Brother NX-600 User's Guide

VOORBEREIDINGEN
DE BASISPRINCIPES
Lees dit voor gebruik.
NAAISTEKEN
Lees dit wanneer u extra informatie nodig hebt.
CPS5XV[Y
BIJLAGE
Gecomputeriseerde naaimachine
Bedieningshandleiding
Bijgesloten accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met uw leverancier.
Accessoires
De doos moet de volgende artikelen bevatten.
Opmerking
z Persvoethouderschroef (onderdeelcode: XA4813-051). z Accessoirelade met vakindeling (onderdeelcode:
XC4489-051)
1. 2. 3. 4.
10. 11. 12. 13. 14.
20.
30.
21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
31.
32.
5.
15.
33.
6. 7.
8.
9.
16. 17. 18. 19.*
29.
34.
28.
35.
*75/11 2 naalden 90/14 2 naalden 90/14 2 naalden: Ballpointnaald (goudkleurig)
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatvoet "A" XC2691-051 19 Naaldsetje X58358-051 2 Overhandse steekvoet "G" XC3098-051 20 Tweelingnaald X59296-051 3 Monogramvoet "N" X53840-351 21 Schoonmaakborsteltje X59476-051 4 Ritsvoet "I" X59370-051 22 Gaatjesponser 135793-001 5 Zigzagvoet "J" (op machine) XC3021-051 23 Schroevendraaier (groot) X55467-051 6 Blindsteekvoet "R" X56409-051 24 Schroevendraaier (klein) X55468-051 7 Knoopbevestigingsvoet "M" 130489-001 25 Kloskap (groot) 130012-054 8 Boventransportvoet F033N (XC2214-002) 26 Kloskap (middelgroot)(2) X55260-153
9 Quiltvoet F005N (XC1948-002) 27 Kloskap (klein) 130013-154 10 Steekgeleidervoet "P" F035 (XA8839-002) 28 Extra klospin XC4654-051 11 Instelbare rits/pipingvoet F036N (XC1970-002) 29 Klosnetje XA5523-050 12 Nonstickvoet F007N (XC1949-002) 30 Voetpedaal XC1154-051 13 Open-teenvoet F027N (XC1964-002) 31 Rasterset GS4 (XC4549-051) 14 Patchworkvoet F001N (XC1944-002) 32 Knieheffer XA6941-052 15 Zijsnijder F054 (XC3879-002) 33 Bedieningshandleiding XC5430-051
16 Quiltgeleider F016N (XC2215-002) 34 Beknopte bedieningsgids
17 Tornmesje X54243-001 35 Koffer XC2360-152 18 Spoel (4) SFB (XA5539-151)
XC4546-151,
XC5434-051
Omslag A
Machineonderdelen en hun functie
Hieronder worden de diverse onderdelen van de naaimachine en hun functie beschreven. Lees de beschrijvingen zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
Vooraanzicht
2
1
D
C
B
A
0
a Draadgeleiderplaat
b Draadgeleiderdeksel
Bij het inrijgen van de bovendraad leidt u de draad rond de draadgeleiderplaat.
c Klospin
Plaats de klos op de klospin.
d Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad rond deze draadgeleider.
e Bovenklep
Open de bovenklep om de klos met garen op de klospin te plaatsen.
f Spoelopwinder
Gebruik de spoelopwinder voor het opwinden van de spoel.
g Bedieningspaneel
Selecteer een steek uit de steken die op het bedienings­paneel verschijnen. (Pagina Omslag E)
h Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
i Aansluiting voor de knieheffer
Steek de knieheffer in de betreffende aansluiting.
3
4
5
6
7
8
9
j Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen start u de naaimachine en snijdt u automatisch de draad af. (Pagina Omslag D)
k Platbodemstuk met accessoireruimte
Bewaar de persvoet en spoelen in de accessoireruimte van het platbodemstuk. Verwijder het platbodemstuk voordat u cilindrische stukken gaat naaien.
l Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
m Hendel van naaldinrijger
Rijg de naald in met de naaldinrijger.
Omslag B
Naald en persvoet-gedeelte
Rechtsachteraanzicht
1
2
3
4
8
7
6
a Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u knoopsga­ten en bartacks naait.
b Draadgeleiderschijven
Leid de draad door de draadgeleiderschijven wanneer u de naald inrijgt met de naaldinrijger.
c Draadhaak aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadhaak aan de naald­stang.
d Naaldplaat
De naaldplaat is gemarkeerd zodat u rechte naden kunt naaien.
e Spoelhuisdeksel/Spoelhuis
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het spoelhuis.
f Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
g Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het best geschikt is voor de geselecteerde steek.
h Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
5
1
2
3
4
5
8
7
6
a Persvoetknop
Met de persvoetknop kunt u instellen hoeveel druk de persvoet uitoefent op de stof.
b Hendel
Draag de naaimachine aan de hendel wanneer u deze vervoert.
c Handwiel
Door het handwiel naar u toe te draaien kunt u de naald omlaag halen om één steek te naaien.
d Luchtgat
Het luchtgat zorgt voor luchtverversing rond de motor. Houd het luchtgat vrij wanneer u de naaimachine gebruikt.
e Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de naaimachine aan en uit.
f Contactpunt van het voetpedaal
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in het betreffende contactpunt op de machine.
g Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaanslui­ting.
h Schakelaar voor transporteurstand
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de transpor­teurs laag zetten.
Memo
z Zie Omslagpagina’s B, D of E wanneer u
leert hoe u de machine moet gebruiken.
Omslag C
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire naaimachinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
2
3
5
1
a Start/stoptoets
Door op de start/stoptoets te drukken kunt u beginnen of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, gaat de machine op lage snelheid naaien. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in "Beginnen met naaien" (pagina 46). De knop licht op in groen, rood of oranje, afhankelijk van de bediening van de naaimachine.
Groen: Wanneer de machine klaar is om te
gaan naaien of wanneer de machine naait
Rood: Wanneer de machine niet klaar is om
te beginnen met naaien
Oranje: Wanneer de spoelopwinderas naar
rechts staat om de onderdraad op de spoel te winden
b Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
Door de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets in te drukken naait u achteruit of maakt u verstevigingsste­ken. U kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken maken door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Meer bijzonderheden vindt u in "Het naaiwerk verstevigen" (pagina 48).
c Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek.
d Draadkniptoets
Door op de draadkniptoets te drukken nadat u gestopt bent met naaien, snijdt u de boven- en onderdraad af. Meer bijzonderheden vindt u in "De draad afknippen" (pagina 49).
e Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
f Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
4
6
VOORZICHTIG
Druk de draadkniptoets niet in nadat de draden reeds zijn afgeknipt; hierdoor kunnen de draden in de war raken of kan de machine beschadigd raken.
Opmerking
z Druk de draadkniptoets niet in als er geen
stof onder de persvoet aanwezig is of wan­neer de machine naait; hierdoor zou de machine kunnen beschadigen.
z Wanneer u draad dikker dan nr. 30, nylon-
draad of andere speciale draden wilt afsnij­den, gebruikt u de draadafsnijder aan de zijkant van de machine. Meer bijzonderhe­den vindt u in "De draad afknippen" (pagina
49).
Omslag D
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel, rechts op de voorkant van de naaimachine, bestaat uit het LCD-scherm (liquid crystal display) en toetsen om de diverse naai-instellingen op te geven.
1
4 5
2
3
0
6
7
8 9
a LCD-scherm (liquid crystal display)
Instellingen voor de geselecteerde steek en foutmeldin­gen voor onjuiste handelingen verschijnen op het LCD­scherm. Met de toetsen b t/m i (beschrijving hieron- der) kunt u diverse elementen weergeven en instellin­gen selecteren. Meer bijzonderheden vindt u in "De betekenis van de LCD-schermen" (pagina 10).
b Helptoets naaimachine
Door op deze toets te drukken geeft u bedieningsinfor­matie weer. U kunt een eenvoudige beschrijving weer­geven over het inrijgen van de bovendraad, het installeren van de spoel, het opwinden van de spoel en het vervangen van de persvoet.
c Steekselectietoets
Door op deze toets te drukken selecteert u het gewenste soort steek.
d + toets
Door op deze toets te drukken voegt u een patroon toe wanneer u combinaties van tekens of decoratieve ste­ken naait.
e C toets
Door op deze toets te drukken verwijdert u een toege­voegd patroon wanneer u combinaties van tekens of decoratieve steken naait.
f Pijltoetsen
Met deze toetsen gaat u in de aangegeven richting wan­neer u een element op het scherm selecteert. Bovendien kunt u op drukken om een lagere instelling te selecteren en op
om een hogere instelling te selecteren.
g OK-toets
Door op deze toets te drukken past u het geselecteerde element toe.
h Achteruittoets
Door op deze toets te drukken keert u terug naar het vorige scherm.
i Instellingentoets
Door op deze toets te drukken selecteert u instellingen, bijvoorbeeld voor automatisch achteruitnaaien/verstevi­gingssteken of andere instellingen zoals het piepsignaal.
j Steektoetsen
Met deze toetsen kunt u snel een van de 12 meest gebruikte steken selecteren. Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Omslag E
Optionele accessoires
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
1.
1. Brede tafel
Onderdeelcode: WT2 (XC4541-051)
Memo
z Wilt u optionele accessoires of onderdelen aanschaffen, neem dan contact op met uw leverancier of
het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
1
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine. Voordat u de naaimachine in gebruik neemt leest u eerst zorgvuldig deze handleiding, zodat u weet hoe u de diverse functies moet uitvoeren. Houd deze handleiding altijd bij de hand, zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
1
2
5
6
3
7
4
a Gemakkelijk inrijgen van de bovendraad
U kunt de klos aan de voorkant van de naaimachine installeren, zodat u de bovendraad gemakkelijk kunt inrijgen. Boven­dien kunt u de naald met een eenvoudige handeling inrijgen. (Pagina 22)
b Automatische aanpassing van de bovendraadspanning
De draadspanning wordt automatisch aangepast.
c Automatisch draadknippen
U kunt de naaimachine zo instellen dat de draden aan het eind van het naaien worden afgesneden. (Pagina 56)
d Inrijgen van de onderdraad in één handeling
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. (Pagina 20)
e Eenvoudig opwinden van de spoel
U kunt de spoel snel en gemakkelijk opwinden met draad. (Pagina 16)
f Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, waaronder naaisteken, lettersteken en decoratieve steken. U kunt twaalf van de meest gebruikte naaisteken snel selecteren met de steektoetsen. (Pagina 64)
g Knieheffer
Met de knieheffer kunt u de persvoet met uw knie omhoog en omlaag zetten, zodat u beide handen vrij hebt voor de stof. (Pagina 59)
2
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Inhoudsopgave
Bijgesloten accessoires ......................................................................................... Omslag A
Accessoires ..........................................................................................................................................Omslag A
Machineonderdelen en hun functie ....................................................................... Omslag B
Vooraanzicht ....................................................................................................................................... Omslag B
Naald en persvoet-gedeelte .................................................................................................................Omslag C
Rechtsachteraanzicht ..........................................................................................................................Omslag C
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................... Omslag D
Bedieningspaneel ................................................................................................................................. Omslag E
Optionele accessoires..........................................................................................................1
Inleiding ..............................................................................................................................2
Functies van de naaimachine...............................................................................................2
VOORBEREIDINGEN 7
De machine aan- en uitzetten .............................................................................................8
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .............................................................................................................. 8
De machine aanzetten ......................................................................................................................................9
De machine uitzetten........................................................................................................................................ 9
De betekenis van de LCD-schermen..................................................................................10
Controle van de bedieningsprocedures ........................................................................................................... 11
De machine-instellingen wijzigen......................................................................................12
De instellingen wijzigen.................................................................................................................................. 12
De wijzigen .................................................................................................................................................... 14
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen ...............................................................................................14
De schermtaal wijzigen................................................................................................................................... 15
De spoel opwinden/installeren..........................................................................................16
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel .............................................................................................................. 16
De spoel opwinden ......................................................................................................................................... 16
De spoel installeren ........................................................................................................................................ 20
De bodendraad inrijgen.....................................................................................................22
De bovendraad inrijgen .................................................................................................................................. 22
De naald inrijgen ............................................................................................................................................ 25
Werken met de tweelingnaald......................................................................................................................... 26
Werken met draad die snel afwindt.................................................................................................................29
De onderdraad omhoogtrekken....................................................................................................................... 29
De naald vervangen...........................................................................................................31
Voorzorgsmaatregelen met naalden ................................................................................................................ 31
Soorten naalden en toepassingen .................................................................................................................... 32
De naald controleren ...................................................................................................................................... 33
De naald vervangen ........................................................................................................................................ 33
De persvoet vervangen......................................................................................................35
Voorzorgsmaatregelen voor
de persvoet .....................................................................................................................................................35
De persvoet vervangen.................................................................................................................................... 35
De persvoetdruk aanpassen............................................................................................................................. 37
De persvoethouder verwijderen ...................................................................................................................... 37
Werken met de boventransportvoet................................................................................................................. 38
Cilindrische of grote stukken naaien .................................................................................40
Cilindrische stukken naaien ............................................................................................................................ 40
Grote stukken stof naaien................................................................................................................................ 40
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN 43
Naaien...............................................................................................................................44
Algemene procedure voor het naaien.............................................................................................................. 44
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De stof plaatsen .............................................................................................................................................. 45
Beginnen met naaien ...................................................................................................................................... 46
Het naaiwerk verstevigen ................................................................................................................................ 48
De draad afknippen ........................................................................................................................................ 49
De draadspanning aanpassen ............................................................................................51
Draadspanning................................................................................................................................................ 51
De spanning van de bovendraad wijzigen....................................................................................................... 52
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ........................................................................53
De steekbreedte aanpassen ............................................................................................................................. 53
De steeklengte aanpassen ............................................................................................................................... 54
Nuttige functies.................................................................................................................55
Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken ............................................................................................55
Automatisch de draad afsnijden ...................................................................................................................... 56
Steekinstellingen opslaan ................................................................................................................................ 58
De persvoet zonder handen omhoog- en omlaagzetten................................................................................... 59
Nuttige naaitips .................................................................................................................60
Een proeflap naaien ........................................................................................................................................ 60
De naairichting wijzigen ................................................................................................................................. 60
Bochten naaien ...............................................................................................................................................60
Dikke stoffen naaien ....................................................................................................................................... 61
Dunne stoffen naaien ...................................................................................................................................... 61
Stretchstoffen naaien.......................................................................................................................................61
Leer of vinyl naaien .........................................................................................................................................62
Een gelijkmatige marge naaien ........................................................................................................................62
NAAISTEKEN 63
Steken selecteren...............................................................................................................64
Soorten steken................................................................................................................................................. 64
Steken selecteren ............................................................................................................................................ 64
Overhandse steken ............................................................................................................66
Overhandse steken naaien met persvoet "G" voor overhands naaiwerk ...........................................................66
Overhandse steken naaien met zigzagvoet "J" ................................................................................................. 67
Overhandse steken naaien met de zijsnijder ................................................................................................... 68
Elementaire steken ............................................................................................................70
Rijgen ............................................................................................................................................................. 70
Algemeen naaien ............................................................................................................................................ 71
Blindzoomstikken ..............................................................................................................72
Knoopsgaten naaien ..........................................................................................................74
Knoopsgaten naaien ........................................................................................................................................75
Knopen aannaaien .......................................................................................................................................... 79
Ritsen inzetten...................................................................................................................81
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 81
Een rits inzetten aan de zijkant ........................................................................................................................ 83
Ritsen/galons inzetten .......................................................................................................86
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 86
Galons inzetten ............................................................................................................................................... 87
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten .........................................................................88
Stretchstof naaien ............................................................................................................................................ 88
Elastiek bevestigen .......................................................................................................................................... 88
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken................................................................................90
Applicaties aanbrengen ...................................................................................................................................91
Patchwork (fantasiequilt)
naaien ............................................................................................................................................................. 92
Patchwork ....................................................................................................................................................... 92
Quilten ........................................................................................................................................................... 94
Fantasiequilts naaien....................................................................................................................................... 95
Satijnen steken naaien..................................................................................................................................... 96
Verstevigingssteken naaien................................................................................................98
Drievoudige stretchsteken naaien .................................................................................................................... 98
4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bartacksteken naaien ......................................................................................................................................98
Gaten stoppen...............................................................................................................................................100
Gaatjes stikken ................................................................................................................102
Horizontale steken naaien...............................................................................................103
Decoratieve steken naaien ..............................................................................................105
Fagotwerk .....................................................................................................................................................106
Satijnen schelpsteken naaien......................................................................................................................... 107
Smokwerk ..................................................................................................................................................... 107
Schelprijgsteken naaien................................................................................................................................. 108
Verbindingssteken naaien ............................................................................................................................. 109
Erfstuksteken naaien ...................................................................................................................................... 110
De diverse ingebouwde decoratieve naaien ....................................................................113
Fraaie patronen naaien.................................................................................................................................. 113
Patronen naaien ............................................................................................................................................113
Patronen combineren .................................................................................................................................... 114
Naaipatronen herhalen ................................................................................................................................. 115
Het geselecteerde patroon controleren..........................................................................................................116
Het formaat van het patroon wijzigen ........................................................................................................... 117
De dichtheid van de steken wijzigen............................................................................................................. 118
De lengte van het patroon
wijzigen ........................................................................................................................................................ 118
Patroon iets verschuiven ............................................................................................................................... 119
Het patroon spiegelen ................................................................................................................................... 120
Een patroon opslaan...................................................................................................................................... 121
Het patroon opnieuw uitlijnen ...................................................................................................................... 122
Een patroon ontwerpen ...................................................................................................124
Een schets van het patroon tekenen............................................................................................................... 124
De patroongegevens invoeren .......................................................................................................................125
Voorbeelden van ontwerpen ......................................................................................................................... 127
BIJLAGE 129
Steekinstellingen..............................................................................................................130
Naaisteken ................................................................................................................................................... 130
Andere steken ...............................................................................................................................................135
Onderhoud......................................................................................................................138
De buitenkant van de machine schoonmaken ............................................................................................... 138
Het spoelhuis schoonmaken .........................................................................................................................138
Problemen oplossen ........................................................................................................140
Foutmeldingen .............................................................................................................................................. 144
Er verschijnt niets op het
LCD-scherm.................................................................................................................................................. 145
Gemakkelijk de draadspanning aanpassen .................................................................................................... 145
Piepsignaal bij handelingen .......................................................................................................................... 146
Het piepsignaal bij handelingen uitzetten .....................................................................................................146
De bovenklep verwijderen ............................................................................................................................ 147
Trefwoordenlijust.............................................................................................................148
5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
GEFELICITEERD MET DE AANSCHAF VAN DEZE MACHINE
Dit is een van de meest geavanceerde gecomputeriseerde huishoudnaaimachines. Wilt u volledig profiteren van alle functies, dan raden wij u aan de handleiding zorgvuldig te lezen alvorens u de machine in gebruik neemt.
