe
warmtebron
OO
OO
OOO
O
OO
OOO
OOO
Regelkast
EKCB07CAV3
Optiekast
EK2CB07CAV3
Klepkit EKMBHBP1
4.3.2Mogelijke opties voor de buitenunit
Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.7.7 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina39.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de
regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Warm tapwatertank
Om warm tapwater te kunnen leveren kan een warmtapwatertank op
de buitenunit worden aangesloten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de tank
voor warm tapwater en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De warmtapwatertank kan alleen worden aangesloten
als de regelkast EKCB07CAV3 en de klepkit
EKMBHBP1 een onderdeel van het systeem zijn.
▪ De warmtapwatertank is aangesloten op het hydrodeel
van de buitenunit en bedraad op de regelkast
EKCB07CAV3.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de
buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de
buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen
direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te
hebben.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
4 Over de units en opties
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen
warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om:
▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen.
▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
4.3.3Mogelijke opties voor de regelkast
Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de regelkast,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.7.7 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina39.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de gebruikersinterface
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de gebruikersinterface ook op de
regelkast aansluiten.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de regelkast
EKCB07CAV3 aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn
(EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat
RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleenverwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
buitenunit (of deze van de regelkast EKCB07CAV3) en een PC. Hij
biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar
de gebruikersinterface en parameters naar de buitenunit. Voor de
beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de PCkabel, hoofdstuk "8Configuratie"op pagina 44 en het bijlageboek
voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om:
▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen.
▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
b
c
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
INFORMATIE
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 GEEN onderdeel
van het systeem is, sluit dan de LAN-adapter
rechtstreeks aan op de buitenunit.
▪ Indien de regelkast EKCB07CAV3 een onderdeel van
het systeem is, kunt u de LAN-adapter ook op de
regelkast aansluiten.
4.3.4Mogelijke opties voor de optiekast
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
De afstandbinnensensor is aangesloten op optiekast
EK2CB07CAV3. Voor installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het
bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen
▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen
▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen
▪ De energiemeting instellen
▪ Een externe temperatuursensor opstellen
Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers
in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke
kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende
vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door hetDaikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij
ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn,
adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen mogelijk als de regeling van de
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt
en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden
gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische
noodstop [A.6.C] op 1 zetten.
5.2.1Een enkele kamer
5Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen
5.1Overzicht: Richtlijnen met
betrekking tot mogelijke
toepassingen
Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet
Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als
gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken
gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische
maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in
evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze
maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren,
zie "8Configuratie"op pagina44.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Vloerverwarming of radiatoren –
Kamerthermostaat met draad
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
b Regelkast
c Back-upverwarming
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
e
d
a
b
c
B
A
d
a
b
c
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface
die op regelkast EKCB07CAV3 is aangesloten. Mogelijke
installaties:
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is in de kamer gemonteerd en de
gebruikersinterface wordt als kamerthermostaat gebruikt.
▪ Regelkast EKCB07CAV3 is binnenshuis gemonteerd, dichtbij
de buitenunit + de gebruikersinterface is in de kamer geplaatst
en wordt als kamerthermostaat gebruikt.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de
werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in
volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
▪ Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen:
▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en
programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat
e Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)
gestuurd.
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt naar dewarmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale uitgang op regelkast EKCB07CAV3
(X8M/6 en X8M/7).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt
worden, controleer of elke warmtepompconvector wel
degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de
afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
d
M1
a
c
b
T
BC
A
a
b
c
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
▪ Stijlvol.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
▪ De ruimtebedrijfsmodus wordt door een digitale uitgang (X8M/6 en
X8M/7) op regelkast EKCB07CAV3 naar de volgende toestellen
gestuurd:
▪ De warmtepompconvectoren
▪ De afsluiter
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor
de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.E.5]
▪ Code: [C-05]
Voordelen
▪ Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
▪ Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met
Altherma LT.
▪ Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor:
▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van devloerverwarming
▪ Het uitstekend koelcomfort van dewarmtepompconvectoren
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen.