LEES DIT VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Voor veilig gebruik
1. Houd uw oog op de naald terwijl u naait. Raak het handwiel, de draadophaalhendel, de naald of andere bewegende delen niet aan.
2. Zet altijd de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact als:
• U klaar bent met naaien
• U de naald of andere onderdelen verwisselt of verwijdert
• Tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt
• U onderhoud pleegt aan de machine
• De machine onbeheerd laat
3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
4. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoeren.
Voor een langere levensduur
1. Berg de machine niet op een plaats met direct zonlicht op of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
2. Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit.
3. Laat de machine niet vallen, sla niet op de machine.
4. Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen gaat verwisselen of installeren.
Voor reparatie of bijstellingen
Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst aan de hand van het overzicht voor probleemoplossing achterin deze gebruiksaanwijzing of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Als u het probleem niet kunt verhelpen, raadpleeg dan een erkende Brother­dealer bij u in de buurt.
Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com
6
1 VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk leest u hoe u zich moet voorbereiden voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten ...................................................................................8
De betekenis van de LCD-schermen........................................................................10
De machine-instellingen wijzigen............................................................................12
De spoel opwinden/installeren................................................................................16
De bodendraad inrijgen...........................................................................................22
De naald vervangen.................................................................................................31
De persvoet vervangen............................................................................................35
Cilindrische of grote stukken naaien .......................................................................40
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor dit apparaat. Door een andere stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling
• Tijdens onweer
VOORZICHTIG
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Voordat u de stekker uit het stopcontact haalt, zet u altijd eerst de hoofdschakelaar uit. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Voorkom dat het stroomsnoer wordt doorgesneden, beschadigd raakt, sterk wordt gebogen, er aan wordt getrokken of gedraaid, of dat het wordt gebundeld. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer!
Haal de stekker uit het netstopcontact wanneer het apparaat langere tijd niet gebruikt wordt. Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
8
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine aanzetten
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
a
(hoofdschakelaar op " ") en steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting rechts op de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een nor-
b
maal stopcontact.
1
a Voedingsaansluiting naaimachine
Druk op de rechterkant van de hoofdschake-
c
laar rechts op de machine (zet de schakelaar op "|").
De machine uitzetten
Zet de machine uit wanneer u ophoudt met naaien. Zet de machine ook uit wanneer u hem naar een andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
a
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
b
rechts op de machine (zet de schakelaar op "").
X De naailamp gaat uit wanneer u de machine
uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
c
Pak de stekker vast wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
Haal het netsnoer uit het voedingscontact van
d
de machine.
1
X De naailamp en het LCD-scherm gaan bran-
den wanneer u de machine aanzet.
Opmerking
z Wanneer u het apparaat uitzet, worden alle
steekinstellingen geannuleerd.
z Wanneer tijdens het gebruik van de machine
de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te star­ten.
De machine aan- en uitzetten 9
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De betekenis van de LCD-schermen
Het LCD-scherm bevindt zich rechts op de voorkant van de naaimachine. Op dit scherm verschijnen de instellingen voor de geselecteerde steek en een foutmelding wanneer u een handeling onjuist uitvoert. Wanneer u de machine inschakelt, verschijnt het volgende scherm op het LCD-scherm.
1
2
3
4 5
6
a Persvoet die u moet gebruiken b Enkele naald of tweelingnaald c Geselecteerde steek d Steeklengte (mm) e Steekbreedte (mm) f Bovendraadspanning
Memo
z Meer bijzonderheden over foutmeldingen die verschijnen bij een onjuist uitgevoerde handeling vindt u
in "Foutmeldingen" (pagina 144).
10
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Controle van de bedieningsprocedures
U kunt een eenvoudige beschrijving van de persvoet, het inrijgen van de bovendraad, het opwinden van de spoel en het installeren van de spoel weergeven op het LCD-scherm.
Zet de naaimachine aan.
a
X Het LCD-scherm gaat branden.
Druk op (helptoets van de naaimachine)
b
op het bedieningspaneel.
X Het helpscherm van de naaimachine ver-
schijnt.
Druk op , , en (Pijltoetsen) totdat de
c
afbeelding verschijnt die het gewenste onder­werp illustreert.
1
2
Als u klaar bent met het helpscherm, drukt u
f
op (OK-toets).
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
Opmerking
z Meer bijzonderheden over de verschillende
onderwerpen vindt u op de betreffende pagina van deze Bedieningshandleiding.
1
a De persvoet vervangen
3
b De bovendraad inrijgen c De spoel opwinden d De spoel installeren
Druk op (OK-toets).
d
X Het eerste scherm verschijnt, waarin de pro-
cedure voor het geselecteerde onderwerp wordt beschreven.
Wilt u het volgende scherm weergeven, dan
e
drukt u op . Wilt u terugkeren naar het vorige scherm, dan drukt u op .
Voorbeeld: De bovendraad inrijgen
4
De betekenis van de LCD-schermen 11
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine-instellingen wijzigen
U kunt diverse naaimachinehandelingen en naai-instellingen wijzigen.
Druk op (OK-toets).
De instellingen wijzigen
Hieronder vindt u een beschrijving van de algemene procedure voor het wijzigen van de machine-instel­lingen.
Zet de naaimachine aan.
a
X Het LCD-scherm gaat branden.
Druk op (instellingentoets) van het bedie-
b
ningspaneel.
f
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Druk op , , en Pijltoetsen (pijltoet-
c
sen) totdat de steek- of machinetoepassing die u wilt wijzigen is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
d
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde toepassing.
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat de
e
gewenste instelling is geselecteerd.
X De instelling wordt gewijzigd.
12
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Lijst van steek- of machinetoepassingen
Onderstaande lijst geeft een overzicht van alle steek- en machinetoepassingen die u kunt instellen. Meer bij­zonderheden over de verschillende toepassingen vindt u op de betreffende pagina.
Toepassing Pictogram Bijzonderheden Pagina
Draadspanning Hiermee past u de spanning van de bovendraad aan. Pagina 51
Automatisch achternuit­naaien/verste­vigingssteek
Automatisch draadknippen
Patroon con­troleren
Spiegelbeeld linksom/ rechtsom
Patroonlengte Hiermee past u de lengte van satijnen steken aan. Pagina 118
Patroonformaat
Meerdere malen/een­maal naaien
Steekdichtheid Hiermee stelt u de naaidichtheid van de steken in. Pagina 118
Hiermee geeft u op of u automatisch achteruitnaaien/ verstevigingssteken wenst.
Hiermee geeft u op of u de draad automatisch wilt laten afsnijden.
Hiermee kunt u combinatiepatronen controleren. Pagina 116
Hiermee spiegelt u patronen langs een verticale as. Pagina 120
Hiermee stelt u het formaat van het patroon in op groot of klein.
Hiermee stelt u in of het patroon meerdere malen of eenmaal wordt genaaid.
Pagina 55
Pagina 56
Pagina 117
Pagina 115
1
Instellingen opslaan
Naaldstand
Naaien met de tweelingnaald
Steekbreedte instellen
Taal Hiermee kunt u de schermtaal wijzigen. Pagina 15
Piepsignaal
Helderheid LCD-scherm
Verticale patroonaanpas­sing
Horizontale patroonaanpas­sing
Hiermee kunt u gewijzigde draadspanning, patroon­breedten en patroonlengten opslaan.
Hiermee stelt u in waar de naald blijft staan wanneer u stopt met naaien.
Hiermee stelt u de tweelingnaald in. Pagina 26
Hiermee kunt u de steekbreedte aanpassen met de schuifknop voor snelheidsregeling.
Hiermee stelt u in of na elke handeling een pieptoon klinkt.
Hiermee past u de helderheid van het LCD-scherm aan.
Hiermee past u de verticale positie van het patroon aan.
Hiermee past u de horizontale positie van het patroon aan.
Pagina 58
Pagina 14
Pagina 96
Pagina 146
Pagina 14
Pagina 122
Pagina 122
De machine-instellingen wijzigen 13
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De wijzigen
Bij aankoop is het apparaat zo ingesteld dat de naald in de stof blijft staan wanneer u stopt. U kunt hem echter ook zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien.
Druk op (instellingentoets van het bedie-
a
ningspaneel en druk vervolgens op , , en (pijltoetsen) totdat is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
b
X Er verschijnt een scherm waarin u de naald-
stopstand kunt wijzigen.
Druk op om te selecteren.
c
Wilt u terug naar , dan drukt u op .
De helderheid van het LCD­scherm aanpassen
U kunt de helderheid van het LCD-scherm wijzigen.
Druk op (instellingentoets van het bedie-
a
ningspaneel en druk vervolgens op , , en (pijltoetsen) totdat is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
b
X Er verschijnt een scherm waarin u de helder-
heid van het LCD-scherm kunt wijzigen.
Wilt u het LCD-scherm lichter maken, dan
c
drukt u op (–). Wilt u het LCD-scherm don­kerder maken, dan drukt u op (+).
X De machine is nu zo ingesteld dat de naald
omhoog blijft staan wanneer u stopt met naaien.
Druk op (OK-toets).
d
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
14
X De helderheid van het LCD-scherm wordt
gewijzigd.
Druk op (OK-toets).
d
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De schermtaal wijzigen
U kunt de taal op de schermen wijzigen in een van de vele beschikbare talen.
Druk op (instellingentoets van het bedie-
a
ningspaneel en druk vervolgens op , , en (pijltoetsen) totdat is geselec­teerd.
Druk op (OK-toets).
b
X Er verschijnt een scherm waarin u de
schermtaal kunt wijzigen.
Druk op of totdat de gewenste taal is
c
geselecteerd.
De volgende talen zijn beschikbaar: English, Frans, Duits, Nederlands, Spaans, Italiaans, Deens, Noors, Fins, Zweeds, Portugees, Rus­sisch, Japans, Koreaans of andere.
1
X De schermtaal is gewijzigd.
Druk op (OK-toets).
d
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
De machine-instellingen wijzigen 15
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De spoel opwinden/installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de onderdraad inbrengt.
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de spoel.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend spoel (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)) die speciaal voor deze naaimachine ontworpen is. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben of schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal ontworpen voor deze naaimachine. Als u spoelen van oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model
Ouder model
De spoel opwinden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te bereiden.
1
a Spoelopwinder
Memo
z De volgorde waarin de draad moet worden ingeregen voor het opwinden van de spoel, wordt aangege-
ven door de stippellijn op de naaimachine. Let goed op dat u de draad inrijgt zoals aangegeven.
16
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
3
Zet de naaimachine aan.
a
Licht de bovenklep op.
b
Plaats de spoel op de spoelopwinderas, zodat
c
de veer op de as in het gleufje op de spoel past.
1
2
Plaats de klos met garen voor de spoel op de
f
klospin.
Schuif de klos op de pin, zodat de klos horizon­taal is en de draad vanaf de onderkant (voor) van de klos wordt afgewikkeld.
• Als de klos niet zodanig is geplaatst dat de draad op de juiste manier wordt afgewikkeld, kan de draad rond de klospin verward raken.
Schuif de kloskap op de klospin.
g
Met de afgeronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de klospin, totdat de rechterkant van de klos de rechterkant van de klospin raakt.
1
a Gleuf b Spoelopwinder asveer spoelopwinder
Schuif de spoelopwinderas naar rechts.
d
Verwijder de kloskap van de klospin.
e
1
2
a Klospin b Kloskap
• De kloskap is in drie formaten verkrijgbaar (groot, middelgroot en klein). Gebruik een kloskap met een iets grotere doorsnee dan die van de klos. De middelgrote kloskap zit reeds op de klospin wanneer u de naaima­chine aanschaft.
1
a Kloskap (groot) b Kloskap (middelgroot) c Klos
• Wanneer u een draadklos met kruiswikkel­draad gebruikt, zorg dan dat er enige ruimte blijft tussen de kap en de draadklos.
2
2
1
3
a Klos b Tussenruimte c Kloskap (klein)
De spoel opwinden/installeren 17
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Trek de draad naar rechts, leid deze onder de
j
VOORZICHTIG
Als de draadklos of de kloskap niet op de
haak op de draadgeleider voor het opwinden van de spoel en wind deze tegen de wijzers van de klok in tussen de schijven.
juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospin, waardoor de naald kan breken.
1
De kloskap is verkrijgbaar in drie formaten (groot, middelgroot en klein), zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij de gebruikte klosgrootte past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos, of kan de naald breken.
Terwijl u de klos vasthoudt met uw rechter-
h
hand, trekt u de draad met uw linkerhand en leidt u de draad achter het draadgeleiderdek­sel naar voren.
1
a Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Terwijl u met uw linkerhand het uiteinde van
k
de draad vasthoudt dat rond de draadgeleider voor het opwinden van de spoel wordt gewon­den, windt u met uw rechterhand het vrije uit­einde van de draad met de wijzers van de klok mee vier of vijf maal rond de spoel.
1
a Draadgeleiderdeksel
Leid de draad van rechts af onder de spoelop-
i
winderbasis.
1
a Draadgeleiderplaat
18
Trek de draad naar rechts en leid deze door de
l
gleuf in de spoelopwinderbasis.
1
a Gleuf in de spoelopwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Schuif de spoelopwinderas naar links.
VOORZICHTIG
q
Snijd de draad af zoals beschreven op de vorige pagina. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward raken in de spoel; of de naald kan verbogen worden en afbreken
Neem de spoel van de as.
r
wanneer de onderdraad opraakt.
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
m
rechts (hoge naaisnelheid).
Schuif de knop voor snelheidsregeling terug in
s
de oorspronkelijke stand.
1
VOORZICHTIG
a Schuifknop voor snelheidsregeling
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
n
Gebruik een onderdraad die op de juiste manier is opgewonden; anders kan de naald breken of de draadspanning niet juist zijn.
1
1
a Start/stoptoets
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt rond de spoel gewonden.
X De spoel stopt wanneer hij vol is.
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
o
X De naaimachine stopt.
Knip met een schaar het uiteinde van de draad
p
die rond de spoel gewonden is af.
Memo
z Wanneer u de naaimachine start of het
handwiel draait, nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een sto­ring.
De spoel opwinden/installeren 19
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Verwijder het spoelhuisdeksel.
De spoel installeren
Installeer de spoel met opgewonden draad.
b
Houd de spoel met uw rechterhand vast en het
c
uiteinde van de draad met uw linkerhand.
VOORZICHTIG
Gebruik een onderdraad die op de juiste manier is opgewonden; anders kan de naald breken of de draadspanning niet juist zijn.
• Laat de spoel niet vallen.
Plaats de spoel zodanig in het spoelhuis dat de
d
draad naar links wordt afgewikkeld.
De spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
• Let op dat u de spoel op de juiste manier inbrengt.
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
e
leid de draad met uw linkerhand zoals aange­geven.
Memo
z De volgorde waarin u de onderdraad door
de spoel moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Let goed op dat u de draad inrijgt zoals aange­geven.
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel naar
a
rechts.
12
a Spoelhuisdeksel b Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
20
Leid de draad door de gleuf zoals aangegeven
f
en trek de draad naar u toe.
1
a Draadafsnijder
X De draadafsnijder snijdt de draad af.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Druk de spoel omlaag met uw vinger en wikkel de onderdraad op de juiste manier af; anders kan de draad breken of is de draadspanning mogelijk niet juist.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
g
plaats.
Plaats het lipje in de linker benedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk zacht op de rech­terkant.
2
1
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens gaat u de bovendraad inrijgen. Ga verder met de procedure in "De bodendraad inrijgen" (op de volgende pagina).
1
Memo
z U kunt beginnen met naaien zonder de
onderdraad omhoog te trekken. Wilt u de onderdraad omhoogtrekken voordat u gaat naaien, volg dan de procedure in "De onder­draad omhoogtrekken" (pagina 29).
De spoel opwinden/installeren 21
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De bodendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de klos voor de bovendraad plaatst in de machine en hoe u de draad in de naald steekt.
VOORZICHTIG
Volg voor het inrijgen van de bovendraad de instructies zorgvuldig op. Is de bovendraad niet juist ingeregen, dan kan de draad verward raken of de naald kan verbogen raken of afbreken.
Memo
z De volgorde waarin u de draad moet inrij-
gen, wordt aangegeven door de lijn op de naaimachine. Let goed op dat u de draad inrijgt zoals aangegeven.
De bovendraad inrijgen
Zet de naaimachine aan.
a
Zet de persvoethendel omhoog.
b
a Persvoethendel
X De persvoet staat omhoog.
• Als de persvoethendel niet omhoog staat, kunt u de naaimachine niet juist inrijgen.
1
22
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk één of twee keer op (naaldstand-
c
toets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u de naaimachine niet goed inrijgen. Contro­leer of de markering op het handwiel omhoog staat zoals in onderstaande illustra­tie. Staat het handwiel niet in deze stand, druk dan op de naaldstandtoets om de naald omhoog te zetten voordat u de naaldinrijger gebruikt.
1
Plaats de klos voor de bovendraad op de klos-
f
pin.
Schuif de klos op de pin, zodat de klos horizon­taal is en de draad vanaf de onderkant (voor) van de klos wordt afgewikkeld.
• Als de klos niet zodanig is geplaatst dat de draad op de juiste manier wordt afgewikkeld, kan de draad rond de klospin verward raken.
Schuif de kloskap op de klospin.
g
Met de afgeronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de klospin, totdat de rechterkant van de klos de rechterkant van de klospin raakt.
1
a Markering op het handwiel
Licht de bovenklep op.
d
Verwijder de kloskap van de klospin.
e
1
2
a Klospin b Kloskap
• De kloskap is in drie formaten verkrijgbaar (groot, middelgroot en klein). Gebruik een kloskap met een iets grotere doorsnee dan die van de klos. De middelgrote kloskap zit reeds op de klospin wanneer u de naaima­chine aanschaft.
1
2
3
a Kloskap (groot) b Kloskap (middelgroot) c Klos
• Wanneer u een draadklos met kruiswikkel­draad gebruikt, zorg dan dat er enige ruimte blijft tussen de kap en de draadklos.
2
1
3
a Klos b Tussenruimte c Kloskap (klein)
De bodendraad inrijgen 23
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Houd de draad met uw rechterhand gespan-
j
VOORZICHTIG
Als de draadklos of de kloskap niet op de juiste plaats zit, kan de draad verward
nen onder de draadgeleiderplaat en leid de draad door de geleiders in de aangegeven volg­orde (omhoog naar links omlaag omhoog omlaag).
raken rond de klospin, waardoor de naald kan breken.
1
De kloskap is verkrijgbaar in drie formaten (groot, middelgroot en klein), zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij de gebruikte klosgrootte past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos, of kan de naald breken.
a Luikje
In het volgende diagram ziet u de stand van het luikje wanneer de persvoet omlaag staat. Aan­gezien het luikje gesloten is wanneer de pers-
Terwijl u de klos vasthoudt met uw rechter-
h
hand, trekt u de draad met uw linkerhand en leidt u de draad achter het draadgeleiderdek­sel naar voren.
voet omlaag staat, kunt u geen draad inrijgen. Zet de persvoet omhoog, zodat het luikje geo­pend is en u de draad kunt inrijgen.
1
1
a Draadgeleiderdeksel
Leid de draad van rechts af onder de draadge-
i
leiderplaat.
1
a Draadgeleiderplaat
a Luikje
Leid de draad door de draadhaak onder aan de
k
naaldstang.
1
a Draadhaak
Rijg de naald in met de naaldinrijger. Ga verder met de procedure in "De naald inrijgen" (op de volgende pagina).
24
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Zet de persvoethendel omlaag.
De naald inrijgen
U kunt de naaldinrijger gebruiken met naaldmaat 75/11 t/m 100/16. Meer bijzonderheden vindt u in "Soorten naalden en toepassingen" (pagina 32).
Houd met uw linkerhand het uiteinde van de
a
draad vast dat u door de draadhaak van de naaldstang hebt geleid en leid de draad vervol­gens vanaf de voorkant door de draadgeleider­schijven.
c
1
a Persvoethendel
X De persvoet staat omlaag.
1
1
2
3
a Draadgeleiderschijven b Leid de draad naar achteren. c Leid de draad door de gleuf.
Snijd de draad af met de draadafsnijder op de
b
linkerkant van de machine.
1
5
Haal de omlaag totdat deze klikt.
d
1
a Hendel van naaldinrijger
X De draad wordt door het oog van de naald
geleid.
Laat de hendel van de naaldinrijger los.
e
Trek de lus van de draad die door het oog van
f
de naald is geleid voorzichtig uit tot het eind van de draad.
a Draadafsnijder
Zet de persvoethendel omhoog, leid de draad
g
door de persvoet en trek ongeveer 5 cm draad naar de achterkant van de machine.
1
a 5 cm (2 inch)
X Het inrijgen van de bovendraad is hiermee
voltooid.
De bodendraad inrijgen 25
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nu u de bovendraad en de onderdraad hebt ingeregen, kunt u beginnen met naaien.
Werken met de tweelingnaald
Opmerking
z Als de naald niet omhoog staat, kan de
naaldinrijger de draad niet door de naald lei­den. Druk dus op de naaldstandtoets om de naald omhoog te zetten alvorens de naaldin­rijger te gebruiken.
z Als de tweelingnaald is geïnstalleerd, kunt u
de naaldinrijger niet gebruiken. Meer bij­zonderheden vindt u in "Werken met de tweelingnaald" (rechts).
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen van dezelfde steek naaien met twee verschillende draden. Beide bovendraden moeten van dezelfde dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de tweelingnaald, de extra klospin en de kloskap. Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in "Steekinstel­lingen" (pagina 130).
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald (onderdeelcode: X59296-051). Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Installeer de tweelingnaald.
a
• Meer bijzonderheden over het installeren van een naald vindt u in "De naald vervangen" (pagina 33).
Rijg de bovendraad in voor het oog van de
b
linkernaald.
• Meer bijzonderheden vindt u in stap
k van "De bovendraad inrijgen" (pagina 22).
Steek de bovendraad handmatig in de linker-
c
naald.
Steek de draad vanaf de voorkant door het oog van de naald.
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de tweelingnaald. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kan de naai­machine beschadigd raken.
a t/m
26
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Plaats de extra klospin op de spoelopwinderas.
d
Plaats de extra klospin zodanig dat deze lood­recht op de spoelopwinderas staat.
1
a Spoelopwinderas
Haal de klospin omlaag zodat deze horizontaal
e
staat.
Plaats de bovendraadklos voor de rechternaald
f
op de extra klospin en maak deze vast met de kloskap.
De draad moet afwikkelen vanaf de bovenzijde van de voorkant van de klos.
12
• Meer bijzonderheden vindt u in stap h t/m
j van "De bovendraad inrijgen" (pagina 22).
Rijg de draad door de rechternaald, zonder de
h
draad door de draadhaak van de naaldstang te leiden.
Steek de draad vanaf de voorkant door het oog van de naald.
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de tweelingnaald. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kan de naai­machine beschadigd raken.
Bevestig zigzagvoet "J".
i
• Meer bijzonderheden over het verwisselen van de persvoet vindt u in "De persvoet ver­vangen" (pagina 35).
VOORZICHTIG
Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u zigzagvoet “J” bevestigen; anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
1
a Kloskap b Klos
Rijg de bovendraad op dezelfde manier in als
g
de draad voor de linkerkant.
1
a Draadgeleiderdeksel
Zet de naaimachine aan.
j
X Het LCD-scherm gaat branden.
Druk op (instellingentoets) van het bedie-
k
ningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat
l
is geselecteerd.
De bodendraad inrijgen 27
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk op (OK-toets).
m
X Er verschijnt een scherm waarin u de twee-
lingnaald kunt selecteren.
Druk op om te selecteren.
n
Wilt u terug naar , dan drukt u op .
X U kunt de tweelingnaald nu gebruiken.
Druk op (OK-toets).
o
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer en verschijnt linksonder in het scherm.
Begin met naaien.
q
• Meer bijzonderheden over het beginnen met naaien vindt u in "Beginnen met naaien" (pagina 46).
X Twee rijen steken worden parallel naast
elkaar genaaid.
VOORZICHTIG
Wanneer u de naairichting wijzigt, drukt u op (naaldstandtoets) om de naald op te tillen van de stof; vervolgens haalt u de persvoethendel omhoog en draait u de stof.
• Ook als u de naaimachine uitzet, blijft de tweelingnaaldinstelling gehandhaafd.
VOORZICHTIG
Let op dat u de tweelingnaaldinstelling selecteert wanneer u de tweelingnaald gebruikt; anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Selecteer een steek.
p
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
• Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in "Steekinstellingen" (pagina 130).
VOORZICHTIG
Let op dat u de juiste steek selecteert wanneer u de tweelingnaald gebruikt; anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
28
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Werken met draad die snel afwindt
Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt, zoals doorzichtig nylon of metallic draad, plaats dan het bijgesloten klosnetje over de klos voordat u de klos met garen op de klospin plaatst. Is het klosnetje te lang, vouw het dan al naar gelang de grootte van de klos.
1
3
a Klosnetje b Klos c Kloskap d Klospin
2
4
De onderdraad omhoogtrek­ken
Wanneer u plooien of fantasiequilts wilt maken, trek dan eerst de onderdraad omhoog zoals hier beschre­ven.
Plaats de spoel in het spoelhuis.
a
• Meer bijzonderheden vindt u in stap
e van "De spoel installeren" (pagina 20).
Leid de onderdraad door de gleuf.
b
Snijd de draad niet af met de draadafsnijder.
Houd de bovendraad losjes vast met uw linker-
c
hand en druk tweemaal op (naaldstand­toets) om de naald omhoog te zetten.
1
a t/m
1
a Naaldstandtoets
X De onderdraad zit in een lus rond de boven-
draad en kan omhoog worden getrokken.
Trek de bovendraad voorzichtig omhoog om
d
het uiteinde van de onderdraad eruit te trek­ken.
De bodendraad inrijgen 29
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Trek ongeveer 5 cm van de onderdraaddraad
e
onder de persvoet naar de achterkant van de machine.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
f
plaats.
Plaats het lipje in de linker benedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk zacht op de rech­terkant.
2
1
30
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De naald vervangen
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen met naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Het kan ernstige gevolgen heb­ben wanneer u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, bijvoorbeeld wanneer een naald afbreekt en stukjes ervan wegspringen. Lees en volg onderstaande instructies zorgvuldig.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
1
De naald vervangen 31
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de vol­gende tabel om de geschikte draad en naald uit te zoeken voor de stof die u wilt naaien.
Soort stof/toepassing
Middel-
zware
stoffen
Dunne stof-
fen
Dikke stof-
fen
Stretch
stoffen
Draad
Soort Dikte
Popeline Katoenen draad
Tafzijde
Flanel,
Gabardine
Batist Katoenen draad
Crêpe georgette
Challis, satijn Zijden draad 50–80
Denim Katoenen draad 30–50
Corduroy
Tweed Zijden draad
Jersey
Tricot
Synthetische
draad
Zijden draad 50–80
Synthetische
draad
Synthetische
draad
Draad voor
gebreide stoffen
Katoenen draad
60–80
60–80
50–60
Formaat naald
75/11–90/14
65/9–75/11
90/14–100/16
50
Ballpointnaald
(goudkleurig)
75/11–90/14
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Stevig naaigaren
Memo
z Hoe kleiner het draadnummer, des te dikker
de draad; hoe groter het naaldnummer, des te dikker de naald.
z Gebruik de ballpointnaald wanneer u stret-
chstoffen naait of stoffen waar gemakkelijk steken worden overgeslagen.
z Gebruik een naald 90/14 t/m 100/16 met
transparante nylondraden, ongeacht welke stof u naait.
z Een naald 75/11 is bij aanschaf van de
machine reeds geïnstalleerd.