5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone
Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de
gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers
dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer
te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers
hebben.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te
vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale ingang op regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2)
gestuurd.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Vloerverwarming of radiatoren –
Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt
de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat
geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn die op regelkast
EKCB07CAV3 is aangesloten of een externe kamerthermostaat),
terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen
(ter plaatse te voorzien) geregeld wordt: deze openen of sluiten zich
in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
BC
A
ee
d
M1M2
c
a
b
B
A
dd
C
b
a
c
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
buitenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een
andere verwarmingsbron verwarmd kan worden.
Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
▪ Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
gebruikersinterfaces (gebruikt als kamerthermostaat) zo ingesteld
moet worden dat deze overeenstemt met de
hoofdgebruikersinterface.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten en
hoeven NIET op de buitenunit te worden aangesloten. De
buitenunit zal de hele tijd aanvoerwater leveren, met de
mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
0 (Besturing AWT): De unit werkt
op basis van de
aanvoerwatertemperatuur.
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten
instellen.
Warmtepompconvectoren – Meerdere kamers
Opstelling
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe
kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Omloopklep
e Externe kamerthermostaat
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer
er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor
te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met
een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in
tabel "Het watervolume en waterdebiet controleren" in "6.3 De
waterleidingen voorbereiden"op pagina24.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de ruimtebedrijfsmodus van de secundaire
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te
vragen worden in parallel aangesloten op de digitale ingang van
regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De buitenunit zal
alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
thermostaat.
▪ Code: [C-07]
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor
verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u
verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document:
▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
OPMERKING
Als er twee aanvoerwatertemperatuurzones zijn en er
wordt een uitwendige kamerthermostaat gebruikt, dan is
koeling NIET mogelijk.
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
d Externe kamerthermostaat
e Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming:
▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met
warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade)
kamerthermostaat ingesteld.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke externe
kamerthermostaat en afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze
overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke
warmtepompconvector te plaatsen.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u
STEEDS een mengklepstation in de primaire zone
plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in
verwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundaire
zone verwarming/koeling vraagt.
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
E Kamer 3
a Gebruikersinterface
b Regelkast
c Back-upverwarming
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
abce
d
i
f
g
d
h
j
k
d Drukregelklep
e Mengklepstation
f Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De
reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te
hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de
primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de
secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor
beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
OPMERKING
Daikin is NIET verantwoordelijk voor de werking van het
pomp van het mengklepstation. De installateur is
verantwoordelijk voor de werking van de pomp.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de buitenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de
warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen worden in parallel aangesloten op de digitale
ingang van regelkast EKCB07CAV3 (X2M/1 en X2M/2). De
buitenunit zal alleen de gewenste secundaire
aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk
gevraagd wordt.
▪ De hoofdgebruikersinterface (aangesloten op regelkast
EKCB07CAV3) beslist over de bedrijfsmodus voor de ruimte.
Vergeet niet dat de bedrijfsmodus van elke afstandsbediening van
de warmtepompconvectoren zo ingesteld moet worden dat deze
overeenstemt met de hoofdgebruikersinterface.
Configuratie
InstellingWaarde
Temperatuurregeling van de unit:
▪ #: [A.2.1.7]
▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪ #: [A.2.1.8]
▪ Code: [7-02]
In geval van
warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor
de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5]
▪ Code: [C-06]
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
2 (Best. kmrthrmst): De unit
werkt op basis van de
omgevingstemperatuur van de
gebruikersinterface.
Let op:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt
als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 AWT-zones): Primair +
secundair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de
gebruikte externe
kamerthermostaat of
warmtepompconvectorenkel een
thermo AAN/UIT-staat kan
sturen. Geen onderscheid tussen
een vraag naar verwarming of
een vraag naar koeling.
InstellingWaarde
AfsluiterAls de primaire zone tijdens de
koelstand afgesloten moet
worden om geen condensatie op
de vloer te hebben, stel dit dan
dienovereenkomstig in.
Op het mengklepstationStel de gewenste primaire
aanvoerwatertemperatuur voor
verwarming en/of koeling in.
Voordelen
▪ Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van
de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en
tevens het excellent koelcomfort van de
warmtepompconvectoren.
▪ Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de buitenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste
temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.
5.3De tank voor warm tapwater in/
opstellen
5.3.1Systeemlayout – Autonome
warmtapwatertank
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming (optie)
f Regelkast
g Gebruikersinterface
h Gemotoriseerde 3‑wegklep
i Warm tapwatertank
j Warmtewisselaarspoel
k Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
5.3.2Het volume en de gewenste temperatuur
selecteren voor de warmtapwatertank
Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van
40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds
uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
e
a
f
d
b
h
g
evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen
(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C)
vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de
warmtapwatertank omvat:
1Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het
warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met
typische watervolumes:
VraagTypisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag
nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1douche = 10min×10l/min =
100l
1bad = 150l
nodig?
Hoeveel water is er per dag
1spoelbak = 2min×5l/min = 10l
nodig voor de gootsteen?
Zijn er andere behoeften aan
—
warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin
(4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches
▪ 1bad
▪ 3gootsteenvolumes
Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen
FormuleVoorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)Als:
▪ V2=180l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1)Als:
▪ V1=480l
▪ T2=54°C
▪ T1=15°C
Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts éénmaal
opgewarmd
T2Temperatuur warmtapwatertank
T1Temperatuur koud water
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
TypeMogelijke volumes
Autonome warmtapwatertank▪ 150l
▪ 180l
▪ 200l
▪ 250l
▪ 300l
▪ 500l
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste
warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren,
kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De
elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur
verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin
adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager
dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten
gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert.
▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en
ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater
's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming
gevraagd wordt.
5.3.3Instelling en configuratie –
Warmtapwatertank
▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende
energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp
▪ De elektrische boosterverwarming
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
produceren, zie "8Configuratie"op pagina44.
▪ De elektrische bedrading van de warmtapwatertank op
regelkast EKCB07CAV3 aansluiten, zie de
installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
▪ De waterleiding van de warmtapwatertank op de buitenunit
aansluiten, zie de installatiehandleiding van de
warmtapwatertank.
5.3.4Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk
warm water
Opstelling
a Buitenunit
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater
d Regelkast
e Douche
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c
j
b
a
d f
i
e g
h
c
i
b
a
e
h
d
f
g
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.7.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina41
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.
▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie
de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.
5.3.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie
Opstelling
a Buitenunit
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien)
e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien)
g Koud water
h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
j Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ De temperatuur van de warmtapwatertank kan maximum op 75°C
worden ingesteld (als [E-07]=0) of op 80°C (als [E-07]=5). Indien
de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur
voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp
en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond
aansluiten.
▪ Voor meer informatie over de hercirculatieverbinding, zie
"7.7.9De pomp van het warm tapwater aansluiten" op pagina41
en de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.
5.3.6Warmtapwaterpomp voor voorverwarming
van tank
Opstelling
b Warmtapwatertank
c Pomp voor warm tapwater (ter plaatse te voorzien)
d Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
e Douche (ter plaatse te voorzien)
f Koud water
g UITGANG warm tapwater
h Hercirculatieaansluiting
i Regelkast
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de
installateur.
▪ Voor de autonome warmtapwatertank: als er geen elektrische
back-upverwarming in het ruimteverwarmingscircuit is, moet u een
warmtapwaterpomp voor voorverwarming van tank installeren.
Configuratie
De buitenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen.
Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina44.
5.4De energiemeting instellen
▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen:
▪ Geproduceerde warmte
▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming
▪ Voor de ruimtekoeling
▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand
▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik
zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet
gegarandeerd kan worden.
5.4.1Geproduceerde warmte
INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde
warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
INFORMATIE
Indien er geen glycol in het systeem is ([E‑0D]=1]), zal de
geproduceerde warmte NIET worden berekend en zal
deze niet op de gebruikersinterface verschijnen.