32
Synthetische
draad
Zijden draad
Synthetische
draad
Zijden draad
50–80 65/9–90/14
30 90/14–100/16
VOORZICHTIG
In de tabel hierboven vindt u de juiste combinaties van stof, draad en naald. Wanneer de combinatie van stof, draad en naald niet goed is, kan de naald verbuigen of breken, vooral met dikke stoffen (zoals denim) en dunne naalden (bijv. 65/9 t/m 75/11). Bovendien kunnen de steken ongelijkmatig worden of gaan trekken, of er kunnen steken worden overgeslagen.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De naald controleren
Het is uiterst gevaarlijk om te naaien met een verbo­gen naald, omdat de naald dan kan breken terwijl u aan het werk bent. Plaats een naald vóór gebruik op een vlakke onder­grond en controleer of de afstand tussen de naald en de ondergrond overal gelijk is.
1
2
a Vlakke kant b Markering naaldtype
Juiste naald
De naald vervangen
Vervang de naald volgens onderstaande beschrijving. Gebruik een schroevendraaier en een naald die u hebt gecontroleerd volgens de instructies in "De naald controleren" om te zien of de naald recht is
Druk één of twee keer op (naaldstand-
a
toets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
Zet de naaimachine uit.
b
1
1
a Vlakke ondergrond
Onjuiste naald
Is de afstand tussen de naald en de vlakke onder­grond niet gelijk, dan is de naald verbogen. Gebruik geen verbogen naald.
1
a Vlakke ondergrond
VOORZICHTIG
Zet de naaimachine uit voordat u de naald vervangt, anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk de start/stoptoets indrukt en de machine begint te naaien.
Zet de persvoethendel omlaag.
c
1
a Persvoethendel
De naald vervangen 33
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Houd de naald in uw linkerhand en draai met
d
een schroevendraaier denaaldklemschroef tegen de klok in om de naald uit te nemen.
VOORZICHTIG
Let op dat u de naald inbrengt tot aan de
1
naaldstopper en dat u de naaldklem goed vastdraait met de schroevendraaier; anders kan de naald breken of kan andere schade optreden.
2
a Schroevendraaier b Naaldklemschroef
• Gebruik niet teveel kracht bij het los- of vast­draaien van de naaldklemschroef; hierdoor zouden bepaalde delen van de naaimachine beschadigd kunnen raken.
Breng de naald in met de vlakke kant naar ach-
e
teren, totdat de naald de naaldstopper raakt.
Houd de naald in uw linkerhand en draai met
f
de schroevendraaier de naaldklemschroef weer vast.
Installeer de tweelingnaald op dezelfde manier.
34
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De persvoet vervangen
De persvoet drukt op de stof.
Voorzorgsmaatregelen voor de persvoet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de persvoet.
VOORZICHTIG
Gebruik de persvoet die geschikt is voor het soort steek dat u wilt naaien; anders kan de naald de persvoet raken, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Gebruik uitsluitend de persvoeten die speciaal zijn ontworpen voor deze naaimachine. Het gebruik van andere persvoeten kan leiden tot letsel of tot schade aan de machine.
De persvoet vervangen
Vervang de persvoet volgens onderstaande instruc­ties. Meer bijzonderheden over het werken met de zijsnij­der "S" vindt u in "Overhandse steken naaien met de zijsnijder" (pagina 68).
Druk één of twee keer op (naaldstand-
a
toets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
X De naald staat omhoog.
Zet de naaimachine uit.
b
1
VOORZICHTIG
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet vervangt; anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk de start/ stoptoets indrukt en de machine begint te naaien.
Zet de persvoethendel omhoog.
c
1
a Persvoethendel
X De persvoet staat omhoog.
De persvoet vervangen 35
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk op de zwarte toets achter op de pers-
d
voethouder.
1
2
a Zwarte toets b Persvoethouder
X De persvoet komt los uit de persvoethouder.
Plaats een andere persvoet onder de houder,
e
zodat de pin van de persvoet op één lijn staat met de inkeping van de houder.
Plaats de persvoet zodanig dat de letter die het type persvoet aangeeft (A, G, I, J, M, N of R) leesbaar is.
1
Haal de persvoethendel omhoog om te contro-
g
leren of de persvoet stevig vastzit.
Opmerking
z Wanneer een steek is geselecteerd, ver-
schijnt op het scherm het pictogram voor de persvoet die u moet gebruiken. Alvorens te beginnen met naaien controleert u of de juiste persvoet is bevestigd. Wanneer niet de juiste persvoet is bevestigd, zet u de naaima­chine uit, bevestigt u de juiste persvoet en selecteert u de gewenste steek opnieuw.
Knoopsgatvoet "A"
Overhandse steekvoet "G"
Zigzagvoet "J"
Knoopbevestigingsvoet "M"
Monogramvoet "N"
Blindsteekvoet "R"
2
a Persvoethouder b Gleuf c Speld
Haal de persvoethendel langzaam omlaag,
f
zodat de persvoetpin in de inkeping van de
3
persvoethouder klikt.
1
a Persvoethendel
X De persvoethendel is bevestigd.
Zijsnijder "S"
z Meer bijzonderheden over de persvoet die
moet worden gebruikt met de geselecteerde steek vindt u in "Steekinstellingen" (pagina
130).
36
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De persvoetdruk aanpassen
U kunt instellen hoeveel druk de persvoet uitoefent op de stof.
Zet de persvoethendel omlaag.
a
1
a Persvoethendel
Draai de persvoetknop achter op de naaima-
b
chine.
De schaal op de knop loopt van 1 (zwak) t/m 4 (sterk). U verlaagt de druk door de knop rechtsom (lager getal) te draaien. U verhoogt de druk door de knop linksom (hoger getal) te draaien.
Sterk
Zwak
3
De persvoethouder verwijde­ren
Verwijder de persvoethouder wanneer u de naaima­chine schoonmaakt of wanneer u een persvoet instal­leert waarvoor de persvoethouder niet nodig is, bijvoorbeeld de persvoet voor het maken van quilts. Verwijder de persvoethouder met een schroeven­draaier.
De persvoethouder verwijderen
Verwijder de persvoet.
a
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Draai de persvoethouderschroef los met de
b
schroevendraaier.
1
a Schroevendraaier
De persvoethouder bevestigen
Houd de persvoethouder op één lijn met de
a
linker onderkant van de persvoetstang.
1
Wanneer u klaar bent met naaien, zet u de
c
knop terug op 3 (standaard).
Houd de persvoethouder op zijn plaats met uw
b
rechterhand en draai de schroef aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
1
a Schroevendraaier
De persvoet vervangen 37
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Opmerking
z Als de persvoethouder niet juist is geïnstal-
leerd, is de draadspanning niet goed.
Werken met de boventransportvoet
Met de boventransportvoet worden beide stukken stof gelijkmatig doorgevoerd door de transporteurs en de tanden op de persvoet. Dit is handig voor het naaien van stoffen die lastig door te voeren zijn, zoals vinyl en leer, en stoffen die gemakkelijk wegglijden, zoals fluweel, of bij het maken van quilts. Bevestig de boventransportvoet met de schroeven­draaier.
De boventransportvoet bevestigen
Verwijder de persvoethouder
a
• Meer bijzonderheden vindt u in "De pers­voethouder verwijderen" (op de vorige pagina).
Haak de verbindingsvork van de boventrans-
b
portvoet op de naaldklemschroef.
1
2
a Verbindingsvork b Naaldklemschroef
Zet de persvoethendel omlaag, steek de pers-
c
voethouderschroef in de opening en draai de schroef vast met de schroevendraaier.
1
a Persvoethouderschroef
38
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Draai met een schroevendraaier de persvoet-
d
VOORZICHTIG
houderschroef los en verwijder vervolgens de boventransportvoet.
Draai de schroef stevig vast met de schroevendraaier; anders raakt de naald misschien de persvoet, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Draai voordat u begint met naaien het handwiel langzaam naar u toe om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Bevestig de persvoethouder.
e
Opmerking
z Wanneer u naait met de boventransportvoet,
kiest u een snelheid tussen langzaam en middelmatig.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De pers­voethouder verwijderen" (pagina 37).
Memo
De boventransportvoet verwijderen
Druk één of twee keer op (naaldstand-
a
toets) om de naald omhoog te zetten.
z U kunt alleen de rechte steek (met verstevi-
gingssteek) en de zigzagsteek gebruiken met de boventransportvoet. Meer bijzonderhe­den over de steken vindt u in "Steekinstellin­gen" (pagina 130).
1
a Naaldstandtoets
X De naald staat omhoog.
Zet de naaimachine uit.
b
Zet de persvoethendel omhoog.
c
a Persvoethendel
X De persvoet staat omhoog.
1
1
De persvoet vervangen 39
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Cilindrische of grote stukken naaien
Voordat u cylindrische of grote stukken stof gaat naaien verwijdert u het platbodemstuk.
Cilindrische stukken naaien
Door het platbodemstuk te verwijderen kunt u gemakkelijker cylindrische stukken, zoals manchet­ten en broekspijpen, naaien.
Trek het platbodemstuk weg naar links.
a
X Nu het platbodemstuk is verwijderd, kunt u
met de vrije arm naaien.
Schuif het deel dat u wilt naaien op de arm en
b
naai van bovenaf.
Grote stukken stof naaien
De optionele brede tafel maakt het naaien van grote stukken stof gemakkelijker.
Vouw de poten onder aan de brede tafel uit.
a
Trek de vier poten uit totdat deze vastklikken.
Trek het platbodemstuk weg naar links.
b
Wanneer u klaar bent met het naaien met de
c
vrije arm, zet u het platbodemstuk weer terug.
40
X Nu het platbodemstuk is verwijderd, kunt u
met de vrije arm naaien.
Installeer de brede tafel.
c
Houd de brede tafel horizontaal terwijl u deze helemaal op zijn plaats schuift.
Opmerking
z De optionele brede tafel is verkrijgbaar bij
uw Brother-leverancier.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Draai de schroef onder aan de poten om de
d
hoogte aan te passen.
VOORZICHTIG
Verplaats de naaimachine niet terwijl de brede tafel daaraan is bevestigd; hiermee zou u schade of letsel kunnen veroorzaken.
Wanneer u klaar bent met de brede tafel,
e
maakt u deze weer los.
U trekt de tafel naar links terwijl u deze enigs­zins omhoog tilt.
z De knieheffer kan worden opgeborgen door
deze aan de onderkant van de brede tafel te bevestigen.
1
Installeer het platbodemstuk weer op de oor-
f
spronkelijke plaats.
Memo
z U kunt de brede tafel met opgevouwen
poten aan de koffer bevestigen om de brede tafel op te bergen.
Cilindrische of grote stukken naaien 41
42
2
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
In dit hoofdstuk worden de noodzakelijk voorbereidingen beschreven.
Naaien.....................................................................................................................44
De draadspanning aanpassen ..................................................................................51
De steeklengte en steekbreedte aanpassen..............................................................53
Nuttige functies.......................................................................................................55
Nuttige naaitips.......................................................................................................60
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naaien
Hieronder worden elementaire naaihandelingen beschreven. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
VOORZICHTIG
Let goed op de plaats van de naald wanneer de machine in werking is. Blijf bovendien met uw handen uit de buurt van de naald en het handwiel; anders kunt u letsel oplopen.
Trek of duw de stof niet te hard tijdens het naaien; u zou letsel kunnen oplopen of de naald zou kunnen breken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Pas op dat de naald geen rijgspelden raakt; hierdoor kan de naald verbuigen of breken.
Algemene procedure voor het naaien
Volg onderstaande basisprocedures voor het naaien.
1 Zet de machine aan.
Zet de naaimachine aan. Meer bijzonderheden over het aanzetten van de machine vindt u in "De machine aanzetten" (pagina 9).
2 Selecteer de steek.
3 Bevestig de persvoet.
4 Plaats de stof.
5 Begin met naaien.
6 Knip de draad af.
Selecteer de steek die geschikt is voor het stuk dat u wilt naaien. Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selec­teren" (pagina 64).
Bevestig de persvoet die geschikt is voor de steek. Meer bijzonderheden over het bevestigen van de persvoet vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Plaats het stuk stof dat u wilt naaien onder de persvoet. Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste manier tegen elkaar komen. Meer informatie over het plaatsen van de stof vindt u in "De stof plaatsen" (pagina 45).
Begin met naaien. Meer bijzonderheden over het beginnen met naaien vindt u in "Beginnen met naaien" (pagina 46).
Knip de draad af wanneer u klaar bent met naaien. U kunt de draad ook automatisch afsnijden. Meer bijzonderheden over het afsnijden van de draad vindt u in "De draad afknippen" (pagina 49).
44
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De stof plaatsen
Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste manier tegen elkaar komen.
Zet de naaimachine aan.
a
Zet de persvoethendel omlaag.
e
Automatisch wordt de rechte steek (linker naaldstand) geselecteerd.
Druk één of twee keer op (naaldstand-
b
toets) om de naald omhoog te zetten.
a Persvoethendel
X De stof ligt nu goed om te naaien.
1
2
1
a Naaldstandtoets
Plaats de stof onder de persvoet.
c
• Als de marge aan de rechterkant zit, kunt u gemakkelijker recht naaien; de extra stof zit dan niet in de weg.
Houd het einde van de draad en de stof in uw
d
linkerhand, draai het handwiel naar u toe met uw rechterhand om de naald omlaag te halen naar het beginpunt van het naaiwerk.
Memo
z Als u de druk die de persvoet op de stof uit-
oefent wilt regelen, kijk dan in "De persvoet­druk aanpassen" (pagina 37).
Naaien 45
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
Beginnen met naaien
Bent u klaar om te gaan naaien, dan kunt u de naai­machine starten. U kunt de naaisnelheid instellen met de bedieningstoetsen of het voetpedaal.
b
Opmerking
Belangrijk:
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets.
Met de bedieningstoetsen
U kunt beginnen en stoppen met naaien met de
(start/stoptoets) van het bedieningspaneel.
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
a
schuifknop voor snelheid naar links of rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
1
a Schuifknop voor snelheidsregeling
1
a Start/stoptoets
X De machine begint te naaien.
• Wanneer u de start/stoptoets ingedrukt houdt onmiddellijk nadat het naaien begint, wordt de naaisnelheid lager.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
c
drukt u eenmaal op (start/stoptoets).
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
d
naald omhoog en knipt u de draden af.
X Meer bijzonderheden vindt u in "De draad
afknippen" (pagina 49).
46
Met het voetpedaal
U kunt het naaien starten en stoppen met het voetpedaal.
Zet de naaimachine uit.
a
Wanneer u het voetpedaal aansluit, moet u de naaimachine uitzetten, zodat u de machine niet per ongeluk start.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Plaats de stekker van het voetpedaal in de aan-
b
sluiting aan de zijkant van de naaimachine.
1
a Contactpunt van het voetpedaal
Zet de naaimachine aan.
c
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
d
schuifknop voor snelheid naar links of rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
Wanneer u klaar bent om te gaan naaien,
e
drukt u langzaam het voetpedaal in.
Door het voetpedaal in te drukken verhoogt u de naaisnelheid; door het voetpedaal omhoog te laten komen verlaagt u de naaisnelheid.
Langzamer
Sneller
• Druk het voetpedaal langzaam in. Wanneer u het voetpedaal te hard indrukt, begint het naaien te snel.
X De machine begint te naaien.
Wanneer u aan het eind bent, laat u het voet-
f
pedaal helemaal omhoogkomen.
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
g
naald omhoog en knipt u de draden af.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De draad afknippen" (pagina 49).