▪ Toepasbaar op alle modellen.
▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur
▪ Het debiet
▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig.
▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te
meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in.
Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van
17,1Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarming
op 230V 3100W.
a Buitenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
cc
fd
g
ABCD
a
c
he
b
5
8
0
1
5
0
0
0
ge
B
dc
a
hCi
D
A
c
f
5.4.2Verbruikte energie
U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen:
▪ Door het te berekenen
▪ Via metingen
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte
energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en
de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat
dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de
energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit
▪ De ingestelde capaciteit van de boosterverwarming en de
optionele back-upverwarming
▪ De spanning
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel
de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:
▪ De optionele back-upverwarming (stap1 en stap2)
▪ De boosterverwarming
De verbruikte energie meten
▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is.
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Vereist optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Ze vereist wel externe energiemeters.
▪ Wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het
aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de
gebruikersinterface.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg
ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE
energietoevoer naar het systeem meten.
5.4.3Elektrische voeding met normaal kWhtarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Sluit de energiemeter aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/N)
b Energiemeter (L1/N)
c Zekering (L1/N)
d Buitenunit (L1/N)
e Back-upverwarming (L1/N)
f Regelkast (L1/N)
g Boosterverwarming (L1/N)
h Optiekast (L1/N)
A Buitenunit
B Regelkast
C Warmtapwatertank
D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)
b Energiemeter (L1/L2/L3/N)
c Zekering (L1/N)
d Zekering (L1/L2/L3/N)
e Buitenunit (L1/L2/L3/N)
f Back-upverwarming (L1/N)
g Regelkast (L1/N)
h Boosterverwarming (L1/N)
i Optiekast (L1/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken:
▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.
▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van
energiemeters.
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X2M/9 en X2M/10 van
optiekast EK2CB07CAV3.
▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen
welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het
aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.4.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina21 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.4.4Elektrische voeding met voorkeur kWhtarief
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Algemene regel
▪ Energiemeter1: Deze meet het koelmiddeldeel van de buitenunit.
▪ Energiemeter2: Deze meet de rest (d.w.z. het hydrodeel van de
buitenunit, regelkast EKCB07CAV3, optiekast EK2CB07CAV3, de
back-upverwarmingskit en de optionele boosterverwarming).
Opstelling
▪ Sluit energiemeter 1 aan op X2M/7 en X2M/8 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Voorbereiding
fe
ig
ba
d
jCBk
D
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
A
e
h
c
▪ Sluit energiemeter 2 aan op X2M/9 en X2M/10 van optiekast
EK2CB07CAV3.
Energiemetertypes
▪ Energiemeter1: Monofasige of driefasige energiemeter.
▪ Energiemeter2: Monofasige energiemeter.
Voorbeeld
Unit met driefasige compressormodule (EBLQ/
EDLQ011+014+016CA3W1):
A Buitenunit
B Regelkast
C Warm tapwatertank
D Optiekast
a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met
Voorkeur kWh-tarief
b Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met normaal
kWh-tarief
c Energiemeter (L1/L2/L3/N)
d Energiemeter (L1/N)
e Zekering (L1/N)
f Zekering (L1/L2/L3/N)
g Buitenunit (L1/L2/L3/N)
h Back-upverwarming (L1/N)
i Regelkast (L1/N)
j Boosterverwarming (L1/N)
k Optiekast (L1/N)
5.5Een externe temperatuursensor
opstellen
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de
binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een
externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:
▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding
van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere reden om de optionele buitensensor voor de
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de
weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt
om automatisch over te schakelen tussen verwarming en
koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de
interne sensor van de buitenunit gebruikt.
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake afstanden (zie
"Ruimte voor service: Buitenunit" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
INFORMATIE
Indien op de unit afsluiters werden geplaatst, voorzie een
ruimte van minimum 400 mm rond de kant van de
luchtinlaat. Indien op de unit GEEN afsluiters werden
geplaatst, voorzie een ruimte van minimum 250mm.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
6 Voorbereiding
b
a
b
c
c
b
c
a
a
b
c
d
c
d
Indien het systeem een warmtapwatertank bevat, moet aan de
volgende vereisten worden voldaan:
Maximum toegestane afstand
tussen de buitenunit en …
tank voor warm tapwater10m
3-wegsklep10m
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Afstand
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd
bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de stand voor koeling,
van –25~25°C in de stand voor ruimteverwarming en van –25~35°C
in de stand voor de bereiding van warm tapwater.
6.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
c Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
koude klimaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 Voorbereiding
c
a
b
c
d
d
100
50
50
600
50
50
(mm)
100
50
50
600
50
50
(mm)
▪ De bedieningskast is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.
Installeer de regelkast NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
6.2.4Vereisten voor de plaats waar de kast met
opties geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
Voorzie altijd minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. De unit
moet bovendien ook minstens 100 mm boven de maximaal
verwachte sneeuwhoogte geplaatst zijn. Zie "7.3 De buitenunit
monteren"op pagina31 voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
6.2.3Vereisten voor de plaats waar de
regelkast geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
buitenunit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
back-upverwarmingskit
Maximumafstand tussen de bedieningskast en de
warmtapwatertank
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
20m
10m
10m
Maximumafstand tussen de kast met opties en de
bedieningskast EKCB07CAV3
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
▪ De kast met opties is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
▪ De kast met opties is ontworpen om te werken in
omgevingstemperaturen tussen 5 en 35°C.
Installeer de optiekast NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst.
3m
6.3De waterleidingen voorbereiden
6.3.1Vereisten voor de watercircuits
▪ De bedieningskast is ontworpen om alleen binnenshuis op een
wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het
installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
M
FCU1
FCU2
FCU3
h
M
FHL1
FHL2
FHL3
i
kj
f
g
h
h
h
65°C
89°C
d
d
abce
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
OPMERKING
Indien er glycol in het systeem aanwezig is, zorg ervoor
dat het gebruikte schroefdraadafdichtmiddel tegen glycol
bestand is.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de buitenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie
gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de
beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 84 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de buitenunit.
▪ Waterdebiet. Het moet een minimumdebiet van 20l/min kunnen
garanderen. Indien het debiet lager is, zal het systeem stoppen te
werken en storing7H geven.
▪ Ter plaatse te voorziene componenten – Water en glycol.
Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met het water (en,
indien van toepassing, glycol) dat in de installatie gebruikt wordt
en met de materialen van de buitenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Waterdruk. De maximumwaterdruk bedraagt 3 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt.
▪ Watertemperatuur.Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
6 Voorbereiding
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarming
f Gemotoriseerde 3-wegsklep (geleverd met de
warmtapwatertank)
g Gemotoriseerde 2-wegsklep (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Warm tapwatertank
j Warmtewisselaarspoel
k Boosterverwarming
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Zorg voor een geschikte
afvoer voor de veiligheidsklep om te vermijden dat water in
contact komt met elektrische onderdelen.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De buitenunit is voorzien van een
handmatig ontluchtingsventiel. De back-upverwarming (optie)
heeft een automatisch ontluchtingsventiel. Controleer of de
ontluchtingsventielen NIET te hard zijn vastgedraaid, zodat het
watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de
unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie
optreden.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het
warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig
gescheiden zijn.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd
van de klep minder dan 60seconden bedragen.
▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes
metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,
wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
6 Voorbereiding
c
d
ab
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1T3T2
M2M3
abce
fg
d
d
20
2,4
2,1
1,8
1,5
1,2
0,9
1
0,6
0,3
70120170
150105185
220
270
A
B
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de
warmtepompinstallatie verwijderd.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina60.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/
koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende
kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
De volgende afbeelding toont een opstelling met op afstand
bediende afsluiters:
a Buitenunit
b Warmtewisselaar
c Pomp
d Afsluiter
e Back-upverwarmingskit
f Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
g Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
OPMERKING
Het maximaal watervolume hangt af of glycol in het
watercircuit wordt toegevoegd. Raadpleeg "7.6.4 Het
watercircuit tegen vorst beschermen" op pagina 34 voor
meer informatie over het toevoegen van glycol.