2
1
a Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u instelt met de knop voor snelheidsregeling, is de maximale naaisnel­heid voor het voetpedaal.
Memo
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets.
z Wanneer u stopt, blijft de naald omlaag (in
de stof). U kunt de machine zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien. Meer bijzonderheden over de naald­stopstand vindt u in "De wijzigen" (pagina
14).
VOORZICHTIG
Pas op dat zich geen draad of stof ophoopt in het voetpedaal; dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal; dit kan leiden tot schade aan de machine of letsel veroorzaken.
Als u de machine lang niet gebruikt, ontkoppelt u het voetpedaal; anders bestaat het risico van brand of elektrische schok.
Naaien 47
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nadat u 3 tot 5 steken hebt genaaid, drukt u
c
Het naaiwerk verstevigen
op (achternuitnaaien/verstevigingssteek­toets).
Wanneer u bijvoorbeeld met een rechte steek naait, kunt u aan het eind van een opening of op een plaats waar naden elkaar niet overlappen door achteruit­naaien of met verstevigingssteken het eind van de draad vastzetten.
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
a
van het stiksel en zet vervolgens de persvoe-
Houd de achteruitnaaien/verstevigingssteek­toets ingedrukt, totdat u het begin van de steken bereikt.
1
thendel omlaag.
a Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
X Zolang u de achteruitnaaien/verstevig-
ingssteektoets ingedrukt houdt, wordt acht­eruitgenaaid.
Druk op (start/stoptoets) of trap het voet-
b
pedaal in.
Wanneer u nu de start/stoptoets ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
1
a Start/stoptoets
• Meer bijzonderheden vindt u in "Beginnen met naaien" (pagina 46).
X De machine begint te naaien.
Wanneer u het begin van de steken weer hebt
d
bereikt, laat u de achteruitnaaien/verstevi­gingssteektoets los.
X De machine stopt met naaien.
Druk op (start/stoptoets) of trap het voet-
e
pedaal in.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
f
drukt u op (achteruitnaaien/verstevigings­steektoets).
Houd de achteruitnaaien/verstevigingssteek­toets ingedrukt totdat u 3 tot 5 steken achteruit hebt genaaid.
X Zolang u de achteruitnaaien/verstevig-
ingssteektoets ingedrukt houdt, wordt acht­eruitgenaaid.
48
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nadat u 3 tot 5 steken achteruit hebt genaaid,
g
laat u (achteruitnaaien/verstevigings­steektoets) los
X De machine stopt met naaien.
Druk op (start/stoptoets) of trap het voet-
h
pedaal in.
Wanneer u nu de start/stoptoets ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
Wanneer u aan het eind bent gekomen, stopt
i
de naaimachine.
Laat de start/stoptoets of het voetpedaal los.
De draad afknippen
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de draden af. U kunt de draden op twee manieren afknippen.
Met de draadkniptoets
Wanneer u het naaiwerk wilt beëindigen,
a
drukt u eenmaal op (draadkniptoets).
1
1
2
3
1
2
5
4
6
2
a Begin van de steken b Eind van de steken
Verstevigingssteken naaien
Wanneer u andere steken naait dan rechte steken of zigzagsteken die worden verstevigd met ach­teruitnaaisteken, worden er verstevigingssteken genaaid wanneer u drukt op (achteruit­naaien/verstevigingssteektoets), 3 tot 5 steken boven op elkaar.
a Draadkniptoets
X De draden worden afgeknipt en de naald
omhoog gezet.
Zet de persvoethendel omhoog.
b
1
a Persvoethendel
VOORZICHTIG
Druk de draadkniptoets niet in nadat de draden reeds zijn afgeknipt; hierdoor kunnen de draden in de war raken of kan de machine beschadigd raken.
1
a Achteruitnaaien b Verstevigingssteken
2
Memo
z Of u achteruitnaait of verstevigingssteken
naait, hangt af van de steek die u selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in "Steekinstel­lingen" (pagina 130).
Opmerking
z Druk de draadkniptoets niet in als er geen
stof onder de persvoet aanwezig is of wan­neer de machine naait; hierdoor zou de machine kunnen beschadigen.
Naaien 49
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Met de handmatige
Memo
z U kunt de machine zo instellen dat de dra-
den worden afgeknipt wanneer het naaien is beëindigd. Meer bijzonderheden over het instellen van de machine voor automatisch draadknippen vindt u in "Automatisch de draad afsnijden" (pagina 56).
Wanneer u naait met een draad dikker dan nr. 30, nylon of metallic draden of andere speciale dra­den, snijd dan de draden af met de draadafsnijder aan de zijkant van de machine.
Wanneer u klaar bent met een stuk naaiwerk
a
en de naaimachine is gestopt, drukt u eenmaal op (naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
X De naald staat omhoog.
Zet de persvoethendel omhoog.
b
1
a Persvoethendel
Trek de stof naar de linkerkant van de machine
c
en leid de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
1
a Draadafsnijder
50
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De draadspanning aanpassen
U moet de spanning van de bovendraad en de onderdraad zo instellen dat deze gelijk zijn.
Bovendraad is te los
Draadspanning
Als de combinatie draad en naald de juiste is voor het soort stof dat u naait (volgens "Soorten naalden en toepassingen" op Pagina 32), wordt de draadspanning automatisch correct ingesteld. Als de vooraf inge­stelde draadspanning echter niet het gewenste resul­taat oplevert of u naait met een speciale draad of speciale stof, pas dan de draadspanning van de bovendraad aan.
Correcte draadspanning
De bovendraad en de onderdraad moeten elkaar kruisen in het midden van de stof. Alleen de bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant van de stof en alleen de onderdraad mag zicht­baar zijn aan de achterkant van de stof.
1
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant van de stof, is de bovendraad te los.
5
1
2
3
4
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof c Bovendraad d Onderdraad e De bovendraad is zichtbaar aan de achterkant van
de stof.
2
2
3
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof c Bovendraad d Onderdraad
Bovendraad is te strak
Als de onderdraad zichtbaar is aan de voorkant van de stof, is de bovendraad te strak.
4
1
2
3
5
4
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof c Bovendraad d Onderdraad e De onderdraad is zichtbaar aan de voorkant van de
stof.
De draadspanning aanpassen 51
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Wilt u de draadspanning verlagen, dan drukt u
e
De spanning van de boven­draad wijzigen
U kunt de spanning van de bovendraad wijzigen met de toetsen van het bedieningspaneel.
op (-). Wilt u de draadspanning verhogen, dan drukt u op (+).
Zet de naaimachine aan.
a
X Het LCD-scherm gaat branden.
Selecteer een steek.
b
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde steek.
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
• Zodra u de steek geselecteerd hebt, verschij­nen de standaardinstellingen (gemarkeerd).
Druk op (instellingentoets) van het bedie-
c
ningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Controleer of is geselecteerd en druk
d
vervolgens op (OK-toets).
X De spanning van de bovendraad is gewij-
zigd.
• Wanneer de instelling is gewijzigd, wordt de gemarkeerde waarde gewist.
• Nu kunt u beginnen met naaien. Naai enkele steken om de draadspanning te controleren en wijzig de instelling zo nodig.
Druk op (OK-toets).
f
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
Memo
z Als u de standaardinstelling voor de draads-
panning wilt herstellen, selecteert u de gemarkeerde instelling.
z U kunt de draadspanning ook op een een-
voudiger manier aanpassen. Meer bijzonder­heden vindt u in "Gemakkelijk de draadspanning aanpassen" (pagina 145).
z U kunt de instellingen opslaan, zodat ze
altijd zijn ingesteld wanneer u de naaisteek selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in "Steekinstellingen opslaan" (pagina 58).
X Er verschijnt een scherm waarin u de draads-
panning kunt wijzigen.
52
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De steeklengte en steekbreedte aanpassen
U kunt de zigzagbreedte (patroonbreedte) en de steeklengte van naaisteken instellen. Normaliter worden de juiste breedte en lengte automatisch ingesteld wanneer u een steek selecteert. Meer bijzonderheden over het bereik van waarden waarbinnen de breedte en lengte kunnen worden ingesteld, vindt u in "Steek­instellingen" (pagina 130).
De steekbreedte aanpassen
U kunt de steekbreedte instellen met de pijltoetsen.
Zet de naaimachine aan.
a
X Het LCD-scherm gaat branden.
Selecteer een steek.
b
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde steek.
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
• Zodra u de steek geselecteerd hebt, verschij­nen de standaardinstellingen (gemarkeerd).
Wilt u de steekbreedte kleiner maken, druk
c
dan op (–). Wilt u de steekbreedte groter maken, druk dan op (+).
Memo
z Wilt u de standaard steekbreedte herstellen,
selecteer dan dezelfde steek opnieuw of ver­ander de instelling in de gemarkeerde waarde.
z Wanneer u de rechte steek (linker naald-
stand of drievoudige stretchsteek) hebt gese­lecteerd, wijzigt met de steekbreedte ook de naaldstand. Wanneer u de breedte groter maakt gaat de naald naar rechts; wanneer u de breedte kleiner maakt gaat de naald naar links.
z U kunt de instellingen opslaan, zodat ze
altijd zijn ingesteld wanneer u de naaisteek selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in "Steekinstellingen opslaan" (pagina 58).
z U kunt de naaimachine zo instellen dat u de
steekbreedte gemakkelijk kunt wijzigen met de naaisnelheidsknop. Meer bijzonderheden vindt u in "Satijnen steken naaien" (pagina
96).
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
2
X De steekbreedte is gewijzigd.
+
• Wanneer u de instelling hebt gewijzigd, ver­dwijnt de markering van deze instelling.
De steeklengte en steekbreedte aanpassen 53
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De steeklengte aanpassen
U kunt de steeklengte instellen met de pijltoetsen.
Zet de naaimachine aan.
a
X Het LCD-scherm gaat branden.
Selecteer een steek.
b
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde steek.
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
• Zodra u de steek geselecteerd hebt, verschij­nen de standaardinstellingen (gemarkeerd).
Memo
z Wilt u de standaard steeklengte herstellen,
selecteer dan dezelfde steek opnieuw of wij­zig de instelling in de gemarkeerde waarde.
z U kunt de instellingen opslaan, zodat ze
altijd zijn ingesteld wanneer u de naaisteek selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in "Steekinstellingen opslaan" (pagina 58).
VOORZICHTIG
Wanneer de steken te dicht op elkaar zitten, vergroot u de steeklengte. Wanneer u verder gaat met naaien terwijl de steken te dicht op elkaar zitten, kan de naald verbuigen of breken.
Wilt u de steeklengte korter wilt maken, dan
c
drukt u op (–). Wilt u de steeklengte langer maken, dan drukt u op (+).
X De steeklengte is gewijzigd.
+
• Wanneer u de instelling hebt gewijzigd, ver­dwijnt de markering van deze instelling.
54
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nuttige functies
Hieronder worden functies beschreven waarmee u efficiënter kunt werken.
Druk op om te selecteren.
f
Automatisch achteruitnaaien/ verstevigingssteken
U kunt de naaimachine instellen om automatisch achteruit te naaien respectievelijk verstevigingssteken te maken aan het begin en het eind van een stuk naaiwerk. De keuze voor achteruitnaaien of vestevi­gingssteken is afhankelijk van de steek die u hebt geselecteerd. Meer bijzonderheden vindt u in "Steek­instellingen" (pagina 130).
Zet de naaimachine aan.
a
Wilt u terug naar , dan drukt u op .
X Nu is de machine ingesteld op automatisch
achteruitnaaien/verstevigingssteken.
Druk op (OK-toets).
g
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer en verschijnt linksonder in het scherm.
2
X Het LCD-scherm gaat branden.
Selecteer een steek.
b
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
Druk op (instellingentoets) van het bedie-
c
ningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat
d
e
is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
X Er verschijnt een scherm waarin u automa-
tisch achteruitnaaien/verstevigingssteken kunt opgeven.
• Wanneer u de naaimachine uitzet, wordt de instelling automatisch achteruitnaaien/verste­vigingssteek geannuleerd.
Plaats de stof onder de persvoet en druk een-
h
maal op (start/stoptoets).
1
a Start/stoptoets
X Na achteruitnaaien/verstevigingssteek begint
de machine met het echte stikwerk.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
i
drukt u eenmaal op (achteruitnaaien/ver­stevigingssteektoets).
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en bartacksteken, waarbij auto­matisch verstevigingssteken worden genaaid.
Nuttige functies 55
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
1
a Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
X Na achteruitnaaien/verstevigingssteek stopt
de machine.
Automatisch de draad afsnij­den
U kunt de naaimachine zodanig instellen dat de dra­den aan het eind van het naaien worden afgeknipt. Dit heet "geprogrammeerd draadknippen". Als gepro­grammeerd draadknippen is ingesteld, is ook achter­uitnaaien/verstevigingssteek ingesteld. Deze instelling is geschikt wanneer een steek voor knoops­gaten of bartacks is geselecteerd.
Zet de naaimachine aan.
a
X Het LCD-scherm gaat branden.
Selecteer een steek.
b
Memo
z Achteruitnaaien/verstevigingssteken wordt
niet uitgevoerd wanneer u aan het eind van het stiksel de start/stoptoets indrukt. Zorg dat u de achteruitnaaien/verstevigingssteektoets indrukt aan het eind van het stiksel.
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
Druk op (instellingentoets) van het bedie-
c
ningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat
d
e
is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
X Er verschijnt een scherm waarin u automa-
tisch draadknippen kunt instellen.
56
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk op om te selecteren.
f
Wilt u terug naar , dan drukt u op .
X Geprogrammeerd draadknippen is nu inge-
steld.
Druk op (OK-toets).
g
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer en verschijnt linksonder in het scherm.
• Wanneer u de naaimachine uitzet, wordt de instelling geprogrammeerd draadknippen geannuleerd.
Plaats de stof onder de persvoet en druk een-
h
maal op (start/stoptoets).
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
i
drukt u eenmaal op (achteruitnaaien/ver­stevigingssteektoets).
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en bartacksteken, waarbij auto­matisch verstevigingssteken worden genaaid.
1
a Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
X Na achteruitnaaien/verstevigingssteek stopt
de machine en wordt de draad afgeknipt.
2
1
a Start/stoptoets
X Na achteruitnaaien/verstevigingssteek begint
de machine met het echte stikwerk.
De draad wordt hier
Memo
z Achteruitnaaien/verstevigingssteken wordt
niet uitgevoerd en de draad wordt niet auto­matisch afgeknipt wanneer u aan het eind van het stiksel de start/stoptoets indrukt. Zorg dat u de achteruitnaaien/verstevigings­steektoets indrukt aan het eind van het stik­sel.
Nuttige functies 57
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
• Wilt u de opgeslagen instellingen wissen en
Steekinstellingen opslaan
de standaardinstellingen van de draadspan­ning, steekbreedte en steeklengte herstellen,
U kunt aangepaste instellingen voor draadspanning, steekbreedte en steeklengte opslaan, zodat ze altijd zijn ingesteld wanneer u de steek selecteert. U kunt
dan drukt u op , zodat wordt geselec­teerd en vervolgens drukt u op (OK­toets).
voor elke naaisteek de diverse instellingen opslaan.
Selecteer de steek en pas vervolgens de draad-
a
spanning, de steeklengte en steekbreedte aan.
Wilt u de steekbreedte aanpassen, dan drukt u op (–) en (+). Wilt u de steeklengte aan­passen, dan drukt u op (–) en (+).
• Meer bijzonderheden over het selecteren van steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
• Meer bijzonderheden over het verwisselen van de persvoet vindt u in "De spanning van de bovendraad wijzigen" (pagina 52).