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
6.3.2Formule om de voordruk van het
expansievat te berekenen
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
6.3.3Het watervolume en waterdebiet
controleren
De buitenunit heeft een expansievat van 7 liter met een vooraf
ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ controleer het minimum en het maximum watervolume.
▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 20 l
bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET inbegrepen
is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
A Voordruk (bar)
B Maximum watervolume (l)
Water
Water + glycol
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het
expansievat
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
6 Voorbereiding
a
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤185/105l
≤7mDe voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
(b)
Doe het volgende:
▪ Verlaag de voordruk
>185/105l
(b)
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
verlaagd worden voor
elke meter onder 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk
volgens het vereiste
hoogteverschil van de
installatie. De voordruk
moet met 0,1 bar
Het expansievat van de
buitenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
verhoogd worden voor
elke meter boven 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de buitenunit. Als de buitenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
(b) Het maximum watervolume bedraagt 185l wanneer het
circuit alleen met water wordt gevuld en 105l wanneer het
circuit met water en glycol wordt gevuld.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en de
temperatuur van het watercircuit is laag, zal het debiet
NIET op het scherm van de gebruikersinterface worden
weergegeven. In dat geval kan het minimum debiet met
een pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing
7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordt
weergegeven).
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Minimum nodig waterdebiet
20l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina70.
6.3.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
a Schrader-klep
6.3.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De buitenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De buitenunit wordt op het hoogste punt in het watercircuit
gemonteerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
350l. De concentratie van propyleenglycol is 35%.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (105 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 150l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350 l meer is dan 150 l, is het expansievat NIET geschikt
voor de installatie. Daar heeft het systeem een uitwendig
expansievat nodig.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
6 Voorbereiding
5
8
0
1
5
0
0
0
a
2
4
1
3
ecd
5
8
0
1
5
0
0
0
4
1
3
5
2
e
b
d c
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0
1
5
0
0
0
ab
ecd
2
5
6
143
6.4De elektrische bedrading
voorbereiden
6.4.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als
leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden
geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden
aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWhtarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur
kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;
▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
Regelkast EKCB07CAV3 is ontworpen om een ingangssignaal te
ontvangen dat de buitenunit in de stand gedwongen-uit zet. Op dat
ogenblik zal de compressor niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische
voeding al dan niet onderbroken wordt.
6.4.3Overzicht van de elektrische
verbindingen, behalve de uitwendige
stelmotoren
Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische
voeding wordt
onderbroken
6.4.2Over de elektrische voeding met voorkeur
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best
om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een
concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een
voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven,
seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen
met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding
hebben en MOET beschermd worden door de
beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
kWh-tarief
Wanneer de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
NIET onderbroken.
De buitenunit wordt
uitgezet door de
bediening.
Opmerking: De
elektriciteitsleveranci
er moet het
stroomverbruik van
het hydrodeel van de
buitenunit toestaan
(en van de regelkast
als deze een
onderdeel van de
elektrische voeding
met voorkeur kWhtarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dit geval moet het
hydrodeel van de
buitenunit (en de
regelkast als deze
een onderdeel van
het systeem is)
gevoed worden door
een afzonderlijke
normale elektrische
voeding.
installatie is).