X De draadspanning, de steekbreedte en
steeklengte zijn gewijzigd.
Druk op (instellingentoets) van het bedie-
b
ningspaneel.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat
c
d
is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
X Er verschijnt een scherm om de instellingen
op te slaan.
Controleer of is geselecteerd en druk ver-
e
volgens op (OK-toets).
X De instellingen voor de steekbreedte en
steeklengte zijn opgeslagen.
• Wanneer u de volgende keer de steek selec­teert, verschijnen de opgeslagen instellingen als eerste.
58
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Werken met de knieheffer
De persvoet zonder handen omhoog- en omlaagzetten
Met de kunt u de persvoet omhoog- en omlaagzetten met uw knie, zodat u beide handen vrij hebt voor de stof.
Stop de naaimachine.
a
• Gebruik de knieheffer niet terwijl de naaima­chine in werking is.
Druk de knieheffer naar rechts met uw knie.
b
Houd de knieheffer naar rechts gedrukt.
De knieheffer installeren
Zet de naaimachine uit.
a
Breng de knieheffer in de betreffende aanslui-
b
ting rechtsonder op het voorpaneel van de naaimachine.
Houd de uitstulpingen van de knieheffer op één lijn met de inkepingen in de aansluiting, en breng de knieheffer zo ver mogelijk in.
2
X De persvoet staat omhoog.
Laat de knieheffer los.
c
X De persvoet staat omlaag.
VOORZICHTIG
Houd uw knie tijdens het naaien weg van de knieheffer. Wanneer u tijdens het naaien tegen de knieheffer drukt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Opmerking
z Wanneer u de knieheffer niet zo ver moge-
lijk in de opening steekt, kan deze eruit val­len terwijl u aan het werk bent.
Nuttige functies 59
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nuttige naaitips
Hieronder worden enkele manieren beschreven om betere resultaten te bereiken. Raadpleeg deze tips bij het naaien.
Een proeflap naaien
Nadat u een geschikte draad en naald hebt geïnstal­leerd voor de betreffende stof, worden de draadspan­ning en de steeklengte en steekbreedte voor de geselecteerde steek automatisch ingesteld. Het is raadzaam om eerst een proeflapje te naaien, omdat u soms niet de gewenste resultaten krijgt, afhankelijk van het soort stof en de steken. Voor het proeflapje gebruikt u dezelfde stof en draad als voor uw werk en u controleert de draadspanning en steeklengte en steekbreedte. Aangezien de resulta­ten verschillen afhankelijk van het soort steek en het aantal lagen stof, moet u het proeflapje precies op dezelfde manier stikken als uw echte naaiwerk.
De naairichting wijzigen
Wanneer u bij een hoek komt, stopt u de naai-
a
machine.
Laat de naald omlaag (in de stof) staan. Als de naald omhoog is blijven staan toen de machine stopte, drukt u op (naaldstandtoets) om de naald omlaag te zetten.
Zet de persvoethendel omhoog en draai de
b
stof.
U draait de stof met de naald als as.
Bochten naaien
Stop met naaien en verander vervolgens de naairich­ting enigszins om rond de bocht te naaien. Meer bij­zonderheden over naaien met een gelijkmatige marge vindt u in "Een gelijkmatige marge naaien" (pagina 62).
Om zigzagsteken in een bocht te naaien selecteert u een kortere steeklengte, zodat u een fijnere steek krijgt.
Zet de persvoethendel weer omlaag en ga door
c
met naaien.
60
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Laat de knop los. De persvoet wordt vergren-
c
Dikke stoffen naaien
Als de stof niet onder de persvoet past
Als de stof niet gemakkelijk onder de persvoet past, zet u de persvoethendel nog hoger, tot in de hoogste stand.
deld op het niveau van de naad, zodat de stof wordt doorgevoerd.
X Wanneer u voorbij de naad bent keert de
persvoet terug naar zijn normale stand.
VOORZICHTIG
Wanneer u stof van meer dan 6 mm dik naait of wanneer u de stof te hard duwt,
Wanneer u dikke naden naait en de stof niet wordt ingevoerd aan het begin van het stiksel
Zigzagvoet "J" is toegerust met een functie om de persvoet horizontaal te houden.
1
kan de naald verbuigen of breken.
Dunne stoffen naaien
Wanneer u dunne stoffen naait, komen de steken mogelijk niet mooi op één lijn of wordt de stof niet goed doorgevoerd. Plaats dan dun papier of steunstof onder de stof en naai deze samen met de stof. Wan­neer u klaar bent met naaien, scheurt u het papier af.
2
a Naairichting
Wanneer u een naad tegenkomt die te dik is
a
om onder de voet te voeren, zet u de persvoe­thendel omhoog.
Druk op de zwarte knop links op de voet.
b
Houd de knop ingedrukt en zet de persvoet omlaag.
1
a Steunstof of papier
Stretchstoffen naaien
Speld eerst de stukken stof aan elkaar en naai ze ver­volgens zonder de stof uit te rekken.
1
a Rijgen
Nuttige naaitips 61
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De stof op één lijn houden met de markering op
Leer of vinyl naaien
Wanneer u stof naait die aan de persvoet blijft plak­ken, zoals leer of stof met een coating, vervang de persvoet dan door de nonstickvoet.
de naaldplaat
De markeringen op de naaldplaat geven de afstand aan van de naaldstand tot een naad die wordt genaaid met een rechte steek (linker naald­stand). Houd tijdens het naaien de rand van de stof op één lijn met een markering op de naald­plaat. De afstand tussen de markeringen in de bovenste schaal is 1/8 inch (3 mm) en de afstand tussen de markeringen in het raster is 5 mm (3/16 inch).
1
5
a Leer
Een gelijkmatige marge naaien
As u een evenwijdige naad wilt naaien, begin dan met de marge aan de rechterkant van de persvoet en de rand van de stof op één lijn met de rechterkant van de persvoet of een markering op de naaldplaat
De stof op één lijn plaatsen met de persvoet
Houd bij het naaien de rechterkant van de pers­voet op gelijke afstand van de rand van de stof.
1
2
a Naad b Persvoet
De stof op één lijn houden met de steekgeleider­voet
Houd tijdens het naaien de rechterrand van de stof op één lijn met de gewenste markering op de steekgeleidervoet.
1
2
a Naad b Persvoet c Centimeter d Inch e Naaldplaat f 16 mm (5/8 inch)
4
3
6
a Naad b Steekgeleidervoet c Markeringen
62
1
2
3
3 NAAISTEKEN
De diverse steken en hun toepassingen worden beschreven in dit hoofdstuk.
Steken selecteren.....................................................................................................64
Overhandse steken..................................................................................................66
Elementaire steken ..................................................................................................70
Blindzoomstikken....................................................................................................72
Knoopsgaten naaien ................................................................................................74
Ritsen inzetten.........................................................................................................81
Ritsen/galons inzetten.............................................................................................86
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten ...............................................................88
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken......................................................................90
Verstevigingssteken naaien......................................................................................98
Gaatjes stikken ......................................................................................................102
Horizontale steken naaien.....................................................................................103
Decoratieve steken naaien ....................................................................................105
De diverse ingebouwde decoratieve naaien..........................................................113
Een patroon ontwerpen.........................................................................................124
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steken selecteren
U kunt kiezen uit diverse soorten beschikbare steken.
Soorten steken
U hebt de beschikking over in totaal 8 groepen steek­soorten (naaisteken, decoratieve steken, satijnen ste­ken, kruissteken, decoratieve satijnen steken en 3 soorten lettersteken). Meer bijzonderheden over de soorten beschikbare steken vindt u in "Steekinstellingen" (pagina 130).
Naaisteken
Er zijn 71 naaisteken, zoals rechte steken, over­handse steken, knoopsgatsteken.
Decoratieve steken
Er zijn 31 decoratieve steken, zoals harten, blade­ren en bloemen.
Satijnen steken
Er zijn 18 satijnen steken.
Kruissteken
Er zijn 10 soorten kruissteken.
Steken selecteren
Selecteer met de toetsen van het bedieningspaneel de gewenste steek uit de steken op het LCD-scherm. U kunt twaalf van de meest gebruikte naaisteken snel selecteren met de steektoetsen. Wanneer u de naaimachine aanzet is de rechte steek (linker naaldstand) geselecteerd.
Bepaal welke steek u wilt gebruiken.
a
• Zie "Soorten steken" (links).
Bepaal welke persvoet moet worden gebruikt
b
met de geselecteerde steek.
De persvoeten bevinden zich in de accessoire­ruimte.
• Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in "Steekinstellingen" (pagina 130).
Bevestig de persvoet.
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Zet de naaimachine aan.
d
Decoratieve satijnen steken
Er zijn 10 decoratieve satijnen steken.
Lettersteek - type Gothic
Er zijn 97 tekens, waaronder letters, symbolen en cijfers, in het lettertype Gothic.
Lettersteek - type Script
Er zijn 97 tekens, waaronder letters, symbolen en cijfers, in het lettertype Script.
Lettersteek - opmaak Contour
Er zijn 97 tekens, waaronder letters, symbolen en cijfers, in de opmaak Contour.
64
X De rechte steek (linker naaldstand) is gese-
lecteerd op het LCD-scherm.
Druk op (steekselectietoets) van het
e
bedieningspaneel.
U kunt steken ook selecteren met de steektoet­sen door de toets van de gewenste steek in te drukken. Ga door met stap
X Er verschijnt een scherm met de verschil-
lende soorten steken.
j.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat
f
het soort steek dat u wilt gebruiken is geselec­teerd.
Druk op (OK-toets).
g
X Er verschijnt een scherm met de diverse
steken van het soort steek dat u hebt gese­lecteerd.
Uitleg van het scherm
1
Memo
z Meer bijzonderheden over het aanpassen
van de steekbreedte en steeklengte vindt u in "De steeklengte en steekbreedte aanpassen" (pagina 53).
3
2
a Geselecteerde soort steek b Aantal steken in de geselecteerde steeksoort
• Wilt u een andere steeksoort selecteren, druk dan op (achteruittoets).
Druk op , , en (pijltoetsen) totdat
h
het soort steek dat u wilt gebruiken is geselec­teerd.
Druk op om terug te keren naar het vorige scherm. Druk op om het volgende scherm weer te geven.
Druk op (OK-toets).
i
X De steek is geselecteerd.
Geef zo nodig de instelling voor automatisch
j
achteruitnaaien/verstevigingssteek op en pas eventueel de steeklengte en dergelijke aan.
• Meer bijzonderheden over het naaien met naaisteken vindt u op de volgende pagina’s.
Opmerking
z Wanneer een steek is geselecteerd, ver-
schijnt op het scherm het pictogram voor de persvoet die u moet gebruiken. Alvorens te beginnen met naaien controleert u of de juiste persvoet is bevestigd. Wanneer niet de juiste persvoet is bevestigd, zet u de naaima­chine uit, bevestigt u de juiste persvoet en selecteert u de gewenste steek opnieuw.
Steken selecteren 65
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken
Naai overhandse steken langs de rand van afgesneden stof om rafelen te voorkomen. Er zijn 15 over­handse steken beschikbaar. De procedure voor overhandse steken wordt uitgelegd aan de hand van de persvoet die wordt gebruikt.
Overhandse steken naaien met persvoet "G" voor overhands naaiwerk
U kunt drie steken gebruiken voor overhands naaien met persvoet "G" voor overhands naaiwerk.
Steek Patroon
11
Overhandse
steek
Bevestig persvoet "G" voor overhandse steken.
a
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer een steek.
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Plaats de rand van de stof tegen de geleider
c
van de persvoet en zet de persvoethendel omlaag.
12
13
Steek-
toets
G
Rafelen voorkomen in middelzware en dunne stoffen
Rafelen voorkomen in dikke stoffen en stoffen die gemakkelijk rafelen
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
(1/8)
(3/16)
(3/16)
d
Handmatig
3.5
5.0
5.0
2.5–5.0
(3/32–3/16)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
Naai met de rand van de stof tegen de pers­voetgeleider.
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.0
(1/16)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
Handmatig
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1
a Naaldpositie
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Pers-
voet
G
66
1
a Geleider
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken naaien met zigzagvoet "J"
U kunt zeven steken gebruiken om overhands te naaien met zigzagvoet "J".
Steek Patroon
Zigzagsteek
(middelste
naaldstand)
Zigzagsteek
(rechter
naaldstand)
2-punts zig-
zagsteek
3-punts zig-
zagsteek
Overhandse
steek
Bevestig zigzagvoet "J".
a
10
14
15
16
Steekbreedte
Steek-
toets
7
8
9
J
Toepassing
Rafelen voorkomen (midden nullijn/achter­uitnaaien)
Rafelen voorkomen (rechts nullijn/verstevi­gingssteek)
Rafelen voorkomen in dikke stoffen en stretch­stoffen
Rafelen voorkomen in stretchstoffen
Rafelen voorkomen in dikke stoffen en stretch­stoffen
Rafelen voorkomen in stretchstoffen
[mm (inch)]
Auto-
matisch
3.5
(1/8)
3.5
(1/8)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
4.0
(3/16)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
1.4
(1/16)
1.4
(1/16)
1.0
(1/16)
1.0
(1/16)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
4.0
(3/16)
Handmatig
0.0–4.0
(0–3/16)
0.3–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.5–4.0
(1/32–3/16)
0.5–4.0
(1/32–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1
Pers-
voet
3
J
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer een steek.
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Naai langs de rand van de stof en zorg dat de
c
naaldpositie rechts van de rand is.
1
a Naaldpositie
a Naaldpositie
Memo
z Bij het naaien van stretchstoffen behaalt u de
beste resultaten wanneer u de druk van de persvoet vermindert. Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoetdruk aanpassen" (pagina 37).
Overhandse steken 67
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken naaien met de zijsnijder
Met de zijsnijder kunt u marges voltooien, terwijl de rand van de stof wordt afgesneden. Er zijn vijf steken die u kunt gebruiken voor overhandse steken met de zijsnijder.
Steek Patroon Toepassing
63
Rechte steken naaien terwijl de stof wordt afgesneden
64
Zigzagsteken naaien terwijl de stof wordt afgesneden
Rafelen voorkomen in dunne en middelzware stoffen terwijl de stof wordt afgesneden
Rafelen voorkomen in dikke stoffen terwijl de stof wordt afge-
Overhandse
steek
65
66
sneden
67
Rafelen voorkomen in dikke stoffen terwijl de stof wordt afge­sneden
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
3.5
(1/8)
3.5
(1/8)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
Handmatig
0.0–2.5
(0–3/32)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
3.5–5.0
(1/8–3/16)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
1.4
(1/16)
2.0
(1/16)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
0.0–4.0
(0–3/16)
1.0–4.0
( 1/16–3/16)
1.0–4.0
( 1/16–3/16)
1.0–4.0
( 1/16–3/16)
Haak de verbindingsvork van de boventrans-
d
portvoet op de naaldklemschroef.
1
Pers-
voet
S
Verwijder de persvoet.
a
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Zet de persvoet omlaag en rijg de draad hand-
b
matig in.
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken. Wan­neer u de naaldinrijger gebruikt met de zij­snijder, kan de naaimachine beschadigd raken.
Zet de persvoethendel omhoog.
c
68
2
a Verbindingsvork b Naaldklemschroef
Plaats de zijsnijder zodanig dat de pen van de
e
zijsnijder op één lijn staat met de inkeping in de persvoethouder en zet vervolgens langzaam de persvoethendel omlaag.
2
1
a Inkeping in persvoethouder b Speld
X De zijsnijder is bevestigd.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Zet de persvoethendel omhoog om te contro-
f
leren of de zijsnijder stevig is bevestigd.
Leid de bovendraad door de zijsnijder en trek
g
deze vervolgens uit naar de achterkant van de naaimachine.
Selecteer een steek.
h
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
• Als de stof niet juist is geplaatst, wordt deze niet gesneden.
Zet de persvoethendel omlaag en begin met
k
naaien.
X Er wordt een marge afgesneden terwijl het
stiksel worden genaaid.
• Als het stiksel in een rechte lijn wordt genaaid, is de marge ongeveer 5 mm (3/16 inch).
1
a 5 mm (3/16 inch)
3
Knip de stof ongeveer 2 cm (1/16 inch) in aan
i
het begin van het stiksel.
1
a 2 cm (1/16 inch)
Plaats de stof in de zijsnijder.
j
Plaats het ingeknipte stuk van de stof boven de geleiderplaat van de zijsnijder.
1
a Geleiderplaat
Memo
z De zijsnijder kan maximaal één laag denim
van 370 g/m
z Reinig de zijsnijder na gebruik (pluis en stof
weghalen).
z Als de zijsnijder geen stof meer kan snijden,
brengt u met een lapje een beetje olie aan op het mes van de zijsnijder.
2
snijden.
Overhandse steken 69
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Elementaire steken
U gebruikt rechte steken om normale naden te naaien. Er zijn vijf elementaire steken beschikbaar.
Steek Patroon
Rijgsteek
Rechte steek
(linker naald-
stand)
6
1
Steek-
toets
Toepassing
Tijdelijk vastzetten
Algemeen naaien en plooien of gepaspelde naden naaien (links nul­lijn/verstevigingssteken)
Algemeen naaien en
Rechte steek
(middelste
naaldstand)
2
3
plooien of gepaspelde
naden naaien (links nul­lijn/verstevigingssteken)
Algemeen naaien en plooien of gepaspelde naden naaien (midden nullijn/verstevigingsste­ken)
Drievoudige
stretchsteek
4
Naden verstevigen en stretchstoffen naaien
Rijgen
Naai rijgsteken met een steeklengte tussen 5 mm (3/16 inch) en 30 mm (1-3/16 inch).
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
0.0 (0)
0.0 (0)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
––
0.0 (0)
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
20
(3/4)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
2.5
(3/32)
1
Handmatig
5-30
(3/16-1-3/16)
0.2-5.0
(1/64–3/16)
0.2-5.0
(1/64–3/16)
0.2-5.0
(1/64–3/16)
1.5–4.0
(1/16–3/16)
Pers-
voet
J
Bevestig zigzagvoet "J".
a
J
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer steek 6.
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Begin met naaien.
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "Beginnen met naaien" (pagina 46).
70
a 5-30 mm (3/16-1-3/16 inch)
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De naaldstand wijzigen
Algemeen naaien
Rijg of speld de stukken stof bijeen.
a
Bevestig zigzagvoet "J".
b
J
De naaldstand die wordt gebruikt als de nullijn is verschillend voor de rechte steek (linker naald­stand) en de rechte steek (middelste naaldstand).
1
2
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer een steek.
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
d
van het stiksel.
Begin met naaien.
e
• Meer bijzonderheden vindt u in "Beginnen met naaien" (pagina 46).
• Meer bijzonderheden over achteruitnaaien/ verstevigingssteken vindt u in "Het naaiwerk verstevigen" (pagina 48).
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
f
draad af.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De draad afknippen" (pagina 49).
a Rechte steek (linker naaldstand) b Rechte steek (middelste naaldstand)
Wanneer de steekbreedte van de rechte steek (lin­ker naaldstand) op de standaardinstelling (0,0 mm) staat, is de afstand van de naaldstand tot de rechterkant van de persvoet 12 mm (1/2 inch). Wanneer u de steekbreedte wijzigt (tussen 0 en 7 mm (1/4 inch)), verandert de naaldstand ook. Door de steekbreedte te wijzigen en te naaien met de rechterkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof, kunt u een marge naaien van een vaste breedte.
1
0.0 2.0 5.5 7.0
543
6
2
a Steekbreedte b Afstand van de naaldstand tot de rechterkant van de
persvoet
c 12,0 mm (1/2 inch) d 10,0 mm (3/8 inch) e 6,5 mm (1/4 inch) f 5,0 mm (3/16 inch)
3
• Meer bijzonderheden vindt u in "De steekbreedte aanpassen" (pagina 53).
Elementaire steken 71
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Blindzoomstikken
Verstevig de onderkant van rokken en broeken met een blinde zoom. Er zijn twee steken beschikbaar voor blindzoomstikken.
Steek Patroon
Blindzoom-
steek
17
18
Steek-
toets
Toepassing
Blindzoomstikken op middelzware stoffen
Blindzoomstikken op stretchstoffen
Naai een blindzoom volgens onderstaande procedure.
Vouw de stof langs de gewenste zoomrand en
a
rijg de stof op ongeveer 5 mm (3/16 inch) van de rand van de stof.
4
2
1
a Achterkant van de stof b Rijgsteken c Gewenste zoomrand d 5 mm (3/16 inch)
3
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
0.0 (0)
Handmatig
3 – 3
3 – 3
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.0
(1/16)
2.0
(1/16)
Handmatig
1.0–3.5
(1/16–1/8)
1.0–3.5
(1/16–1/8)
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer een steek.
d
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Plaats de stof met de rand van de gevouwen
e
zoom langs de geleider van de persvoet en zet de persvoethendel omlaag.
R
Pers-
voet
R
Vouw de stof terug langs de rijgsteek en plaats
b
de achterkant van de stof naar boven.
2
1
a Achterkant van de stof b Rijgen
Bevestig blindzoomvoet "R".
c
R
72
1
2
a Achterkant van de stof b Vouw van zoom c Geleider
Pas de steekbreedte aan totdat de naald de
f
vouw van de zoom net pakt.
R
1
a Naaldpositie
3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naai met de vouw van de zoom tegen de pers-
1
+
g
voetgeleider.
Verwijder de rijgsteken.
h
a Steekbreedte
Als de naald te veel van de zoom pakt
De naald is te ver naar links. Druk op (van de pijltoetsen) om de steek­breedte zo te verkleinen dat de naald de vouw van de zoom net pakt.
1
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof
Als de naald de zoomvouw niet pakt
De naald is te ver naar rechts. Druk op (van de pijltoetsen) om de steek­breedte zo te vergroten dat de naald de vouw van de zoom net pakt.
2
1
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof
2
Memo
z Bij het naaien van stretchstoffen behaalt u de
beste resultaten wanneer u de druk van de persvoet vermindert. Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoetdruk aanpassen" (pagina 37).
3
1
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof
• Meer bijzonderheden over het wijzigen van de steekbreedte vindt u in "De steeklengte en steekbreedte aanpassen" (pagina 53).
2
Blindzoomstikken 73
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoopsgaten naaien
U kunt knoopsgaten naaien en knopen aannaaien. Er zijn elf steken beschikbaar om knopen te naaien en om in één keer knoopsgaten te naaien.
Steek Patroon
Knoopsgat-
steek
Steken om
knopen aan
te naaien
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
55
Steek-
toets
Toepassing
Horizontale knoopsga-
ten op dunne en mid­delzware stoffen
Horizontale knoopsga-
ten waarop spanning komt te staan
Horizontale knoopsga-
ten op dikke stoffen
Knoopsgaten met bartacksteken aan beide kanten om de stof te verstevigen
Knoopsgaten voor stret-
chstoffen
Knoopsgaten voor stret-
chstoffen
Knoopsgaten in leer
Horizontale knoopsga-
ten voor dikke of pluche stoffen
Sleutelgatknoopsgaten
voor middelzware en dikke stoffen
Sleutelgatknoopsgaten
voor dikke stoffen of pluche
Knopen aannaaien
Steekbreedte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
6.0
(15/64)
6.0
(15/64)
5.0
(3/16)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
7.0
(1/4)
3.5
(1/8)
Handmatig
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–5.0
(1/8–3/16)
3.0–6.0
(1/8–15/64)
3.0–6.0
(1/8–15/64)
0.0–6.0
(0–15/64)
3.0–7.0
(1/8–1/4)
3.0–7.0
(1/8–1/4)
3.0–7.0
(1/8–1/4)
2.5–4.5
(3/32–3/16)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
0.4
(1/64)
1.0
(1/16)
1.5
(1/16)
2.0
(1/16)
0.5
(1/32)
0.5
(1/32)
0.5
(1/32)
Handmatig
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.2–1.0
(1/64–1/16)
0.5–2.0
(1/32–1/16)
1.0–3.0
(1/16–1/8)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.3–1.0
(1/64–1/16)
0.3–1.0
(1/64–1/16)
0.3–1.0
(1/64–1/16)
Pers-
voet
A
––M
74
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoopsgaten naaien
De maximale lengte van een knoopsgat is ongeveer 28 mm (1-1/8 inch) (doorsnede + dikte van de knoop). Knopen worden genaaid van de voorkant van de persvoet naar de achterkant (zie afbeelding).
1
1
a Verstevigingssteken
Op deze afbeelding vindt u de namen van alle onder­delen van persvoet "A", die wordt gebruikt voor het naaien van knoopsgaten.
1
2
5
1
1
Markeer met krijt op de stof de plaats en de
a
lengte van het knoopsgat.
3
1
A
a Knoopgeleiderplaat b Persvoetschaal c Speld d Markeringen op knoopsgatvoet e 5 mm (3/16 inch)
3
4
a Markering op stof
Trek de knoopgeleiderplaat van knoopsgatvoet
b
"A" uit en plaats de knoop die door het knoops­gat moet.
Knoopsgaten naaien 75
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Als de knoop niet in de knoopgeleiderplaat
past
Tel de doorsnee en de dikte van de knoop bij elkaar op en zet de knoopgeleiderplaat op de berekende lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
2
3
a Persvoetschaal b Lengte van het knoopsgat (doorsnee + dikte van
knoop)
c 5 mm (3/16 inch)
Voorbeeld: Voor een knoop met een diameter van 15 mm (9/16 inch) en een dikte van 10 mm (3/8 inch) moet u de knoopgeleiderplaat instel­len op 25 mm (1 inch) op de schaal.
Plaats de stof met de voorkant van de knoops-
e
gatmarkering op één lijn met de rode marke­ringen op de zijkanten van de knoopsgatvoet en zet de persvoethendel omlaag.
1
A
2
a Markering op stof b Rode markeringen op knoopsgatvoet
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet wanneer deze omlaag staat; anders wordt het knoopsgat niet in het juiste formaat genaaid.
1
a 10 mm (3/8 inch) b 15 mm (9/16 inch)
2
X Het formaat van het knoopsgat is ingesteld.
Bevestig knoopsgatvoet "A".
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer een steek.
d
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
1
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
Trek de zo ver mogelijk omlaag.
f
1
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter het uitsteeksel op de knoopsgatvoet.
1
2
a Knoopsgathendel b Uitsteeksel
76
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
g
uw linkerhand en begin met naaien.
1
a Gaatjesponser
X Wanneer het naaien voltooid is, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
• Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst u dik papier of een ander beschermvel onder de stof alvorens het gat in de stof te ponsen.
Knip de draden af, zet de persvoethendel
h
omhoog en haal de stof weg.
Zet de persvoethendel omhoog in de oorspron-
i
kelijke stand.
Steek een speld langs de binnenkant van één
j
bartacksteek aan het eind van de knoops­gatsteken, om te voorkomen dat de steken worden ingesneden.
1
a Speld
Snijd met het tornmesje naar de speld toe en
k
maak het knoopsgat open.
VOORZICHTIG
Houd uw handen niet in de snijrichting terwijl u het knoopsgat met het tornmesje openmaakt; anders zou u zich kunnen verwonden als het tornmesje uitschiet.
De dichtheid van de steken wijzigen
Pas de steeklengte aan.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De steeklengte aanpassen" (pagina 54).
• Als de stof niet wordt doorgevoerd (bijvoor­beeld als deze te dik is), moet u de dichtheid van de steken lager maken.
De steekbreedte wijzigen
Pas de steekbreedte aan.
+
3
1
a Tornmesje
Voor sleutelgatknoopsgaten maakt u met de gaatjesponser een gat in het afgeronde einde van het knoopsgat en vervolgens snijdt u het knoopsgat open met het tornmesje.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De steek­breedte aanpassen" (pagina 53).
+
Knoopsgaten naaien 77
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Trek de contourdraad met een handnaainaald
Memo
z Controleer voordat u knoopsgaten gaat
g
naar de achterkant van de stof en knoop hem vast.
naaien de steeklengte en steekbreedte door een proefknoopsgat te naaien op een over­gebleven lapje stof.
Snijd met een tornmesje het middendeel van
h
de contourdraad dat aan de bovenkant van het knoopsgat overblijft.
Knoopsgaten naaien op stretchstoffen
Snijd alle uitstekende contourdraad weg.
Gebruik een contourdraad wanneer u knoopsga-
ten naait op stretchstoffen.
Haak de contourdraad aan het gedeelte van
a
knoopsgatvoet "A" (zie afbeelding), zodat de draad in de groeven past en bind deze dan los­jes vast.
Bevestig knoopsgatvoet "A".
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer steek 46 of 47.
c
Pas de steekbreedte aan de dikte van de con-
d
tourdraad aan.
Zet de persvoethendel en knoopsgathendel
e
omlaag en begin met naaien.
Wanneer u klaar bent met naaien, trekt u de
f
contourdraad zachtjes aan, zodat deze niet los hangt.
78
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Plaats de knoop in de knoopbevestigingsvoet
c
Knopen aannaaien
U kunt knopen aannaaien op de naaimachine. U kunt knopen met 2 en knopen met 4 gaten aanzetten.
Zet de persvoethendel omhoog en schuif de
a
boventransporteurhendel achter op de voet van de machine op (naar rechts, gezien vanaf de voorkant van de machine).
1
"M".
1
a Knoop
• Wanneer u knopen met vier gaten aanzet, naait u eerst de twee gaten het dichtst bij u. Schuif vervolgens de knoop zo dat de naald in de twee gaten erachter gaat en naai deze op dezelfde manier.
3
2
a Boventransporteurhendel (gezien van de achter-
kant van de machine)
b Achterkant
X De transporteurs staan omlaag.
Bevestig knoopbevestigingsvoet "M".
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer steek 55.
d
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
• Laat automatisch draadknippen ingesteld op
.
Draai het handwiel naar u toe om te controle-
e
ren of de naald goed in de twee gaten van de knoop gaat.
Pas de steekbreedte aan de afstand tussen de twee knoopsgaten aan.
Knoopsgaten naaien 79
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Een knoopvoet bevestigen aan een knoop
VOORZICHTIG
Let tijdens het naaien op dat de naald de knoop niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Als u een knoop wilt aannaaien met een knoop­voet, zorg dan dat er wat ruimte zit tussen de knoop en de stof en wind de draad hier met de hand omheen. De knoop zit dan stevig vast.
Plaats de knoop in knoopbevestigingsvoet "M"
Begin met naaien.
f
a
en trek de knoopvoethendel naar u toe.
X De naaimachine stopt automatisch na het
naaien van de verstevigingssteken.
• Wanneer u de knoop extra stevig wilt beves-
1
tigen, voert u dezelfde handeling nogmaals uit.
• Druk niet op de draadkniptoets.
Trek de bovendraad aan het uiteinde van de
g
steken naar de achterkant van de stof en knoop hem vast aan de onderdraad.
Knip met een schaar de bovendraad en de onderdraad aan het begin van het stiksel af.
Wanneer u klaar bent met het aanzetten van
h
de knoop, schuift u de boventransporteurhen­del op (naar links, gezien vanaf de voor­kant van de machine) om de transporteurs omhoog te zetten.