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
c Hydrodeel van de buitenunit
d Koelmiddeldeel van de buitenunit
e Regelkast
1 Elektrische voeding voor buitenunit
2 Doorverbindingskabel naar regelkast
3 Elektrische voeding voor regelkast
4 Elektrische voeding voor back-upverwarming
5 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
Wanneer de
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
6 Voorbereiding
M
1
2
14
6
19
15
16
18
20
17
21
13
101211 8 9
4
5
26
28
27
25
24
23
22
7
a
b
d
c
3
6 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om het
hydrodeel van de buitenunit te voeden in geval van
stroomonderbreking van de elektrische voeding met
voorkeur kWh-tarief)
6.4.4Overzicht van de elektrische verbindingen
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene
bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
Onderde
BeschrijvingDradenMaximumstr
el
7Elektrische voeding
voor regelkast
Doorverbindingskabel
8Doorverbindingskabel
tussen de buitenunit en
de regelkast
9Doorverbindingskabel
voor de
gebruikersinterface
(tussen de buitenunit
en de regelkast)
10Doorverbindingskabel
2+GND
2
2
2
oom in
functie
(a)
(b)
(c)
(d)
voor de
warmtapwaterpomp
(tussen de buitenunit
en de regelkast)
11Doorverbindingskabel
2
(e)
voor de regeling (of
afsluiter) van de
ruimteverwarming/koeling (tussen de
buitenunit en de
regelkast)
12Doorverbindingskabel
voor klepkit
EKMBHBP1 (tussen de
buitenunit en de
regelkast)
met voorkeur kWhtarief (spanningsloos
contact)
tapwater
ruimteverwarming/koeling (of afsluiter)
voor
boosterverwarming en
thermische beveiliging
(vanuit de regelkast)
voor
boosterverwarming
(naar de regelkast)
warm tapwater
warmtepompconvector
(a) Kabeldoorsnede 2,5mm².
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
20m.
(c) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(d) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(e) Kabeldoorsnede 1,5mm.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
Buitenunit
Onderde
el
a Buitenunit
b Regelkast
c Optiekast
d Warm tapwatertank
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
Gebruikersinterface
13Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
14Elektrische voeding
functie
Elektrische voeding
1Elektrische voeding
voor buitenunit
2Elektrische voeding
2+GND of
(a)
3+GND
26,3A
15Pomp voor warm
16Bediening van de
met normaal kWh-tarief
3Elektrische voeding
back-upverwarming
2+GND13A
173‑wegsklep3
18Elektrische voeding
(slechts 1× 230V)
Gebruikersinterface
4Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
5Afstandbuitensensor2
(b)
(c)
19Elektrische voeding
Ter plaatse te voorziene onderdelen
6Bediening van de
ruimteverwarming/-
2
(c)
20Thermistortank voor
koeling (of afsluiter)
Regelkast
Onderde
Elektrische voeding
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
(a) Zie naamplaatje op buitenunit.
(b) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
(c) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
el
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
BeschrijvingDradenMaximumstr
oom in
functie
21Kamerthermostaat/
3 (waarvan 2 met
deze van
onderdeel10
worden gedeeld)
2
2
2
4+GND
2+GND13A
2
3 of 4100mA
Uitgebreide handleiding voor de installateur
(h)
(c)
(f)
(d)
(g)
(a)
(f)
(g)
29
7 Installatie
1×
2×
2×
6
5
1
3
4
2
8
9
7
3×
(g) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
▪ Meer technische specificaties van de verschillende
verbindingen staan vermeld op de binnenzijde van de
units (buitenunit, regelkast, optiekast en backupverwarming).
▪ Voor de manier waarop de elektrische bedrading op de
buitenunit moet worden aangesloten (en op de
regelkast, de optiekast en de back-upverwarming als
deze units deel uitmaken van het systeem), raadpleeg
"7.7 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina36.
(a)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
oom in
functie
7.2De units openen
7.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
7.2.2De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
7Installatie
7.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
1De buitenunit monteren
2De regelkast monteren (indien van toepassing)
3De optiekast monteren (indien van toepassing)
4De waterleidingen aansluiten
5Aansluiten van de elektrische bedrading
6De installatie van de buitenunit afwerken
7De installatie van de regelkast afwerken (indien van toepassing)
8De installatie van de optiekast afwerken (indien van toepassing)
9De installatie van de back-upverwarming afwerken (indien van
toepassing)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
7.2.3Het deksel van de schakelkast van de
buitenunit openen
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
4P538847-1 – 2018.05
Loading...
+ 70 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.