1
a Knoopvoethendel
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
b
bovendraad zeer ruim af en windt u de rest rond de draad tussen de knoop en de stof; ver­volgens knoopt u deze aan de bovendraad aan het begin van de steken.
Knoop de uiteinden van de onderdraad aan het begin en het eind van het naaiwerk aan de ach­terkant van de stof aan elkaar.
Knip eventueel overtollig draad af.
c
80
a Achterkant
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Ritsen inzetten
U kunt deze machine gebruken om ritsen in te zetten.
Steek Patroon
Rechte steek
(middelste
naaldstand)
Steekbreedte
Steek-
toets
3
Toepassing
Ritsen bevestigen Ver­borgen naden en gepas­pelde naden naaien
[mm (inch)]
Auto-
matisch
Handmatig
––
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
Pers-
voet
I
Er zijn allerlei manieren om ritsen in te zetten. Hieronder wordt beschreven hoe u een rits inzet in het midden en aan de zijkant.
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
b
Een rits inzetten in het midden
U naait op beide stukken stof met de randen tegen elkaar.
2
de stof.
1
2
3
4
1
a Rijgsteken b Achteruitnaaien c Achterkant van de stof
3
a Voorkant van de stof b Stiksel c Einde ritsopening
d Einde ritsopening
Druk de marge open vanaf de achterkant van
c
de stof.
3
Bevestig zigzagvoet "J" en naai rechte steken
a
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar toe naait u achteruit nadat u de ritsopening hebt bereikt.
• Meer bijzonderheden vindt u in "Algemeen naaien" (pagina 71).
1
a Achterkant van de stof
Ritsen inzetten 81
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Zet de naad op één lijn met het midden van de
d
rits en naai de rits op zijn plaats met rijgsteken.
2
1
3
a Achterkant van de stof b Rijgsteken c Rits
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
e
van ritsvoet "I".
1
I
2
a Pin aan de rechterkant b Naaldpositie
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Versteviging rond de rits.
g
1
3
2
4
a Stiksel b Voorkant van de stof c Rijgsteken d Einde ritsopening
VOORZICHTIG
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Selecteer steek 3.
f
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
VOORZICHTIG
Wanneer u ritsvoet "I" gebruikt, moet u de rechte steek selecteren (middelste naaldstand) en het handwiel langzaam naar u toe draaien om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als een andere steek is geselecteerd of de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Verwijder de rijgsteken.
h
82
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk de marge open vanaf de achterkant van
c
Een rits inzetten aan de zijkant
de stof.
Slechts één stuk stof wordt gestikt. Zulke ritsen gebruikt u voor zij- of achteropeningen.
1
2
3
a Stiksel b Voorkant van de stof c Einde ritsopening
Hieronder wordt beschreven hoe u stikt aan de lin­kerkant (zie afbeelding).
Bevestig zigzagvoet "J" en naai rechte steken
a
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar toe naait u achteruit nadat u de ritsopening hebt bereikt.
• Meer bijzonderheden vindt u in "Algemeen naaien" (pagina 71).
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
b
de stof.
1
a Achterkant van de stof
Duw tegen de marge tot er aan de voorkant
d
(de kant die niet wordt gestikt) 3 mm (1/8 inch) extra ontstaat.
1
2
a Achterkant van de stof b 3 mm (1/8 inch)
Leg de tanden van de rits op één lijn met de
e
geperste rand van de stof met de extra 3 mm (1/8 inch) en rijg of speld vervolgens de rits op zijn plaats.
3
1
2
a Rijgsteken b Achteruitnaaien c Achterkant van de stof d Einde ritsopening
4
3
2
1
a Tanden van rits b Rijgsteken
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
f
van ritsvoet "I".
Wanneer u de rechterkant stikt, bevestigt u de persvoethouder aan de linkerpin van de rits­voet.
1
I
2
a Pin aan de rechterkant b Naaldpositie
Ritsen inzetten 83
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer 3.
g
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
VOORZICHTIG
Wanneer u ritsvoet "I" gebruikt, moet u de rechte steek selecteren (middelste naaldstand) en het handwiel langzaam naar u toe draaien om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als een andere steek is geselecteerd of de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Naai de rits aan het stuk stof met de extra 3
h
mm (1/8 inch), te beginnen met de basis van de rits.
Sluit de rits, draai de stof om en rijg de andere
j
kant van de rits aan de stof vast.
1
a Rijgsteken
Bevestig de persvoethouder aan de andere pin
k
van ritsvoet "I".
Als u in stap terpin had bevestigd, dan zet u deze nu aan de linkerpin.
f de persvoethouder aan de rech-
1
I
2
VOORZICHTIG
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
i
eind van de rits bent, stopt u de machine met de naald omlaag (in de stof ); vervolgens zet u de persvoethendel omhoog, opent u de rits en gaat u verder met naaien.
a Pin aan de linkerkant b Naaldpositie
Versteviging rond de rits.
l
Naai achteruit aan het eind van de ritsopening en leg de ritstanden op één lijn met de zijkant van de persvoet.
3
2
4
1
5
a Voorkant van de stof b Einde ritsopening c Achteruitnaaien d Begin van de steken e Rijgsteken
84
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
m
eind van de rits verwijderd bent, stopt u de naaimachine met de naald omlaag (in de stof) en vervolgens zet u de persvoethendel omhoog.
Haal de rijgsteken uit, open de rits en naai ver-
n
der.
3
Ritsen inzetten 85
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Ritsen/galons inzetten
U kunt deze machine gebruiken om ritsen en galons in te zetten.
Steek Patroon
Rechte steek
(linker naald-
stand)
Steekbreedte
Steek-
toets
1
Toepassing
Ritsen bevestigen Ver­borgen naden en galons naaien
[mm (inch)]
Auto-
matisch
0.0 (0)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
Handmatig
0.2–5.0
(1/64–3/16)
Pers-
voet
Er zijn allerlei manieren op ritsen en galons in te zetten. Hieronder wordt beschreven hoe u een rits in het midden en galons inzet met een instelbare rits/galonvoet.
Schuif de persvoet over de linker- of de rech-
e
Een rits inzetten in het midden
Meer bijzonderheden vindt u in stap ad
a
van "Een rits inzetten in het midden" (pagina
81).
Verwijder de persvoet en de persvoethouder
b
(Pagina 37) om de instelbare ritsgalonvoet met een schroef te bevestigen.
tertransporteur.
Linker naaistand Rechter naaistand
Opmerking
z Draai met een schroevendraaier de schroef
waarmee de persvoet wordt bevestigd stevig aan. Als de schroef los zit, kan de naald bre­ken en letsel veroorzaken.
Selecteer steek 1.
c
Draai de plaatsingsschroef op de achterkant
d
van de persvoet los.
1
a Plaatsingsschroef
86
Wijzig de naaldstand, zodat de naald de pers-
f
voet niet raakt.
Meer bijzonderheden vindt u in "De steek­breedte aanpassen" (pagina 53).
1
a Naaldpositie
VOORZICHTIG
Nadat u de naaldstand hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Draai de plaatsingsschroef stevig aan met een
g
schroevendraaier.
Galons inzetten
Plaats de galon tussen twee binnenste buiten
a
gekeerde stukken stof (zie afbeelding).
1
2
a Plaatsingsschroef
Versteviging rond de rits.
h
2
1
4
3
a Stof b Galon c Stof
Zie de stappen voor het bevestigen van de
b
instelbare rits/galonvoet op de vorige pagina.
Naai langs de galon.
c
3
3
a Stiksel b Voorkant van de stof c Rijgsteken d Einde ritsopening
VOORZICHTIG
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Verwijder de rijgsteken.
i
Draai om na het naaien.
d
Ritsen/galons inzetten 87
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten
U kunt stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen.
Steek Patroon
Stretchsteek
2-punt zig-
zagsteek
3-punts zig-
zagsteek
Elastiekbeves-
tigingssteek
10
28
Steekbreedte
Steek-
toets
5
9
Toepassing
Stretchstoffen
[mm (inch)]
Auto-
matisch
1.0
(1/16)
5.0
(3/16)
Handmatig
1.0–3.0
(1/16–1/8)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
Elastiek bevestigen
Elastiek bevestigen op
stretchstoffen
5.0
(3/16)
4.0
(3/16)
1.5–7.0
(1/16–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
2.5
(3/32)
1.0
(1/16)
1.0
(1/16)
1.0
(1/16)
Handmatig
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
Pers-
voet
J
Neem de betreffende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u de volgende naaiwerkzaamheden verricht.
Stretchstof naaien
Bevestig zigzagvoet "J".
a
J
Elastiek bevestigen
Wanneer u elastiek bevestigt rond de manchet of de taille van een kledingstuk moet u uitgaan van de afmetingen van het uitgerekte elastiek. Neem dus een stuk elastiek van geschikte lengte.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer steek 5.
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Trek niet aan de stof tijdens het naaien.
c
88
Speld het elastiek aan de achterkant van de
a
stof.
Speld het elastiek op enkele punten tegen de stof, zodat het gelijkmatig verdeeld is over de stof.
1
2
a Elastiek b Speld
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bevestig zigzagvoet "J".
b
J
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer een steek.
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Naai het elastiek aan de stof terwijl u het zo
d
uitrekt dat het even lang is als de stof.
Trek de stof met uw linkerhand achter de pers­voet en trek de stof met uw rechterhand bij de speld die zich het dichtst bij de voorkant van de persvoet bevindt.
3
VOORZICHTIG
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen spelden raakt; anders kan de naald verbuigen of breken.
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten 89
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken
Hieronder wordt beschreven welke steken u kunt gebruiken voor het naaien van applicaties, patchwork en quilts.
Steek Patroon
Zigzagsteek
Appliqué-
steek
Rechte
patchwork-
steek
Verbindings-
steek
Namaak
handge-
naaide steek
Stippelsteek
(voor quilten)
Steekbreedte
Steek-
toets
7
Toepassing
Applicaties aanbrengen (midden nullijn/achter­uitnaaien)
60
Appliquéquilts, fantasie-
quilts en satijnen steken naaien
19
Applicaties aanbrengen
61
Applicaties en band
aanbrengen
[mm (inch)]
Auto-
matisch
3.5
(1/8)
3.5
(1/8)
3.5
(1/8)
1.5
(1/16)
Handmatig
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–5.0
(3/32–3/16)
0.5–5.0
(1/32–3/16)
Steeklengte
[mm (inch)]
Auto-
matisch
1.4
(1/16)
1.4
(1/16)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
Handmatig
0.0–4.0
(0–3/16)
0.0–4.0
(0–3/16)
1.6–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
Pers-
voet
Rechte patchworksteken
57
maken (met een marge
van 6,5 mm vanaf de linkerrand van de pers-
5.5
(7/32)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.6
(1/16)
0.2–5.0
(1/64–3/16)
voet)
58
Rechte patchworksteken maken (met een marge
van 6,5 mm vanaf de rechterrand van de pers-
1.5
(1/16)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.6
(1/16)
0.2–5.0
(1/64–3/16)
J
voet)
22
23
24
59
62
Patchwork
Quilts naaien met
rechte steek die handge­naaid lijkt
Stippelsteken naaien
4.0
(3/16)
5.0
(3/16)
5.0
(3/16)
0.0 (0)
7.0
(1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
2.5–7.0
(3/32–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
0.0–7.0 (0–1/4)
1.0–7.0
(1/16–1/4)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
1.2
(1/16)
2.5
(3/32)
1.6
(1/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
0.2–4.0
(1/64–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
1.0–4.0
(1/16–3/16)
90
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Selecteer een steek.
Applicaties aanbrengen
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
a
5 mm ( 1/8 en 3/16 inch).
1
a Marge
Plaats een patroon van dik papier op de ach-
b
terkant van de applicatie en vouw de marge om met een strijkbout.
e
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Draai het handwiel naar u toe en begin te
f
naaien rond de rand van de applicatie; let op dat de naald net buiten de applicatie neer­komt.
3
• Verwijder het dikke papier nadat u de marge hebt aangedrukt.
Draai de stof om en rijg of speld deze op de
c
stof waarop u deze wilt bevestigen.
1
a Rijgsteken
Bevestig de open-teenvoet.
d
Wanneer u rond hoeken naait, stopt u de machine met de naald in de stof net buiten de applicatie; vervolgens zet u de persvoethendel omhoog en draait u de stof naar de gewenste naairichting.
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken 91
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patchwork (fantasiequilt) naaien
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
a
plaats deze op het onderste stuk.
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat
b
het patroon beide stukken omspant.
Patchwork
Twee stukken stof aan elkaar naaien heet patchwork. Knip de stukken stof met een marge van 6,5 mm (1/4 inch). Naai een rechte patchworksteek 6,5 mm (1/4 inch) vanaf de rechter- of de linkerkant van de persvoet.
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
a
aan elkaar wilt naaien.
Bevestig zigzagvoet "J".
b
J
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer steek 57 of 58.
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Naai met de rechterkant van de persvoet op
d
één lijn met de rand van de stof.
Voor een marge aan de rechterkant
Leg de rechterkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof en naai met
57
steek
.
92
1
a 6,5 mm (1/4 inch)
Voor een marge aan de linkerkant
Leg de linkerkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof en naai met steek
58
.
1
a 6,5 mm (1/4 inch)
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Begin met naaien.
Memo
z Wilt u de breedte van de marge (naaldstand)
wijzigen, pas dan de steekbreedte aan.
Met de patchworkvoet
Met de patchworkvoet kunt u naaien met een marge van 6,4 mm (1/4 inch).
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
a
aan elkaar wilt naaien.
e
Wanneer u aan het eind bent, stopt u de naai-
f
machine.
Naai totdat de markering aan de onderrand van de patchworkvoet op één lijn staat met de onderrand van de stof.
1
2
Bevestig de patchworkvoet.
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "De persvoet vervangen" (pagina 35).
Selecteer steek 3.
c
Plaats de markering aan de bovenrand van de
d
patchworkvoet op één lijn met de bovenrand van de stof.
Plaats de rechterkant van de stof op één lijn met het smalle deel van de patchworkvoet.
1
2
a Markering op de patchworkvoet b Begin van de steken
Wanneer u met een marge naait, plaatst u de linkerrand van het smalle gedeelte van de patchworkvoet op één lijn met de rand van de stof.
3
a 6,4mm (1/4 inch) b Eind van de steken c Markering op de patchworkvoet
3
a Naad (3,2 mm (1/8 inch))
1
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken 93
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Met de quiltgeleider
Quilten
Met de quiltgeleider naait u parallelle steken met
even grote tussenruimte. Wattering aanbrengen tussen de boven- en onderlaag van de stof heet quilten. Quilts kunt u gemakkelijk naaien met de boventransportvoet en de quiltgelei­der.
Rijg de stof waarvan u een quilt wilt maken.
a
Bevestig de boventransportvoet.
b
• Meer bijzonderheden vindt u in "Werken met de boventransportvoet" (pagina 38).
Steek de staaf van de quilter in het gat aan de
a
achterkant van de boventransportvoethouder of persvoethouder.
Boventransportvoet
Selecteer een steek.
c
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken selecteren" (pagina 64).
Plaats een hand aan elke kant van de persvoet
d
en leid de stof gelijkmatig tijdens het naaien.
Persvoethouder
Opmerking
z Wanneer u naait met de boventransportvoet,
kiest u een snelheid tussen langzaam en middelmatig.
94
Stel de staaf van de quilter zo in dat de quiltge-
b
leider op één lijn staat met de naad die u reeds hebt genaaid.
Loading...